leuven historisch Leuvens Historisch Genootschap
vzw
uit nieuwsbrief 46 sept 2015
dossier monumentenzorg ZIEKENHUISSITE
Sint-Elisabeth verpleegsterschool een icoon Pleidooi voor behoud in plaats van afbraak
Lore Van Meerbeek
Deze publicatie kwam tot stand in samenwerking met de studenten van de afdeling Architectuur van de KU Leuven. De auteurs is verantwoordelijk voor de inhoud van het artikel. © LHG, 2015 Leuven (België) Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze ook zonder schriftelijke toestemming van de uitgever. Info:
[email protected] - tel 016/233401 of 460422 - http://www.leuvenshistorischgenootschap.be
Sint-Elisabeth verpleegsterschool een icoon
De verpleegsterschool Sint-Elisabeth een icoon op de ziekenhuissite Pleidooi voor behoud in plaats van afbraak
Lore Van Meerbeek
Situering onderzoek en samenwerking De Ziekenhuissite, één van de oudste kernen in de stad, wordt afgebakend door de Brusselsestraat, de Kapucijnenvoer, de Minderbroederstraat en ’s Hertogeneiland. De site is een zeer actueel onderwerp. Al meer dan tien jaar wordt er gezocht naar een passende oplossing voor de leeglopende site, in de vorm van een stadsvernieuwingsproject. Eind 2014 kwam er eindelijk schot in de zaak. Toen werd een nieuw masterplan, Hertogensite genaamd, door de stad Leuven en partners voorgesteld. Door zijn belangrijke rol in de medische wereld op Fig. 1: Luchtfoto Ziekenhuissite regionaal, nationaal en internationaal niveau heeft met Verpleegstersschool de site en zijn bebouwing belangrijke historische, sociale, wetenschappelijke en architecturale waarden. Ze staat op een scharniermoment in zijn bestaansgeschiedenis. De oorspronkelijke functie is verdwenen en men gaat op zoek naar een nieuwe, passende invulling waar Leuven nood aan heeft. Om deze reden verdwijnen een aantal gebouwen op de Ziekenhuissite. Eén van deze gebouwen is de verpleegsterschool Sint-Elisabeth. Het is als gebouw in de inventaris opgenomen en vastgesteld, wat een minimale bescherming van het relict garandeert. Toch betekent dit dat sloop nog steeds mogelijk is. Deze plotwending heeft tot de masterthesis “De Verpleegsterschool in Leuven: historische analyse, waardestelling en herbestemming” aan de faculteit Ingenieurswetenschappen van de KU Leuven geleid, geschreven door ingenieur-architecten Lore Van Meerbeek en Glen Devroe met begeleiding van promotoren professor Barbara Van Der Wee en professor Thomas Coomans. Deze scriptie omvat een uitgebreid bouwhistorisch onderzoek met een analyse van de oorspronkelijke en huidige situatie, een herbestemmingsonderzoek en de uitwerking van Fig. 2: Voorgevel van de Verpleegeen specifiek herbestemmingsontwerp op steden- stersschool (datum onbekend) bouwkundig, architecturaal en technisch niveau. Schema’s, foto’s en plannen bieden ondersteuning. Het uitgebreide werk vormde een ideale basis om via een samenwerking met het Leuvens Historisch Genootschap tot dit artikel te komen.
Fig. 3: Klasfoto student-verpleegsters jaar 1949
9
Het biedt als pleidooi de kans buurtbewoners, academici, geïnteresseerden en andere betrokkenen, bewust te maken van de problematiek waarin de Verpleegsterschool zich nu bevindt. Archiefbronnen en publicaties werden op een objectieve manier verzameld om in het eerste deel van het artikel op een gefundeerde manier behoudsredenen te formuleren. Bovendien worden de zogenaamde argumenten tot sloop onderzocht en weerlegd. Hierbij schuiven we nieuwe oplossingen naar voor. Het eerste deel toont aan dat de Verpleegsterschool niet zomaar een gebouw is. Omwille van zijn erfgoedwaarden en duurzaamheid wordt het vanzelfsprekend Fig. 4: Ontspanning van leerling-verpleegsters voor het behoud van dit gebouw te strijden. Er moet echter verder gekeken worden dan het behoud. Het gebouw een (nieuwe) bestemming geven is de beste manier om er opnieuw leven in te blazen. Een herbestemmingsonderzoek moet hiervoor zorgen. Het tweede deel van dit artikel zal hier dieper op ingaan.
