April 2014 No. 12
Opvoeding & Criminaliteit
“Verraderlijk gewoon!” “Goed Genoeg Ouderschap” “ Uit de praktijk” “ Lost Boys”
Gewoon Simpel Vakblad voor Professionals
Van de r
Colofon
Britt Knubben Leeftijd: 22
‘Gewoon Simpel’ ontvangt u uitsluitend wanneer u lid bent van de Vereniging Gehandicaptenzorg Nederland.
Reclassering Nederland
De redactie nodigt u van harte uit om een bijdrage te leveren aan dit tijdschrift, in de vorm van artikelen, onderwerpsuggesties, ingezonden brieven, boekbesprekingen, columns, eigen ervaringen enzovoort. Een onafhankelijke redactie bepaalt welke artikelen in aanmerking komen voor publicatie en behoudt zich het recht voor deze in te korten en te bewerken.
Esther van den Belt Leeftijd: 24 jaar Bureau Jeugdzorg Gelderland, Jeugdbescherming
Gepubliceerde artikelen vertegenwoordigen niet noodzakelijkerwijs de mening van de redactie. Jaargang 2, nummer 3, maart 2014. ISSN: 9645-2182
Naam: Evelyn aan het Rot Leeftijd: 21 jaar
Redactie Nathan van Klaveren, Britt Knubben, Esther van den Belt, Stephanie Marsman en Evelyn aan het Rot
Reclasseringswerker GGZ (SVG), Tactus verslavingszorg Zutphen
Redactieadres:
[email protected] Ontwerp en opmaak: Esther van den Belt Abonnementen Gratis voor alle leden van de Vereniging Gehandicaptenzorg Nederland. Het lidmaatschap voor ‘Gewoon Simpel’ bedraagt bij automatische betaling €87,50 per jaar. Het abonnementstarief voor instellingen bedraagt €90,- per jaar. Beëindiging van het lidmaatschap/abonnement: schriftelijk tot uiterlijk september van het lopende jaar. Bij niet tijdig opzeggen wordt het lidmaatschap automatisch met een jaar verlengd.
Naam: Nathan van Klaveren Leeftijd: 22 jaar Ambulant woonbegeleider van mensen met SGLVG, Trajectum Zutphen
Informatie Gewoon Simpel Postbus 2312 8015 AB Zwolle Tel: 088 4580101
[email protected] www.gewoonsimpel.nl
Naam: Stephanie Marsman Leeftijd: 20 jaar Begeleider kort verblijf tehuis JP van den Bent stichting, te Apeldoorn
2
edactie..
Inhoudsopgave 4. LVB en Criminaliteit
Piep, piep, piep, klinken de detectiepoortjes van de
penitentiaire inrichting. Blijkt het dat ik nog haarspeldjes in heb.. Ik kom bij de spreekkamers aan, licht geïrri-
6. Goed Genoeg Ouderschap
teerd en met verwilderd haar. De bewaarders kijken me persiflerend aan. Na tien minuten te hebben gewacht komt daar M. aangelopen. Hij kijkt me verontwaardigd
10. Cliënt-initiatief: Een gesprek met Diego
aan, blijkbaar niet wetend dat wij een afspraak hebben. Ik leg hem uit wat hij mag verwachten van ons (de
12. Uit de praktijk
reclassering) en wat de bedoeling is van het gesprek. M. lijkt me te begrijpen en wil graag meewerken aan
De LVB-cliënt in beeld
het gesprek. Door een uitgebreide vragenlijst, kom ik er
De professional uit het werkveld in beeld
beetje bij beetje achter wat er zich in het leven van M.
De organisatie in beeld.
heeft afgespeeld en wat er toe heeft geleid dat hij nu in detentie zit. M. heeft een moeilijke jeugd gehad. Hij ging
16. De LVB jongere op Curaçao
van internaat naar internaat, kwam in aanraking met ‘verkeerde’ mensen en is heroïneverslaafd. Het valt me op dat hij vertelt over zijn hulpverleningsverleden op een
18. Wie helpt mij?! (De SGLVB doelgroep)
bijna collegiale manier. Hij kan goede verbanden leggen tussen zijn opvoeding en zijn gedrag; en oogt als een intelligente jongeman. Wanneer ik uiteindelijk de vraag
20. Recensies
stel waarom hij vast zit, vertelt hij me dat hij veroordeeld is wegens ‘huishoudelijk geweld’. Ik frons, en ik voel mijn
Verraderlijk Gewoon
mondhoeken opkrullen. Het gesprek sluit ik af met de
Het leven begint bij 18
vraag op wat hij nou zou willen, waarop ik het antwoord
Lost Boys
krijg ‘ik zou graag dagbestediging willen, zodat ik niet de hele tijd naar die stomme muren loop te kijken.’ Op dat
26. Professionaliteit op de werkvloer
moment dringt het pas tot me door.. Ik ben voor het lapje gehouden.
30. Een dag uit het leven van de client
Deze maand in ‘Gewoon Simpel’ de thema’s Opvoeding & Criminaliteit
3
LVB en Criminaliteit
Tijdens mijn jaarstage bij Reclassering Nederland heb ik veel cliënten gesproken die een licht verstandelijk beperking hadden. Mijn taak was om een adviesrapport voor het Openbaar Ministerie te schrijven over een strafbaar feit waar de cliënt van verdacht werd. Een gesprek over de verdenking, de financiële situatie, de invloed van vrienden, schoolprestaties, denkpatronen, gedrag, zelfinzicht en houding is voor een ‘normaal’ iemand al een hele opgave, laat staan voor LVB’ers. Wat betekent dat voor hulpverlening? Hoe past de reclassering zich aan LVB’ers aan? Wat betekent het voor de LVB’er zelf?
Cova + Een relatief nieuwe ontwikkeling bij de reclassering omtrent LVB’ers is de training cova+. Dit is een cognitieve vaardigheidstraining voor LVB’ers. Een cova+ training richt zich op het voorkomen van problemen of ze op te lossen, irreële gedachten herkennen, sociale vaardigheden vergoten, woede beheersen en een minder gewelddadige denkstijl te ontwikkelen. Ook wordt de cliënt tijdens de cova+ training gemotiveerd om een positief netwerk te hebben en aan positieve dingen te werken zoals werk, zelfstandige woonruimte etc.1 (Menger, Krechtig & Bosker, 2013) De training bestaat uit 36 groepsbijeenkomsten verspreid over vijf maanden. Het algemene doel is om cliënten eerst te leren denken en dan pas te doen. In de trainingen wordt rekening gehouden met de verstandelijke en sociale beperkingen van LVB cliënten.
“Wat betekent dit voor de hulpverlening?” Concreet betekent het dat de hulpverlening zich moet aanpassen aan deze doelgroep. Dit kan door als organisatie je te verdiepen en te investeren in deze doelgroep. Bijvoorbeeld door extra subsidie aan de overheid te vragen waarmee je bijvoorbeeld reclasseringswerkers deel laten nemen aan trainingen over de LVB doelgroep om kennis op te doen. Of om bijvoorbeeld reclasseringswerkers op te leiden als trainers voor de cova+ training die gegeven wordt aan LVB’ers. Daarnaast dienen de reclasseringswerkers zich in het gesprek aan te passen aan het niveau van de cliënt om vervolgens een correcte omgang en daarmee een goede werkrelatie met de cliënt op te bouwen.
“Aanpassen… Hoe doe je dat ook alweer?” Voor de reclasseringswerker betekent dit op de eerste plaats om LVB’ers te leren herkennen. Als een reclasseringswerker in gesprek is met een cliënt kunnen aanwijzingen voor een verstandelijke beperking zijn: als iemand speciaal onderwijs heeft gevolgd, als iemand veel verschillende scholen heeft gehad, niet afgemaakt vervolgonderwijs, spijbelgedrag, een beperkt sociaal netwerk, moeite met het aangaan van sociale contacten, moeite met het onderhouden van de financiën, bij het invullen van de vragenlijst over hun persoonlijke situatie de vragenlijst niet begrijpen en vaak verkeerd invullen, als een cliënt in het gesprek grapjes of wat ‘moeilijkere’ vragen niet begrijpt, als iemand dezelfde vragen stelt of als het langer duurt voordat de cliënt antwoordt geeft. Als je een LVB’er herkent kan je ook kijken of er eerder een Pro Justitia rapport is opgemaakt over de cliënt. Hierin staat het persoonlijkheidsonderzoek wat is afgenomen met het IQ en eventuele stoornissen van de cliënt. Als je eenmaal LVB’ers kunt herkennen is de volgende stap dat je ook om kunt gaan met deze doelgroep. Zo moet je met een LVB cliënt rekening houden met de communicatie. Gebruik bijvoorbeeld korte zinnen, eenvoudige woorden, geef de cliënt de tijd om te reageren, controleer of de cliënt je boodschap heeft begrepen, geef veel voorbeelden ter verduidelijking en geef de cliënt nooit meer dan twee of soms drie keuzes in een gesprek. Daarnaast moet je houding als reclasseringswerker 4
consequent en voorspelbaar zijn, je moet duidelijk zijn in wat je verwacht van de cliënt, wees ondersteunend en bied wat extra hulp aan. Mocht je als reclasseringswerker externe hulpverlening voor de cliënt overwegen, kies dan hulpverlening die gespecialiseerd is in de doelgroep LVB met speciaal opgeleide professionals die verstand hebben van deze doelgroep. Zo is de Cova+ een training die veel gebruikt wordt voor de LVB doelgroep met gespecialiseerder trainers die vanuit de reclassering gegeven wordt. Daarnaast zijn er nog meer gespecialiseerde instellingen voor LVB’ers waar je naar kunt doorverwijzen.
Isabella is een negentienjarig meisje afkomstig uit een Roma gezin. Isabella heeft een gemiddeld IQ van 78 en gedragsproblemen. Ze is iemand die te vaak overschat is geweest door hulpverleners. Ze snapt niet waarom ze zich aan bepaalde regels moet houden waardoor ze agressief kan reageren. Ze zei hierover: “Ik heb een keer mijn leraar geslagen die vroeg steeds aan mij waarom ik mijn huiswerk niet had gemaakt. Toen werd ik boos en sloeg ik hem.” Hiervoor moest Isabella naar een soort trainingscentrum om te leren omgaan met haar agressieve gedrag. “Ik heb hier veel van geleerd en kan beter tegen autoriteit,” aldus Isabella. Ze is net
“Wat betekent dit voor de cliënt zelf?”
begonnen met haar studie voor kapster en zegt dat ze
Het is bekend dat veel cliënten die met de reclassering in aanraking komen een licht verstandelijke beperking hebben. Heel vaak hobbelen deze cliënten al een tijdje mee met de maatschappij en hebben ze een geschiedenis van hulpverlening achter de rug. Bij de reclassering wordt ervoor gezorgd dat de cliënt de juiste hulpverlening krijgt die past bij de LVB problematiek en het delict dat is gepleegd. Het is belangrijk dat er niet teveel op het gedrag van de cliënt wordt gezeten, maar dat er ook gekeken wordt waar het probleemgedrag vandaan komt. Daarom zijn er gespecialiseerde hulpverleners die met deze doelgroep kunnen werken. Als hulpverlener is het belangrijk om niet meteen gedragsinterventies toe te passen op de cliënt, maar eerst een goed diagnostisch onderzoek te laten verrichten. Helaas komt het in de praktijk voor dat hier niet genoeg geld of tijd voor is waardoor cliënten wel meteen gedragsinterventies opgelegd krijgen. Hierdoor is er geen goede aansluiting tussen de hulpverlening en de cliënt waardoor de cliënt niet ‘echt’ geholpen wordt.
uiterlijk vindt Isabella erg belangrijk. Vooral haar mooie,
“De overheid moet investeren in hulpverlening voor LVB cliënten!” De conclusie is dat er meer geld vrij moet komen voor deze doelgroep. Er moet tijd en geld komen om deze cliënten goed diagnostisch te kunnen onderzoeken en vervolgens passende hulpverlening te bieden. Er zijn in Nederland maar vijf gespecialiseerde instellingen toereikend voor de reclassering voor diagnostisch onderzoek en behandeling voor cliënten met een LVB problematiek. Dit is natuurlijk veel te weinig voor alle LVB cliënten waardoor niet iedereen geholpen kan worden. Je ziet dan ook dat veel cliënten buiten de boot vallen
nog geen conflict met haar leraren heeft gehad. Haar lange donkere haren vindt ze heel belangrijk om goed te verzorgen. Ze heeft dan ook een pakje haarverf bij de Kruidvat gestolen. Zo kwam ze voor het eerst in aanraking met Reclassering Nederland.
qua hulpverlening. Het wordt tijd dat deze doelgroep door de samenleving erkend wordt en dat er goede hulpverlening komt voor deze mensen.
