Skillslab handleiding Faculteit Geneeskunde & Gezondheidswetenschappen
Bloeddrukmeting Academiejaar 2009-2010 Samengesteld door Skillslabteam © Met medewerking van Dr. Michel De Pauw Deze handleiding behoort toe aan (naam student): …………………………………………………………………………………………...
Inleiding Bloeddrukmeting geeft een meting van de systolische bloeddruk (maximale arteriële bloeddruk tijdens systole) en diastolische bloeddruk (minimale arteriële bloeddruk tijdens diastole). De bloeddruk wordt bepaald door de pompfunctie van de linker kamer van het hart en door de perifere weerstand in het arteriële systeem. Een té lage bloeddruk wordt hypotensie genoemd. Hypertensie (=te hoge bloeddruk) komt veel voor in onze maatschappij. Het geeft meestal weinig of geen klachten. De gevolgen op lange termijn zijn echter schadelijk en gevaarlijk. Er bestaat een goede behandeling voor hypertensie.
Theoretische voorkennis Anatomie van de arm Fysiologie cardiovasculair systeem
Voorbereiding tot bloeddrukmeting 1. materiaal nodig voor bloeddrukmeting - een manometer - een bloeddrukmanchet, met luchtkamer - een peertje om druk te pompen in de luchtkamer - een stethoscoop Je kan gebruik maken van een kwikmanometer (staande kolom) of een veermanometer. Om de bloeddruk correct te kunnen meten, moet je gebruik maken van de meest geschikte manchet. De juiste maat van de manchet hangt af van de omtrek van het lidmaat waarop je de bloeddruk wilt bepalen. De wijdte van de luchtkamer van de manchet moet ongeveer 40% bedragen van de omtrek van de bovenarm (12 à 14 cm bij een gemiddelde volwassene). De lengte van de luchtkamer van de manchet moet ongeveer 80% bedragen van de omtrek van de bovenarm. Om de bloeddruk correct te kunnen meten, zorg je dus best dat je beschikt over meerdere manchetten: -standaardcuff -obese cuff -kinder cuff
12x26 cm 12x40 cm 12x18 cm
Je kan ook zonder stethoscoop de bloeddruk meten. Je kan dan wel enkel de systolische druk bepalen. Er bestaan ook automatische bloeddrukmeters. Deze moeten rond de pols van de patiënt worden aangebracht. Inflatie en deflatie gebeuren automatisch. Na afloop kan je het resultaat aflezen op het scherm.
2
2. omgevingsfactoren De patiënt vermijdt best te roken of cafeïne te gebruiken vanaf 30 minuten vóór de bloeddrukmeting Laat de patiënt 5 minuten bekomen in een rustige omgeving. Laat de patiënt de arm volledig ontbloten, en voorzie steun voor de arm, zodat deze zich op harthoogte bevindt. Kijk na of de arm vrij is van arterioveneuze fistels (voor dialyse), littekens en lymfoedeem. Het is belangrijk om de bloeddrukmeting steeds onder dezelfde omstandigheden en in dezelfde houding uit te voeren.
Bloeddrukmeting + video (Minerva > leerpaden) Leg de bloeddrukmanchet rond de bovenarm van de patiënt, ongeveer 2,5 cm boven de elleboogplooi. Zorg ervoor dat het midden van de luchtkamer over de pulsaties van de a. brachialis ligt. Let er op dat de luchtkamer tegen de huid van de patiënt aanligt. Palpeer ter hoogte van de duimzijde van de pols de a. radialis Pomp vervolgens de manchet op totdat de arteria radialispulsaties niet meer voelbaar zijn (en de arterie dus volledig is dichtgedrukt). Pomp daarna de manchet snel nog 30 mmHg extra op. Plaats dan de stethoscoop ter hoogte van de elleboogplooi. Laat voorzichtig de druk uit de luchtkamer lopen, aan een snelheid van 2 mmHg per seconde. Op een bepaald ogenblik is de druk in de luchtkamer gelijk aan de druk tijdens de systole van het hart. Hier hoor je het eerste geruis, veroorzaakt door turbulentie van het bloed dat door de arterie stroomt. Men spreekt van de eerste Kortotkofftoon. Op dit ogenblik lees je op de manometer de systolische bloeddruk af. Laat de druk in de luchtkamer verder zakken. Op een bepaald ogenblik is de druk gelijk aan de druk tijdens de diastole van het hart. Je hoort nu geen geruis meer. Men spreekt van de vijfde Korotkofftoon. Op dit ogenblik lees je op de manometer de diastolische bloeddruk af.
