Shell U.I.E. specificatie van de Group Standaard voor hef‐ en hijs activiteiten
Voorwoord gebruikers richtlijn. Upstream International Europe documenten zijn gebaseerd op de ervaringen die men heeft opgedaan tijdens het ontwerp, de constructie, de exploitatie en het onderhoud van productie eenheden en faciliteiten. Deze ervaringen worden gecomplementeerd met de ervaringen die zijn opgedaan door werkmaatschappijen van de groep. Waar dat van toepassing is, zijn deze documenten gebaseerd op of verwijzen zij naar internationale, regionale, nationale en industriële standaarden. De doelstelling is een aanbevolen standaard op te stellen voor een goed ontwerp en goede technische methodieken die worden toegepast door de bedrijven van de Shell Group die een olieraffinaderij, een gasbewerkingsinstallaties, een chemische fabriek, een productiefaciliteit voor olie en gas of een andere soortgelijke faciliteit exploiteren en om op die manier maximaal technisch en economisch voordeel te behalen door standaardisatie. De informatie die in deze publicaties opgenomen is, wordt de gebruikers (hoger management en middenmanagement) aangeboden ter overweging. De beslissing tot implementatie berust bij hen. Dit is met name van belang in gevallen waarin UIE documenten niet alle vereisten en de diversiteit van de condities op de diverse locaties afdekken. Het systeem van UIE documenten zal naar verwachting voldoende flexibiliteit bieden om individuele werkmaatschappijen in staat te stellen de informatie die in UIE documenten wordt uiteengezet, aan te passen aan de eigen omgeving en behoeften. Wanneer aannemers of producenten/leveranciers gebruikmaken van UIE documenten, dragen zij de exclusieve verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van het werk en het bereiken van de vereiste ontwerp‐ en technische standaarden. Met name daar waar het die vereisten aangaat die niet specifiek worden behandeld, zal de principaal van hen verwachten dat zij zich houden aan de ontwerp methodes en de technische methodieken, die hetzelfde niveau van integriteit bewerkstelligen als in de UIE documenten tot uitdrukking wordt gebracht. In het geval van twijfel moet de aannemer of producent/leverancier de principaal of diens technische adviseur raadplegen, zonder dat dit hen ontslaat van hun eigen verantwoordelijkheid. Het recht om gebruik te maken van UIE documenten wordt door de werkmaatschappijen binnen Shell UIE verleend in het kader van “Service Agreements” met Shell UIE. Dat heeft tot gevolg dat er onderscheid kan worden gemaakt tussen twee categorieën gebruikers van UIE documenten: 1) Werkmaatschappijen die een “Service Agreement” met Shell UIE hebben afgesloten. Het gebruik van UIE documenten door deze werkmaatschappijen valt in alle opzichten onder de voorwaarden en bepalingen van het betreffende “Service Agreement”. 2) Andere partijen die geautoriseerd zijn om gebruik te maken van UIE documenten uit hoofde van contractuele regeling (als onderdeel van een “Service Agreement”of anderszins). Aannemers/onderaannemers en producenten/leveranciers onder contract bij gebruikers waarnaar onder 1) of 2) wordt verwezen, welk contract vereist dat aanbieders voor projecten, geleverde materialen, of, algemeen uitgedrukt, werkzaamheden die namens de desbetreffende gebruikers worden uitgevoerd, voldoen aan de relevante standaarden. Onder het voorbehoud van specifieke voorwaarden en condities die opgenomen zijn in specifieke contracten met gebruikers, aanvaardt Shell UIE geen enkele aansprakelijkheid van welke aard dan ook voor schade (wwaronder letselschade en overlijden) die door welk bedrijf of welke persoon dan ook geleden wordt als gevolg van of in verband met het gebruik, de toepassing of de implementatie van enig UIE document, een combinatie van UIE documenten of een deel daarvan, zelfs wanneer dat geheel of ten dele wordt veroorzaakt door nalatigheid van de zijde van Shell UIE. Deze vrijwaringsclausule strekt zich in elk opzicht uit tot Shell UIE en/of eventuele gelieerde bedrijven die UIE documenten verstrekken of het gebruik van UIE documenten vereisen. UIE documenten mogen, zonder dat dit afbreuk doet aan eventuele specifieke bepalingen met betrekking tot vertrouwelijkheid onder relevante contractuele regelingen, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van Shell UIE door gebruikers niet kenbaar worden gemaakt aan welk bedrijf of welke personen dan ook en de UIE documenten mogen uitsluitend worden gebruikt voor het doel waartoe deze aan de gebruiker zijn verstrekt. De UIE documenten, waaronder eventuele door gebruikers gemaakte kopieën, moeten na het gebruik worden teruggegeven aan Shell UIE. Eventuele kopieën mogen uitsluitend worden gemaakt wanneer Shell UIE daartoe schriftelijk toestemming heeft verleend. Het auteursrecht van UIE documenten berust bij Shell UIE. Gebruikers zijn gehouden er zorg voor te dragen dat UIE documenten op een veilige wijze worden bewaard en Shell UIE is gerechtigd om op welk moment dan ook naar eigen goeddunken toereikende informatie op te eisen ten einde met zekerheid te kunnen vaststellen op welke wijze deze vereiste door gebruikers wordt geïmplementeerd.
