Signalen van de eindtijd. Dr. M. van Campen Wat in het verleden gebeurd is, weten we uit de geschiedenisboeken of zoeken we op via Wikipedia. Van wat zich vandaag aan de dag afspeelt, zijn wij zelf de oog- en oorgetuigen en wat zich verder bij ons vandaan afspeelt melden ons dagelijks de media. Maar hoe het morgen zal zijn, kan niemand ons vertellen. De toekomst hult zich in duisternis en is voor ons verborgen. Voor veel mensen is dat moeilijk te accepteren. De meesten van ons zijn nieuwsgierig en zouden graag om het hoekje van morgen willen kijken. Dat verklaart waarom waarzeggers en tarotkaarten en andere duistere praktijken volop in de belangstelling staan en waarom wetenschappers zoveel tijd en energie investeren om prognoses en voorspellingen te kunnen geven. Er heeft zich zelfs een wetenschap ontwikkeld die zich helemaal met de toekomst bezighoudt onder de veelzeggende naam futurologie. Onderzoekers proberen op basis van analyses allerlei zaken te extrapoleren om zo lijnen te kunnen door trekken voor wat ons op korte of langere termijn te wachten staat. Ondanks alle inspanningen blijft het evenwel bij stippellijntjes. Er zijn vermoedens en verwachtingen, maar het fijne is ons niet bekend. De toekomst laat zich eenvoudigweg niet door ons in kaart brengen. Ik weet niet hoe u dat beleeft, maar ik heb zelf de sterke indruk dat onder christenen de toekomst in de afgelopen tijd sterker is gaan leven. De schokkende ontwikkelingen die zich hebben voorgedaan – denk alleen maar aan de vluchtelingencrisis en de toegenomen terroristische dreiging, hebben bij velen de vraag wakker gemaakt wat deze ontwikkelingen ons te zeggen hebben. Vormen zij de zoveelste rimpeling van de geschiedenis die wel weer weg zal trekken of wijzen die op de nadering van het einde? Horen we in al die berichten soms ook de voetstappen van Christus, van Wie we ’s zondags in de kerk belijden dat Hij zal wederkomen in heerlijkheid? Over één ding zullen wij het vermoedelijk eens zijn. Als er één boek is dat zich met de toekomst bezig houdt, dan wel de Bijbel. Iemand heeft zich erin verdiept en kwam tot de conclusie dat alleen al in het Nieuwe Testament niet minder dan 300 keer over de toekomst wordt gesproken. De bijbelse beleving van de tijd is een totaal andere dan de heidense. In de heidenwereld is het opgaan, blinken en verzinken. Een eindeloze herhaling van de gebeurtenissen, zonder dat het ergens naar toegaat. Tegenover deze cyclische beleving van de tijd stelt de Bijbel een lineaire geschiedenisopvatting. Het leven is geen kringloop maar een pelgrimage naar wat komen gaat, het Koninkrijk van God, de nieuwe hemel en de nieuwe aarde waarop gerechtigheid zal wonen. Vandaar dat we ook vaak spreken over de eindtijd. Die uitdrukking veronderstelt dat er een einde komt aan de geschiedenis zoals wij die momenteel beleven en mee gestalte geven.
