SLUIS Windvisie
SAMEN met DE WIND
1
Inhoud 1. Inleiding....................................................................................................................... 3 2. Omschrijving plangebied ............................................................................................. 4 3. Beleidskaders.............................................................................................................. 5 3.1 Nationaal beleid ..................................................................................................... 5 3.2 Provinciaal beleid ................................................................................................... 5 3.3 Gemeentelijk beleid ten aanzien van windmolens .................................................. 6 4. Overwegingen beleid windmolens. .............................................................................. 7 5. Impressie windmolens ............................................................................................... 10 6. Keuzes in beleid windmolens. ................................................................................... 14 7. Toetsing van aanvragen….. ...................................................................................... 17 1.
Verzoek Unitron. ................................................................................................. 17
2.
Verzoek Climanova te Eede .............................................................................. 17
a.
Het betreft een aanvraag voor twee molens binnen het bedrijventerrein te Eede en één molen gelegen naast het bedrijventerrein in het buitengebied. ................ 17
3.
Opschalen bestaande windmolen aan de Sasputsestraat ................................... 17
2
1. Inleiding Een van de doelstellingen in de structuurvisie “Goed Leven” is, de gemeente zo duurzaam mogelijk te maken. In 2012 wordt een gemeentelijke visie op duurzaamheid vastgesteld. De gemeenteraad heeft de wens geuit om vooruitlopend hierop uiterlijk in januari 2012 een visie en een beleid te formuleren voor het opwekken van duurzame energie. De aanleiding hiertoe is dat binnen de gemeente Sluis een aantal bedrijven, actief op het gebied van duurzame energie, initiatieven heeft ontwikkeld om grotere windmolens te plaatsen op het grondgebied van de gemeente Sluis. Deze initiatieven passen niet binnen de huidige uitgangspunten die de gemeente heeft vastgesteld voor windenergie. Op 12 mei 2005 heeft de gemeenteraad immers besloten om niet verder te gaan met de ontwikkeling van windenergie, met uitzondering van windmolens tot 15 meter. Nu - 6 jaar later - is de situatie veranderd. De techniek is verder ontwikkeld en het besef is gegroeid dat het gebruik van fossiele brandstoffen daadwerkelijk verminderd moet worden. Een bijkomende reden is dat men in toenemende mate minder afhankelijk wil zijn van derden. De behoefte aan duurzame energie - in welke vorm dan ook - neemt toe. Bedrijven en burgers zijn zich steeds meer bewust van het belang van duurzaamheid. Er wordt ook niet ingezet op één soort duurzame energie, maar op een combinatie van verschillende vormen van duurzame energie. In deze beleidsnota komen de plannen voor realiseren van windmolens aan de orde. Er zijn op dit moment geen initiatieven voor het realiseren van andere vormen van duurzame energie. Het beleid hiervoor wordt in de loop van 2012 opgesteld.
3
2. Omschrijving plangebied
Huidige windmolens
Het plangebied voor het vaststellen van beleid voor windmolens omvat het gehele grondgebied van de gemeente Sluis. West Zeeuws-Vlaanderen is door zijn eigenheid en ligging een duidelijk herkenbare regio. Centraal in de regio ligt het economische en verzorgingshart Oostburg. Deze kern wordt geflankeerd door belangrijke toeristische en recreatieve functies en een grensoverschrijdend koopcentrum. De kust is nog steeds de grootste toeristische trekpleister. Een belangrijk element is het open polderlandschap, waarbinnen de ontstaansgeschiedenis (de geomorfologie) nog goed herkenbaar is. Daarnaast kent West Zeeuws-Vlaanderen belangrijke natuurgebieden op de grens van land en water - Het Zwin en de Verdronken Zwarte Polder - en zijn er uitgestrekte polders in het achterland. Kenmerkend is ook de overgang van zeeklei- naar dekzandgebied op de grens met België. De landbouw- en recreatiesector zijn de belangrijkste gebruikers van het buitengebied. Het gebied is aangewezen als Nationaal Landschap. Een groot gedeelte van de
4
gemeente is tevens aangewezen als Belvederegebied vanwege onder meer het waardevolle cultuurlandschap. De eigenheid van de streek, het behoud van de menselijke maat, het natuurlijk karakter en het beperken van hoogbouw zijn speerpunten in de toekomstvisie “Samen Goed”. Van belang is verder nog dat in de omgeving van Hoofdplaat 5 windmolens staan met een ashoogte van 80 meter en een vermogen van 3 Megawatt. Bij Schoondijke staat een molen met een ashoogte van 30 meter.
