Silicon Valley’s aan de haven. ICT benchmark Onderzoek Rotterdam, Amsterdam, Kopenhagen, Baltimore en Singapore. Frederika Welle Donker
Silicon Valley’s aan de haven. ICT benchmark Onderzoek Rotterdam, Amsterdam, Kopenhagen, Baltimore en Singapore.
Frederika M. Welle Donker Studienummer: 9937518 Einthovenstraat 40 3132 TC Vlaardingen 010 - 434 3299 Technische Universiteit Delft Delft, November 2001 Afstudeerscriptie voor Ingenieursdiploma (deeltijd) Technische Bestuurskunde Informatie en Communicatie Technologie Domein Faculteit Techniek Bestuur en Management Technische Universiteit Delft Begeleiders: Dr. W.A.G.A. Bouwman, sectie Informatie Communicatie Technologie, TBM, TU Delft Drs. R.A. te Velde, sectie Economie van Infrastructuren, TBM, TU Delft Prof. Dr. A.H. Kleinknecht, sectie Economie van Innovatie, TBM, TU Delft Drs. E.A. Jacobs, OntwikkelingsBedrijf Rotterdam (OBR)
VOORWOORD Deze scriptie vloeit voort uit een samenwerkingsverband tussen Dr. Harry Bouwman en mijzelf. De gemeente Rotterdam had begin 2001 opdracht gegeven aan de Technische Universiteit Delft om onderzoek uit te voeren zodat inzicht verkregen zou worden in de huidige status van de ICT-sector in hun regio, en welke kansen er zijn om een ICT-cluster aan te trekken. Uit dit onderzoek zou een beleidsadvies opgesteld worden. Zelf heb ik, als partner van een fotograaf, een grote interesse in de kansen van de opkomende multimedia sector en specifiek in de regio Rotterdam. Toen ik de kans kreeg mee te werken aan dit onderzoek voor de gemeente Rotterdam, heb ik die kans met twee handen aangegrepen. Oorspronkelijk zou dit onderzoek uitgevoerd worden door Dr. Bouwman en twee studenten. Echter, het werd al in een zeer vroeg stadium duidelijk dat er geen tweede student op tijd gevonden kon worden. Dr. Bouwman en ik hebben toen besloten om de opdracht met zijn tweeën uit te voeren, hetgeen meer werk per persoon betekende. Als deeltijdstudent ben ik uiteraard gewend aan het verenigen van werk, studie en familieverplichtingen. Deze opdracht was echter een uitdaging omdat deze ook samenviel met het afronden van mijn laatste studiejaar. Naast mijn reguliere werk overdag, colleges twee avonden in de week, rapporten schrijven en opdrachten maken, waren er ook harde deadlines voor dit rapport voor de Gemeente Rotterdam. Zonder de hulp van Dr. Bouwman, aanmoedigingen en advies van collega’s, en het eindeloze geduld van mijn partner thuis, had ik deze strakke deadlines waarschijnlijk niet op tijd gehaald. Deze scriptie is dus een waardige afspiegeling van een deeltijdstudie. De gegevens voor deze scriptie zijn verzameld tussen maart en augustus 2001. Waar noodzakelijk zijn gegevens bijgewerkt maar de huidige recessie in de ICT-sector wereldwijd, vooral na de gebeurtenissen van 11 september 2001, is niet meegenomen in deze scriptie. De voorwaarden voor een ICT-cluster moeten breder gezocht worden dan een (tijdelijke) globale economische stagnatie. De stimulatie van een ICT-sector is een programma voor instanties met een lange adem en de resultaten kunnen pas op de langere duur geëvalueerd worden.
I
ABSTRACT ICT is een van de snelst groeiende sectoren in de wereld en een nieuwe bron voor werkgelegenheid en economische groei. ICT is als sector op zich niet alleen belangrijk voor de economie, maar heeft ook een effect op andere sectoren. Vrijwel alle takken van industrie en de dienstensector maken gebruik van een vorm van ICT of multimedia. Bedrijven worden ook zich steeds meer bewust van het belang van ICT voor het versterken van hun concurrentiekracht. De Nederlandse overheid heeft al erkend dat om de concurrentiepositie van Nederland te verbeteren, er in ICT geïnvesteerd zal moeten worden en heeft derhalve een actieplan ontwikkeld als onderdeel van de nota “De Digitale Delta” uit 1999. Ook lokale overheden hechten belang aan de ontwikkeling van ICT-clusters in hun eigen regio. ICT-clusters worden vaak, onder verwijzing van het succes van Silicon Valley, gezien als een drijvende kracht achter economische groei. Er zijn in Nederland al regionale concentraties van ICT-bedrijvigheid waar te nemen. Andere regio’s zouden graag hun bestaande industriële profiel willen wijzigen of verbreden om niet achter te blijven in de digitale wereld. Rotterdam is zo’n regio die, naast hun bestaande profiel als Mainport, een breder profiel wil gaan ontwikkelen. Om effectief beleid te kunnen ontwikkelen om een ICT-cluster in de regio te stimuleren, zal men eerst moeten weten wat de huidige status van de ICT-sector is. Vanuit die positie kunnen dan aanknopingspunten gevonden worden om dit beleid vorm te geven. Niet alleen moet inzicht verkregen worden waar eventuele aanknopingspunten voor beleid liggen, maar ook inzicht in welke mate deze aanknopingspunten voor (gemeente)overheidsbeleid uiteindelijk ook een doorslaggevende factor kunnen zijn voor succesvolle clustervorming. Om een strategisch plan te kunnen ontwikkelen zal eerst een benchmarkstudie uitgevoerd moeten worden. Daarna kan gezien worden in hoeverre deze factoren doorslaggevend kunnen zijn voor clustervorming. De ICT-sector is echter een zeer dynamische sector. De vraag is dan ook niet zozeer in welke mate een overheid deze factoren kan gebruiken om clustervorming van de ICT-sector aan te sturen, maar ook of een ICT-sector überhaupt wel te sturen is.
II
Inhoudstabel 1 SAMENVATTING ............................................................................................................1 1.1 Vestigingsfactoren.....................................................................................................................................1 1.2 Clustervorming ..........................................................................................................................................3 1.3 Aanbevelingen ...........................................................................................................................................4
2 INLEIDING ....................................................................................................................7 2.1 Doelstellingen van het onderzoek ..........................................................................................................7 2.1.1 Benchmark als vergelijking tussen steden.............................................................................................8 2.1.2 Het strategisch advies .........................................................................................................................9 2.2 Probleemstelling, onderzoeksvragen en afbakening............................................................................9 2.3 Opbouw van deze rapportage.............................................................................................................. 10
3 BESCHRIJVING VAN EN CRITERIA VOOR ICT CLUSTERS .............................................. 11 3.1 Locatiekeuze door bedrijven ................................................................................................................ 12 3.1.1 Vestigingbeweegredenen voor ICT bedrijven ..................................................................................... 13 3.1.2 Locatiekeuze door starters ............................................................................................................... 13 3.1.3 Death of distance versus need for proximity...................................................................................... 14 3.1.4 Vestigingsbeleid voor ICT-bedrijven van gemeenten .......................................................................... 14 3.1.5 Publiekprivate samenwerking .......................................................................................................... 15 3.1.6 Rol van kennisinstituten.................................................................................................................. 15 3.1.7 Telecommunicatie infrastructuren ..................................................................................................... 16 3.2 ICT-clusters............................................................................................................................................. 17 3.2.1 Innovatie en diffusie......................................................................................................................... 17 3.2.2 Hightech entrepreneurship................................................................................................................ 17 3.2.3 Clustering van vraag en aanbod....................................................................................................... 18 3.2.4 Clustering van bedrijven: de creatie van technologienetwerken............................................................ 19 3.2.5 Clustering met investeerders, lokale autoriteiten en kennisinstellingen................................................ 20 3.2.6 Sociaal kapitaal en onderling vertrouwen ......................................................................................... 20 3.2.7 Toeval en padafhankelijkheid.......................................................................................................... 21 3.3 Indicatoren set ........................................................................................................................................ 22
4 ROTTERDAM ...............................................................................................................26 4.1 Stadsbeeld van Rotterdam .................................................................................................................... 26 4.1.1 Economische activiteit...................................................................................................................... 27 4.1.2 Inkomensverdeling voor Rotterdam .................................................................................................. 27 4.1.3 Huisvestiging in Regio Rotterdam.................................................................................................... 29 4.1.4 Algemene arbeidsmarkt in Rotterdam ............................................................................................. 30 4.1.5 Onderwijs in Rotterdam .................................................................................................................. 31 4.1.6 Vliegverkeer.................................................................................................................................... 33 4.1.7 Haven............................................................................................................................................. 34 4.2 Het Rotterdam ICT-cluster .................................................................................................................. 35 4.2.1 Elektronische infrastructuren........................................................................................................... 36 4.3 ICT strategieën van Gemeente Rotterdam ........................................................................................ 37 4.3.1 E-programma ................................................................................................................................. 37 4.3.2 OBR projecten ................................................................................................................................ 38 4.3.3 Information Center for Information Technology Platform (IcIT)....................................................... 39 4.3.4 Portalen .......................................................................................................................................... 40 4.4 Het clustermodel toegepast .................................................................................................................. 40 i
4.4.1 Clustering van ICT: innovatie en diffusie van ICT en Internet......................................................... 40 4.4.2 Klussende ICT-ers: kenmerken van starters en ondernemers............................................................. 41 4.4.3 Clustering van vraag en aanbod: de input van gebruikers en afnemers............................................... 41 4.4.4 Clustering van bedrijven: de creatie van technologienetwerken............................................................ 42 4.4.5 Clustering van hightech bedrijven met investeerders, lokale autoriteiten en kennisinstellingen ............. 42 4.4.6 Clustering van clusters: sociaal kapitaal, onderling vertrouwen en innovatief milieu........................... 43 4.4.7 Duurzaam clusteren: evolutie van bedrijven en padafhankelijk netwerken ........................................ 43 4.5 Conclusie ................................................................................................................................................. 43
5 AMSTERDAM................................................................................................................45 5.1 Stadsbeeld van Amsterdam .................................................................................................................. 45 5.1.1 Economische activiteit...................................................................................................................... 45 5.1.2 Inkomensverdeling voor Amsterdam ................................................................................................ 46 5.1.3 Huisvesting ..................................................................................................................................... 47 5.1.4 Algemene arbeidsmarkt in Amsterdam ........................................................................................... 47 5.1.5 Onderwijs in Amsterdam ................................................................................................................ 49 5.1.6 Vliegverkeer.................................................................................................................................... 50 5.1.7 Haven............................................................................................................................................. 51 5.2 Het Amsterdamse ICT-cluster............................................................................................................. 51 5.2.1 Amsterdam Alley ........................................................................................................................... 52 5.2.2 Wetenschap & Technologie Centrum Watergraafsmeer.................................................................... 53 5.2.3 Elektronische infrastructuren........................................................................................................... 54 5.3 ICT strategieën van Gemeente Amsterdam ...................................................................................... 54 5.3.1 De Glazen Stad ............................................................................................................................. 54 5.3.2 CIAO-project ................................................................................................................................. 55 5.4 Het model toegepast.............................................................................................................................. 55 5.4.1 Clustering van ICT: innovatie en diffusie van ICT en Internet......................................................... 55 5.4.2 Klussende ICT-ers: kenmerken van starters en ondernemers............................................................. 55 5.4.3 Clustering van vraag en aanbod: de input van gebruikers en afnemers............................................... 56 5.4.4 Clustering van bedrijven: de creatie van technologienetwerken............................................................ 56 5.4.5 Clustering van hightech bedrijven met investeerders, lokale autoriteiten en kennisinstellingen ............. 56 5.4.6 Clustering van clusters: sociaal kapitaal, onderling vertrouwen en innovatief milieu........................... 56 5.4.7 Duurzaam clusteren: evolutie van bedrijven en padafhankelijk netwerken ........................................ 57 5.5 Conclusie ................................................................................................................................................. 57
6 KWANTITATIEVE VERGELIJKINGEN MET BALTIMORE, KOPENHAGEN (ØRESUND) EN SINGAPORE ......................................................................................................................59 6.1 Het model toegepast op Baltimore ..................................................................................................... 59 6.1.1 Clustering van ICT: innovatie en diffusie van ICT en Internet......................................................... 59 6.1.2 Klussende ICT-ers: kenmerken van starters en ondernemers............................................................. 59 6.1.3 Clustering van vraag en aanbod: de input van gebruikers en afnemers............................................... 59 6.1.4 Clustering van bedrijven: de creatie van technologienetwerken............................................................ 59 6.1.5 Clustering van Hightech bedrijven met investeerders, lokale autoriteiten en kennisinstellingen............ 59 6.1.6 Clustering van clusters: sociaal kapitaal, onderling vertrouwen en innovatief milieu........................... 60 6.1.7 Duurzaam clusteren: evolutie van bedrijven en padafhankelijk netwerken ........................................ 60 6.2 Conclusie voor Baltimore ..................................................................................................................... 60 6.3 Model toegepast op Øresund regio: Kopenhagen Malmö .............................................................. 61 6.3.1 Clustering van ICT: innovatie en diffusie van ICT en Internet......................................................... 61 6.3.2 Klussende ICT-ers: kenmerken van starters en ondernemers............................................................. 62 6.3.3 Clustering van vraag en aanbod: de input van gebruikers en afnemers............................................... 62 ii
6.3.4 Clustering van bedrijven: de creatie van technologienetwerken............................................................ 62 6.3.5 Clustering van Hightech bedrijven met investeerders, lokale autoriteiten en kennisinstellingen............ 62 6.3.6 Clustering van clusters: sociaal kapitaal, onderling vertrouwen en innovatief milieu........................... 63 6.3.7 Duurzaam clusteren: evolutie van bedrijven en padafhankelijk netwerken ........................................ 63 6.4 Conclusie voor Kopenhagen, Øresund .............................................................................................. 63 6.5 Model toegepast op Singapore............................................................................................................. 64 6.5.1 Clustering van ICT: innovatie en diffusie van ICT en Internet......................................................... 64 6.5.2 Klussende ICT-ers: kenmerken van starters en ondernemers............................................................. 64 6.5.3 Clustering van vraag en aanbod: de input van gebruikers en afnemers............................................... 65 6.5.4 Clustering van bedrijven: de creatie van technologienetwerken............................................................ 65 6.5.5 Clustering van Hightech bedrijven met investeerders, lokale autoriteiten en kennisinstellingen............ 65 6.5.6 Clustering van clusters: sociaal kapitaal, onderling vertrouwen en innovatief milieu........................... 65 6.5.7 Duurzaam clusteren: evolutie van bedrijven en padafhankelijk netwerken ........................................ 65 6.6 Conclusie voor Singapore..................................................................................................................... 65
7 VERGELIJKING EN ANALYSE, BELEIDSADVIES .............................................................67 7.1 Vestigingsfactoren.................................................................................................................................. 67 7.2 Clustervorming ....................................................................................................................................... 70 7.3 Aanbevelingen ........................................................................................................................................ 71
8 LITERATUURLIJST .......................................................................................................75 BIJLAGE 1 TABELLEN VOOR BALTIMORE, KOPENHAGEN EN SINGAPORE .......................80 BIJLAGE 2. ICT BEDRIJVEN NAAR SBI CODES .................................................................84
Lijst van gebruikte tabellen Tabel 1.1 Vestigingsfactoren in vergelijkende perspectief. ...............................................................................3 Tabel 1.2 ICT-clusters nader geëvalueerd............................................................................................................4 Tabel 3.1 Indicatoren gebruikt in studies naar vestigingsmotieven en technologie benchmarks ............ 23 Tabel 3.2 Benchmark indicatoren gebruikt in dit onderzoek ........................................................................ 24 Tabel 4.1 Bevolking, oppervlakte land in km² en bevolkingsdichtheid per gemeente in de Regio Rotterdam, op 1-1-2000.............................................................................................................. 27 Tabel 4.2 Inkomens per inwoner, 1996 en 1997, en toename 1989-1994, 1994-1996 en 1996-1998..... 28 Tabel 4.3 Verhouding bruto voorraadgroei en leegstand kantorenmarkt in Rotterdam, op 1-1-1985, 1-1-1990, en 1995 t/m 1999........................................................................................................ 29 Tabel 4.4 Aantal vestigingen en werkzame personen (≥ 12 uur per week) naar bedrijfssector in de Regio Rotterdam per gemeente op 01-01-2000........................................................................ 31 Tabel 4.5 Aantal onderwijsinstituten in en aantal studenten Regio Delft-Rotterdam voor het studiejaar 1999/2000. ..................................................................................................................................... 31 Tabel 4.6 Aantal passagiers en vervoerde vracht Rotterdam Airport 1996 t/m 2000............................... 34 Tabel 4.7 Aan- en afvoer naar goederensoort in de Rotterdamse haven (in miljoenen tonnen), in 1993 t/m 1999........................................................................................................................... 35 Tabel 4.8 ICT bedrijven in Regio Rotterdam voor 1996 t/m 1999.............................................................. 36 Tabel 4.9 Kwantitatieve indicatoren voor Rotterdam en Regio Rotterdam................................................ 44 Tabel 5.1 Bevolkingsgegevens voor regio Amsterdam................................................................................... 46 Tabel 5.2 Kerncijfers kantoren in Amsterdam per 1 januari ......................................................................... 47 Tabel 5.3 Vestigingen per gemeente naar activiteit per 1 januari 1999 ........................................................ 48 Tabel 5.4 Aantal vestigingen en werkzame personen naar bedrijfsklasse voor Amsterdam, 1 januari 2000 ................................................................................................................................................. 49 iii
Tabel 5.5 Beroeps- en wetenschappelijk onderwijs in Amsterdam voor 1995/96, 1998 t/m 2000........ 49 Tabel 5.6 Studenten in het wetenschappelijk onderwijs naar voor ons relevante studierichting en inschrijvingsvorm voor de studiejaren 1998/’99 en 1999/’00............................................... 50 Tabel 5.7 Vervoer Amsterdam Airport Schiphol 1999................................................................................... 51 Tabel 5.8 Aan- en afvoer voor Nederlandse havensteden voor de periode 1989, 1994, en 1995 t/m 1999 ................................................................................................................................................. 51 Tabel 5.9 ICT bedrijven in Amsterdam voor de periode 1996 t/m 1999 ................................................... 52 Tabel 5.10 Kwantitatieve indicatoren voor Amsterdam................................................................................. 58 Tabel 6.1 VC investeringen in Baltimore City en County .............................................................................. 60 Tabel 6.2 Kwantitatieve Indicatoren Baltimore, Baltimore County en Baltimore region......................... 61 Tabel 6.3 Kwantitatieve Indicatoren Kopenhagen en Øresund regio.......................................................... 64 Tabel 6.4 Kwantitatieve Indicatoren Singapore............................................................................................... 66 Tabel 7.1 Vestigingsfactoren in vergelijkende perspectief. ............................................................................ 68 Tabel 7.2 ICT-clusters nader geëvalueerd......................................................................................................... 70 Tabel B1.1 Incubators in Maryland 1998.......................................................................................................... 80 Tabel B1.2 Werknemers naar sector x 1000, september 1999....................................................................... 80 Tabel B1.3 Technologie bedrijven en werknemers in Maryland (data over 1997)..................................... 81 Tabel B1.4 VC investeringen in Baltimore City en County. .......................................................................... 81 Tabel B1.5 Demografische ontwikkeling Øresund regio ............................................................................... 81 Tabel B1.6 Investeringen in de infrastructuur in de regio Øresund, periode 1990-2005.......................... 81 Tabel B1.7 Verdeling van beroepsbevolking naar sector (1996)................................................................... 82 Tabel B1.8 Opleidingsniveau van werknemers in de Øresund regio (1994), in percentage ..................... 82 Tabel B1.9 Aantal internationale passagiers Kopenhagen Airport, 2000. ................................................... 82 Tabel B1.10 Transport naar goederensoort (1000. ton) havens regio Øresund 1997 ............................... 82 Tabel B1.11 Werkgelegenheid naar segmenten van ICT-cluster................................................................... 83 Tabel B1.12 Computer en mobiele telefoon beschikbaarheid voor Denemarken, Zweden en Nederland.................................................................................................................................. 83 Tabel B1.13 Cargo verkeer luchtvaart: binnen komend en uitgaande vracht (x 1.000 ton) voor Changi Airport (Singapore)................................................................................................ 83 Tabel B1.14 Aantal tonnen vracht afgehandeld via de haven van Singapore ............................................. 83 Tabel B2.1 Aantal ICT bedrijven naar SBI code in Rotterdam..................................................................... 84 Tabel B2.2 Aantal werknemers in de ICT subsectoren naar SBI code in Rotterdam ............................... 85
Lijst van gebruikte figuren Figuur 3.1 Convergentie van de verschillende domeinen van ICT .............................................................. 11 Figuur 3.2 Multimediakern en bijbehorende ringen (Dostal Model)............................................................ 19 Figuur 3.3 Statische weergave van dynamisch model voor het ontwikkelen van hightech regio’s.......... 22 Figuur 4.1 De inkomensverdeling van huishoudens in Rotterdam, Stadsregio Rotterdam en Nederland in 1997 ................................................................................................................... 28 Figuur 4.2 Geografische ligging van bedrijfsterreinen in Rotterdam ........................................................... 30
iv
1 SAMENVATTING Om antwoord te kunnen geven op de oorspronkelijke vraagstelling “Wat zijn de voorwaarden voor de vorming van een succesvol ICT/multimedia-sector in Rotterdam en in hoeverre kunnen deze voorwaarden gegenereerd dan wel gestuurd worden door een (gemeente)overheid” is eerst een benchmark studie uitgevoerd. De voorwaarden voor de vorming van een succesvol ICT/multimediacluster worden samengevat in paragraaf 1.2. In hoeverre deze voorwaarden gegenereerd dan wel gestuurd kunnen worden door een (gemeente)overheid, wordt in paragraaf 1.3 beschreven. Allereerst moet geconstateerd dat zonder exacte gegevens over de aard van ICT bedrijvigheid van Rotterdamse ondernemingen, en welke clusters het meeste gevoelig zijn voor deze ICT-bedrijvigheid, er niet zonder meer vastgesteld kan worden of het beleid effectief is. Wat betreft de instrumenten die ingezet worden, mogen we stellen dat, gezien de brede scala van instrumentaria, et cetera, het beleid op zich goed is, maar onderliggend blijft of het op de juiste segmenten van het ICT-cluster gericht is. Deze benchmarkstudie waar Rotterdam vergelijken wordt met Amsterdam, Baltimore, Kopenhagen en Singapore geeft inzicht in welke steden relatief succesvol zijn en welke lessen de gemeente Rotterdam daar uit zou kunnen trekken. Bij de selectie van steden is gekozen voor een benchmark met steden die een vergelijkbaar profiel hebben als Rotterdam. Het betreft in alle gevallen havensteden met al dan niet een internationale uitstraling. De uitgangsposities van de steden zijn zeer verschillend. Niet alleen heeft dit te maken met de ligging van de steden ten opzichte van hun achterland, maar ook met verschillen in economische ontwikkeling en oriëntatie. De uitgangspositie voor steden is ook verschillend als het gaat om het belang en de rol die ICT-ontwikkelingen hebben gespeeld en nog spelen. Concreter geformuleerd: daar waar financiële centra al snel het belang van ICT onderkend hebben, zijn andere economische sectoren volgend. In sommige steden zijn financiële instellingen dominanter aanwezig dan in andere steden, waardoor de vraag naar ICT eerder gearticuleerd werd en daardoor economische activiteiten rond ICT eerder op gang kwam. Daar waar dominante sectoren volgend zijn, bijvoorbeeld in de transportwereld zal ook de vraag naar ICT minder snel opkomen. Dit verschil in uitgangspositie is opvallend als we Rotterdam vergelijken met Amsterdam. Amsterdam lijkt min of meer een ICT-cluster aangewaaid te krijgen, daar waar Rotterdam er hard voor moet werken. Alvorens we nader ingaan op hetgeen Rotterdam zou kunnen doen (of al doet) zullen eerst de bevindingen van deze benchmark samengevat worden. Er wordt eerst aandacht besteed aan de vestigingsfactoren en vervolgens aan de elementen die een rol spelen bij clustervorming.
1.1
Vestigingsfactoren
De omvang van de steden verschilt qua inwoners aantal niet dramatisch. Een uitzondering hierop is Singapore dat vele malen groter is dan de vier andere steden. Qua bevolkingsdichtheid steekt Rotterdam af in vergelijking met de andere steden: Rotterdam heeft een aanzienlijk lagere bevolkingsdichtheid dan de andere steden. Andere factoren die onderzocht zijn, kunnen als volgt worden samengevat. • Het gemiddelde inkomen ligt in de Nederlandse steden dicht bij elkaar, voor de andere steden ligt dat inkomen een stuk hoger. • De beschikbare kantoorruimte is binnen redelijke marges vergelijkbaar is, maar opvallend is dat de prijzen voor redelijke locaties aanzienlijk verschillen. • Opvallend is het verschil in werkloosheid. Rotterdam, Amsterdam en Kopenhagen scoren vrij hoog, terwijl Singapore en Baltimore aanzienlijk lager cijfers laten zien. • Het arbeidspotentieel maar ook het opleidingsniveau lijkt in steden als Rotterdam, Amsterdam, Baltimore en Singapore vrij vergelijkbaar: een groot aanbod van relatief laag geschoolden aan de ene kant en hoog opgeleiden aan de andere kant. • Wat betreft aantal opleidingen zijn de verschillen niet zo groot. De verdeling van HBO-achtige en universitaire opleidingen is vrij gelijk. 1
• In Nederland is het gebruik van ICT in het onderwijs nog redelijk beperkt. In Baltimore kregen we de indruk dat het gebruik van ICT in onderwijs ook tegen viel. In Singapore zijn er grootse plannen. • Wat betreft de luchtvaart activiteiten lijken Baltimore en Rotterdam veel gemeen te hebben: beide beschikken over een regionale luchthaven, met weinig (inter)nationale uitstraling. • Rotterdam en Singapore zijn zonder meer de grootste twee havens. • Er is weinig bekend is over de relatie tussen havenactiviteiten en ICT: alleen in Baltimore en Rotterdam zijn nieuwe innovatief projecten geïnitieerd. • Amsterdam en Singapore kennen het hoogst aantal ICT-bedrijven. Rotterdam, Baltimore en Kopenhagen nemen vergelijkbare posities in. Voor Singapore gaat het vooral om productiebedrijven. In Amsterdam zijn het vooral telecommunicatie, software, en dienstverleningsbedrijven evenals content providers. • Opvallend zijn de aanwezigheid van medische clusters in Rotterdam, Baltimore en Kopenhagen.
2
Tabel 1.1 Vestigingsfactoren in vergelijkende perspectief. Geografie en demografie ♦ Aantal inwoners x 1000 ♦ Bevolkingsdichtheid per km2 Economie ♦ Gemiddeld besteedbaar inkomen ♦ Huisvesting bedrijven ♦ Beschikbare bedrijfsruimte x 1000m² ♦ m2prijs voor kantoorruimte ♦ Huisvesting inwoners ♦ Beschikbare woonruimte x 1000 ♦ Arbeidsmarkt ♦ Werkzaamheid naar sector ♦ Werkloosheid Onderwijs ♦ Universitaire en HBO instellingen ♦ Integratie ICT in onderwijs Infrastructuur ♦ Luchtvaart ♦ Aantal internationale luchtvaart bestemmingen ♦ Aantal passagiers x 1000 ♦ Tonnen vracht x 1000 ♦ Haven ♦ Mln. Tonnen aanvoer en afvoer Telecommunicatie-infrastructuur ♦ Glasvezelnetten ♦ Internet eXchange ICT-cluster ♦ Aantal bedrijven ICT-beleid ♦ Science parks, incubators
Rotterdam
Amsterdam
592 2.841
731 4.415
€9.620
Baltimore
Kopenhagen
Singapore
625 3.023
577 5.948
4.017 5.885
€10.437
€23.709
€27.033
€31.708
4.857
5.415
1.270
7.500
6.137
€205
€420
€287
€328
€606
284
369
300
834
847
zie tabel 4.4 7%
zie tabel 5.4 8,5%
zie tabel B1.2/3 3,3%
zie tabel B1.7 8%
3,5%
7 Matig
11 Matig
14 Laag
8 Hoog
17 Hoog
17
258
9
135
145
719 789
39.271 1.181
19.603 9,6
18.403 419
28.618 1.682
303
56
30
11
326
7 –
9 (schatting) AmsIX
1 BNAP
– DIX
1 SIX
648
2.143
<412
ca 600
ca 2.000
5
8
3
4
2
Cijfers zijn gebaseerd op de meest recente gegevens die we konden vinden en waar nodig omgerekend naar Nederlandse maten, m2, tonnen, euro’s etc
1.2
Clustervorming
Om als een ICT-cluster of ICT-technopool gekwalificeerd kunnen worden, zal eerst aan een zevental voorwaarden voldaan moeten worden. In Tabel 1.2 worden deze voorwaarden en de evaluatie van de benchmark steden op een rij gezet. Om antwoord te geven op de vraag of deze steden zich kwalificeren als een ICT-technopool, dan is de enige stad die hiervoor in aanmerking komt Amsterdam. Het succes van Amsterdam is meer één van toeval dan van bewust beleid.
3
Tabel 1.2 ICT-clusters nader geëvalueerd innovatie en diffusie van ICT en Internet klussende ICT-ers clustering van vraag en aanbod clustering van bedrijven
clustering met VC, lokale autoriteiten en kennisinstellingen
clustering van clusters
duurzaam clusteren
Rotterdam Beperkt
Amsterdam Breed
Baltimore Beperkt
Kopenhagen Beperkt
Singapore Breed
Kleine groep starters Geen duidelijke vraag: niches Nauwelijks, ook niet complementair VC nihil Lokale overheid maakt inhaalslag, actief beleid
Veel starters
Kleine groep
Vraag vanuit verschillende sectoren Clustering, complementair
Geen duidelijke vraag: niches Nauwelijks, ook niet complementair VC beperkt Lokale overheid maakt inhaalslag
Aantal starters neemt toe Geen duidelijke vraag Nauwelijks, ook niet complementair
Aantal starters neemt toe Overheid creëert vraag
Kennisinstellin gen beperkte betekenis, onvoldoende innovatief Eerste aanzetten vanuit overheid
Nog in aanloopfase
VC nihil Invloed lokale overheid marginaal
Rol CWI groot
Kennisinstellin gen van belang maar niet op ICT gebied
Sprake van clustervorming maar niet op basis van een eigen technologie Last van dot.com crisis, maar ontwikkeling zal zich mogelijk doorzetten
Geen clustervorming
–
Overheid nauwelijks zichtbaar, stimuleert via incubators en science parken
Eenzijdig productie VC nihil Overheid is drijvende kracht
Kennisinfrastructuur onvoldoende innovatief Geen clustervorming
–
Alleen als het om productiebedrijven gaat
–
Verder kan geconcludeerd worden dat: • Baltimore en Kopenhagen (Øresund) kwalificeren zich vooral als een medisch cluster. • Singapore is weliswaar een belangrijke ICT-productie centrum, maar kan niet worden aangemerkt worden als een innoverend ICT-cluster. De overheid stimuleert het gebruik van ICT, maar de lokale kennisinfrastructuur is nog onvoldoende ontwikkeld. • Rotterdam bevindt zich in een soortgelijke positie. De lokale overheid stimuleert daar, net als in Singapore, waar mogelijk ontwikkelingen op het gebied van ICT, maar met name een innovatieve kennisinfrastructuur ontbreekt. Deze kennisinfrastructuur is wel in de nabijheid van Rotterdam te vinden, maar er bestaat onvoldoende relatie tussen Delft en de lokale Rotterdamse economie.
1.3
Aanbevelingen
Hoewel geconstateerd moet worden dat Rotterdam nog een lange weg heeft te gaan om een ICT- en Internetcluster te ontwikkelen, zijn we ook verplicht een aantal suggesties te doen hoe Rotterdam daar kan komen. Er werd eerder al geconstateerd dat het ontstaan van clusters niet af te dwingen valt en dat er veel toevalsfactoren een rol spelen. Wat een overheid wel kan doen is voorwaarden scheppen waar onder een technopool zich kan ontwikkelen, inclusief het mogelijk stimuleren van toevalsfactoren. 4
• Rotterdam scoort op een aantal zaken positief. Er is grote bereidheid bij de gemeente om een ICTstimuleringsbeleid te voeren, de telecommunicatie infrastructuur en energie voorziening is goed, er is breed scala van opleidingen, de kennisinfrastructuur levert input aan de lokale economie, er is in potentie een aantal belangrijke clusters dat bij kan dragen aan de stimulering van de vraag naar ICT. • Wil Rotterdam echter een aansprekend ICT-cluster met aantrekkingskracht voor ICT-bedrijven, investeerders, ICT-personeel et cetera, een zgn. technopool op ICT gebied worden, dan zal de gemeente een aantal zaken kunnen aanpakken. • De lokale overheid dient daarbij samen te werken met marktpartijen en andere actoren om activiteiten tot stand te brengen die gericht zijn op lokale ontwikkelingsstrategieën en gedistribueerde governance. • De relatie met de kennisinfrastructuur, met name de kennisinfrastructuur die zich richt op ICT zal versterkt moeten worden. Rotterdam zal zich moeten profileren als en stad waar specifieke deskundigheid wordt ontwikkeld. Dit kan met name bereikt worden door in te spelen op een aantal sectoren waar Rotterdam in potentie kansen heeft, namelijk op het gebeid van ICT en transport en logistiek; ICT en de medische sector en in het verlengde hiervan ICT en biotechnologie. • Kennisuitwisseling op allerlei niveaus tussen kennisinstellingen en bedrijven dient gestimuleerd te worden. • De keuze voor bepaalde sectoren veronderstelt ook dat opleidingsinstituten dezelfde keuzes maken. Zonder gekwalificeerd personeel op het gebied van ICT zal de groei van bedrijven worden gefrustreerd. Naast ICT-georiënteerde opleidingen gaat het ook om complementaire opleidingen bijvoorbeeld op het gebied van management en sales. • Rotterdam heeft behoefte aan een spraakmakend, innovatief ICT-bedrijf dat Rotterdam internationaal op de kaart kan zetten. Zo'n spraakmakend bedrijf kan voortkomen uit Rotterdam zelf of de gemeente Rotterdam kan stimuleren dat zo'n spraakmakend bedrijf zich in Rotterdam vestigt. • Er is onvoldoende kennis over wat soort bedrijven er in Rotterdam op het gebied van ICT actief zijn en of deze bedrijven over unieke hoogwaardige kennis, innovatieve diensten of producten beschikken. Nader onderzoek is noodzakelijk om vast te kunnen stellen of de instrumenten die nu door de gemeente ingezet worden, wel gericht zijn op de juiste segmenten van het ICT-cluster. • Het aantrekken van hoogwaardige bedrijven van elders vergt een zeer doordachte strategie, waarbij de gemeente er bewust voor kiest om een voor een bepaald cluster of toonaangevend bedrijf aan te trekken waarvan verwacht mag worden dat die ook andere bedrijven doet volgen. • Bij de keuze voor een bepaald cluster doet men er goed aan bedrijfsparken en incubatorcentra te vestigen in de directe fysieke nabijheid van kennisleveranciers en van afnemers. • De keuze voor bedrijven die zich in zo'n incubator centrum vestigen, moet worden ingegeven door een duidelijk selectiebeleid, waarbij complementariteit, oriëntatie op de specifieke sector, maar ook verschil in ontwikkelingsfasen een rol spelen. • De keuze voor profilering op een bepaald technologiedomein dient te worden ingegeven door een bestaande vraag op dat gebied en de aanwezigheid van een gebruikers community. • De medische sector is een relatief moeilijke sector en kent veel specialismen. Het articuleren van een duidelijke ICT-vraag zou wel eens problematisch kunnen zijn. • De keuze voor het stimuleren van een multimedia/AV-cluster gebeurt op dit moment vanuit een achterstand situatie in Rotterdam. De vraag naar producten van dit cluster komt vooral uit Amsterdam-Hilversum. Een heroriëntatie op de relatie ICT, kunst, architectuur ligt gezien activiteiten op dit gebied in Rotterdam meer voor de hand.
5
• Ook de gemeente zelf is een belangrijke aanjager zijn van ICT-activiteiten en Rotterdam profileren op het gebied van eGovernment. De gemeente kan er voor kiezen om een kenniscentrum voor allerlei eGovernment applicaties op te zetten. • Voordat een keuze wordt gemaakt voor continueren van bestaand beleid gericht op onder andere, de medische en AV-sector, of voor een ander cluster dat Rotterdam op de kaart kan zetten, is het zaak om een analyse uit te voeren naar het economisch belang van specifieke clusters en naar de mate van potentiële innovativiteit van zo’n cluster. • De gemeente moet het tot stand komen van een platform stimuleren waarin betrokken partijen vanuit de ICT-sector en andere sectoren samenwerken aan het ontwikkelen van draagvlak, visie, strategie, plannen en de realisatie daarvan. Het gericht stimuleren van netwerkactiviteiten in relevante branches en tussen branches is een taak waar de gemeente een leidende en voorwaardenscheppende rol kan vervullen. • Er zal een gericht beleid gevoerd moeten worden om het imago van Rotterdam te verbeteren. Rotterdammers zijn niet geneigd om hun eigen stad positief te profileren, noch om successtories te vertellen. Daar zal verandering in moeten komen. • Een coherent en stimulerend beleid zal door leidende politici moeten worden uitgedragen. Met name het college van B&W zal de keuze moeten maken dat ze zich op dit gebied wil profileren en committeren. • Het beleidsvoorbereidend en -uitvoerend apparaat zal moeten werken aan opbouw van competenties en continuïteit. Men moet afgerekend worden op het te behalen succes. Er werd eerder al gesteld dat men in Rotterdam er van uit gaat dat daden meer zeggen dan woorden en dat er derhalve hard gewerkt moet worden. Er mag dus, gezien de resultaten van deze benchmark, gesteld worden dat Rotterdam veel energie zal moeten besteden aan het creëren van succes, daar waar het anderen misschien wat te makkelijk toevalt. Dat het daarbij belangrijker is om van eigen kracht uit te gaan en niet te kijken naar wat de naaste concurrent doet zou kunnen helpen. Zowel Singapore als Kopenhagen leren dat een gericht beleid gunstige voorwaarden kan creëren, maar dat succes ook een kwestie van consistent beleid en lange adem is, waar toevalsfactoren helaas ook een rol bij spelen.
6
2 INLEIDING ICT (informatie- en communicatietechnologie) is een van de snelst groeiende sectoren in de wereld en een nieuwe bron voor werkgelegenheid en economische groei. De werkgelegenheid in de ICT is in Nederland in de periode 1995-1998 sterk gegroeid. ICT is als sector op zich niet alleen belangrijk voor de economie, maar heeft ook een effect op andere sectoren. Men kan ICT vandaag de dag in alle delen van de samenleving terug vinden. Vrijwel alle takken van de industrie en van de dienstensector maken gebruik van een vorm van informatie- en communicatietechnologie zoals kantoorautomatisering of telecommunicatie. Bedrijven worden ook zich steeds meer bewust van het belang van ICT voor het versterken van hun concurrentiekracht. De Nederlandse overheid heeft al erkend dat om de concurrentiepositie van Nederland te verbeteren, er in ICT geïnvesteerd zal moeten worden. Een van de initiatieven van het Ministerie van Economische Zaken is het uitbrengen van een nota genaamd “De Digitale Delta” in juni 1999. In deze nota werden vijf pijlers onderscheiden die moeten bijdragen aan een goede uitgangspositie voor Nederland. Eén van deze pijlers1, Kennis en Innovatie is verder uitgewerkt in een actieplan. De overheid ziet hierin voor zichzelf drie rollen: stimuleren van sterke ICT-clusters, ontwikkelen van ICT-kennis, en zorgen voor voldoende opgeleide ICT’ers. Beleidsinspanningen zijn daarom gericht op ICT-competenties en het stimuleren van innovaties in een brede zin, en minder gericht op specifieke deelgebieden. Niet alleen de centrale overheid, maar ook lokale overheden hechten belang aan de ontwikkeling van Informatie- en Communicatietechnologieclusters in hun eigen regio. ICT-clusters worden vaak, onder verwijzing van het succes van Silicon Valley, gezien als een drijvende kracht achter economische groei. Ook in Nederland zijn er regionale concentraties van ICT-bedrijvigheid waar te nemen. Elk van deze regio’s zou zich graag hét ICT cluster van Nederland willen noemen. Voorbeelden van steden of regio’s die de titel ‘de Silicon Polder van de Lage Landen’ willen voeren, zijn onder meer, Amsterdam, het gebied rond de Technische Universiteit van Twente, en Eindhoven. Andere regio’s zouden graag hun bestaande industriële profiel willen wijzigen of verbreden om niet achter te blijven in de digitale wereld. Rotterdam is zo’n regio die, naast hun bestaande profiel als Mainport, een breder profiel wil gaan ontwikkelen. De haven als Mainport begint in economisch belang af te nemen, en er wordt dus gezocht naar andere potentiële groeisectoren.