De eindtijd. Intussen wel een begrip dat misverstanden kan oproepen. Op catechisatie stelde ik ooit de vraag wat de jongeren zich voorstelden bij de eindtijd. De antwoorden wezen vrijwel allemaal richting het allerlaatste. De eindtijd had voor het gevoel van deze catechisanten betrekking op de slotfase van de geschiedenis, de laatste periode die voorafgaat aan de wederkomst van Jezus. Wie de Bijbel leest, komt tot een andere conclusie. De eindtijd is al ingegaan met Pinksteren en strekt zich uit tot op de jongste dag. Ik denk even aan de magistrale pinksterpreek van Petrus. Als de apostel een verklaring geeft voor het wonderlijke gebeuren van Pinksteren dan herinnert hij aan een woord van de profeet Joel. Het zal zijn in de laatste dagen, zegt God, dat Ik zal uitstorten van Mijn Geest op alle vlees (Hand. 2:17). Met de uitstorting van de Pinkstergeest zijn de laatste dagen begonnen en is de eindtijd ingeluid. Het leven in de eindtijd is een leven tussen de tijden, tussen de eerste en de tweede komst van Christus in. De eerste komst van de Heiland ligt achter ons. Zijn verschijning in nederigheid, zijn geboorte in de kribbe hebben we achter de rug. Maar zijn verschijning in heerlijkheid ligt voor ons, daar leven we naar toe en daar zien we naar uit: de jongste dag. Algemene tekenen Onder welke omstandigheden en op welke moment die dag zal aanbreken is ons niet bekend. Van die dag en van dat uur weet niemand, ook de Zoon des mensen niet (Matth. 24:36). Zelfs Jezus weet dus niet wanneer Hij zal terugkeren naar deze aarde om alle dingen nieuw te maken. Intussen worden we wel gewezen op een aantal tekenen, signalen die de wederkomst aankondigen. De Heiland heeft daar uitvoerig over gesproken in de zogenaamde Kleine Apocalyps, die we vinden in Mattheus 24, Marcus 13 en Lukas 21. Wie deze perikopen op zich laat inwerken, ontdekt dat Jezus drie domeinen beschrijft waarin de tekenen der tijden zich voltrekken. We zien drie concentrische cirkels die elkaar voor een deel overlappen. De grootste, de buitenste cirkel betreft het wereldgebeuren. Er zullen oorlogen komen en hongersnoden, besmettelijke ziekten en aardbevingen. De tweede cirkel heeft te maken met het kerkelijke en religieuze leven. Jezus voorziet het optreden van valse christussen en valse profeten die de mensen proberen te verleiden. Ze zijn tot veel in staat, want ze kunnen wonderen en tekenen verrichten, zodanig dat zelfs de uitverkorenen bijna verleid zullen worden. Ten slotte is er de binnenste cirkel waardoor het persoonlijke leven van de gelovigen in het vizier komt. Zij zullen vervolgd en verdrukt worden. Haat en bedreiging zullen hun deel zijn. Wat opvalt is dat de tekenen die Jezus hier benoemt tamelijk algemeen van aard zijn en in vrijwel elke fase van de geschiedenis aanwijsbaar zijn. Wel kan gezegd worden dat deze algemene signalen sterker worden naarmate de tijd
voortschrijdt en het einde nadert. De verschijnselen nemen toe in intensiteit en omvang. De twintigste eeuw was zonder twijfel de bloedigste uit de geschiedenis van de mensheid. Twee wereldoorlogen zorgden voor een recordaantal slachtoffers en een onmetelijke economische schade.1 Epidemieën en hongersnoden vonden plaats op een schaal die nog niet eerder was vertoond. Deze toename in frequentie, uitwerking en schaal herinnert ons eraan dat het einde nabij is en dat de wederkomst van Christus voor de deur staat Drie specifieke tekenen Naast deze algemene tekenen noemt de Bijbel ook meer specifieke signalen van de eindtijd. Verschijnselen waarvan je niet kunt zeggen dat ze er altijd al geweest zijn. Ik noem er in dit verband drie: de manifestatie van de antichrist, het geestelijke en nationale herstel van joodse volk en de wereldwijde taak van de zending. a. Over de antichrist kan ik kort zijn. Aangezien daar een afzonderlijke ankerlezing aan gewijd gaat worden zal ik dit aspect niet nader