3. Beleidskaders. 3.1 Nationaal beleid In het kader van de Europese klimaatdoelstellingen moet Nederland in 2020 20% CO2reductie ten opzichte van 1990 hebben bereikt. Dit zal voor een groot deel moeten plaatsvinden door energiebesparing in de gebouwde omgeving. Daarnaast heeft Nederland als doelstelling vastgelegd dat in 2020 14% van het energieverbruik duurzaam moet zijn. De regering is van mening dat deze doelstellingen gehaald kunnen worden zonder aanvullende maatregelen; de regering zal dan ook geen beroep doen op de gemeenten om extra inspanningen te leveren. Het lokaal opwekken van energie heeft bij de regering weinig aandacht en er is geen regulerend beleid opgesteld. Dit betekent dat lokale initiatieven mogelijk zijn. Provincies en gemeenten kunnen dus aanvullend beleid vaststellen.
3.2 Provinciaal beleid De provincie heeft haar beleid vastgelegd in de Kadernota Energie- en klimaatbeleid 2008-2012 en in de Zeeuwse strategienota Energie- en klimaatbeleid 2008-2012 “Op volle Kracht”. Hierin worden de provinciale ambities en plannen verwoord. In de verkenning op hoofdlijnen - het Omgevingsplan 2012-2018 “Krachtig Zeeland” heeft de provincie haar doelstelling als volgt geformuleerd: “De provincie Zeeland geeft ruimte aan energieproductie en stimuleert energiebesparing. De concrete doelen van het energie- en klimaatbeleid zijn vermindering van de CO2 emissies met 1700 kiloton, 20% duurzame energieopwekking en 20% reductie van het primaire energieverbruik”. Windenergie Het streven is om in 2020 minimaal 500 MW windenergie in Zeeland beschikbaar te hebben. De provincie heeft locaties 5
aangewezen voor windmolenparken bij de Oosterscheldekering, het Sloegebied, de Kreekraksluizen/Schelde Rijnkanaal en in de Kanaalzone. Ook is er een vergevorderd plan voor een windmolenpark bij de Krammersluizen. Het provinciaal beleid biedt de gemeenten de mogelijkheid zelf beleid te ontwikkelen en uit te voeren ten aanzien van windenergie. Dit beleid heeft dan vooral betrekking op kleine windmolens met een ashoogte tot 15 meter. In de nota “Krachtig Zeeland” en in het omgevingsplan is geen onderscheid gemaakt in de grootte van de molens. Nieuwe molens met een grotere ashoogte dan 15 meter zijn volgens het huidige omgevingsplan niet toegestaan. Er zijn plannen om in het nieuwe omgevingsplan de maximale ashoogte van 15 meter te verhogen naar 20.