Inhoudsopgave 1
Inleiding. ............................................................................................................................. 8 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5 1.6
2
3
1.6.1 1.6.2
Taken en verantwoordelijkheden. ..................................................................................... 13 Manager. ......................................................................................................................................... 13 Vakbekwaam persoon..................................................................................................................... 13 Technische ondersteuning. ............................................................................................................. 13 Aangewezen persoon – Person In Charge (PIC). ........................................................................... 13 Vakbekwaam hef- en hijsteam........................................................................................................ 15 Uitvoerder hef- en hijswerken. ....................................................................................................... 15 Machinist. ....................................................................................................................................... 16 Rigger of technisch specialist. ........................................................................................................ 16 Hijsbegeleider/seingever. ............................................................................................................... 16 Aanpikker. ...................................................................................................................................... 17
3.1
De hef- en hijsactiviteiten definiëren. ............................................................................................. 18
3.2 3.3 3.4
De hef- en hijsactiviteiten categoriseren......................................................................................... 19 Plannen van hef- en hijsactiviteiten. ............................................................................................... 22 Taak Risico Analyse. ...................................................................................................................... 22
3.5
Technische ondersteuning. ............................................................................................................. 23
4.1 4.2
Risicoanalyse van de locatie. .......................................................................................................... 24 Omgevingsomstandigheden............................................................................................................ 24
4.3
Weersomstandigheden. ................................................................................................................... 29
4.4 4.5 4.6 4.7 4.8
Interferentie van radiosignalen. ...................................................................................................... 30 Chemicaliën en temperatuur met betrekking tot hef- en hijsmiddelen. .......................................... 30 Radioactiviteit................................................................................................................................. 32 Verlichting. ..................................................................................................................................... 32 Gevaarlijke locaties op basis van de atmosfeer. ............................................................................. 32
5.1 5.2 5.3 5.4 5.5 5.6 5.7
Bespreking voorafgaande aan het werk – Toolbox......................................................................... 33 Tien vragen voor veilig hijsen. ....................................................................................................... 33 Afsluitingen. ................................................................................................................................... 35 Het gebruik van stuurlijnen. ........................................................................................................... 35 De locatie van oppakken en plaatsen van de last. ........................................................................... 36 De last zekeren na afloop van de hef- en hijsactiviteiten................................................................ 37 Hef- en hijsactiviteiten afronden en beëindigen. ............................................................................ 38
7.1 7.2
Inleiding.......................................................................................................................................... 40 Kenmerken van de last. .................................................................................................................. 40
Het plannen en voorbereiden van veilige hef- en hijsactiviteiten. .................................... 18
3.4.1
4.3.1 4.3.2 4.3.3 4.3.4
6 7
De hef- en hijsactiviteiten in kaart brengen. .....................................................................................................................................................18 De omvang van de werkzaamheden definieren. .............................................................................................................................................18
Definitief maken van het “Hijsplan”. ..................................................................................................................................................................23
Werkgebied en externe omgevingsfactoren. ................................................................. 24 4.2.1 4.2.2 4.2.3 4.2.4 4.2.5 4.2.6
5
Inhuren van middelen. ..............................................................................................................................................................................................11 Contractwerkzaamheden. ........................................................................................................................................................................................12
2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 2.6 2.7 2.8 2.9 2.10
3.1.1 3.1.2
4
Doel en toepassing. ........................................................................................................................... 8 Wetgeving en hiërarchie met betrekking tot standaarden. ................................................................ 9 Shell’s Life-Saving Rules. ................................................................................................................ 9 Terminologie. ................................................................................................................................... 9 Toepassingsgebied. ......................................................................................................................... 10 Contractwerkzaamheden versus het inhuren van middelen. ........................................................... 11
Werken binnen een offshore omgeving. ............................................................................................................................................................24 Terrein omstandigheden. .........................................................................................................................................................................................24 Hoogte ............................................................................................................................................................................................................................26 Heffen en hijsen over gebouwen en installaties. .............................................................................................................................................28 Heffen en hijsen in gebouwen en installaties. ..................................................................................................................................................28 Diversen. .......................................................................................................................................................................................................................28 Wind. ..............................................................................................................................................................................................................................29 De toestand van het zeeoppervlak........................................................................................................................................................................29 Temperatuur. ................................................................................................................................................................................................................30 Andere weersomstandigheden. .............................................................................................................................................................................30
Uitvoeren van de hef- en hijsactiviteiten. ......................................................................... 33
Leren en registreren. ......................................................................................................... 39 Last.................................................................................................................................... 40 7.2.1 7.2.2
Massa, gewicht, kracht en belasting. ...................................................................................................................................................................40 Het zwaartepunt. .........................................................................................................................................................................................................41
Doc. Nr.: Revisie. Nr.: Datum: UIE-LIFHOI.SP.01 1 02.09.2010 Electronische kopieën zijn verkrijgbaar via de Shell U.I.E. CMS website.
Custodian: Peter Verhoef
Pagina: 3 van 134 pagina’s
Gedrukte ex. zijn niet gecontroleerde documenten.