uitwerken.2 Ik volsta met de opmerking dat juist in onze eigen traditie de aandacht voor de antichrist substantieel is geweest. Zowel in de stroming van het puritanisme als in de beweging van de Nadere Reformatie stond dit thema volop in de belangtelling. Er werd over gepreekt en er werden dikke boeken over geschreven. Heel uitvoerig is het werk van de van oorsprong Franse theoloog Lambertus Danaeus die leefde van 1530-1595 en die enkele jaren als hoogleraar in Leiden heeft gewerkt.3 Opmerkelijk in de geschriften van de oudvaders is dat velen de antichrist zagen als een tweekoppig monster. Enerzijds keken ze naar de islam, vertegenwoordigd door het Turkse rijk en aan de andere kant letten ze nauwkeurig op de paus van Rome. Ook hij werd beschouwd als belichaming van de antichrist. De val van de antichrist zou vooraf gaan aan de doorbraak van het rijk van Christus.4 b. Een sterk signaal dat bij de eindtijd hoort, is Gods weg met Israël. Iemand noemde het joodse volk de kleine wijzer op Gods wereldklok. Het Evangelie wijst ook duidelijk in die richting. Jezus zegt immers tegen zijn discipelen: Kijk naar de vijgenboom, want als de vijgenboom gaat uitspruiten dan weet je dat de zomer voor de deur staat (Lukas 21:29). Let op de vijgenboom, let op Israël, wilde de Heiland daarmee zeggen, 1
Vgl. Duncan Hill, Oorlog in de 20ste eeuw, Deltas Centrale Uitgeverij 2010. Meer over de antichrist als teken van de eindtijd: W. Balke, De antichrist als teken der tijden, in: W. van ’t Spijker e.a. (red.), Eschatologie, Kampen 1999, …… 3 L. Danaeus, Tractatus de Antichristo, 1582. Een Nederlandse vertaling van de hand van ds. Sibr. Vomelius vercheen in 1593 in Franeker. Een tweede voorbeeld van brede aandacht voor de antichrist in deze periode is J. Coccejus, De Antichristo (1654), opgenomen in de Opera Omnia IX, Amsterdam 1701, 101-144. Abraham van Poot verzorgde een vertaling in het Nederlands, onder de titel Vanden Antichrist, Amsterdam 1679. 4 Zo bijvoorbeeld Jacobus Koelman; vgl. M. van Campen, Gans Israël. Voetiaanse en coccejaanse visies op de Joden gedurende de 17e en 18e eeuw , 2e dr. Zoetermeer 2008, 183. 2
want meer dan eens wordt in de Bijbel Israël vergeleken met een vijgenboom. Zowel in het Oude als in het Nieuwe Testament wordt die beeldspraak een en andermaal gehanteerd. Om slechts één voorbeeld te noemen: in Joel 1 horen we de God van Israël zeggen: ‘Een volk is opgekomen over mijn land, machtig en zonder getal (…) Het heeft mijn wijnstok gesteld tot een verwoesting en mijn vijgenboom tot schuim’ (vs. 6,7; vgl Hosea 9:10; Matth. 1:19).5 Naast Jezus’ beeldspraak over de vijgenboom zijn er nog andere teksten die wijzen op de rol van Israël als teken van de eindtijd. Ik denk daarbij vooral over de uitspraken die gaan over de toekomst van Jeruzalem. In het lijdensevangelie horen we Jezus een scherpe waarschuwing uitspreken vanwege de ongehoorzaamheid van de inwoners van de heilige stad. ‘Jeruzalem, Jeruzalem, u die de profeten doodt en stenigt (..) Ziet uw huis wordt als een woestenij voor u achtergelaten…’ Maar is dat alles? Nee, want de Heiland voegt er nog iets aan toe. ‘U zult Mij niet zien totdat de tijd zal gekomen zijn dat u zult zeggen: Gezegend is Hij die komt in de Naam van de Heere (Lukas 13:34,35)’6. En in de apocalyptische rede van Jezus uit Lukas 21 vinden we iets vergelijkbaars. Ook hier indringende woorden vanwege de ontrouw van Jeruzalem. Maar dan vervolgens: ‘Jeruzalem zal door de heidenen vertrapt worden totdat de tijden van de heidenen vervuld zullen zijn (vs. 24). Let vooral op het woordje ‘totdat’ in beide teksten. Er staan Jeruzalem zware tijden te wachten. Maar er is een ‘totdat’. Voorafgaand aan de wederkomst van Jezus zal God zich weer ontfermen over de heilige stad, zodat zij weer haar bijzondere plaats zal terugkrijgen. Ook dat is een teken van de eindtijd. Wie de laatste honderd jaar overziet, kan