Door: Britt Knubben Voor meer informatie over de cova+ of andere trainingen en instellingen voor mensen met een LVB problematiek kun je kijken op de site www.reclassering.nl of neem contact op met een vestiging voor extra informatie. Bron. 1 Menger A., Krechtig L. & Bosker J. (2013). Werken in gedwongen kader. Methodiek voor het forensisch sociaal werk. P. 452 Amsterdam: SWP uitgeverij
5
“Goed Genoeg
6
Ouderschap” In dit artikel staat het onderwerp ‘ouderschap’ bij mensen met een licht verstandelijke beperking centraal. Dit onderwerp staat namelijk nog wel eens ter discussie. In het onderzoek van JapkeNynke de Vries (2005) komt naar voren dat er bij circa 55% van deze ouderschappen de opvoeding tekort schiet, waarbij de kinderen veelal uithuis geplaatst zijn. Eén derde van de ouderschappen kan volgens het onderzoek als ‘goed genoeg’ worden beschouwd. Een vraag die de dagelijkse praktijk binnen de Jeugdbescherming ook bezig houdt. In de gezinnen waar de Jeugdbescherming dagelijks mee te maken krijgt, staat de kwaliteit van het ouderschap en de veiligheid van het gezinsysteem voortdurend ter discussie. Een ethisch dilemma, want wat is beter voor kind: Opgroeien in een enigszins beperkt systeem of een traumatische uithuisplaatsing, maar wel een omgeving waarin de ontwikkeling volledig benut en gestimuleerd wordt? Ga er maar eens voor staan...
7
A
llereerst wil ik dieper ingaan op het thema ouderschap en LVB. Wat maakt nu een ouderschap van een persoon met LVB lastiger, dan een persoon zonder LVB? Een onderwerp dat ik in mijn huidige opleiding (pedagogiek) onderbelicht vond. Een licht verstandelijke beperking is een lastige handicap, aangezien deze niet aan de buitenkant te signaleren is. Verstandelijk beperkte ouders missen soms vaardigheden waardoor ze moeite hebben met het opvoeden, zeker als de kinderen ouder worden. Daarnaast bezitten zij ook eigenschappen, waardoor er wel degelijk mogelijkheden zijn. De literatuurstudie van Kim Oomen (2010) geeft een overzicht van eigenschappen en vaardigheden, die in de opvoeding een belemmerende rol kunnen spelen. Allereerst benoemt zij dat er sprake is van een onrealistisch zelfbeeld. Ouders met een LVB hebben over het algemeen weinig inzicht in wat zij kunnen.
Raad voor de Kinderbescherming en een beslissing van de kinderrechter, die het besluit moeten maken wanneer de veiligheid en kwaliteit onvoldoende is waardoor er maatregelen getroffen moeten worden. Allereerst in de vorm van een ondertoezichtstelling, om de kwaliteit van het ouderschap te kunnen beoordelen. Vaak wordt er overgegaan tot een uithuisplaatsing, zoals de inleiding van dit artikel al omschreef. Echter zijn er ook situaties waarin de kwaliteit en veiligheid van het ouderschap verbeterd kan worden door bijvoorbeeld netwerk of een vorm van hulp waarbij het aanleren van vaardigheden centraal staat. Daarbij lijkt het inzetten van gedragsmatige technieken, zoals taakanalyse, modeling, feedback en positieve bekrachtiging, effectief volgens beperkt onderzoek (bron: Nederlands Jeugd Instituut).
Dit resulteert in onder- of overschatten van hun eigen kunnen. Een andere eigenschap die Kim Oomen (2010) benoemt, is impulsiviteit. Verstandelijk beperkte ouders nemen vaak besluiten zonder de gevolgen ervan te kunnen overzien, waarbij ze de oorzaak van problemen vaak buiten zichzelf leggen. Een derde eigenschap volgens Kim Oomen (2010) is een beperkt inlevings- en taalvermogen. De cognitieve beperkingen maakt dat ouders met een licht verstandelijke beperking zich moeilijk kunnen inleven in anderen, inclusief hun kinderen. Door een beperkt taalvermogen kunnen zij dit ook niet altijd goed uiten en begrijpen zij anderen soms verkeerd. Tot slot benoemt Kim Oomen (2010) dat veel verstandelijk beperkte ouders vaker stress ervaren. Dit kan komen door mishandeling, een lage SES, een geschiedenis van falen etc. Deze stress resulteert bij het opvoeden veelal in een meer vijandige opvoedstijl en gebrek aan warmte en responsiviteit (Feldmann et al., 2002).
Een veelgebruikt instrument binnen de Jeugdbescherming om een inschatting te kunnen maken van de veiligheid van de jeugdige, is de LIRIK (Licht Instrument Risicotaxatie Kindveiligheid). Ik vind persoonlijk deze term al anders (oplossingsgerichter) klinken dan de vorige naam: Licht Instrument Risicotaxatie Kindermishandeling.
‘Goed Genoeg Ouderschap’ Checklist
Jeugdbescherming Niet al te verwonderlijk dus dat ouders met een licht verstandelijke beperking veelal te maken krijgen met de hulpverlening. Er bestaan vaak twijfels over de veiligheid en kwaliteit van het ouderschap. De Jeugdbescherming van Bureau Jeugdzorg krijgt hier voornamelijk mee te maken. Zij zijn namelijk vaak diegene, wellicht in samenwerking met de
8
Echter vind ik de LIRIK statisch en gaat het voorbij aan de basale vaardigheden die een ouder moet bezitten om de veiligheid en kwaliteit van de opvoeding te kunnen waarborgen. Een ander instrument dat nog niet overal bekend is, is de ‘Goed Genoeg Ouderschap’ Checklist. Aan de hand van deze checklist kun je een perspectief en inzicht krijgen op ‘Goed Genoeg Ouderschap.’ Deze checklist gaat dieper in op de basale vaardigheden van ouderschap waarin onderwerpen staan als basisvoorzieningen, inkomen, spullen voor het kind, dagelijkse verzorging, emotionele en affectieve aandacht. Een checklist die, naar mijn idee, minder statisch is en mee te nemen is in rapportages over het betreffende gezin. Tevens vind ik het een geschikter instrument om door te spreken met de ouders zelf, alleen al vanwege de omschrijving. Daarbij kan het ouders een concreter inzicht geven in wat er van ze verwacht wordt als ouders zijnde. Vanuit hier kunnen kleine werkdoelen opgesteld worden.
Definiëring De vraag die tot slot nog rest, is wanneer ouderschap nu ‘goed genoeg’ is? Een term waar nog geen eenduidige definitie over te benoemen is.
De één definieert ‘Goed Genoeg Ouderschap’ als de instanties geen reden hebben om binnen te komen. Bij deze definitie vraag ik mij af of er dan geen sprake meer kan zijn van ‘Goed Genoeg Ouderschap’ als de hulpverlening al betrokken is. Het lijkt mij dat hier niet perse sprake van hoeft te zijn. Als Jeugdbeschermer kun je ook inzetten op het aanleren van vaardigheden en het versterken van het netwerk. Als ik tot slot een definitie mag geven, vind ik dat ‘Goed Genoeg Ouderschap’ een ouderschap is waarbij kinderen voldoende ondersteund worden in hun ontwikkeling, waarbij de veiligheid van het kind gewaarborgd is.
Door: Esther van den Belt
Nadia is 34 jaar en moeder van een twee jarig zoontje, Johnny. De vader van Johnny is al een poos niet meer in beeld. Deze vader heeft bij meerdere vrouwen kinderen, waaronder ook de zus van Nadia. Al deze vrouwen komen uit zorginstellingen en zijn belast met LVB. Daarbij is er bij alle kinderen van deze vader sprake van een kinderbeschermingsmaatregel; Het zij een ondertoezichtstelling of een uithuisplaatsing. Tevens is vader bekend bij de politie vanwege drugshandel en agressief gedrag. Nadia heeft een poos bij deze vader en twee andere vrouwen (inclusief kinderen) in een caravan gewoond. Destijds is daarom besloten om Johnny uit huis te plaatsen. Omdat Nadia op dat moment graag een kans wilde, zijn beiden in een moeder-kind tehuis terecht gekomen. Een voorwaarde hierbij was dat moeder geen contact meer zou hebben met vader. Als vader contact zou willen, kon dit via de gezinsvoogd. In dit traject heeft moeder bewezen voor haar kind te kunnen zorgen met ondersteuning. Er waren wel twijfels over haar inlevingsvermogen en emotionele gedragingen ten aanzien van Johnny, maar geen grote zorgen. Na twee jaar werd bekend dat moeder al die tijd dat zij in dat traject zat, contact had met vader en dat vader daar stiekem langs kwam om Johnny te zien. Zowel de gezinsvoogd als de medewerkers van het moeder-kind huis, hadden geen weet hiervan. Toen dit uit kwam, vluchtte moeder naar haar nieuwe vriend (onbekend) om daar te gaan wonen. Ze kwam vervolgens geen enkele afspraak meer na met de gezinsvoogd en de gezinsvoogd moest daarop actie ondernemen en Johnny opnieuw uit huis plaatsen. Moeder heeft intussen al twee maanden deze nieuwe vriend en geeft aan dat Johnny en zij hier samen kunnen wonen. Ze geeft aan dat zij zich nu aan de afspraken zal houden. Wat zou u beslissen als professional, Nadia nog een kans geven of niet? 9
Cliënt initiatief
In gesprek met Diego In 2012 heeft Diego Gloudi (19 jaar) het initiatief genomen om kickbokslessen te geven aan jongeren met een licht verstandelijke beperking. Hij zag dat deze jongeren vaak aan de kant werden gezet door de andere trainers. Diego heeft zelf twee zusjes met een licht verstandelijke beperking. Dit was zijn voornaamste reden om veel energie te stoppen in deze jongeren. Tijdens de lessen is er veel aandacht voor het omgaan met agressie, het aangeven van je grenzen en het accepteren van grenzen van anderen. Dit zijn veel vaardigheden, die bij een jongere met een licht verstandelijke beperking niet of nauwelijks aanwezig zijn.