Problemen Bij aortaklepinsufficiëntie kan de diastolische druk tot nul gaan. Bij stenose of sclerose van de A. Brachialis blijf je geruis horen. Hier neemt men de vierde Korotkofftoon (=overgang van tonen in geruisen) als definitie van diastolische druk. Indien je niet beschikt over een stethoscoop of je bevindt je in een situatie waarin de Korotkofftonen niet te evalueren zijn met de stethoscoop, dan kan je de bloeddruk ook meten aan de radialispols. Bij het opblazen van de manchet verdwijnt de radialispols. Bij het ontspannen van de manchet voel je de eerste polsslag, waarop je de polsslag definieert. De diastolische druk is niet meetbaar met deze techniek.
3
Meetfouten 1. Manometerfouten - Te weinig kwik in de manometer. Neem nooit een kwikmanometer mee op de baan, het kwik kan er immers uitlopen! - Stof boven op de kwikmanometer. Hierdoor wordt de luchttoevoer naar de kwikbuis vertraagd, waardoor de kwikmanometer minder snel zal kunnen zakken. - Ontijkte veer bij een veermanometer. Geen enkele veermanometer blijft langer dan 1 jaar correct geijkt… 2. Manchetfouten - Te smalle manchet. Deze moet normaal 2/3 van de bovenarm bedekken (12 à 14cm). - Te korte manchet. Deze moet normaal 1,5 x de armomtrek omvatten. Een te kleine manchet geeft vals hoge bloeddrukwaarden. Men noemt dit “cuff hypertension”. - Te kleine luchtkamer. Deze moet minstens 2/3 van de armomtrek omvatten. - De luchtkamer mag niet kunnen uitpuilen. De druk moet uitgeoefend worden in de richting van de a. brachialis. - Rechtstreeks contact tussen luchtkamer en huid is een noodzaak.
3. Inflatie-deflatie systeem - Kijk steeds de peer met rubber tubing na. Er kan immers sprake zijn van rubberdestructie, een lekkende klep of lekkende connecties. - Bij een automatische inflator met voorgeprogrammeerde piekdruk kan er een onderschatting zijn van de systole
4. Omgevingsfactoren - Beïnvloedende factoren: ademhaling, emotie, inspanning, maaltijd, nicotine, alcohol, koorts, pijn, gevulde blaas, “white coat hypertensie”. - Je meet best de bloeddruk bij een zittende patiënt met de arm op het niveau van het hart. Er is overschatting van de bloeddruk als je deze de arm lager houdt dan het hartniveau. Er is onderschatting van de bloeddruk als deze de arm hoger houdt dan het hartniveau - Steeds arm laten ondersteunen (door vb tafel). Als dit niet gebeurt, treedt er een isometrische belasting op met als gevolg dat de diastolische druk ongeveer 10 mmHg hoger zal zijn. - Meet steeds aan de arm met de hoogste druk. Opgepast voor stenose: als tussen linker en rechter arm drukverschillen optreden, groter dan 20 mmHg voor de systolische druk en groter dan 10 mmHg voor de diastolische druk. Bij de eerste bloeddrukmeting meet je steeds aan de beide armen.
4
5. Geneesheerfouten - Te haastig neerlaten van de kwikkkolom. Niet sneller dan 2 mmHg per seconde. - Schuin op de kwikkolom kijken. - Tussen 2 metingen in (bij dezelfde patiënt) de druk onvolledig aflaten. Dit geeft venocompressie met oedeemvorming en meetfouten tot gevolg. - Te weinig aandacht. - Wishful thinking: vooral belangrijk indien je de patiënt al jaren kent. - Eindcijfer voorkeur (afronden op 0 of ½) 6. bijzondere omstandigheden - Obesitas
~ hypertensie, maar opgepast voor te kleine manchet
- Atherosclerose van de a. Brachialis of a. Subclavia. Hierdoor zal de gemeten druk steeds lager zijn dan de systeemdruk. Daarom moet men steeds de bloeddruk meten langs beide zijden bij het eerste onderzoek. - Bij klachten of vermoeden van orthostatisme meet men de bloeddruk in 3 houdingen: zittend, liggend en staand. - Ritmestoornissen 1. atriale fibrillatie Overschatting van de systolische druk Onderschatting van de diastolische druk Variabiliteit kan groot zijn 2. brady aritmie Onderschatting door snelle deflatie - Kinderen 1. grotere variabiliteit, gekoppeld aan de gestalte 2. auscultatoir niet mogelijk bij < 1 jaar - Zwangere vrouwen Actief opsporen van hypertensie (5-10%), bij controles Meting van diastolische druk in fase 4 van Korotkoff - Bejaarden
5