niet ontkennen dat in deze periode heel bijzondere dingen in en rond Israël hebben plaatsgevonden. Het meest opzienbarend waren ongetwijfeld de verrassende terugkeer van het joodse volk naar het land van de belofte na eeuwenlange verstrooiing over de hele wereld en als tweede de stichting van een eigen staat in 1948. Hebben deze zaken te maken met de voltooiing van Gods heilsplan? De Nederlandse Hervormde kerk heeft zich meerdere malen positief in deze richting uitgelaten.7 De terugkeer naar het land en de stichting van de staat werden gezien als een teken van Gods verbondstrouw en een moment in de vervulling van Zijn beloften, zonder daarbij het naadje van de kous te willen weten. Vaste overtuiging enerzijds en voorzichtigheid anderzijds gingen hand in hand zoals dat ook binnen het Jodendom het geval is. Na 1948 werd in het joodse gebedenboek een passage toegevoegd waarin 5
Vgl. Hosea 9:10, Matth. 21:19, Matth. 24: 32-34, Lukas 13:6-9 en 34-35. Veelzeggend is dat deze woorden afkomstig zijn uit Psalm 118 7 Zie vooral Israël, land volk en staat, 1970; vgl. M. van Campen, Israel, land, volk en staat: terugblijk en perspectief, Zoetermeer 6
God gedankt werd voor de oprichting van de staat. Deze liturgische uitbreiding had heftige discussies tot gevolg. Kon de joodse staat nu wel of niet worden gezien als een vervulling van Gods beloften? Na de zesdaags oorlog in 1967 werden door opperrabbijn Schuster drie messiaanse woorden toegevoegd. De Eeuwige wordt gedankt voor ‘het begin van het ontspruiten van onze verlossing’ (reesjiet tsmichat geoelatenoe). In samenhang met de stichting van de staat vragen heel speciaal de ontwikkelingen rond Jeruzalem onze aandacht. Ook de lotgevallen van de heilige stad geven alle reden om alert te zijn en de bijbelse voorzeggingen te spiegelen aan de historische gebeurtenissen.8 Bij de stichting van de staat in 1948 mocht een deel van Jeruzalem weer joods bezit worden genoemd. En gedurende de oorlog van 1967 veroverde generaal Moshe Dajan met zijn troepen de Tempelberg. Voor het eerst sinds tijden konden de Joden weer bidden bij de meest heilige plaats in het joodse land, namelijk de Kotel, door ons vaak aangeduid als de Klaagmuur. Door iedere vrome Jood werd dit moment ervaren als een rechtstreeks wonder van God. Resumerend kan gezegd worden dat Gods handelen in en met Israël kan worden gezien als een signaal van het komende Messiaanse tijd. Het is christenen geraden daarop te letten en de actuele ontwikkelingen te bezien in het licht van het profetische Woord. Dan kan het niet uitblijven of we weten ons biddend betrokken bij het wel en wee van het joodse volk. We weten ons solidair met Gods oogappel in haar strijd om het bestaan en we bidden om de vrede voor Jeruzalem. We zullen daarvan ook zelf de zegen mogen ondervinden. Want het staat als een paal boven water: wie Israël vergeet, zaagt de tak door waar hij zelf op zit. Maar het omgekeerde is ook waar: wel zal het hun gaan die Jeruzalem beminnen (Ps. 122).
c. De zending. Bezinning op de eindtijd confronteert ons ook met de onvoltooide taak van de wereldzending9. Jezus zelf heeft het verband tussen die twee nadrukkelijk gelegd in zijn rede over de laatste dingen: Het Evangelie van het Koninkrijk moet gepredikt worden aan alle volken en dan zal het einde zijn (Mk. 13:10). De tijd tussen komst en wederkomst van Christus kan getypeerd worden als genadetijd. Het is de tijd van Gods lankmoedigheid, van zijn grote geduld. Omdat God niet wil dat sommigen verloren gaan (2 Petr. 3:9) heeft God de wanden van de tijd uiteengehaald en het eindoordeel uitgesteld, zodat er ruimte kwam voor de verbreiding van het Evangelie. Hoever zijn we daarmee intussen gevorderd? In het 8 9
M. van Campen, ‘Jeruzalem, het teken van de eindtijd (Luk. 21:24b)’, Theologia Reformata, 46-3, 157-164. J. Verkuyl, De onvoltooide taak van de wereldzending, Kampen 1978.