2.1
Doelstellingen van het onderzoek
Als een gemeente effectief beleid wilt ontwikkelen om een ICT-sector in hun regio te stimuleren, zal men eerst moeten weten wat de huidige status van de ICT-sector is. Vanuit die positie kunnen dan aanknopingspunten gevonden worden om dit beleid vorm te geven. Niet alleen moet inzicht verkregen worden waar eventuele aanknopingspunten voor beleid liggen, maar ook inzicht in welke mate deze aanknopingspunten voor (gemeente)overheidsbeleid uiteindelijk ook een doorslaggevende factor kunnen zijn voor succesvolle clustervorming. Er zal dus eerst een onderzoek uitgevoerd moeten worden. Voor dit onderzoek moet eerst een benchmarkstudie uitgevoerd worden. Daarna kan een strategisch plan opgesteld worden om beleid te kunnen ontwikkelen, gericht op het stimuleren van een ICT-sector. Als onderwerp van dit onderzoek zal de agglomeratie Rotterdam onder de loep genomen worden. De doelstelling van het onderzoek valt dus uiteen in twee delen, namelijk een benchmark en een strategisch advies. De geplande benchmarkstudie zal een aantal factoren belichten die een mogelijke voorwaarde zijn voor het succes van een ICT (of multimedia) sector. Hierna zal ook bekeken worden in hoeverre deze factoren doorslaggevend kunnen zijn voor clustervorming. De ICTsector is een zeer dynamische sector. De vraag is dan ook niet zozeer in welke mate een overheid deze factoren kan gebruiken om clustervorming van de ICT-sector aan te sturen, maar ook of een ICTsector überhaupt wel te sturen is.
De vijf pijlers zijn: (Tele)communicatie-infrastructuur; Kennis & Innovatie; Toegang & Vaardigheid; Regelgeving; en de inzet van ICT in de publieke sector.
1
7
2.1.1
Benchmark als vergelijking tussen steden
Er zijn vele definities van wat een benchmark is. Benchmarking is een methode om vast te stellen waar verbeteringen in een (business) proces kunnen worden doorgevoerd (Schwartz, 1998), het zoeken naar best practices die leiden tot superieure prestaties (Davis & Davis, 1994), of een gestructureerd en analytisch proces gericht op het wereldwijd en continu identificeren, vergelijken, ontwikkelen en beoordelen van best practices om concurrentievoordelen te bereiken en te behouden (Anton & Spit, 1999). Wat alle omschrijvingen gemeen hebben is dat het om vergelijkingen gaan, bij voorkeur met de beste in de klas, en het vervolgens overnemen en implementeren van soortgelijke zaken. Voor dit onderzoek is gekozen voor een benchmark met een vergelijking tussen verschillende steden. Leidende vraag daarbij is wat de sterke en zwakke punten van de agglomeratie Rotterdam op het gebied van Informatie- en Communicatietechnologie zijn, afgezet tegen die van (inter)nationale steden met een gelijkwaardig profiel en ambitieniveau. Een belangrijke keuze betreft de steden waarmee Rotterdam vergelijken zou kunnen worden. De keuze voor een aantal internationale zustersteden zoals Singapore en Baltimore, ligt voor de hand. De keuze voor Amsterdam en Kopenhagen wordt ingegeven aan de ene kant door de dynamiek die de beide steden uitstralen op het gebied van ICT (Amsterdam), en aan de andere het life science cluster (Kopenhagen). Verder spelen bij deze vier steden ook de haven activiteiten een rol van enige betekenis. Er wordt gesproken over vijf steden, in feite zijn deze steden in meer of mindere mate de kern van een bepaalde regio. Zo is: • Kopenhagen de spil in de Øresundregio; • Baltimore City een op zich staande bestuurseenheid, die sterk afhankelijk is van Baltimore County en de Staat Maryland; • Singapore een stadstaat, met een overloop in Maleisië; • Amsterdam de kern van de driehoek Hoofddorp, Almere, en Hilversum; en • Rotterdam, een agglomeratie inclusief de aanliggende steden Vlaardingen en Schiedam, en soms ook inclusief Delft. Hoewel de focus primair op de steden gericht is, kunnen we niet voorbij aan ontwikkelingen in de regio en de daarbij behorende bestuurlijke niveaus. De keuze voor de stad of de regio als vergelijkingseenheid blijft arbitrair. Van Winden (2000) wijst er op dat veel studies naar hightech regio's gericht zijn op 'grotere' regio's zoals Silicon Valley en in mindere mate op meer lokale, stedelijke clusters. Daarbij betreffen studies doorgaans succesvolle clusters en steden, en in mindere mate steden en regio's, die zich nog niet duidelijk als een ICT-cluster gemanifesteerd hebben. Dit laatste geldt voor de geselecteerde steden, misschien met uitzondering van Amsterdam dat zich binnen Europa als een van de ICT-clusters kwalificeert. Wij omschrijven een cluster als de geografische concentratie van onderling afhankelijke bedrijven met zowel verticale als horizontale en coöperatieve als concurrerende relatiepatronen, die bovendien in dezelfde bedrijfstak of op basis van dezelfde basistechnologie opereren2. Wanneer de clustering van bedrijven plaatsvindt binnen high technology sectoren (b.v. biotechnologie, nieuwe materialen, ICT) worden ook wel termen als technopool en technopolis gehanteerd3. Het concept Technopool is niet zonder belang omdat het verwijst naar de potentie en de uitstraling die een bepaald gebied heeft en uitstraalt naar de rest van de wereld. In tweede instantie gaat het om de magneetwerking die van een Technopool, the place to be, uitgaat. Die magneetwerking vertaald zich in toestroom van buitenlandse investeringen van grotere technologie bedrijven, ICT-talent, ICT-fondsen, bijvoorbeeld risico kapitaal, en voor innovatie en ideeontwikkeling. D. Jacobs & A.P. de Man (red)(1996), Clusters en Concurrentiekracht. Naar een nieuwe praktijk in het Nederlandse bedrijfsleven? Alphen a/d Rijn: Samsom. 3 M. Castells & P. Hall (1994), Technopoles of the World. The Making of 21st Century Industrial Complexes (Routledge) en A.J. Scott (1993, Technopolis. High-Technology Industry and Regional Development in Southern California (University of California Press). 2
8
Verder is de afbakening van regio's arbitrair. In het buitenland ziet men Amsterdam, Den Haag, Utrecht, en Rotterdam als één regio, waar in de steden zelf de onderlinge verschillen vooral benadrukt worden. Op nationaal niveau zijn de regio’s makkelijker af te bakenen aangezien regio’s hun eigen insteek en cultuur hebben. Benchmark studies zijn doorgaans een vergelijking met ‘de beste uit de klas’. Op basis van zo'n vergelijking kunnen dan lessen worden getrokken en kunnen succesformules gekopieerd worden. In deze studie wordt niet gekeken wie de beste van de klas is, evenmin zal er sprake zijn van kopieerbare succesformules. Wat wel gedaan wordt in deze benchmark studie, is kijken waar welke ontwikkelingen een belangrijke voorbeeldfunctie kan hebben. Er zal vooral gekeken worden naar de sterke punten van andere regio's, die voor Rotterdam belangrijk kunnen zijn. De criteria op basis waarvan de benchmark wordt uitgevoerd komen voort uit twee theoretische en onderzoeksdomeinen: (1) traditioneel vestigingsplaats onderzoek, en (2) onderzoek naar ondernemingsschap in relatie tot analyses van ICT-clusters. In vestigingsplaats onderzoek staan locatiefactoren centraal. Op basis van locatiefactoren wordt bepaald of een bedrijf zich ergens vestigt. Maar een groot aantal gelijksoortige of verwante bedrijven vormen nog geen cluster. Bij clustervorming spelen meer factoren een rol. Op basis van analyses van hightech regio’s is in de studie in Silicon Valley in de Polder: ICT-clusters in de Lage Landen (Bouwman & Hulsink, 2000) een dynamisch model ontwikkeld, waarmee uitspraken over de mate van succes van ICT-ondernemerschap, clustervorming en hightech regio’s mogelijk worden. Dit model, is naast de vestigingsplaatsmotieven, leidend voor de benchmark. We komen op beide in het volgend hoofdstuk, waar relevante indicatoren verder uitgewerkt worden, op terug. Voor het opstellen van indicatoren is literatuur onderzoek en een Internet search uitgevoerd. De benchmark zelf is voornamelijk gebaseerd op desk en Internet research. Tevens is daar waar mogelijk, doorgaans via e-mail, contact gezocht met lokale informanten. De focus in de benchmark is sterk gericht op kwantitatieve gegevens.
2.1.2
Het strategisch advies
De benchmark moet ook voeding geven aan een strategische visie op de rol van een overheid waarin het eigene van een regio gekoppeld kan worden aan de mogelijkheden van de ICT-sector. Voor Rotterdam zou dit bijvoorbeeld haar positie als een logistiek knooppunt kunnen zijn. De lokale overheid speelt een belangrijke factor bij het totstandkomen en in stand houden van hightech regio’s. Op lokaal niveau kan de overheid zorg dragen voor een betrouwbare, toekomstvaste hoge capaciteit communicatie-infrastructuur, maar ook voor de ondersteunende infrastructuur, bijvoorbeeld op het gebied van onderwijs. De lokale overheid kan een positieve bijdrage leveren aan een gezond investerings- en vestigingsklimaat door een actief stimuleringsbeleid om vestiging van nationaal en internationaal aansprekende bedrijven aan te moedigen. Dit rapport zal op basis van de benchmark bijdragen aan het bepalen van de mate van succes, en zien waar eventueel verbeteringen aangebracht kunnen worden.
2.2
Probleemstelling, onderzoeksvragen en afbakening
Naar aanleiding van de voorgaande doelstellingen kan de volgende probleemstelling geformuleerd worden: Wat zijn de voorwaarden voor de vorming van een succesvol ICT/multimedia-sector in Rotterdam en in hoeverre kunnen deze voorwaarden gegenereerd dan wel gestuurd worden door een (gemeente)overheid? Uit deze probleemstelling komen de volgende onderzoeksvragen naar voren: • Wat is de huidige status van de ICT/multimedia-sector in Rotterdam en hoe vergelijkt dit met vergelijkbare steden in het binnenland (Amsterdam) en het buitenland (Baltimore, Kopenhagen en Singapore); • Welke factoren spelen een rol bij vestigingskeuze van ICT/multimedia-bedrijven in een bepaalde regio;
9
• Wat zijn de benodigde voorwaarden voor succesvolle clustervorming van een ICT/multimedia-sector in het algemeen; • In welke mate kan een overheid deze factoren beïnvloeden en/of aansturen of speelt toeval een te grote rol? Zoals in het voorwoord al geschreven werd, is dit onderzoek ook de basis geweest voor een rapport voor de gemeente Rotterdam. Om binnen een redelijk limiet te blijven, zal deze scriptie zich derhalve beperken tot de volledige kwalitatieve en kwantitatieve beschrijving van de geselecteerde Nederlandse steden Rotterdam en Amsterdam, en een samenvatting van de kwantitatieve beschrijvingen voor de buitenlandse steden Baltimore, Kopenhagen en Singapore. Voor de conclusies en eindadvies zullen zowel de kwantitatieve als kwalitatieve gegevens van Baltimore, Kopenhagen en Singapore meegenomen worden. De volledige kwalitatieve beschrijvingen van deze steden zullen ter toelichting in Bijlage 1 geplaatst worden.
2.3
Opbouw van deze rapportage
Het verslag is als volgt opgebouwd. In hoofdstuk 3 gaan we in op relevante literatuur met betrekking tot vestigingsmotieven, specifiek in relatie tot ICT-bedrijven en -clusters, en ICT-clustervorming. In de daarop volgende twee hoofdstukken komen de geselecteerde Nederlandse steden aan bod, namelijk Rotterdam en Amsterdam. Hoofdstuk 6 geeft de beknopte kwantitatieve analyse en toepassing van het kwalitatieve model voor de buitenlandse steden van het benchmarkonderzoek: Baltimore, Kopenhagen en Singapore. Er zal gestreefd worden zoveel mogelijk harde data te geven. Echter, het verzamelen van gelijksoortige data voor de vijf steden is niet altijd eenvoudig en succesvol geweest. Vergelijkbare gegevens zijn niet altijd beschikbaar. Verder laten met name ontwikkelingen in het ICT-cluster laten zich vooral kwalitatief beschrijven. In het laatste hoofdstuk zullen de bevindingen voor de vijf steden naast elkaar gezet en vergeleken worden. Deze vergelijking dient als basis voor een analyse waaruit een beleidsadvies geformuleerd zal worden.
10
3 BESCHRIJVING VAN EN CRITERIA VOOR ICT CLUSTERS Zoals in de inleiding beschreven is, kan de ICT-branche gezien worden als een motor van de Nederlandse economie. Het is echter moeilijk de ICT-branche te definiëren. Bedrijven in Nederland worden gecategoriseerd door het Centraal Bureau voor Statistieken (CBS) op basis van Standaard BedrijfsIndeling (SBI) codes, terwijl de Kamers van Koophandel uitgaan van BedrijfsIndeling Kamer van Koophandel (BIK) codes. Voor ICT bedrijven bestaan er echter geen eigen SBI of BIK codes waardoor het moeilijk is om eenduidige en relevante afbakeningen te maken. In de Verenigde Staten wordt aan een nieuwe indeling gewerkt en ook binnen het CBS is men bezig na te gaan in hoeverre de huidige indeling herzien moet worden. Als men kijkt naar de SBI codes die geheel of gedeeltelijk voor ICT bedrijven gehanteerd worden, kunnen we circa 45 verschillende activiteiten onderscheiden (zie Bijlage 2, van Bemmelen, 2000; Boumans & Bouwman, 2000). Daar komt nog bij dat door de dynamiek van de industriële domeinen zelf en convergentie van technologieën, bedrijven in de ICT-branche zich vaak op meer dan één deelsector richten. De variëteit van verschillende soorten diensten en hoe die aangeboden kunnen worden, breidt zich gestaag uit. In figuur 3.1 wordt de convergentie tussen de verschillende aspecten en aanbieders van diensten geïllustreerd. Waar de verschillende technologieën en industriële domeinen elkaar overlappen, bevindt zich de multimedia-sector, ook wel de nieuwe media genoemd. De termen ICT en multimedia worden wel eens door elkaar heen gebruikt. Technisch gezien is dit niet geheel correct, aangezien multimedia eerder een verlening of een toepassing van ICT is. Bij multimedia staat content (tekst, tekeningen, foto-, video- of geluidsfragment die een technische behandeling nodig heeft) centraal (Bouwmans & Bouwman, 2000). Multimedia is dus een sub-sector van ICT. Voor dit rapport is dit onderscheid van minder groot belang, en kunnen de termen ICT en multimedia / nieuwe media wel als synoniemen gebruikt worden.
Telecommunicatie ♦ ISDN /ADSL ♦ kabelnetwerken ♦ (mobiele) telefonie ♦ satellietdiensten
Multimedia InformatieTechnologie ♦ software ♦ hardware ♦ interfaces
Informatie / Content ♦ databases ♦ audio-visuele producten ♦ film / TV ♦ muziek
Figuur 3.1 Convergentie van de verschillende domeinen van ICT Bron: OECD, Communications Outlook, 1999
In hun onderzoek voor de Directoraat-Generaal Telecommunicatie en Post (DGTP) in januari 2000 naar de nieuwe media definieert Dialogic het nieuwe mediacluster, als de verzamelnaam van bedrijven en instellingen: • die zich bewegen op het snijvlak van omroep, uitgeverijen, telecommunicatie en informatietechnologie, • die daarbij gebruik maken van (het bewerken, verwerken en de overdracht van computer)data, geluid- en beeldinformatie, vooral in combinatie, 11
• daarbij elektronische distributiekanalen zoals kabel, telefoon, internet, satelliet, etc. hanteren, en • bij de productie en distributie van hun diensten veelal interactief communiceren met hun afnemers / consumenten. Voor dit onderzoek zal deze omschrijving van ICT en de algemene omschrijving voor clusters zoals Bouwman & Hulsink (2000) die hanteren, namelijk: de geografische concentratie van onderling afhankelijke bedrijven met zowel verticale als horizontale en coöperatieve als concurrerende relatiepatronen, die bovendien in dezelfde bedrijfstak of op basis van dezelfde basistechnologie opereren, in casu ICT, worden gebruikt. In Nederland zijn vooral de nieuwe media bedrijven, ook wel multimediabedrijven genoemd, sterk in opkomst. Productie van ICT (rand)apparatuur en/of onderdelen is in Nederland minder sterk. Een van de redenen is dat door de kleinschaligheid en de relatief hoge arbeidskosten van de (Nederlandse) markt, en de sterke concurrentie van de VS en Zuid Oost Azië, het moeilijk is voor bedrijven om de benodigde schaaleffecten te bereiken. Een uitzondering zijn niche-markten waar schaalvoordelen in relatie tot hoge arbeidskosten, minder problematisch zijn (bijvoorbeeld ASML en Océ). De Nederlandse economie is sterk gericht op dienstverlening en de ‘traditionele’ media zoals TV, reclame en uitgeverijen. Daar komt bij dat Nederland een goede en redelijk betaalbare telecommunicatie infrastructuur heeft, en over het algemeen een redelijk niveau van creativiteit en kwalitatief hoogwaardige opleidingen heeft. Vergeleken met de Nederlandse economie als geheel zijn ICTbedrijven, en specifiek het nieuwe mediacluster relatief geavanceerde gebruikers van ICT. Dialogic (2000) schat het totale investeringsvolume in 1999 van het nieuwe media cluster, met inbegrip van grote bedrijven zoals KPN, UPC, en Versatel, op ca. fl.5 mld. Als de hoge investeringen in hoogwaardige telecommunicatie-infrastructuur niet meegerekend wordt, worden ICT-investeringen op fl.811 mln. geschat. De meeste nieuwe media bedrijven verwachten de komende drie tot vijf jaar nog meer te gaan investeren in ICT, vooral in (rand)apparatuur en specifieke software en multimedia, alsmede in internetdiensten. Het meest gebruikte distributiekanaal is internet. Qua infrastructuur verwachten nieuwe media bedrijven veel van ISDN en ADSL. Telefoon en kabel komen op een tweede en derde plaats. De nieuwe media bedrijven zijn ‘big spenders’ in vaste spraak en datacommunicatie: zij geven respectievelijk vier en twee keer zoveel uit aan data en spraakcommunicatie als een gemiddeld Nederlands bedrijf. Verder wordt groot belang gehecht aan de kwaliteit van de toekomstige telecommunicatie voorzieningen en –infrastructuur. Betrouwbaarheid komt op de eerste plaats, op de voet gevolgd door beschikbaarheid, snelheid, capaciteit, kostenreductie en standaardisatie. Alvorens we verder ingaan op theorievorming rond clustervorming willen we eerst stil staan bij vestigingsplaatsmotieven. Immers clustervorming staat of valt met het besluit van een ondernemer of onderneming om zich ergens te vestigen.
3.1
Locatiekeuze door bedrijven
Bedrijven bepalen hun locatie onder meer op basis van de beschikbaarheid van ruimte, grondprijzen, de kwaliteit en kwantiteit van fysieke infrastructuur (aan- en afvoer van goederen), de kwaliteit en kwantiteit van het arbeidsaanbod, de aanwezigheid van andere bedrijven (leveranciers en afnemers), de marktvraag, de status van een locatie, de kwaliteit van de leefomgeving en de aanwezigheid en kwaliteit van nabijgelegen voorzieningen. Deze locatiefactoren kunnen onderverdeeld worden in harde en zachte locatiefactoren. Harde locatiefactoren zijn vaak eenvoudig te kwantificeren en hebben een directe invloed op de kosten of opbrengsten van een bedrijf (zoals transportkosten en afzetmogelijkheden). Zachte locatiefactoren zijn moeilijker te kwantificeren en hebben een indirecte invloed op de winstgevendheid. Voorbeelden van harde locatiefactoren zijn de geografische ligging (toeleveranciers en afzetmarkt), marktvraag, de aanwezigheid (en nabijheid) van voorzieningen, infrastructuur, en arbeidsaanbod. Er zal eerst aan deze harde locatiefactoren voldaan moeten worden voordat andere factoren, de zogenaamde zachte locatiefactoren, mee gaan spelen (Funck, 1995). Voorbeelden van zachte locatiefactoren zijn de kwaliteit van de leefomgeving, de diversiteit en kwaliteit van culturele voorzieningen en vrijetijdsvoorzieningen, en het imago van een bepaalde locatie. 12
In Nederland zijn er geen grote verschillen tussen de harde locatiefactoren in de meeste regio’s, vooral in de Randstad. Ondernemingen worden als het ware in toenemende mate ‘footloose’. Hier gaan de zachte locatiefactoren dus een doorslaggevende rol spelen. Vooral de kwaliteit van de leefomgeving (‘quality of life’) bepaalt in toenemende mate de aantrekkingskracht van locaties op mensen en bedrijven. Het is daarom niet verwonderlijk dat steden met een hoge quality of life vaak ook economisch succesvolle steden zijn. De esthetische kwaliteiten van een stad werken klaarblijkelijk als katalysator voor economische groei. Omdat stedelijk beleid zich in eerste instantie richt op het optimaliseren van het welzijn en de welvaart in de stad (en dus op economische groei), trachten veel steden hun attractiviteit te verhogen. De investeringen die hiermee gepaard gaan, hebben bijvoorbeeld betrekking op voorzieningen in de sfeer van cultuur, sport, recreatie, ontspanning en winkelen, alsmede op groenvoorzieningen – zoals parken en plantsoenen – en verbeteringen inzake bereikbaarheid zowel per auto als per openbaar vervoer. Hier liggen kansen voor gemeenten om sturingsinstrumenten aan te wenden om de aantrekkingskracht van een regio te vergroten.
3.1.1
Vestigingbeweegredenen voor ICT bedrijven
Voor ICT bedrijven bieden stedelijke agglomeraties de perfecte combinatie van zowel de aanwezigheid van lokale informatie en kennis complexen als een centrale toegankelijkheid tot hun markten. Door de diversiteit van de ICT-sector, kan men niet een eenduidig antwoord geven wat de specifieke beweegredenen voor vestiging in een specifieke locatie. Voor ICT-bedrijven met relatief een hoog aantal employees, zoals software en telecommunicatie dienstverleners, is toegankelijkheid en parkeergelegenheid belangrijk. Voor multimediabedrijven die nog aan het groeien zijn, is huisvestiging met mogelijkheden voor eventuele uitbreiding juist weer belangrijk. Voor alle ICT-bedrijven geldt dat een goede elektronische infrastructuur essentieel is. ICT-bedrijven met veel elektronische dataverkeer is nabijheid bij een backbone vitaal, voor bedrijven met minder dataverkeer zal een ISDN-aansluiting waarschijnlijk voldoende zijn. Vooral deze laatste groep is dus meer ‘footloose’ dan de eerste groep bedrijven (van Bemmelen, 2000). Er is in het verleden veel onderzoek verricht om het succes van ICT-clusters in het buitenland, met name Silicon Valley te verklaren (zie bijvoorbeeld Manuel, 1999; Bouwman et al, 2000). Voor Nederlandse regio’s is er ook al wat onderzoek verricht naar ICT-clustervorming. In Location and Local Networks of ICT Firms in the Netherlands heeft Atzema (2000a) onderzocht of er sprake is van ICTclusters in Nederland. Gebaseerd op zijn analyse van het aantal ICT bedrijven per postcode springen er vier regionale concentraties van ICT-clusters uit: Amsterdam, Utrecht, Eindhoven en Groningen, hoewel dit geen van alle sterke concentraties zijn, in zijn optiek. Er is volgens Atzema (2000a) eerder sprake van een concentratie in de Randstad met wat grotere concentraties rond Amsterdam, Utrecht, Den Haag, Eindhoven en Groningen. Dit is een generiek beeld dat bevestigd wordt door Louter (2001). Rond de universiteit van Twente is zich een ICT-cluster aan het ontwikkelen (Wierstra, Jacobs & Kuijper, 2000). In Nederland is er niet echt sprake van aparte steden waar ICT zich concentreert, maar meer van agglomeraties. Dat blijkt ook uit kaartjes waar de geografische spreiding van de ICTsector wordt geïllustreerd. Wegens de kleinschaligheid van Nederland liggen alle ICT bedrijven relatief dicht tegen elkaar. In de optiek van Atzema is er wel sprake van een concentratie, maar is er niet noodzakelijkerwijs sprake van clustervorming. Later komen we hier op terug.
3.1.2
Locatiekeuze door starters
Men zou verwachten dat startende bedrijven dezelfde harde en zachte factoren zouden laten meewegen in de keuze voor hun eerste vestiging. Volgens onderzoek van Stam & Schutjes (1999) blijkt echter dat in Nederland de locatiekeuze voor starters sterker gemotiveerd wordt door de huidige locatie van hun woonomgeving dan andere factoren. De huidige woonomgeving is tenslotte al vertrouwd en er bestaan al bekende sociale en netwerk contacten. Als er alsnog een besluit genomen wordt om een startende onderneming te verhuizen, is dit meestal het gevolg van een of andere crisis zoals nijpend gebrek aan ruimte door bedrijfsuitbreiding, of verandering van de familieomstandigheden. Dit verhuisbesluit is alweer niet altijd gebaseerd op puur rationele of financiële redenen en wordt vaak pas genomen als er meer redenen zijn om te verhuizen (push-pull factoren4) Het kan hier gaan om allerlei factoren, variërend van ruimtegebrek tot de persoonlijke voorkeur van de echtgenoot van de eigenaar.
4
13
dan redenen om te blijven (keep factoren). Voorbeelden van keep factoren zijn hoge gemaakte investeringskosten en binding met de eigen regio. Als er besloten wordt om niet te verhuizen, is dit deels gevoelsmatig deels economisch. Wanneer een bedrijf wel het besluit neemt om toch te verhuizen, zouden hebben zij meer bewegingsvrijheid met hun locatiebeslissing. In praktijk blijven deze (jonge) bedrijven toch vaak in hun oude regio.
3.1.3
Death of distance versus need for proximity
Men zou verwachten ICT-bedrijven door gebruik van technologieën zoals data- en telecommunicatie een minder grote behoefte zouden hebben aan fysieke nabijheid voor bepaalde relaties (Cairncross, 1997). In praktijk blijkt dat een toenemende belang van hoogwaardige informatie, zeker in creatieve, innovatieve en complexe bedrijfsprocessen (zoals R&D, marketing en management), en het feit dat economische activiteiten steeds meer in netwerken georganiseerd worden, juist het belang van face-toface contacten tussen organisaties vergroten. Hoogwaardige persoonlijke interactie en overdracht van impliciete of stilzwijgende kennis (tacit knowledge), maken geografische nabijheid noodzakelijk. Deze vorm van kennisoverdracht vindt vooral plaats door ‘learning by doing’ en door het observeren van anderen. Technologische kennis wordt niet alleen bepaald door impliciete kennis, maar is ook gevestigd in de normen en waarden van de organisatie. Bovendien geldt dat technologische kennis die moeilijk te definiëren, te codificeren of uit te leggen is, ook moeilijk te imiteren is. Technologische kennis en dus stilzwijgende kennis, is dan ook essentieel voor innovatieprocessen (Hitt et al, 2000). Verder geldt over het algemeen dat ICT bedrijven dezelfde vestigingsvoorkeuren hebben als niet-ICT bedrijven, namelijk nabijheid van distributeurs, afzetmarken en klanten, goede bereikbaarheid per auto, nabijheid van geschikt arbeidspotentieel en een aantrekkelijke woonplaats voor de directie.
3.1.4
Vestigingsbeleid voor ICT-bedrijven van gemeenten
De uitdaging voor de plaatselijke beleidsmaker is het selecteren van een samenhangend stel strategieën en beleidsinstrumenten die bijdragen aan de realisatie van de visie die men heeft voor de lokale ICTsector, en waarvan de financiering kan plaats vinden uit beschikbare bronnen. Bij de meeste grote steden is al sprake van concentraties van ICT ondernemingen. Deze bedrijven behoren tot verschillende subsectoren zoals productie, dienstverlening en multimedia (content). Wanneer het besluit genomen wordt specifiek beleid te formuleren voor de ICT sector, is de eerste stap inzicht te verkrijgen in de grootte, de kwaliteit en de samenstelling van de reeds bestaande ICT sector en subsectoren. Men moet zich bewust zijn van de diversiteit en de dynamiek van en binnen de ICT (sub)sectoren en de verschillende behoeften van deze subsectoren. Gemeentebeambten zouden nauw contact met plaatselijke ICT bedrijven of bedrijfsorganisaties moeten onderhouden om in staat te zijn de ontwikkeling van de verschillende subsectoren te volgen. Aangezien plaatselijke omstandigheden belangrijk zijn voor de locatiekeuze en opstarten van ICT bedrijven, zouden plaatselijke beleidsmakers zich bewust moeten zijn van de kwaliteit van deze plaatselijke omstandigheden, van vraag naar en aanbod van ICT, de relatie met kennisinfrastructuur, de dynamiek in de sector, en de mogelijkheden om de omstandigheden te beïnvloeden. Niet alleen wat betreft functies en doelgroepen van de ICT-sectoren moet een stad in een harmonisch evenwicht verkeren maar ook in sociaal opzicht. Een concentratie van sociale problemen (zoals werkloosheid en criminaliteit) in een beperkt aantal stadsdelen kan de aantrekkelijkheid van een stad negatief beïnvloeden, en de stad een slecht imago te geven. Dit is een van de belangrijkste redenen waarom de meeste steden streven naar inkomensdifferentiatie binnen de wijken. Anderzijds blijken concentraties van allochtonen, meestal samenvallend met concentraties van sociale problemen, juist ook positieve elementen met zich mee te brengen. Ze bevestigen het kosmopolitisch karakter van een stad (Hall, 1995; Hoogenboezem, 2001). Niet alleen kan een grote concentratie mensen van allochtone afkomst leiden tot een verruiming van de openingstijden en een ontwikkeling van een alternatieve economie (zoals marktkramen op straat), het kosmopolitisch “aangezicht” van een stad kan op zichzelf aantrekkelijk zijn voor bepaalde opkomende industrieën. Voor sectoren zoals de cultuur- en de multimedia-sector, kan een dergelijk kosmopolitisch gezicht een grotere internationale uitstraling geven. Voorts kan de buitenlandse afzetmarkt vergroot worden. Allochtonen die eigen bedrijfjes opzetten, hebben vaak hechte banden met hun thuisland, en dus bredere potentiële afzetmarkten. Vaak wordt verondersteld dat allochtone ondernemers eerder nieuwe communicatietechnologieën 14
adopteren, juist om communicatie met thuismarkten en leveranciers aldaar in stand te houden. Empirisch bewijs hiervoor is ons echter niet bekend.
3.1.5
Publiekprivate samenwerking
Publiekprivate samenwerking kan bijdragen aan de ontwikkeling van een effectief en efficiënt ICTbeleid. Publiekprivate samenwerking is een partnerschap tussen één of meer organisaties uit het openbaar bestuur en particuliere organisaties, die gezamenlijk werken aan de realisatie van onderling overeengekomen doelstellingen. Dit gebeurt in een tijdelijk organisatorisch verband, met behoud van eigen identiteit en zonder dat eigen doelstellingen worden opgegeven. Voordelen van een dergelijk samenwerkingsverband zijn inbreng van eigen belangen, en het delen van risico’s (Rosenthal et al, 1996). Publiekprivate samenwerking kan bijvoorbeeld betrekking hebben op de aanleg en financiering van ICT-infrastructuur. Verder zijn er nog veel andere mogelijkheden voor een samenwerking tussen overheid en bedrijfsleven zoals bijvoorbeeld het participeren in incubator centra, zoals Twinning Centers, GigaPort en het kennisinstituut Telematica Instituut in Enschede.
3.1.6
Rol van kennisinstituten
Verwacht zou mogen worden dat met name innovatieve ICT bedrijven zich in de omgeving van kennisinstituten zoals een universiteit of een wetenschappelijke onderzoeksinstituut zouden vestigen. Door de dynamische en innovatieve aard van de gebruikte technologie zouden ICT bedrijven meer afhankelijk zijn van gedeelde kennis en technologietransfer. Ook spelen kennisinstituten een belangrijke rol door het beschikbaar maken van nieuwe kennis, door R&D, en door het toeleveren van geschoold personeel. In praktijk blijkt alleen de laatste factor een merkbare invloed te hebben op de locatiekeuze van ICT bedrijven. Volgens Atzema (2000) zou de Nederlandse ICT sector meer een dienstverlenend karakter, dan een productie karakter hebben. Hierdoor zou de sector minder afhankelijk zijn van de nabijheid van een kennisinstituut omdat er minder behoefte aan R&D is. In een recente studie presenteert Louter (2001) een aantal figuren, waaruit blijkt dat met name de ICThardware industrie zich concentreert in Eindhoven/Veldhoven, Venlo/Roermond en perifere gebieden zoals Almere/Huizen, Emmen, en Twente. Niet in al deze steden is een universiteit gevestigd. De ICT-dienstensector vooral rond Utrecht, en dan rond Amsterdam, Den Haag, Groningen en Eindhoven. Hier gaat het in vier van de vijf gevallen om een universiteitsstad. De ICTcontentsector concentreert zich rond Amsterdam/het Gooi en in mindere mate Groningen, de as Apeldoorn-Deventer (uitgeverijen) en Eindhoven. Ook nu gaat het in drie van de vier gevallen om een universiteitsstad. In alle sectoren is Rotterdam/Delft opvallend afwezig. Er zijn dus indicaties dat de stelling van Atzema wel eens minder hard zou kunnen zijn als aangenomen. Er is blijkbaar behoefte aan kennisuitwisseling met kennisinstellingen, al dan niet in de vorm van het werven van studenten. In een recent onderzoek nuanceren Van der Panne en Dolfsma (2001) deze stelling nog verder. Zij vinden vooral een verband tussen de aanwezigheid van technische universiteiten en hightech activiteiten in een regio. De aanwezigheid van algemene universiteiten hangt zelfs negatief samen. Het effect van algemene universiteiten is waarschijnlijk eerder regio overstijgend. Het is een indicatie, evenals het uitblijven van een samenhang met regionale arbeidsmarkt, van kenmerken of agglomeratieeffecten dat Nederland zo klein is, de infrastructuur zo goed en de mobiliteit zo hoog is dat regionale verschillen wat betreft deze factoren, niet relevant zijn voor hightech bedrijvigheid. Binnen de sector vindt kennisuitwisseling meer plaats in het informele circuit, via de arbeidsmarkt, relaties met scholingsinstituten, via onderlinge samenwerking, gespecialiseerde dienstverleners, borrelavonden, enzovoorts. Deze informele kennisuitwisseling en netwerking tussen ICTondernemingen kunnen gepland zijn zoals maandelijkse informele bijeenkomsten, havenborrels, etc. Minstens net zo belangrijk zijn ongeplande of toevallige ontmoetingen. Dit is dan ook een van de redenen waarom de nabijheid van geschikte uitgaansgelegenheden of ontmoetingsruimten zo belangrijk is voor het uitwisselen van kennis en creatieve ideeën. In de VS, speciaal in de Silicon Valley regio, blijkt dat kennisinstituten een belangrijke spin-off effect hebben op met name ICT-startup. Veel afstudeerders en/of voormalige werknemers starten een bedrijf in de nabijheid van hun Alma Mater, al dan niet met (financiële) hulp van de betreffende universiteit. In Nederland blijkt dit veel minder het geval. Uit onderzoek van Technopolis en Dialogic (Boekholt et al, 1998) naar de rol van kennisinstituten bij clustering van bedrijven, blijkt dat de 15
Nederlandse kennisinstituten als ‘bindend element’ van de clusters, of als link naar internationale kennisnetwerken, geen cruciale rol van betekenis speelde. Wel zijn zij van belang als leveranciers van kennisdragers en geschoold personeel. Voor R&D-projecten in samenwerking met kennisinstellingen bleek geografische ligging binnen Nederland van geringe betekenis te zijn, aangezien Nederland als geheel als kennisregio beschouwd kan worden. Van veel grotere waarde werden factoren beschouwd als de interne bedrijfskennis en de uitwisseling van kennis met andere concernonderdelen, vestiging nabij klanten en nabij een relevant aanbod van beroepsbevolking (Boekholt et al, 1998).
3.1.7
Telecommunicatie infrastructuren
Telecommunicatie infrastructuren zijn belangrijk voor ICT-bedrijven en dus een belangrijke voorwaarde voor het vestigen van ICT-bedrijven. Er zijn verschillende technieken beschikbaar voor het verzenden en ophalen van elektronisch verkeer. De meest voorkomende technieken zijn verkeer via de telefoonkabel met behulp van een analoge telefoonmodem of een ISDN modem, of verkeer via de coaxkabel die ook voor kabel-TV en -radio gebruikt wordt. Het voordeel van deze technieken is dat ze relatief goedkoop zijn omdat de infrastructuur al aanwezig is en de meeste gebouwen al aansluitingen hebben. Het nadeel is dat deze technieken smalbandig zijn, dat wil zeggen, de snelheid voor down- en uploaden is afhankelijk van het aantal gebruikers dat op dat moment on-line is. Hoewel in theorie snelheden van tot op 30 Mbps met een coaxkabel mogelijk zijn, kan de snelheid in werkelijkheid soms terugvallen tot 56 kbps, vergelijkbaar met een telefoonmodem. In praktijk wordt meestal een maximum snelheid van 512 kbps aangeboden zonder een gegarandeerde minimum snelheid. Hierbij kan ook gekozen worden tussen een permanente verbinding, een huurlijn, of een geschakelde telefoonlijn. Bij een huurlijn krijgt een abonnee de beschikking over een permanente verbinding met een vaste capaciteit voor een vast tarief. Een huurlijn kan bijvoorbeeld worden toegepast tussen twee bedrijfslocaties voor het koppelen van PBX’en voor het koppelen van LAN’s. Voor bedrijven die intensief gebruik maken van telefoonlijnen loont het de moeite om een huurlijn toe te passen in plaats van een geschakelde telefonieverbinding. Het nadeel van een huurlijn zijn echter de hoge kosten. Maandlasten zijn, afhankelijk van snelheid en afstand, circa 10 tot 50 keer zo hoog als die van een ADSL abonnement. Hetzelfde geldt voor de eenmalige aansluitkosten van een huurlijn vergeleken met ADSL5. Voor kleinere of minder kapitaalkrachtige bedrijven zijn huurlijnen dan vaak geen reële optie. Om breedbandige diensten via de standaard koperen telefoonlijn of via speciaal aangelegde glasvezellijnen aan te bieden, kan er gebruik gemaakt worden van andere technieken zoals ADSL (Asymmetric Digital Subscriber Line) en SDSL (Symmetric Digital Subscriber Line). Met ADSL kunnen in theorie snelheden van 8,1 Mbps voor download (naar de gebruiker toe) en 800kbps voor upload (van de gebruiker af) bereikt worden. In praktijk wordt een maximum snelheid van 1024kbps voor download, en 256kbps voor upload aangeboden. Het andere grote voordeel van xDSL technieken is het feit dat de verbinding ‘always on’ is, d.w.z. men heeft een verbinding zodra de computer opgestart wordt, zonder eerst in hoeven te bellen, meestal voor een vast bedrag per maand ongeacht van gebruik. De verschillen tussen ADSL en SDSL zijn ten eerste dat bij ADSL verschillende downen upload snelheden gerealiseerd worden, terwijl bij SDSL deze snelheden gelijk zijn, en dat bij SDSL de telefoon niet tegelijkertijd gebruikt kan worden. Voor bedrijven biedt SDSL voordelen over ADSL omdat web server applicaties door de synchrone snelheden beter draaien. Bovendien heeft SDSL een aanzienlijkere reikwijdte wat beter is voor bedrijfsterreinen.6 Naast ontwikkelingen op het aansluitnet zijn ook ontwikkelingen op het niveau van de backbone van belang. Het streven daarbij is om een infrastructuur aan te bieden die van wereldklasse is, vergelijkbaar met Internet-2 in de Verenigde Staten of het GigaPort netwerk tussen Nederlandse kennisinstellingen. GigaPort is een initiatief van de ministeries van Economische Zaken, Verkeer en Waterstaat en Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen om Nederland de kans te bieden een voorsprong te nemen in de ontwikkeling en het gebruik van geavanceerde en innovatieve Internet-toepassingen en netwerken. Een voorbeeld van een van hun projecten is SURFnet5, een nieuw breedbandig netwerk voor het hoger en universitair onderwijs en onderzoek. Het netwerk wordt als een van de meest geavanceerde 5 6
Bron http://www.kpn.com/common/downloads/tarievennvv2001nl.pdf Bron: http://adsl.dsl.breedband.internet.kabel.snelle.toegang.zbcadvies.nl/
16
onderzoeksnetwerk ter wereld beschouwd, en is ontwikkeld in samenwerking met BT Ignite, Cisco Systems en SURFnet. SURFnet5 is 9 juli van start gegaan7.