“De technieken die de jongeren leren bij het kickboksen, leren hen om beter voor zichzelf op te komen, agressie te reguleren en meer zelfvertrouwen te krijgen.” Volgens Diego is de vechtsport een uniek instrument om deze jongeren bij elkaar te brengen. Het uitgangspunt is om op een zelfstandige manier met elkaar om te gaan. Daarbij leren ze verschillende technieken. De technieken die de jongeren leren bij het kickboksen, leren hen om (beter) voor zichzelf op te komen, agressie te reguleren en meer zelfvertrouwen te krijgen.
“Diego, wat is nu eigenlijk het verschil met een reguliere les?” “De grootte van de groep. Een kleinere groep en een personal trainer blijken vele malen effectiever te zijn, dan een grote chaotische groep. Opletten is niet altijd even makkelijk voor de jongeren”.
In 2011 is Diego begonnen met de opleiding Sport en Bewegen. Vanuit zijn stageplek houdt Diego zich steeds meer bezig met verschillende probleemjongeren. Bijna al deze probleemjongeren hebben een licht verstandelijke beperking. Diego zegt dat hij op zijn stageplek zag dat veel trainers zich bezig hielden met de ‘normale’ jongeren. Maar hij zag dat de jongeren met een licht verstandelijke beperking ook graag wilden sporten. De drempel om zelfstandig te gaan sporten is hoger voor deze doelgroep. Diego heeft zelf twee zusjes met een licht verstandelijke beperking. Hij maakt van dichtbij mee hoe moeilijk het is voor deze doelgroep om mee te draaien in de maatschappij. Diego vind het belangrijk dat ook deze jongeren gezien worden en een kans krijgen om te sporten.
Als Diego kickboksles geeft, bestaat deze uit drie elementen: een warming-up, de kern en een afsluiting. De jongeren doen onder meer duo-oefeningen en zelfverdedigings-oefeningen. Tijdens de duooefeningen gaan ze dieper in op het accepteren van de grenzen van anderen. Tijdens de zelfverdedigingsoefeningen leren de jongeren hun eigen grenzen aan te geven. 10
Casus
“Zelf leer ik altijd weer van deze jongeren, ze zijn erg waardevol” Diego geeft aan dat hij zelf ook veel leert van deze jongeren. “Zelf leer ik altijd weer van deze jongeren, ze zijn erg waardevol”. Diego geeft aan hier vooral zelf profijt te van te hebben. De jongeren geven hem feedback, waardoor hij veel leert over zijn manier van lesgeven. De jongeren geven bijvoorbeeld aan dat hij enthousiaster en duidelijker moet zijn. In de ervaring die Diego heeft opgedaan, geeft hij aan dat het belangrijk is om op de veiligheid te letten tijdens de lessen.
Y. is 19 jaar en woont voor de derde keer in twee jaar tijd op de crisisopvang. De instellingen waar hij de vorige keren vanuit de crisisopvang naar toe is gegaan, weten geen raad meer met hem. Y. heeft een disharmonisch intelligentieprofiel (een VIQ van 55 en een PIQ van 73). Duidelijkheid is erg belangrijk voor Y. Alle begeleiders moeten zich strak aan zijn dagprogramma houden anders wordt Y. erg agressief en maakt hij in de woning en in de woningen op het terrein veel kapot. Y. heeft achteraf altijd spijt, maar zegt dat hij zelf niet weet wat hij er aan kan doen. Sinds een aantal weken gaat Y. nu twee keer in de week naar kickboksles dat speciaal is afgestemd voor mensen met een licht verstandelijke beperking. In de les leert hij vooral zijn agressie te reguleren. Bij de crisisopvang zien ze grote verbe-teringen. Y. gaat minder vaak de discussie aan met zijn begeleiders. Als iets niet precies volgens zijn dagprogramma loopt wordt Y. minder vaak boos. Als hij boos is weet hij hier beter mee om te gaan en trekt hij zich terug op zijn kamer. Bij Y. hebben de kickbokslessen veel effect.
Als afsluiter wilde ik graag horen van Diego of iedereen geschikt is om les te geven aan jongeren met een licht verstandelijke beperking. Diego zei heel duidelijk, “Nee!”. Om les te geven aan deze doelgroep moet je kennis hebben van de doelgroep. Het zijn geen makkelijke jongeren om mee om te gaan. Je moet ze begrijpen en accepteren. Diego vindt dat je geen les mag geven aan deze doelgroep als je geen ervaring hebt met lesgeven of met deze doelgroep. Kennis en ervaring is het belangrijkste zegt Diego met volle overtuiging.
Door: Stephanie Marsman
11
Uit de praktijk Cliënt in beeld Jaap (34) heeft een licht verstandelijke beperking. Daarnaast is er sprake van gedrags- en psychische problematiek. Hij heeft een langdurige geschiedenis met delict gedrag, voornamelijk diefstal en mishandeling. Er lijkt sprake te zijn van een beperkte impulsbeheersing met agressie-uitbraken. Mogelijk hangt zijn cannabisafhankelijkheid en het misbruik van alcohol hiermee samen. Jaap benoemt zelf dat de gewelddelicten altijd samen gaan met overmatig alcoholgebruik. Hij heeft in detentie gezeten wegens mishandeling van zijn (ex)vriendin en schoonvader. Hij moest nog een taakstraf wegens agressie voldoen, dit heeft hij naar langdurig uitstel uiteindelijk gedaan. Jaap heeft geprobeerd te stoppen met zijn cannabisgebruik en is hiervoor opgenomen geweest in een afkickkliniek. Nadat de behandeling afgesloten is, is hij weer gestart met het gebruik van cannabis, mogelijk wel in een mindere hoeveelheid dan voor zijn opname. Jaap is tevens bekend met depressieve klachten. Het zou kunnen dat zijn problematische jeugd hiermee samenhangt en dat er nog gebeurtenissen zijn geweest die hij nog geen plek heeft kunnen geven. Voorgeschreven medicatie in het verleden hebben onvoldoende effect gehad. Jaap is vanaf zijn 19e begonnen met cannabis om beter om te kunnen gaan met negatieve gevoelens die hij ervaart. Op een gegeven moment overziet Jaap de situatie niet meer. Er is sprake van toenemende spanningen binnen de relatie. Hij heeft moeite om met de negatieve gevoelens om te gaan en grijpt terug op zijn aangeleerde coping, namelijk middelengebruik. Dit helpt hem echter niet om tot rust te komen. Onder invloed van alcohol probeert hij zelfmoord te plegen door een overdosis pillen te nemen in combinatie met een fles sterke drank. De situatie tussen hem en zijn inmiddels ex-vriendin is onhoudbaar gebleken. Hij wordt uit het huis van zijn ex-vriendin gezet en raakt dakloos. Doordat hij geen woonadres heeft, kan hij geen uitkering aanvragen, maar omdat hij geen vast inkomen heeft komt hij niet in aanmerking voor een woning. Na psychodiagnostisch onderzoek heeft hij een tijdelijke woonplek aangeboden gekregen. Hij wordt begeleidt door het team van ambulante woonbegeleiding. (wegens privacy van de cliënt is gekozen voor een fictieve naam)
12
De professional uit het LVB werkveld in beeld
Erna Alberts (33) is werkzaam bij Trajectum Zutphen, als ambulant woonbegeleider van mensen met een lichtverstandelijke beperking met bijkomende gedragsen psychische problemen. Ze heeft dagelijks te maken met uiteenlopende problematiek en vind haar werk daardoor uitdagend en veelzijdig. Ook komt ze tot de conclusie dat jezelf toch ook wel een beetje ‘gek’ moet zijn om dit werk te kunnen doen.
Hoe ben terecht gekomen in het werk dat je doet?
Wat zijn de verschillen in het werken bij het ouder en kind team en team individuele begeleiding?
Ik ben begonnen als activiteitenbegeleider. Dit om ervaring op te doen met het werkveld en de doelgroep. Toen ik afgestudeerd was als maatschappelijk werker was het moeilijk om zonder ervaring aan werk te komen. Na een tijdje dit gedaan te hebben heb ik gesolliciteerd bij de ambulante begeleiding. Ik ben aangenomen bij het ouder- en kind team. Dit hield in dat ik ouders met een licht verstandelijke beperking ondersteunde in de opvoeding van hun kind(eren). In het begin vond ik dit best lastig. Je hebt een behoorlijk grote verantwoordelijkheid. Ik ging toen vaak met een ongerust gevoel naar huis. Ik heb hier ongeveer 5 jaar gewerkt. Na mijn 2e zwangerschap ben ik er een jaar tussenuit gegaan. Na deze periode ben ik begonnen met werken bij de individuele begeleiding.
Het grootste verschil is dat ik bij individuele begeleiding de verantwoordelijkheid meer bij de cliënt kan leggen. Ik kan het werk makkelijker loslaten doordat er geen kinderen in het spel zijn. Bij het ouder en kind team heb je te maken met ouders die de verantwoordelijkheid met kinderen niet aankunnen. Ze zien vaak de gevaren niet en weten niet hoe ze een kind moeten opvoeden. Ik vond het vaak moeilijk als ik wegging na een huisbezoek te hebben gedaan.
Waar lopen ouders met een verstandelijke beperking in het bijzonder tegenaan?
Ze zien niet altijd de gevaren. Ze vinden het moeilijk om structuur en duidelijkheid te bieden aan hun kind. Ik maakte regelmatig mee dat ouders ontzettend ruzie maakten waar de kinderen bij waren. Ze hebben simpelweg het vermogen niet om te zorgen voor een stabiele omgeving voor hun kind en weten niet goed met hun verantwoordelijkheden om te gaan. Veel van de kinderen zijn uiteindelijk uit huis geplaatst. Soms is dit een proces van jaren, voor dit daadwerkelijk gebeurt.
Hoelang ben je nu werkzaam?
Ik ben vanaf 2003 werkzaam bij Trajectum.
Wat trekt je aan het werken met deze doelgroep?
Het is uitdagende werk. Je weet nooit hoe de dag loopt en het werk is daardoor onvoorspelbaar. Het is hierdoor erg afwisselend. Het soort problemen vind ik interessant. Ik vind het leuk om veel contacten te hebben met diverse instanties en de samenwerking met collega’s. De samenwerking is erg belangrijk voor de ontwikkeling van de cliënt.
Waarin kun je hierin als begeleider voorzien?
Wij werkten nauw samen met jeugdzorg. Met het verschil dat wij nauwer bij de gezinnen betrokken waren en dus belangrijk waren voor jeugdzorg om een goed beeld van de opvoedingssituatie te krijgen. Om in de opvoeding bij te dragen gaf ik ze tips voor de opvoeding. Als de kinderen uit huis waren geplaatst gingen wij vaak mee met de ouders met het bezoeken van de kinderen.
Welke kwaliteiten moet je bezitten om met deze mensen te kunnen werken?
Eigenlijk moet je zelf ook een beetje gek zijn, haha. Daarnaast moet je erg flexibel zijn, een goed inlevingsvermogen, doortastend en geduldig te werk gaan.
Is het moeilijk voor je om werk en privé gescheiden te houden?
Wat zijn de valkuilen?
In het ouder en kind team nam ik veel werk mee naar huis. Met name de zorg van de kinderen. Zeker op het begin was dit voor mij erg moeilijk. Bij de individuele begeleiding is dit makkelijker doordat er geen kinderen in het spel zijn. Doordat de cliënt zelfstandig woont moet hij ook om kunnen gaan met eigen verantwoordelijkheden.