begin van de 20e eeuw overheerste een onmiskenbaar optimisme. Tijdens de grote zendingconferenties aan het begin van de vorige eeuw werd gesuggereerd dat voor het jaar 2000 het grote doel bereikt zou kunnen worden. Twee wereldoorlogen hebben dat optimisme een stevige knauw gegeven. Toen rond de eeuwwisseling de balans werd opgemaakt moest worden vastgesteld dat de zendingstaak nog lang niet voltooid was. Zeker, er waren grote vorderingen gemaakt. De zending was weggehaald uit de genootschappelijke sfeer en een zaak van de kerken geworden. Duizenden zendingsarbeiders werden uitgezonden en de Bijbel werd in honderden talen vertaald. Tal van jonge kerken werden zelfstandig en konden gaandeweg de zendingstaak in eigen omgeving overnemen. Maar intussen was de kerk in het Westen zelf in een diepe crisis terechtgekomen. Secularisatie en kerkverlating betekenden de nekslag voor het missionaire elan van de Europese kerken. Theologische ontwikkelingen verlegden bovendien het accent van zending naar ontwikkelingswerk en het opkomen voor recht en gerechtigheid. De toenemende islamisering van ons continent vormt al evenzeer een tegenbeweging van de missionaire activiteiten van de kerk. Kortom: van voltooiing van de zendingstaak is geen sprake en het is de vraag of daarvan voor de wederkomst ooit wel sprake zal zijn. Valt de voortgang van het zendingswerk überhaupt wel te meten? Wanneer is de zendingstaak in een bepaald land echt voltooid? Hoeveel procent van de inwoners moeten dan tot het geloof in Christus zijn gekomen? En wat als er sprake is van terugval in het heidendom? Gekerstende landen en continenten zoals Europa en Noord Afrika zijn opnieuw zendingsgebieden geworden en tal van gebieden zijn nog steeds niet ontsloten voor het Evangelie. Treffend is wat ik ergens las: Principieel komt de zendingstaak nooit ten einde. Niet alleen de ármen’, maar ook de ‘heidenen’ hebben we altijd bij ons. Toch zal de zendingstaak voltooid zijn als Christus wederkomt. Niet naar ons oordeel, volgens onze berekeningen, maar in het oordeel van God. Als het laatste schaap over de dam is, wordt de brug opgehaald. Dan komt Christus terug. Want het Evangelie van het Koninkrijk moet gepredikt worden over de gehele wereld en dan zal het einde zijn.
Beangstigend of bemoedigend? Zo luidde de kop boven een artikel over de eindtijd, dat ik ooit onder ogen kreeg. Ik denk dat beide woorden op hun plaats zijn. Sommige jongeren op catechisatie met wie ik over de eindtijd sprak, zeiden heel eerlijk: Ík vind de gedachte aan de wederkomst maar eng. Want dan vindt immers ook het laatste oordeel plaats en daar ben ik nog niet aan toe. Ik ga wel trouw naar de kerk en ik
bid voor mijn eten, maar ik doe ook nog graag de dingen die ik leuk vind maar die God niet wil. Je kunt Jezus toch alleen maar ontmoeten als je echt in Hem gelooft als je Redder en Koning? Inderdaad, daar is de Bijbel heel eerlijk en heel duidelijk in: Wie in Jezus gelooft heeft het eeuwige leven, maar wie niet in Hem gelooft zal het leven niet zien. De klemmende vraag is: Kennen wij Hem, heel persoonlijk? Zijn we er klaar voor om Hem te ontmoeten wanneer Hij verschijnt als Rechter van het heelal? Die vraag roept het thema van deze avond onvermijdelijk op. En overigens moeten we ons het leven in de eindtijd ook niet al te rooskleurig voorstellen. Jezus heeft in ronde bewoordingen gesproken over de ‘grote verdrukking’ die de gelovigen in eindtijd zullen meemaken (Matth. 