3.2
ICT-clusters
Een aantal aspecten zoals hiervoor behandeld in het kader van vestigingsfactoren die relevant zijn voor ICT-bedrijven, speelt een rol bij het tot stand brengen van duurzame concentratie van economische ICT-bedrijvigheid in een bepaalde regio. Deze aspecten verwijzen naar technologische parameters, mate van ondernemerschap, netwerk van bedrijven en andere instanties, en een gedeelde cultuur waar collectief leren, innoveren en onderling vertrouwen van cruciaal belang zijn. In het dynamisch model gehanteerd door Bouwman & Hulsink (2000) worden zeven elementen onderscheiden. Deze elementen zijn: • clustering van ICT: innovatie en diffusie van ICT en Internet; • klussende ICT-ers: kenmerken van starters en ondernemers; • clustering van vraag en aanbod: de input van gebruikers en afnemers; • clustering van bedrijven: de creatie van technologienetwerken; • clustering van hightech bedrijven met investeerders, lokale autoriteiten en kennisinstellingen; • clustering van clusters: sociaal kapitaal, onderling vertrouwen en innovatief milieu; • duurzaam clusteren: evolutie van bedrijven en padafhankelijk netwerken. In de volgende paragrafen worden deze elementen nader beschreven.
3.2.1
Innovatie en diffusie
Wil een regio zich profileren als een hightech regio dan zal er sprake moeten zijn van aandacht voor een specifieke technologie. Belangrijke elementen in de ontwikkeling van de regio’s is derhalve de aanwezigheid van kennisinstellingen die behoren tot de nationale en internationale top op een specifiek technologisch gebied. Verder is kennistransfer en de verschillende vormen daarvan, van belang. Het gaat bij dit laatste niet alleen om de rol van kennisinfrastructuur en de verschillende manieren waarop kennis wordt verspreid: via talentacquisitie en -rekrutering, via licentiering, de rol van wetenschaps- en technologieparken en incubatiecentra, maar ook die van centrale kernondernemingen, die technologische ontwikkelingen zich eigen maken, uitdragen en gebruiken (Hinoul 1999; Elfring & Hulsink, 2000a). Kleine, startende ondernemingen zijn bij uitstek in staat om innovatieve ideeën en concepten, die binnen de kennisinstellingen worden ontwikkeld, om te zetten in producten die op de markt aanvaard worden. Hoewel techniek een fundamentele en voorwaardenscheppende rol speelt, gaat de aandacht op het gebied van ICT en Internet in toenemende mate uit naar start-ups die zich profileren met nieuwe businessmodellen voor Internet-dienstverlening, Web-content en Ecommerce toepassingen. Deze trend illustreert een toename van aandacht voor commerciële concepten en voor business modellen. Kennisinstellingen hebben een rol bij het overbrengen van commerciële en management, attitudes, vaardigheden en kennis, die hightech entrepreneurs (Roberts, 1991; Elfring, 1999) nodig hebben.
3.2.2
Hightech entrepreneurship
Hightech entrepreneurs en start-ups spelen een cruciale rol bij innovaties op het gebied van ICT. Whizz-kids vertalen fundamentele technologische ontwikkelingen in marktrijpe producten en diensten. Grote verticaal geïntegreerde firma’s hebben grote moeite om hun technologische voorsprong op hun juiste merites te beoordelen of marktrijp te maken, denk bijvoorbeeld aan Xerox (Hiltzik, 2000) en Philips (Metze, 1991). Voor deze bedrijven geldt dat ze weliswaar veel innovaties (bijvoorbeeld de muis,
7
Bron: http://www.GigaPort.nl/ne/ne_index.html
17
grafische interface, VCR-technologie, CD-i technologie, HDTV) op hun naam hebben staan, maar deze niet tot een marktsucces hebben weten te vertalen. Starters kenmerken zich veelal door een sterke belangstelling voor nieuwe technologie, het nemen van risico’s en een alertheid voor interessante mogelijkheden en gelegenheden, die zich voordoen in de markt. Voor het effectief omzetten van een idee naar een ICT- of Internet-BV is het van belang dat het concept voor een nieuw product of dienst commercieel te exploiteren is, dat wil zeggen, dat er vraag naar is. Technologische kennis en inventiviteit spelen een cruciale rol voor de meeste starters, maar een te sterke oriëntatie op het perfectioneren van technologie leidt niet tot een succesvolle ‘hightech’ start-up (Nesheim, 1998). Succesvolle start-ups dienen zich niet alleen technologisch te kwalificeren. Managementvaardigheden en marketingexpertise is gewenst. De betrokkenheid van iemand die ervaring heeft met het starten en uitbouwen van een onderneming speelt een positieve rol. Een in dit verband opvallend fenomeen is dat sommige mensen steeds weer nieuwe bedrijven op starten en ontwikkelen. Zo heeft Jim Clark, na Silicon Graphics, Netscape en Healtheon, recentelijk een vierde bedrijf, MyCFO, opgericht. Dit fenomeen wordt ook wel serial entrepreneurship genoemd. Deze permanente ondernemers weten wat het kwetsbare bedrijf te wachten staat: hij/zij heeft niet alleen een bewezen staat van dienst (belangrijk voor investeerders), maar ook de contacten met headhunters, advocatenkantoren, leasebedrijven etc., die nodig zijn om de groeistuipen te overwinnen (Elfring & Hulsink, 2000b).
3.2.3
Clustering van vraag en aanbod
Een belangrijk gegeven is dat innovatie in bedrijven vooral geïnitieerd wordt onder invloed van afnemers, gebruikers, en toeleveranciers. Wat betreft toeleveranciers zien we een concentratie van hightech bedrijven en start-ups rond plaatsen waar dit soort bedrijven al van oudsher zijn gevestigd, bijvoorbeeld in Silicon Valley en Cambridge of nabij Route 128. Het is evenmin schokkend dat veel hightech bedrijven en ICT-dienstverleners clusteren rond gebieden waar hun afnemers te vinden zijn, zoals defensie-instellingen, financiële en dienstverlenende bedrijven, de media- en reclamesector (bijvoorbeeld in New York) of bij grote bedrijven uit andere sectoren. De vraagontwikkeling naar nieuwe hard- en software doet zich voor met name rondom commerciële centra en de hightech gebieden zelf. Silicon Alley illustreert de gang richting reclame en media branche en de mogelijke convergentie tussen content, hard- en software, en het toenemend belang van e-commerce. Voor multimedia geldt dat het nog een jonge opkomende, en nog een sterk aanbodgerichte industrie is. Daar staat tegenover dat elk aanbod zijn eigen vraag op den duur kan genereren (Dialogic, 2000). Figuur 3.2 illustreert dat multimediabedrijven als een sector niet op zichzelf staan, maar een subsector van andere industrieën zijn. Zodanig vormt de multimedia-sector een onderdeel zijn van de (regionale) economie in zijn geheel.
18
Handel
Overheid
AV-productie
Gezondheidszorg
Toerisme
Omroep
Multimedia productie
Banken / Verzekering
Tweede periferie
Multimedia kern
Uitgeverij / Grafische sector
Dienstverlening
Reclame
Eerste periferie
Industrie
Onderwijs
Figuur 3.2 Multimediakern en bijbehorende ringen (Dostal Model) Bron: MMB/AIM KoordinationsCentrum 1996
In het bovenstaand model is de multimediamarkt verdeeld in een kern, een eerste en een tweede periferie. In de kern bevinden zich de multimediaproductiebedrijven en -dienstverleners. In de eerste ring bevinden zich de ondernemingen in de media- en communicatiesector. Hierin zitten zowel productiebedrijven als opdrachtgevers. In de tweede ring bevinden zich bedrijven en sectoren die multimedia gebruiken voor ondersteuning van hun bedrijfsproces, zoals ingenieurs- en architectenbureaus. Multimediabedrijven bevinden zich dus in de kern en de eerste periferie, en geven opdracht tot of produceren zelf multimediaproducten en –diensten voor commerciële doeleinden. Bedrijven in de tweede ring maken gebruik van multimedia maar zijn zelf niet noodzakelijk een multimediabedrijf zelf. Zij creëren echter wel een belangrijke vraag, en hun aanwezigheid is dus essentieel voor het potentieel succes van een multimediacluster.
3.2.4
Clustering van bedrijven: de creatie van technologienetwerken
Techno-starters functioneren niet in een vacuüm. Voor succesvolle start-ups geldt dat ze doorgaans participeren in min of meer gedecentraliseerde productienetwerken, waarbinnen duurzame en wederkerige transacties tussen gespecialiseerde en complementaire ondernemingen plaatsvinden. Deze gedecentraliseerde productienetwerken zijn ook te vinden in Silicon Valley (Saxenian, 1994). Het netwerk van Apple bestaat uit gespecialiseerde toeleveranciers, die bijvoorbeeld alleen schakelaars, software, diskdrives, microprocessoren, en toetsenborden maken; Apple is zelf verantwoordelijk voor ontwerp en marketing, en de fabricage van kerncomponenten en assemblage van computers. De economische activiteiten van technologische bedrijven zijn ingebed in sociale netwerken en in meer of minder formele structuren (Grabher, 1993). De contacten die ondernemers opdoen of reeds hebben bieden hen kansen en mogelijkheden (zogenaamde ‘gaten’ in de markt), maar leggen hen ook beperkingen op als gevolg van verplichtingen in de waardeketen en concurrentiedruk (Baaijens, 1999). Voor het opkomen van strategische verbanden en netwerkorganisaties in de ICT sector kunnen een aantal redenen worden aangegeven: verkorting van de productleven cyclus (behoefte aan gezamenlijke kennisontwikkeling), het minimaliseren van R&D en productiekosten, de behoefte aan systeemintegratie in een convergerende markt, en vergroten van invloed in standaardisatieprocessen (Nohria & Eccles 1992). Bij dit strategisch partnering proces spelen, naast overwegingen die verband houden met het vergroten van de interne efficiëntie van het bedrijf, ook strategische aspecten een rol: welke markt 19
zal worden betreden, met welke partner zal hierbij worden samengewerkt en in welke vorm zal de samenwerking gestalte krijgen (cross-licensing, gezamenlijke R&D, joint ventures, et cetera). De netwerkvorm kan als een bewuste keuze van het management worden gezien om de strategische flexibiliteit en responsiviteit van de kernonderneming(en) te vergroten (Volberda 1998) en om producten/of procesinnovaties door te kunnen voeren (Quinn et al, 1997). Toonaangevende ICT-bedrijven, maar ook hightech start-ups, proberen een soort spinnenwebstrategie te volgen, waarin men vanuit het strategisch centrum, waarin de kernonderneming zich bevindt, directe en (bijna) exclusieve relaties probeert te ontwikkelen en te onderhouden met satellietbedrijven. In dit strategisch web van hardwareleveranciers, softwareprogrammeurs, applicatie-ontwikkelaars, distributeurs, en adviseurs is door het kernbedrijf geïnvesteerd: vaak berusten deze relaties op (kleine) financiële participaties, een gezamenlijk informatiesysteem, en kennisdeling en co-makership tussen het kernbedrijf en de satellieten.
3.2.5
Clustering met investeerders, lokale autoriteiten en kennisinstellingen
In de beginfase is de financiering van de nieuwe ondernemingen veelal provisorisch en opportunistisch. Startende bedrijven doen veelal een beroep op het spaargeld en het huis van de oprichter(s), fondsen ingebracht door vrienden en familie en/of een lening van de bank al naar gelang de kapitaalbehoeften. Echter het kan zijn dat het bedrijf met eigen middelen er niet komt en voor de grote uitgaven een beroep moet doen op additionele privé-investeerders, zoals informal investors en venture capital. Terwijl informal investors, ook wel business angels genoemd, met name investeren in startup bedrijven, investeren venture capitalists in snelgroeiende bedrijven op weg naar volwassenheid (zoals een beursgang of verkoop van het bedrijf). Hun inbreng bestaat naast kapitaal uit expertise op het gebied van investeringen in en het management van technologiebedrijven. Venture capitalists zijn bij uitstek netwerkmakelaars: zij zorgen voor de ontbrekende schakels in de bedrijfsvoering van nieuwe bedrijven. Door nieuwe contacten te leggen met afnemers, opdrachtgevers, distributeurs en nieuw management zorgen ze ervoor dat het jonge kwetsbare bedrijf een bredere techno-economische basis en meer sociale legitimiteit krijgt. Gezamenlijk dragen al deze makel- en schakel activiteiten van venture capitalists, de continue creatie van spin-offs en de hoge arbeidsmobiliteit ervoor dat er een rijk netwerk ontstaat (Cohan, 1999; Kaplan, 2000). Er ontstaat zo een cyclus van ‘increasing returns' (Krugman, 1991; Shapiro & Varian, 1999, voor een afwijkende visie zie Liebowitz & Margolis, 1994; 1995; Forray 1997), een continue toename in kapitaal beschikbaar om opnieuw te investeren. Van deze wijze van werken gaat een zeker vliegwieleffect uit waarbij bij succes van start-ups er steeds meer mogelijk wordt. Daar waar dit zich (nog) niet voor doet is een impuls van andere financiers wenselijk. De overheid kan die stimulerende rol spelen. Zo investeert de Nederlandse centrale overheid in het opzetten van Twinning incubatiecentra waarbij ook risico kapitaal wordt ingezet om start-ups te stimuleren (Hulsink & Elfring, 2000; Elfring & Hulsink, 2000a). Ook door reguliere subsidieregels probeert de overheid bij te dragen aan technologische innovaties te stimuleren door bedrijven samen te laten werken met de kennisinfrastructuur (Bouwman, 1999).
3.2.6
Sociaal kapitaal en onderling vertrouwen
Naast de hiervoor behandelde zaken speelt ook de beschikbaarheid van ‘sociaal kapitaal’ een belangrijke rol in de theorie over regionale ontwikkeling. Sociaal kapitaal refereert aan het complex van lokale instituties en vertrouwensrelaties tussen economische actoren in een regio, die gebaseerd zijn op de historisch bepaalde lokale cultuur (Cohen & Fields 1999). De netwerken tussen individuen, ondernemingen en instituten waarbinnen en waartussen informatie wordt uitgewisseld en hulpbronnen worden gedeeld, en de erop gebaseerde vertrouwensrelaties, vormen het sociaal kapitaal van een regio. Deze netwerken tussen relevante actoren en instanties hebben een sterke invloed op de lokale politiek en de economie. De concentratie van bepaalde type ondernemingen levert voordelen op voor de individuele ondernemingen. Doordat ondernemingen op korte afstand van elkaar (nabijheid) gevestigd zijn, is er niet alleen toegang tot gespecialiseerde bedrijven en deskundigheid, maar ook – veelal na verloop van tijd – een institutionele omgeving die de overdracht van kennis van de ene naar de andere onderneming mogelijk maakt. Omdat de verschillende betrokken partijen eerder met elkaar hebben samengewerkt, heeft men een gemeenschappelijk verleden en aan een half woord genoeg (stilzwijgende kennis). De transactiekosten verbonden aan het coördineren van economische activiteiten zijn laag: 20
geen bureaucratie en rigiditeit verbonden aan internalisatie en (verticale) integratie binnen de ondernemingshiërarchie of de dynamische en chaotische markt, waar voor elke transactie contracten opgesteld moeten worden en waar extra monitoringskosten zijn verbonden om toezicht te houden op de naleving van het contract (Best, 1993). Het sociaal kapitaal, en het hiermee verbonden (aan- of afwezig) onderlinge vertrouwen, kan derhalve een concurrentie voordeel bieden. De aan-/afwezigheid van deze factor levert een verklaring voor verschillen in regionale productiviteit en innovativiteit.
3.2.7
Toeval en padafhankelijkheid
Wanneer we terugkijken op de relatieve successen van bijvoorbeeld Route128 en Silicon Valley dan is de verleiding groot om deze ‘hightech districten’ te zien als de resultante van de visie en strategie van een toonaangevend technologie universiteit, visionaire en gedreven ondernemers of van kernbedrijven in een regio (Saxenian, 1994; Kaplan, 2000; Hinoul, 1999). Niets is minder waar: het ontstaan van succesvolle clusters kan niet gepland worden. Zeker in het begin hebben toevalsfactoren en een gelukkige samenloop van omstandigheden zoals bijvoorbeeld bij Silicon Valley het geval was, een proces van co-evolutie van technologie, marktdynamiek en instituties in werking gezet dat zich langs een bepaald innovatietraject verder heeft ontwikkeld, al naar gelang de invloed van bepaalde lokale omstandigheden (Krugman, 1991; Kenney & Von Urs, 1999). Bij deze omstandigheden, die de keten van gebeurtenissen in een bepaalde richting stuwt (en hierbij andere paden min of meer uitsluit), kan gedacht worden aan dominante technologie/bedrijfstak, specifieke kernorganisaties, aard van de vraag, en bepaalde institutionele arrangementen (cultuur, wetgeving, contactnetwerken). Terwijl deze omstandigheden fungeren als een voedingsbodem voor het al dan niet optreden van regionaal ondernemerschap en clusteractiviteiten en voor het structureren van de techno-industriële processen langs bepaalde trajecten, is er de vonk van lokaal initiatief nodig om het vuur van hightech regiovorming in vlam te zetten. Een aanvankelijke combinatie van lokaal ondernemerschap, toeval, ‘gelukkig succes’ en positieve feedback op het ondernemen in de regio, leidt tot een zelfversterkend en cumulatief proces van de locatie van meerdere hightech start-ups, hun groei tot zelfstandige kennisintensieve bedrijven en de clustering van deze kernbedrijven met nieuwe bedrijven (zoals spinoffs en gespecialiseerde toeleveranciers), opleidingsinstituten en R&D laboratoria. Het is inderdaad een opvallend fenomeen dat uit de opeenstapeling van kleine gebeurtenissen en toevallige incidenten, die gezamenlijk een positief effect hebben op de economische locatiebeslissingen van bedrijven en instellingen een bepaalde regio, geleidelijk aan kunnen leiden tot de concentratie van een industrie of bedrijfstak in een bepaalde regio (Krugman, 1991). De aanwezigheid van nieuwe bedrijven en dynamische onderzoeksinstituten hebben op zich weer een extra aantrekkingskracht op een nieuwe generatie van bedrijven, professionals en instituten om zich in die ontwikkelende regio te vestigen. Op een gegeven moment is het mogelijk dat het jonge, enigszins gespecialiseerde hightech cluster, bij het bereiken van voldoende kritieke massa, de technologische basis kan verbreden of kan gaan uitbreiden naar nieuwe sectoren. Worden deze zeven elementen in een grafische representatie gebundeld, komt de complexe dynamiek pas aan het licht. Er is niet alleen sprake van een multilevel probleem maar ook van complexe feedback-relaties, relaties tussen partijen onderling, relaties tussen elementen in een netwerk, etc. In Figuur 3.3 wordt het dynamisch model voor het ontwikkelen van hightech regio’s op een statische manier weergegeven. In de volgende hoofdstukken zullen deze elementen aan de hand van een nadere analyse van de benchmark steden op basis van relevante indicatoren verder toegelicht worden.
21
Marketing
Kennisinstelling
Management Technologische innovatie
Business model
Persoonlijke kenmerken Startkapitaal Business Angels Techno entrepreneur
Vraag high-tech start-up
Gebruikersgemeenschap Aanbod Netwerk van bedrijven
high-tech regio
Innovatieve omgeving Vertrouwen
Sociaal kapitaal
Venture capital
Overheid
Kennisinrastructuur
Figuur 3.3 Statische weergave van dynamisch model voor het ontwikkelen van hightech regio’s Bron: H. Bouwman & W. Hulsink. 2000.
3.3
Indicatoren set
Op basis van het voorgaande willen we een set van indicatoren afleiden waarop we de benchmark baseren.
22
Tabel 3.1 Indicatoren gebruikt in studies naar vestigingsmotieven en technologie benchmarks Bruinsma, Nijkamp & Vreeker (2000)
Sanchez & Perez (2001)
KPMG (2000)
Economie ♦ Populatie ♦ Bruto Regionaal product per capita ♦ Aandeel werkgelegenheid industrie en bouw ♦ Aandeel werkgelegenheid zakelijke dienstverlening ♦ Aandeel werkgelegenheid niet-zakelijke dienstverlening Infrastructuur ♦ Lengte autoweg per 100km² ♦ Lengte spoorweg per 100km² ♦ Aantal internationale bestemmingen luchthaven ♦ Digitalisering van telecom infrastructuur Site informatie ♦ Voorraad industriële locaties in ha ♦ Jaarlijkse toewijzing van locaties als aandeel in voorraad ♦ Voorraad kantoorlocaties in m2 ♦ Jaarlijkse toewijzing van kantoorlocaties als aandeel in voorraad
Economie
Economie
♦ Bruto Nationaal Product per inwoner ♦ Industrie specialisatie index ♦ Diensten specialisatie index ♦ Index industriële activiteit ♦ Index diensten activiteit
♦ Hightech Bruto Nationaal Product (% van totaal BNP) ♦ Werkgelegenheid ♦ Inkomen ♦ Tax rates
Infrastructuur ♦ Km’s snelweg ♦ Aantal treinpassagiers ♦ Tonnen treinvracht ♦ Aantal vliegtuig passagiers ♦ Tonnen luchtvaartcargo
Infrastructuur ♦ Telecommunicatie-infrastructuur ♦ Internet connectiviteit
Onderwijs ♦ Universiteit titels per 1000 inwoners ♦ Publieke investeringen in onderwijs
Onderwijs ♦ Uitgave onderwijs ♦ Primaire en secundaire onderwijs ♦ Post secundair onderwijs ♦ Science en engineering graduates R&D ♦ R&D uitgaven ♦ R&D personeel ♦ Onderzoekslaboratoria ♦ PPP's industrie en overheid op het gebied van R&D (incubators) ♦ Patenten en uitvindingen Hightech starters ♦ Beschikbaarheid VC ♦ Aantal investeringen VC ♦ Hoogte investeringen VC ♦ Beursgang aantal (IPO's) ♦ Starters ♦ Mortality rate
Alvorens we onze eigen indicatoren zullen presenteren willen we kort stilstaan bij indicatoren zoals die binnen regionale economische studies, binnen de sociaal-economische geografie en onderzoek naar hightech clusters worden gebruikt. 23
We geven alleen die indicatoren die voor onze studie relevant lijken. We baseren ons hierop drie studies, namelijk Bruinsma, Nijkamp en Vreeker (2000), Sanchez & Perez (2001) en KPMG (2000). Uiteraard kennen deze studies zeer verschillende doelstellingen. Zo zijn Bruinsma et al. (2000) vooral geïnteresseerd in vestigingsvraagstukken, kijken Sanchez en Perez (2001) naar de relatie tussen infrastructuur en innovatie performance, en is de studie van KPMG gericht op het benchmarken van hightech clusters. Dit betekent ook dat niet altijd alle indicatoren even relevant zijn. Bruinsma et al. (2000) staan zo stil bij planning procedures, met indicatoren als aantal betrokken overheidsinstanties, minimale en maximale tijd nodig om bestemming van stuk grond te wijzigen en gemiddelde tijd nodig om bouwvergunning te verwerven. Sanchez en Perez (2001) gebruiken bijvoorbeeld een indicator als het aantal ziekenhuisbedden per 1000 inwoners. Dit type indicatoren hebben we achterwege gelaten. Tabel 3.2 Benchmark indicatoren gebruikt in dit onderzoek Rotterdam
Amsterdam
Baltimore
Øresund
Singapore
Geografie en demografie ♦ Aantal inwoners ♦ Bevolkingsdichtheid per km2 Economie ♦ Gemiddeld besteedbaar inkomen ♦ Huisvesting bedrijven ♦ Beschikbare bedrijfsruimte ♦ m2prijs voor kantoorruimte ♦ Huisvesting inwoners ♦ Beschikbare woonruimte ♦ Arbeidsmarkt ♦ Werkzaamheid naar sector ♦ Werkloosheid Onderwijs ♦ Universitaire en HBO instellingen ♦ Integratie ICT in onderwijs Infrastructuur Luchtvaart ♦ Aantal internationale luchtvaart bestemmingen ♦ Aantal internationale passagiers ♦ Tonnen vracht Haven ♦ Mln. tonnen aanvoer en afvoer Telecommunicatie-infrastructuur ♦ Glasvezelnetten ♦ Internet eXchange ♦ Aansluitnetten ICT-concentratie ♦ Aantal bedrijven ICT-beleid ♦ Science parks, incubators
De set van indicatoren die gebruikt zullen worden in deze benchmark studie zijn gegeven in Tabel 3.2. In de volgende hoofdstukken waarin de verschillende individuele steden worden besproken zullen we 24
eerst in gaan op de vestigingsfactoren. Daarbij spelen de indicatoren een grote rol. Overigens zijn in een aantal gevallen de kwantitatieve indicatoren (gemeentebeleid geïndiceerd door het aantal incubators) onvoldoende om inzicht te geven in bepaalde ontwikkelingen. Derhalve zal een meer kwalitatieve invulling gegeven worden aan de hand van het eerder besproken model van Bouwman & Hulsink (2000). De aandacht gaat dan uit naar de zeven stappen die eerder beschreven zijn: • clustering van ICT: innovatie en diffusie van ICT en Internet; • klussende ICT-ers: kenmerken van starters en ondernemers; • clustering van vraag en aanbod: de input van gebruikers en afnemers; • clustering van bedrijven: de creatie van technologienetwerken; • clustering van hightech bedrijven met investeerders, lokale autoriteiten en kennisinstellingen; • clustering van clusters: sociaal kapitaal, onderling vertrouwen en innovatief milieu; • duurzaam clusteren: evolutie van bedrijven en padafhankelijk netwerken.
25
4 ROTTERDAM 4.1
Stadsbeeld van Rotterdam
Na het einde van de Tweede Wereldoorlog heeft de gemeente Rotterdam van de gelegenheid gebruik gemaakt het centrum van Rotterdam geheel te vernieuwen. De havens werden weg uit de binnenstad richting west verplaatst. De meeste oude havens werden met het puin van het bombardement gedempt en gebruikt voor de wederopbouw. Werd in de jaren vijftig geconcentreerd op wederopbouw van betaalbare huisvestiging voor de bevolking, in de jaren tachtig verschoof de aandacht van woningbouw naar constructie van moderne bedrijfs- en kantoorruimten onder andere in het Centrum. De bouw van ruimere (koop)woningen in de randgemeenten, gedaalde reële vervoerskosten als gevolg van stijgend autobezit en infrastructurele verbeteringen hebben bijgedragen aan het proces, waarin huishoudens met midden en hogere inkomens, vooral die met kinderen, de stad te verlaten. Rotterdam werd een stad om in te werken, niet om in te wonen. Stonden er in het midden van de jaren ’90 in de binnenstad van Amsterdam tegenover elke arbeidsplaats ook een binnenstadsbewoner, circa 85.000 arbeidsplaatsen en 80.000 inwoners. Deze verhouding was in het Rotterdamse centrum volstrekt scheefgetrokken: 80.000 arbeidsplaatsen en 45.000 inwoners. Aan het eind van de jaren ’90 is deze verhouding nog schever getrokken, namelijk 88.000 arbeidsplaatsen en 29.000 inwoners voor het stadsdeel Rotterdam-Centrum terwijl in Amsterdam deze verhouding redelijk constant gebleven is (bron: CBS, Kerncijfers buurten en wijken 1995 en 1999). Het resultaat is dat hoewel Rotterdam een moderne City Business District heeft met goede openbaar vervoersvoorzieningen, de stad geen reputatie als een woonstad heeft. Het centrum heeft druk bezochte winkelstraten zoals de Lijnbaan en de Koopgoot, maar na zes uur ’s-avonds zijn de uitgaansfaciliteiten beperkt. Recent worden er een aantal projecten ondernomen de stad te revitaliseren. Voorbeelden zijn ontwikkelingen zoals de ‘Puntegale’, het oude belastinggebouw aan de Puntegaalstraat, herbouwd als een ‘intelligent’ gebouw, de Kop van Zuid, waar rekening gehouden wordt met zowel economische als sociale belangen, en het Lloyd Kwartier, schuin tegenover de Puntegale. Het oude belastinggebouw op de Puntegaalstraat is in 1996 door Stichting Studenten Huisvesting Rotterdam (het latere Stadswonen) van het rijk gekocht om er huurwoningen voor studenten en pas-afgestudeerden van te maken. Daarnaast werden er in het gebouw ook bedrijfsruimten gerealiseerd. De woningen zijn uitgerust met als standaard ISDN-aansluitingen en andere faciliteiten die telewerken vanuit zowel de woningen als kantoren en ateliers mogelijk moeten maken. Er zijn plannen om in het centrum in de komende tien jaar 15.000 huizen te bouwen voor 30.000 tot 40.000 extra inwoners. Op Katendrecht, de voormalige rosse buurt van Rotterdam, waar nu 1.500 sociale woningen staan, komen er 1.500 huizen bij, maar dan in de duurdere klasse met prijzen van rond de fl.500.000. De woningdichtheid in de omgeving van de Laurenskerk wordt opgevoerd. Op het Piet Smit-terrein, een voormalige scheepswerf aan de Nieuwe Maas, vlakbij het Feyenoord-stadion, is plaatsgemaakt voor 1.100 woningen (driekwart in de koopsector), een winkelcentrum en een mega-bioscoop. Ook in het Oude Noorden zijn renovatiewerkzaamheden in uitvoering. Door het vertrek van de havenactiviteiten in het Lloyd Kwartier aan de noordoever van de Maas naast de Euromast, kan dit gebied nu ook vernieuwd worden. Voor het Lloyd Kwartier waar onder meer de Schiecentrale en de Mullerpier gevestigd zijn, is in 1998 een masterplan opgesteld: het plan Lloyd Kwartier. Dit gebied moet een mengeling van gerenoveerde pakhuizen, havenkantoren en nieuwe gebouwen worden die geschikt zijn voor zowel werken als wonen. In totaal komen er in het plangebied 1.750 nieuwe woningen, appartementen en loftwoningen voor één-, twee- en meerpersoonshuishoudens, zowel voor sociale woningen als koopwoningen met koopsommen variërend van fl.190.000 tot fl.450.000. De Mullerpier zal voornamelijk voor woningbouw bestemd zijn met veel aandacht aan woon-werkwoningen. Andere delen zoals de Schiecentrale, zullen gericht zijn op de ontwikkeling van de AV- en ICT-industrie, met onder meer TV-studios en speciaal ontworpen werkruimten voor AV en multimedia toepassingen. De ontwikkelingen in de Schiecentrale worden verderop in dit hoofdstuk besproken wanneer de lopende projecten van de gemeente Rotterdam beschreven worden. Verder zijn er ook een sportterrein, restaurants, hotels en uitgaansgelegenheden gepland voor het Lloyd Kwartier.
26
4.1.1
Economische activiteit
Net als voor het woonklimaat geldt dat er een tendens is om uit te wijken naar randgemeenten, waardoor een zuivere afbakening van een stad moeilijk te maken is, zo ook geldt voor economische activiteiten dat het moeilijk is afbakening te maken waar Rotterdam op houdt. Voor de beoordeling van de regio Rotterdam-Rijnmond zullen dan ook de omliggende gemeenten Schiedam, Vlaardingen en Delft meegenomen worden. Rotterdamse industrieën hebben vaak kantoren in Schiedam en Vlaardingen. Rotterdamse havenactiviteiten en R&D faciliteiten zijn verspreid over een gebied van Europoort tot Dordrecht. Langs de industriële strook langs de A-13 in Delft zijn een groot aantal ICT bedrijven gevestigd. De haven is de voornaamste economische sector in Rotterdam. We komen daar afzonderlijk op terug. Verder springt de medische sector in het oog met het Academisch Ziekenhuis en de Medische Faculteit van de Erasmus Universiteit. Vervolgens is de financiële sector opvallend aanwezig. Elders hebben we geconstateerd dat deze sectoren over het algemeen hun weg op het gebied van integratie van op Internet gebaseerde ICT in bedrijfsprocessen (eBusiness) zelf kunnen vinden. Anders is het gesteld met het MKB (Bouwman, Smit & Fielt, 2001). Tabel 4.1 Bevolking, oppervlakte land in km² en bevolkingsdichtheid per gemeente in de Regio Rotterdam, op 1-1-2000 Gemeente
Specifieke kenmerken Land Inwoners Bevolkingsin km² dichtheid per km² Delft 26,3 96,093 3.655 Onderwijs & kennisinstellingen, R&D, industrie, handel & reparatie, toerisme, gezondheidszorg, land- en tuinbouw Rotterdam 304,2* 592,660 2.841 Haven en overslag, scheepvaart, industrie, Mainport Rotterdam, (petro)chemie, handel & reparatie, gezondheidszorg, financiële sector, onderwijs & kennisinstellingen, opkomende film- en tv-industrie, AV- en multimediasector, (medische & chemische) R&D sterke handelsgeest, dynamische inslag. Schiedam 18,2 75,589 4.146 Haven (scheepvaart & visserij), industrie, handel & reparatie, onroerend goed, gezondheidszorg, forensenstad Vlaardingen 23,8 73,535 3.088 Land- en tuinbouw, haven (scheepvaart & visserij), industrie (Unilever), recreatie, forensenstad * waarvan 208,6 km² land, de rest is binnen- (58,1 km²) en buitenwater (37,5 km²) Bron: Centrum voor Onderzoek en Statistiek, Statistisch Jaarboek voor Rotterdam en Regio 2000, Gemeente Delft, http://raad.delft.nl/bw/2000/bestuursinformatie/inhoudsopgave.htm.
Het OBR organiseert derhalve in samenwerking met de Kamer van Koophandel en Syntens trainingsprogramma’s voor het MKB. Syntens is een publiekprivate samenwerking die door het Ministerie van Economische Zaken gefinancierd wordt. Zij bieden advies en coaching aan en voor het MKB. Hun specialismen zijn: nieuw ondernemerschap, ICT, personeel en organisatie, product- en procesontwikkeling, samenwerken, en marketing en strategie. De trainingsprogramma’s zijn voornamelijk gericht op de integratie van automatisering en e-commerce in het bedrijfsleven.
4.1.2
Inkomensverdeling voor Rotterdam
Het gemiddeld besteedbaar inkomen per huishouden in Rotterdam bedroeg in 1998, het laatste jaar waarover cijfers beschikbaar zijn, fl.33.100, hetgeen fl.3.500 minder was dan het gemiddelde in Nederland. Het gemiddeld besteedbaar inkomen per inwoner in 1998 was fl.21.200 hetgeen fl.800 lager was dan in Nederland voor dezelfde periode (bron: CBS Statline, Kerncijfers 1998). Vergeleken met Nederland kent Rotterdam dus een inkomensachterstand. Er zijn twee redenen voor die achterstand: • er zijn in Rotterdam meer alleenstaanden en eenoudergezinnen waar één persoon een inkomen heeft (dit aantal nam van 1996 tot 1997 toe met één procent),
27
• het groot aantal inactieven en het groot aantal huurwoningen (mensen in een huurwoning Net als elders in Nederland hebben meerpersoonshuishoudens zonder kinderen gemiddeld hogere inkomens dan huishoudens met kinderen, en zeker dan eenpersoonshuishoudens. Ook verschillen de inkomens sterk met de leeftijd: jongeren en bejaarden hebben gemiddeld de laagste gemiddelde inkomens. Het besteedbaar inkomen per huishouden wordt in Tabel 4.2 in vergelijking met de andere grote steden in Nederland weergegeven. Zoals gezien kan worden, loopt Rotterdam achter op het gemiddelde van Nederland, en loopt dit verschil verder uit. Amsterdam lag ook achter op het gemiddelde in Nederland, maar vanaf 1996 is dit gemiddelde ingelopen, en heeft de gemiddelde Amsterdammer nu zelfs een hoger besteedbaar inkomen dan de gemiddelde Nederlander. Tabel 4.2 Inkomens per inwoner, 1996 en 1997, en toename 1989-1994, 1994-1996 en 1996-1998 Rotterdam Amsterdam Den Haag 590.500 718.100 442.800 fl. 21.200 fl. 23.000 fl. 22.800
Aantal inwoners (1-1-’98) Gemiddeld besteedbaar inkomen per inwoner in 1998 fl. 20.200 fl. 21.900 Gemiddeld besteedbaar inkomen per inwoner in 1997 idem in 1996 fl. 19.600 fl. 20.850 Idem in 1994 fl. 18.150 fl. 18.900 3,1% 5,0% Toename tussen 1996 en 1997 (bij een inflatie van 2,2%) 8,0% 10,3% Toename tussen 1994 en 1996 (bij een inflatie van 4,1%) 13,0% 11,0% Toename tussen 1989 en 1994 (bij een inflatie van 15,1%) Bron: CBS (Regionaal Inkomens Onderzoek), bewerking COS.
Utrecht Nederland 232.700 15.654.200 fl. 22.800 fl. 22.000
fl. 21.700
fl. 21.700
fl. 21.200
fl. 21.000 fl. 19.550 3,3%
fl. 20.800 fl. 19.300 4,3%
fl. 20.500 fl. 19.100 3,4%
7,4%
7,8%
7,3%
13,5%
17,0%
19,4%
In de rest van de Regio zijn er gemeenten met relatief hoge inkomens zoals Albrandswaard, de Bdriehoek gemeenten (Bergschenhoek, Berkel en Bleiswijk) en Westvoorne. Naast Rotterdam zijn Schiedam en Vlaardingen ook gemeenten met relatief lagere inkomens. In Figuur 4.1 wordt de inkomstenverdeling van Rotterdam vergeleken met Regio Rotterdam en de rest van Nederland. Stadsregio Rotterdam wordt hier gedefinieerd als Rotterdam en aanliggende randgemeenten, inclusief de B-driehoek.
Figuur 4.1 De inkomensverdeling van huishoudens in Rotterdam, Stadsregio Rotterdam en Nederland in 1997 Bron: COS, 2000 Economische kenmerken van agglomeratie Rotterdam
28
4.1.3
Huisvestiging in Regio Rotterdam
Huisvestiging voor bewoners In Rotterdam begint er steeds meer differentiatie in de huizenmarkt te komen, voor zowel de koophuizenmarkt als huurwoningen. Voor een ontwikkelende ICT-sector is het van belang deze differentiatie van zowel prijzen als woninglocaties te hebben. Voor de ICT-bedrijven die zich op een 24-uurs economie willen concentreren of in zeer dynamische omgevingen opereren, is het van belang dat werknemers dichtbij hun werk kunnen wonen in een prettige buurt. Ontwikkelingsprojecten zoals het Lloyd Kwartier en de Kop van Zuid zijn belangrijk aangezien in die projecten er ruimte is voor combinatie van wonen en werken. De geplande bouwplannen voor huisvestiging in het Lloyd Kwartier is eerder in dit hoofdstuk beschreven, een beschrijving van de Kop van Zuid ontwikkeling volgt hieronder. Voor de ICT-bedrijven die meer reguliere werktijden, is het belang van nabijheid minder groot, zolang de bereikbaarheid maar goed is. Hier is de beschikbaarheid van huisvestiging geschikt voor jonge, groeiende families van groter belang. Dit type huisvestiging kan in verschillende prijsklassen gevonden worden in de deelgemeenten van Rotterdam en de omliggende gemeenten zoals Barendrecht en Bergschenhoek. In het begin van de jaren negentig werd besloten om de Kop van Zuid in de vorm van een publiekprivate samenwerking te renoveren. Na een jarenlange decentrale aanpak van de stedelijke problematiek wilde de gemeente meer aandacht geven voor de stad als geheel, terwijl binnen de binnenstad naar mogelijkheden voor uitbreiding gezocht moest worden. Door zoveel mogelijk van de oude havengebouwen te behouden en te integreren met nieuwbouw in verschillende prijsklassen, wonen en werken te integreren, wil de gemeente een aantrekkelijk gebied creëren. De kantoren worden, net als in het Lloyd Kwartier, met ‘dark fibre to the house’ uitgerust zodat zij geschikt zijn voor ICT- en multimedia-bedrijven. Voor de productie van content zijn dit soort stedelijke ontwikkelingen belangrijk, mede ook omdat niet alleen aandacht aan woon/werk combinaties gedacht wordt, maar ook aan voorzieningen zoals restaurants en cafés, en ontmoetingsruimten. Deze voorzieningen faciliteren de informele uitwisseling van kennis en creatieve ideeën (Kersten, 2001). Huisvesting voor bedrijven In de afgelopen decennia is sterk ingezet op de bouw van kantoorruimten in het centrum, en de aanleg van business parks aan de rand van Rotterdam. In Tabel 4.3 wordt de voorraad beschikbare kantoorruimte, groei en leegstand in Rotterdam van 1995 t/m 1999 weergegeven. De voorraad kantoorvloeroppervlakte groeit na de explosie van de jaren ’80 en ’90, nu minder hard maar nog steeds gestaag. De leegstand loopt terug, hetgeen meer druk zal zetten op beschikbaar maken van meer kantoorruimte. Tabel 4.3 Verhouding bruto voorraadgroei en leegstand kantorenmarkt in Rotterdam, op 1-1-1985, 1-1-1990, en 1995 t/m 1999 Voorraad totaal bruto Groei per jaar in m² Leegstand in % van kantoorvloeroppervlakte in in bvo1) de voorraad per 1-1 m² per 1-1 1995 3252107 -4532 7,7 1996 3247575 241873 7,8 1997 3489448 9260 6,4 1998 3498708 7462 4,8 1999 3506170 4,4 1) Incl. bestandscorrecties Bron: COS, 2000
In de regio Rotterdam zijn een zevental bedrijventerreinen gevestigd. Deze vallen onder het beheer van het OntwikkelingsBedrijf Rotterdam (OBR), een onderdeel van de Rotterdamse gemeente. De bedrijventerreinen zijn Rotterdam Noordwest/Europoint Trade Parken in Overschie en Spaanse Polder, Industriepark Hoogvliet, Industriepark Charlois, Kantorenpark Wilhelminapier op de Kop van Zuid, Kantorenpark Brainpark bij Erasmus Universiteit in aan de rand van Kralingen, het nabij gelegen 29
Kantorenpark Victoriapark, en Kantorenpark Oosterhof in Rotterdam-Alexander. Deze parken kennen elk hun eigen specifieke specialisaties. Handels- en distributiecentra van de Aziatische landen (Taiwan, Korea, China/Hong Kong, Maleisië, Singapore, Indonesië, India enz.) zijn bijvoorbeeld in Noordwest / Europoint Trade Park gevestigd. Industriepark Hoogvliet is ontwikkeld voor gebruik door haven-gerelateerde bedrijven, in het bijzonder uit de sectoren transport en expeditie, opslag en distributie, en commerciële diensten. Kantorenpark Brainpark bestaat uit het reeds bestaande Brainpark I en het in aanbouw zijnde Brainpark II (de helft van de gebouwen is opgeleverd en/of bewoond) en is vlakbij Erasmus Universiteit gelegen. De locaties van de bedrijfsparken en nabijgelegen snelwegen worden in Figuur 4.2 weergegeven.