3.3 Gemeentelijk beleid ten aanzien van windmolens Op 12 mei 2005 heeft de gemeente het beleid ten aanzien van windmolens als volgt geformuleerd: Er wordt niet verder gegaan met de ontwikkeling van windenergie voor windmolens met een ashoogte hoger dan 15 meter. Uitgezonderd is de molen aan de Sasputsestraat; deze mag worden vervangen door twee molens met een maximale ashoogte van 39 meter. In het bestuursakkoord “Kaders voor een verantwoorde toekomst” (2010), heeft de gemeente aangegeven dat er aandacht moet zijn voor duurzame energie. In het gemeentelijk milieubeleid moet duurzaamheid op het gebied van woningbouw (levensloopbestendig), kleinschalige windenergie, zonnecollectoren en gemeentelijk wagenpark een belangrijke rol vervullen. In de structuurvisie “Goed leven” is als een van de doelstellingen opgenomen dat de gemeente zo duurzaam mogelijk gemaakt wordt. Om dit te bereiken heeft de gemeente voor de volgende speerpunten gekozen: 1. Het faciliteren en stimuleren van duurzaamheidinitiatieven (o.a. op het gebied van energie, water en duurzame technologische innovatie), die tevens een bijdrage kunnen leveren aan de ruimtelijke kwaliteit en identiteit van het project, de locatie en/of omgeving. 2. Het opstellen van beleid voor duurzame energie, waaronder windenergie. 3. Agrarische bedrijven de mogelijkheid bieden voor duurzaamheidinitiatieven op het eigen erf zoals een kleine energie-installatie, een co-vergistingsinstallatie en een kleine windturbine. 4. Het stimuleren van het realiseren van de energiesprong bij het renoveren van woningen. 5. Aan bedrijven in de intensieve veehouderij in beperkte mate uitbreidingsmogelijkheden bieden onder voorwaarde van verduurzaming van de energievoorziening. 6. Het faciliteren van een gemeentedekkend netwerk van oplaadvoorzieningen voor elektrische auto’s en scootmobiels (E-points). Voor deze speerpunten wordt in 2012 een gemeentelijke visie opgesteld waarin wordt uitgewerkt wat onder een duurzame gemeente wordt verstaan.
6
4. Overwegingen beleid windmolens. Het grondgebied van de gemeente Sluis is gelet op de ligging aan zee, zeer geschikt voor windenergie. Op dit moment staan er 5 windturbines met een ashoogte van 80 m (totale tiphoogte 120 m) en een vermogen van 3 Megawatt (MW) en 1 molen met een ashoogte van 30 meter. De bouw van deze windmolens heeft felle discussie opgeleverd in zowel de samenleving als de gemeenteraad. De bestaande molens behoren tot de best presterende van Nederland. Het is dan ook logisch dat er veel interesse bestaat voor het uitbreiden van het aantal molens en het verhogen van de ashoogte van de bestaande molens. Windmolens vormen een van de goedkoopste vormen van duurzame energie en zijn daarom een belangrijk middel om de doelstelling van 14% duurzaam energieverbruik in Nederland in 2020 te bereiken. De ashoogte van een windmolen bepaalt voor een groot deel de opbrengst. Hoe hoger, hoe meer wind, dus hoe hoger de opbrengst. Ook de wieklengte is belangrijk. Bij een verdubbeling van de wieklengte wordt de opbrengst verviervoudigd.
Verder lijkt er een markt te ontstaan voor middelgrote molens (tot 50 meter ashoogte). Nu blijkt dat er een grens is aan de hoogte van molens, worden ook middelgrote molens interessant. Deze molens worden gebruikt om onderzoek te doen naar omzettingen naar andere vormen van energie (van windenergie tot waterstof) of worden geplaatst bij lokale bedrijven. Bij plaatsing van windmolens spelen, naast de energieopbrengst die essentieel is voor de initiatiefnemer, een aantal factoren een belangrijke rol: - de mogelijke overlast door geluid, - de mogelijke verstoring van het landschap.