24:15-28). Dat zal een bedreigende en benauwende periode zijn. Zozeer dat zelfs de uitverkorenen - als God de tijd van de verdrukking niet zou inkorten – hun geloof zouden verliezen. Bovendien krijgen de gelovigen in de eindtijd ook te maken met misleiding en dwaalleer. Valse messiassen en valse profeten infiltreren de kerk en proberen ons en onze kinderen in hun greep te krijgen. Als je dat op je laat inwerken kan het je inderdaad beangstigen en om je heenkijkend zie je er soms al iets van in vervulling gaan Maar is daar alles mee gezegd? Gelukkig niet, want het letten op de signalen van de eindtijd kan je ook troosten en bemoedigen. Waarom? Omdat het naderende einde tegelijkertijd Gods nieuwe begin is. Mooi zoals dat in het Griekse woord voor einde al zit opgesloten. Het Griekse telos betekent niet alleen einde, maar ook doel. Als Petrus schrijf in zijn brief dat het einde aller dingen nabij is dan impliceert dat ook doel van alles bijna bereikt is. Ik stoot nog even wat dieper door en wijs u erop dat hetzelfde woord telos ook besloten ligt in het kruiswoord van Jezus: Het is volbracht. In het Grieks lezen we dan: Tetelestai en daarin horen we het woordje telos meeklinken. Omdat Jezus in zijn lijden en sterven alles volbracht heeft, de zonde verzoend en de schuld betaald, zullen de dingen tot hun doel komen. De nieuwe toekomst is gegrond en gegarandeerd in zijn volbrachte werk. Vanwege zijn verdienste zijn de beloften van een nieuwe toekomst geen slag in de lucht of een doekje voor het bloeden. Er komt een nieuwe hemel en een nieuwe aarde, zozeker als Jezus het tetelestai heeft uitgeroepen en straks zal weerkomen om alle dingen nieuw te maken. Wat een geweldige troost en bemoediging voor ons leven hier en nu. Bij alles wat ons overkomt en bij alles wat ons verwart en beangstigt, mogen we in het geloof vooruitzien, wetend dat een nieuw begin ons wacht.. Het doet me denken aan die mevrouw uit Amsterdam. Ze was oud en liep krom van de reumatiek. Ze moest met de tram mee, maar kon amper de treden beklimmen. De bestuurder van de tram was niet de meest tactische conducteur en voegde haar toe: ‘Nou mevrouw, u hebt zo te zien uw beste tijd wel gehad.
Waarop ze hem verontwaardigd aankeek en snibbig antwoordde: ‘Zo, dacht u dat? Nou dan vergist u zich want mijn beste tijd komt nog.’ Even ontroerend is wat ik las van de Goudse predikant wijlen ds. L. Kievit. De begaafde prediker vertelt ergens van een pastoraal bezoek dat hij bracht aan een gemeentelid dat al geruime tijd ziek was. Hij was niet bepaald ruim behuisd en moest genoegen nemen met een ziekenkamer op zolder. Door een klein dakraam viel een beetje licht naar binnen. Ds. Kievit maakte er een opmerking over: ‘Nou man, je hebt hier ook niet veel uitzicht’.’Toch wel, dominee’, antwoordde de man. ‘Ziet u door het dakraam die grote wolk drijven? Dat is de troonwagen waarmee mijn Heiland mij komt ophalen als Hij wederkomt’. Had die man even en uitzicht. Signalen van de eindtijd. Wat heeft de Bijbel ermee voor? Wat moeten we ermee? De meest heilloze reactie is de tekenen der tijden te negeren. En ik zou de christenen die daarvoor kiezen niet graag de kost willen geven. Ergens las ik de prikkelende stelling: Eén van de signalen van de eindtijd is, dat mensen er totaal geen erg in hebben. Natuurlijk zijn daar allerlei verklaringen voor te geven. Hoe langer het wachten duurt’, hoe moeilijker het wordt om de boog gespannen te houden. En heeft de welvaart van na de tweede Wereldoorlog in dit opzicht ook niet een verlammende werking gehad? Ooit zou de bekende Zwitserse theolooog Karl Barth in ons land een lezing houden over de wederkomst. De collega-hoogleraar bij wie hij logeerde liet hem zijn fraaie huis zien. Grote kamers en een zeer luxueuze inrichting. Karl Barth was zo verbaasd dat hij spontaan zich liet ontvallen: ‘Nou collega, in dit huis lijkt me niet zoveel ruimte voor de verwachting van Jezus’ komst.’ Ik weet niet hoe het u vergaat, maar zo’n uitspraak zet mij aan het denken. Alsof je een spiegel wordt voorgehouden en de vraag op je afkomt: hoe zit dat nu in jouw leven en in jouw gezin? Vrijblijvend is die vraag in geen geval. Wat is een bruid die niet verlangt naar de dag van de bruiloft, naar het moment dat ze voorgoed en volledig aan haar bruidegom verbonden zal zijn? En wat is de gemeente van Christus als zij niet uitziet naar de bruiloft van het Lam, de dag waarop zij voor eeuwig met haar Bruidegom verenigd zal worden? Een andere reactie op de tekenen der tijd is die van de cijferaars en rekenaars. De eeuwen door zijn er christenen geweest die meenden het moment van Jezus wederkomst te kunnen berekenen. In de eerste christengemeente gingen velen ervan uit dat zij de jongste dag zelf nog zouden meemaken. Ook in de beweging van de Montanisten in de tweede eeuw na Christus rekende men met een zeer spoedige wederkomst van Christus. Onder de puriteinen van de 17e eeuw in Engeland en Schotland meenden sommigen zelfs het concrete jaartal te kunnen noemen. Volgens de zeer populaire theoloog John Owen zou de Heiland in het
jaar 1650 terugkeren naar deze aarde. In de vorige eeuw trokken mensen als Hal Lindsay en Tim Lahaye de aandacht met hun eindtijdspeculaties. Hun boeken gingen bij miljoenen over de toonbank. Typerend voor al deze gedreven rekenaars is de wijze waarop zij omgaan met de bijbelse profetieën. Door de ene profetie te combineneren met de andere ontstaat er een patroon en tenslotte een compleet eindtijdscenario. Tegen dit soort bijbelgebruik zijn de nodige bezwaren in te brengen. De Bijbel is geen puzzelboek en op deze manier doen we tekort aan de duidelijke uitspraak van Jezus dat van de dag en het uur van de wederkomst niemand af weet (Mk. 13:32). Juist datgene wat wij zo graag zouden willen weten, heeft de Vader aan zichzelf gehouden. Tot de eerbied voor Hem behoort dat wij dit gegeven respecteren en onze nieuwsgierigheid bedwingen. Niet negeren, niet gaan rekenen, maar wat dan wel? Ermee rekenen! Wat dat inhoudt? In ieder geval drie zaken: a. Waakzaamheid. In het Evangelie klinkt een en andermaal het korte, mar krachtige appèl: Wees waakzaam (Math. 24:42, 25:13; Mk 13: 35).Waakzaam zijn. Oppassen dat de aandacht niet verslapt en je ogen niet dichtvallen. Wie in slaap sukkelt, vergaat het als de dwaze meisjes uit de gelijkenis van Jezus, die de deur van de bruiloftszaal gesloten vonden Matth. 25: 1-13). Wie waakzaam is, leest de Bijbel met in de andere hand de krant. Dan staan onze oren op scherp zodat de voetstappen van Christus om ons heen ons niet ontgaan. We doen als kinderen die met hun oren op de spoorrails gaan liggen om te horen of de trein er in de verte al aan komt. We wachten op de komst van de Bruidegom. Dat wachten is echter geen afwachten, maar een gespannen verwachten. Van de bekende prediker Christoph Blumhardt (1842-1919) is bekend dat hij altijd een koets klaar had staan inclusief paard en tuig. Als het grote moment zou aanbreken, kon hij zo uitrijden met hoge hoed en ’s zondagse kleren, rechtop