Het overnemen van bepaalde dingen van cliënten. Het is belangrijk om cliënten zelf te laten doen wat in hun mogelijkheden past. Ik zelf heb soms de neiging om dingen over te nemen. Niet teveel betuttelen. 13
Uit de praktijk De organisatie in beeld Stichting Trajectum is in oktober 2004 ontstaan uit de al bestaande samenwerking tussen Hoeve Bosschoord en Hanzeborg. De instellingen bieden gespecialiseerde individuele zorg op het grensvlak van gehandicaptenzorg, psychiatrie en justitie. De doelgroep zijn cliënten met een licht verstandelijke beperking waarbij vaak sprake is van onbegrepen, risicovol gedrag. Trajectum is een derdelijns instelling: de derde lijn is bedoeld voor de meest complexe hulpverlening aan cliënten met de meest complexe problematiek, zoals ernstige persoonlijkheidsstoornissen, co-morbiditeit van As-I en As-III-problematiek. Ook zijn er gevallen waar sprake is van complicerende factoren zoals een verstandelijke beperking of verslavingsproblematiek (Van der Burgt, 2011). Trajectum biedt haar cliënten diagnostiek, behandeling en begeleiding in alle levens- en ontwikkelingsfasen. Hiervoor is een hulpverleningsketen ontwikkeld, die loopt van behandeling via gesloten en beschermd wonen in een instelling tot begeleiding bij het zelfstandig wonen in de samenleving. Tussen deze twee uitersten zitten allerlei schakels: verblijf en behandeling in een open instelling, dagbehandeling, poliklinische behandeling en ambulante behandeling en begeleiding. Aanvullend doet Trajectum, indien nodig, in elke fase van de hulpverleningsketen aan (specialistische) diagnostiek.
Door: Nathan van Klaveren Bron: Conradie, J (2011) ‘programmabeschrijving specialistische ambulante woonbegeleiding’, Trajectum
14
15
De Licht Verstandelijk Beper Elke maand in ‘Gewoon Simpel’ bespreken wij een thema binnen de LVB-doelgroep vanuit een ander land. Deze maand staat het eiland Curaçao centraal. In tegenstelling tot Nederland, is er op Curaçao nog maar weinig onderzoek verricht naar deze doelgroep. Hoe groot de totale groep is, is dus onbekend. Naar schatting, van veldwerkers, is er bij ongeveer 70% van de jongeren in de gevangenis op Curaçao sprake van een licht verstandelijke beperking.
Perigault Monte is sinds april 2006 werkzaam als psycholoog bij de Justitiële Jeugd Inrichting (JJI) op Curaçao (voorheen Gouvernements Opvoedings Gesticht). Bij zijn aantreden was er vrijwel niets bekend over de populatie jongeren met een licht verstandelijke beperking. Hierdoor was het bieden van de juiste zorg vrijwel onmogelijk. Monte heeft vanaf 2006 tot eind 2010 intelligentie-onderzoeken en persoonlijkheidsonderzoeken verricht binnen de JJI. Monte stelde dat er vaak op basis van testen uit het buitenland een licht verstandelijke beperking is vastgesteld. Echter, stelt hij, zou men eerst onderzoeken moeten verrichten binnen het eigen land om aan de hand daarvan juiste testen te kunnen ontwikkelen om een eventuele licht verstandelijke beperking vast te kunnen stellen in het eigen land. Intelligentietests zijn, naar zijn zeggen, niet toepasbaar in alle verschillende culturen, omdat er geen rekening wordt gehouden met de socio-etnische gemeenschap en de culturele invloeden op de ontwikkeling van een persoon.
Monte stelde in 2010 in opdracht van de Federatie Antilliaanse Jongeren (FAJ, een koepelorganisatie van ongeveer 143 sociaal-culturele, welzijns-, zorg en hulpverleningsorganisaties op de Nederlandse Antillen voor jeugdigen) een document op dat als lesmateriaal moest dienen voor werkers met deze doelgroep. Alex Walle is coördinator van Yudansa Alternativo pa un Vishon Eksitoso(YAVE), een begeleidingsproject van de Federatie Antilliaanse Jeugdzorg, wie dagelijks contact heeft met licht verstandelijk beperkte jongeren. Naar zijn mening, heeft het geen zin om de licht verstandelijk beperkte jongeren een vrijheid beperkende maatregel op te leggen als strafafdoening. Hij vindt dat de jongere met een licht verstandelijke beperking als zodanig moeten worden onderkend en levenslang behandeld moeten worden. “In Nederland is zo’n 20 jaar geleden een massale testactie gehouden bij jongeren tot 24 jaar. Zodoende zijn er tijdig scholen, internaten en werkfaciliteiten gecreëerd voor deze jongeren waardoor de problematiek altijd onder controle is gebleven.
16
kte jongere op Curaçao In tegenstelling tot Curaçao. Als dat zo was dan hadden we hier veel leed, geweld, misdrijven en zelfs moordgevallen voorkomen kunnen worden,” aldus Walle.
In Emmastad (een woonwijk in Willemstad, Curaçao) zijn twee huizen opgericht met elk zes kamers. De jongeren worden begeleid door een multidisciplinair team bestaande uit sociaal- pedagogisch medewerkers, een jeugdpsycholoog, ambulante hulpverleners en een kinderpsychiater. Het team werkt nauw samen met huisartsen, de JJI, het Openbaar Ministerie en de reclassering. Susy van Romondt-Molina maakt deel uit van dit multidisciplinaire team. Zij geeft aan dat de resultaten van de behandeling zeer bemoedigend zijn. “Intussen wordt de opvang steeds bekender. Helaas worden er nu al wachtlijsten gehanteerd en is er nu al bepaalde selectiecriteria noodzakelijk,” aldus van Romondt-Molina.
YAVE is inmiddels bezig een LVB-platform op te zetten en FAJ is bezig met het opzetten van een kenniscentrum van de LVB-problematiek op Curaçao, allebei in samenwerking met de Nederlandse William Schrikker Groep (Nederlandse instelling voor jeugdbescherming, -reclassering en pleegzorg gericht op kinderen met een beperking of chronische ziekte). Het LVB-platform is een overlegorgaan van organisaties en professionals die in de dagelijkse praktijk met de doelgroep te maken hebben. Door de groeiende criminaliteit op Curaçao is het belangrijk dat de verschillende zorginstellingen meer kennis krijgen over deze kwetsbare doelgroep. Het LVB-kenniscentrum dient dan ook als expertisecentrum, waar kennis over de doelgroep verzameld wordt, onderzoeken worden uitgevoerd en trainingen en workshops worden aangeboden. Het LVB-kenniscentrum en LVB-platform zijn nog in oprichting. Inmiddels is de Stichting voor Gehandicapten- en Revalidatiezorg (SGR-groep) in 2012 op Curaçao officieel begonnen met intramurale opvang voor jongeren met een licht verstandelijke beperking.
Er kan gesteld worden dat specialistische zorg voor de doelgroep LVB op Curaçao, op dit moment nog lang niet voldoende is. Er wordt op dit moment veel onderzoek gedaan naar de doelgroep, echter zijn er nog weinig instellingen die zich daadwerkelijk bezig houden met de zorg voor deze doelgroep. Curaçao is hard op weg om dit te kunnen bewerkstelligen, echter zou er nog veel moeten gebeuren binnen de zorg, zodat deze kwetsbare groep beschermd kan worden voor en tegen de maatschappij.
Door: Evelyn aan het Rot
Bron. - www.faj.nl Federatie Antilliaanse Jeugdzorg - www.williamschrikkergroep.nu Willem Schrikker Groep - www.amigoe.com Antilliaans dagblad, ‘ LVB-probleem vraagt om aanpak’ interview met professionals uit Curaçao - www.sgr-groep.org Stichting voor gehandicapten- en revalidatiezorg
17
Wie helpt mij?!
Ook in deze editie gaan we in op een specifieke doelgroep. Dit keer zijn het mensen die naast een licht verstandelijke beperking ook gedrags- en/of psychische problemen hebben. De SGLVB doelgroep.
In mijn jaarstage heb ik ervaring opgedaan in het werken met licht verstandelijk beperkten, ook wel LVB genoemd. Als ambulant woonbegeleider probeerde ik de ondersteuning te bieden die deze mensen nodig hebben om zelfstandig te kunnen wonen. Naast hun licht verstandelijke beperking was er bij de meeste cliënten ook sprake van gedragsstoornissen. Deze doelgroep wordt ook wel SGLVB genoemd. Deze afkorting staat voor’ sterk gedragsgestoord en licht verstandelijk beperkt’. In dit gedeelte zal ik deze specifieke doelgroep nader beschrijven.
beperking ligt tussen de 50 en 75. Omdat het gedrag van zwakbegaafde mensen met een ontwikkelingsstoornis of een disharmonisch IQ- profiel sterke overeenkomsten vertoont met dat van mensen met een licht verstandelijke beperking, worden deze mensen ook tot de doelgroep gerekend. Het IQ van zwakbegaafde mensen licht tussen de 70/75 en 85/90. Naast het IQ is ook het functioneringsniveau van invloed op de problematiek en hulpvraag. Het functioneringsniveau is afhankelijk van het somatisch en psychisch functioneren, de sociale rollen die cliënten moeten en kunnen uitoefenen, de eisen van de omgeving en de mate van ondersteuning die deze mensen krijgen.
‘Ondanks de gedeelde kenmerken die deze doelgroep typeren, is de diversiteit van cliënten groot.’
‘Waar hoort iemand die psychische problematiek heeft, een ernstige verslaving en een IQ van 70 thuis?!’
De twee centrale kenmerken van de doelgroep is de aanwezigheid van een licht verstandelijke beperking en (ernstige) gedragsproblemen. Het vaststellen van een verstandelijke beperking gebeurt op basis van een IQ – score, aangevuld met het niveau van adaptief functioneren. Het IQ van mensen met een licht verstandelijke
Het tweede centrale kenmerk van deze doelgroep zijn gedragsproblemen en/of psychiatrische stoornissen. Dit is multicausaal, meervoudig en complex van aard. 18
Behalve een licht verstandelijke beperking en gedragsproblemen wordt deze doelgroep gekenmerkt door: Een diversiteit aan psychopathologie
Beperking in het leren en denken met beperkte mogelijkheden tot generalisatie
Een achterstand in sociaal- emotionele ontwikkeling
Ondanks de gedeelde kenmerken die deze doelgroep typeren, is de diversiteit van cliënten groot. Er zijn verschillen in IQ, sociaal-emotionele ontwikkeling, leeftijd, geslacht, culturele achtergrond, ontwikkelingsgeschiedenis, sociaal economische positie, type en ernst psychopathologie en de wijze waarop meervoudige problematiek zich uit en onderling is verweven. Dit maakt een individuele benadering op maat noodzakelijk. Hiervoor zal multidisciplinaire hulpverlening ingezet moeten worden.
Het is een doelgroep welke vaak tussen wal en schip raakt in deze complexe samenleving, welke steeds individualistischer wordt en waarvan er veel van de burger wordt gevraagd. Ook in de hulpverlening zijn deze mensen vaak niet goed onder te brengen. Want waar hoort iemand die psychische problematiek heeft, een ernstige verslaving en een IQ van 70 thuis?! Deze complexiteit zorgt ervoor dat veel zorgaanbieders hun hulpverleningsaanbod niet goed kunnen afstemmen op deze specifieke doelgroep.