7
Mogelijke overlast van het door de windmolen geproduceerde geluid Er zijn (vanzelfsprekend) geluidsnormen waar nieuwe molens aan moeten voldoen. Deze normen zijn gebaseerd op de voorschriften uit het Activiteitenbesluit en gelden voor de bestaande 5 windmolens. Het buitengebied van Zeeuws-Vlaanderen heeft een laag achtergrondgeluidsniveau. Dat betekent dat draaiende windmolens, ook als ze aan de geluidvoorschriften voldoen, in de ruime omtrek in meer of mindere mate hoorbaar zijn. De afstand van woningen tot de molens moet minimaal 4x de aslengte zijn. In de praktijk blijkt dat op deze afstand de molens wel kunnen voldoen aan de voorschriften maar dat er door omwonenden toch overlast wordt ervaren. De huidige molens maken minder lawaai, maar het blijft een subjectieve ervaring die niet of nauwelijks in regels te vatten is. Mogelijke verstoring van het landschap
Windmolens zijn per definitie zichtbaar. Turbines met een ashoogte van 15 meter en hoger hebben impact op hun omgeving. Ze beheersen de omgeving door hun formaat en beweging. Afhankelijk van hun lengte zijn ze in open gebieden tot tientallen kilometers afstand waarneembaar. Een duidelijk voorbeeld hiervan zijn de molens in de Hoofdplaatpolder en bij Eeklo Maldegem. Dit zijn molens met een ashoogte van 80 meter. Windmolens voegen over het algemeen weinig kwaliteit toe aan het landschap; in veel gevallen vermindert de kwaliteit van het landschap. Toch kan dit dominant element bij het landschap passen. “Ergens bij passen” is immers een waardeoordeel en vaak subjectief. Het is een vorm van beleven, die iedereen anders ervaart. De vraag is niet zozeer of ze inpasbaar zijn in de omgeving, maar in welke omgeving wij ze accepteren. Dat dit geen eenvoudige opgave is blijkt ook uit recent onderzoek.
8
In opdracht van het ministerie van VROM is een tweetal onderzoeken uitgevoerd naar de landschappelijke effecten van windturbines. 12 Uit het onderzoek blijkt dat de meningen over de mate waarin windmolens bij of in het landschap passen, zeer verschillend zijn. Over het algemeen hebben jongeren minder problemen met windmolens omdat zij er al aan gewend zijn. Ook blijkt dat de weerstand en de bezwaren tegen molens minder worden naarmate ze er langer staan. Er is dus sprake van gewenning. Maatschappelijke overtuiging kan ook een rol spelen: ”je mag best zien dat er wat gedaan wordt aan alternatieve energieopwekking”, is een uitdrukking die daar bij past. De onderzoeken bevatten ook richtlijnen met betrekking tot de locaties die acceptabel zijn voor het realiseren van windmolens, of die er voor kunnen zorgen dat windmolens minder weerstand ontmoeten. Deze richtlijnen zijn: Combineer turbines met infrastructurele werken (spoorwegen, snelwegen, kanalen) en/of in combinatie met bedrijventerreinen. Plaats solitaire turbines op bedrijventerreinen of in samenhang met turbines in de omgeving en visueel een geheel vormend met het bedrijventerrein. Sluit aan bij de technische infrastructuur. Sluit aan bij gebieden met een technische, en/of economische uitstraling. Sluit aan bij de stedelijke dynamiek. Plaats turbines in buitengebied zonder specifieke landschappelijke of cultuurhistorische waarde. Plaats molens die passen bij de maat van het landschap en de woonomgeving. Concentreer de windmolens op een locatie in plaats van een verspreide ligging in een gebied. Ondersteun initiatieven met een locale binding en economisch aan de streek gebonden; deze worden makkelijker geaccepteerd. Bij het aanwijzen van locaties in onze regio kunnen bovenstaande richtlijnen een hulpmiddel zijn. Er is echter meer. West Zeeuws Vlaanderen is een bijzonder landschap. Het is een open kustlandschap. Het is voor een belangrijk deel ook een goed leesbaar landschap. Hiermee wordt bedoeld dat de (ontstaans)geschiedenis heel goed aan het landschap is af te lezen. Voorbeelden hiervan zijn de gebieden rond het eiland van Cadzand (de smalle kanaalpolders rond het vroegere eiland) en het gebied van de Staats-Spaanse linies waar de geschiedenis voelbaar is. Van groot belang is ook het karakteristieke landschap met belangrijke natuurgebieden (Zwin, Zwarte Polder, kreken). West ZeeuwsVlaanderen is een Nationaal Landschap. Het landschap van West Zeeuws-Vlaanderen vormt – naast het strand - ook het basiskapitaal voor de recreatieve sector, de belangrijkste economische sector in de regio. Verstoring van het landschap waardoor de aantrekkelijkheid voor zowel de bewoners maar zeker ook voor de bezoekers van de regio, achteruit kan gaan, dient te worden voorkomen.