7.2.3 7.2.4
7.3
Bevestiging van de last aan het hijswerktuig. ................................................................................. 46
7.4
Risico's ten gevolge van de last. ..................................................................................................... 49
8.1
Algemene eisen aan hef- en hijsmiddelen. ..................................................................................... 50
8.2
Eisen voor hijswerktuigen. ............................................................................................................. 53
8.3
Eisen voor hefwerktuigen. .............................................................................................................. 56
8.4
Eisen voor hef- en hijsgereedschappen........................................................................................... 58
7.3.1 7.3.2 7.3.3 7.3.4 7.3.5 7.3.6
8
Inleiding .........................................................................................................................................................................................................................46 Lasten zonder voorzieningen voor het bevestigen van hijsgereedschappen. ........................................................................................46 Lasten met voorzieningen voor tijdelijke bevestigingspunten voor hijsgereedschappen. ...............................................................46 Lasten die zijn voorzien van speciaal ontworpen hijsvoorzieningen. .....................................................................................................47 Arbeidsmiddelen met permanent gemonteerde hijsvoorzieningen. .........................................................................................................48 Transporthouders. ......................................................................................................................................................................................................48
Hef- en hijsmiddelen. ........................................................................................................ 50 8.1.1 8.1.2 8.1.3 8.1.4 8.1.5 8.1.6 8.1.7 8.1.8 8.1.9 8.1.10
Verklaring van overeenstemming. .......................................................................................................................................................................50 Gebruiksaanwijzing. .................................................................................................................................................................................................50 Inspectie. .......................................................................................................................................................................................................................51 Inspectieschema..........................................................................................................................................................................................................51 Definitie van inspectie. ............................................................................................................................................................................................52 Beoordelingsinstantie. ..............................................................................................................................................................................................52 Merken. .........................................................................................................................................................................................................................52 Toepassing van kleurcodes. ....................................................................................................................................................................................52 Documentatie – registratie. ...................................................................................................................................................................................53 Onderhoud en staat van hef‐ en hijsmiddelen. ..............................................................................................................................................53
8.2.1 8.2.2 8.2.3 8.2.4 8.2.5 8.2.6 8.2.7 8.2.8 8.2.9
Algemene eisen voor hijswerktuigen. .................................................................................................................................................................53 Mobiele kranen. ..........................................................................................................................................................................................................54 Torenkranen. ................................................................................................................................................................................................................54 Autolaadkranen. ..........................................................................................................................................................................................................54 Offshore kranen. .........................................................................................................................................................................................................55 Portaalkranen / bovenloopkranen .........................................................................................................................................................................55 Side booms. ..................................................................................................................................................................................................................55 Hijswerktuigen. ...........................................................................................................................................................................................................55 Lieren. ............................................................................................................................................................................................................................55
8.3.1 8.3.2 8.3.3 8.3.4 8.3.5 8.3.6
9
Het type materiaal. .....................................................................................................................................................................................................44 Afmetingen en mechanische kenmerken. ..........................................................................................................................................................44
8.4.1 8.4.2 8.4.3 8.4.4 8.4.5 8.4.6 8.4.7 8.4.8
Algemene eisen voor gemotoriseerde hefwerktuigen. ..................................................................................................................................56 Heftrucks. ......................................................................................................................................................................................................................56 Vijzels. ...........................................................................................................................................................................................................................56 Bouwliften. ...................................................................................................................................................................................................................56 Laadliften van voertuigen, systemen voor laden en lossen. ........................................................................................................................57 Grondverzetmachines. ..............................................................................................................................................................................................57 Kettingmateriaal. ........................................................................................................................................................................................................58 Stroppen (staalkabel). ...............................................................................................................................................................................................58 Kunststof hijsbanden. ...............................................................................................................................................................................................58 Balken. ...........................................................................................................................................................................................................................59 Werkbakken. ................................................................................................................................................................................................................59 “Personnel transfer carrier”. ...................................................................................................................................................................................59 Diverse gereedschappen. .........................................................................................................................................................................................59 Vaste hijsbalken en monorails. .............................................................................................................................................................................59
Personeel. .......................................................................................................................... 60 9.1 9.2 9.3
Algemeen bewustzijn met betrekking tot hef- en hijsactiviteiten. .................................................. 61 Opleidingsstandaarden en certificatie. ............................................................................................ 61 Internationale, bedrijfstakgebonden en erkende opleidingsstandaarden. ........................................ 61
9.4 9.5 9.6 9.7 9.8 9.9 9.10
Aanvullende opleidingen. ............................................................................................................... 63 Nederland: vakbekwaamheids- en opleidingseisen. ....................................................................... 64 Verenigd Koninkrijk en Ierland: vakbekwaamheids- en opleidingseisen....................................... 65 Noorwegen: vakbekwaamheids- en opleidingseisen. ..................................................................... 66 Verdere scholing en opfriscursussen. ............................................................................................. 67 Persoonlijke Beschermings Middelen. ........................................................................................... 67 Fysieke en medische voorwaarden. ................................................................................................ 67
10.1 10.2 10.3
Inleiding.......................................................................................................................................... 69 Basis principes voor een goede communicatie. .............................................................................. 69 Algemene overwegingen met betrekking tot communicatie........................................................... 69
10.4
De betrokken medewerkers. ........................................................................................................... 70
9.3.1 9.3.2 9.3.3 9.3.4
ISO/FDIS 15513.........................................................................................................................................................................................................62 Het OMHEC (Offshore Material Handling Equipment Committee). .....................................................................................................62 OPITO. ...........................................................................................................................................................................................................................62 Overige standaarden. ................................................................................................................................................................................................62
10 Aanbevolen communicatie voor veilige hef- en hijswerkzaamheden. ............................. 69
10.3.1 Hef- en hijswerkzaamheden plannen. .................................................................................................................................................................69 10.3.2 Toolbox. ........................................................................................................................................................................................................................69
Doc. Nr.: Revisie. Nr.: Datum: UIE-LIFHOI.SP.01 1 02.09.2010 Electronische kopieën zijn verkrijgbaar via de Shell U.I.E. CMS website.
Custodian: Peter Verhoef
Pagina: 4 van 134 pagina’s
Gedrukte ex. zijn niet gecontroleerde documenten.