Behoudsredenen
Fig. 5: Groepsfoto Zusters, verpleegsters (in opleiding) en dokters (1953)
Fig. 6: Praktijklessen onder leiding van een Zuster
10
De Verpleegsterschool is steeds beeldbepalend geweest binnen de Ziekenhuissite. Zijn specifieke plaats op de historisch geladen site verwijst naar de belangrijke rol die de Verpleegsterschool had binnen het hele zorgverhaal. Sinds de twaalfde eeuw is zorg reeds gelinkt aan de latere Ziekenhuissite. Het middeleeuwse gasthuis, waar het cultureel centrum tegenwoordig in ondergebracht is, stond in voor de verzorging van reizigers, zieken en armen. Doorheen de eeuwen groeide het Sint-Pietersgasthuis gestaag en in de negentiende eeuw werd uiteindelijk het Sint-Pietersziekenhuis (1838-1865) naar ontwerp van architect A. Van Arenbergh opgericht, gebaseerd op het ontwerp van het hospitaal Saint-André in Bordeaux. Hoewel het voor zijn tijd een zeer modern gebouw was, voldeed het in de jaren ’20 van de vorige eeuw niet meer aan de toenmalige noden van de medische wetenschap, die na de eerste wereldoorlog enorm snel geëvolueerd was. Professor Maisin, die zich had toegelegd op de behandeling van kanker, vroeg in 1923 aan het C.O.O. (Commissie voor Openbare Onderstand om verbouwingen uit te voeren in het ziekenhuis om bestralingsbehandelingen op zijn patiënten te kunnen uitvoeren. De C.O.O. ging echter niet in op het verzoek van professor Maisin waarna hij zich richtte tot Monseigneur Ladeuze, rector van de universiteit.
Fig. 7a: Ontwerp Sint-Elisabethschool - SAL
Deze samenwerking leidde tot de oprichting van het Kankerinstituut, aan de overkant van de Dijle, en wordt beschouwd als de start van het Sint-Rafaëlziekenhuis. Het nieuwe ziekenhuis had echter nood aan verzorgend personeel en om deze reden sprak de universiteit de congregatie van de Zusters van Liefde van Jezus en Maria te Gent aan. Deze jonge congregatie kende in 1803 een bescheiden start in Lovendegem en door het goede organisatievermogen en praktisch inzicht van zijn stichter, Petrus Jozef Triest, groeide de Orde op korte tijd zeer snel. De congregatie zet zich tot op de dag van vandaag wereldwijd in voor de nood aan onderwijs en de zorg van zieken, bejaarden en armen. Hierdoor was deze Orde voor rector Ladeuze de ideale partner om de zorg op de site in goede banen te leiden en er jonge vrouwen tot verpleegsters op te leiden. In functie van deze noodzaak werd een nieuwe verpleegsterschool, de Sint-Elisabethschool met klooster, opgericht in 1934 vlak naast het Kankerinstituut. Naarmate er meer hospitalen bijkwamen en het complex Sint-Rafaël zijn uiteindelijke vorm kreeg, verspreidden ook de verpleegsters zich over de volledige site. Later kwam hier ook het Sint-Pietersziekenhuis bij. De rol van de Verpleegsterschool als zorg- en onderwijsfunctie werd hierdoor des te belangrijker omdat het alle hospitalen bediende en in vele opleidingsmogelijkheden voorzag. Het dalende aantal roepingen, de veranderende maatschappij en de interne conflicten tussen de Zusters en de universiteit zorgden er echter voor dat de Zusters in 1973 definitief vertrokken. Vanaf dat moment vestigde peda “De Steil” er zich, waar enkel meisjes toegelaten werden. Hierbij valt op te merken dat de functie van het gebouw nog steeds gerelateerd was aan het onderwijs en opvang. Het gebouw fungeerde vanaf dat moment echter wel meer als een eiland binnen de site tot het in 2014 leeg kwam te staan. Door zijn sociale geschiedenis en specifieke plek naast het Kankerinstituut is de Verpleegsterschool tegenwoordig nog steeds icoon voor de jarenlange zorg- en onderwijsverlening binnen de Ziekenhuissite.