A13
!
Rotterdam Airport A20
A16 A4 A15
A29
Figuur 4.2 Geografische ligging van bedrijfsterreinen in Rotterdam Bron: OBR, 2000 (bewerking F. Welle Donker)
Kantoorhuren in deze bedrijvenparken variëren van fl. 185,= tot fl. 325,= per m² per jaar exclusief servicekosten (exclusief BTW). De prijs is afhankelijk van de precieze locatie. Huurkosten voor opslag bedragen rond de fl. 100,= per m² per jaar (bron: OBR, 2000). Vergeleken met andere Europese steden liggen de prijzen op een bescheiden niveau, zelfs als men een toplocatie zoals de Coolsingel vergelijkt met andere steden. Zo kost een m² in London West End fl.4.140, in Parijs fl.2.224, in Stockholm fl.1.419 en in Amsterdam fl.891 (Bron: CB Richard Ellis, januari 2001).
4.1.4
Algemene arbeidsmarkt in Rotterdam
Rotterdam heeft een hogere werkloosheid dan het landelijk gemiddelde. Ondanks een nationaal groeiend arbeidstekort ligt de werkloosheid op 7%, landelijk ligt die op 3% (COS, 2000). De aanhoudende economische groei heeft wel bijgedragen aan een forse groei van de werkgelegenheid. In 1999 is deze met bijna 4% toegenomen.
30
Tabel 4.4 Aantal vestigingen en werkzame personen (≥ 12 uur per week) naar bedrijfssector in de Regio Rotterdam per gemeente op 01-01-2000 Gemeente/gebied
Delft
Rotterdam Schiedam Vlaardingen
Aantal vestigingen
3.084 22.897 2.540 2.253 Aantal werkzame personen naar bedrijfssector Landbouw/visserij/ delfstoffen 148 675 228 218 Industrie/bouwnijverheid 6.517 46.333 6.630 4.190 Nutsbedrijven 412 1.761 79 133 4966 40.987 5.335 4.113 Groothandel/detailhandel en reparatie Horeca 987 8.553 604 550 1.804 40.902 1.342 914 Vervoer, opslag en communicatie 9.202 79.209 5.361 3.787 Financiële/zakelijke dienstverlening Gezondheid en welzijn 6.222 39.585 3.626 2.570 Overige dienstverlening 10.434 48.229 3.454 2.768 Totaal werkzame personen 40.692 306.234 26.659 19.243 Bron: Bedrijvenregister Zuid-Holland (BZH) en Gemeente Delft (2000)
Totaal Regio 30.774
% van totaal
1.269 63.670 2.385 55.401
0,32% 16,21% 0,61% 14,10%
10.694 44.962
2,72% 11,45%
97.559
24,84%
52.003 64.885 392.828
13,24% 16,52% 100,00%
In 1999 is in bijna alle bedrijfssectoren de werkgelegenheid toegenomen. Een meer dan gemiddelde groei heeft plaats gevonden in de nutsbedrijven (17,3%), financiële instellingen (7,7%), zakelijke dienstverlening (10,2%) en onderwijs (7,5%). Alleen in de industrie (-1%) en de groothandel (-0,8%) is het aantal werkzame personen licht gedaald. De arbeidsmarkt verschuift van industrie en transport naar een dienstverlenende. Voor de Regio Rotterdam zijn de gegevens voor 2000 in Tabel 4.4 weergegeven.
4.1.5
Onderwijs in Rotterdam
In Tabel 4.5 wordt het aantal beroepsopleiding- en wetenschappelijke onderwijs instituten en het aantal ingeschreven studenten voor de regio Rotterdam gegeven. Tabel 4.5 Aantal onderwijsinstituten in en aantal studenten Regio Delft-Rotterdam voor het studiejaar 1999/2000. Gemeente
Delft Rotterdam Schiedam Vlaardingen
Totaal aantal onderwijsinstellingen MBO HBO WO instellingen instellingen instellingen 3 1 1 7 6 1 2 0 0 1 0 0 Totaal aantal ingeschreven studenten MBO HBO WO instellingen instellingen instellingen 2.477 1.141 12.924 49.629 30.607 19.399
Delft* Rotterdam, inclusief Schiedam en Vlaardingen Bron: COS, 2000; Gemeente Delft Kerncijfers Onderwijs, (2000)
Rotterdamse MBO’s Rotterdam telt sinds eind 1998 twee regionale opleidingencentra, ROC Albeda en ROC Zadkine. ROC Albeda bestaat uit 22 instellingen in Rotterdam waarvan vier technische en ICT-opleidingen aanbieden. 31
ROC Zadkine bestaat uit negen instellingen in Rotterdam waarvan vijf technische en ICT-opleidingen aanbieden. In totaal telden de ROC’s in 1999 bijna 34.500 leerlingen in het beroepsonderwijs. Er zijn nog vijf kleinere instellingen waar beroepsonderwijs geboden wordt met naar schatting zo’n 7.300 leerlingen. Van deze instellingen maken Colleges zoals het Scheepvaart en Transport College veel gebruik van ICT-toepassingen. Het Grafisch Lyceum Rotterdam biedt opleidingen aan op VMBO, MBO en HBO niveau. Op MBO niveau biedt het GLR opleidingen aan in vormgeven, management en AV- en multimediatechniek. Op HBO niveau bieden zij de grafimedia-technologie opleiding aan van de HRO. Rotterdamse HBO’s Rotterdam telt zes instellingen voor hoger beroepsonderwijs (HBO). Vanuit het perspectief van ICT bieden de volgende instellingen relevante opleidingen aan: • De Ichthus Hogeschool. De opleidingen die van belang voor ICT zijn, zijn opleidingen in Communicatie, Mediamanagement, Bedrijfseconomie, Bedrijfskundige Informatica, en een International Business & Management Studies opleiding. In samenwerking met the University of Hull (UK) heeft Ichthus ook een Masters of Arts programma. • De Hogeschool Rotterdam en Omstreken (HRO). Deze Hogeschool omvat o.a. de Willem de Kooning Academie en het Rotterdams Instituut voor Informatica Opleidingen (RIVIO). Het RIVIO biedt opleidingen in Hogere Informatica, Bedrijfskundige Informatica en Grafimediatechnologie aan. De Willem de Kooning Academie biedt opleidingen aan in onder meer Grafische Vormgeving, Illustratie Audiovisuele Vormgeving, Animatie en Interactieve Multimedia. Het RIVIO en de Willem de Kooning Academie bieden opleidingen specifiek voor AV en multimedia aan, en geven daardoor steun aan jonge bedrijven via een goed opgeleid aanbod. • De Hogeschool voor Economische Studies (HES). De HES biedt o.a. opleidingen in Bedrijfskundige Informatica, naast allerlei managementopleidingen. In samenwerking met Portsmouth Business School (UK) heeft het HES ook internationale Masters of Business Administration programma. Het totaal aantal HBO studenten groeide van 20.988 in 1991 naar 30.607 in 1999. Het aandeel deeltijdstudenten ligt rond de 20%. De afgelopen cursusjaren waren er elk jaar totaal meer dan 4.000 afgestudeerden. Rotterdamse WO en Postdoctorale opleidingen Rotterdam beschikt over één universiteit, namelijk de Erasmus Universiteit Rotterdam (EUR). Het aantal studenten bedroeg ongeveer 19.400 in 1999, waarvan circa 4.800 in Bedrijfskunde en circa 4.500 in Economische Wetenschappen. Opleidingen tot Master of Business Administration (MBA) en Master of Business Informatics (MBI) kunnen gevolgd worden aan de International School of Economics en aan de Erasmus Universiteit. De Erasmus Universiteit faciliteert ook post-academische opleidingen, voornamelijk op economisch en MBA gebied. Verder is in het EUR ook de Rotterdam School of Management gevestigd, een Graduate School of Business. Aan de EUR zijn achttien onderzoekscholen verbonden, waarvan de EUR de penvoerder is van vijf interfacultaire en één interuniversitaire onderzoeksschool. De onderzoekscholen die van belang voor een ICT-cluster zijn Erasmus Research Institute of Management (ERIM), een interfacultaire onderzoekschool van de faculteiten Economie en Bedrijfskunde, en het Tinbergen Instituut (TI), een interuniversitaire onderzoekschool van de drie economische faculteiten van EUR, Universiteit van Amsterdam (UvA) en de Vrije Universiteit (VU). Verder participeert de EUR met de volgende onderzoeksscholen, waarvan een andere universiteit de penvoerder is. De onderzoeksscholen met belang voor een ICT-cluster of ICT gerelateerde processen zijn: • Onderzoekschool Transport, Infrastructuur and Logistiek (TRAIL) TRAIL houdt zich bezig met onderzoekprogramma’s zoals vrachttransport automatisering en multimodaliteit, chain management & control, en logistieke procescontrole. TRAIL is een belangrijke onderzoekschool voor de ontwikkeling en vernieuwing van Rotterdam Mainport, en is als zodanig belangrijk voor de ontwikkeling van Rotterdam. 32
• School voor Informatie en Kennissystemen (SIKS). SIKS-EUR houdt zich voornamelijk bezig met onderzoek en onderwijs in informatiemanagement, kennissystemen en telematica. Opleidingen in Delft In Delft zijn drie MBO’s, één HBO, de Hogeschool Delft, en één universiteit, de Technische Universiteit gevestigd. De R.K. Technische Hogeschool Rijswijk (THR) verzorgt HBO opleidingen in Technische Bedrijfskunde, Elektrotechniek, Technische Natuurkunde, Werktuigbouwkunde en Technische Informatica. Dit instituut ligt in Rijswijk binnen een korte afstand van Delft en heeft daardoor een aantrekkingskracht voor Delft. De Technische Universiteit (TU) Delft heeft zeven faculteiten: Bouwkunde, Civiele Techniek en Geowetenschappen, Informatietechnologie en Systemen, Luchtvaart- en Ruimtevaarttechniek, Ontwerp, Constructie en Productie, Technische Natuurwetenschappen en Techniek, Bestuur en Management. Verder heeft de TU twee onderzoeksinstituten, het Interfacultair Reactor Instituut (IRI) en het onderzoeksinstituut OTB. Er zijn een aantal onderzoeksscholen gevestigd in de TU waarvan ASCI, Bouw, DIMES, DISC en TRAIL van belang voor ICT zijn. TRAIL is al bij de onderzoekscholen van de EUR behandeld. Een beschrijving van de andere relevante onderzoekscholen volgt hieronder. • ASCI, Advanced School for Computing and Imaging is een landelijke onderzoekschool op het gebied van computer- en beeldsystemen. De onderzoekschool ASCI richt zich binnen de informatietechnologie op twee hoofdthema's: computersystemen / systemen, software & architectuur en beeldsystemen/beeldverwerking & patroonherkenning. Het thema Computersystemen is gericht op onderzoek naar methoden en technieken voor het ontwerpen en implementeren van geavanceerde computersystemen, met name parallelle, gedistribueerde en embedded computersystemen. Op het gebied van beeldsystemen wordt onderzoek gedaan naar methoden en technieken voor de analyse en synthese van beelden. In het onderzoek van de school neemt de integratie van alle lagen waaruit computersystemen zijn opgebouwd een belangrijke plaats in (totale systemen), inclusief de verwerking van sensor data en de diverse aspecten van mensmachine interactie. • DIMES, Delfts Interfacultair Instituut voor Micro-Elektronica en Submicrontechnologie, stelt zich tot doel een 'Academic Center of Excellence' te bieden in de Informatie Technologie, de MicroElektronica en de Submicron Fysica. Onder DIMES vallen vier technologische centra. Deze zijn: het Silicon Processing Laboratory (SPL), het laboratorium voor Submicron Technologie en Materialen, het laboratorium voor Nanofabricage (NEXT) en het DIMES Design and Test Center. DIMES is op het gebied van IC-technologie één van de meest innoverende instituten in Nederland. Als zodanig heeft het instituut een belangrijke aantrekkingskracht op promovendi.
4.1.6
Vliegverkeer
Rotterdam heeft een regionaal vliegveld Rotterdam Airport. Oorspronkelijk bedoeld voor nationale en internationale lijnvluchten en goederenvervoer, viel het gebruik van Rotterdam Airport in verval gedurende de jaren zeventig en tachtig. De redenen hiervoor waren voornamelijk regelgeving om geluidsoverlast tegen te gaan, en te korte landingsbanen voor de steeds grotere passagiersvliegtuigen. De laatste jaren neemt het gebruik van het vliegveld weer toe mede door het gemak van toegang naar steden zoals Londen, en stillere vliegtuigen. Rotterdam Airport legt zich steeds meer toe op het vervoer van personen. In 2000 is het aantal passagiers met meer dan 50% toegenomen ten opzichte van 1996. Vooral het aantal passagiers met lijndiensten vertoont een sterke groei (+35%). De betekenis van Rotterdam Airport voor het vrachtverkeer wordt daarentegen steeds geringer. Mede door het vertrek van een vrachtmaatschappij van Rotterdam Airport naar Schiphol. Tabel 4.6 geeft het aantal passagiers en vervoerde vracht voor de jaren 1996 tot en met 2000 weer.
33
Tabel 4.6 Aantal passagiers en vervoerde vracht Rotterdam Airport 1996 t/m 2000
Passagiers Lijndiensten Vakantievluchten Ad hoc vluchten Overig verkeer Transito Totaal (excl. transit) Totaal (incl. Transito)
1997
1998
1999
2000
371.663 90.169
374.625 94.839
37.965 30.000 499.797 511.316
31.865 30.239 501.329 531.568
378.673 96.837 74.213 22.432 32.783 572.155 604.938
430.845 123.253 53.017 20.823 43.447 627.938 671.385
501.975 122.067 72.550 22.629 56.760 719.221 775.981
16,5% -1,0% 36,8% 8,7% 30,6% 14,5% 15,6%
2.563 440
1.602 557
789 0
-50,7% -100,0%
Vracht / Post Totaal vracht (ton) 2.125 2.035 Totaal post (kg) 2.686 1.201 Bron: Rotterdam Airport, 2001, http://www.rotterdam-airport.nl/
4.1.7
groei 2000 t.o.v. 1999
1996
Haven
De havens hebben van oudsher een grote invloed op Rotterdam gehad. De goederenoverslag in de Rotterdamse haven is, na in 1998 nog het record te hebben verbroken, duidelijk afgenomen. Oorzaak hiervoor is de forse daling van de hoeveelheid aangevoerde droge en natte massagoederen. De hoeveelheid afgevoerde goederen is zelfs nog gegroeid. Ondanks de daling in de goederenoverslag is Rotterdam voor wat betreft deze functie nog altijd de belangrijkste haven in de wereld, op ruime afstand gevolgd door Singapore. In Tabel 4.7 wordt getoond hoe de aan- en afvoer van Rotterdam Haven sinds 1993 nog steeds in zijn totaliteit aan het toenemen is. Dit wordt veroorzaakt door de gestage toename van aan- en afvoer van stuksgoederen terwijl de aan- en afvoer van massagoederen aan het afnemen is. De totale aanvoer van goederen is ten opzichte van 1999 aan het dalen maar de afvoer van goederen is nog steeds aan het groeien. In vergelijking met andere havens, zowel in Europa als de rest van de wereld handhaaft Rotterdam haar positie als grootste haven van de wereld, maar haar aandeel ten opzichte van zowel de Europese als de Niet-Europese havensteden wordt minder. Met name Antwerpen, en in mindere mate ook Hamburg, zijn zeker voor afvoer van goederen een geduchte concurrent aan het worden. Rotterdam is nog steeds een wereldleider maar de Aziatische havensteden en met name Singapore zijn bedreigingen voor deze positie. Van de Europese havens is Antwerpen de grootste concurrent van Rotterdam.
34
Tabel 4.7 Aan- en afvoer naar goederensoort in de Rotterdamse haven (in miljoenen tonnen), in 1993 t/m 1999 1993
1994
1995
1996
1997
1998
1999
verandering 1999 t.o.v. 1998
Aanvoer Massagoed droog 1) -15,5% 71,0 77,7 79,0 72,2 80,3 80,3 69,5 2) Massagoed nat -4,0% 116,2 117,6 115,9 121,2 125,9 128,6 123,7 Stukgoed 2,2% 31,1 33,7 35,3 35,3 37,8 40,3 41,2 Totaal aanvoer -6,4% 218,3 229,0 230,3 228,7 244,0 249,2 234,3 Afvoer Massagoed droog 1) 6,9% 12,4 11,2 10,5 11,7 11,1 9,4 10,1 2) Massagoed nat 3,8% 19,0 18,0 17,0 14,9 14,9 15,0 15,6 Stukgoed 5,8% 32,8 35,7 35,6 36,7 40,8 40,8 43,3 Totaal afvoer 5,6% 64,2 64,9 63,1 63,4 66,8 65,2 69,1 Totaal aan- en afvoer 282,4 293,9 293,4 292,1 310,9 314,4 303,4 -3,6% NB De cijfers van het laatste jaar zijn altijd voorlopige cijfers, de cijfers van het voorgaande jaar zijn dan gecorrigeerd. 1) Ertsen, kolen, granen, veevoeders, meststoffen, ruwe mineralen etc. 2) Ruwe olie, aardolieproducten, chemische basisproducten etc. Bron: Gemeentelijk Havenbedrijf Rotterdam
De Haven en ICT Transport en Logistiek zijn belangrijke gebruikers van ICT. Laagdrempelige elektronische berichtenen informatie-uitwisseling wordt gezien als een voorwaarde voor behoud van een leidende rol van Mainport Rotterdam. Daar naast zijn innovatieve toepassingen van belang. Mainport Rotterdam kan hier een grote stimulans geven. Voorbeelden zijn projecten zoals de Cargo Card, een hulpmiddel dat de afhandeling bij het transport van containers vergemakkelijkt. De Cargo Card werkt op basis van handherkenning. Vrachtwagenchauffeur krijgen allemaal een eigen Cargo Card, waarop de kenmerken van de linkerhand worden vastgelegd. Bij de in- of uitgang van de terminal vergelijkt een elektronische handlezer de gegevens op de kaart met die van de chauffeur. Een andere tijdbesparende toepassing voor chauffeurs is het systeem W@ve, waarmee wegvervoerders ritten elektronisch, via internet, kunnen voormelden. Bij de terminal weet men dan dat een chauffeur onderweg is. De 'haalcontainer' kan alvast worden klaargezet en afgehandeld. Wachttijden kunnen daarmee worden verkort. Een megaproject dat PortCommunITy Rotterdam momenteel in voorbereiding heeft, is de ‘Virtuele haven’. Het betreft de introductie van een nieuwe generatie mobiele internet-technologie zoals WAP en GPRS, en het transport van beelden en spraak. Dit Virtuele Haven project is een onderdeel van het GigaPortproject en wordt geleid door een consortium bestaande uit ABN AMRO Bank, automatiseerder CMG, overslagbedrijf ECT en Port CommunITy Rotterdam, en ondersteund door de Erasmus Universiteit Rotterdam en het Telematica Instituut. Verder is er een portal opgezet specifiek voor de haven van Rotterdam opgezet (www.portofrotterdam.nl).
4.2
Het Rotterdam ICT-cluster
Zoals eerder aangegeven zijn gegevens voor ICT bedrijven moeilijk te verkrijgen aangezien er voor ICT bedrijven geen aparte SBI codes bestaan. Vaak zijn deze bedrijven onderverdeeld bij de dienstensector of de telecommunicatie-industrie. Uit onderzoek van Atzema (2000) blijkt dat er in Rotterdam, in de periode van 1996 tot 1998 er een groei is geweest in het aantal ICT bedrijven en dat er in 1999 de eerste verschijnselen van stagnatie te zien zijn. Het betreft een groei van zo'n 37% in totaal. De grootste groei zit in de ICT-dienstensector (55%). Voor ICT-bedrijven zijn ruimtelijke ontwikkelingen zoals de oude Van Nelle fabriek, het Lloyd Kwartier en de Kop van Zuid interessant omdat bij die ontwikkelingen niet alleen rekening gehouden wordt met benodigde elektronische infrastructuren (dark fibre to the office), maar ook met geïntegreerde woon/werkvoorzieningen. Vooral voor startende bedrijven is de mogelijkheid om van huis een bedrijfje effectief te kunnen opereren, van groot belang. 35
Tabel 4.8 ICT bedrijven in Regio Rotterdam voor 1996 t/m 1999 1996 1997 1998 1999 A B C totaal A B C totaal A B C totaal A B C totaal Rotterdam 105 226 104 435 122 284 132 538 132 362 156 650 117 382 149 648 Schiedam 18 27 9 54 18 32 13 63 18 33 15 66 17 32 15 64 Vlaardingen 10 28 9 47 9 35 8 52 8 28 8 44 9 31 7 47 Delft 74 48 17 139 81 48 24 153 89 63 26 178 79 64 24 167 Regio R'dam 207 329 139 675 230 399 177 806 247 486 205 938 222 509 195 926 A = bedrijf die zich richt op de ontwikkeling of productie van een ICT product of dienst B = bedrijf die zich richt op diensten C = bedrijf die zich richt op de distributie of verkoop van een ICT product of dienst Bron: Oedzge Adzema, 2000.
Van Bemmelen in zijn onderzoek schat het aantal ICT-bedrijven in Rotterdam op 694 en het aantal content (multimedia) bedrijven op 969 in 2000, met een jaarlijkse groei van 7,7% voor ICT-bedrijven, en 3,7% voor multimedia. Ook hij merkte een stagnatie in de groei tussen 1998 en 2000, hoewel de ICTdienstverleners nog steeds een stijging vertonen. Zijn schatting voor het aantal werknemers die in de ICT-sector in 2000 werkzaam waren, zijn 10.200 voor ICT en 6.177 voor multimedia respectievelijk (zie tabel B2.1 en B2.2 in Bijlage 2). Er bestaat vooralsnog de indruk dat het bij ICT bedrijvigheid in Rotterdam niet om hoogwaardige vernieuwende R&D of dienstverlening gaat. ICT-bedrijven in Rotterdam lijken nauwelijks kennisintensief en weinig waarde toe te voegen (dienstverlening, call-centers). Hierbij moet opgemerkt worden dat het hier om een indruk gaat die (nog) niet gebaseerd is op harde feiten. Om deze indruk te bevestigen of weg te nemen is het noodzakelijk om nader onderzoek te doen naar de aard van ICTbedrijvigheid in de Rotterdamse regio8.
4.2.1
Elektronische infrastructuren
In de Regio Rotterdam zijn de verschillende technieken en infrastructuren voor elektronisch verkeer beschikbaar. Internet via coaxkabel wordt in Rotterdam, Schiedam en Vlaardingen sinds begin 2000 beschikbaar gemaakt door UPC Nederland via het Eneco netwerk, en in Delft door Casema NV sinds 1998. Zowel Eneco als Casema zijn de plaatselijke aanbieders van kabel-TV en -radio. Sinds 2000 wordt in Regio Rotterdam en Delft ADSL aangeboden. In delen van Rotterdam en Delft biedt KPN via MxStream ADSL aan consumenten en bedrijven. Sinds kort (28 mei 2001) zijn er ook andere aanbieders van ADSL en SDSL op de markt gekomen waarvan BaByXL de eerste is. BaByXl is een consortium van Energis, World Online B.V. (de Nederlandse dochteronderneming van Tiscali, de grootste Italiaanse telecomaanbieder) en Scarlet Telecom. Het consortium biedt SDSL aan op de volgende locaties: Rotterdam Centrum, Kralingen, West, Zuid, Waalhaven, Pendrecht, IJsselmonde en Delft-Voorhof. Sinds november 2000 biedt Sonera xDSL diensten aan in Delft, Rotterdam, Schiedam en Vlaardingen via het Versatel glasvezelnetwerk. Cistron Telecom BV had vanaf mei 2001 ook xDSL diensten aangeboden in Rotterdam, Schiedam en Vlaardingen via de KPN infrastructuur. Nadat Cistron Telecom BV in september 2001 failliet verklaard is, biedt Cistron Internet BV nu haar xDSL diensten aan via het netwerk van BBned9. Cistron is ook betrokken bij een proefprogramma in samenwerking met GigaPort, ‘Fiber to the Dormitory’ genoemd. Studentenhuizen in Delft, en delen van Rotterdam, zullen via xDSL verbindingen direct aangesloten worden op het 1 GB SurfNet5 netwerk. Als dit proefproject succesvol zal zijn, zullen meer studentenhuizen in andere delen van Nederland aangesloten worden. Colt Telecom heeft een glasvezelnetwerk in Rotterdam aangelegd, en sinds april 2001 is hun netwerk naar Den Haag uitgebreid. BaByXL, Sonera/Versatel en Colt richten hun diensten 8.Een
dergelijke studie valt op dit moment echter buiten de afbakening van deze scriptie. Er is in de offerte van deze studie al gesuggereerd dat, alvorens we aanbevelingen zouden doen over strategische richtlijnen, zo’n studie noodzakelijk is. 9 Bron: http://www.webwereld.nl (12-10-2001) en http://www.cistron.nl/nieuws/actueel/edit.UpdateCistronInternet.shtml (21-09-2001).
36
voorlopig alleen aan op bedrijven. KPN/MxStream en Cistron richten hun diensten op zowel bedrijven als particulieren met gedifferentieerde pakketten, maar KPN heeft restricties voor particulier gebruik. Solcon, een provider die gebruik maakt van het BaByXl netwerk, wil ook ADSL pakket voor de particuliere grootverbruiker en/of kleine onderneming aanbieden. Hun prijs zal tussen die van de particuliere en zakelijke pakketten in liggen. Voor de kleine ICT-(eenmans)bedrijfjes zijn deze ontwikkelingen relevant aangezien de standaard zakelijke pakketten vaak te duur zijn, en de particuliere pakketten niet de benodigde bandbreedte kunnen bieden10. De penetratie van ADSL is nationaal gezien het hoogst in Rotterdam11. Over het geheel is de kwaliteit van telecom-infrastructuren goed in Rotterdam. Rotterdam is aangesloten op PortRing, een backbone glasvezelring. Verder is Rotterdam ook aangesloten op de SurfNet4 en SurfNet5 backbones van GigaPort. Alle grote aanbieder van telecom-infrastructuur zoals KPN, Colt, Versatel, hebben al of zijn bezig om glasvezelnetwerken in en rond Rotterdam aan te leggen. Kantoren in Rotterdam zijn vaak uitgerust met ISDN- en glasvezelaansluitingen. Er zijn in het algemeen ook geen problemen met telecomcapaciteit voor huurlijnen zoals dat een tijdje in Amsterdam en omgeving het geval was. In Rotterdam is de nationale centrale voor 0800 en 0900 verkeer gevestigd. Dit is een van de redenen waarom er in Rotterdam een goed ontwikkelde call-center industrie ontstaan is. Een aantal multinationals hebben nu hun nationale call-centers gevestigd in Rotterdam, zoals Novell Europe en Compaq Europe. Een belangrijke asset van Rotterdam is dat de stad over voldoende elektriciteitscapaciteit beschikt. Ook beschikt Rotterdam over vele backbones met rechtstreekse verbinding met de Amsterdamse Internet Exchange (AmsIX) en via deze met de rest van de wereld.
4.3
ICT strategieën van Gemeente Rotterdam
De belangen van de gemeente Rotterdam worden door twee autoriteiten behartigd: het Gemeentelijk Havenbedrijf Rotterdam is verantwoordelijk voor de natte gebieden van de stad, terwijl het OntwikkelingsBedrijf Rotterdam (OBR) tussenpersoon is voor de droge gebieden. De Gemeente Rotterdam is sterk betrokken bij het stimuleren van ICT in de regio. Om dit invulling te geven heeft de Gemeente Rotterdam een zogenaamd E-programma opgezet.
4.3.1
E-programma
Het E-programma is een onderdeel van het stedelijk beleid 2010, de kern van dit beleid is dat Gemeente Rotterdam investeert in wonen, werken en leven. Het E-programma moet alle inwoners van de stad de mogelijkheid bieden om in de wereld van Internet en ICT te stappen. De overheid en bedrijfsleven willen in de komende jaren 160 miljoen gulden investeren in projecten binnen het Eprogramma. Om de zaken structureel aan te pakken, richt het E-programma zich op vier luiken: Bedrijven, Onderwijs, Burgers en Overheid. Het luik Bedrijven richt zich op versteviging van het ICT-ondernemerschap in de regio Rotterdam. Rotterdam heeft tenslotte een wereldhaven, de Erasmus Universiteit, een opkomende film- en tvindustrie, en een groot aantal ICT-bedrijven. Het E-programma richt zich op bundeling en versterking van die kansrijke omgeving. Voorbeelden van programma’s binnen het luik Bedrijven zijn het ontwikkelen van een International Center for IT (IcIT) Delft-Rotterdam, Twinning, het uitbouwen van het Lloyd Kwartier en Delfshaven als ICT-kwartier, lancering van de ICT-Community (www.iportal.nl) als fysieke en virtuele ontmoetingsplatform voor ICT bedrijven in de regio Rotterdam-Delft, het introduceren van de Internetportal www.PortofRotterdam.com als dé business-to-business-site voor iedereen die direct of indirect met de Rotterdamse haven te maken heft, en het opzetten van een website www.ict.rotterdam.nl die in vogelvlucht weer zal geven wat Rotterdam aan startende én gevestigde ondernemers te bieden heeft. Het OBR is sterk betrokken deze projecten, die onder het hoofdstuk OBR Projecten verder uitgewerkt worden. Port CommunITy is voor het Gemeentelijk Havenbedrijf betrokken bij ICT toepassingen voor het havengebied. Het luik Onderwijs richt zich op twee doelgroepen: scholen en hun leerkrachten, en Rotterdamse bedrijven. De scholen zullen hun onderwijsomgeving zo inrichten, dat ze optimaal gebruik kunnen 10
Bron: www.webwereld.nl (14-07-2001) en http://www.adsl-online.net/nieuws_nf.shtml (19-07-2001). communicatie KPN Telecommunicatiemedewerkers d.d. 27-09-2001
11 Persoonlijke
37
maken van ICT-mogelijkheden. Verder zal dit luik een helpende hand bieden aan het Midden en Klein Bedrijf bij het opleiden van hun medewerkers in de mogelijkheden die ICT biedt. Enkele voorbeelden hiervan zijn: introductie van de ICT-impuls. Dit betekent ondersteuning bij de opzet van de ICTinfrastructuur in het primair en voortgezet onderwijs, bijscholing van en kennisuitwisseling tussen de leerkrachten, en hulp bij netwerkbeheer. Deze activiteiten sluiten aan bij het Kennisnet (landelijk initiatief); en opzetten van het Kenniscentrum ICT. Hier werken bedrijfsleven, onderwijsinstellingen (van MBO tot WO) en de overheid samen niet alleen aan de vernieuwing van het ICT-onderwijs, maar ook stimulering en vernieuwing van ICT in het bedrijfsleven. In het Kenniscentrum ICT kunnen opleidingsinstituten en bedrijven gebruik maken van moderne faciliteiten, methodieken en geavanceerde apparatuur voor training en onderwijs. Het luik Burgers wil het gebruik van ICT onder de Rotterdamse burger stimuleren. Een voorbeeld hiervan is het openen van e-centr@, ook wel 'digitale trapveldjes' en 'open leercentra' genoemd. Dit is de verzamelnaam voor computerlokalen in bibliotheken, scholen en buurtcentra. Verspreid over de stad komen zo'n zestig e-centr@. Rotterdammers die thuis niet over een PC beschikken, kunnen hier individueel of in groepsverband leren internetten, cursussen volgen via de computer, of websites maken. Tot nu toe zijn er digitale trapveldjes geopend onder de tribunes van het Kasteel van Sparta (Spangen), de G.K. Hogendorpschool (oud West), Dienstencentrum het Witte Paerd, Stichting Toer en in buurtcentrum Oleander in Bloemhof, nabij Feyenoord. Er zijn plannen om nog een digitaal trapveldje in september 2001 in de bibliotheek in Schiedam te openen. Het luik Overheid richt zich op het elektronisch beschikbaar maken van informatie waardoor het mogelijk wordt meer en betere service te bieden, nieuwe doelgroepen te bereiken en een sterkere binding te krijgen met de klanten. Het bedrijfsleven maakt al sinds geruime tijd gebruik van de mogelijkheden die e-business bieden. Hierdoor wordt er ook een gelijke verwachting richting overheidsdienstverlening gegenereerd. De Gemeente Rotterdam wil graag voldoen aan deze verwachtingen. Om dit te bereiken wil de Gemeente informatie over Rotterdam, zowel gemeentelijk als algemeen, toegankelijk maken via www.rotterdam.nl. De bestaande homepage op internet is verbouwd tot een portaal naar alle gemeentelijke informatie van Rotterdam. Via een dergelijke toegangspoort kunnen burgers, ondernemers en toeristen via verschillende ingangen en zoekmethoden de gewenste informatie over de stad snel en eenvoudig vinden. Daarnaast wordt ook gestreefd naar digitale dienstverlening via internet. Burgers en ondernemers zouden naast het raadplegen van informatie op internet, ook een groot aantal producten en diensten, zoals uittreksels en vergunningen, on-line kunnen aanvragen en verkrijgen. Verder kan het portaal gebruikt worden om de Rotterdamse burger in contact te brengen met het bestuur van de stad en op die manier klachten, wensen en ideeën makkelijker kenbaar te maken. Tevens is er een Bureau InfoBeleid in het leven geroepen die zich specifiek bezig houdt met het opzetten en stimuleren van ICT-beleidsprojecten.
4.3.2
OBR projecten
In kader van het luik Bedrijven participeert het OBR in en faciliteert ICT instituten die als incubatoren zullen fungeren. Het OBR participeert in het IcIT-programma waaronder het eerder genoemde Twinning programma valt. Voor Twinning is op 30 januari 2001 tijdelijk een kantoor geopend is in het World Trade Centre in het centrum van Rotterdam12, maar ook zij zullen in het Lloyd Kwartier gehuisvest worden. Verder zijn er plannen voor het ontwikkelen van een ICT gebied voor multimediatoepassingen, de Schiecentrale in het Lloyd Kwartier. Een van deze gebouwen, het 25KV gebouw, zal een belangrijk onderdeel worden van het IcIT Platform om als incubatorcentrum te fungeren. Het idee is dat startende ondernemers te laten ontwikkelen, samen te brengen (zowel fysiek als virtueel), en activiteiten op het gebied van e-commerce te stimuleren zodat een kwalitatief hoog aanbod van en voldoende vraag naar ICT diensten gegenereerd zal worden. Andere ICT gerelateerde bouwprojecten zijn het oude Van Nelle gebouw, een voormalige thee en koffiefabriek in Rotterdam-West, die recent gerenoveerd en heropend is als een centrum voor bedrijven uit de grafische sector, design, media, communicatie, bouwkunde, kunst, cultuur en educatie. De renovatie is uitgevoerd door een private ontwikkelaar terwijl de gemeente Rotterdam 1,7 miljoen gulden heeft bijgedragen om deze locatie beter
12
Bron: Twinning Centers Delft-Rotterdam, http://www.twinning.nl/twinning/centers/content_tcdr.stm.
38
bereikbaar te maken voor het openbaar vervoer13. Verder zijn er nog wat kleinschalige initiatieven zoals een brouwerij in Crooswijk, die is omgebouwd tot een ruimte voor startende multimediabedrijven. Het OBR is verantwoordelijk voor het ontwikkelen en uitgeven van grond voor woningbouw, kantoren, hotels, bedrijven(terreinen) en infrastructuur; het ontwikkelen en beheren van gebouwen; het opzetten en uitvoeren van een economisch stimuleringsprogramma; en de projectleiding van economische en ruimtelijke ontwikkeling in stad en regio. Het OBR heeft een aantal economische en innovatieve projecten ontwikkeld onder de vlag van het ‘Project Innovatiebevordering Rotterdam’ (PIR). Het PIR is in 1989 opgericht en heeft als doelstelling: de regionale economie stimuleren door het bevorderen van technologische vernieuwing. Dit zal bereikt worden door steun te verlenen aan verschillende innovatieve initiatieven en aan het Midden- en Kleinbedrijf. Het ‘Regional Innovation Technology Transfer Strategies’ project (RITTS) is in het leven geroepen om verschillende technologische en innovatieve ontwikkelingen in verschillende branches te stimuleren. Voor productontwikkeling en innovatie is samenwerking tussen het midden- en kleinbedrijf, overheden en een aantal overige profit en non-profit organisaties van groot belang. Door intensievere samenwerking kan kennis en ervaring worden uitgewisseld en ontstaat er meer inzicht in de markt. Uiteindelijk zal dit moeten leiden tot een groeiende werkgelegenheid en een aantrekkelijker klimaat voor nieuwe bedrijvigheid in de regio Rijnmond. De sectoren waar het RITTS-project zich op richt, zijn het Medisch Cluster, de AV Sector en Recycling. Binnen de audiovisuele sector heeft de Gemeente Rotterdam allerlei activiteiten ontplooid. Hiervan zijn de twee belangrijkste pijlers: • De ontwikkeling van het voormalig energiegebouw, de eerder genoemde Schiecentrale tot een TVstudio complex plus een bedrijfsverzamelgebouw voor AV-bedrijvigheid. Het pand bestaat uit een accuhuis, schaftlokaal, portiersloge, trafohuis en een elektriciteitscentrale. In 1996 en 1997 is de centrale grondig verbouwd tot een kantorencomplex met twee televisie, film- en evenementen studio's. Het voormalige accuhuis, het 25kV gebouw, is in 1999 verbouwd tot een bedrijfsverzamelgebouw met 46 units voor ICT/AV-bedrijven. Het trafohuis wordt veranderd in een audiovisueel hotel met multimedia kantoorruimten en conferentie- en vergaderruimte. Het voormalige schaftlokaal zal 2000m² kantoorruimte verschaffen met op de begane grond een restaurant met uitzicht op de Maas. De kelder van het gebouw zal gebruikt worden als edit- en viewingstudio’s. De oplevering van zowel het trafohuis als het schaftlokaal wordt begin 2002 verwacht. • Het instellen van het ‘Rotterdams Fonds voor de Film en de audiovisuele media’ (RFF). Het RFF bureau is het financiële en facilitaire loket voor filmers, televisieproducenten en documentairemakers die producties geheel of gedeeltelijk in de stad of de regio Rotterdam (willen) draaien. Een nieuwe taak van het fonds wordt het ontwikkelen en verzorgen van scholingsfaciliteiten, post-graduate vervolgopleidingen en workshops. Verder zet het RFF zich in voor het vasthouden van afgestudeerden aan (o.m.) de Willem de Kooning Academie, het Grafisch Lyceum of de Erasmus Universiteit door een actief startersbeleid te voeren.