10.5
Visueel contact, positie en zichtbaarheid. ....................................................................................... 70
10.6
Communicatiemethoden. ................................................................................................................ 71
10.7 10.8
Aanvullende informatie en het gebruik van camera’s. ................................................................... 72 Radioprocedures voor hef- en hijsactiviteiten. ............................................................................... 73
10.9 10.10
Hand- en armseinen. ....................................................................................................................... 75 Hand- en armseinen gebruiken. ...................................................................................................... 75
10.11
Leren en registreren ........................................................................................................................ 76
11.1 11.2 11.3 11.4
Inleiding.......................................................................................................................................... 77 Heffen en hijsen boven onder spanning/druk staande installaties categoriseren. ........................... 77 Beheers emaatregelen. .................................................................................................................... 77 Verdere veiligheidsmaatregelen waaraan aandacht moet worden besteed. .................................... 77
12.1 12.2 12.3 12.4 12.5 12.6
Inleiding.......................................................................................................................................... 78 Bijbehorende risico's en algemene voorzorgsmaatregelen. ............................................................ 78 Categorisering van werkzaamheden waarbij twee of meer hef- en hijswerktuigen worden gebruikt. 79 Beheers maatregelen. ...................................................................................................................... 79 Betrokken personeel. ...................................................................................................................... 79 Verschillende methoden om meerdere hef- en hijswerktuigen te gebruiken. ................................. 79
12.7
Uitvoering. ...................................................................................................................................... 81
13.1 13.2 13.3 13.4
Inleiding.......................................................................................................................................... 82 Zowel routinematige als niet-routinematige activiteiten. ............................................................... 82 Gelijktijdige activiteiten met meer dan één kraan. ......................................................................... 83 Een voorbeeld van een plattegrond met uitgebreide hijsactiviteiten. ............................................. 84
14.1 14.2 14.3 14.4 14.5 14.6 14.7
Inleiding.......................................................................................................................................... 85 De sterkte van het dek. ................................................................................................................... 85 Geschiktheid van de kraan. ............................................................................................................. 85 De kraan veilig op een dek vastzetten. ........................................................................................... 86 De lasttabel voor de specifieke situatie. ......................................................................................... 86 Weercriteria en de stabiliteit van het vaartuig. ............................................................................... 87 Zaken om te onthouden. ................................................................................................................. 87
15.1 15.2 15.3 15.4 15.5 15.6
Aanslaan van buisvormige lasten. .................................................................................................. 88 Boorbuizen hanteren met vorkheftrucks. ........................................................................................ 89 Vervoer. .......................................................................................................................................... 89 Opslag............................................................................................................................................. 89 Boorpijpen hanteren op boorplatforms. .......................................................................................... 89 Buisgrijper of buisgrijperkranen. .................................................................................................... 90
16.1 16.2
Transporthouder. ............................................................................................................................ 91 Hijsen met een strop. ...................................................................................................................... 91
10.5.1 Uit het zicht hijsen. ....................................................................................................................................................................................................70 10.5.2 Hijsen van personeel met een werkbak hangende aan een kraan. ............................................................................................................71 10.5.3 Personen verplaatsen met een “personnel carrier”. ........................................................................................................................................71 10.6.1 10.6.2 10.6.3 10.6.4
Communicatie principes. .........................................................................................................................................................................................71 Voordelen bij het gebruik van radioapparatuur. .............................................................................................................................................71 Voordelen bij het gebruik van hand- en armseinen. ......................................................................................................................................72 Hoorbare voorzieningen, het gebruik van codes en alarmsignalen..........................................................................................................72
10.8.1 10.8.2 10.8.3 10.8.4 10.8.5 10.8.6 10.8.7 10.8.8
Verbindingen tot stand brengen en radioapparatuur testen. ........................................................................................................................73 Radiokanalen selecteren en verbindingen tot stand brengen. .....................................................................................................................73 Kranen die gebruikmaken van verschillende kanalen. .................................................................................................................................73 Kranen die gebruikmaken van hetzelfde kanaal. ............................................................................................................................................73 Commucicatieprotocol en goede gewoontes. ...................................................................................................................................................73 Onderhouden van continue communicatie. ......................................................................................................................................................74 Bevestiging en begrijpen. ........................................................................................................................................................................................74 Zorg en veiligheid. .....................................................................................................................................................................................................75
10.10.1 Aanbevolen hand- en armseinen. .........................................................................................................................................................................76
11 Hijsen boven onder druk staande installaties. ................................................................... 77
12 Werken met twee of meer hef- en hijswerktuigen. ........................................................... 78
12.6.1 12.6.2 12.6.3 12.6.4 12.6.5
Een enkele last met behulp van twee kranen hijsen. .....................................................................................................................................79 Een enkele last met behulp van meer dan twee kranen hijsen. ..................................................................................................................80 Een last vanuit een horizontale positie in een verticale positie plaatsen of andersom. .....................................................................80 Gebruik van twee of meer rateltakels en/of kettingtakels. ..........................................................................................................................80 Combinaties waarbij twee of meer hef- en hijswerktuigen worden gebruikt. ......................................................................................80
13 Het opstellen van een "Hijsplan" voor omvangrijke activiteiten. ..................................... 82
14 Het gebruik van mobiele kranen op zeevaartuigen. .......................................................... 85
15 Buisvormige lasten hanteren. ............................................................................................ 88
16 Steigermateriaal en – planken hanteren. ........................................................................... 91
Doc. Nr.: Revisie. Nr.: Datum: UIE-LIFHOI.SP.01 1 02.09.2010 Electronische kopieën zijn verkrijgbaar via de Shell U.I.E. CMS website.
Custodian: Peter Verhoef
Pagina: 5 van 134 pagina’s
Gedrukte ex. zijn niet gecontroleerde documenten.