11
Fig. 7b: Zicht op staalstructuur, Kapucijnenvoer (december 1932)
De constructiewijze van het gebouw was vernieuwend en modern. Omdat de bouwgrond in de benedenstad van Leuven lag, tussen de Dijle en de Voer, was een specifieke fundering noodzakelijk. Op regelmatige afstand werden zogeheten Franki-palen met grote diameter (1,20m-2,60m) geplaatst. Hierop werd een betonplaat van ongeveer 0,5m dik gegoten. Er werd een stalen structuur gebruikt om een flexibel gebouw met grote overspanningen te creëren. De werkende hoogte van staal is namelijk veel kleiner dan die van een betonnen balk. Men had enkel twee hijskranen nodig om de staalstructuur te monteren, waardoor de uitvoering relatief eenvoudig verliep. Vervolgens werden de stalen portieken ingepakt in bakstenen spouwmuren. Dit werd omwille van architecturale, brandveilige en energetische redenen gedaan. Deze spouwmuren zijn gemiddeld 0,74m dik en worden smaller naar boven toe. Er werden twee soorten baksteen gebruikt. Tot aan de eerste dorpel gebruikte men paarsbruine Boomse Klinkaert omwille van de duurzaamheid van de steen en de waterwerende functie tegen opspattend regenwater, terwijl erboven rode Paepesteen te vinden was. De hybride structuur maakt het gebouw zo bijzonder. Het gebruik van staal past in de context van de jaren ’30. Het frequente gebruik van staal werd al een aantal decennia geleden geïntroduceerd bij de bouw van skyscrapers in Amerika, maar vond zijn weg pas later naar Europa en België. In België heerste er een baksteencultuur. Een bakstenen gebouw was een vertrouwd beeld. Het feit dat men nog steeds baksteen in het gebouw gebruikte, wijst erop dat men niet zo goed wist hoe men met deze staalstructuur om moest gaan. Bovendien zou een gebouw in staal in de jaren ‘30 in België nooit algemeen aanvaard zijn wanneer dit toegepast werd bij een klooster en school.
12
Voor de vloeroverspanning werd een systeem van potten en balken van Siegwart gebruikt. De vloer werd afgewerkt met een uitvullaag van mager beton, een zandlaag en parket met visgratenpatroon of een mortelbed met kleurrijke cementtegels. De opbouw van het dak bestaat uit stalen spanten die aansluiten op de stalen portieken, een onderdak type Francart en Belgische, blauwe leien. Tijdens het begin van de jaren dertig zijn er nog een aantal daken op deze manier geconstrueerd. Denk maar aan de machinehal van Werktuigkunde op de campus Arenberg van de KU Leuven (1930) of de stalen dakconstructie van de schouwburg in Leuven (1930-1945). Ten opzichte van de hybride op- Fig. 8: Zicht op werf zet van de muren kan men hier bijna spreken over (november 1933) een trend van het gebruik van Francart-systemen bij grootschalige dakconstructies in het Leuvense. Het gebouw, heeft een opvallende bouwstijl binnen het Leuvense straatbeeld en werd ontworpen door architect Léon De Braekeleir (1891- 1956) uit Gent. De Braekeleir nam het bouwbedrijf van zijn vader Victor over en wordt tegenwoordig geleid door zijn kleinzoon Dominique. De archieven van de architect zijn door hem bewaard. Verder is er over de architect weinig bekend. Er is niet precies geweten waar hij zijn opleiding volgde, maar omdat een katholieke architect voor de Zusters van Liefde ongetwijfeld een eis zal geweest zijn, lijkt het realistisch dat De Braekeleir zijn diploma aan de katholieke architectuurschool Sint-Lukas te Gent behaald heeft. Hoewel architect De Braekeleir de aanbesteding van de Verpleegsterschool in Leuven
Fig. 9: Binnentuin (tussen 1951 en 1956) Fig. 10: Eetzaal verpleegsters (1934)
13