‘Het is een doelgroep welke vaak tussen wal en schip raakt in deze complexe samenleving.’ Er zijn in Nederland een viertal zorgaanbieders die zich bezighouden met de SGLVB doelgroep. Deze zijn verspreid over het land en werken met elkaar samen in overkoepelende vorm onder de naam ‘De Borg’. Zodoende kan er van elkaars kennis en expertise gebruik worden gemaakt.
‘De doelgroep SGLVB bevindt zich op het snijvlak van verstandelijke gehandicaptenzorg, geestelijke gezondheidszorg en verslavingszorg.’ De doelgroep SGLVB bevindt zich op het snijvlak van verstandelijke gehandicaptenzorg (VG), geestelijke gezondheidszorg (GGZ) en verslavingszorg. Daarnaast is het ministerie van justitie vaak betrokken in verband met gedwongen hulpverlening. Je kunt dus spreken van een complexe doelgroep.
Bron: Conradie, J (2011) ‘programmabeschrijving specialistische ambulante woonbegeleiding’, Trajectum
Nathan van Klaveren 19
Recensies ‘Verraderlijk Gewoon’ Licht verstandelijk gehandicapte jongeren, hun wereld en hun plaats in het strafrecht Auteur: Marigo Teeuwen ISBN: 9088503257 Aantal bladzijden: 187 Uitgeverij: 2012, Uitgeverij SWP, Amsterdam Prijs: €24,90 Elke maand recenseren wij in ‘Gewoon Simpel’ een aantal boeken en/of documentaires, passend bij onze thema’s. Deze maand recenseer ik het boek ‘Verraderlijk gewoon’, van sociologe Marigo Teeuwen verbonden aan de Universiteit van Amsterdam, een boek in aansluiting op het thema ‘LVB en Criminaliteit’. Het boek geeft ons een nieuwe kijk op de vraag ‘Zijn LVB-delinquenten daadwerkelijk daders, of zijn zij dader en slachtoffer tegelijk?’ Er kwam veel kritiek op het feit dat deze delinquenten door het boek ook als slachtoffer zouden worden neergezet. Dit zou niet respectvol richting de slachtoffers zijn. Is deze kritiek echter wel terecht? “Wat meteen opvalt aan het boek is dat het boek makkelijk leesbaar is. Moeilijke termen worden toegelicht, waardoor het boek zelfs leesbaar is voor ‘niet’ professionals. Het boek is daarom tevens aan te raden voor bijvoorbeeld ouders met kinderen met een verstandelijke beperking. Opvallend aan de indeling van het boek is dat er pas vanaf paragraaf 4 van hoofdstuk 1 duidelijk wordt wat de onderzoeksvraag is en waar de rest van het boek dus op gefocust is.
valt en hieruit volgend onaangepast gedrag lijkt te vertonen. Naast deze maatschappelijke en culturele veranderingen beschrijft zij ook paradigma’s in de zorg. Er wordt een historisch overzicht gegeven hoe de mens zijn visie op de ‘verstandelijk beperkte mens’ in de loop der jaren heeft veranderd. Naast deze veranderingen, betuigt Teeuwen in de slotparagraaf van hoofdstuk 2 verklaringen te willen geven voor de oververtegenwoordiging van de LVB-jongere in het justitiële circuit, door veranderingen in het strafrecht. Echter lijkt deze paragraaf hier geen antwoord op te geven. Zij stelt echter wel kritische vragen bij de manier waarop er met het strafrecht wordt omgegaan.
“In dit onderzoek zijn we op zoek naar de factoren die ertoe bijdragen dat lichtverstandelijk gehandicapte jongeren tegenwoordig meer in aanraking met het strafrecht komen dan voorheen.”
“Wat zijn de gevolgen van responsabilisering en risicojustitie, en hoe wordt omgegaan met toerekeningsvatbaarheid en de mate van schuldbepaling.”
Dit komt waarschijnlijk, omdat het boek gebaseerd is op een wetenschappelijk onderzoek en deze nou eenmaal deze specifieke structuur en indeling hebben. Toch wordt de indeling en structuur verhelderd door de korte slot paragraaf van hoofdstuk 1, waarin beschreven wordt hoe de opbouw en indeling van de rest van het boek eruit ziet.
Mogelijk draagt deze paragraaf bij aan de kritiek die er is gekomen op het boek, door de LVB-jongere neer te zetten als dader én als slachtoffer. Er lijkt namelijk gepleit te worden dat een LVB-jongere minder gestraft moet worden voor een strafbaar feit, als een ‘niet’ LVB-jongere welke een vergelijkbaar strafbaar feit heeft gepleegd. Daarnaast legt Teeuwen de schuld van het onaangepaste gedrag bij de veranderingen in de zorg neer. Zij stelt de vraag of het wel zo realistisch is om de LVB-jongere alszijnde ‘normaal’ te bejegenen.
Na het inleidende hoofdstuk beschrijft Teeuwen in hoofdstuk 2 en 3 de context waarin de LVB-jongere leeft. Teeuwen geeft een mooie uiteenzetting welke veranderingen er binnen de context van invloed zijn geweest op het functioneren van de LVB-jongere. Teeuwen beschrijft maatschappelijke en culturele veranderingen, welke er toe hebben geleidt dat de LVB-jongere buiten de boot 20
Doen wij hierdoor niet een te groot beroep op de LVB-jongere?
“Enerzijds zijn er veel meer mogelijkheden dan vroeger maar anderzijds is de uitvoering niet best en dat heeft er mee te maken dat veel kwaliteit wordt ingezet in de rapportage, in de diagnostisering en weinig in de uitvoering. Er is zo ontzettend veel, maar op de een of andere manier is de juiste zorg krijgen heel erg moeilijk. Kr4 (15 jaar werkzaam)”
In hoofdstuk 4 tot en met hoofdstuk 6 komen we erachter welke groep LVB-jongeren er is bestudeerd. Hoofdstuk 4 kenmerkt zich vooral door een beschrijving te geven van de bestudeerde groep LVB-jongeren welke met justitie in aanraking komen en een (controle) groep LVB-jongeren welke niet-criminelen zijn. Het doel van deze twee onderzochte groepen is te inventariseren waarin beide groepen van elkaar verschillen met betrekking tot de gezinssituatie, het gedrag op school, activiteiten in vrije tijd en de al dan niet verkregen hulpverlening. Er worden in dit hoofdstuk ‘harde’ conclusies getrokken. Volgens Teeuwen zijn de opkomende individualisering en integratie niet gunstig uitgepakt voor LVB-jongeren. Zij geeft hier goede verklaringen voor. Deze verklaringen zijn echter niet nieuw. Veel conclusies, waarbij de gevolgen van maatschappelijke veranderingen bij LVB-ers worden weergegeven, die Teeuwen getrokken heeft waren echter al eerder door Didden (2006) opgemerkt. Hoewel Teeuwen in duidelijke taal schrijft en het boek zeer informatief is, is de informatie die zij geeft niet nieuw.
Is de kritiek op het boek nou terecht? Ik ben van mening dat Teeuwen de LVB-jongere in het strafrecht niet benadrukt als slachtoffer. Zij geeft echter vanuit verschillende invalshoeken weer dat maatschappelijke veranderingen, zorg en het huidige strafrecht bij kunnen dragen aan het vergroten van de kans dat LVB-jongeren met justitie in aanraking komen. Teeuwen pleit er dan ook voor dat er een landelijke discussie over de LVB-jongere in het strafrecht genoodzaakt is. Er zou meer aandacht moeten komen voor deze specifieke doelgroep binnen het strafrecht en de hulpverlening.
“Meer onderkenning en erkenning voor de problemen die deze jongeren in het gezin en de samenleving ondervinden lijken op hun plaats.”
In hoofdstuk 6 wordt mij duidelijk waar de vele kritiek op het boek vandaan komt. Teeuwen stelt meerdere malen de vraag in hoeverre de LVB-jongere daadwerkelijk schuldig is aan het plegen van een strafbaar feit.
Tot slot wil ik benoemen dat ik het boek ‘Verraderlijk gewoon’, zeker een aanrader vind voor de professional die in het gedwongen kader werkt, voor justitie werkt en voor ouders van kinderen met een licht verstandelijke beperking. Naast het feit dat het boek erg informatief is en veel verklaringen geeft omtrent crimineel gedrag, wordt er ook goed weergegeven, wat de maatschappij en de omgeving zou kunnen doen, zodat de criminaliteit onder deze doelgroep omlaag gaat. Eén van de aanbevelingen van Teeuwen in het laatste hoofdstuk is bijvoorbeeld dat er meer LVB-kennis zou moeten komen in de strafrechtketen. Zij pleit ervoor dat de kalenderleeftijd van de jongere in het strafrecht niet leidend moet zijn voor het bepalen van de strafmaat, maar de ontwikkelingsleeftijd van de jongere. Ik kan hier niets anders over zeggen dan dat ik het hier helemaal mee eens ben!
“De meesten overzien niet hun handelingsmogelijkheden, gaan niet doelgericht te werk en beseffen de gevolgen van hun daden maar zeer ten dele.” Toch is deze kritiek naar mijn mening niet geheel eerlijk. Teeuwen betuigt namelijk niet dat de LVB-jongere niet schuldig is, maar geeft aan dat de hulpverlening, het strafrecht en het reclasseringstraject moet worden aangepast, om zo recidive beter te kunnen voorkomen. In hoofdstuk 7 komen de onderzochte professionals aan het woord (politie, officieren van justitie en kinderrechters). Het blijkt dat de professionals allen tot de conclusie komen dat de LVB-jongere in het strafrecht een lastig fenomeen is. Ook het ontbreken aan juiste zorg binnen het strafrecht is iets, waar professionals tegen aan lijken te lopen.
Evelyn aan het Rot 21
Het leven be Elke maand recenseren wij in ‘Gewoon Simpel’ een aantal boeken en/of documentaires, passend bij onze thema’s. Deze maand recenseer ik de documentaire ‘Het leven begint bij 18’ die door de NCRV is uitgezonden in februari 2014. In de documentaire nemen we een kijkje in het leven van Hyba die achttien wordt en de instelling Groot Emaus gaat verlaten en de vrijheid opzoekt. Hoe houdt Hyba zich staande in de maatschappij en wat komt er allemaal op haar pad? Moeten we ons niet afvragen of een LVB’er wel met zoveel vrijheid om kan gaan en ook na hun 18de hulp aan blijven bieden? Laat deze documentaire een goed beeld van de werkelijkheid zien of is Hyba een uitzondering? Elke maand recenseren wij in ‘Gewoon Simpel’ een aantal boeken en/of documentaires, passend bij onze thema’s. Deze maand recenseer ik de documentaire ‘Het
Dan is Hyba ineens weer bereikbaar en komt langs bij Emaus. De begeleider praat met Hyba en ze vertelt dat ze in onder andere Den Haag, Rotterdam, Utrecht,
leven begint bij 18’ die door de NCRV is uitgezonden in februari 2014. In de documentaire nemen we een kijkje in het leven van Hyba, die achttien wordt en de instelling Groot Emaus gaat verlaten en de vrijheid opzoekt. Hoe houdt Hyba zich staande in de maatschappij en wat komt er allemaal op haar pad? Laat deze documentaire een goed beeld van de werkelijkheid zien of is Hyba een uitzondering?