17 Transport stroppen. ........................................................................................................... 92 17.1 17.2 17.3 17.4
Inleiding.......................................................................................................................................... 92 Het gebruik van transport stroppen................................................................................................. 92 Geplastificeerde transport stroppen. ............................................................................................... 93 Gebruik nooit een kunststof strop als transport strop. .................................................................... 93
18.1 18.2 18.3
Algemeen........................................................................................................................................ 94 Certificaten, labels en markering. ................................................................................................... 94 FIBC’s. hijsen en vervoeren. .......................................................................................................... 95
18.4 18.5
Gevulde FIBC's opstapelen en opslaan........................................................................................... 96 FIBC’s gebruiken in een offshore omgeving. ................................................................................. 97
19.1 19.2 19.3 19.4 19.5 19.6
Inleiding.......................................................................................................................................... 98 Belangrijke waarschuwingen. ......................................................................................................... 98 Selecteren van een correct takel. .................................................................................................... 98 Controles voorafgaande aan het gebruik. ....................................................................................... 99 Takels installeren en in bedrijf nemen. ..........................................................................................100 Veilig werken met kettingtakels en rateltakels. .............................................................................100
19.7 19.8 19.9
Opslag, hantering en onderhoud in de gebruiksfase. .....................................................................102 Pneumatische takels.......................................................................................................................103 Takels onder water gebruiken........................................................................................................103
18 Veilig gebruik van FIBC's (Flexible Intermediate Bulk Containers). .............................. 94
18.3.1 Hijsen met kranen of takels. ...................................................................................................................................................................................95 18.3.2 Hijsen met vorkheftrucks. .......................................................................................................................................................................................95 18.3.3 FIBC's horizontaal vervoeren met vorkheftrucks. ..........................................................................................................................................95
19 Veilig gebruik van kettingtakels en rateltakels. ................................................................ 98
19.6.1 19.6.2 19.6.3 19.6.4
Altijd: .......................................................................................................................................................................................................................... 101 Nooit: ........................................................................................................................................................................................................................... 101 Meerdere rateltakels gebruiken om de last te verdelen. ............................................................................................................................ 102 Extra borging. ........................................................................................................................................................................................................... 102
19.9.1 Beleid ten aanzien van onderdompeling. ........................................................................................................................................................ 103
20 Werken met vorkheftrucks.............................................................................................. 104 20.1 20.2 20.3
Vorkheftrucks – toepassingsgebied van deze praktische richtlijn. ................................................104 Algemene veiligheidsoverwegingen. .............................................................................................104 De vorkheftruck controleren. .........................................................................................................104
20.4 20.5 20.6 20.7 20.8 20.9 20.10 20.11 20.12
Vorkheftruckmachinisten. .............................................................................................................105 Basisregels voor het besturen van vorkheftrucks...........................................................................105 Heffen en vervoeren van personen. ...............................................................................................107 Gebruik van hulpstukken voor vorkheftrucks. ..............................................................................107 Hanteren van boorpijpen. ..............................................................................................................107 Indeling en onderhoud van de werkplek. .......................................................................................108 Het gebruik op de openbare weg. ..................................................................................................108 Bedrijfsomstandigheden op ruw terrein.........................................................................................109 Parkeren. ........................................................................................................................................109
21.1 21.2 21.3 21.4 21.5 21.6
Inleiding en toepassingsgebied. .....................................................................................................110 Definitie. ........................................................................................................................................110 Algemene veiligheidsoverwegingen. .............................................................................................110 Besluiten om een werkbak te gebruiken. .......................................................................................111 Het veilig gebruik van een werkbak plannen en voorbereiden. .....................................................111 Vereisten voor middelen................................................................................................................111
21.7 21.8 21.9 21.10 21.11
Hijsgereedschappen. ......................................................................................................................112 Betrokken personeel. .....................................................................................................................112 Controlelijst. ..................................................................................................................................112 Extra eisen tijdens werkzaamheden met de werkbak. ...................................................................113 Bijlage: Aanbevolen controlelijst voor het gebruik van een werkbak. ..........................................114
22.1 22.2 22.3 22.4 22.5
Inleiding en toepassingsgebied. .....................................................................................................115 Een “personnel transfer carrier” gebruiken. ..................................................................................115 Planning en voorbereiding voor het veilig verplaatsen van personen............................................116 Risicobeoordeling. .........................................................................................................................116 Verantwoordelijkheden. ................................................................................................................116
20.3.1 Specifieke controles voorafgaande aan het gebruik van vorkheftrucks. ............................................................................................. 104 20.3.2 Onderhoud, inspectie en keuring. ...................................................................................................................................................................... 105
21 Hijsen van personeel met een werkbak hangende aan een kraan. .................................. 110
21.6.1 Inspectie voorafgaande aan het gebruik. ......................................................................................................................................................... 111
22 Personen verplaatsen met een “personnel carrier”.......................................................... 115
Doc. Nr.: Revisie. Nr.: Datum: UIE-LIFHOI.SP.01 1 02.09.2010 Electronische kopieën zijn verkrijgbaar via de Shell U.I.E. CMS website.
Custodian: Peter Verhoef
Pagina: 6 van 134 pagina’s
Gedrukte ex. zijn niet gecontroleerde documenten.