eerlijk gewonnen had, lijkt het er toch sterk op dat hij als “huisarchitect” voor de Zusters optrad en telkens dezelfde bouwstijl toepaste wanneer hij in hun naam bouwde. Zo vertonen hun klooster in Gent en de vroegere psychiatrische inrichting Sancta Maria te Noordwijk in Nederland, die allebei rond dezelfde periode gebouwd werden, grote gelijkenissen in bouwstijl. In Leuven is er buiten het vroegere klooster van de Dienstmaagden van Maria geen weet van andere gelijkaardige gebouwen. Het ontwerp van de Verpleegsterschool dateert van het interbellum, een periode die gekenmerkt werd door de hoogdagen van het modernisme en de Fig. 11: Glas-in-loodraam kapel (2015) art deco. De architectuur is door beide stijlen duidelijk beïnvloed. Het bevat een aantal kenmerken die terug te vinden zijn in de architectuur van de Amsterdamse School, die in de periode van de moderne bouwkunst een reactie vormde op de neostijlen . Ten eerste gaat het hier over moderne religieuze architectuur die in het interbellum zijn opkomst kende. Het beleid en de visie van de internationale Kerk moderniseerde en deze evolutie vertaalde zich ook in de architectuur. Het Mariabeeld plaatste het gebouw in zijn religieuze context én hierdoor zag men direct dat het om een vrouwelijke Orde ging. Ten tweede is de indeling van het gebouw goed leesbaar in de gevel. Ter hoogte van het MaFig. 12: Kapel (2015) riabeeld en de glas-in-loodramen bevindt zich de dubbelhoge kapel. De trappenkokers zijn door de vormgeving van de ramen ook zichtbaar. Ten derde is de vormelijkheid van het gebouw niet zo traditioneel als het in eerste instantie lijkt. Het zadeldak met vele dakkapellen valt op omdat het veel steiler dan gewoonlijk is. Ten vierde zijn er in de gevel enkel lokale, traditionele materialen zichtbaar zoals blauwe hardsteen, twee soorten baksteen, glas-in-lood, hout en simili, een fijnkorrelig beton met het uitzicht van natuursteen. Ten vijfde is de gevel duidelijk horizontaal geritmeerd door de omFig. 13: Sint Elisabethzaal (2015) lijstingen met moderne “oren en neuten” van een Fig. 14: Vestibule (2015) aantal ramen. Verder karakteriseren het art deco schrijnwerk, de bow-windows en de modern vormgegeven erkers het beeld van het gebouw. Het interieur van de ruimtes werd afgewerkt met parket en cementtegels voor de vloeren, hout en structuurglas voor de binnendeuren en pleister voor de wanden en plafonds. De vloeren en het schrijnwerk zijn met vakmanschap geplaatst, wat naar voor komt in de verzorgde afwerking. 14
Fig. 16: Kapel, foto genomen van op het publieke balkon (1934)
Er werd bij de hoofdruimtes duidelijk nog meer zorg besteed tijdens het uitkiezen van verschillende materialen en de afwerking. Houten lambriseringen, parket met een vierkant patroon, ingewerkte rolluikkasten en verwarmingselementen, marmeren wanden en tegelvloeren in art deco-patronen zijn overgebleven getuigen. Jammer genoeg zijn de speelse, geometrische wandschilderingen in verschillende ruimtes, van de kapel tot de slaapkamers van de verpleegsters, verdwenen. De L-vorm en het gecombineerde programma van een school en klooster zorgden voor een interessante ruimtelijke indeling. De moderne planopbouw zette zich af tegen de klassieke typologie met kloostertuin omringd door kloostergebouwen. Dit kon ook amper anders: het gebouw bevatte een internaat voor student-verpleegsters, het lag in stedelijk gebied en men had reeds het Kankerinstituut waar men ruimtelijk rekening mee moest houden. Er werd gezocht naar een evenwicht tussen de verschillende groepen binnen het gebouw. De eerder publieke functies, de bezoek- en zorgruimtes, werden samengebracht in de langsvleugel die aansloot op de Kapucijnenvoer. De private functies zoals de clausuur en het internaat, bevonden zich in de dwarsvleugel, loodrecht op de langsvleugel, en in de bovenste verdiepingen van de langsvleugel. Bovendien werd de clausuur ook volledig gescheiden van de leef- en slaapruimtes van de verpleegsters. De circulatie was hierbij het middel om tot deze scheidingen en hiërarchieën binnen de verschillende ruimtes te komen. Hierdoor kon onderzoek gedaan worden naar de vroegere circulatiepatronen binnen het gebouw. Er kan een onderscheid gemaakt worden tussen hoofd- en secundaire ruimtes. De secundaire ruimtes ondersteunen de hoofdruimtes. De functies van de hoofdruimtes zijn gerelateerd aan de algemene functies van het gebouw: de vestibule, de Sint-Elisabethzaal, de kapel en alle ruimtes van de clausuur. De slaap-, zieken- en