Roosendaal en Breda is verbleven bij vrienden en kennissen. Opvallend is wanneer de begeleider aan Hyba vraagt of ze seks heeft gehad, is verkracht of is geslagen ze op alle vragen nee zegt, maar haar lichaamshouding iets anders laat zien. De begeleider is heel betrokken bij Hyba en lijkt echt het beste met haar voor te hebben, maar lijkt zich ook machteloos te voelen nu Hyba achttien is geworden en gedwongen hulpverlening niet meer van toepassing is.
De documentaire is prettig om te kijken en geeft een duidelijk beeld weer van de gebeurtenissen in het leven van Hyba na haar 18de. De documentaire duurt 55 minuten dus genoeg om je aandacht erbij te houden en het is gemakkelijk te volgen. Het is opgedeeld in stukjes: de begeleider van Emaus die een rol speelt in het leven van Hyba, de cameravrouw en regisseur Marlou van den Berge die alles rondom Hyba fillmt, begeleiders van de
“Twee dagen na haar laatste bezoek aan Emaus heeft Hyba een IBS opgelegd gekregen. Ze zou met loverboys in aanraking zijn gekomen.” Nadat Hyba een deel van haar spullen heeft gepakt gaat ze weer weg. Twee dagen later heeft ze een IBS opgelegd gekregen aangezien er vermoedens waren dat
instelling ‘In Zorg en Advies’ die Hyba hulp aanbieden na haar achttiende jaar, vrienden van Hyba en Hyba zelf. De stukjes zijn chronologisch en duidelijk opgedeeld. Zo krijg je een helder beeld van wat deze personen voor rol spelen in het leven van Hyba en kun je echt een kijkje nemen in het leven van Hyba.
ze in handen van loverboys was gevallen en gedwongen seks had. Daarnaast was er in het pand waar de politie binnenviel drugs gevonden. Hyba zat tijdelijk vast op een gesloten leefgroep.
“Hyba woont na haar vrijlating tijdelijk bij vrienden en pleegt een winkeldiefstal, omdat ze om dat moment geen geld had voor eten.”
“De begeleider van Hyba bij Emaus doet er alles aan om ervoor te zorgen dat het goed gaat met Hyba, ook na haar achttiende jaar”
Als Hyba weer vrij is gekomen pleegt ze een winkeldiefstal. Ze zegt dat ze geen geld had en iets te eten en drinken nodig had. Op dat moment woont ze tijdelijk bij vrienden die ze kent van Emaus.
In het beginstuk van de documentaire zien we een bezorgde begeleider van Emaus. Hyba is namelijk al vier weken onbereikbaar. Ze is nog een paar dagen zeventien dus is er nog sprake van gedwongen hulpverlening. 22
begint bij 18
Elk jaar zijn er namelijk rond de zesduizend LVB jongeren die achttien worden, kiezen voor vrijheid en geen hulpverlening meer willen. Dat is hun goed recht, maar vrijheid neemt ook de nodige verantwoordelijkheden met zich mee, iets wat deze groep vaak niet mee overweg kan. Deze documentaire is een echte aanrader om te kijken!
“Hyba gaat hulp zoeken voor begeleid wonen en een dagbesteding. Ze is gemotiveerd en accepteert de hulp, maar dan gaat het toch mis…”
Hyba wil graag begeleid gaan wonen. Daarom zoekt ze hulp bij een instelling in Rotterdam die haar ondersteunt in het begeleid wonen en het vinden van een passende dagbesteding. Er is echter één voorwaarde waar Hyba zich aan moet houden en dat is dat ze zich aan de afspraken moet houden die van te voren zijn gemaakt. Die afspraken zijn dat ze geen vreemde mensen in haar huis mag laten, controles door de begeleiding toe moet laten en altijd eerlijk moet zijn tegen de begeleiders. Ze komt gemotiveerd over en lijkt nu echt in te zien dat ze hulp nodig heeft om haar leven op de rit te krijgen. Als ze een woonplek en dagbesteding heeft gekregen gaat het toch mis. De afspraak was namelijk dat Hyba geen vreemde mensen in haar huis mocht laten en dit is toch gebeurd. Ze heeft jongens uitgenodigd in haar woning. Daarna is Hyba zelf weggelopen. De hulpverleners hadden namelijk een streven dat elke jongere die ze begeleiden eerlijk moet zijn, zo niet dan stopt de hulpverlening. Een mooi streven, maar is dat niet te hoog gegrepen voor LVB jongeren? Ze kunnen zich al moeilijk aan de afspraken houden en als ze een keer een fout maken worden ze meteen afgestraft doordat ze de hulpverlening stop zetten. Weer een negatieve ervaring erbij voor Hyba. En ze heeft het al zo moeilijk… Volle moed gaat Hyba weer terug naar de instelling en vraagt nog een keer om hulp. Ze lijkt nu echt aan de bodem van de put te zitten en ziet geen uitweg meer. Gelukkig krijgt ze nog een kans van de begeleiders zolang ze zich aan de afspraken houdt.
Door: Britt Knubben
“Een realistische documentaire of is de situatie van Hyba overkwam puur toeval?” Deze documentaire laat naar mijn mening een heel duidelijk beeld zien van het leven van een meisje met LVB problematiek na haar achttiende jaar. De problemen die Hyba onder ogen krijgt, is iets waar veel LVB’ers mee te maken krijgen.
Documentaire: Het leven begint bij 18! Bron: www.uitzendinggemist.nl/afleveringen/1394866 Auteur: NCRV, 2doc Duur: 55 minuten
23
‘Lost Boys’
Elke maand recenseren wij in ‘Gewoon Simpel’ een aantal boeken en/of documentaires, passend bij onze thema’s. Deze maand recenseer ik de documentaire ‘Lost Boys’ die door de EO is uitgezonden. In de documentaire nemen we een kijkje in het leven van een aantal jongeren die horen bij de bende de ‘Bloods’. Sommige zijn nog minderjarig en hebben hulpverlening, maar deze hulpverlening is er nauwelijks voor deze jongeren. Andere zijn meerderjarig en hebben dus geen hulpverlening meer. Er is niemand die zich om deze jongeren bekommert. Wat deze jongeren met elkaar verbindt is dat ze allemaal een verknipte jeugd hebben gehad en steun zoeken bij elkaar. Zijn deze jongeren daadwerkelijk gevaarlijk? Kruipen ze te snel in het slachtofferrol of is het de hulpverlening die faalt voor deze groep jongeren? Wat is de overeenkomst tussen deze jongeren en LVB’ers? In de documentaire nemen we een kijkje in het leven van de jongens: Mr. T., Demo, Lil-G en Smockey. Allemaal behoren ze tot de bende de ‘Bloods’. Ze zijn tussen de zestien en tweeëntwintig jaar. Bij allen zijn de ouders of opvoeders allang uit beeld verdwenen. Ze noemen zich familie van elkaar en zijn allemaal bekenden van politie. Margit volgde deze jongeren twee jaar lang en het eindresultaat is de documentaire ‘Lost Boys’. De documentaire laat het verhaal van alle vier de jongens individueel zien met tussendoor filmshots van de jongens samen. Het is soms moeilijk om de verhaallijn te volgen aangezien de verhalen van de jongens door elkaar lopen. Dat neemt niet weg dat deze documentaire erg indrukwekkend is om te zien.
“Dit zijn de ‘lost boys’. Even voorstelen…” Mr. T is zeventien jaar. Hij is net weer vrij. Op zijn veertiende werd hij veroordeeld voor drie jaar jeugd TBS, maar hij zegt niet waarvoor hij heeft vastgezeten. Smockey is achttien jaar. Hij is tot nu toe alleen nog maar opgepakt voor kleine overtredingen. Hij zat in een hulpverleningstraject, maar is daar naar eigen zeggen uitgegooid en op straat gezet. Later krijgt hij een kind samen met zijn vriendin wat hem (tijdelijk) van de straat en criminaliteit lijkt te houden. Lil-G is zeventien jaar. Hij heeft altijd in instellingen gewoond. Hij is licht verstandelijk beperkt, maar vindt zelf van niet. Officieel staat hij nog steeds onder toezicht van jeugdzorg, maar een half jaar geleden liep hij weg uit een besloten inrichting. Hij zwierf een tijdje rond en kreeg uiteindelijk onderdak bij Demo, een van de ‘Bloods’. Demo is tweeëntwintig jaar. Hij zat viereneenhalf jaar vast voor een paar gewapende overvallen. Hij is net vrij en heeft nog twee jaar toezicht van de reclassering voor de boeg. Momenteel doet hij een HBO opleiding en werkt hij bij een callcenter. Demo kun je omschrijven als de ‘leider’ van de groep. Hij heeft namelijk een huis waar iedereen woont en komt rond van zijn studiefinancieringen. Wat ze allemaal gemeen hebben is dat ze bij de bende de ‘Bloods’ zitten en dat ze allemaal bekende van de politie zijn. Ook hebben ze allemaal een verknipte jeugd gehad. Ouders en opvoeders zijn allang uit beeld. Daarom zoeken deze jongeren steun bij elkaar en zien elkaar dan ook als familie.
“Bloods bende gevaarlijk of zijn het jongeren die in de steek gelaten zijn door de maatschappij?” Dat de jongens zich in de criminaliteit bevinden en gevaarlijk zijn voor anderen is duidelijk. Hun strafblad en gedrag liegen er niet om. Maar als je goed kijkt en luistert is er een verhaal wat schuil gaat achter het probleemgedrag van deze jongeren. Deze jongens willen namelijk geen criminele activiteiten uitvoeren, maar ze voelen zich in een hoekje gedrukt en zien geen andere mogelijkheid doordat ze zich in de steek voelen gelaten door de maatschappij. Dus of deze jongens gevaarlijk zijn? 24
Ja, op dit moment wel aangezien ze nog steeds met criminaliteit bezig zijn en agressief gedrag vertonen. Je ziet in de documentaire dat Mr. T. en Lil-G vast komen te zitten voor de mishandeling van een man op het metrostation in Rotterdam. Deze jongens vind ik er uitspringen qua gevaarlijkheid. Mr. T. heeft namelijk drie jaar jeugd TBS erop zitten en lijkt zich moeilijk aan het ‘gewone’ leven in de maatschappij aan te kunnen passen. Hierdoor laat hij gedrag zien waaraan hij gewend lijkt te zijn geraakt, namelijk crimineel gedrag. Daarentegen zien we dat Lil-G door zijn licht verstandelijke beperking erg impulsief is en nauwelijks verschil ziet tussen oorzaak en gevolg. Hierdoor komt hij steeds weer met de criminaliteit in aanraking.