1 2
Schetsboek windturbines & ruimtelijke kwaliteit, min VROM, Bosch Slabbers 2008 Winturbines in het landschap, min. VROM, Alterra 2007
9
Windmolens kunnen de aantrekkelijkheid van het landschap verminderen. Er zullen dus afwegingen gemaakt moeten worden tussen enerzijds het opwekken van alternatieve vormen van energie met behulp van grotere windmolens (met als gevolg een voor velen minder aantrekkelijk landschap) en anderzijds min of meer optimale mogelijkheden voor aantrekkelijk (landelijk) wonen en recreatief verblijven. In ieder geval dient er een juiste balans tussen de opties te worden gevonden.
5. Impressie windmolens Naar aanleiding van bovenstaande richtlijnen is via foto’s in kaart gebracht wat de mogelijke effecten zijn van het plaatsen van windmolens. Uit de reeds bovengenoemde onderzoeken is gebleken dat maat en schaal moeilijk zijn weer te geven via foto’s of 3D animaties. De werkelijkheid blijkt altijd anders, het blijft een inschatting.
Bedrijventerrein Vlasschaard Eede (twee molens met een hoogte van 50 meter)
10
Bedrijventerrein Vlasschaard Eede (molen gezien vanaf de weg, hoogte 50 meter)
Bedrijventerrein Vlasschaard Eede ( twee molen met een hoogte van 50 en 30 meter)
11
Bedrijventerrein Nieuwvliet (hoogte 50 meter)
Bedrijventerrein Deltahoek Breskens (hoogte 50 en 30 meter)
12
Bedrijventerrein Stampershoek Oostburg ( hoogte 50(2x) en 30meter)
Sasputse straat ( een molen van 50 en de huidige molen van 30 meter)
13
6. Keuzes in beleid windmolens. Er wordt een onderscheid gemaakt in windmolens. - Windmolens met een ashoogte tot 15 meter. - Windmolens met een ashoogte van 15 tot 50 meter. - Windmolens met een ashoogte groter dan 50 meter. In alle gevallen moet voorkomen worden dat er geluidsoverlast ontstaat voor omwonenden. Om mogelijke overlast zoveel mogelijk te beperken zal bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor de bouw van nieuwe windmolens geëist worden, dat de geluidproductie zo laag is als de stand van de techniek dat mogelijk maakt (Best Technical Means). Dat vraagt dus een optimale inspanning van de initiatiefnemer op dit punt. Windmolens tot 15 meter ashoogte. Deze zijn mogelijk in het gehele gebied van de gemeente Sluis. Voor deze molens is in 2005 de “beleidsvisie kleine windturbines” 3 vastgesteld. Dit beleid is verder uitgewerkt in het Bestemmingsplan Buitengebied (vastgesteld juni 2011). Molens met een maximale tiphoogte tot 15 meter mogen in het buitengebied geplaatst worden binnen de bouwblokken. De 15 meter is gebaseerd op de “gemiddelde” hoogte van de meeste elementen in het Nederlandse landschap. In het nieuwe omgevingplan wordt de tiphoogte van 15 meter mogelijk veranderd in een ashoogte van 15 meter. Dit maakt het beleid duidelijker omdat de omvang van de molens zeer verschillend zijn ( wieken, overige typen)
In beginsel wordt uitgegaan van één kleine windturbine (KWT) per project, gericht op individueel gebruik. In specifieke omstandigheden, bijvoorbeeld op een groot gebouw, bij relatief grootschalige bedrijfsfuncties of in gezamenlijke projecten, bestaat er geen bezwaar tegen meerdere KWT’s. Daarbij dient dan wel een goede onderbouwing te worden gegeven bij de inpassing van de KWT’s in de omgeving. Uit onderzoek bij het testpark te Schoondijke blijkt dat de opbrengst op een hoogte van 20 meter aanmerkelijk (+20%) beter is. In het nieuwe omgevingsplan wordt deze mogelijkheid onderzocht. Het beleid zoals dat is vastgesteld in bestemmingsplan Buitengebied wordt voorlopig niet veranderd. Indien in het provinciale beleid de tiphoogte van 15 meter veranderd wordt in een ashoogte van 15 meter wordt het gemeentelijk beleid hierop aangepast. Windmolens met een ashoogte tot 50 m. Dit is een nieuwe categorie molens. De hoogte heeft een forse invloed op de omgeving. Velen zullen dit als storend ervaren, ook reeds op grotere afstand.. Velen zullen zich ook niet storen aan deze molens in het landschap: “men mag ook in een kwetsbaarder landschap best ervaren dat er gewerkt wordt met alternatieve vormen van energieopwekking”. 3