badkamers waren de secundaire ruimtes. Alle ruimtes van de clausuur en de verpleegsters werden in 1973 tot ruimtes voor studentenresidentie De Steil omgevormd en de kapel is tegenwoordig nog steeds deel van het museum HistarUZ. Het monument is een interessant studieobject om de bouwevolutie te analyseren. De school is, omwille van moderniseringen binnen het onderwijssysteem en capaciteitstekorten, uitgebreid en aangepast. Sommige fasen zien we hierbij als bouwfasen, anderen als verbouwingsfasen. Bouwfasen dragen bij tot de waardevolle uitbouw van de school, terwijl er bij ingrepen tijdens de verbouwingsfasen minder aandacht besteed werd aan de waarde van het gebouw. De eerste twee bouwfasen (1934 en 1951-1956) dragen bij aan kwalitatieve architectuur en op het einde van deze fasen bevond het gebouw zich
15
in zijn bloeiperiode of ‘heyday’. De andere drie fasen dragen kwalitatief niet bij aan de erfgoedwaarden omdat ze geen rekening houden met de kwaliteiten van de bestaande situatie. Alle fasen zijn samengevat in bouwevolutieschema’s van alle grondplannen en gevels. Door alle voorafgaande beschouwingen heeft het gebouw erfgoedwaarden. Hierbij zijn er vier mogelijke categorieën gedefinieerd: Hoogste, positieve, neutrale en negatieve erfgoedwaarden. Het spreekt voor zich dat hierover pas een synthese gemaakt kan worden nadat een grondig historisch onderzoek uitgevoerd is. Pas dan kent men het gebouw door en door. De erfgoedwaardebepaling met bijhorende schema’s in de thesis ondersteunt dit standpunt en vormt de basis voor het verdere herbestemmingsonderzoek. Het behoud van de Verpleegsterschool is een duurzame oplossing. Vanuit energetische standpunt biedt het robuuste gebouw vele mogelijkheden. Na 80 jaar heeft het gebouw nog geen ernstige bouwfysische of stabiliteitsproblemen en alle elementen van de schil, van het schrijnwerk tot het parement, bevinden zich in goede staat. Dit laat toe om het gebouw aan te passen aan de huidige noden. Er moet bovendien gewezen worden op de grote financiële kosten die gepaard gaan met afbraak en de milieu-impact. Mogelijk zit er asbest in de bouwonderdelen en zullen er bij de afbraak van het gebouw schadelijke stoffen vrijkomen.
Weerlegging afbraakredenen Er zijn dus een aantal redenen om het gebouw te behouden. Aan de andere kant zijn er volgens de partners die het nieuwe masterplan opstelden, ook een aantal redenen tot sloop die weerlegd kunnen worden. Ten eerste voldoet de Verpleegsterschool op dit moment inderdaad niet aan de normen inzake brandveiligheid. Er kan echter wel een oplossing gevonden worden voor deze tekortkomingen. Ontwerpmatig kan men de compartimentering van het gebouw oplossen, branddetectiesystemen installeren en de stalen structuur met brandwerende verf verven. Ten tweede vormt het verkeersknooppunt voor de Verpleegsterschool al jaren een probleem en zou de school omwille van zijn “slechte plaatsing” moeten wijken. Deze reden, die te absurd voor woorden is, kan perfect weerlegd worden door een oplossing met een alternatieve route of verkeerslichten rond het knooppunt voor te stellen. Fig. 17: Cartoon “een busroute als excuus?”
16
Ten derde zou de stabiliteit van het gebouw niet aan de normen voldoen. Een stabiliteitsstudie van de ontwerpers via de computer moet deze afbraakreden ondersteunen. Deze studie is echter niet diepgaand genoeg, omdat er steeds een onderzoek in situ uitgevoerd moet worden om een realistisch beeld te verkrijgen over de stabiliteit. Zolang dit niet het geval is, kan er geen eenduidige uitspraak gedaan worden over de toestand van de stabiliteit. De verwachting is dat de stabiliteit geen probleem vormt en indien er toch doorbuigingsproblemen aanwezig zouden zijn, zijn er tegenwoordig verschillende bouwtechnieken die doorbuigingen consolideren en een oplossing bieden. Bovendien beseft men door logisch na te denken dat het ongeoorloofd is een 81-jarig robuust gebouw zonder voorafgaande stabiliteitsproblemen af te doen als een onstabiele constructie die op instorten staat.