4.3.3
Information Center for Information Technology Platform (IcIT)
Het Information Center for Information Technology (IcIT) Platform vervult een nationale en internationale loketfunctie voor vragen, informatie en het wegwijs maken in de Delftse en Rotterdamse ICT community. IcIT is tijdelijk gevestigd in het WTC, maar zal, samen met Twinning, op termijn gehuisvest worden in het Lloyd Kwartier. Twinning levert een aantal ondersteunende diensten aan IcIT. Zowel de gemeenten Delft als Rotterdam stimuleren ondernemers zich in Delft of Rotterdam te vestigen in bijvoorbeeld het Lloyd Kwartier. De missie van IcIT is “het ontwikkelen van een ICTondernemingsklimaat waarin (potentiële) ICT ondernemers worden aangemoedigd te ondernemen en hen te ondersteunen bij de ontwikkeling van hun onderneming.”14 De doelen van IcIT zijn: • Informeren over en doorverwijzen naar nationale en internationale ICT Initiatieven
Bron: Ministerie Onderwijs, Cultuur & Recreatie, toespraak dr. F. van der Ploeg, staatssecretaris “privatization and culture”, 17 dec. 1998. http://192.87.142.141/toespraken/1998/084.html. 14 Bron: http://www.icit.nl/indexn.html 13
39
• Verbeteren van het klimaat voor jonge ICT bedrijven in Delft en Rotterdam • Verbeteren ven het vestigingsklimaat voor innovatieve (door)starters • Ondersteunen van ICT-starters • Bieden van een netwerk • Koesteren van het gevestigd bedrijfsleven • Promoten van de kennisinstituten uit Delft en Rotterdam Waar Twinning zich richt op techno-starters met een bewezen potentie en uiteindelijke beursgang, wil IcIT wil het gat vullen tussen deze “techno-koplopers” en de startende ICT bedrijven. IcIT werkt intensief samen met o.a. Erasmus Universiteit, Technische Universiteit Delft, het OBR, MKB Nederland, Kamers van Koophandel, Syntens, de Twinning Centers en het ICT Bedrijfsleven in Delft en Rotterdam. Verder worden er plannen gemaakt voor het Las Palmas gebouw op de Kop van Zuid. Het Las Palmas gebouw zal een internationaal centrum voor beeldcultuur en mediatechnologie worden. Het is een initiatief van het Nationaal Fotorestauratie Atelier, Nederlands Fotoarchief, Nederlands Foto Instituut en V2_Organisatie. Het Las Palmas gebouw wordt verwacht in 2003 gereed te zijn. Ook wordt er aandacht besteed aan de financiële en/ of inhoudelijke ondersteuning van festivals c.q. TVprogramma's zoals het Nationaal Songfestival, de Avond van de Poëzie, Westenwind, Spangen, en de ondersteuning van beurzen en symposia zoals Cinemart, Rotterdam Market en EAVE. Binnen het OBR bestaan enkele overlegstructuren waarbij vele partijen uit de AV-wereld aan tafel zitten, zoals onderwijs, de beroepsvereniging, het bedrijfsleven en kunstinstanties onder auspiciën van de AVcoördinator.
4.3.4
Portalen
Ook in het kader van het luik Bedrijven, en om de internationale toegankelijkheid te stimuleren, wil het OBR zorgen voor optimale bereikbaarheid, zowel fysiek als virtueel. Het OBR heeft een aantal portalen opgezet om ondernemers virtueel samen te brengen. Voorbeelden hiervan zijn het I-portal speciaal ten behoeve van ICT ondernemers, de Mediaport portal voor ondernemers in het algemeen, en zijn er plannen om een laagdrempelige portal voor het MKB op wijkniveau op te zetten. Om ondernemers in de ICT branche te helpen, is het OBR een belangrijke participant in een aantal projecten zoals het International Center for Information Technology (IcIT), Twinning Center Delft/Rotterdam, ICT kwartier, en ICT Community. In september 2001 is een portal geopend onder de naam eWijzer speciaal opgezet voor de MKB-ondernemer die zich wil verdiepen in de mogelijkheden van eCommerce en eBusiness.
4.4
Het clustermodel toegepast
Passen we het clustermodel toe en gebruiken we daarvoor de gegevens zoals in het voorgaande geschetst is, dan kunnen we het volgende constateren.
4.4.1
Clustering van ICT: innovatie en diffusie van ICT en Internet
Rotterdam profileert zich niet als een stad waar kennisinstellingen en of R&D instellingen op het gebied van ICT zich vestigen. Derhalve is het de verwachting dat het aantal starters met een technische achtergrond beperkt is. Succesvolle startende ondernemers op het gebied van ICT maken doorgaans vooral gebruik van bestaande netwerk, hard- en software technologieën. Bedrijven die zich baseren op marketingconcepten zijn over het algemeen kwetsbaarder, zie het inzakken van de dot.com markt. De meeste ICT-starters beginnen te vaak met creatieve en innovatieve ideeën zonder dat er een goed doordacht business model aan ten grondslag ligt. We stellen dit in algemene termen, daar ons geen onderzoek onder starters en hun achtergronden in Rotterdam en omgeving bekend is. Daar waar er onderzoek is bijvoorbeeld over starters voortgekomen uit de TU Delft valt op dat men pas na zes jaar na het afronden van een studie een bedrijf start en dat de lokale en regionale oriëntatie beperkt is (Bureau Bartels, 2000). 40
4.4.2
Klussende ICT-ers: kenmerken van starters en ondernemers
Daar ons geen onderzoek bekend is naar startende Rotterdamse ondernemers op het gebied van ICT, zijn er nauwelijks uitspraken te doen over de klussende ICT'er. We mogen aannemen dat er veel startende ondernemers zijn die het nut van Internet en ICT in zien, maar gegevens over aantallen e.d. zijn ons niet bekend, laat staan dat we iets kunnen zeggen over achtergronden van deze starters. Zowel vanuit de gemeente Rotterdam (OBR) als vanuit landelijk beleid (EZ) worden er projecten ondernomen om de ICT-sector te stimuleren. Door projecten zoals Twinning en IcIT krijgen technostarters hulp met huisvestiging, toegang tot kapitaal, toegang tot kennisnetwerken en worden incubatorcentra opgezet. Dit is nog een relatief nieuwe aanpak, en deze programma’s lopen nog niet lang genoeg om de resultaten te kunnen evalueren. Evaluaties van het nationaal Twinning programma zijn minder gunstig uitgepakt (Booz, Allen & Hamilton, 2000). De Kamer van Koophandel biedt wel wat steun met een algemeen starterpakket, maar er is weinig coördinatie die specifiek gericht is op ICT-ondernemers. Er wordt niets gedaan om het samenbrengen met andere starters voor onderlinge steun, te faciliteren. De Gemeente Rotterdam en Delft hebben een aantal initiatieven lopen om startende ICT ondernemers te helpen. Er zou ook betere coördinatie met de Kamers van Koophandel moeten zijn om techno-starters en ICT bedrijfjes bij registratie al op te vangen. Er lijkt hier een rol weggelegd te zijn voor IcIT. Het standaard starterpakket van de Kamer van Koophandel is niet toegespitst op ICT-starters en hun behoeften. IcIT verleent assistentie aan ICT-starters die niet aan de strengere eisen van Twinning voldoen, maar het programma lijkt zich toegespitst te zijn voor die bedrijven die zich in de Schiehaven vestigen. Voor die bedrijven die zich elders vestigen is er weinig assistentie beschikbaar. De Kamer van Koophandel Rotterdam heeft een aantal initiatieven lopen in samenwerking met Syntens, maar deze zijn vaak niet bekend bij starters en het MKB. Op de website van de Kamer van Koophandel wordt bijvoorbeeld geen vermelding gemaakt van projecten zoals Twinning en IcIT, of staan er links naar andere instanties die assistentie aan ICT-starters kunnen geven.
4.4.3
Clustering van vraag en aanbod: de input van gebruikers en afnemers
Rotterdam is van oudsher sterk gericht op de haven, transport en logistiek. Hoewel de haven op zich nog steeds een belangrijke economische betekenis heeft voor Rotterdam heeft, zal het belang onder invloed van ICT-ontwikkelingen afnemen. Behalve de haven als aanstuurder van transport en logistieke toepassingen, ligt de kracht van Rotterdam in (petro)chemische en medische R&D. Door het relatieve onvolwassen en ongestructureerde karakter van de lokale ICT-sector is er nog weinig vraag van gearticuleerde en toonaangevende afnemers. De behoefte aan ICT-oplossingen in de haven en van gerelateerde industrieën worden veelal gezocht bij grote nationale en internationale ICTspelers met weinig binding met de lokale Rotterdamse ICT-sector. Hetzelfde geldt voor de snelle groeiende financiële sector in Rotterdam. De vraag uit deze sectoren is vaak een driver voor ICTontwikkelingen. Wereldwijd is een aantal succesvolle ICT-clusters te vinden die juist gedreven worden door de vraag naar ICT uit deze sectoren, bijvoorbeeld Boston, Seattle en Singapore. Er lijken hier dus wel kansen te liggen. De gemeente Rotterdam richt zich in haar beleid op andere, niche sectoren zoals het medische cluster en de AV sector. Initiatieven rond Hoboken, het Lloyd Kwartier en de Kop van Zuid moeten zich nog uitkristalliseren. Het medische cluster zal verder geïntegreerd en ontwikkeld moeten worden15. Hetzelfde geldt voor de AV-sector. De concurrentie met de AV-industrie rond Aalsmeer/Amsterdam/Hilversum is scherp. In Rotterdam is de TV-industrie relatief klein en zal moeten groeien om overlevingskansen als een cluster te hebben: een zekere kritieke massa moet worden bereikt, en die ontbreekt vooralsnog in Rotterdam. Overigens willen we hier benadrukken dat een strategie waar aan verschillende complementaire clusters wordt getrokken, zoals dat in Rotterdam het geval is, buitengewoon zinvol is. Indien een van de drie clusters: ICT, AV of medisch voldoende kritieke massa weet te bereiken, bestaat de mogelijkheid dat de ene sector de andere mee trekt. Er
In wezen geldt hier hetzelfde als voor het ICT-cluster: sommige ingrediënten zijn aanwezig, maar een echt cluster is er nog niet.
15
41
dienen dan onderlinge afhankelijkheden tussen deze sectoren te bestaan. Gezien het huidig pallet (logistiek, medisch cluster en AV-sector) lijkt dat laatste niet erg waarschijnlijk. Er is sprake van een scheve verhouding tussen vraag en aanbod aan ICT-oplossingen. Naarmate meer traditionele en vooral MKB-ondernemingen digitaal zullen gaan, zal de vraag groter worden. De markt voor click & mortar bedrijven in Rotterdam is, net als elders, nog maar heel beperkt (Bouwman, Fielt & Smit, 2001). Echter, ‘oude economie’ bedrijven schatten de toegevoegde waarde van gebruik van Internet, web-sites, en ICT in het algemeen, onvoldoende positief in. Deze ondernemers zullen over de streep getrokken moeten worden om met de ontwikkelingen in ICT mee te gaan. De gemeente Rotterdam speelt hier op in met een leidende rol in programma’s zoals USHER en met flankerend beleid zoals bijvoorbeeld eWijzer.
4.4.4
Clustering van bedrijven: de creatie van technologienetwerken
Rotterdam heeft ondanks de aanwezigheid van een grote universiteit, een academisch ziekenhuis en de grootste Mainport van Europa, geen reputatie op het gebied van R&D op het gebied van ICT. Hoewel er een aantal kristallisatiepunten zijn (zoals iPortal, Lloyd Kwartier e.d.), is er geen sprake van een duidelijk cluster op het gebied van ICT. Delft heeft wel een reputatie als een technologiecentrum, met name door de aanwezigheid van de TU Delft en in mindere mate TNO. Deze laatste organisatie is meer nationaal georiënteerd. Door het uitbouwen van de samenwerkingsverbanden tussen Rotterdam en Delft, zoals nu al gebeurt rond het Twinningcentrum, kan hier gebruik van gemaakt worden.
4.4.5
Clustering van hightech bedrijven met investeerders, lokale autoriteiten en kennisinstellingen
Startkapitaal, en zaaikapitaal, nodig voor starters en nieuwe bedrijven is per definitie niet gebonden aan lokale, regionale of nationale grenzen. Venture Capital in Nederland is redelijk behoudend. Op lokaal niveau zijn een aantal business angels en een aantal Venture Capital bedrijven actief, bijvoorbeeld Venture Fund Rotterdam. Daarnaast verschaffen incubatorcentra zoals Twinning en IcIT geld. Andere incubatorcentra zoals het 25kV gebouw stellen alleen faciliteiten ter beschikking (www.beursplein3.com/startkapitaal/overzicht_incubators.htm). Daarbuiten staan dezelfde financieringsmogelijkheden open zoals die ook voor niet-ICT starters beschikbaar zijn, bijvoorbeeld via Participatiemaatschappij Ondernemersfonds Rotterdam van ABN-AMRO, NPM Capital en de Gemeente Rotterdam. Hoogwaardige ICT bedrijven hebben echter vaak veel meer kaptaal nodig dan andere bedrijven en vaak voor een langere periode voordat winst gegenereerd kan worden. Met de wereldwijde stagnatie van de ICT industrie zal het tijdelijk moeilijker worden voor starters om kapitaal van private investeerders en/of venture capital fondsen te verkrijgen. In Rotterdam en omgeving zijn enkele incubatorss te vinden: 25kV (Rotterdam) en CICICT en Radex (Delft). Er zou meer gedaan kunnen worden om samenwerkingsverbanden binnen de ICT-sector te promoten en te faciliteren. De universiteiten zouden mogelijke een grotere rol kunnen spelen met het verlenen van (venture) kapitaal. In Silicon Valley hebben de (kennis)instituten vaak financiële samenwerkingsverbanden gebaseerd op het verkrijgen en benutten van octrooien. In Twente draait met succes een programma om afgestudeerden de mogelijkheid te bieden om hun start voor te bereiden. Soortgelijke initiatieven bestaan in Delft. Door de aard van de studies (A-wetenschappen) liggen hier minder kansen voor afgestudeerden van Erasmus Universiteit. Zowel vanuit de Gemeente als vanuit het bedrijfsleven zijn initiatieven ontwikkeld om het tekort aan gekwalificeerd personeel tegen te gaan. Rotterdam zit met het probleem dat het algemeen opleidingsniveau relatief laag is. Algemene computervaardigheden, zullen in de toekomst essentieel worden voor employability. Voor tweederde van alle nieuwe banen is het gebruik van computers op de een of andere manier vereist (Wilson, 1996). Een uitdaging zal dus het motiveren zijn van laaggeschoolden. Juist bij hen ontbreekt vaak de ordening om voor cursussen op vastgestelde tijden aanwezig te zijn, de training duurt vaak lang en het rendement is vaak niet direct merkbaar (Hoogeboezem, 2000). Door ICT een integraal onderdeel van (basis)onderwijs te maken, kunnen groepen die geen toegang tot computers thuis hebben, computervaardigheden geleerd worden. Er liggen hier grote kansen voor zowel autochtone als allochtone groepen. Huidige initiatieven zoals digitale trapveldjes en Internet cafés in buurtcentra zullen hierbij helpen. 42
4.4.6
Clustering van clusters: sociaal kapitaal, onderling vertrouwen en innovatief milieu
Vooralsnog bestaat de indruk dat de ICT-sector in Rotterdam nog niet gekenmerkt kan worden als een cluster, waar innovaties worden voortgebracht of geïntegreerd in processen en diensten en waar een magneetwerking van uitgaat naar andere bedrijven, ICT-professionals of investeerders. Misschien zijn daar de voorwaarden nog onvoldoende voor vervuld. De indruk bestaat dat er nog onvoldoende samenhang en complementariteit bestaat tussen de verschillende bedrijven. Hoewel bedrijven elkaar opzoeken en de fysieke concentratie behulpzaam is, zal er nog veel gedaan moeten worden om tot een geïntegreerd netwerk van onderling nauw samenwerkende en innovatieve bedrijven te komen.
4.4.7
Duurzaam clusteren: evolutie van bedrijven en padafhankelijk netwerken
Als we al eerder hebben betoogd is het creëren van een succesvol cluster grotendeels afhankelijk van toevalligheden, betrokkenheid van individuele personen, van mogelijkheden om kennis- en ervaring te delen, van complementariteit van bedrijven, resources en activiteiten en het op het juiste moment samenvallen van een aantal ontwikkelingen. Voorts geldt dat een imago die zijn wortels vindt in reële ontwikkelingen bijdraagt aan een versterking van ontwikkelingen. Op zich lijkt dat sturingsinstrumenten daarbij nauwelijks van belang zijn. Toch kunnen overheden helpen bij het creëren en mogelijk maken van dit soort toevalligheden. Zeker in die situaties zoals in Rotterdam, waar er sprake is van een relatieve achterstandssituatie, zal de lokale overheid een stimulerende en faciliterende rol moeten spelen, overigens zonder enige garantie op succes. We komen hier in de aanbevelingen nog op terug.
4.5
Conclusie
Kijken we naar de verschillende vestigingsfactoren dan moeten we constateren dat de uitgangspositie van Rotterdam niet onverdeeld gunstig is. De indruk bestaat dat de gemeente Rotterdam zich daar zeer van bewust is en ook een buitengewoon stimulerend beleid voert. Dit beleid is gericht op een aantal niche-markten: ICT, AV en medisch cluster, die elkaar mogelijk onderling kunnen versterken. Wel moet men zich realiseren dat er af en toe nog noodzakelijke schakels ontbreken. Zo zou een volwaardige opleiding medische informatica een brug kunnen zijn tussen de ICT-sector en het medisch cluster16. Wat betreft clustervorming moeten we constateren dat er veel lovenswaardige initiatieven zijn genomen door de gemeente, maar dat een duidelijk zicht op starters in het bijzonder, maar op het ICTcluster in het algemeen nauwelijks lijkt te bestaan. Rotterdam is verder gehandicapt door het ontbreken van een Technische Universiteit die als aanjager kan dienen en kan bijdragen aan een profilering van Rotterdam op basis van unieke kennis. De nabijheid van de TU Delft is nog onvoldoende uitgebuit. Het zou zinvol zijn om tussen Overschie en Delft te werken aan de ontwikkeling van een ICT-corridor rond de A-13, ware het niet dat de ruimtelijke ordening, milieuvereisten e.d. dat niet toestaat. Verbetering van het openbaar vevoer tussen Rotterdam en Delft zou een alternatief zijn; er gaan nu slechts twee buslijnen van Rotterdam via de TU naar Delft. Het naar Rotterdam halen van innovatieve startende ICT bedrijven als gevestigde international hightech bedrijven, en het daarop baseren van een imago van een innoverend ICT-cluster, met een aantal belangrijke specialisaties is belangrijk. Overigens gaat het hier om een traject waarvoor men moet beschikken over een lange adem en waar toevalligheden een grote rol spelen. In de aanbevelingen zullen verder gaande aanbevelingen gemaakt worden, mede op basis van de analyse van andere steden. De voorgaande bevindingen worden wat betreft de vestigingsfactoren samengevat in Tabel 4.10.
Dergelijke opleidingen op WO-niveau bestaan al in het buitenland, Sydney University biedt bijvoorbeeld al sinds midden jaren ´80 BSc en MSc opleidingen aan in Health Information Management.
16
43
Tabel 4.9 Kwantitatieve indicatoren voor Rotterdam en Regio Rotterdam Rotterdam Geografie en demografie ♦ Aantal inwoners ♦ Bevolkingsdichtheid per km2 Economie ♦ Gemiddeld besteedbaar inkomen ♦ Huisvesting bedrijven ♦ Beschikbare bedrijfsruimte ♦ m2prijs voor kantoorruimte ♦ Huisvesting inwoners ♦ Beschikbare woonruimte ♦ Arbeidsmarkt ♦ Werkzaamheid naar sector ♦ Werkloosheid** Onderwijs ♦ Universitaire en HBO instellingen ♦ Integratie ICT in onderwijs Infrastructuur ♦ Luchtvaart ♦ Aantal internationale luchtvaart bestemmingen ♦ Aantal internationale passagiers ♦ Tonnen vracht ♦ Haven ♦ Mln. Tonnen aanvoer en afvoer Telecommunicatie-infrastructuur ♦ Glasvezelnetten
♦ Internet eXchange ICT-cluster ♦ Aantal bedrijven ICT-beleid ♦ Science parks ♦ Incubators
Regio Rotterdam*
592.660‡ 2.841‡
837.877‡ 3.026‡
fl. 21.200†
fl. 22.440†
4.856.900 m²# fl. 135 – 450#
5.390.700 m²# Vlaardingen & Schiedam v.a. fl.100. Delft: fl. 220 – 350#
283.610†
398.540†
7%†
zie tabel 4.5 26.000; 6,5%†
18.000;
Universitair 19.399 Universitair 32.323 HBO 30.607 HBO 31.748 Totaal 50.006‡ Totaal 64.071‡ ICT onderwijs op alle niveaus.#
17 vaste lijnvluchtbestemmingen en 18 vakantievluchtbestemmingen waarvan 12 extra bestemmingen.‡ 719.221‡ 789‡ Totaal: 303,4†. Aanvoer: 234,3 Afvoer: 69,1† Versatel, Randstad ring; KPN, In Delft ook SURFnet 5 aansluitingen CityRing; Cistron, Colt, Global naar de studentenhuizen (“fibre to the Crossing en BaByXl. dormitory” project van GigaPort)# SurfNet4 en SurfNet5 netwerken (1GB) # Geen internationale eXchanges, voldoende capaciteit PoP’s en switches.# 648†
941†
2 Science Parks (Brainpark I en II) gelegen nabij Erasmus Universiteit.
1 Science Park in Delft (Delftech Park) nabij Technische Universiteit
♦ Twinning Center (World Trade Center) ♦ IcIT (Schiehaven) ♦ 25kV.#
♦ Twinning Center (Delftech Park). ♦ Delftech Park ♦ Radex (30 MM bedrijven) ♦ CICICT Delft#
* inclusief, Delft, Schiedam en Vlaardingen ** als % van de beroepsbevolking Bron: CBS Statline, COS, OBR, Twinning & GigaPort, gegevens voor †1999, ‡2000, #2001
44
5 AMSTERDAM 5.1
Stadsbeeld van Amsterdam
Bij locatiekeuze speelt beeldvorming rond steden een belangrijke rol. Onderzoek zoals dat van Healy & Baker is beeldbepalend. In dat onderzoek van Healey & Baker krijgt Amsterdam na Londen, Parijs en Dublin de beste beoordeling als een e-Locatie17 (www.wired-gov.net, 14 juni 2001), dat wil zeggen dat Amsterdam goed scoort over een set van criteria zoals telecom infrastructuur, betrouwbare electriciteitsnetwerk (ongetwijfeld heeft Amsterdam hier een lage score gekregen), kwaliteit ICTpersoneel, toegang tot relevante markten, internationale transport verbindingen, Web design vaardigheden, flexibele arbeidsvoorwaarden, imago en nabijheid van onderzoekscentra en universiteiten. Voor een deel is deze positieve score te herleiden tot de algemene gunstige beoordeling die Amsterdam krijgt als business stad in het algemeen door Healy & Baker18.
5.1.1
Economische activiteit
Amsterdam, als grootste stad van Nederland, is het traditionele handelscentrum van Nederland. Vele financiële instituten en multinationals zijn gevestigd in Amsterdam. Grote uitgeverijen in Europa zoals Reed Elsevier hebben hoofdkantoren in Amsterdam. De vestiging van de Nederlandsche Bank, de Effectenbeurs, de Europese Optiebeurs en hoofdvestigingen van verschillende grote Nederlandse banken maken Amsterdam tot het financiële hart van Nederland. Ook internationaal gezien is Amsterdam een belangrijk financieel centrum. Een groot aantal toonaangevende verzekeringsmaatschappijen en meer dan 60 buitenlandse banken hebben een Amsterdamse vestiging. Schiphol heeft een belangrijke stempel op Amsterdam gedrukt. Schiphol als een van de grootste luchthavens in Europa heeft een aantrekkingskracht op transport & logistiek en communicatie bedrijven. Amsterdam heeft een sterke positie als congresstad, de vijfde in Europa. Alleen al de RAI trekt ruim 2 miljoen bezoekers per jaar, waaronder bijna 400.000 congresbezoekers. Van een constante groei is ook sprake bij andere bijzondere congreslocaties zoals de Beurs van Berlage, het West-Indisch Huis, de Oude Kerk, het Scheepvaartmuseum en vele hotels. De ruim 300 Amsterdamse hotels boekten 10,6 miljoen bezoekers met ruim 30 miljoen overnachtingen in 2000. Met haar 42 musea, 65 theaters en concertzalen, 140 galeries en 7000 historische monumenten is Amsterdam ook het culturele hart van Nederland. Aalsmeer ligt ten zuiden van Amsterdam met Schiphol als buur, de grootste bloemenveiling van de wereld, de TV-studio's van Joop van den Ende en Showbizcity binnen de grenzen. Hilversum ligt ten oosten van Amsterdam in de Gooi- en Vechtstreek. De oppervlakte van de gemeente is ongeveer voor de helft bos, natuurlijk terrein en agrarisch gebied. Hilversum heeft dan ook een “groen” karakter heeft. Hilversum is sinds 1923 de plaats van de Nederlandse radio en televisie is gevestigd. De publieke omroepverenigingen hebben er hun studio's. Tien procent van de Hilversumse bevolking heeft op de een of andere manier te maken met de omroepwereld. Traditionele media en nieuwe multimedia spelen een belangrijke rol in de Hilversumse economie. De ontwikkeling van nieuwe bedrijventerreinen zorgt er verder voor dat Hilversum een stad met grote economische potenties blijft, een levendige werkstad in het groen. Almere ligt in Flevoland en is een jonge, snel groeiende stad. Veel gezinnen uit Amsterdam verhuizen naar Almere om dezelfde redenen waarom de Rotterdamse gezinnen de binnenstad hebben verlaten. Ook in Almere zijn er TV-studio’s gevestigd en de Gemeente wil zich gaan profileren als een (multi)media centrum en pretendeert zelfs Eindhoven al voorbij te zijn in het realiseren van doelstellingen die in het kader van het Kenniswijk project zijn geformuleerd. Hoofddorp is onderdeel van de gemeente Haarlemmermeer en heeft dankzij haar strategische ligging een prominente positie in Rotterdam eindigde, als enige andere stad in Nederland in dit onderzoek, op de 17e plaats. Overigens kent Jones Lang LaSalle in een soortgelijk onderzoek naar top business regio’s Amsterdam pas de 14e plaats toe, nog achter Utrecht. Dit ter illustratie van wat dit type onderzoek waard is.
17 18
45
het zakelijke hart van de Randstad. Veel grote, internationale bedrijven hebben gekozen voor een vestigingsplaats in de buurt van Schiphol. In Hoofddorp zijn langs de snelwegen bij Schiphol hoogwaardige bedrijfsterreinen en kantorenparken gevestigd. Deze zogenaamde Zuidas is zich als een locatie voor met name hoofdkantoren van internationale bedrijven. Amsterdam heeft een grootstedelijke bevolking, met de volgende demografische kenmerken: • er zijn relatief veel 25-39 jarigen, die voor een studie of baan naar de stad zijn gekomen, mede daardoor zijn er naar verhouding veel eenpersoonshuishoudens in de binnenstad te vinden; • er zijn weinig gezinnen met kinderen, mede daardoor zijn er relatief weinig 0-19-jarigen; • er zijn naar verhouding veel eenoudergezinnen; • het aandeel 65-plussers is relatief laag en neemt nog steeds af; • het aandeel mensen uit etnische minderheidsgroepen is hoog (36%); • er wonen 173 verschillende nationaliteiten in Amsterdam. In dit onderzoek rekenen we Amsterdam, Amstelveen, Aalsmeer, Hoofddorp, Almere en Hilversum tot de regio Amsterdam. Tabel 5.1 Bevolkingsgegevens voor regio Amsterdam Gemeente Amsterdam
Amstel en de Meerlanden (w.o. Hoofddorp, Aalsmeer en Amstelveen) Almere Hilversum
Grondgebied (in km²) 218,86*
Inwoners 731.289
Bevolkings- Specifieke kenmerken dichtheid 4.415 Historisch stadscentrum; creatieve, dynamische bevolking; traditionele centrumpositie voor handel en de financiële sector (AEX); onderwijs & kennisinstellingen; medisch onderzoek; R&D; Internetknooppunt (AmsIX); industrie; handel & reparatie; gezondheidszorg; toerisme. 1.184 Mainport Schiphol; industrie; bloemenveiling; forensenstad; media (RTV).
231,26
273.920
248,77
136.160
1.034
46,25
82.310
1.792
Industrie; recreatie; forensenstad; media (RTV). Media (RTV); multimedia; recreatie
* waarvan 165,64 km² land Bron Onderzoek & Statistiek Bureau Amsterdam (O&S), Amsterdam in cijfers, Jaarboek 2000, CBS Statline, gegevens voor 1999.
5.1.2
Inkomensverdeling voor Amsterdam
Het gemiddeld besteedbaar inkomen per inwoner in Amsterdam in 1998 was fl.23.000 hetgeen meer dan fl.1.000 hoger is dan het gemiddelde van Nederland (bron: CBS, kerngegevens gemeenten, 1998). Het gemiddeld besteedbaar inkomen per inwoner was in 1998 het hoogst in de binnenstad van Amsterdam. Amsterdam telt, net als Rotterdam, een groot aantal inwoners die in de lage inkomensklasse. Dit wordt deels veroorzaakt door het grote percentage inwoners die laag opgeleid zijn. Ten opzichte van 1996 is het besteedbaar inkomen in Amsterdam sterker gestegen (10%) dan het gemiddelde van Nederland (7%).
46
5.1.3
Huisvesting
Huisvestiging voor bewoners Op 1 januari 2000 telde Amsterdam 369.180 woningen. Nog geen 9% van alle woningen heeft vijf of meer kamers. Er zijn veel kleine woningen, vooral in de oudere stadsdelen. Bijna de helft van alle woningen wordt bewoond door één persoon. Amsterdam telt traditioneel veel huurwoningen. Het eigen woningbezit neemt door nieuwbouw en door verkoop van huurwoningen al enige jaren toe. Het percentage bedroeg in per 1 januari 2000 15%. De huurprijs is echter hoog in Amsterdam, de gemiddelde prijs van een bestaande woning in 1999 was fl.416, voor een nieuwbouwwoning fl.544 en voor een appartement fl.355. Het aantal inwoners die huursubsidie van meer dan fl.300 per maand krijgen is in 1999 ook sterk gestegen met bijna 14% ten opzichte van 1998 (bron: O&S, 2001). De hoge prijzen, de krapte op de woningmarkt, vooral rond de grachtengordel, een minder prettige woonklimaat in de 19e eeuwse wijken, de daarom liggende wijken en delen van Amsterdam Zuidoost zijn redenen waarom plaatsen zoals Almere en Hilversum populair zijn bij jonge gezinnen als forenzensteden. Huisvestiging voor bedrijven De binnenstad telt zo'n 14.000 bedrijven. Kantoren zorgen voor maar liefst 45% van de totale werkgelegenheid en voor 41% van het aantal ondernemingen. Hiermee is de binnenstad het grootste winkel- en kantorengebied in de regio. De helft van de kantoren bestaat uit bedrijven in de zakelijke en financiële dienstverlening. De andere helft bestaat voornamelijk uit omroep- en ICT-bedrijven, overheidsorganisaties, maatschappelijke en culturele instellingen, reclamebureaus, advieskantoren en onderwijsinstellingen. De meeste industrieparken bevinden zich in het westen en zuidwesten van Amsterdam. In de regio Amsterdam zijn een groot aantal buitenlandse ondernemingen gevestigd, in 2000 kwamen er nog eens 96 bij. De meeste bedrijven (63%) kwamen uit de Verenigde Staten; nog eens een kwart was afkomstig uit Europa. De redenen waarom bedrijven voor Amsterdam kiezen zijn de nabijheid van Schiphol, en de goede infrastructuur en bereikbaarheid. Ook de talenkennis van de Amsterdammers speelt een rol. Een van de grootste problemen van Amsterdam in het algemeen en specifiek het Centrum, is het gebrek aan betaalbare huisvestiging voor woningen en werkruimten. De slechte bereikbaarheid en parkeergelegenheid rond de grachtengordel is eveneens een probleem. De gegevens voor de kantoorvoorraad wordt in Tabel 5.2 weergegeven. Tabel 5.2 Kerncijfers kantoren in Amsterdam per 1 januari totale voorraad * in aanbouw * percentage leegstand percentage onverhuurde leegstand
1997 4802 139 6.5 4.0
1998 4836 155 4.2 2.8
1999 4893 260 3.0 1.5
2000 5080 481 2.2 0.9
1997 39 390 303 450
1998 59 367 345 485
1999 169 409 395 575
2000 273 485 445 650
opgeleverd * in gebruik genomen * gemiddeld huurprijsniveau ** gemiddeld huurprijsniveau topsegment ** * in duizenden vierkante meters ** huurprijs in guldens per vierkante meter per jaar excl. BTW en servicekosten. Bron: Onderzoek & Statistiek Bureau Amsterdam (O&S), Amsterdam in cijfers, Jaarboek 2000
5.1.4
2001 5415 570 5.3 1.2
Algemene arbeidsmarkt in Amsterdam
De werkgelegenheid in Amsterdam neemt de laatste jaren toe, tussen 1998 en 1999 kwamen er 20.000 banen en tussen 1999 en 2000 kwamen er 16.400 banen bij. De zakelijke dienstverlening is een 47
belangrijke motor voor de banengroei geweest. In die sector kwamen er in één jaar tijd 8.500 nieuwe banen bij (11,8%). De totale Amsterdamse werkgelegenheid bedroeg per 1 januari 2000 meer dan 390.000 banen van 12 uur of meer. Met ruim 80.000 arbeidsplaatsen is de zakelijke dienstverlening koploper. De werkgelegenheid in de industrie neemt gestaag af. Tussen 1995 en 2000 is het aantal arbeidsplaatsen gestegen met 57.000. In diezelfde periode steeg de totale beroepsbevolking met 30.000 en de werkende beroepsbevolking met 44.000 terwijl het aantal ingeschreven werklozen daalde met 27.000. Deze ontwikkelingen hebben geleid tot een krappe arbeidsmarkt in Amsterdam. Het totaal aantal werklozen in 2000 zakte dan ook met meer dan 10% ten opzichte van 1999, namelijk van 59.233 naar 52.895. De werkloosheid in Amsterdam was in 1999 rond de 8% en er wordt verwacht dat dit cijfer in de komende jaren verder zal dalen. Dit wordt ook mede veroorzaakt door het feit dat banen in de horeca en winkels, beide groeisectoren, vaak door laaggeschoolden gevuld worden. Amsterdam telde per 1 januari 2000 54.500 vestigingen. Meer dan de helft van alle bedrijven is een eenmansbedrijf. Hun aandeel in de werkgelegenheid is relatief klein. Het zijn vooral de bedrijven met 100 of meer werknemers die voor veel werkgelegenheid zorgen. Deze bedrijven maken minder dan 1% van het totaal aantal vestigingen uit. De gegevens voor het aantal bedrijven voor de Regio Amsterdam wordt in Tabel 5.3 weergegeven. Zoals van de onderstaande gegevens gezien kan worden, zijn zakelijke dienstverlening, gezondheidszorg, handel en de financiële sector de grootste sectoren in Amsterdam. Tabel 5.3 Vestigingen per gemeente naar activiteit per 1 januari 1999 Landbouw, jacht, bosbouw, visserij Nijverheid (excl. Bouw) Bouwnijverheid Handel en rep. van motorrijtuigen Groothandel en handelsbemiddeling Detailhandel (incl. reparatie) Horeca Vervoer, opslag en communicatie Financiële instellingen Verhuur en zakelijke dienstverlening Openbaar bestuur, onderwijs Gezondsheids- en welzijnzorg Cultuur, recreatie en overige dienstverlening Totaal Bron: CBS Statline, 2001
Aalsmeer Almere Amstelveen 285 95 180 100 290 175 110 405 190 55 140 90 355 525 415 190 620 505 60 205 145 60 170 135 30 135 195 215 1200 1190 35 175 105 45 190 270 90 295 210 1630
4440
3815
Amsterdam Hilversum 185 45 2730 275 2225 445 860 160 3865 345 7660 795 4160 270 2670 110 1380 110 11135 1090 1385 150 2840 385 3190 480 44285
4670
Het aantal werkzame personen per sector in de regio Amsterdam wordt in Tabel 5.4 weergegeven. Ook hier geldt dat de zakelijke dienstverlening en handel de grootste bronnen van werkverlening zijn.
48
Tabel 5.4 Aantal vestigingen en werkzame personen naar bedrijfsklasse voor Amsterdam, 1 januari 2000 Amsterdam % van totaal Aantal vestigingen 54.481 Landbouw 518 0,1% Industrie 38.797 10,0% Handel 54.321 13,9% Horeca 21.059 5,4% Vervoer/ communicatie 28.180 7,2% Banken/ verzekeringwezen 44.794 11,5% Zakelijke dienstverlening 80.367 20,6% Overheid 27.645 7,1% Onderwijs 23.178 5,9% Gez. Zorg/ cultuur/ sport 67.248 17,3% Overige dienstverlening 3.463 0,9% Onbekend 222 0,1% Totaal 389.792 100,0% Bron Onderzoek & Statistiek Bureau Amsterdam (O&S), Amsterdam in cijfers, Jaarboek 2000.
5.1.5
Onderwijs in Amsterdam
Amsterdam telt 31 instellingen voor voortgezet en middelbaar beroepsonderwijs, samengevoegd in twee ROC’s, negen hogescholen en twee universiteiten, de Universiteit van Amsterdam (UvA) en de Vrije Universiteit (VU). De gegevens voor het aantal opleidingsinstituten en het aantal ingeschreven studenten wordt in Tabel 5.5 weergeven. Tabel 5.5 Beroeps- en wetenschappelijk onderwijs in Amsterdam voor 1995/96, 1998 t/m 2000 Scholen 1995/'96 1998/'99 1999/'00 Aantal MBO’s (vbo/lwoo+bol/bbl) 5 2 2 Aantal hogescholen 9 9 9 Aantal universiteiten 3 3 2 Aantal ingeschreven studenten MBO 13.576 12.841 20.673 Aantal ingeschreven studenten HBO 28.788 30.342 30.993 Aantal ingeschreven studenten WO 33.524 33.941 34.671 Bron Onderzoek & Statistiek Bureau Amsterdam (O&S), Amsterdam in cijfers, Jaarboek 2000.
Zoals gezien kan worden groeit het aantal studenten in Amsterdam gestaag. Voor het HBO-onderwijs zit de grootste groei in economisch en administratief onderwijs. De stijging voor het aantal MBO studenten kan zelfs spectaculair genoemd worden, ware het niet dat het in het licht gezien moet worden van een inhaalslag om het percentage ongeschoolden in Amsterdam te doen dalen. Amsterdam heeft zowel een zeer hoog percentage inwoners dat alleen de basisschool afgemaakt heeft (33,3% in vergelijking met 13,0% voor Rotterdam), als een hoog percentage inwoners dat een universiteitsgraad heeft (25,2% in vergelijking met 19,0% voor Rotterdam). Een van de redenen voor het laatste is waarschijnlijk het feit dat meer afgestudeerden in Amsterdam blijven hangen. Tabel 5.6 geeft het aantal ingeschreven studenten voor de verschillende universiteiten voor ons inziens relevante faculteiten voor de studiejaren 1998/1999 en 1999/2000. Hoewel het totaal aantal studenten in het afgelopen studiejaar is toegenomen, neemt het aantal studenten in de B-wetenschappen geleidelijk af.
49
Tabel 5.6 Studenten in het wetenschappelijk onderwijs naar voor ons relevante studierichting en inschrijvingsvorm voor de studiejaren 1998/’99 en 1999/’00 98/99 99/00 Studierichting Universiteit van Amsterdam Wiskunde, Natuurwetenschappen en Informatica 1.755 1.724 Economische Wetenschappen 2.639 2.737 1) Maatschappij- en Gedragswetenschappen 6.743 7.026 Totaal 20.688 21.143 Vrije Universiteit Wiskunde en Natuurwetenschappen 1.665 1.653 Economische Wetenschappen 2.307 2.235 Sociaal-Culturele Wetenschappen 2.018 2.353 Totaal 13.248 13.499 totaal-generaal 33.968 34.642 1) maatschappij- en gedragswetenschappen = politieke en sociaal-culturele wetenschappen, psychologie, pedagogische en onderwijskundige wetenschappen en ruimtelijke wetenschappen Bron Onderzoek & Statistiek Bureau Amsterdam (O&S), Amsterdam in cijfers, Jaarboek 2000.
Het Wetenschaps- en Technologie Centrum Watergraafsmeer (WTCW), waar de Universiteit van Amsterdam deels is gevestigd, wordt nog steeds driftig uitgebreid. Naast de bestaande Matrix I en Matrix II gebouwen, worden er twee nieuwe Matrix gebouwen in 2001 geopend of zijn al geopend. Er zijn uitbreidingsplannen voor zowel de Faculteit der Natuurwetenschappen, Wiskunde en Informatica (FNWI) van de UvA en uitbreiding van het Amsterdam Science Park (ASP). ASP continueert de bouw van bedrijfsverzamelgebouwen bestemd voor ICT- en biotechnologische ondernemingen. Tevens wordt gewerkt aan nieuwe huisvesting van onder meer het NWO instituut CWI (Centrum voor Wiskunde en Informatica). Bereikbaarheid van de Watergraafsmeer en het Science Park zal verbeterd moeten worden via nieuwe ontsluitingswegen zowel naar het noorden als naar het zuiden. In Hilversum is een opleidingsinstituut specifiek voor de media die door de NOS gefaciliteerd wordt. Er is in Amsterdam geen gespecialiseerde multimedia-opleiding op HBO of WO-niveau. Dit soort opleidingen vinden slechts in de marge van opleidingprogramma’s als informatica of aan de Hogeschool voor de Kunsten plaats. Om het tekort aan gerichte opleidingen en daarmee samenhangend geschoold personeel op te vangen, is in Amsterdam onlangs een privaat opleidingsinstituut opgericht, het College of Multimedia, dat op MBO-niveau multimedia-opleidingen is gaan verzorgen. Er is één MBO in Almere gevestigd, met 2.193 studenten waarvan 532 in de sector technisch en 1.108 in de sector economisch.