22.6
Factoren om rekening mee te houden, voorafgaand aan de verplaatsing. .....................................116
22.7
Extra vereisten voor verplaatsing. .................................................................................................118
22.6.1 Algemene hijsprocedure. ...................................................................................................................................................................................... 116 22.6.2 Belemmeringen. ....................................................................................................................................................................................................... 117 22.6.3 Weersomstandigheden. ......................................................................................................................................................................................... 117 22.6.4 Geschiktheid van het vaartuig dat bij de verplaatsing is betrokken. ..................................................................................................... 117 22.6.5 Hijsmiddelen............................................................................................................................................................................................................. 117 22.6.6 Bevestiging hijsgereedschappen – controle voorafgaande aan het gebruik. ...................................................................................... 117 22.6.7 “personnel transfer carrier” – onderhoud/testen/inspectie. ...................................................................................................................... 117 22.6.8 Opleiding. .................................................................................................................................................................................................................. 118 22.6.9 Communicatie. ......................................................................................................................................................................................................... 118 22.6.10 Briefing voorafgaande aan de verplaatsing. .................................................................................................................................................. 118 22.7.1 22.7.2 22.7.3 22.7.4
Overlevings- en persoonlijke beschermingsmiddelen. .............................................................................................................................. 118 Procedure tijdens de overplaatsing. .................................................................................................................................................................. 118 Reddingsplan. ........................................................................................................................................................................................................... 118 Gewond personeel overplaatsen. ....................................................................................................................................................................... 119
23 “Manriding” met behulp van lieren. ............................................................................... 120 23.1 23.2 23.3 23.4
Inleiding en toepassingsgebied. .....................................................................................................120 Plannen en voorbereiden voor veilige “manriding” activiteiten. ...................................................120 Betrokken personeel. .....................................................................................................................120 Middelen. .......................................................................................................................................121
23.5 23.6 23.7 23.8
Noodplannen en reddingsmiddelen. ..............................................................................................122 Inspecties voorafgaande aan gebruik. ............................................................................................122 De Toolbox. ...................................................................................................................................123 “Manriding” activiteiten uitvoeren. ...............................................................................................123
23.9
Leren en registeren: het “manriding”register.................................................................................125
23.4.1 23.4.2 23.4.3 23.4.4 23.4.5
Lier. .............................................................................................................................................................................................................................. 121 Het harnas. ................................................................................................................................................................................................................. 121 Persoonlijke Beschermings Middelen. ............................................................................................................................................................ 121 Koppelvoorzieningen. ........................................................................................................................................................................................... 122 Secundaire valbeveiligingsmiddelen. .............................................................................................................................................................. 122
23.8.1 23.8.2 23.8.3 23.8.4
Eisen met betrekking tot een continue bewaking. ....................................................................................................................................... 123 Communicatie en signalering. ............................................................................................................................................................................ 123 Operationele aspecten. .......................................................................................................................................................................................... 124 Duur van “manriding”activiteiten. .................................................................................................................................................................... 124
24 Terminologie en definities .............................................................................................. 126
Doc. Nr.: Revisie. Nr.: Datum: UIE-LIFHOI.SP.01 1 02.09.2010 Electronische kopieën zijn verkrijgbaar via de Shell U.I.E. CMS website.
Custodian: Peter Verhoef
Pagina: 7 van 134 pagina’s
Gedrukte ex. zijn niet gecontroleerde documenten.
1
Inleiding.
Het is een wettelijke eis, dat alle activiteiten waarbij hef‐ en hijsmiddelen zijn betrokken, worden gepland en dat deze onder doeltreffend toezicht worden uitgevoerd en beheerd op basis van het risico, de complexiteit van de activiteiten en de werkomgeving. (EU‐richtlijn 95/63/EEG, bijlage II, hoofdstuk 3.2.5). Dit document is bedoeld als ondersteuning voor top en middel management, die rechtstreeks betrokken zijn bij hef‐ en hijsactiviteiten, het inhuren en het oproepen van hef‐ en hijs diensten, het aanschaffen van hef‐ en hijsmiddelen en de veilige inzet van hef‐ en hijsmiddelen. Het hoofddoel is dat, ongeacht de locatie, door het volgen van de afzonderlijke stappen zoals beschreven in deze specificatie van de Group standard, elke hef‐ en hijsactiviteit op een veilige wijze wordt uitgevoerd, omdat de activiteit: ¾ Wordt uitgevoerd binnen het kader van een doeltreffend beheersysteem; ¾ Naar behoren is gepland; ¾ Ten aanzien van het risico is beoordeeld; ¾ Er toezicht wordt gehouden; en ¾ Wordt uitgevoerd met competent personeel en met de juiste middelen. De wijze waarop deze Standaard is ingedeeld, sluit aan bij de telkens opnieuw terugkerende stappen van het proces voor het plannen en beheren van hef‐ en hijsactiviteiten: ¾ Definiëren; ¾ Plannen; ¾ Uitvoeren; ¾ Leren en registreren. Aparte hoofdstukken behandelen de last die verplaatst moet worden (hoofdstuk 7), voorziet in de regels en voorschriften voor de hef‐ en hijsmiddelen (hoofdstuk 8) en gaat in op de vereisten met betrekking tot het opleiden en de competentie van personeel (hoofdstuk 9). Hoofdstuk 10 bevat praktische richtlijnen en werkprocedures. Alternatieve procedures zouden uitsluitend moeten worden toegepast waar deze een zelfde of een hoger niveau aan veiligheid garanderen. Op basis van ervaringen in het verleden, goede gebruiken of incidenten onderzoek, zijn er binnen Shell UIE‐activiteiten specifieke vereisten van Shell UIE die verplicht zijn gesteld. Daar het Shell‐gebonden verplichtingen betreft, die niet worden ondersteund door wet‐ en regelgeving, zijn deze verplichtingen in deze Standaard gemarkeerd met het Shell‐logo.
1.1 Doel en toepassing. Deze Shell UIE CMS‐specificatie van de Group Standaard voor hef‐ en hijs activiteiten behelst het veilige gebruik en de veilige toepassing van alle hef‐ en hijsmiddelen voor activiteiten op onshore en offshore Shell UIE‐installaties, waaronder die welke door aannemers worden uitgevoerd. Naleving van deze Standaard is verplicht voor alle middelen van Shell UIE en voor alle middelen die door Shell UIE‐aannemers worden geleverd die worden gebruikt ter ondersteuning van Shell UIE‐ activiteiten met betrekking tot Shell UIE‐installaties. In afzonderlijke HSE‐gevallen waarin hef‐ en hijsactiviteiten met meer beperkingen zijn gedefinieerd, moeten de desbetreffende plaatselijke HSE‐voorschriften worden gevolgd. In situaties waarin de voorschriften van aannemers die van deze Standaard overtreffen, moet de desbetreffende standaard van de aannemer worden gevolgd. Doc. Nr.: Revisie. Nr.: Datum: UIE-LIFHOI.SP.01 1 02.09.2010 Electronische kopieën zijn verkrijgbaar via de Shell U.I.E. CMS website.