Beleidsvisie kleine windturbines, Provincie zeeland
14
De kwetsbaarheid van het landschap in de regio is het grootst in het kustgebied en in de overgangsgebieden van zeeklei- naar dekzandgebied aan de Belgische grens, een gebied dat kleinschaliger is en ook relatief veel natuurwaarden heeft. Het is anders van karakter dan het meer oostelijker gelegen deel van de regio. Grootschaligheid en puur agrarisch grondgebruik zijn hier aan de orde. De westelijke gebieden van de gemeente vormen met hun specifieke kwaliteiten ook het hart van het landschap dat het basiskapitaal vormt voor de recreatieve ontwikkeling van onze regio. De gebieden zijn aangegeven op kaart 1. Het beleid ten aanzien van windmolens wordt in het westelijk gebied niet gewijzigd.
Oostelijk deel
Westelijk deel
Kaart 1.
Het gebied in het oostelijk deel van de gemeente biedt wel mogelijkheden. Het gaat hier om een grootschalig puur agrarisch gebied dat relatief dun bevolkt is. Binnen de grenzen die hierboven aangeven zijn voor beperking van geluidhinder, zijn hier mogelijkheden voor de bouw van molens met een ashoogte tot maximaal 50 meter. Bij plaatsing van meerdere windmolens is concentratie een voorwaarde. Dat betekent, dat juist het gebied waar nu reeds de 5 windmolens van meer dan 50 meter ashoogte staan, hiervoor in aanmerking komt. Windmolens met een ashoogte hoger dan 50 meter. Het huidige beleid blijft hiervoor gehandhaafd. Deze molens worden in het landschap van West Zeeuws Vlaanderen niet toegestaan.
15
Bijzondere locaties: Het hiervoor reeds genoemde onderzoek heeft uitgewezen dat bijzondere locaties bijzondere mogelijkheden bieden. Grotere molens (tot een ashoogte van 50 meter) worden op de volgende locaties niet als bijzonder storend ervaren en zijn hier dan ook toegestaan: - Bedrijventerreinen, zeker in combinatie met wat omvangrijke infrastructurele voorzieningen bieden deze mogelijkheden voor solitaire windmolens van wat grotere hoogte. De realisering van grotere windmolens (boven 50 m ashoogte) is niet gewenst. Een solitaire opstelling van een molen met een ashoogte tot 50 meter is wel mogelijk. De bedrijventerreinen te Breskens, Oostburg en Eede komen hiervoor in aanmerking. Schoondijke is gezien zijn ligging geen optie omdat de afstanden te gering zijn. - Locaties waar al een windmolen aanwezig is. Waar reeds enige tijd een grotere molen aanwezig is, is reeds sprake van gewenning aan de situatie. Vervanging van een bestaande grotere molen door een molen met een maximale ashoogte van 50 meter is verantwoord. Samenvatting Beleid voor windmolens met een tiphoogte tot 15 meter is reeds vastgesteld en behoeft vooralsnog geen aanpassing. Windmolens met een ashoogte tot 50 meter zijn toegestaan op de grotere bedrijventerreinen in Breskens, Oostburg en Eede. In het oostelijk deel van de gemeente ( Lijn Breskens/Schoondijke/ Waterlandkerkje) zijn windmolens niet uitgesloten. Initiatieven moeten individueel beoordeeld worden. Windmolens met een ashoogte groter dan 50 meter zijn nergens toegestaan. Vervanging van bestaande molens met een ashoogte tot maximaal 50 meter is toegestaan.