5.1.6
Vliegverkeer
Zowel het goederen- als personenvervoer in Amsterdam neemt toe. Het aantal vliegtuigbewegingen op Amsterdam Airport Schiphol nam in 1999 met 5,4% toe ten opzichte van 1998. Het totaal aantal passagiers steeg sterk en ook het goederenvervoer nam toe. Het vervoer van post en van transitopassagiers is in 1999 daarentegen gedaald. De internationale luchthaven Schiphol is een hub en mede daardoor van zeer grote betekenis voor de Amsterdamse economie. Schiphol is, na Londen, Parijs en Frankfurt, de vierde passagiersluchthaven en de derde vrachtluchthaven van Europa. Schiphol verwerkte in 2000 bijna 40 miljoen passagiers en ruim een miljoen ton vracht. Er werken op Schiphol 50.000 mensen. De gegevens voor het aantal vluchtbewegingen, passagiers en vervoerde vracht worden in Tabel 5.7 weergegeven.
50
Tabel 5.7 Vervoer Amsterdam Airport Schiphol 1999
totaal passagiers (x 1000) transitopassagiers (x 1000)
1999 36.425 347
stijging 1999 t.o.v. 1998 % +7,3 -25,9
aangekomen post (x 1 ton) verzonden post (x 1 ton)
20.727 23.839
-0,2 -10,8
587.552 593.165
+1,2 +0,4
aangekomen goederen (x 1 ton) verzonden goederen (x 1 ton)
vliegtuigbewegingen (x 1000) 414 +5,3 Bron Onderzoek & Statistiek Bureau Amsterdam (O&S), Amsterdam in cijfers, Jaarboek 2000.
5.1.7
Haven
De groei in goederenoverslag in de Amsterdamse zeehavens bedraagt over de afgelopen vier jaar 1,8%. In 1999 bedroeg de goederenoverslag in de Amsterdamse havens 55,7 miljoen ton. Op de wereldranglijst van havens neemt Amsterdam de 17e plaats in, en de 5e in Europa. Bijna 40.000 mensen zijn werkzaam in de haven. In de Amsterdamse zeehavenregio wordt voor circa 60 miljoen ton aan goederen overgeslagen. Maar de toegevoegde waarde die in de haven wordt gerealiseerd is veel groter en bedraagt ongeveer fl. 8,14 miljard. Veel lading wordt ter plekke in de haven zelf bewerkt in plaats van doorgevoerd. Ten slotte heeft Amsterdam een gloednieuwe passagiersterminal voor cruiseschepen vlakbij het centrum. In 2000 hebben 102 grote zeecruiseschepen met duizenden passagiers de Amsterdamse haven aangedaan. Elk zeeschip genereert ongeveer fl. 1.100.000 Euro aan inkomsten voor de economie van de stad. Daarenboven hebben in dat jaar bijna 500 riviercruiseschepen met honderden passagiers de stad aangedaan. Het totaal aantal passagiers in 1999 was 436.000. De gegevens voor de Amsterdamse haven in vergelijking met de Rotterdamse haven worden in Tabel 5.8 weergegeven. Zoals gezien kan worden, groeit de overslag in de Amsterdamse havens gestaag. Tabel 5.8 Aan- en afvoer voor Nederlandse havensteden voor de periode 1989, 1994, en 1995 t/m 1999
Aanvoer: Rotterdam Amsterdam Afvoer: Rotterdam Amsterdam Bron: COS, 2000
5.2
1989
1994
1995
1996
1997
1998
1999
211,2 19,9
229,0 37,0
230,7 39,5
228,7 43,5
244,0 45,4
249,2 46,2
234,3 44,9
-6,0% -2,8%
66,6 8,4
64,9 11,1
63,6 10,8
63,3 11,2
66,8 11,1
65,2 9,5
69,1 10,8
6,0% 13,7%
Verandering 1998-1999
Het Amsterdamse ICT-cluster
Een van de grootste internethubs van de wereld bevindt zich in het Wetenschaps- en Technologie Centrum Watergraafsmeer (WTCW). Amsterdam is ook een van de dichtstbekabelde steden ter wereld. Inmiddels hebben zich de afgelopen jaren meer dan 2100 ICT-bedrijven met ruim 15.000 arbeidsplaatsen in de stad gevestigd. Amsterdam is, na Londen, Parijs en Frankfurt, de populairste plaats in Europa voor bedrijven om zich te vestigen (www.wired-gov.net).
51
Uit een onderzoek van Atzema (2000) blijkt dat er in 1998 2.143 ICT firma's gevestigd zijn in Amsterdam die vooral gericht zijn op hardware productie, consultancy en communicatie. Amsterdam onderscheidt zich ten opzichte van andere potentiële ICT-clusters in Nederland doordat productiebedrijven, dienstenaanbieders en verkoop- en distributiebedrijven naast elkaar voorkomen. Opvallend is het groot aantal arbeidsplaatsen dat vergelijkbaar is met het aantal arbeidsplaatsen in bijvoorbeeld het Utrechtse cluster. Dit lijkt een indicatie te zijn voor de kleinschaligheid van de Amsterdamse bedrijven. Verder wijst Atzema op de internationale oriëntatie van de Amsterdamse bedrijven. De gemeente Amsterdam stelt dat er 1500 nieuwe media en Internet bedrijven actief zijn in Amsterdam (www.ez.amsterdam.nl). Tabel 5.9 laat het aantal ICT bedrijven in Amsterdam in vergelijking met Regio Rotterdam zien. Tabel 5.9 ICT bedrijven in Amsterdam voor de periode 1996 t/m 1999 1996 1997 1998 1999 A B C totaal A B C totaal A B C totaal A B C totaal Amsterdam 539 718 333 1590 649 843 356 1848 788 966 402 2156 687 1023 433 2143 A = bedrijf die zich richt op de ontwikkeling of productie van een ICT product of dienst B = bedrijf die zich richt op diensten C = bedrijf die zich richt op de distributie of verkoop van een ICT product of dienst Bron: Oedzge Adzema, 2000.
Naast kleine bedrijven die zich richten op Internet zoals Doubleclick, KSDP, Webads Internet, Lost Boys, Broadbase, is ook een aantal service providers en telecommunicatiebedrijven actief XS4ALL, Worldcom (UUnet, daarvoor NLnet), Level (3) Communications, Versatel, UPC (met telecom operator Priority, ISP Chello en kabelbedrijf UPC-TV), KPN Telecom, en een aantal grote hard- en software bedrijven Cisco Systems, IBM, Intel, Unisys en Peoplesoft (www.ez.amsterdam.nl, zie ook www.spectreproject.net). De Amsterdam New Media Association (ANMA), mede opgezet op initiatief van afdeling Economische Zaken van de gemeente, verenigt de multimediasector en probeert deze te stimuleren en profileren. Sociëteit De Waag is een plaats waar oude en nieuwe media en hun vertegenwoordigers elkaar ontmoeten. Daarnaast zijn er een aantal bedrijfsverzamelgebouwen, bijvoorbeeld het Y-Tech gebouw, en incubators, bijvoorbeeld Gorilla Park, actief. De aanwezigheid van de financiële sector, het relatief groot aantal telecom bedrijven, het groot aantal reclameadviesbureaus en de nabijheid van mediacentra zoals Hilversum, Aalsmeer en Almere werkt in het voordeel van Amsterdam. Amsterdam kan zich opwerpen als hét multimediacluster in Nederland. Er is al veel in Amsterdam gedaan om het opzetten van een multimedia cluster te faciliteren. Behalve het multimediacluster die zich rond de grachtengordel aan het vormen is, heeft Amsterdam een ICT R&D cluster in Watergraafsmeer. In Watergraafsmeer zijn onder meer Twinning Center, Amsterdam Science Park en universiteitsfaculteiten gevestigd. Een beschrijving van deze clusters volgt hieronder.
5.2.1
Amsterdam Alley
Multimedia Alley is een concept dat vanuit New York overgewaaid is naar Amsterdam. Dit is niet helemaal zonder redenen. De activiteiten rond multimedia en Internet hebben een sterke basis in Amsterdam. Men kan daarbij denken aan faciliteiten zoals het Centrum voor Wiskunde en Informatica (CWI), dat al jaren activiteiten ontwikkelt rond multimedia. Ook andere onderdelen van de universiteiten in Amsterdam, zoals het rekencentrum SARA en het NIKHEF leveren een bijdrage aan het gebruik en de uitbouw van computertechnologie, datacommunicatie en Internet. Het is dan ook niet verwonderlijk dat de aansluiting op de backbone van Internet, de AmsIX, juist gevestigd is in de gebouwen van SARA en NIKHEF (fysiek gaat het om twee collocatiepunten). Op termijn zal een derde locatie worden geopend. De aanwezigheid van een aansluiting op de hub van Internet, via AmsIX en glasvezel backbones zoals de SURFnetwerken van GigaPort, en de aanwezigheid van alle grote providers heeft ook een grote aantrekkingskracht. Via het GigaPortproject heeft Amsterdam als één van de weinige Europese steden een directe verbinding met Internet 2/Abilene, het nationale telecom-onderzoeksnetwerk in de Verenigde Staten (Hulsink, Bouwman & Elfring, 2001). 52
Er zijn talloze activiteiten in het Y-tech gebouw, rond de Balie en de Waag, waar de Maatschappij voor Nieuwe en Oude Media (www.waag.org) gevestigd is. De aanwezigheid van deANMA, waarin partijen actief op het gebied van nieuwe media en ICT in de regio Amsterdam georganiseerd zijn, is gericht op bevorderen van de samenwerking. Duidelijk is dat voor Amsterdam in sterke mate geldt dat allerlei activiteiten op het gebied van cultuur, reclame bijgedragen hebben toe een geheel nieuwe bedrijfstak: de multimediasector. Het is de verwachting dat deze sector de komende jaren zal groeien tot een economisch belangrijke sector (Bouwman & Hulsink, 2000 a en b). De contentbedrijven in Amsterdam maken vooral gebruik van technologieën die elders zijn ontwikkeld, vooral in de Verenigde Staten. De activiteiten bestaan vooral uit het verzinnen en uitwerken van creatieve concepten. Aangezien veel contentbedrijven jong en klein zijn, wordt veel op ad hoc basis gewerkt. Het aantal bedrijven dat voldoende kennis en ervaring heeft om grote en complexe projecten op een professionele manier uit te voeren, is nog beperkt.
5.2.2
Wetenschap & Technologie Centrum Watergraafsmeer
In 1946 werd het eerste wetenschappelijke instituut in de Watergraafsmeer gevestigd, namelijk. het Nationaal Instituut voor Kernfysica en Hoge Energie Fysica (NIKHEF). In de daarop volgende jaren volgden het FOM-Instituut voor Atoom- en Molecuulfysica (AMOLF), CWI, Stichting Academische Rekencentrum Amsterdam (SARA) en onderdelen van de Universiteit van Amsterdam. SARA Rekenen Netwerkdiensten is een nationaal expertisecentrum op het gebied van computers en netwerken. SARA levert een compleet pakket van High Performance Computing- en infrastructuurdiensten, gebaseerd op de nieuwste ontwikkelingen in de informatietechnologie. Aan de oostrand van Amsterdam is zo een grote concentratie van nationaal en internationaal opererende onderzoeksinstellingen op het gebied van de natuurwetenschappen ontstaan. Een onderzoekscluster dat ook een grote rol heeft gespeeld en nog speelt bij de centrale rol die het CWI en het NIKHEF hebben bij het tot stand komen van AmsIX, Internet in Europa, de vestiging van het RIPE in Amsterdam et cetera (Doppert, 2001). De Watergraafsmeer is de locatie van een van de drie Internetknooppunten van Europa, de Amsterdamse Internet Exchange (AmsIX). Een belangrijks spin-off van CWI-NIKHEF was NLnet, de eerste commerciële Internet Service Provider die begin jaren 80 met haar activiteiten begon. Ondertussen is NLnet opgegaan in MCI/Worldcom. Begin jaren 90 volgende ISP’s als XS4ALL en Planet Internet. Verder hebben sinds de liberalisering van de telecommunicatiemarkt veel grote (o.a. Telfort, WorldCom) en kleine (o.a. Versatel, Colt Telecom, Global Crossing) spelers ervoor gekozen, om zich te vestigen dichtbij de financiële markten en het media- en reclamecluster in en bij Amsterdam. Ook de telecommunicatiebedrijven trekken weer andere spelers aan. Zo heeft Cisco zijn Europese hoofdkantoor gevestigd in Amsterdam omdat ze dicht bij een van hun grootste klanten wilde zitten. Verder vindt men in Amsterdam en directe omgeving de Europese hoofdkantoren van o.a. Adobe, Nortel, PeopleSoft, en @Home. Het totaal aantal bedrijven in het ICT-cluster bedraagt in 1999 volgens de Kamer van Koophandel 3.705. In deze omgeving kwam begin jaren negentig ook de eerste vorm van bedrijvigheid tot wasdom. In het Amsterdam Science Park (ASP), opgericht als publiekprivate samenwerking tussen Gemeente Amsterdam, Rabobank, NWO en UvA, vestigden zich (startende) bedrijven in de ICT en biotechsfeer. Daar kwam in 1998 Twinning Center Amsterdam bij. Het Wetenschap & Technologie Centrum Watergraafsmeer (WTCW) is een publiekprivaat samenwerkingsverband in de ICT en biotechnologie. Het WTCW stelt zich tot doel kennis uit te wisselen tussen de wetenschappelijke instellingen enerzijds en het bedrijfsleven anderzijds. Deze gezamenlijke aanpak versterkt de bestaande kennisinfrastructuur en levert kennisintensieve producten en nieuwe bedrijvigheid op. Het WTCW biedt toegang tot en uitwisseling van kennis met de Universiteit van Amsterdam en Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) op het gebied van wiskunde, informatica en computertechnologie. Het centrum biedt huisvesting en ondersteuning voor (startende) ondernemers op een breed gebied van ICT en biotechnologie in het Amsterdam Science Park en in het Twinning centrum. Momenteel zijn hier ruim 75 hightech bedrijven gevestigd.
53
5.2.3
Elektronische infrastructuren
Amsterdam is niet alleen een hub voor Internet. Ook bedrijven als MCI/Worldcom, KPN Qwest, PSInet 155 en UPC hebben in Amsterdam een centraal knooppunt in hun wereldwijd netwerk. Na Londen is Amsterdam voor telecommunicatiebedrijven de belangrijkste hub in Europa. Daarnaast hebben of zijn alle grote internationale telecom-aanbieders bezig met het aanleggen van glasvezelringen in Amsterdam. Het CATV netwerk die in Amsterdam ligt, worden beheerd door UPC. In Amsterdam wordt, net als in Delft bij Casema, bitter geklaagd over de kwaliteit en de snelheid van de verbindingen. Ook hier geldt dat de infrastructuur verouderd is en niet voldoende breedbandcapaciteit heeft om alle gebruikers te voorzien. De koperen telecommunicatie-infrastructuur was ook overbelast, maar met het plaatsen van de zogenaamde Big Switches, is de telecommunicatiecapaciteit nu verdubbeld. Met de introductie van ADSL en snelle glasvezelnetwerken (zoals GigaPort 1 GB SURFnet 5, netwerken van Versatel, COLT, WorldCom, etc.) zullen de breedbandcapaciteitsproblemen voorlopig opgelost zijn. Juist doordat Amsterdam één van de grootste Internetknooppunten van Europa is, is de stad een gewilde plek voor de locatie van schakel- en datacentra van grote bedrijven. Deze grote animo leidde in 2000 zelfs even tot problemen bij het aansluiten van deze ‘datahotels’ op het energienet met lange wachttijden tot gevolg.
5.3
ICT strategieën van Gemeente Amsterdam
De Gemeente Amsterdam raakt haar invloed op het ICT-beleid langzaam kwijt. De oorzaak hiervoor moet gezocht worden in de beperkte politieke invloed van de ICT-industrie op de Amsterdamse gemeenteraad waardoor ICT niet hoog op de agenda stond. Fragmentatie van beleid als gevolg van de autonomie van deelgemeenten bij het implementeren van programma’s heeft ook niet geholpen. In 1998 heeft de Gemeente Amsterdam het Bureau van Informatie Management (BIA) opgezet om gebruik van ICT toepassingen te promoten. De beschrijving van een aantal van de huidige programma’s wordt hieronder beschreven.
5.3.1
De Glazen Stad
Één van de initiatieven op het gebied van ICT integratie is het actieprogramma ‘Op weg naar de Glazen Stad’ om de dienstverlening verbeteren en het bestuur transparant te maken. De uitvoering hiervoor is in handen gegeven van een projectbureau met de naam ‘Glazen Stad’. Hierin werken BIA en de afdeling Communicatie van de bestuursdienst samen. De Glazen Stad is de website van het centrale projectbureau, en medewerkers van de gemeente Amsterdam kunnen hier het nodige werktuig vinden om een gemeentelijke site te bouwen of te verbeteren. Bezoekers kunnen zien wat voor nieuwe media activiteiten de gemeente Amsterdam ontplooit. Het projectbureau heeft tevens de taak om als centraal advies- en ontmoetingsplaats binnen de gemeente Amsterdam te fungeren. De speerpunten voor het stimuleren van internet-toepassingen in de gemeente zijn het verbreden en verdiepen van de beschikbare informatie en het aanbieden van elektronische gemeentelijke diensten (e-government). De lopende projecten en pilots zijn: • E-government: het beschikbaar maken van bestuurlijke informatie on-line: Doel van dit project is om de bestuurlijke informatie van de hele gemeente op internet te ontsluiten. Hiervoor schaffen wij gezamenlijk een generieke bestuursinformatie-applicatie aan. Dit project staat open voor deelname voor alle stadsdelen. • E-burgers@Mokum: een proeftuin voor interactieve beleidsvorming: Een aantal Amsterdamse stadsdelen willen ervaring opdoen met interactieve beleidsvorming. Per stadsdeel wordt een onderdeel van het beleidsproces op internet met burgers besproken. Dit project staat open voor deelname voor alle stadsdelen. • Pilot elektronische identiteitskaart: Het project “Elektronische Identiteits Kaart” is een initiatief van het Ministerie van Binnenlandse Zaken dat uiteindelijk het elektronisch stemmen mogelijk moet maken. In Amsterdam Oud Zuid wordt een groep van 250 burgers uitgerust met een elektronische identiteitskaart. De deelnemers van de pilot hebben via internet inspraak op het wijkbeleid.
54
• Discussieforum informatiebeleidsplan: Bureau Informatisering Amsterdam (BIA) ontwikkelt een gemeentebreed gedragen informatiebeleidsplan. Tot juli 2001 wordt hierover breed in de gemeente gediscussieerd. Daarvoor is een on-line discussieforum ingericht. De belangrijkste stellingen uit het conceptplan staan in dit forum ter discussie
5.3.2
CIAO-project
Op het gebied van onderwijs is de Gemeente in 1997 begonnen met het CIAO-project. CIAO is opgezet om scholen te helpen bij de introductie van computers in het onderwijs en is een initiatief van de gemeente Amsterdam, samen met o.a. de schoolbegeleidingsdienst ABC, het SCO Kohnstaminstituut en computercentrum SARA. Binnenkort zullen 75 van de 200 basisscholen in Amsterdam in het programma opgenomen worden. Er zal niet alleen voor computers gezorgd worden, maar ook voor het technische onderhoud, toepassingen in de klas en ondersteuning van leerkrachten. De kerncompetenties voor Amsterdam op het gebied van ICT zijn human resources, de aanwezigheid van ICT knooppunten zoals WTCW,SARA en de AmsIX, en de aanwezigheid van ‘traditionele’ sectoren die nu grote ICT motoren zijn zoals de finaciële sector en mediaindustrie. Amsterdam heeft een creatieve, dynamische en ondernemende workforce die vaak meertalig is. Hier wordt in de multimedia sector al gebruik van gemaakt maar zou beter benut kunnen worden om de eigen allochtone thuismarkten te betrekken. Hoewel Amsterdam een goede telecommunicatie-infrastructuur heeft, een centrale positie in Nederland inneemt, en toegang heeft tot een goed opgeleide arbeidsmarkt, kapitaliseert de gemeente Amsterdam als een geheel niet voldoende op deze unieke factoren. Was Amsterdam in het midden van de jaren ´90 een leider op het gebied van telematica, eind jaren ’90 is zij op haar best een volger geworden. (Cornford, 2000). ICT beleid in Amsterdam is op een belangrijk kruispunt op het moment. Na de discussies rond kabel- en Internetbeleid (A-2000 en UPC) moeten er nu een aantal ICT issues aangepakt worden en een aantal structuren voor ontwikkeling van ICT beleid en activiteit binnen de stad geplaatst worden.
5.4 5.4.1
Het model toegepast Clustering van ICT: innovatie en diffusie van ICT en Internet
De Amsterdamse ICT-cluster kenmerkt zich door de unieke combinatie van elementen die je zowel in Silicon Valley als Silicon Alley terugvindt. Met Silicon Valley deelt Amsterdam een technologische oriëntatie. Dit geldt zowel voor de aanwezige kennisinfrastructuur, gecentreerd rond CWI en het NIKHEF. In de nabijheid van deze instituten is het Amsterdam Science Park gelegen, waar ook het Twinning Centrum, een incubator die mede door de nationale overheid wordt gefinancierd, is gevestigd. Zo’n 100 start ups hebben gebruik gemaakt van de diensten van het Science Park. Aan de meer creatieve kant hebben met name projecten als de Digitale Stad en activiteiten rond de Balie en de Waag, waar de Maatschappij voor Nieuwe en Oude Media (www.waag.org) gevestigd is, bijgedragen aan de bekendheid en acceptatie van Internet begin jaren 90. Allerlei activiteiten op het gebied van cultuur en reclame hebben bijgedragen aan het totstandkomen van een geheel nieuwe bedrijfstak in Amsterdam: de multimediasector.
5.4.2
Klussende ICT-ers: kenmerken van starters en ondernemers
De sector is nog jong, derhalve is er weinig zicht op kenmerken van starters (er is enige anekdotische kennis, waaruit blijkt dat niet gehinderd door enige technologische kennis een aantal belangwekkende bedrijven zijn opgezet zoals Planet Internet, Lost Boys of Monsterboard.nl), het aantal en soort bedrijven, het aantal werknemers en de gerealiseerde omzetten. Er zijn indicaties op basis van een onderzoek uit 1998 dat er ongeveer 1.300 bedrijven op enigerlei wijze actief zijn op het gebied van multimedia-content productie en distributie. Het merendeel van de bedrijven ontwikkelt ook activiteiten op andere gebieden. Het aantal ‘pure’ multimediabedrijven is beperkt. Uit de omzetgegevens blijkt dat de multimediasector zeer veel kleine bedrijven telt. Iets meer dan een kwart van de bedrijven heeft een omzet (zowel multimedia als andere activiteiten) van minder dan fl. 150.000.
55
Het business model van dit soort bedrijven is vergelijkbaar met die van de dot.com bedrijven in Silicon Alley. Grotere bedrijven zitten vooral in het content- en uitgeefdomein. Om een indicatie te krijgen van de totale multimedia omzet hebben Bouwman Jansen & Peelen (2000) de gemiddelde omzet in multimediale producten en diensten vermenigvuldigd met het aantal ondernemingen in de multimediasector. We komen dan op een bedrag van ruim één miljard gulden. Bijna viertiende van die omzet wordt gerealiseerd in de content-fase, een zesde in de uitgeeffase, een zevende in de distributiefase en ruim een tiende in de fase van de gebruiksondersteuning. De overige omzet wordt verdiend met research en consultancy.
5.4.3
Clustering van vraag en aanbod: de input van gebruikers en afnemers
De aanwezigheid van een financieel centrum, de media-industrie, reclamebureaus, maar ook van allerlei kunstenaars heeft bijgedragen aan de snelle adoptie van Internet en ICT-ontwikkelingen. Het belang van Internettechnologie wordt verder versterkt door de aanwezigheid van een aantal belangrijke Telecommunicatie en Internet bedrijven, die de potentie van deze nieuwe ontwikkeling snel hebben opgepikt en vaak een stimulerende rol hebben gespeeld. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan de vestiging van de eerste commerciële Internet Service Provider, NLnet in 1982, of aan de rol van de Digitale Stad begin jaar negentig.
5.4.4
Clustering van bedrijven: de creatie van technologienetwerken
De aanwezigheid van de ANMA, waarin partijen actief op het gebied van nieuwe media en ICT in de regio Amsterdam georganiseerd zijn, draagt bij aan het vormen van een netwerk van bedrijven. Maar daarnaast heeft de Digitale Stad, De Waag e.d. ook een belangrijke rol gespeeld. Het is duidelijk dat er rond ICT bedrijven een netwerk ontstaat waarbinnen men elkaar kent en weet waar men welke diensten en ondersteuning kan vinden. De bedrijven in Amsterdam kennen een hoge mate van complementariteit. Niet alleen is er een gezonde mix van grote en kleine bedrijven, er is ook een redelijk evenwichtige vertegenwoordiging van hard- en software bedrijven, van bedrijven gericht op tele- en datacommunicatie, diensten leveranciers en contentbedrijven. In die zin is in Amsterdam een microkosmos van de Internet-industrie terug te vinden.
5.4.5
Clustering van hightech bedrijven met investeerders, lokale autoriteiten en kennisinstellingen
Een belangrijk gegeven voor het succes van het Amsterdams ICT-cluster is de aanwezigheid geweest van het CWI en NIKHEF, waardoor Amsterdam niet alleen al gauw beschikte over een belangrijk Internet knooppunt, maar ook over het menselijk kapitaal en kennis om in te spelen op de ontwikkelingen rond Internet. Hoewel geen technische universiteit persé, heeft de UvA wel hier onbewust aan bijgedragen. Lokale autoriteiten hebben met wisselend succes een beleid ontwikkeld rond ICT. De indruk bestaat dat het beleid minder doelgericht is dan dat in Rotterdam, deels omdat ontwikkelingen los van de gemeente toch wel tot stand komt. Al eerder is gesteld dat risicodragend en -nemend kapitaal in Nederland beperkt is. Er zijn enkele business angels actief in Amsterdam, maar ook nu weer met wisselend succes. Opvallend is het aantal commerciële incubators dat in Amsterdam of direct omgeving zijn gevestigd.
5.4.6
Clustering van clusters: sociaal kapitaal, onderling vertrouwen en innovatief milieu
Of Amsterdam een werkelijk innovatief cluster is moet nog blijken. Amsterdam heeft eerder iets gemeen met Silicon Alley in New York dan met Silicon Valley. Zowel in New York als in Amsterdam lijkt de media-industrie en de reclamewereld mede bij te dragen aan het succes van het ICT-cluster. Binnen het cluster zijn een aantal circuits te onderkennen, die meer of minder commercieel georiënteerd zijn. De indruk bestaat dat men elkaar indien nodig weet te vinden.
56
5.4.7
Duurzaam clusteren: evolutie van bedrijven en padafhankelijk netwerken
Amsterdam is een voorbeeld van hoe een aantal toevalligheden hebben geleid tot het ontstaan van een ICT-cluster. Een mooi voorbeeld is beschreven door Doppert (2001). Ze beschrijft hoe twee netwerkbeheerders van CWI en NIKHEF aan de wieg hebben gestaan van de AmsIX. Uit het CWI is in 1982 de eerste commerciële Internet Service Provider NLnet ontstaan, dat later is overgenomen door Uunet, wat op haar beurt is opgegaan in MCI-Worldcom. De vestiging van het hoofdkantoor van MCI-Worldcom is hiermee verklaard. Overigens is de aanwezigheid van MCI-Worldcom weer een reden voor andere bedrijven om zich in Amsterdam te vestigen. Naast allerlei gunstige locatiefactoren was dit voor Cisco een van de redenen om zich in Amsterdam te vestigen. De eerste vraag die Cisco zich stelt is: waar zitten mijn klanten, bijvoorbeeld Worldcom19. Toeval en padafhankelijkheid komen hier samen.
5.5
Conclusie
Amsterdam scoort indien vergelijken met andere internationale steden positief op zeer veel locatiefactoren: er is hoog gekwalificeerd personeel, het is een aantrekkelijke locatie (quality of life, internationale oriëntatie, cultuur), er is al een groot aantal ICT bedrijven gevestigd die weer andere aantrekken, IT-infrastructuur is op orde, Amsterdam heeft een strategische ligging t.o.v het achterland, wat een korte time-to-market betekent, er is sprake van de nabijheid van een groot internationaal vliegveld (Schiphol), de kosten van kantoorruimte zijn relatief laag, taalvaardigheid is hoog en er is sprken van een internationale oriëntatie. Dit zijn enkele argumenten die Cisco gehanteerd heeft bij hun keuze voor Amsterdam (www.atp.nl). In termen van ICT-clustering moeten we stellen dat Amsterdam in de buurt komt van een succesvolle ICT regio. Elders hebben we betoogd dat samen met Eindhoven en Leuven Amsterdam een van de meest aansprekende clusters is in de Lage Landen (Bouwman & Hulsink 2000a, b). Er is op dit moment geen reden om die conclusie te wijzigen. Wel willen we in deze context benadrukken dat het tot stand komen van het cluster meer afhankelijk is van toevalligheden dan van een bewust overheidsbeleid. Althans daar hebben wij geen enkele indicatie voor gevonden. De voorgaande bevindingen worden wat betreft de vestigingsfactoren samengevat in tabel 5.11
19
Bron: www.atp.nl/congresses_oud/ictconference/conclusions1.html
57
Tabel 5.10 Kwantitatieve indicatoren voor Amsterdam Amsterdam Geografie en demografie ♦
♦ Bevolkingsdichtheid per Economie
km2
♦
Gemiddeld besteedbaar inkomen
♦
Huisvesting bedrijven
♦
♦
Beschikbare bedrijfsruimte
♦
m2prijs voor kantoorruimte
5.415.000 m²‡ fl. 350 – fl. 890; gemiddeld: fl. 445‡, €420**
369.180‡
Beschikbare woonruimte
Arbeidsmarkt ♦
♦
fl. 23.000*
Huisvesting inwoners ♦
♦
731.289† 4415†
Aantal inwoners
zie tabel 5.4
Werkzaamheid naar sector
Werkloosheid
28.800; 8,5%*
Onderwijs ♦
Universitaire en HBO instellingen
♦
Integratie ICT in onderwijs
HBO: 23.293: WO: 31.691; totaal: 54.984‡ ICT op alle niveaus in het onderwijs. ‡
Infrastructuur Luchtvaart ♦
Aantal internationale luchtvaart bestemmingen
258§ (2001)
♦
Aantal internationale passagiers
39.270.610† 1.222.594†
♦ Tonnen vracht Haven
44,9† 10,8†
♦
Mln. tonnen aanvoer en afvoer Telecommunicatie-infrastructuur ♦
Glasvezelnetten
♦ Internet eXchange ICT-cluster ♦ Aantal bedrijven ICT-beleid ♦
Science parks
♦
incubators
Versatel: Randstad Ring; Noord-Holland Ring; CarrierRing: Local access to Randstad Ring. Internationale Hub: AmsIX; 2.143†, 3.705 volgens KvK WTCW, Amsterdam Science Park, Twinning Center, CWI Inc., Newconomy, Gorilla Park, AntFactory, Lost Boys Incubator, Start-Up Factory en Alnovem(Almere), iMMovator (Hilversum)
*als % van de beroepsbevolking bron: CBS Statline, O&S voor *1998, ‡1999, †2000, §2001, **CB Richard Ellis, januari 2001.
58
6 KWANTITATIEVE VERGELIJKINGEN MET BALTIMORE, KOPENHAGEN (ØRESUND) EN SINGAPORE 6.1 6.1.1
Het model toegepast op Baltimore Clustering van ICT: innovatie en diffusie van ICT en Internet
Onderzoek onder startende ondernemers hebben we niet gevonden. De indruk bestaat echter dat Baltimore en omgeving eerder op life science, biotech en medische technologie is gericht dan op ICT is gericht. ICT gerelateerde bedrijvigheid komt voort uit ondersteuning aan de biotech en life science sector. Een innovatief ICT-cluster vindt men niet in Baltimore.
6.1.2
Klussende ICT-ers: kenmerken van starters en ondernemers
Opvallend is dat er aandacht is voor local hero's zoals Brian Hinman. Hinman is een serial entrepreneur, komt uit de Baltimore regio en studeerde aan MIT. Na het beëindigen van zijn studie stond hij aan de wieg van Picturetel, een van de eerste bedrijven die video-conferencing systemen ontwikkelde en aanbood. Na Picturetel richtte hij Polycom op: een aanbieder van DSL (Digital Subscriber Line) gericht op breedband toegang. In 1998 startte hij in Silicon Valley zijn derde bedrijf 2Wire, ook weer gericht op het bieden van toegang tot Internet voor een consumentenmarkt. Er zijn eigenlijk twee conclusies te trekken: enerzijds dat entrepreneurship in hoog aanzien staat en anderzijds dat de aanzuigende kracht van echte ICT-clusters als Route 128 en Silicon Valley een sterke aanzuigende kracht hebben. Voor Baltimore geldt net als voor andere regio’s van de VS, dat er een “brain-drain” van plaatselijk talent en ondernemers naar de erkende ICT-clusters plaats vindt, ondanks de lokale mogelijkheden en overheidsbeleid.
6.1.3
Clustering van vraag en aanbod: de input van gebruikers en afnemers
De hightech sector heeft grote baat bij de nabijheid van de Federale overheid die een van de grote afnemers is van hightech producten (Maryland Business Research Partnership & Maryland Department of Business and Economic Development, 2000). Uit onderzoek blijkt dat 57% levert aan de federale overheid en dat hun omzet voor 40% afhankelijk is van diezelfde overheid. De effecten richting Baltimore en Maryland gaan meer richting het medisch cluster dan het ICT-cluster. Het Noorden van Virginia scoort als ICT-cluster aanzienlijk beter dan Maryland, laat staan dat Baltimore City of County zich als zodanig profileren.
6.1.4
Clustering van bedrijven: de creatie van technologienetwerken
Binnen Maryland bestaat een Information Technology Network gericht op de groei en promotie van de IT sector in Maryland (www.mdhitech.org). Dit netwerk valt onder de Technology Council van Maryland en is primair gericht op software, hardware, telecommunicatie en diensten sector. De bijeenkomsten worden gehouden in het gebouw van het Nationaal Instituut voor Standaards en Technologie (NIST). Naast deze praktische invulling van netwerkvorming, bestaat bij ons de indruk dat van een echt ICT-netwerk nauwelijks sprake is. De ICT-bedrijven die er zijn zorgen voor de noodzakelijke infrastructuur, maar vormen samen geen innovatief cluster. Er zijn enkele kleine niche markten rond hardware (mobiel en beveiliging), medisch-administratieve systemen en de spelletjesmarkt.
6.1.5
Clustering van Hightech bedrijven met investeerders, lokale autoriteiten en kennisinstellingen
Bronnen over VC activiteiten in Maryland of Baltimore zijn schaars. Als er al informatie te vinden dan betreft het informatie over bijvoorbeeld een aantal samen die aangeduid worden met Mid-Atlantic region. Tot deze regio worden alle staten tussen South Carolina en New York gerekend. Hoewel er sprake is van de dot.com crisis wordt nog steeds geïnvesteerd in Internet, computer software en diensten bedrijven. In Baltimore zijn een aantal grote East Coast Venture Capital bedrijven gevestigd, zoals NEA Grotech en Sterling Capital. 59
Venture Capital heeft US$297 mln. geïnvesteerd in hightech bedrijven in Maryland (bron: Baltimore County needs a technology community). VC's in Maryland zijn bijvoorbeeld Grotech Capital Group. Kijken we naar Baltimore City dan zien we dat over de periode 1995-2000 in totaal US$847 mln. is geïnvesteerd in 36 bedrijven, voor Baltimore city was dit US$290 mln. en eveneens 36 bedrijven (www.mava.org/march23_2001_press_release.cfm). We vermoeden dat de investeringen van Venture Capital vooral richting life sciences gaan. Tabel 6.1 VC investeringen in Baltimore City en County 1995 Baltimore City Aantal bedrijven Investering in US$ mln. Baltimore County Aantal bedrijven Investering in US$ mln.
6.1.6
1996
1997
1998
1999
2000
Totaal
1 2
3 7
3 26
6 46
10 293
13 473
36 847
4 13
4 12
7 27
10 47
3 53
8 138
36 290
Clustering van clusters: sociaal kapitaal, onderling vertrouwen en innovatief milieu
Baltimore profileert zich meer als een medisch dan als een ICT-cluster. Omdat het medisch cluster niet centraal staat in onze benchmark hebben we niet gezocht naar informatie over samenwerkingmechanismen, complementariteit, netwerkvorming e.d. voor deze sector. Wat betreft het ICTcluster hebben we niet de indruk dat er zo'n cluster bestaat. Wel valt op dat op het niveau van hightech clustering er erg veel initiatieven zijn, veel ondersteuning wordt geboden, zowel vanuit de overheid als vanuit de private sector, en veel van de randvoorwaarden al dan niet op commerciële basis worden vervuld. Vvorbeelden van deze initiatieven zijn de vele incubatorcentra, technologieraden, et cetera.
6.1.7
Duurzaam clusteren: evolutie van bedrijven en padafhankelijk netwerken
In algemene zin denken we dat het medisch cluster zich steeds meer versterkt en dat ook daar sprake is van een evolutietraject en padafhankelijkheid. Voor het ICT-domein in Baltimore kunnen we een dergelijke ontwikkeling niet waarnemen.
6.2
Conclusie voor Baltimore
Baltimore, Baltimore County en Maryland lijkt geen ICT cluster te hebben. Overigens is de nabijheid van Noord Virginia als een omgeving waar een aantal grote spelers op het gebied van ICT zich hebben gevestigd daar deels een verklaring voor en verder is de aanzuigende werking van Silicon Valley en Route 128 groot. Hoewel er erg veel aandacht is voor de hightech sector in Baltimore en de regio om Baltimore richt de activiteit zich meer op het medisch cluster. Zowel de gemeente als de staat lijken zich bewust van deze achterstand op ICT-gebied en werken derhalve aan zowel het verbeteren van de randvoorwaarden: R&D faciliteiten, incubators, Digital Harbor als aan een hoogwaardige infrastructuur. Een duidelijke link naar de haven wordt niet gelegd. Ontwikkelingen in de haven rond ICT komen vooral voort uit particuliere initiatieven van zowel kleine lokale spelers als van grote internationale gevestigde partijen. Als er gekeken wordt naar de relatie tussen ICT-sector en andere sectoren dan wordt sterk ingezet op de medische en op de medischadministratieve sector. De aanwezigheid van John Hopkins Univeritiy en Hospital en van federale overheidsorganisatie zijn hier van belang. Kijken we naar de algemene vestigingsfactoren dan lijken deze niet erg gunstig voor Baltimore City. De stad heeft vooral te maken met de problematiek van een grote stad, waar de minder succesvolle stadbewoners achter blijven en de middenklasse wegtrekt naar de buurgemeenten. De gemeente is zich
60
hiervan bewust en probeert met name aan de havenkant, waar de industrie weg is getrokken veel vernieuwingsprojecten te starten, zowel op het gebied van woningbouw als op economisch gebied. Opvallend is de grote rol van kennisinstellingen, van R&D faciliteiten en incubators. Hoewel niet gericht op de ICT- en Internet sector lijkt het alsof het hightechcluster in Maryland wel degelijk bestaat, maar dan vooral op het gebied van medische technologie, bio-tech en life sciences. Tabel 6.2 Kwantitatieve Indicatoren Baltimore, Baltimore County en Baltimore region Baltimore
Baltimore County
Baltimore Regio
Geografie en demografie ♦ Aantal inwoners
625.000 3.023
♦ Bevolkingsdichtheid per km2 Economie ♦ Gemiddeld besteedbaar inkomen ♦ Huisvesting bedrijven
13.6 mln. m2
45 mln. m2
$245 (€287)*
♦ m2prijs voor kantoorruimte ♦ Huisvesting inwoners
300.000
♦ Beschikbare woonruimte ♦ Arbeidsmarkt
314.000
Zie tabel 6.2 & 6.3 3.3 %
♦ Werkzaamheid naar sector ♦ Werkloosheid Onderwijs ♦ Universitaire en HBO instellingen ♦ Integratie ICT in onderwijs Infrastructuur Luchtvaart internationale ♦ Aantal bestemmingen
2.508.100
$21.400 (€23.709) 1,27 mln. m2
♦ Beschikbare kantoorruimte
755.400
luchtvaart
♦ Aantal internationale passagiers ♦ Tonnen vracht Haven ♦ Mln. tonnen aanvoer en afvoer Telecommunicatie-infrastructuur
14 (6 univ.) -
9 19.602.609 196.557.400 30
♦ Glasvezelnetten ♦ Internet eXchange ICT-cluster ♦ Aantal bedrijven ICT-beleid ♦ Science parks, incubators * bron: CB Richard Ellis 2001
6.3 6.3.1
BNAP onbekend
412
1.326
3
3
7
Model toegepast op Øresund regio: Kopenhagen Malmö Clustering van ICT: innovatie en diffusie van ICT en Internet
Er is een groot aantal startende bedrijven te vinden binnen de Øresund regio, vooral op het gebied van Life science, geconcentreerd in Medicon Valley, en IT. De vele science parken, incubators e.d. vormen een gunstige omgeving waarin nieuwe bedrijven starten. Er zijn alleen al in Denemarken binnen 61
anderhalf jaar 172 bedrijven gestart vanuit zo'n omgeving. De verdeling naar life science en of ICT c.q. Internet is niet bekend. Van deze 172 bedrijven hebben een 100-tal een aanvraag voor een patent ingediend.