Herbestemmingsonderzoek Het herbestemmingsonderzoek sluit aan op het eerste grote deel, het bouwhistorisch onderzoek. We konden hiertoe overgaan omdat er meerdere redenen tot het behoud van de Verpleegsterschool waren. Het onderzoek start met een stedenbouwkundige analyse. Het voorgestelde masterplan Hertogensite vormt hierbij een goede basis. Door het in de heersende context te plaatsen, beschouwen we het gebouw niet meer als een eiland. Het valt op dat de stedenbouwkundige knoop in het huidige masterplan met een aantal problemen worstelt. Ten eerste blijft het onlogisch dat er een grote doorgang gemaakt wordt ter hoogte van de Biezenstraat en de Kapucijnenvoer. Het stedelijk patroon van de Kapucijnenvoer en de balans tussen beide straten wordt hierdoor volledig verstoord. Ten tweede is het absurd dat men een gebouw afbreekt om er eenzelfde L-vormig nieuwbouwvolume een aantal meter achter te plaatsen. Men zou tegenwoordig beter moeten weten en zich moeten afzetten tegen zulke niet-duurzame oplossingen. Ten derde omvat de knoop een enorme schaalbreuk. Het nieuwe L-vormige volume omvat een toren van tien bouwlagen en kijkt uit op de grondgebonden woningen in de vroegere stadsschool van amper één bouwlaag. Een herziening van deze bouwknoop mét de Verpleegsterschool is daarom noodzakelijk. Belangrijk hierbij is dat de concepten en opvattingen van het oorspronkelijke masterplan Hertogensite gerespecteerd worden. Fig. 18: Oorspronkelijke bebouwing (groen) vs nieuwe masterplan (roze); Officiële masterplan Hertogensite (rood: behoud & geel: nieuw); Alternatieve masterplan (Verpleegstersschool: rood)
17
Door de Verpleegsterschool op te nemen en een alternatief masterplan te creëren zijn de implicaties van het erfgoed op de omgeving onderzocht om tot ontwerpoplossingen te komen. Hierbij stellen we onder andere voor dat er langs beide kanten twee gebouwen op de Verpleegsterschool aansluiten om het straatbeeld te vervolledigen. Zo wordt het stedelijk weefsel niet verstoord. De vier stadswoningen worden best vervangen door een nieuwbouwvolume om woongelegenheden te creëren en de oorspronkelijke parkeeringang op die plek te behouden. Op de plek van Neurologie kan ook een nieuwbouw komen. Algemeen mogen de gebouwen rond de Verpleegsterschool wel niet te groot zijn, om schaalbreuk te voorkomen. Er moet extra aandacht gaan naar de circulatieknoop die het Kankerinstituut, het gebouw van Neurologie en de Verpleegsterschool verbindt. Een grondige renovatie met gedeeltelijke nieuwbouw aan de linkerkant van de school zou ervoor kunnen zorgen dat de circulatiewerking er sterk verbetert. De grote meerwaarde van het plan, de stedelijke verbinding tussen de Sint-Jakobsparochie en de binnenstad, blijft aanwezig via de onderdoorgang van de Verpleegsterschool. Deze route is ideaal voor fietsers en voetgangers. Aangezien de L-vorm van de Verpleegsterschool op zo goed als dezelfde plek als het voorgestelde nieuwbouwvolume staat, verandert er niets aan de interessante zichtlijnen en bereikbaarheid van de andere gebouwen op de site. Het zou ook interessant zijn om het oorspronkelijke ontwerp van de kloostertuin als basis te gebruiken voor de groeninrichting. Het ontwerp zorgde namelijk voor een connectie tussen het Kankerinstituut en de Verpleegsterschool. Deze voorstellen vormen handvaten voor het volledige masterplan Hertogensite. Enkel zo kan gegarandeerd worden dat het erfgoed binnen het stadsvernieuwingsproject gerespecteerd wordt. Vervolgens is er een kwantitatieve afweging gemaakt tussen het oorspronkelijke en het nieuwe voorstel. Er gaat inderdaad ongeveer 3400 m² aan woongelegenheid, of omgerekend 34 woningen, verloren indien we de Verpleegsterschool binnen de context behouden. Het blijft echter kortzichtig en egoïstisch enkel de nadruk te leggen op de financiële kant van de zaak, een trieste evolutie die steeds verder gaat. Er moet gekeken
Fig. 19: Perspectief van alternatief masterplan met behoud van de Verpleegstersschool (rood) en aangevuld met nieuwbouw (roze)
18