“Is er sprake van falende hulpverlening of kiezen de jongens te snel voor de slachtofferrol?” Ik denk dat een deel van deze agressie en criminaliteit voorkomen had kunnen worden als deze jongeren goede hulpverlening hadden gehad. In de documentaire zien we dat Demo twee jaar lang om de twee weken een gesprek heeft met een toezichthouder van de reclassering. Deze hulpverlening gaat helaas mis. Dit omdat de toezichthouder naar mijn mening geen aansluiting vindt bij de leefwereld van Demo. Zij gaat heel erg zitten op het nakomen van afspraken, wat wel logisch is aangezien afspraken nakomen vast staat in de toezichtovereenkomst die Demo heeft ondertekend en waar hij zich dus aan dient te houden, maar mist daardoor het ‘echte’ contact met de cliënt. Demo vertelt een aantal keren dat hij zijn huur moet betalen en anders op straat wordt gezet. Hierdoor heeft hij een aantal afspraken gemist. Verder laat hij ook meerdere malen weten dat hij niets aan de hulpverlening van de reclassering heeft, aangezien hij geen hulp krijgt bij dingen waarvoor hij hulp wil, zoals een geschikte woonruimte vinden. Je ziet dat de toezichthouder hier niet op inspeelt, terwijl een dak boven je hoofd, volgens de piramide van Maslow bij de bestaanszekerheid hoort van een mens, alvorens tot zelfontplooiing te komen. Er wordt teveel op inhoudsniveau gezeten terwijl het tijdens de communicatie al mis gaat op betrekkingsniveau. Er is namelijk geen ‘echt’ contact waardoor deze twee mensen niet op één lijn zitten. Dan zien we in de documentaire een voorbeeld van Lil-G die is weggelopen uit een besloten inrichting terwijl hij zeventien was en nog leerplichtig was. Ook hier lijkt geen interesse vanuit de hulpverlening te zijn. Ik vind dat de hulpverlening hier volledig de plank misslaat wat betreft hulp voor deze jongeren. Nou gaan de jongens wel erg snel en gemakkelijk in de rol van het slachtoffer zitten en ‘overkomt’ hun alles. Het is natuurlijk makkelijker om de schuld bij een ander neer te leggen dan de realiteit te aanvaarden. De jongens kiezen liever voor de gemakkelijke slachtofferrol in plaats van hun schouders eronder te zetten en iets te maken van hun leven. Ik vind dus dat beide partijen een aandeel hebben in het probleemgedrag dat de jongeren laten zien.
“Wat is de overeenkomst tussen deze jongeren en LVB’ers?” Wat LVB’ers met deze jongeren gemeen hebben is dat beide groepen buiten de boot vallen in de maatschappij. Voor beide groepen is het moeilijk om geschikte hulpverlening te krijgen. LVB’ers hebben moeite om de juiste indicatie voor de geschikte hulpverlening te krijgen en hobbelen in het begin lang mee met de maatschappij die hen overvraagt. Bij de jongeren van de ‘Bloods’ zien we dat ze ook niet de juiste vorm van hulpverlening krijgen. Bij beide groepen zien we ook vaak dat ze voor hun probleemgedrag hulp krijgen , maar dat onderliggende problemen waar het probleemgedrag vandaan komt nauwelijks worden bekeken en behandeld. Hierdoor blijft het probleemgedrag bestaan.
“Zeker een aanrader!” Deze documentaire is een zeker een aanrader. Je ziet hier het verhaal van deze jongens en hun problemen, wel jammer dat de hulpverlening hier nauwelijks in beeld komt om het verhaal goed van twee kanten te kunnen bekijken. Door het te zien krijg je meer begrip voor deze jongens waardoor het makkelijker is dan uit een boek iets te begrijpen!
Documentaire: Lost Boys Bron: http://www.hollanddoc.nl/kijk-luister/documentaire/l/lost-boys-.html Auteur: Evangelische Omroep, Holland Doc Regisseur: Margit Balogh Duur: 50 minuten
25
Door: Britt Knubben
Professionaliteit op de werkvloer Susanna: Het kort verblijf tehuis in Apeldoorn is een overbruggingsopvang en een crisisopvang voor mensen met een licht verstandelijke beperking. Cliënten kunnen maximaal 6 weken op de crisisopvang verblijven en de overbruggingsplaatsen zijn er voor maximaal 1 jaar. Onze doelgroep is erg breed. Zo wonen er moeders met kinderen, kinderen, jongeren en volwassenen met psychische problematiek en/ of verslavingsproblematiek. Op onze locatie hebben we twee appartementen en vier woningen. In drie van de woningen is er plaats voor tien mensen en in een woning is er plek voor vijf mensen. Wat ik onder andere doe is de cliënten begeleiden bij hun dagelijks leven, het opstellen van ondersteuningsplannen, het opstellen van doelen met en voor de cliënt, de zorg dragen voor passende dag besteding en ik zoek naar een passende
Kirsten, Leone en Susanna zijn alle drie werkzaam bij een instelling die hulpverlening biedt aan mensen met een lichtverstandelijke beperking. Kirsten is werkzaam bij de William Schrikker Groep afdeling Jeugdbescherming, Leone is werkzaam bij K-vriendelijk en Susanna is werkzaam bij het Kort verblijf tehuis van de JP van den Bent stichting. Wij stelden hun de vraag hoe het personeel getraind wordt binnen de instellingen om de juiste hulpverlening te bieden aan mensen met een licht verstandelijke beperking.
Kunt u een korte beschrijving geven van de instelling waarin u werkzaam bent?
Kirsten: De William Schrikker Groep is een landelijk werkende instelling. Deze instelling bestaat uit verschillende onderdelen zoals Jeugdbescherming, Jeugdreclassering, Pleegzorg en Zorg & Wonen. Bij de William Schrikker Groep werken we met mensen met een beperking. Dit kunnen ouders, kinderen met een beperking of kinderen met een chronische ziekte zijn. Zelf ben ik werkzaam als gezinsvoogd bij de Jeugdbescherming. Ik kom bij gezinnen thuis wanneer er ernstige opvoedingsproblemen zijn. Samen met ouders maak ik een plan om deze problemen, waar mogelijk, op te lossen. Het lastige van werken met mensen met een beperking is dat je ziet dat zij erg graag voor hun kindje willen zorgen, maar vaak bepaalde vaardigheden missen om dit ‘goed genoeg’ te kunnen doen. Aan de beperking zelf kunnen we niets doen.
vervolgplek voor de cliënt.
Leone: Stiching K-vriendelijk is een kleine organisatie die aan kinderen, jongeren, volwassenen en soms hele gezinnen hulp biedt. Binnen K-vriendelijk zijn er
verschillende onderdelen namelijk: begeleiding individueel, begeleiding in groepsverband, weekenden vakantie opvang, schoolmaatschappelijk werk, begeleid zelfstandig wonen, beschermd wonen en het bieden van ondersteuning bij het aanvragen of uitbreiden van een indicatie. Bij Stichting K-vriendelijk werken we met mensen met een gedragsprobleem (waarbij er ook sprake kan zijn van ADHD en of bijvoorbeeld autisme). Tevens werken we met cliënten met een licht verstandelijke beperking. Zelf ben ik werkzaam op een groep in Vriezenveen. Dit is een logeerhuis waar doordeweeks 6 jongeren wonen en in het weekend hebben we weekendopvang met elk weekend een andere vaste groep.
26
De inhoudelijk-managers zijn gedragswetenschappers waarmee je samen beslissingen neemt in de zaak waaraan je werkt. Al met al wordt je dus goed begeleid bij de William Schrikker Groep. Dit is erg fijn omdat het werk van een gezinsvoogd erg complex is.
Hoe heeft u uw beginperiode ervaren bij de instelling?
Kirsten: Erg prettig. In de instelling wordt je het eerste jaar gekoppeld aan een collega uit je eigen kernteam. Dit is dan een soort ‘maatje’ waarmee je de zaken in je werk kan bespreken als je ergens tegen aan loopt. Dit vindt plaats naast de casuïstiekbesprekingen. De casuïstiekbesprekingen vinden eens per twee weken plaats. Vooraf is al een planning gemaakt wanneer welke zaak besproken wordt zodat elke gezinsvoogd weet wanneer hij welke zaak moet bespreken. Daarnaast is er natuurlijk altijd ruimte om zaken te bespreken waarvan de gezinsvoogd vindt dat dit nodig is. Echte crisissituaties worden ook wel telefonisch besproken, wanneer de nood erg hoog is. Naast de casuïstiekbesprekingen worden er ook een soort van mentorgesprekken gehouden met de internmanager als extra begeleiding binnen je werk.
Leone: Erg fijn! Op mijn eerste werkdag heb ik een gesprek gehad met twee collega’s. Zij hebben mij van alles verteld. Ook hebben ze een checklist voor nieuwe medewerkers. Hier staan allerlei belangrijke dingen op die je moet weten en lezen. De twee collega’s waar ik een gesprek mee heb gehad waren ook mijn contactpersonen voor de beginperiode. Als ik iets niet begreep of wanneer ik vragen had kon ik altijd bij mijn collega’s terecht. Susanna: Ik heb dit als zeer prettig ervaren. Negen jaar geleden ben ik begonnen bij het KVT. Ik werd toen ingewerkt door de teamleider. Tevens was er een mapje waarin bepaalde dingen afgevinkt werden. Dit betroffen dingen over wat een nieuwe werknemer moest weten en kunnen. Deze dingen werden elke week doorgenomen. Een voorbeeld hiervan is wat je bijvoorbeeld moet doen wanneer er brand is. Er was daarnaast altijd ruimte om iets te vragen aan mijn collega’s. De inwerkperiode duurt altijd drie maanden.
27
Leone: Ik vind het zelf erg leuk om met deze doelgroep te werken. Iedereen is anders en geen dag is hetzelfde. Af en toe loop je wel eens ergens tegenaan maar gelukkig heb je dan collega’s die je kunnen helpen en je handvatten kunnen geven.
Welke mogelijkheden worden er binnen de instelling aan nieuw personeel geboden om kennis te maken met de specifieke doelgroep LVB?
Kirsten: Wij moeten twee trainingen per jaar volgen. Trainingen worden meestal vier keer per jaar aangeboden. We mogen zelf weten wanneer we welke training willen volgen. Voorbeelden van trainingen zijn: het omgaan met agressie, signaleren en stoppen van seksueel misbruik, praten met kinderen, samenwerken met mensen met een licht verstandelijke beperking en samenwerken met ouders met complexe problematiek. Ook worden er verschillende opfriscursussen gegeven van de trainingen. In de teambesprekingen worden af en toe gastsprekers uitgenodigd. Dit zijn vaak mensen van instellingen waarmee we samenwerken. Daarnaast heeft de William Schrikker Groep nog een Expertisecentrum. De taak van het Expertisecentrum is het uitbreiden en beschikbaar stellen van de kennis over kinderen met een beperking of ouders van kinderen met een beperking. Het Expertisecentrum werkt ook voor externe opdrachtgevers in de Jeugdzorg en Gehandicaptenzorg. Zij werken samen met universiteiten en hogescholen ten behoeve van onderwijs en onderzoek op het gebied van jeugdzorg en de gehandicaptenzorg.
Susanna: Het werken met de doelgroep LVB blijft voor mij een uitdaging, daarom vind ik het erg leuk om met deze doelgroep te werken. Het blijft een uitdaging, gezien je snel moet kunnen omschakelen. Bij de ene cliënt moet je echt op kindniveau praten en bij de andere cliënt bereik je daar niks mee.
Hoe gaat u om met werkdruk en kwaliteit?
Kirsten: Dat is een goede vraag. Je doet wat je kan om de kwaliteit van je werk zo hoog mogelijk te houden. Soms heb je periodes dat alles op rolletjes loopt en soms lijkt het wel of het overal crisis is. Dan hebben die ‘crisiszaken’ voorrang en ben je daar druk mee. Het prettige vind ik dat ik mijn werkdag zelf kan indelen. In de hele drukke periodes werk ik thuis wat langer door en dan zorg ik ervoor dat ik het in de rustige periodes zelf ook weer wat rustiger aan doe en bijvoorbeeld wat eerder stop op een dag. Gelukkig, sta ik er niet alleen voor en heb je een heel team die met je mee denkt, met wie je de zaken bespreekt en kijkt welke stappen er genomen moeten worden om de thuissituatie veilig te maken of houden om ervoor te zorgen dat een kind zich kan ontwikkelen. Voor de maatregelen die wij kunnen nemen, zoals een uithuisplaatsing, hebben we altijd toestemming van de kinderrechter nodig. Dit beslissen wij niet alleen.