6.3.2
Klussende ICT-ers: kenmerken van starters en ondernemers
Uit een recent onderzoek blijkt dat de Deense Internet start-ups zorgen voor werkgelegenheid voor 60.000 mensen. Daarvan mag verondersteld worden dat ca. 50% betrekking heeft op de regio Kopenhagen. Een groot deel van de startende bedrijven financiert hun eigen activiteiten (70%), een minderheid wordt gefinancierd door banken (20%), moedermaatschappijen (15%) en door venture capital fondsen (6%). Een groot probleem blijft onvoldoende fondsen voor investeringen (Copenhagen Capacity, 2001).
6.3.3
Clustering van vraag en aanbod: de input van gebruikers en afnemers
In veel Deense en Zweedse beleidsstukken, nota's, materiaal van investeringsorganisaties et cetera wordt steeds weer de voorsprong op het gebied van Internet en mobiele telecommunicatie benadrukt. Daarbij wordt zonder meer verondersteld dat de consumentenmarkt de leidende factor zullen zijn bij het genereren van vraag en aanbod. De penetratie van B2C retail aankopen (uitgedrukt in percentage van retail sales) via Internet blijft achter bij andere landen. Geen van de landen scoort boven 1%: Zweden scoort .68, de VS .48, Nederland volgt opde 4de plaats met .34 en Denemarken met .20 op de 9de plaats (www.ebusinessforum.com). Nergens wordt nadruk gelegd op andere economische sectoren als key-players op het gebied van ICT. Denemarken wordt gezien als een testmarkt voor IT producten. De oorzaak hiervoor kan gezocht worden in de innovatie gerichte houding, hoge PC penetratie, hoog gebruik van Internet en de relatief hoge opleidingsgraad van Denen. Verder is Denemarken een relatief kleine en homogene markt (Copenhagen Capacity, 2001).
6.3.4
Clustering van bedrijven: de creatie van technologienetwerken
De indruk bestaat dat er sprake is van een sterke clustering van allerlei life sciences bedrijven in de Øresund regio, minder duidelijk is dit voor de IT en Internet sector. Als er als sprake is van netwerkvorming dan vindt dat plaats rond bijvoorbeeld Connect Danmark (www.connectdenamrk.dk): een organisatie van adviseurs die gratis adviezen geeft aan startende bedrijven, rond de Deense Venture Capital (www.dvca.dk), en First Tuesday (www.firsttuesday.dk): een franchise formule voor het organiseren van bijeenkomsten voor eBusiness en Internet ondernemers20.
6.3.5
Clustering van Hightech bedrijven met investeerders, lokale autoriteiten en kennisinstellingen
Dahl & Dalum (2000) stellen dat er een gebrek aan bereidheid is tot investeren in het ICT-domein in Denemarken. Seed en Venture Capital zijn hun inziens onderontwikkeld. De overheid geeft garanties voor riskante investeringen in nieuwe hightech start ups. Anderen stellen daarentegen dat venture capital zich juist de jaren kenmerkt door een toegenomen dynamiek (www.copcap.com). Zij stellen dat er 28 venture capital bedrijven actief zijn in Denemarken, waarvan de helft zich specifiek op IT en Telecom richt, totaal te investeren vermogen €857.000. (DKK 6,5 mld.) is en dat de Deense VC-sector steeds internationaler wordt. Overigens komen er ook steeds meer internationale fondsen naar Denemarken, bijv. Gilde. Eerder hebben we al gezien dat incubators ook al investeren in startende bedrijven. Van de investeringen gaat 14% naar elektronica en telecommunicatie bedrijven, 19% naar IT en 8% naar life sciences. Venture Capital is breed beschikbaar21: 25 venture capital organisaties zijn actief in Medicon Valley. Lokale overheden, met name in de regio Kopenhagen stimuleren de ontwikkeling van de ICT sector actief, bijvoorbeeld door in Ørestad een IT-universiteit te starten. De centrale Deense overheid kent Deze franchise formule vinden we ook in andere steden. In Rotterdam zijn er ook pogingen geweest om soortgelijke activiteiten van de grond te trekken. De ANMA in Amsterdam organiseert ook een soortgelijke activiteit. 21 Net als in Zweden. Zweden is na de VS en Engeland het derde land qua omvang van VC vermogen. Veel van deze investeringen gaan vooral richting Stockholm en de zgn. wireless valley aldaar, maar ook naar Øresund. 20
62
een soort kenniswijk-achtig programma en is actief met het stimuleren van incubators. Opvallend is de samenwerking tussen verschillende kennisinstellingen in de regio die mede onder regie van de samenwerkende overheden in de context van de regio Øresund vorm heeft gekregen.
6.3.6
Clustering van clusters: sociaal kapitaal, onderling vertrouwen en innovatief milieu
Nergens hebben we een indicatie gevonden dat rond Kopenhagen of binnen de regio Øresund zich een dynamisch ICT-cluster aan het ontwikkelen is. Wel is er sprake van een concentratie van met name buitenlandse bedrijven rond Kopenhagen, maar zo'n concentratie maakt nog geen cluster. Hoewel er incidenteel Deense bedrijven zijn die ook expanderen, bijvoorbeeld Navision, lijkt het er op dat het ICT-cluster in Kopenhagen niet echt tot stand komt. Kopenhagen noch Øresund kunnen zich voor laten staan op een key-technologie.
6.3.7
Duurzaam clusteren: evolutie van bedrijven en padafhankelijk netwerken
Net als voor Baltimore geldt dat Kopenhagen en omgeving meer een broedplaats van biotech en life science bedrijven is die elkaar vinden in Medicon Valley. Er lijkt geen sprake te zijn van een opkomende ICT of Internetcluster. Ontwikkelingen vinden dan ook eerder in de medische en life science cluster plaats dan in het ICT-domein.
6.4
Conclusie voor Kopenhagen, Øresund
Hoewel Kopenhagen veel mee lijkt te hebben, goed vestigingsklimaat, centrale ligging in Noord Europa, een groot aantal kennisinstellingen op het gebied van technologie als managementopleidingen, ontbreekt er een duidelijke eigen kern-technologie of een bedrijf die zo'n technologie ontwikkelt. Denemarken heeft nauwelijks een reputatie op ICT gebied, noch op hardware, noch op software. De hoge penetratie van ICT onder de bevolking is nog geen garantie voor het totstandkomen van een eCommerce of een eBusiness omgeving. De achterblijvende positie in termen van het % verkopen via Internet is hier indicatief (zie vorige paragraaf). Opvallend zijn de initiatieven die zijn genomen. Niet alleen is het opvallend dat investeringen in de fysieke infrastructuur: de brug over de Sont, een belangrijke rol spelen, maar ook de wens om interregionaal te opereren. Of het creëren van zo'n fysieke nabijheid ook gevolgen heeft voor het clusteren van innovatieve activiteiten moet nog blijken.
63
Tabel 6.3 Kwantitatieve Indicatoren Kopenhagen en Øresund regio Kopenhagen
Øresund
Geografie en demografie ♦
Aantal inwoners
♦ Bevolkingsdichtheid per Economie
km2
♦ Gemiddeld besteedbaar inkomen Huisvesting bedrijven ♦
577.000† 5.948†
2.897.000† 209†
€27.033
€24.152
Beschikbare kantoorruimte
7.5 mln. m2
♦ m2prijs voor kantoorruimte Huisvesting inwoners
€328
♦ Beschikbare woonruimte Arbeidsmarkt ♦
Werkzaamheid naar sector
♦ Werkloosheid Onderwijs ♦
Universitaire en HBO instellingen
834.442
1.323.405
zie tabel 7.3 8% 8
19
♦ Integratie ICT in onderwijs Infrastructuur Luchtvaart ♦
Aantal interna tionale bestemmingen
♦
Aantal internationale passagieren
♦ Tonnen vracht Haven ♦ Mln. tonnen aanvoer en afvoer Telecommunicatie-infrastructuur ♦
Glasvezelnetten
♦ Internet eXchange ICT-cluster ♦ Aantal bedrijven ICT-beleid ♦ Science parks, incubators † cijfers 1998
6.5 6.5.1
135 18 403 204 419.432 10,781
25,134
DIX 600
1.000
4
7
Model toegepast op Singapore Clustering van ICT: innovatie en diffusie van ICT en Internet
Singapore heeft een grote ICT-industrie, maar nauwelijks eigen R&D. Er is niet duidelijk sprake van een basistechnologie waarin men uitblinkt en waar lokale kennis sturend is. In het verleden heeft Singapore wel een voorsprong gehad op het gebied van diskdrives, maar was daarbij nog steeds afhankelijk van de instroom van kennis uit Japan en de Verenigde Staten (Wong, 1999). Singapore kan zich niet voor laten staan op een eigen innovatieve inbreng op het gebied van ICT en Internet. Veel van de activiteiten bestaat er uit dat wat elders ontwikkeld wordt lokaal wordt geëxploiteerd en geëxporteerd.
6.5.2
Klussende ICT-ers: kenmerken van starters en ondernemers
Er is een studie over starters beschikbaar. Een behoorlijk deel van de starters is afkomstig uit de ICTsector: het betreft zowel de ICT, de Internet als de telecommunicatiesector. Er zijn enkele gegevens 64
bekend over hightech starters die indiceren dat die succesvoller zijn dan starters in andere sectoren. Er zijn vooral problemen met aantrekken van Venture Capital en van werknemers. Deze kiezen niet voor een onzekere baan bij een startend bedrijf.
6.5.3
Clustering van vraag en aanbod: de input van gebruikers en afnemers
Singapore is vooral een land waar men vooral produceert voor andere landen. Hoewel een trend zichtbaar is waar productiearbeid afgeschoven wordt naar landen waar lonen lager is, bijvoorbeeld het buurland Maleisië, wordt er vanuit Singapore behoorlijke controle uitgeoefend op die productie en dient Singapore als doorvoer haven. Export richt zich zowel op Europa als de Verenigde Staten en in toenemende mate naar andere landen in Zuid Oost Azië. De lokale vraag naar ICT-producten en diensten neemt toe, maar de lokale markt is beperkt van omvang. Bedrijven en burgers in Singapore zijn redelijk snel bij de adoptie en gebruik van Internet en Internettechnologie. In veel verschillende top 10 lijsten neemt Singapore een prominente positie in.
6.5.4
Clustering van bedrijven: de creatie van technologienetwerken
Hoewel het overheidsbeleid is op stimulering van hightech komt dat nog maar beperkt tot stand. Singapore beschikt weliswaar over veel productie-eenheden en units en over een netwerk van wereldklasse, maar een content industrie is nauwelijks aanwezig en ook diensten via het net zijn weinig ontwikkeld. Het overheidsbeleid geeft sterke impulsen om dit tot stand te brengen, met name het stimuleren van een lokale multimedia industrie krijgt hoge prioriteit.
6.5.5
Clustering van Hightech bedrijven met investeerders, lokale autoriteiten en kennisinstellingen
De rol van investeerders, in het bijzonder Venture Capital is lange tijd conservatief geweest. In toenemende mate gaat men over tot investeren in nieuwe technologieën, in het bijzonder ICT en Internet. Ook de overheid is niet echt geneigd om starters te ondersteunen. Hun beleid is vooral gericht op grote bestaande bedrijven, hoewel er wel meer aandacht komt voor technopreneurs. Kennisinstellingen spelen weliswaar een belangrijke rol, maar zijn beperkt qua omvang en impact. Nog steeds vertrekken studenten uit Singapore naar de Verenigde Staten om hun opleiding te vervolmaken en worden docenten uit andere landen aangetrokken om te doceren in Singapore. Lokale kennisontwikkeling en R&D neemt weliswaar toe, maar blijft nog beperkt.
6.5.6
Clustering van clusters: sociaal kapitaal, onderling vertrouwen en innovatief milieu
Er is geen sprake van een dynamisch milieu. Weliswaar is Singapore een grote speler als het gaat om het produceren van chips, PC et cetera, maar dat valt vooral in de categorie productie-arbeid. Singapore werkt hard aan een innovatief cluster, maar heeft deze nog niet gerealiseerd. De kennis en input komt niet uit de lokale gemeenschap.
6.5.7
Duurzaam clusteren: evolutie van bedrijven en padafhankelijk netwerken
Singapore is ons inziens niet te bestempelen als een innovatief cluster. Hoewel er een buitengewoon stimulerend overheidsbeleid is, is de kennis binnen de lokale gemeenschap nog onvoldoende aanwezig om als een drijvende kracht achter ontwikkelingen te kunnen dienen. Singapore is meer een productieomgeving dan een R&D omgeving, ondanks de grote bereidheid om daar wel aan te werken.
6.6
Conclusie voor Singapore
Singapore is een aantrekkelijke vestigingsplaats voor bedrijven die in de regio Zuid Oost Azië aanwezig willen zijn. Zowel de fysieke als de elektronische infrastructuur in combinatie met de unieke ligging en het stabiel politiek klimaat zorgen er voor dat Singapore een belangrijke hub is in de wereldeconomie. Singapore wordt echter beperkt door dat kennisinstellingen nog bezig zijn met een inhaalslag, het opleidingsniveau relatief beperkt is en Singapore niet over unieke technologische assets beschikt. De sterkte van Singapore zit hem tot nu toe in de capaciteit om op het gebied van hardware 65
productieprocessen snel, efficiënt en kosten effectief in te richten. De grote stap voorwaarts richting diensten en kenniseconomie lijkt moeilijk te maken bij een gebrek aan een eigen software industrie en een multimedia sector. De overheid van Singapore kent deze zwaktes en stuurt daar ook bewust op. Daar waar de overheid de voorwaarden kan scheppen: industrie, R&D, netwerk zijn ze redelijk succesvol, maar daar waar het gaat om kennis en kennisontwikkeling is het de vraag of de achterstand snel ingelopen kan worden. De wil en de drive zijn er, de vraag is of het talent en de kennis er ook komen. Tabel 6.4 Kwantitatieve Indicatoren Singapore Singapore Geografie en demografie ♦
Aantal inwoners
♦ Bevolkingsdichtheid per Economie
km2
♦ Gemiddeld besteedbaar inkomen Huisvesting bedrijven ♦
4.017.000 5.885 €31.708
Beschikbare kantoorruimte
6.137
voor kantoorruimte ♦ Huisvesting inwoners
€606
m2prijs
♦ Beschikbare woonruimte Arbeidsmarkt ♦
Werkzaamheid naar sector
♦ Werkloosheid Onderwijs ♦
Universitaire en HBO instellingen
♦ Integratie ICT in onderwijs Infrastructuur Luchtvaart ♦
Aantal internationale luchtvaart bestemmingen
♦
Aantal internationale passagiers
♦ Tonnen vracht Haven ♦
Mln. tonnen aanvoer en afvoer
846.649 – 3.5 % 17 Hoog
145 28.6 mln. 1.682 326
Telecommunicatie-infrastructuur ♦
Glasvezelnetten
♦
Internet eXchange
1 SIX
ICT-cluster ♦ Aantal bedrijven ICT-beleid ♦
ca 2.000
Science parks, incubators
66
7 VERGELIJKING EN ANALYSE, BELEIDSADVIES Om antwoord te kunnen geven op de oorspronkelijke vraagstelling “Wat zijn de voorwaarden voor de vorming van een succesvol ICT/multimedia-sector in Rotterdam en in hoeverre kunnen deze voorwaarden gegenereerd dan wel gestuurd worden door een (gemeente)overheid” is eerst een benchmark studie uitgevoerd. De voorwaarden voor de vorming van een succesvol ICT/multimediacluster worden samengevat in paragraaf 9.2. In hoeverre deze voorwaarden gegenereerd dan wel gestuurd kunnen worden door een (gemeente)overheid, wordt in paragraaf 7.3 beschreven. Allereerst moet geconstateerd dat zonder exacte gegevens over de aard van ICT bedrijvigheid van Rotterdamse ondernemingen, en welke clusters het meeste gevoelig zijn voor deze ICT-bedrijvigheid, kunnen wij niet zonder meer vaststellen of het beleid effectief is of op de juiste segmenten van het ICT-cluster gericht is. Meer onderzoek zou hiervoor uitgevoerd moeten worden. Het uitvoeren van een benchmark dient inzicht te geven over welke steden relatief succesvol zijn en welke lessen de gemeente Rotterdam daar uit zou kunnen trekken. Bij de selectie van steden is gekozen voor een benchmark met steden die een vergelijkbaar profiel hebben als Rotterdam. Het betreft in alle gevallen havensteden, soms de natuurlijke concurrent van Rotterdam zoals Amsterdam en Singapore, soms een zusterstad zoals Baltimore. Qua omvang zijn vooral Rotterdam en Singapore vergelijkbaar. Baltimore is kleiner en Amsterdam en Kopenhagen beschikken over een haven, maar de haven is niet de primaire, dominante economische activiteit. Eerder hebben we al gesteld dat het afbakenen van een stad bij de gemeentegrens weinig recht doet aan de dynamiek in economische processen en de ervaring van burgers. Vaker gaat het om regio's. Rotterdam is direct verbonden met Schiedam, Vlaardingen en andere rand- c.q. buurgemeentes in de Rijnmond. De regio Amsterdam strekt zich uit van Hoofddorp tot Hilversum. Kopenhagen ligt in de regio Øresund. Palo Alto is het centrum van Silicon Valley. Niemand zal het in zijn hoofd halen zich te beperken tot Palo Alto als hij het over Silicon Valley heeft. In dit afsluitend concluderend hoofdstuk doen we dat wel als het om de vijf steden gaat. Voor informatie over regio's verwijzen we naar de hoofdstukken waar de individuele steden uitgebreid zijn besproken. Verder moeten we op voorhand constateren dat de uitgangsposities van steden zeer verschillend is. Niet alleen heeft dit te maken met de ligging van de steden ten opzichte van hun achterland, maar ook met verschillen in economische ontwikkeling en oriëntatie. De uitgangspositie voor steden is dan ook verschillend als het gaat om het belang en de rol die ICT-ontwikkelingen hebben gespeeld en nog spelen. Concreter geformuleerd: daar waar financiële centra al snel het belang van ICT onderkende, zijn andere economische sectoren volgend. In sommige steden zijn financiële instellingen dominanter aanwezig dan in andere steden, waardoor de vraag naar ICT eerder gearticuleerd werd en daardoor economische activiteiten rond ICT eerder op kwam. Daar waar dominante sectoren volgend zijn, bijvoorbeeld in de transportwereld zal ook de vraag naar ICT minder snel opkomen. Dit verschil in uitgangspositie is opvallend als we Rotterdam vergelijken met Amsterdam. Amsterdam lijkt min of meer een ICT-cluster aangewaaid te krijgen, terwijl Rotterdam er hard voor moet werken. Alvorens we nader ingaan op wat Rotterdam dan kan doen (of al doet) zullen we eerst de bevindingen van deze benchmark samenvatten. We besteden eerst aandacht aan de vestigingsfactoren en vervolgens aan de elementen die een rol spelen bij clustervorming.
7.1
Vestigingsfactoren
Als we een vergelijking willen maken dan kijken we eerst naar allerlei vestigingsfactoren. De omvang van de steden verschilt qua inwoners aantal niet dramatisch. Een uitzondering hierop is Singapore dat vele malen groter is dan de vier andere steden. Qua bevolkingsdichtheid steekt Rotterdam af in vergelijking met de andere steden: Rotterdam heeft een aanzienlijk lagere bevolkingsdichtheid dan de andere steden. We hebben al geconstateerd dat die dichtheid duidt op een verschijnsel waarbij in de Rotterdamse binnenstad weinig mensen wonen. Economische vestigingsfactoren vallen uit een in zaken als inkomen (als indicatie voor koopkracht), kosten voor bedrijfs- en kantoorruimte, beschikbaarheid van woonruimte voor werknemers en 67
arbeidsmarkt. Het gemiddelde inkomen ligt in Nederland dicht bij elkaar, voor de andere steden ligt dat een slag hoger. Het vermoeden van onze kant is dat het om een verschil tussen netto- en brutoinkomen gaat. Echt duidelijkheid hebben we daar niet over. Over het algemeen gaat het om inkomenscijfers die worden aangeduid met ppp (purchasing power parity). De koopkracht lijkt minder te zijn dan in andere steden, maar daar staat tegenover dat kosten van levensonderhoud ook lager ligt. Tabel 7.1 Vestigingsfactoren in vergelijkende perspectief. Geografie en demografie ♦ Aantal inwoners x 1000 ♦ Bevolkingsdichtheid per km2 Economie ♦ Gemiddeld besteedbaar inkomen ♦ Huisvesting bedrijven ♦ Beschikbare bedrijfsruimte x 1000m² ♦ m2prijs voor kantoorruimte ♦ Huisvesting inwoners ♦ Beschikbare woonruimte x 1000 ♦ Arbeidsmarkt ♦ Werkzaamheid naar sector ♦ Werkloosheid Onderwijs ♦ Universitaire en HBO instellingen ♦ Integratie ICT in onderwijs Infrastructuur ♦ Luchtvaart ♦ Aantal internationale luchtvaart bestemmingen ♦ Aantal passagiers x 1000 ♦ Tonnen vracht x 1000 ♦ Haven ♦ Mln. Tonnen aanvoer en afvoer Telecommunicatie-infrastructuur ♦ Glasvezelnetten ♦ Internet eXchange ICT-cluster ♦ Aantal bedrijven ICT-beleid ♦ Science parks, incubators
Rotterdam
Amsterdam
592 2.841
731 4.415
€9.620
Baltimore
Kopenhagen
Singapore
625 3.023
577 5.948
4.017 5.885
€10.437
€23.709
€27.033
€31.708
4.857
5.415
1.270
7.500
6.137
€205
€420
€287
€328
€606
284
369
300
834
847
zie tabel 4.4 7%
zie tabel 5.4 8,5%
zie tabel B1.2/3 3,3%
zie tabel B1.7 8%
3,5%
7 Matig
11 Matig
14 Laag
8 Hoog
17 Hoog
17
258
9
135
145
719 789
39.271 1.181
19.603 9,6
18.403 419
28.618 1.682
303
56
30
11
326
7 –
9 (schatting) AmsIX
1 BNAP
– DIX
1 SIX
648
2.143
<412
ca 600
ca 2.000
5
8
3
4
2
Cijfers zijn gebaseerd op de meest recente gegevens die we konden vinden en waar nodig omgerekend naar Nederlandse maten, m2, tonnen, Euro’s etc. Opvallend is dat de beschikbare kantoorruimte binnen redelijke marges vergelijkbaar is, maar dat de prijzen voor redelijke locaties aanzienlijk verschillen. Waar in Rotterdam een m2 op jaarbasis zo'n €205 kost, ligt dat in Singapore op €606. Rotterdam komt er relatief gunstig van af, ook in vergelijking met Amsterdam. Opvallend is het verschil in werkloosheid. Rotterdam, Amsterdam en Kopenhagen scoren vrij hoog, terwijl Singapore en Baltimore aanzienlijk lager cijfers laten zien. Een verklaring kan zijn dat in Singapore en Baltimore voorzieningen voor werklozen aanzienlijk slechter zijn dan in Nederland en 68
Denemarken, wat leidt tot een snellere acceptatie van alternatief werk. Verder hebben verschillende landen verschillende definities voor werkloosheid waardoor de statistieken ook vertekend kunnen zijn. Het arbeidspotentieel maar ook het opleidingsniveau lijkt in steden als Rotterdam, Amsterdam, Baltimore en Singapore vrij vergelijkbaar: een groot aanbod van relatief laag geschoolden aan de ene kant en hoog opgeleiden aan de andere kant. Voor een deel is dit kenmerkend voor de grote steden problematiek, waarbij enerzijds laag opgeleiden en hoog opgeleiden pas afgestudeerden blijven hangen, maar de gezinnen naar de periferie trekken. Wat betreft aantal opleidingen zijn de verschillen niet zo groot. De verdeling van HBO-achtige en universitaire opleidingen is vrij gelijk. Opvallend is het groot aantal opleidingen op universitair niveau in Baltimore, waarbij de kanttekening moet worden gemaakt dat veel universiteiten in de Verenigde Staten, en zeker de minder bekende, soms meer overeenkomen met HBO instellingen. De integratie van ICT in onderwijs is deels een subjectieve beoordeling. In Nederland is het gebruik van ICT in het onderwijs nog redelijk beperkt. In Baltimore kregen we de indruk dat het gebruik van ICT in onderwijs ook tegen viel. In Singapore zijn er grootse plannen, wat enerzijds duidt op een achterstand nu en anderzijds op een hoog ambitieniveau. De sterke indruk bestaat dat er grote behoefte bestaat om de relatief laag opgeleiden inwoners van Singapore extra te stimuleren. Wat betreft de luchtvaart activiteiten lijken Baltimore en Rotterdam veel gemeen te hebben: beide beschikken over een regionale luchthaven, met weinig (inter)nationale uitstraling. Een kanttekening hier betreft het schaalverschil van de Verenigde Staten met Nederland. Baltimore heeft relatief weinig international bestemmingen maar het aantal nationale bestemmingen is vele malen groter dan die van Rotterdam. Dit kan aangetoond worden aan het aantal passagier die in Baltimore vervoerd worden, dat aantal is eerder vergelijkbaar met Kopenhagen. Bovendien ligt Rotterdam Airport maar ca 50 km van Schiphol Airport dat één van de grootste vliegvelden in Europa is. Overigens is sinds de recente ramp in de Verenigde Staten: de aanslag op het WTC en het Pentagon, voorgesteld om de luchthaven van Washington, Ronald Reagan Airport, te sluiten en het verkeer af te leiden naar de luchthaven van Baltimore. Baltimore Airport is de derde luchthaven in de regio Washington. Rotterdam en Singapore zijn zonder meer de grootste twee havens. Wat wel opvalt is dat met uitzondering van Baltimore en Rotterdam, er weinig bekend is over de relatie tussen havenactiviteiten en ICT. Het beeld dat we (Bouwman, Fielt & Smits, 2001) elders hebben geschetst van een aantal bedrijven die goed hun weg weten te vinden in de ICT wereld en hun eigen zaken regelen zonder dat er veel spin-off is naar lokale activiteiten, wordt bevestigd in Baltimore en naar wij vermoeden ook in (de haven van) Singapore22. Kijken we naar de ICT activiteiten dan valt op dat het aantal bedrijven in Amsterdam het hoogst is en dat Rotterdam, Baltimore en Kopenhagen vergelijkbare posities innemen. Voor Singapore geldt ook dat er veel ICT bedrijven gevestigd zijn, maar wij veronderstellen dat dit veel productiebedrijven zijn. Als het geen productiebedrijven zijn dan zijn het vaak vestigingen van internationale bedrijven die Singapore hebben geselecteerd als hun regionale hub. ICT-activiteiten in Rotterdam en Amsterdam spitsen zich meer toe op ICT-dienstverlening en content. Baltimore heeft sterke relaties tussen ICT en biotechnologie en medische zorg. Kopenhagen heeft voor de niche markt van medische elektronica en instrumentatie, een sterke relaties tussen ICT en hardware. Voor zowel Kopenhagen als Amsterdam geldt dat ze een relatief sterke positie in nemen in de telecommunicatie-sector. Gaat het om vestigingsfactoren in het algemeen dan lijken Rotterdam en Baltimore sterke overeenkomsten te hebben. Beide steden hebben last van de nabijheid van geduchte concurrenten in de directe omgeving, namelijk Amsterdam en Washington. Rotterdam en Baltimore zijn sterk als haven, maar ook in de medische sector. Tevens nemen deze twee steden de tweede plaats in als financieel centrum in hun nationale economie, respectievelijk na Amsterdam en New York. Amsterdam en Singapore zijn sterk omdat ze niet alleen nationaal, maar ook internationaal belangrijke financiële sector zijn. Tevens beschikken deze steden over internationaal belangrijke luchthavens. Kopenhagen lijkt van alles wat te hebben: haven, luchthaven, financiële, telecommunicatie en medische sector. In Khoong (1999) zijn legio beschrijvingen te vinden van bedrijven die hun software betrekken van Amerikaanse bedrijven, zowel als het gaat om EDI als om Supply Chain Management.
22
69
7.2
Clustervorming
We komen nu bij de vraag hoe deze steden het doen als ICT-clusters en aansprekende Technopoles. Om antwoord te geven op die vraag zullen we eerst ons model kwalitatief invullen. Als er al sprake van clustervorming op het gebied van ICT is en een aansprekende technopool, dan is de enige stad die hiervoor in aanmerking komt Amsterdam. In Amsterdam is sprake van een zekere mate van complementariteit: naast R&D zijn er hard- en software bedrijven, telecommunicatie spelers en Internet bedrijven. De AmsIX met drie locaties in de stad Amsterdam (Watergraafsmeer, Amsterdam West en -ZO) heeft een redelijke aanzuigingkracht. Het succes van Amsterdam is meer een van toeval dan van bewust beleid. Tabel 7.2 ICT-clusters nader geëvalueerd innovatie en diffusie van ICT en Internet; klussende ICT-ers: clustering van vraag en aanbod clustering van bedrijven
clustering met VC, lokale autoriteiten en kennisinstellingen
clustering van clusters
duurzaam clusteren
Rotterdam Beperkt
Amsterdam Breed
Baltimore Beperkt
Kopenhagen Beperkt
Singapore Breed
Kleine groep starters Geen duidelijke vraag: niches Nauwelijks, ook niet complementair VC nihil Lokale overheid maakt inhaalslag, actief beleid
Veel starters
Kleine groep
Vraag vanuit verschillende sectoren Clustering, complementair
Geen duidelijke vraag: niches Nauwelijks, ook niet complementair VC beperkt Lokale overheid maakt inhaalslag
Aantal starters neemt toe Geen duidelijke vraag Nauwelijks, ook niet complementair
Aantal starters neemt toe Overheid creëert vraag
Kennisinstellin gen beperkte betekenis, onvoldoende innovatief Eerste aanzetten vanuit overheid
Nog in aanloopfase
VC nihil Invloed lokale overheid marginaal
Rol CWI groot
Kennisinstellin gen van belang maar niet op ICT gebied
Sprake van clustervorming maar niet op basis van een eigen technologie Last van dot.com crisis, maar ontwikkeling zal zich mogelijk doorzetten
Geen clustervorming
–
Overheid nauwelijks zichtbaar, stimuleert via incubators en science parken
Eenzijdig productie VC nihil Overheid is drijvende kracht
Kennisinfrastructuur onvoldoende innovatief Geen clustervorming
–
Alleen als het om productiebedrijven gaat
–
Opvallend is dat in Baltimore en Kopenhagen (Øresund) er geen sprake is van een ICT-cluster, maar wel van een medisch cluster. Beide clusters lijken zich redelijk te ontwikkelen, maar aangezien dat niet de primaire focus van deze benchmark is, hebben we ons er slechts marginaal in verdiept. Singapore is weliswaar een belangrijke ICT-productie centrum, maar kan niet worden aangemerkt worden als een innoverend ICT-cluster. De overheid stimuleert het gebruik van ICT, maar de lokale kennisinfrastructuur is nog onvoldoende ontwikkeld. Rotterdam bevindt zich in een soortgelijke positie. De lokale overheid stimuleert daar waar mogelijk ontwikkelingen op het gebied van ICT, maar met name een innovatieve kennisinfrastructuur ontbreekt. Deze kennisinfrastructuur is wel in de nabijheid van 70
Rotterdam te vinden, maar er bestaat onvoldoende relatie tussen Delft en de lokale Rotterdamse economie.
7.3
Aanbevelingen
Allereerst moet geconstateerd worden dat de gemeente Rotterdam al vele instrumenten ingezet heeft om de vorming van een ICT/multimedia te faciliteren. Echter, zonder exacte gegevens over de aard van ICT bedrijvigheid van Rotterdamse ondernemingen, en welke clusters het meeste gevoelig zijn voor deze ICT-bedrijvigheid, kunnen wij niet zonder meer vaststellen of het beleid effectief is. Wat betreft de instrumenten die ingezet worden, mogen we stellen dat, gezien de brede scala van instrumentaria, et cetera, het beleid op zich goed is, maar onderliggend blijft of het op de juiste segmenten van het ICT-cluster gericht is. Rotterdam kan hierbij vergeleken worden met Singapore waar de overheid ICT actief stimuleert zonder dat de effectiviteit getoetst kan worden. Daar waar we moeten constateren dat er Rotterdam nog een lange weg heeft te gaan om een ICT- en Internetcluster te ontwikkelen, zijn we ook verplicht een aantal suggesties te doen hoe deze instrumenten aangescherpt dan wel versterkt kunnen worden. Eerder hebben we al geconstateerd dat het ontstaan van clusters niet af te dwingen valt en dat er veel toevalsfactoren een rol spelen. Wat een overheid wel kan doen is toeval helpen tot stand te komen. De Rotterdamse overheid heeft een groot aantal initiatieven lopen en in die zin kan alleen maar gepleit worden voor een verdere intensivering van het beleid. Toch is er een aantal zaken dat nader aandacht vraagt. Allereerst bestaat in toenemende mate het inzicht dat een gemeente niet alleen het beleid kan bepalen. De lokale overheid dient samen te werken met marktpartijen en andere actoren om activiteiten tot stand te brengen die gericht zijn op lokale ontwikkelingsstrategieën en gedistribueerde governance. In de praktijk betekent dit een herdefiniëring van economische oriëntatie bijvoorbeeld richting ICT. Niet langer functioneert een overheidsinstelling als een instituut dat zich richt op het stimuleren van nieuwe economische activiteit, maar als een hefboom die business resources en betrokkenheid gebruikt om gemeenschappelijke projecten van de grond te tillen. Economische ontwikkeling wordt niet langer gezien als iets waarvoor voorwaarden worden gecreëerd, maar als een strategie gericht op het bereiken van synergieën tussen partijen en het orkestreren van gemeenschappelijke acties. Hoewel harde infrastructurele voorwaarden, met name de aanwezigheid van een goede telecommunicatie c.q. Internetinfrastructuur, en zeker aanwezigheid van een Internetknooppunt, niet veronachtzaamd mogen worden, zal de focus meer gericht moeten worden op samenwerkingsverbanden waarin de overheid één van de partijen is. Met dit als uitgangspunt is het misschien goed te kijken welke concrete lessen gedestilleerd kunnen worden door naar de andere steden te kijken. Amsterdam leert dat toeval een grote rol speelt en dat dat toeval kan bijdragen tot een reeks van padafhankelijke gebeurtenissen die uiteindelijk mede bepalen dat anderen partijen zich aangetrokken voelen tot vestiging in dezelfde omgeving. Verder valt uit de Amsterdam case te leren dat een gearticuleerde vraag buitengewoon belangrijk is. Het imago van Amsterdam is internationaal positief (zie bijvoorbeeld de score van Amsterdam in allerlei vestigingsplaatsonderzoeken van commerciële plaatsen). Een positief imago geeft een stad een zekere voorsprong. Baltimore leert dat het werken aan een telecommunicatie en Internetinfrastructuur een belangrijke beginstap is, niet alleen voor ICT-bedrijven, maar met name voor onderzoeksinstituten. Kennisinfrastructuur is mede afhankelijk van goede mogelijkheden van communicatie en toegang tot informatie. Een pro-actieve rol van de overheid, zelfs een overheid die zo ver gaat dat ze zelf in de infrastructuur investeert (al dan niet mede gerechtvaardigd door een verbetering van de eigen communicatie-infrastructuur) is hier op zijn plaats. Voorts is een actief beleid rond science parken, waar ook echte harde wetenschap wordt bedreven en niet alleen de bestudering van de economie centraal staat, van belang. Kopenhagen bevestigd deels het beeld van Baltimore, met dit verschil dat Kopenhagen over een beperkte telecommunicatie-infrastructuur beschikt. Singapore illustreert ook dat de overheid een bewust beleid kan voeren, maar wel gehouden is aan haalbaarheid en lange adem. De stappen die de overheid in Singapore heeft genomen zijn wel 71
doordacht, maar daarbij hebben ze de ontwikkeling van kennis en vaardigheden, nodig om in een netwerk-economie en een informatie- en kennismaatschappij, bij hun burgers laat, en misschien wel te laat, opgepakt. Kortom er liggen grote uitdagingen voor de gemeente Rotterdam, waar coördinatie van en continuïteit in het beleid en geduld belangrijke factoren zijn bij het creëren van een omgeving, samen met anderen, waarin toeval zal bepalen of er uit eindelijk sprake zal zijn van een succesvol ICTcluster. Versterken en verbreden van de huidige nichestrategie en gearticuleerde vraag is daarbij noodzaak. Rotterdam scoort op een aantal zaken positief. Er is grote bereidheid bij de gemeente om een ICTstimuleringsbeleid te voeren, de telecommunciatie infrastructuur en energie voorziening is goed, er is breed scala van opleidingen, de kennisinfrastructuur levert input aan de lokale economie, er is in potentie een aantal belangrijke clusters dat bij kan dragen aan de stimulering van de vraag naar ICT. Wil Rotterdam echter een aansprekend ICT-cluster met aantrekkingskracht voor ICT-bedrijven, investeerders, ICT-personeel et cetera , een zgn. technopool op ICT gebied worden, dan zal de gemeente een aantal zaken kunnen aanpakken: • De relatie met de kennisinfrastructuur, met name de kennisinfrastructuur die zich richt op ICT zal versterkt moeten worden. Rotterdam zal zich moeten profileren als en stad waar specifieke deskundigheid wordt ontwikkeld, met name door in te spelen op een aantal sectoren waar Rotterdam in potentie kansen heeft. Voor de handliggend is dat met name kenniscentra die zich richten op de relatie tussen ICT en transport en logistiek een prominente rol krijgen, maar er kan ook gedacht worden aan een aantal andere (verwante) gebieden. In de eerst plaats zou het zinvol zijn de vestiging van een kenniscentrum die zich richt op de relatie tussen de virtuele en de fysieke infrastructuur, met name gericht op de logistieke en transportsector, na te streven of op zijn minst de banden met kennisinstellingen actief op dit gebied in de directe omgeving van Rotterdam (TU Delft) te versterken. Onderzoek naar de implicaties van ICT voor transportstromen, de samenhang tussen ICT netwerken en de betekenis voor mainports (haven en luchtvaart) verdient aandacht. Vooralsnog bestaat de indruk dat deze problematiek vooral op operationeel logistiek niveau (supply chain management) wordt benaderd, maar juist meer strategische studies zijn van belang. Wat zijn gevolgen van eCommerce en eBusiness voor transportstromen en -volumes, warehouses et cetera Leidt ICT tot kleinere volumes en kortere doorloopcycli, wat voor gevolgen heeft dat voor bijvoorbeeld scheepvaart: direct port-to-port verkeer van kleinere schepen die mainports en hun grote containerterminals passeren? Voorts kan gedacht worden aan de relatie tussen ICT en de medische sector. In Nederland bestaat er geen duidelijk ICT-cluster dat zich primair richt op de medische sector. Het gaat dan niet om de administratieve afhandeling van de medische zorg, maar juist het gebruik van ICT op het gebied van medische zorg. Met name op dat gebied kunnen nog allerlei ontwikkelingen worden verwacht. Het uitbouwen van een kenniscentrum voor medisch informatica zou bij kunnen dragen een profilering van Rotterdam. In het verlengde hiervan gedacht worden aan de relatie tussen ICT en biotechnologie. Er zijn meerdere redenen om te verwachten dat in dit technisch domein technisch belangrijke ontwikkelingen zich voor zullen doen die zowel voor de life sciences als voor de ICT sector van groot belang zijn. • Kennisuitwisseling op allerlei niveaus tussen kennisinstellingen en bedrijven dient gestimuleerd te worden. Het gaat dan om gemeenschappelijk onderzoek, tijdelijk detacheren van medewerkers in het bedrijfsleven, het organiseren van seminars tussen kennisinstellingen en bedrijven, maar ook het bieden van mogelijkheid voor succesvolle ondernemers en starters om hun bedrijfservaring te delen met kennisinstellingen. • Bij de keuze voor bepaalde sectoren wordt ook verondersteld dat opleidingsinstituten dezelfde keuzes maken. Zonder gekwalificeerd personeel op het gebied van ICT, maar ook op het kruispunt van ICT en gezondheidszorg of ICT en logistiek zal de groei van bedrijven worden gefrustreerd. Naast ICT-georiënteerde opleidingen gaat het ook om complementaire opleidingen bijvoorbeeld op het gebied van management en sales.