worden naar de kwalitatieve afweging. Volgens ons weegt het aantal woningen, dat op een andere plek in Leuven gecompenseerd kan worden, niet op tegen de kwaliteiten die de Verpleegsterschool biedt. Zulke gebouwen hebben unieke waarden waar een aantal vierkante meters meer of minder nooit tegen kunnen opwegen. Eens de stedenbouwkundige context aangepast is, kan enkel een herbestemming en een grondige renovatie garanderen dat het gebouw een architecturale en sociale meerwaarde vormt voor het nieuwe masterplan, de stad en zijn bewoners. Het herbestemmingsprogramma vloeit voort uit het ontwerpend onderzoek. Tijdens de stedenbouwkundige analyse werden de noden van de buurt, de benedenstad en de gehele stad onderzocht. Hieruit definieerden we een aantal ondersteunende functies die deze noden opvangen. Dit resulteerde in een vijftal functies: een studentenresidentie, betaalbare wooneenheden, aangepaste woningen voor ouderen, publieke ruimtes en werk- en atelierruimtes. Via een programmatorische haalbaarheidsstudie kwamen we tot acht mogelijke programmascenario’s. Om ervoor te zorgen dat de kenmerken en de erfgoedwaarden van het gebouw gerespecteerd worden, is het erfgoedwaardeoordeel van elke ruimte vergeleken met de eisen van de nieuwe functies. Deze eisen zijn bepaald door de brandveiligheidsnormen en akoestische normen per functie. Om tot een finale keuze te komen, zijn we vertrokken vanuit onze visie over dit gebouw en zijn erfgoedwaarden. Hierbij hebben wij de prioriteit gegeven aan het behoud van de erfgoedwaarden van het monument. Het is echter zo dat er volgens ons per scenario een volwaardig, realistisch ontwerp uitgewerkt kan worden. Er zou dan wel vrijer omgesprongen worden met het gebouw en zijn waarden, wat op zich kan omdat het niet beschermd is. Na een grondige afweging kwamen we uit op een scenario dat drie functies samenbundelt. Een publieke sokkel combineren we met studentenhuisvestiging Fig. 20: Voorgesteld programma: en werk- en atelierruimtes. Het resultaat is een pro- publieke zone (groen), atelier -en (blauwe), studengramma dat de erfgoedwaarden respecteert en ver- kantoorruimten tenresidentie (geel) sterkt. Omdat dit programma bovendien dicht bij zijn oorspronkelijke bestemming ligt, moeten er minder ingrijpende werken uitgevoerd worden om het gebouw weer compatibel te maken aan de hedendaagse normen en zullen hierdoor de renovatiekosten beduidend lager zijn. Door de sokkel publiek toegankelijk te maken, integreert het gebouw zich in het stedelijk weefsel en vormt de Verpleegsterschool geen ‘eiland’ meer binnen het masterplan en de stad. Bovendien krijgt het gebouw een extra dimensie, indien het voor een deel teruggegeven wordt aan zijn omgeving. Door het gebouw (deels) open te stellen voor de bewoners en bezoekers van de stad, zal iedereen kunnen genieten van de faciliteiten en het erfgoed. Omwille van de grootte van de ruimtes in de publieke sokkel zijn er
19
tal van publieke functies mogelijk. Wij kozen ervoor een ontmoetings- en leercentrum te combineren met een eetcafé. We zouden echter verder willen kijken dan enkel de doelgroep van studenten en het leercentrum toegankelijk willen maken voor iedereen, zodat het een plek van samenkomst kan worden binnen de benedenstad. Het eetcafé ondersteunt de verschillende functies in de Verpleegsterschool, het zorgcentrum in het Kankerinstituut en de buurt. De atelierruimtes komen tegemoet aan een groeiende tendens onder kunstenaars, (startende) zelfstandigen en kleine (creatieve) bedrijven. Deze groepen hebben niet steeds een grote ruimte nodig om aan de slag te kunnen, een bureau is vaak al voldoende. Het zorgt bovendien voor interessante interacties tussen personen uit verschillende disciplines. Bureaus of kleine ruimtes kunnen verhuurd worden aan particulieren die nood hebben aan een werkplek weg van huis en de grotere ruimtes zijn door hun flexibiliteit ideaal voor een mix van particulieren en kleine bedrijven. Zo worden verschillende alternatieve werkvormen gecreëerd. Een Studentenresidentie op de bovenliggende niveaus moet de wildgroei van het aantal studentenkamers in woonhuizen tegengaan. In 2013 heeft de stad haar Algemene Bouwverordening grondig bijgeschaafd om de illegale opdeling van gezinswoningen tegen te gaan. Zo wil de stad ervoor zorgen dat de studenten onderdak vinden bij een ‘kotmadam’ of in studentenresidenties. De klassieke opvatting van studentenkamers met gemeenschappelijke keuken en sanitair