Leone: Wij hebben met het team van het logeerhuis eens per zes weken een vergadering met een orthopedagoog. Hier bespreken we dingen waar we tegen aan lopen en geeft de orthopedagoog meer achtergrond informatie en handvatten aan ons. We kunnen zelf dingen aangeven en aan de hand daarvan wordt het thema van de volgende vergadering vastgelegd. Ook hebben we twee keer per jaar een teamdag met het hele team. Hierin komen ook dingen naar voren die belangrijk zijn in ons werk.
Leone: Het is belangrijk om altijd de visie van de organisatie in je hoofd te hebben. Wij werken vanuit een positief mensbeeld. Iedereen is belangrijk en iedereen heeft kwaliteiten. Daarnaast werken we natuurlijk ook aan doelen met jongeren. De werkdruk is verschillend per dienst. De ene dienst is hectischer dan de andere. We staan bijna altijd met twee collega’s overdag en dat is prima te doen. Als ik er niet uit kom kan ik altijd de bereikbaarheidsdienst (BD) bellen die ons dan tips of adviezen geeft en als we er dan niet uitkomen komen zij langs.
Susanna: Binnen de instelling worden verschillende trainingen aangeboden voor het personeel. Voorbeelden hiervan zijn de training begeleidingsdriehoek, agressieregulering en verslaving. Het personeel moet in ieder geval één training per jaar doen. Men mag zelf kiezen welke training ze doen. Al deze trainingen zijn gericht op mensen met een beperking. Dit, omdat er binnen de JP van den Bent stichting mensen geen indicatie krijgen als ze niet (licht) verstandelijk beperkt zijn.
Susanna: Ik vind het belangrijk om altijd met een bepaalde methode te werken. Hierdoor is de manier van werken meer gestructureerd en duidelijker voor de cliënt en ook voor mij als hulpverlener. Als er sprake is van een hoge werkdruk vind ik het belangrijk om te blijven communiceren met je collega’s.
Hoe is het om met deze doelgroep te werken?
Kisten: Erg leuk. Omdat ik vaak met verschillende gezinnen te maken heb en met een andere problematiek is geen dag hetzelfde.
28
Op deze manier kan ik bepaalde taken overdragen aan mijn collega, waardoor de cliënt niet benadeeld wordt.
Beschikt de instelling volgens u over gekwalificeerd personeel?
Kirsten: Ik denk het wel. De instelling doet er zelf van alles aan om ervoor te zorgen dat de medewerkers zichzelf ook ontwikkelen in hun werk. Er zullen altijd verschillen zijn in werkervaring en manier van werken waardoor de één wat meer gekwalificeerd is dan de ander. Maar over het algemeen denk ik dat de instelling daar zeker over beschikt. Leone: Ja! We hebben een team met hoogopgeleide collega’s met veel ervaring. Ook is het, binnen stichting K-vriendelijk, mogelijk om een opleiding te doen.
Casus
C. is 30 jaar oud. C. heeft een totaal IQ(TIQ) van 68. Ze heeft twee kinderen die vier jaar geleden bij haar zijn weggehaald en inmiddels bij haar moeder wonen.
Susanna: Ik vind van wel. Bij het KVT beschikken we allemaal over goed opgeleid personeel. Binnen de JP van den Bent stichting worden verschillende trainingen aangeboden om je kennis te vergroten omtrent het werken met deze doelgroep.
C. is gediagnosticeerd met een borderline-persoonlijkheidsstoornis. Naast psychische problemen is zij verslaafd aan drugs, heeft ze schulden en is ze net uit een loverboy-circuit gekomen. Vroeger was C. escort op straat. Inmiddels zit zij nog steeds in de prostitutie en werkt ze in een club. Voor haar is dit ‘gewoon’ werk, waarmee je gemakkelijk geld kunt verdienen. Omdat haar problematiek erg complex is, vinden de hulpverleners het lastig haar te begeleiden of te behandelen. C. ziet haar werk als ‘gewoon’ en vindt het al heel wat dat zij nu in een club werkt in plaats van op de straat.
Door: Stephanie Marsman
Hoe moet je hier als hulpverlener mee omgaan? Ga je haar verbieden om in de prostitutie te werken? Of accepteer je het, maar blijf je wel benoemen dat je liever niet hebt dat ze gaat en laat je duidelijk merken dat je niet achter haar keuze staat?
29
Een dag uit het leven van een cliënt ‘Ik geniet volop van het leven’
06.30 Nadat Wim zich heeft gewassen en aangekleed, smeert hij een boterham en drinkt koffie (lees: veel koffie). Hierna kijkt hij op de computer of er nog nieuws is en checkt zijn mail.
Zoals in iedere uitgave, nemen we een kijkje in het leven van iemand met een verstandelijke beperking. Deze keer stelt Wim Baars zich voor en vertelt hij wat hij op een doordeweekse dag allemaal doet. Het wordt al snel duidelijk dat Wim een bezige Bij is.
07.30 Wim gaat op zijn fiets naar het werk. Hij werkt bij Delta, een sociale werkvoorziening in Zutphen. Hij is een zoals je noemt een mannetje van alles. Hij doet verschillende klusjes binnen de afdelingen en waar nodig springt hij bij.
Wim is 48 jaar, woont en werkt in Zutphen en heeft vele hobby’s. In het bijzijn van mensen is het een vrolijke man die volop van het leven geniet. Hij heeft humor en wil graag voor iedereen klaarstaan. Achter zijn vrolijke voorkomen zit echter ook een andere kant. Doordat Wim een licht verstandelijke beperking heeft, wordt hij vaak door zijn omgeving overschat. Wim heeft vaak moeite om deze verwachtingen te kunnen waarmaken.
07.50 Wim arriveert op zijn werk. Hij vindt het fijn om op tijd te zijn en nog even rustig een bakje koffie te kunnen drinken. 08.15 Werken. Zoals gezegd heeft hij een breed takenpakket. Op het moment is er vooral veel inpakwerk.
Daarnaast heeft hij de laatste jaren last van lichamelijke ongemakken welke hem belemmeren in zijn dagelijks leven. Familie en ambulante begeleiding zijn erg belangrijk voor Wim. Zo lukt het hem om volop te genieten van het leven en kan hij terugvallen als het allemaal wat minder gaat.
Het liefst werkt hij buiten, maar dat gaat niet meer door zijn trombosebeen en slechte rug. Hij mag hierdoor geen zwaar fysiek werk uitvoeren. Hier wordt rekening mee gehouden met zijn werkzaamheden. 10.15-10.30 koffiepauze 12.00-12.45 lunchpauze 14.30-14.45 koffiepauze
06.00 De wekker gaat. Wim is echter al wakker. Hij is een vroege vogel en kan moeilijk uitslapen. Hij houdt er niet van om te haasten en dus staat hij vroeg op.
30
16.00 Klaar met werken. Snel op de fiets naar huis. Vandaag komt zijn ambulant begeleider langs. Zoals dit twee keer in de week gebeurt. ‘Ik vind het fijn dat ik op de begeleiding kan terugvallen’
Fotografie is een grote hobby van Wim. Als het mooi weer is of er is iets te doen in de buurt gaat hij er regelmatig op uit om foto’s te maken. 20.00 Koffie drinken en het journaal kijken. ‘mooi dat ik iets voor mijn collega’s kan betekenen’
16.15 Begeleider Nathan staat al voor de deur als Wim thuis komt. Samen bespreken ze het weekend. Verder worden er dingen besproken waar Wim tegen aanloopt. Hij vindt het prettig dat er naar hem geluisterd wordt en dat hij eventuele problemen kan bespreken. Wim vindt het fijn dat hij op de begeleiding kan terugvallen als hij problemen ervaart. Daarbij ziet de begeleider erop toe dat Hans zijn huishoudelijke taken uitvoert en hoe het is gesteld met zijn drankgebruik. Als het wat minder met Wim gaat heeft hij de neiging om veel bier te gaan drinken. Hij kan zich hierin dan moeilijk be-
20.30 Wim heeft nog wat leesvoer liggen. Hij is lid van de OR (ondernemingsraad) van Delta. Deze taak neemt hij dan ook zeer serieus. Hij laat een dikke map zien met documenten van de OR. Wekelijks krijgt hij stukken binnen die hij moet lezen om op de hoogte te blijven van interne ontwikkelingen. is er een vergaderOnderstaande woordenMaandelijks zijn in alle mogelijke richtingen in het diagram verborgen. De letters mogen meer ing tussen de OR en de directie van Delta. Hij vind het dan eenmaal gebruikt worden. De overgebleven letters vormen mooi omdat hij, door zijn deelname aan de OR, iets voor achterelkaar gelezen de oplossing. zijn collega’s kan betekenen. Daarbij zijn een aantal
WOORDZOEKER
heersen.
aangename activiteiten die jaarlijks georganiseerd
ANALYSE NETWERK worden. Zoals het jaarlijkse uitje en tweedaagse cursus. ANAMNESE ONDERZOEK Dit natuurlijk op kosten van Delta, vertelt Wim trots. BALANS ONTWIKKELING BESEF OPVOEDING 23.00 Na een paar biertjes te hebben gedronken gaat COPING OUDER Wim naar bed. Morgen is het immers weer vroeg dag! DRUGS PATHOLOGIE FUNCTIE PREVALENTIE GEDRAG SCHOOL Door: Nathan Van Klaveren GEZIN STRESSOR GRENS TABOE LIEFDE VERBAAL METHODE WAARDE MOREEL ZORG
17.30 Nadat begeleider Nathan is vertrokken warmt hij een maaltijd voor zichzelf op. Wim maakt gebruik van diepvriesmaaltijden welke elke week bij hem worden geleverd. 18.30 Nadat hij gegeten heeft zit hij ’s avonds voornamelijk achter de computer. Hij onderhoudt contacten op Facebook, leest zijn mail en kijkt op nieuwssites. Ook zoekt hij foto’s uit die hij met zijn camera gemaakt heeft.
WOORDZOEKER Onderstaande woorden zijn in alle mogelijke richtingen in het diagram verborgen. De letters mogen meer dan eenmaal gebruikt worden. De overgebleven letters vormen achterelkaar gelezen de oplossing.
ANALYSE ANAMNESE BALANS BESEF COPING DRUGS FUNCTIE GEDRAG GEZIN GRENS LIEFDE METHODE MOREEL
NETWERK ONDERZOEK ONTWIKKELING OPVOEDING OUDER PATHOLOGIE PREVALENTIE SCHOOL STRESSOR TABOE VERBAAL WAARDE ZORG
O A N A
L
G N E
G O
I
Y S E G E W L L O H T
A P E
N G T R G B W B U A O P O I
E O W A N E
A B D R G Z
P
Z
T
R A E E
O
I
A W E K E D V R A R E
L
C N G F
I
S
I
E V K
S
L R U O R
C
I
L
A R
A E N D D D E
A O R E N
E N N E K M L U V G O
H E N C N S N
I
G
I
M P P
O F
S
T R E S S O R N E O
O D
I
I
L 31
K
E M E
S
L
E E R O M G
T H O D E O B
L
A T