Custodian: Peter Verhoef
Pagina: 8 van 134 pagina’s
Gedrukte ex. zijn niet gecontroleerde documenten.
De noodzaak tot naleving van deze Standaard op installaties van aannemers die Shell UIE‐ werkzaamheden uitvoeren, moet worden beoordeeld en moet, waar dat nodig wordt geacht, contractueel worden vastgelegd. Als Shell UIE de uren en HSE‐incidenten van een aannemer bijhoudt, moet de desbetreffende aannemer deze Standaard naleven of aantonen dat diens eigen standaarden, procedures en/of richtlijnen voorzien in een vergelijkbare garantie dat de gevaren die zijn verbonden aan de bijbehorende hef‐ en hijsactiviteiten worden beheerd met een veiligheidsniveau dat gelijk is aan of dat hoger is dan het niveau dat in deze Standaard is beschreven.
1.2 Wetgeving en hiërarchie met betrekking tot standaarden. Bij het toepassen van deze Standaard moet te allen tijde rekening worden gehouden met plaatselijke wet‐ en regelgeving. In het geval van conflicten prevaleert de plaatselijke wet‐ en regelgeving boven deze Standaard. Deze Standaard omvat voorschriften en richtlijnen die via verwijzingen in de tekst zijn opgenomen en omvat de Standaarden, specificaties en richtlijnen, zoals deze zijn uiteengezet in de Shell Group-standaarden voor gezondheid, veiligheid, het milieu en sociale prestaties (sectie 04 – heffen en hijsen), de algemene HSE‐Standaarden EP2005-0264-ST, EP2005-0264SP-01 en EP2005-0264-GL-01 voor Heffen en Hijsen in dit UIE CMS. Tenzij anders is overeengekomen, moeten de meest recente versie van de verwijzingen worden gebruikt. Andere erkende bedrijfstakgebonden standaarden moeten worden gebruikt als een aanvulling op plaatselijke voorschriften wanneer deze onvolledig zijn, op voorwaarde dat kan worden aangetoond dat de desbetreffende bedrijfstakgebonden standaarden gelijk zijn aan of beter zijn dan de vereisten en richtlijnen die in deze Standaard zijn uiteengezet.
1.3 Shell’s Life-Saving Rules. Onze 12 Life Saving Rules vormen de volgende stap in onze Goal Zero reis. Deze regels beschrijven duidelijk en eenvoudig wat wel en niet mag met betrekking tot activiteiten met het grootst mogelijke veiligheidsrisico. Ze helpen ons te verzekeren dat de regels worden nageleefd en dat mensen beschermd zijn. Opzettelijke niet‐naleving van de Life Saving Rules en/of eventuele HSSE‐procedures op locaties leidt tot disciplinaire maatregelen, waaronder een mogelijke beëindiging van het dienstverband.
1.4 Terminologie. In de gehele bedrijfstak worden de woorden “heffen” en “hijsen” gehanteerd alsof deze onderling uitwisselbaar zouden zijn. Hoewel zowel bij heffen als hijsen een last verticaal wordt verplaatst, is er een duidelijk verschil: ¾ Hijsen is een activiteit waarbij last wordt opgehangen en waarbij deze vrij hangt, zoals aan een kraan, kettingtakel, balkenklem, enzovoort. ¾ Heffen is een activiteit waarbij de last op een gecontroleerde en geleide wijze wordt opgeheven,normaal gesproken via de onderkant van de last met bijvoorbeeld een vorkheftruck,schroefvijzels,hydraulische vijzels, enzovoort. In deze Standaard worden de woorden heffen en hijsen correct en zo consistent mogelijk en praktisch uitvoerbaar toegepast. In sommige specifieke situaties en voor sommige activiteiten is een veelgebruikte term of algemene uitdrukking mogelijk zo ingeburgerd dat is besloten om die specifieke en veelgebruikte uitdrukking te hanteren. Teneinde deze Standaard zo consistent mogelijk te schrijven, is er een apart hoofdstuk opgenomen dat voorziet in een overzicht met alle termen en definities die in deze Standaard worden gebruikt. Er is, rekening houdende met het feit dat er binnen de bedrijfstak voor functies, verantwoordelijkheden of middelen meerdere termen worden gebruikt, in het overzicht met termen en definities tevens een kolom met synoniemen opgenomen voor termen die in deze Standaard worden gebruikt.
Doc. Nr.: Revisie. Nr.: Datum: UIE-LIFHOI.SP.01 1 02.09.2010 Electronische kopieën zijn verkrijgbaar via de Shell U.I.E. CMS website.
Custodian: Peter Verhoef
Pagina: 9 van 134 pagina’s
Gedrukte ex. zijn niet gecontroleerde documenten.