achter het trappelende paard, zijn Heiland tegemoet. En van de joodse Christusbelijder Isaac da Costa weten we dat hij elke morgen eerst de gordijnen van zijn slaapkamer opzij schoof om te zien of er ook wolken aan de lucht waren. Als er een strakblauwe lucht was, verzuchtte Da Costa: Jammer, vandaag zal mijn Heiland nog wel niet komen. Hij zal immers verschijnen op de wolken des hemels. b. Rekenen met de signalen van de eindtijd impliceert ook en vooral het gebed. Het valt op, dat Jezus op de laatste bladzijde van de Bijbel indringend zegt: ‘Ik kom spoedig’. Het antwoord van de gemeente is geen discussie over de laatste dingen, maar een even indringend gebed: ja, kom Heere Jezus (Openb. 22; 12, 20). Ons bidden is eigenlijk niet anders dan
het antwoord, de echo op het roepen van Jezus. Als je een wandeling door de Alpen maakt, ontmoet je soms ineens een prachtig bergmeertje. Helder blauw water omringd door massieve bergtoppen. De wandelaar die aan de kant van het meertje zijn handen voor de mond houdt en roept: ‘Ik kom’, hoort tot zijn verrassing onmiddellijk het antwoord van de overkant: ‘Kom’. ‘Ik kom’, zegt Jezus. ‘Kom’, zegt de gemeente op aarde c. Rekenen met de signalen van de tijd heeft in de derde plaats invloed op je levensstijl. In het verleden waren er christenen die zich terugtrokken op een eenzame plaats of zich lieten inmetselen in een spelonk ergens in de bergen. Via een luikje bezorgden hun medechristenen hun eten en drinken. Deze zogeheten heremieten meenden op deze manier zich het best te kunnen voorbereiden op de wederkomst van Christus, ver weg van de zondige wereld , die ons voortdurend op het verkeerde pad wil brengen. Daarover lezen we echter niets in de Bijbel. De wederkomstverwachting maakt ons niet passief, maar juist des te actiever. Waakzaam en werkzaam gaan in het levende geloof altijd hand in hand. De apostel Petrus zegt daar prachtige dingen over in zijn bief. Hij vertelt de gemeenteleden dat straks alles zal vergaan in het oordeel van God. De elementen zullen brandend versmelten. Wij verwachten overeenkomstig Gods belofte een nieuwe hemel en een nieuwe aarde. Alles wordt nieuw!! En daarom? Met de armen over elkaar gaan zitten? Je maar terugtrekken met een boekje in een hoekje? Het oude het oude laten en afwachten tot het nieuwe komt. Integendeel. Petrus schrijft: daarom geliefden, terwijl u deze dingen verwacht, beijver u om onbevlekt en smetteloos door Hem bevonden te worden in vrede ( 2 Petr. 3:14). Wederkomstverwachting heeft alles te maken met onze ‘way of life’ hier en nu. Verwachtende christenen willen nu al op de grote toekomst anticiperen door hun doen en laten af te stemmen op hoe het straks allemaal worden zal. ‘Áls ik wist dat Christus morgen terug kwam zou ik vandaag nog en appelboom planten’. Ongetwijfeld is dat het meest geciteerde woord dat aan Maarten Luther wordt toegeschreven. Ondanks alle onderzoek heeft nog nooit iemand het teruggevonden in de geschriften van de reformator. Maar het is wel helemaal in de geest van Maarten Luther. Uitzien betekent voor hem ook werken, dienstbaar zijn. Dienstbaar aan God, aan elkaar, aan de schepping. Omdat we een mooi nieuw huis verwachten, zo meende de hervormer uit Wittenberg, moeten we het oude lekke huis voor elkaar bewoonbaar houden. Zo waakzaam zijn, zo bidden, zo leven met het oog op het einde. De Geest van Pinksteren wil ons er bij helpen. Want de Geest en de Bruid zeggen kom. En laat hij die het hoort zegge: Kom (Openb. 22:17).