72
• Rotterdam heeft behoefte aan een spraakmakend, innovatief ICT-bedrijf dat Rotterdam Internationaal op de kaart kan zetten. Zo'n spraakmakend bedrijf kan voortkomen uit Rotterdam zelf of de gemeente Rotterdam kan stimuleren dat zo'n spraakmakend bedrijf zich in Rotterdam vestigt. Het gaat om kennisintensieve bedrijven met hoge toegevoegde waarde en niet om bedrijven die spraakmakend zijn omdat ze nieuwe marktconcepten neer zetten. In de inleiding hebben we geconstateerd dat het belangrijk is “… inzicht te verkrijgen in de grootte, de kwaliteit en de samenstelling van de reeds bestaande ICT sector en subsectoren. Men moet zich bewust zijn van de diversiteit en de dynamiek van en binnen de ICT (sub)sectoren en de verschillende behoeften van deze subsectoren.” We moeten constateren mede op basis van onze benchmark dat er nauwelijks zicht is op wat soort bedrijven er in Rotterdam op het gebied van ICT actief zijn en of deze bedrijven over unieke hoogwaardige kennis, innovatieve diensten of producten beschikken. Nader onderzoek is niet alleen gewenst maar noodzakelijk om beleid te kunnen ontwikkelen. Overigens kan daar gelijk aandacht worden besteed aan vestigingsplaatsoverwegingen en aan samenhang met andere clusters en gebruiksgemeenschappen. Kennis over bijzondere bedrijven is nu nog toevallig, anekdotisch van aard en afhankelijk van persoonlijke voorkeuren. Het aantrekken van hoogwaardige bedrijven van elders vergt een zeer doordachte strategie, waarbij de gemeente er bewust voor kiest om een voor een bepaald cluster: medische informatica, logistiek, toonaangevend bedrijf aan te trekken waarvan verwacht mag worden dat die ook andere bedrijven: afnemers, toeleveranciers doet volgen. Men kan hier proberen het Cisco-effect van MCI Worldcom zoals dat in Amsterdam speelde, te imiteren. • Bij de keuze voor een bepaald specialisme doet men er goed aan bedrijfsparken en incubator centra te vestigen in de directe fysieke nabijheid van kennisleveranciers en van afnemers. De keuze voor bedrijven die zich in zo'n incubator centrum vestigen moet worden ingegeven door een duidelijk selectiebeleid, waarbij complementariteit, oriëntatie op de specifieke sector, maar ook verschil in ontwikkelingsfasen: naast starters ook grotere al meer gevestigde spelers een rol spelen. Daarnaast moet men ook aan (ontwikkelafdelingen van) gevestigde bedrijven denken. Een beleid waar het gaat om zo snel mogelijk een bedrijvenpark of incubator centra vol te krijgen gaat voorbij aan een benadering waar men zich juist op een specifiek cluster richt. • De keuze voor profilering op een bepaald technologiedomein dient te worden ingegeven door een bestaande vraag op dat gebied en de aanwezigheid van een gebruikers community. In het voorgaande hebben we gesuggereerd dat met name de logistiek sector en de medische of life sciences belangrijk zouden kunnen zijn. In Rotterdam is het duidelijk dat logistiek, transport e.d. een belangrijke rol spelen. In onze studie hebben we gesteld dat tot nu toe grote bedrijven hun logistieke ICT vaak elders laten ontwikkelen, met name in het land waar het bedrijf zijn hoofdvestiging heeft, of dat men pakketten koopt van grote internationale spelers (IBM, EDS et cetera). Willen ICT-bedrijven zich profileren dan zullen ze aan strategisch vernieuwende concepten moeten denken (zie ook de eerste bullet). Rotterdamse ICT-bedrijven zullen zich moeilijk kunnen profileren door vernieuwing van concepten op operationele logistiek-niveau. De medische sector is een relatief moeilijke sector en kent veel specialismen. Het articuleren van een duidelijke ICT-vraag zou wel eens problematisch kunnen zijn. De keuze voor het stimuleren van een multimedia-AV-cluster gebeurt op dit moment vanuit een achterstandssituatie in Rotterdam. De vraag naar producten van dit cluster komt vooral uit Amsterdam-Hilversum. Een heroriëntatie op de relatie ICT, kunst, architectuur ligt gezien activiteiten op dit gebied in Rotterdam meer voor de hand. Overigens kan ook de gemeente zelf een belangrijke aanjager zijn van ICT-activiteiten en profilering van Rotterdam bijvoorbeeld op het gebied van eGovernment. De gemeente kan er voor kiezen om een kenniscentrum voor allerlei eGovernment applicaties op te zetten samen met bijvoorbeeld TU Delft, TNO, Erasmus Univeristeit en lokale ICT-bedrijven. Voordat een keuze wordt gemaakt voor continueren van bestaand beleid gericht op o.a. de medische en AV-sector, of voor een ander cluster dat Rotterdam op de kaart kan zetten, is het zaak om een analyse uit te voeren naar het economisch belang van specifieke clusters en naar de mate van potentiële innovativiteit van zo'n cluster. 73
• Eerder is al gesteld dat het governance principe een belangrijke rol speelt. De gemeente kan in die zin slechts zorgen dat er een platform tot stand komt waarin betrokken partijen vanuit de ICTsector en bijvoorbeeld de logistiek en transportsector samenwerken aan het ontwikkelen van draagvlak, visie, strategie, plannen en de realisatie daarvan. Het gericht stimuleren van netwerkactiviteiten in relevante branches en tussen branches is een taak waar de gemeente een leidende rol kan vervullen. • Er zal een gericht beleid gevoerd moeten worden om het imago van Rotterdam te verbeteren. Rotterdammers zijn niet geneigd om hun eigen stad positief te profileren, noch om successtories te vertellen. Het gaat eerder om hard werken en geld verdienen, dan om het tellen van de eigen zegeningen. Opvallend is dat in Technopolen een aantal sleutelfiguren en bedrijven vaak als voorbeeld dienen voor anderen om hun succes te volgen. Denk bijvoorbeeld aan Silicon Valley: Hewlett en Packard, later Steve Jobs (Apple) en Jim Clark (Silicon Graphics, Netscape, Healtheon); Austin: Michael Dell (Dell computers); Boston: Olson (Digital) en Wang (Wang computers); Oulu: Nokia; Stockholm: Ericsson et cetera. Rotterdam heeft ook behoefte aan zulke iconen. Overigens zijn dat niet altijd succesvolle ondernemers, het kunnen ook decanen van universiteiten zijn (Terman, Stanford), projectontwikkelaars (Bill Rudin, Silicon Alley) of politici (Mahathir Mohamad, MultiMedia Super Corridor). • Een belangrijk gegeven is dat er een coherent beleid wordt gevoerd dat door leidende politici wordt uitgedragen. Met name het college van B&W zal de keuze moeten maken dat ze zich op dit gebied wil profileren en dat ook systematisch uitdragen. Ook aan de kant van het beleidsvoorbereidend en -uitvoerend apparaat zal er sprake moeten zijn van een bewuste opbouw van competenties en het bieden van een lange termijn perspectief, waarbij men afgerekend wordt op het te behalen succes. Eerder hebben we al gesteld dat men in Rotterdam er van uit gaat dat daden meer zeggen dan woorden en dat er derhalve hard gewerkt moet worden. Gezien de resultaten van onze benchmark, mag worden gesteld dat Rotterdam veel energie zal moeten besteden aan het creëren van succes, daar waar het anderen misschien wat te makkelijk toevalt. Dat het daarbij belangrijker is om van eigen kracht uit te gaan en niet te kijken naar wat de naaste concurrent doet zou kunnen helpen. Zowel Singapore als Kopenhagen leren dat een gericht beleid gunstige voorwaarden kan creëren, maar dat succes ook een kwestie van consistent beleid en lange adem is, waar toevalsfactoren helaas ook een rol bij spelen.
74
8 LITERATUURLIJST Anton, J. & S. Spit (1999). Call Center Benchmarking. Purdue Univeristy (www. ….) Atzema, O. (2000a), Location and Local Networks of ICT Firms in the Netherlands, Jan. 2000. Atzema, O., (2000b)The Geography of ICT firms in the Netherlands: Concentration without Clustering? Utrechters in Barcelona, Contribution to the 40th congress of the European Regional Science Association, 28-29 Sept. 2000. Baaijens, J.M.J.(1999), Netwerken, Innovatie en Ondernemerschap. M&O Mens en Organisatie. Tijdschrift voor Organisatiekunde en Sociaal Beleid No.4: 120-145. Baptista, R. (2001), Geographical Clusters and Innovation Diffusion, Technical Forecasting and Social Change 66, pp. 31-46, ISSN 0040-1615, Elsevier Science, Amsterdam, Nederland. Baptista, R. & P. Swann (1998), Do firms in clusters innovate more?, Research Policy vol 27, pp. 525-540, ISSN 0048-7333, Elsevier Science, Amsterdam, Nederland Barbet, Ph. & N. Coutinet, Measuring the "Digital Economy": State of the art and perspectives, Report for STAR project of the European Commission, CEPN-CNRS Université Paris, Parijs, Frankrijk Bemmel, L. van, K. Machielse & L. van de Voort (1996), Kerncompetenties in de Stadsregio Rotterdam, Holland / Belgium Management Review nr. 48. Bemmelen, M. van (2000), Urban Policy for the ICT Sector, MEMR Thesis, Jan. 2000. Berg, L. van den, E. Braun & W. van Winden (2001), Growth Clusters in European Cities: an Intergral Approach, Urban Studies, vol. 38, no. 1, pp. 185-205, Carfax Publishing, UK. Berg, L. van den, J. van der Meer & A.H.G. Othaar (1999), De Aantrekkelijke Stad. Katalysator voor Economische Ontwikkeling en Sociale Revitalisering, European Institute for Comparitive Urban Research, Erasmus Universiteit Rotterdam, Nederland. Best, M.(1993), The New Competition. Institutions of Industrial Restructuring (1990). Cambridge: Polity. Boekholt, P. et al (1998), Mainports: Schakel tussen Nederlandse Clusters en Internationale netwerken, Eindrapport voor Ministerie van Economische Zaken, Technopolis & Dialogic, Amsterdam, Nederland. Booz, Allen & Hamilton (2000). Twinning Evaluatie. Den Haag: Ministerie van Economische Zaken. Boumans, J. & H. (2000). De Cartografie van de multimediasector. Bouwman, H. & Hulsink, W. (red). Silicon Valley in de polder. ICT-clusters in de Lage Landen. Utrecht Lemma. Bouwman, H. & B. van den Hooff (2001). Capaciteitsmanagement in de Telecommunicatie-infrastructuur, Heuvelhof, E. ten, et al (eds.) Capaciteitsmanagement, Beslissingen over capaciteit van infrastructuren. Utrecht: Lemma. Bouwman, H., A. Smit & E. Fielt (2001). Enschede: Telematica Instituut. Bouwman, H. & W. Hulsink (2000a). Naar een dynamisch model voor ICT-clustering, Bouwman, H. & W. Hulsink (red), Silicon Valley in de polder. ICT-clusters in de Lage Landen. Utrecht Lemma. Bouwman, H. & W. Hulsink (2000b), Herleven de Gouden Tijden van Amsterdam en Vlaanderen?, I&I Nieuwe media in Perspectief No.4: 12-20 Bouwman, H., R. Jansen & E. Peelen (2000). Amsterdam Alley; de multimediabedrijfstak in de Amsterdamse regio. Bouwman, H. & W. Hulsink (red), Silicon Valley in de polder. ICT-clusters in de Lage Landen. Utrecht Lemma. Bouwman, H. (1999). De rol van Venture Capital, I&I Informatie en Informatiebeleid 17(1): 41-49. Brouwer, E. & P. den Hertog (2000), Kerngegevens Nederlands Informatie- en Communicatiecluster, www.dialogic.nl. 75
Bruinsma, F., P. Nijkamp & R. Vreeker (2000). Spatial planning of industrial sites in Europe: A benchmark approach to competitive analysis. Free University Amsterdam: Department of Spatial Economics (paper). Buck, R. (2000), ICT en regio’s, Lezing 12-12-2000, Nijmegen, Nederland. Bureau Bartels BV (2000). Kennis, bedrijvigheid en creativiteit: De economische en technologische impact van ondernemingen en ingenieurs voortgekomen uit de Technische Universiteit Delft, Eindrapportage uitgebracht op verzoek van het College van Bestuur van de Technische Universiteit Delft, Amersfoort. Cairncross, F. (1997). The Death of Distance. How the Communication Revolution will Change our Lives. Boston: HBS Press Castells, M. en P. Hall (1994), Technopoles of the World. The Making of 21st Century Industrial Complexes. London: Routledge. CB Richard Ellis (2001). Global Market Rents. Office Rents & Occupancy Costs Worldwide. July 2001. Centraal Bureau voor de Statistiek (2001), Statline. On-line database, http://www.cbs.nl Centrum voor Onderzoek en Statistiek (2001), Kerngegevens Regio Rotterdam 2000, http:www.cos.nl Clargett Wolfe Associates, Bay Area Economics (1998). Policy and Program Recommendations for a Maryland Technology Incubator Program. Submitted to the Maryland Economic Development Corporation. Cohan, P. (1999). Netprofit. How to Invest and Compete in the Real World of Internet Business. San Francisco: Jossy-Bass Publishers. Cohen, S.S. & G. Fields (1999), Social Capital and Capital Gains in Silicon Valley. California Management Review 41 (2): 108-130. Copenhagen Capacity (2001). White paper on eOpportunities in Denmark. Kopenhagen: Copenhagen Capacity Cornford, J. (2000), Benchmarking Study of Telematics: Planning and Deployment for The City of Amsterdam, Final Report, Centre for Urban and Regional Development Studies, Newcastle Upon Tyne, UK. Dahl, M.S. & B. Dalum (2000), The ICT Cluster in Denmark, Draft version 15-09-00, Aalborg University, Denmark. Davis, R.I. & Davis, R.A. (1994). How to prepare for and conduct a benchmark project. Washington: Department of Defense. Delft Kennisstad (2000), Kernthema ICT. Bedacht in Delft Kennisstad, Beleidsplan 2000 t/m 2003 en Actieplan 2000. Dialogic (2000). Nieuwe Media.com, ICT strategieën in het Nieuwe Mediacluster. Verkennend onderzoek in opdracht van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat. Utrecht: Dialogic. Dialogic, Berenschot & Technopolis (2000a), Clustermonitor, Ministerie van Economische Zaken, Den Haag, Nederland. Dialogic, Berenschot & Technopolis (2000b), D0287a Rapport. Doppert, M. (2001). De eerste draad. Nederland als Europese poort tot Internet. I7I.19 (4), pp. 19-25. Elfring, T.(1999), Oplevend Ondernemerschap. Wageningen Universiteit. Elfring, T. & W. Hulsink, (2000a), Laat duizend nieuwe bedrijven bloeien, Economisch-Statistische Berichten 14-4-2000: 312-315. Elfring, T. & W. Hulsink, (2000b), Het potentieel van venturing strategieën en permanent ondernemerschap, Interface: Tijdschrift voor Bedrijfskunde 16 (5): 44-47.
76
Elfring, T., W. Hulsink, N. Busink & D. Rijnders (2000), Onderzoek naar Incubatoren en Participatie Netwerken in de Nieuwe Economie, in opdracht van Twinning, April 2000, Rotterdam: Erasmus Universiteit. Erdman, P.H. (2000), De Ruimtelijke Structuur van de ICT-Branche in Nederland. De regio’s Groningen en Eindhoven, Universiteit Utrecht. Falch, M. & A. Henten (2000). Digital Denmark: from information society to network society. Telecommunications Policy (24) 377-394. Feltz, F.R. van der, P. Weeder & W.J. Moore (1998), Accelereren op ICT: Een marktstrategie voor het aantrekken en behouden van bedrijvigheid rond ICT in Den Haag, Marktstrategie opgesteld in opdracht van Dienst Stedelijke Ontwikkeling van Gemeente Den haag, M&I / Partners BV, Amersfoort. Foray, D. (1997). The dynamic implications of increasing returns: Technological Change and Path dependent inefficiency. International Journal of Industrial Organisation. (15). 733-752. Gemeente Amsterdam (2001). Jaarverslag Economische Zaken. Amsterdam, www.amsterdam.nl. Grabher, G.(red) (1993), The Embedded Firm: On the Socio-economics of Industrial Networks. London: Routledge.' Hall, P.(1998), Cities in Civilisation. London: Orion/Phoenix. Hanse, J. (2000), The Year in Review 1999. Netherlands Foreign Investment Agency, www.nfia.nl. Hertog, P. den, E. Brouwer & S. Maltha (2000), Innovation in an Adolescent Cluster: The Case of the Dutch Multimedia Cluster, Paper for the 3rd OECD Cluster Focus Group Workshop “Do clusters matter in innovation policy?”, 8-9 May 2000, Utrecht, Dialogic, Utrecht. Hiltzik, M. (2000). Dealers of Lightning. Xerox PARC and the Dawn of the Computer Age.New York: Harper Business. Hinoul, M. (1999), Silicon Valley. Een Uniek Verhaal van Talent en Technologie, van Visie en Charisma, van Intriges en van Geld. Leuven: Universitaire Pers. Hitt, M.A, R.D. Ireland & Ho-uk Lee (2000), Technological Learning, Knowledge Management, Firm Growth and Performance: an Introductory Essay. Journal of Engineering and Technology Management (17) 231-246, Elsevier BV. Hoogenboezem, J. (2000). Informatierevolutie en stedelijke ruimte: een dreigende tweedeling? ROM Magazine, no 5. Hoogenboezem, J. (2000). De schaduwkant van informatisering: de stad in de informatiesamenleving, Bouwman, H. & W. Hulsink (red), Silicon Valley in de polder. ICT-clusters in de Lage Landen. Utrecht Lemma. Hulsink, W., H. Bouwman & T. Elfring (2001). Top of Flop: ICT-clusters in Nederland en Vlaanderen. Hulsink, W., H. Bouwman & D. Manuel (2000). De mooiste meisjes lopen aan de overkant van de gracht. Route 128, Silicon Valley en Silicon Alley als inspiratiebron voor de Lage Landen. Bouwman, H. & W. Hulsink, Silicon Valley in de polder. ICT-clusters in de Lage Landen. Utrecht Lemma. Hulsink, W. & T. Elfring (2000), Innovatieve Clustervorming: het Twinning Concept als voorbeeld. Bouwman, H. & W. Hulsink, Silicon Valley in de polder. ICT-clusters in de Lage Landen. Utrecht Lemma. International Telecommunication Union (2001). The Dot City: Singapore Internet case study. Versie 01-032001. Kaplan, D.A. (2000). The Silicon Boys and their Valley of Dreams. New York: Perennial. Kenney, M. & U. von Burg (1999), Technology, Entrepreneurship and Path Dependence: Industrial Clustering in Silicon Valley and Route 128. Industrial and Corporate Change 8 (1): 67-103. Kersten, P. (2001), Locatiefactoren van ICT-bedrijven in relatie met knooppunten in Noord-Holland Zuid, Universiteit van Amsterdam: Economische Geografie Economische Planologie. 77
Khoong, C.M. (1999). IT 2010. Beyond the web lifestyle. Singapore: Prentic Hall KPMG (2000). State of the High Technology Sector in British Columbia. Inaugural Benchmark Report. Krugman, P.(1991), Geography and Trade. Cambridge (MA): MIT Press. Liebowitz, S.J. & S.E. Margolis (1994). Network Externality: An uncommon tragedy. Journal of Economic Perspectives. (8) 2. ook wwwpub.utdallas.edu/~liebowit/jep.html Liebowitz, S.J. & S.E. Margolis (1995). Path dependence, lock in and history. Journal of Law, Economics And Organisation. 11, 205-226 ook wwwpub.utdallas.edu/~liebowit/paths.html Lim, S. (2001). Start-ups and Survival Rates for High Tech Industries, 1996-2001. Statistics Singapore Newsletter, p. 7- 11. Louter, P. (2001). Ruimte voor Digitale Economie. Verkenning van de relaties tussen ICT en ruimtelijk-economische ontwikkeling. Delft: TNO-INRO Manuel, D.H. (1999), De regio als incubator van ICT start-ups. Een analyse toegepast op bestaande ICT-regio's en ontwikkelingsinitiatieven wereldwijd, (Afstudeerscriptie Doctoraal Bedrijfskunde), Erasmus Universiteit, Rotterdam. Maryland Business Research Partnership & Maryland Department of Business and Economic Development (2000). The Magnitude and Impact of the Technology Industry in Maryland. Special Report. Melody, W.H. (2001). Trends in European Telecommunication: 2001 Status Report of Denmark's Progress in Telecom Reform and Information Infrastructure Development. LIRNE.NET. Metze, M. (1991). Kortsluiting. Hoe Philips zijn talenten verspilde. Nijmegen: SUN. Moss, M.L. (1998), Technology & Cities, Cityscape: A Journal of Policy Development and Research, (3) 3. Moss, M.L. & A.M. Townsend (1998), How Telecommunications is Transforming Urban Spaces, Project on Information Technology & the future of urban environments, Taub Urban Research Center, New York University. Nesheim, J.L. (1997), High Tech Startup. The Complete How-to Handbook for Creating Successful New High Tech Companies. Saratoga CA: Nesheim. Nohria, N. & R. Eccles (red) (1992), Networks and Organizations: Structure, Form and Action. HBS Press. Notenbomer, R. (2000), De rol van de Overheid, Hoofdstuk 7.2 Dotcom: Leidraad voor het bepalen van uw e-commerce strategie, http://www.dotcom.notenbomer.nl/html/welkom_default.html. Onderzoek & Statistiek Bureau Amsterdam (O&S) (2001), Amsterdam in cijfers, Jaarboek 2000, http://www.onderzoek-en-statistiek.amsterdam.nl. Panne, G. van der & W. Dolfsma (2001). Hightech door Nederland. ESB 13-7-2001, 584-586. Port Report (2001). The Port of Baltimore. January 2001 Price Waterhouse Coopers (2000). Strategische opties voor de haven van Rotterdam met betrekking tot e-Business. Quinn, J.B., J.J. Baruch & K.A. Zien (1997), Innovation Explosion. Using Intellect and Software to Revolutionize Growth Strategies. New York: Free Press. Riddick, F. (1999). Net.work.Maryland. Report to the Maryland General Assembly. Task force on High Speed Networks. Roberts, E.B.(1991), Entrepreneurs in High Technology. Lessons from MIT and Beyond. New York: Oxford University Press. Rosenthal U., A.B. Ringeling, M.A.P. Bovens, P. ‘t Hart & M.J.W. van Twist (1996), Openbaar bestuur, beleid, organisatie en politiek, Alphen aan den Rijn: Samsom HD Tjeenk Willink. Roy, J. (2000), Strategic Localism & Civic Entrepreneurship. 78
Sanchez, A.M. & M.P. Perez (2001). Infrastructure indicators and Innovation performance: the Case of the Large Spanish Cities. In: Herder, P. & W. Thissen, Critical Infrastructures. Delft 2001. 5th International Conference on technology, Policy and Innovation. Saxenian, A-L.(1994), Regional Advantage. Culture and Competition in Silicon Valley and Route 128. Cambridge MA: Harvard University Press. Schwartz, K. (1998). Benchmarking for dollars. Datamation. Selhofer, H. (2001), Measuring the information society: Benchmarking the information society deployment in European Countries, Paper for CPR Conference 2001, Venice, 25-27 March 2001. Shapiro, C.L. & H.R. Varian (1999), Information Rules. A Strategic Guide to the Network Economy. Boston: HBS Press. Stam, E. & V. Schutjes (2000), Locational Behaviour of Young Firms: A Life Course Perspective, Paper for the 40th congress of the European Regional Science Association, 28-29 Sept. 2000. US Department of Commerce (2001). Profiles of General Demographic Characteristics. 2000 Census of Population and Housing. Maryland. US Department of State (2000)). FY 2001 Country Commercial Guide: Singapore. Verbul, J. (1999), Ruimtelijke verschillen in de Telecommunicatie-infrastructuur, Eindrapport N4.014, 100/JAV/adv/N3352. Volberda, H.W.(1998), Building the Flexible Firm. How to Remain Competitive. Oxford University Press Vries, J. de, Rotterdam en Telecommunicatie. Een groeiende, veranderende markt biedt kansen, Presentatie voor het OBR, 22 juni 1995, DDV Telecommunications Consultancy, De Meern, Nederland. Wierstra, E., D. Jacobs & J. Kuijper (2000), Het is tijd voor Twente: kansrijke mogelijkheden voor de Twentse ICT-sector. Bouwman, H. & W. Hulsink (red.), Silicon Valley in de polder. ICT-clusters in de Lage Landen. Utrecht Lemma. Winden, W. van (2000). ICT clusters in European Cities; The cases of Helsinki, Manchester & The Hague. Paper for the 40th congress of the European Regional Science Association, 28-29 Sept. 2000. Wong, J. & E. Lam (1999). Measuring E-commerce in Singapore: methological issues and Survey Findings. Paper presented to Conference on The Measurement of Electronic Commerce. An ISI Cutting Edge Conference. 6-8 December 1999. Singapore Wong, Poh-Kam (1998). Leveraging the Global Information revolution for Economic Development: Singapore's Evolving Information Industry Strategy. Information Systems Research, (9) 4, pp. 323- 340. Wong, Poh-Kam (1999). The dynamics of HDD Industry Development in Singapore. San Diego: The Information Storage Industry Center. Wong, Poh-Kam (draft). Leveraging Multinational Corporations Fostering Technopreneurship: The changing role of S&T Policy in Singapore. Paper forthcoming in International Journal of Technology Management. Yarnit, M. (2000), Towns, Cities and Regions in the Learning Age: A Survey of Learning Communities, Local Government Association, UK. Yun, H.A. (1999). Multimedia and industrial restructuring in Singapore. In: H-J. Braczyk, G. Fuchs & H-G Wolf (eds.). Multimedia and Regional Economic Restructuring. Londen: Routledge.
79
BIJLAGE 1 TABELLEN VOOR BALTIMORE, KOPENHAGEN EN SINGAPORE Tabel B1.1 Incubators in Maryland 1998 Uni of Maryland Baltimore County Gevestigd in Technologie domein
Total size (square feet) Waarvan - office - lab High speed infrastructure LAN Operating costs in US$ x 000 Bijdrage Staat Maryland (Totaal, in US$ x 000) Participatie in bedrijven Aantal aanvragen Aantal bedrijven Huidig aantal bedrijven Survival rate Banen gecreëerd binnen incubator Banen gecreëerd na verzelfstandiging Totale gerealiseerde financiering Waarvan via beursgang
Techn. Advancement Program
Maryland Technology Center
1989 Biotech, IT, nieuwe materialen 30.000
1984 Technologie
1993 IT en biotech
21.500
13.500
15.000 15.000
2.640 11.000
7.000
ja neen 280 5.477 Ja 2-3% equity
ja ja
Technology Innovation Center 1994 Software, nieuwe materialen 30.000 17.000
Ja Ja
200 6.998
350 4.965
Alleen equity
Ja
South Harbour Business Incubator 1991 Technologie
Alpha Center (John Hopkins University) 1989 Biotech
20.000
30.000
14.000 1.200
7.000 18.000
ja neen 108
ja neen 167
neen
neen
23 13 80% 72
281 60 11 75-80% 49
34 15 6 80% 15
32 28 13 100% 93
35 20 11 93% 60
15
431
300
15
4
$7.6 mln.
$209 mln.
$63 mln.
$3 mln.
$4.8 mln.
$114 mln.
$45 mln.
ja ja 500
neen 10 10 6 75% 104
Bron: Clargett Wolfe Associates, Bay Area Economics, 1998, p. 21 Tabel B1.2 Werknemers naar sector x 1000, september 1999
Mijnbouw Bouw Industrie Finance Insurance en Real Estate Transport en Public Utility Handel Diensten ♦ Waarvan zakelijk ♦ Waarvan gezondheidszorg Overheid
Maryland X 1000 1.4 149 178 138 116 547 821 208 200
Baltimore County X 1000 1.2 27 37 41 17 103 162
437
94
80
Tabel B1.3 Technologie bedrijven en werknemers in Maryland (data over 1997) Cluster
%
Aantal bedrijven 195 3.424 526
%
Aantal werknemers 4.706 89.368 20.423
Gemiddelde omvang 24 26 39
Biotech en life sciences 3 2 IT en diensten 52 40 8 9 Hightech machinebouw en instrumenten Defensie en luchtvaart 75 1 8.485 4 113 Energie en chemie 166 3 10.853 5 65 Onderzoek en engineering 2.107 32 79.134 36 38 Anders 33 1 8.567 4 260 Totaal 6.526 100 221.540 100 Bron: Maryland Business Research Partnership & Maryland Department of Business and Economic Development, 2000 Tabel B1.4 VC investeringen in Baltimore City en County. Baltimore City Aantal bedrijven Investering in mln. $ Baltimore County Aantal bedrijven Investering in mln. $
1995
1996
1997
1998
1999
2000
Totaal
1 2
3 7
3 26
6 46
10 293
13 473
36 847
4 13
4 12
7 27
10 47
3 53
8 138
36 290
Tabel B1.5 Demografische ontwikkeling Øresund regio Regio Kopenhagen 1990 1995 2000 2005
1.712.000 1.739.000 1.790.000 1.830.000
Skåne 1.058.000 1.106.000 1.132.000 1.169.000
Øresund regio 2.770.000 2.845.000 2.922.000 2.999.000
Tabel B1.6 Investeringen in de infrastructuur in de regio Øresund, periode 1990-2005 Vaste verbinding over de Sont (weg en spoor) Metro Malmö Metro Kopenhagen Rijtuigen e.d. regio Kopenhagen De kust spoorweg in Skåne Verbinding over de grote Belt (Verbinding van Kopenhagen met de rest van Denemarken) Uitbreiden van railinfrastructuur Kopenhagen Uitbreiden van railinfrastructuur Malmö Vergrote van capaciteit van de Cross Sealand spoorweg Uitbreiden van vliegveld Kopenhagen Totaal bron: www.orestad.se/facts
Miljard Deense Kronen 22 5 6.5 9 12 29 0.5 1.5 6 6 97.5
81
Tabel B1.7 Verdeling van beroepsbevolking naar sector (1996) Landbouw Industrie/ Bouw Nutsbedrijven Groothandel/detail/ transport Financiële /zakelijke dienstverlening Overheid Educatie en wetenschap Gezondheid en Welzijn Totaal bron: (www.orestad.se/facts)
Groot Kopenhagen 8.000 158.500 6.000 235.500 143.500 73.500 64.500 202.000 896.500
Skåne 14.000 118.000 4.500 89.000 25.500 44.500 24.500 124.500 455.000
Øresund 22.000 275.500 10.500 324.500 169.500 118.000 89.000 326.500 1.351.500
% van totaal 2% 20% 1% 24% 13% 9% 7% 24% 100%
Tabel B1.8 Opleidingsniveau van werknemers in de Øresund regio (1994), in percentage Lang hogere opleiding Kort hogere opleiding Beroepsopleiding Geen beroepsopleiding bron: www.orestad.se
Groot Kopenhagen 17 7 39 37
Skåne 13 14 44 29
Øresund 16 9 41 34
Tabel B1.9 Aantal internationale passagiers Kopenhagen Airport, 2000. Passagiers 2000 Vracht (tonnen) 2000 * = transfer Bron: Copenhagen Airport
Aankomst 9.121.466 49469
Vertrek 9.308.738 69.950 300.013*
Totaal 18.403.204 419.432
Tabel B1.10 Transport naar goederensoort (1000. ton) havens regio Øresund 1997 Kopenhagen Stukgoed Massagoed droog Massagoed nat Olie
4.844 3.076 2.861 10.781
Malmö 3.144 1.215 .063. 1.179 5.907
Helsingborg 7.045 .786 .439 .482 8.752
15.033 5.077 502 4.522 25.134
82
Tabel B1.11 Werkgelegenheid naar segmenten van ICT-cluster
IT-electronics Telecommunicatie Omroep Informatie/ entertainment
Transport Equipment/ infrastructuur Transport Equipment/ infrastructuur Content/applicaties Transport Equipment/ infrastructuur Content/applicaties Transport Equipment/ infrastructuur
Totaal
Aantal full time werknemers 18.706 49.656 15.242 2.409 1.115 15.970 26.227 2.695 13.656 145.676
Aandeel ICTwerkgelegenheid 13 34 10 2 1 11 18 2 9 100%
Tabel B1.12 Computer en mobiele telefoon beschikbaarheid voor Denemarken, Zweden en Nederland Computers per 1000 inwoners (1997) Denemarken 349 Zweden 353 Nederland bron: (www. orestad.se, Melody, 2001)
Mobiele telefoon per 1000 inwoners (2000) 602 666 569
Internet Connectivity (%, 2001) 68 74 71
Internet hosts per 1000 inwoners (2001) 94.4 173.1 118.6
Tabel B1.13 Cargo verkeer luchtvaart: binnen komend en uitgaande vracht (x 1.000 ton) voor Changi Airport (Singapore) 1990 1995 2000
Inkomende vracht 324 578 848
Uitgaande vracht 299 528 834
Totaal 623 1106 1.682
Tabel B1.14 Aantal tonnen vracht afgehandeld via de haven van Singapore
1990 1995 2000
Algemene vracht In mln. tonnen 94 170 200
Bulk In mln. tonnen 93 136 126
Totaal 187 306 326
83
BIJLAGE 2. ICT BEDRIJVEN NAAR SBI CODES Tabel B2.1 Aantal ICT bedrijven naar SBI code in Rotterdam SBI 30020 32100 32200 32300 33200 33300
Omschrijving 1994 1995 1996 Vervaardiging van computers 6 5 4 Verv.van elektrische componenten 1 1 1 Vervaardiging van zendapparatuur 0 0 0 Verv. van audio- en videoapparatuur 3 3 3 Verv. meet-, regel-, controle app. 8 12 12 Verv. app. bewak. ind. proces. 0 0 0 ICT productie 18 21 20 64200 Telecommunicatie 30 30 35 72101 Systeemhuizen 11 10 12 72101 Adv.bureau gebied automatisering 54 63 85 72200 Systeemontw. –analyse prog. 73 71 84 72300 Computercentra, data-entry 20 17 13 72400 Databanken 3 5 4 72500 Onderh. reparatie comp. kant. mach. 4 5 6 72600 Overige dienstverlening automatisering 96 94 79 ICT diensten 291 295 318 51641 Groothandel comp. randapp.ed. 68 64 66 52454 Detailh. telecom. overige elek. app. 53 45 47 52494 Detailhandel in computers 15 17 14 ICT detail- en groothandel 136 126 127 22110 Uitgeverijen boeken e.d. 19 21 23 22120 uitgeverijen van dagbladen 7 7 7 22130 uitgeverijen van tijdschriften 18 16 21 22140 Uitgeverijen van geluidsopnamen 2 3 2 22150 Overige uitgeverijen 16 14 14 22210 Drukkerijen van dagbladen 5 5 4 22221 Drukkerijen van boeken 4 4 5 22222 Drukkerijen van tijdschriften 10 6 4 22223 Drukkerijen van reclame 14 11 13 22300 Reproductie van opgenomen media 5 1 2 71401 Videotheken 87 88 79 74401 Reclame-ontw. en adviesbureau 283 291 319 74402 Overige reclamediensten 44 61 55 74811 Fotografie 114 119 127 92111 Productie videofilm (ex TV-prod.) 18 20 26 92112 Ondersteunende activ. prod. videofilm 27 27 30 92120 Distributie videofilm 2 2 1 92130 Vertoning van films 10 9 7 92201 Omroeporganisaties 0 0 0 92202 Productie radio- TV-producties 0 2 8 92203 Ondersteunende activiteiten radio TV 9 14 11 922400 Pers- nieuwsbureau journalistiek 36 36 37 92511 Openbare bibliotheken 25 25 24 92512 Kunstuitleencentra 1 1 2 92513 Overige cult. uitleen. openb. arch. 2 5 5 92521 Kunstgaleries en –expositieruimten 9 11 13 92522 Musea 10 10 10 Content (multimedia) 777 809 849 Bron: van Bemmelen’s bewerking van gegevens BedrijvenRegister Zuid-Holland, 2000
1997 6 1 0 2 9 0 18 61 10 113 103 12 5 7 77 388 79 45 20 144 26 6 23 4 12 3 7 4 12 1 78 325 62 120 26 32 1 7 1 7 15 39 25 2 6 16 9 869
1998 7 1 0 2 12 1 23 79 10 152 114 9 4 5 89 462 92 48 29 169 27 9 23 4 11 2 6 3 9 3 77 370 72 136 39 37 1 5 1 8 14 43 26 1 7 25 14 963
1999 10 1 0 1 10 1 23 78 12 197 136 8 4 4 75 514 84 43 28 155 32 8 25 4 11 3 7 3 9 2 77 390 69 137 48 35 1 5 1 8 13 44 15 1 8 23 15 994
2000 8 1 3 1 10 1 24 90 15 201 130 7 4 4 66 517 72 51 30 153 28 8 25 3 12 3 7 2 9 2 75 380 66 141 44 31 1 5 1 8 14 42 15 2 7 23 15 969
84
Tabel B2.2 Aantal werknemers in de ICT subsectoren naar SBI code in Rotterdam SBI 30020 32100 32200 32300 33200 33300
Omschrijving 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 Vervaardiging van computers 16 126 130 133 139 297 293 Verv.van elektrische componenten 1 1 1 1 1 1 1 Vervaardiging van zendapparatuur 0 0 0 0 0 0 5 Verv. van audio- en videoapparatuur 8 7 7 2 2 1 1 Verv. meet-, regel-, controle app. 120 165 166 120 73 68 60 Verv. app. bewak. ind. proces. 0 0 0 0 25 69 118 ICT productie 145 299 304 256 240 436 478 64200 Telecommunicatie 2.460 2.483 2.556 2.978 2.145 2.181 3.179 72101 Systeemhuizen 302 471 628 446 572 1.010 445 72101 Adv.bureau gebied automatisering 287 300 580 707 982 1.377 1.500 72200 Systeemontw. –analyse prog. 1.201 1.136 1.534 1.596 1.888 2.036 2.598 72300 Computercentra, data-entry 345 258 237 459 28 30 34 72400 Databanken 20 65 57 58 58 40 44 72500 Onderh. reparatie comp. kant. mach. 24 23 57 72 16 4 5 72600 Overige dienstverlening automatisering 378 616 602 717 841 797 720 ICT diensten 5.017 5.352 6.251 7.033 6.530 7.475 8.525 51641 Groothandel comp. randapp.e.d. 974 653 651 760 836 841 816 52454 Detailh. telecom. overige elek. app. 259 169 197 207 205 210 250 52494 Detailhandel in computers 66 38 38 65 91 108 131 ICT detail- en groothandel 1.299 860 886 1.032 1.132 1.159 1.197 22110 Uitgeverijen boeken e.d. 70 93 92 105 110 82 97 22120 uitgeverijen van dagbladen 566 532 536 664 1.514 1.621 1.635 22130 uitgeverijen van tijdschriften 129 127 142 203 238 320 328 22140 Uitgeverijen van geluidsopnamen 2 7 6 11 8 8 7 22150 Overige uitgeverijen 148 27 25 29 29 34 48 22210 Drukkerijen van dagbladen 1.064 1.326 1.091 960 68 68 63 22221 Drukkerijen van boeken 13 11 206 208 246 271 271 22222 Drukkerijen van tijdschriften 69 30 28 28 24 22 5 22223 Drukkerijen van reclame 58 80 42 42 39 43 43 22300 Reproductie van opgenomen media 18 1 2 1 3 2 2 71401 Videotheken 156 156 151 160 150 156 141 74401 Reclame-ontw. en adviesbureau 1.032 960 1.074 1.140 1.289 1.452 1.458 74402 Overige reclamediensten 204 269 235 280 286 264 313 74811 Fotografie 196 215 202 192 220 215 230 92111 Productie videofilm (ex TV-prod.) 28 32 37 32 50 59 58 92112 Ondersteunende activ. prod. videofilm 41 38 46 47 46 43 42 92120 Distributie videofilm 2 2 1 1 1 1 1 92130 Vertoning van films 103 112 88 93 71 79 78 92201 Omroeporganisaties 0 0 0 1 1 1 1 92202 Productie radio- TV-producties 0 4 31 36 97 125 143 92203 Ondersteunende activiteiten radio TV 83 113 116 125 177 185 111 922400 Pers- nieuwsbureau journalistiek 64 55 51 71 77 87 119 92511 Openbare bibliotheken 369 393 370 367 356 369 360 92512 Kunstuitleencentra 1 1 2 2 1 1 1 92513 Overige cult. uitleen. openb. arch. 77 106 92 92 105 114 138 92521 Kunstgaleries en –expositieruimten 13 72 73 88 128 126 153 92522 Musea 285 269 263 261 319 316 331 Content (multimedia) 4.791 5.031 5.002 5.239 5.650 6.064 6.177 Bron: van Bemmelen’s bewerking van gegevens BedrijvenRegister Zuid-Holland, 2000
85