was reeds aanwezig in de Verpleegsterschool en sluit dus naadloos aan op de visie van de stad Leuven. Het technische luik is het tweede belangrijke deel van het ontwerp. Er moeten ingrepen uitgevoerd worden zodat de Verpleegsterschool voldoet aan de eisen rond akoestiek, stabiliteit, brandveiligheid, ventilatie en energieprestaties. Omdat bepaalde ingrepen de erfgoedwaarden van het gebouw negatief kunnen beïnvloeden, hebben we op een concrete manier nagedacht over mogelijke interventies die geen afbreuk doen aan deze erfgoedwaarden. We stellen hierbij ingrepen rond akoestiek, stabiliteit, brandveiligheid, ventilatie en energieprestaties voor. Het valt bijvoorbeeld op dat de Verpleegsterschool een zeer solide gebouw is. De dikke, bakstenen spouwmuren zorgen nu al voor positieve isolatiewaarden en kunnen eventueel opgevuld worden met spouwisolatie. Bovendien zorgen de dikte van de muren en de diepe plaatsing van de oorspronkelijke ramen ervoor dat de plaatsing van een voorzetraam mogelijk is. Door het Francartsysteem als onderdak kan men makkelijk langs binnen isoleren. Deze eenvoudige technieken die de isolatiewaarden tot het niveau van de huidige normen verbeteren, hebben geen negatieve invloed op het uitzicht en de erfgoedwaarden van het gebouw. Om het pleidooi voor een grondige energetische renovatie kracht bij te zetten, zou er een Life Cycle Cost analyse gemaakt moeten worden. Hierbij wordt de totale (energie)kost van een nieuwbouw vergeleken met die van een renovatie. Zo kan er bewezen worden dat afbraak niet steeds duurzamer is dan renovatie.
20
Fig. 21: Gang naar kapel (2015)
Wat nu? De redenen tot sloop van de Verpleegsterschool die de projectontwikkelaars, de Lijn en de stad Leuven ons nu opdringen, zijn zwak. Toch hebben ze ervoor gezorgd dat het gebouw niet opgenomen is in het nieuwe masterplan Hertogensite en dat de perceptie van het publiek negatief beïnvloed werd. Via dit artikel willen we aantonen dat deze beslissing onterecht is en iedereen bewust maken van de verschillende karakteristieken die de Verpleegsterschool zo uniek maken. Want hoewel het gebouw er nu verlaten en doods uitziet, schuilt er zoveel meer achter. De rijke geschiedenis, de interessante bouwstijl, de erfgoedwaarden en de duurzaamheid van het gebouw en nog zoveel andere elementen moeten zo veel mogelijk mensen overtuigen om te strijden voor het behoud van dit wonderlijke gebouw. Pas dan ontstaat er een bottom-up dynamiek die ingaat tegen deze trieste gang van zaken. In realiteit kan men echter niet enkel streven voor het behoud en geen verdere oplossing voorstellen. Nadenken over een herbestemming en een grondige renovatie is een tweede belangrijke stap om iedereen te doen inzien dat er een toekomst voor de Verpleegsterschool mogelijk is. Het voorgestelde herbestemmingsontwerp is hierbij een mogelijke maar geen vaste oplossing. Het proces om hiertoe te komen is namelijk veel belangrijker. Wel willen we hiermee aantonen dat het mogelijk is de capaciteiten van de Verpleegsterschool optimaal te benutten om haar een plek binnen de vernieuwde Ziekenhuissite te bieden. Het zorgt er bovendien voor dat iedereen op een objectieve manier kan beginnen nadenken over de mogelijkheden die het gebouw biedt. Want hoewel het masterplan eind 2014 vastgelegd wordt en mogelijk in de toekomst een sloopvergunningsprocedure ingezet wordt, is het laatste woord hierover zeker nog niet gezegd. Meer info en bron: VAN MEERBEEK, Lore & DEVROE, Glen, De Verpleegsterschool in Leuven: Historische analyse, waardestelling en herbestemmingsontwerp, (Masterthesis, KU Leuven Faculteit Toegepaste Ingenieurswetenschappen, Departement Architectuur, stedenbouw en ruimtelijke ordening), 2015.
21
leuven historisch Leuvens Historisch Genootschap
vzw
Deze publicatie kwam tot stand in samenwerking van de studenten van de afdeling Architectuur en van het Raymond Lemaire International Centre for Conservation (RLICC) aan de KU Leuven. De auteurs zijn verantwoordelijk voor de inhoud van hun artikels. © LHG, 2015 Leuven (België) Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze ook zonder schriftelijke toestemming van de uitgever. Info:
[email protected] - tel 016/233401 of 460422 - http://www.leuvenshistorischgenootschap.be