Evaluatie beleid: Het is belangrijk dat het vastgestelde beleid na verloop van tijd geëvalueerd wordt en indien nodig bijgesteld. Indien een aantal initiatieven zijn goedgekeurd is het belangrijk de gevolgen hiervan in kaart te brengen. De mogelijkheid bestaat immers dat het beleid niet overeenkomt met de verwachtingen. De drie ingediende initiatieven worden getoetst aan het nieuwe beleid. Nieuwe initiatieven worden voorlopig aangehouden tot de resultaten van de huidige initiatieven zijn geëvalueerd. Dit gebeurt uiterlijk 1 jaar na de realisatie van de initiatieven doch uiterlijk 3 jaar na het vaststellen van het beleid.
16
7. Toetsing van aanvragen….. In 2011 zijn een drietal verzoeken ingediend bij de gemeenteraad. Deze initiatieven kunnen nu getoetst worden aan het vastgestelde beleid
1. Verzoek Unitron. a. Het betreft hier een aanvraag voor één molen van maximaal 40 meter op het bedrijventerrein Deltahoek bij aardappelhandel Terrapoint, in het buitengebied of op het bedrijventerrein te IJzendijke. b. De windmolen dient om onderzoek te doen naar innovatieve toepassingen van windenergie waaronder het omzetten van windenergie in waterstofgas. In landen waar een landelijk elektriciteitsnet ontbreekt, streven dorpsgemeenschappen een soort zelfvoorzienend vermogen na. Indien het mogelijk is windenergie om te zetten naar elektriciteit en dit weer naar waterstofgas kan er in deze gemeenschappen een gesloten energiebalans ontstaan waarbij en geen sprake hoeft te zijn van een uitgebreide infrastructuur. Indien het verzoek getoetst wordt aan het beleid dan kan dit verzoek gehonoreerd worden met als voorwaarde dat de windmolen op het bedrijventerrein Deltahoek komt te staan. De locaties buitengebied en bedrijventerrein IJzendijke komen niet in aanmerking. 2.
Verzoek Climanova te Eede a. Het betreft een aanvraag voor twee molens binnen het bedrijventerrein te Eede en één molen gelegen naast het bedrijventerrein in het buitengebied. b. Het gaat om een commercieel project wat gebonden is aan het bedrijf ter plaatse dat CO2 neutraal wil produceren. c. Het is niet gelegen direct bij een woonkern ( afstand ruim 400 meter)
De twee molens op het bedrijventerrein vallen binnen de richtlijnen en worden toegestaan. De molen die in het buitengebied staat kan niet gehonoreerd worden. 3. Opschalen bestaande windmolen aan de Sasputsestraat a. De 30 meter hoge molen aan de Sasputse straat is aan vervanging toen. Het verzoek is de molen op te schalen tot een hoogte van 50 meter. Het betreft de enige windmolen van deze hoogte in het buitengebied. De molen past binnen de huidige richtlijnen In alle gevallen moet een inspraakprocedure worden gevolgd en is er volop ruimte voor reactie.
17