1.5 Toepassingsgebied. Deze Standaard is van toepassing op mechanische hef‐ en hijsactiviteiten binnen Shell UIE, waartoe hef‐ en hijsmiddelen worden gebruikt, zoals in het volgende schema is weergegeven, en op alle hef‐ en hijsactiviteiten die niet specifiek zijn uitgesloten. Het schema omvat de hoofdcategorieën, maar is niet beperkt tot de categorieën die worden vermeld. Schema 1:
Hef‐ en hijsmiddelen
Hef‐ en hijswerktuigen hoofdstuk 8.1, 8.2 en 8.3
Hijsen: H. 8.2 Mobiele kranen H. 8.2.2 H. 8.2.3 Torenkranen H. 8.2.4 Autolaadkranen Offshore kranen H. 8.2.5 Portaalkranen / bovenloopkranen H. 8.2.6 Side booms H. 8.2.7 H. 8.2.8 Takels Rateltakel Handkettingtakel Staalkabeltrekker H. 8.2.9 Lieren Heffen: H. 8.3 Heftrucks H. 8.3.2 Reach truck Aangedreven palletruck Stapelaar H. 8.3.3 Vijzels Bouwliften H. 8.3.4 Autolaadkleppen, systemen voor laden en lossen H. 8.3.5 Kabelsysteem Portaalsysteem Haakarmsysteem Grondverzetmachines H. 8.3.6 Shovels
Hef‐ en hijsgereedschappen hoofdstuk 8.1 en 8.4
Kettingmateriaal H. 8.4.1 Stroppen (ketting) Sluitingen Plaatklemmen Oogbouten en wartels Wigklemmen Haken Hijsogen en bouten Balkklemmen Blokschijven Loopkatten Diversen Stroppen (staalkabel) H. 8.4.2 Kunststof hijsbanden H. 8.4.3 Balken: H. 8.4.4 Hijsbalken Uithouders Evenaars Hijsframes H. 8.4.5 Werkbakken “Personnel transfer carrier” H. 8.4.6 Diversen: H. 8.4.7 Pallethaken Klemmen Vaste hijsbalken en monorails H. 8.4.8
Transporthouders = last hoofdstuk 7.3.6 en 8.1
Lading Transport Eenheden, CCU's (Cargo Carrying Units) Containers Skids Skips Vatenrekken Gascilinderrekken Pijprekken Frames Flexibele stratgoedhouders Netten Bakken Kabelspanners Pallets
Doc. Nr.: Revisie. Nr.: Datum: UIE-LIFHOI.SP.01 1 02.09.2010 Electronische kopieën zijn verkrijgbaar via de Shell U.I.E. CMS website.
Custodian: Peter Verhoef
Pagina: 10 van 134 pagina’s
Gedrukte ex. zijn niet gecontroleerde documenten.
Deze Standaard gaat niet in op: ¾ Activiteiten met betrekking tot “drilling crownblok, travelling block en top drive”; ¾ Scheepsankerhandelingen, sleepvaart‐ en gewone scheepvaartactiviteiten die niet rechtstreeks aan E&P‐activiteiten zijn gerelateerd, zoals het onderhoud van schepen; ¾ Functiebeproeving van en rampenoefeningen met reddingsboten en reddingsvlotten; ¾ Hef‐ en hijsactiviteiten met helikopters; ¾ Operaties met duikers; ¾ Grondverzetmachines en activiteiten met grondverzetmachines; ¾ Het kappen van bomen en het bijbehorende verplaatsen van hout; ¾ Valbeveiliging en klimuitrustingen; ¾ Werken op hoogte; ¾ Hoogwerkers; ¾ Goederen‐ en personenliften.
1.6 Contractwerkzaamheden versus het inhuren van middelen. Er zijn verscheidene redenen waarom het van belang is om de belangrijkste verschillen tussen contractwerkzaamheden en het inhuren van middelen te benadrukken. Het betreft de volgende redenen: ¾ De verantwoordelijkheid voor het plannen, voorbereiden en beheren van hef‐ en hijsactiviteiten; ¾ De kennis van en het inzicht in hef‐ en hijsactiviteiten van de Person In Charge; ¾ Verschillen met betrekking tot verantwoordelijkheden voor verzekeringen. 1.6.1 Inhuren van middelen. Volgens de voorwaarden van een standaard huurovereenkomst van hef‐ en hijsmiddelen, vallen de middelen en het personeel betrokken bij hef‐ en hijsactiviteiten onder de verantwoordelijkheid van de hurende organisatie. De hurende organisatie is verantwoordelijk vanaf het moment dat de kraan de openbare weg verlaat en de locatie oprijdt of vanaf het moment dat de middelen op de locatie worden afgeleverd en voor de ontvangst wordt getekend. De Person In Charge is verantwoordelijk voor de gehele planning, alle benodigde beheermaatregelen en alle betrokken personeelsleden en middelen. In aanvulling hierop, is de principaal in de meeste gevallen verantwoordelijk voor het regelen van verzekeringen met betrekking tot: het verlies van of schade aan installaties, hef‐ en hijsmiddelen, het verlies van of schade aan de goederen die worden verplaatst en doorlopende huurbedragen in gevallen waarin de middelen niet kunnen worden gebruikt ten gevolge van verlies of beschadiging en juridische aansprakelijkheid. (Verzekeringskwesties maken geen deel uit van deze Standaard en worden uitsluitend vermeld voor het genereren van begrip voor het verschil tussen contractwerkzaamheden en het inhuren van middelen). Met betrekking tot hef‐ en hijsactiviteiten die worden uitgevoerd met gehuurde middelen, moet rekening worden gehouden met het volgende: ¾ De Person In Charge moet over kennis en inzicht beschikken met betrekking tot alle aspecten van de hef‐ en hijsactiviteiten. ¾ De Person In Charge is verantwoordelijk voor het plannen, voorbereiden, uitvoeren en leiden van de hef‐ en hijsactiviteiten, zoals deze zijn beschreven in de hoofdstukken 2 tot en met 7 van deze Standaard. ¾ De eigenaar van de middelen moet hef‐ en hijsmiddelen leveren die volledig voldoen aan de toepasselijke regels en voorschriften. Dit is beschreven in hoofdstuk 8 van deze Standaard. ¾ De eigenaar van de kraan of middelen moet zorg dragen voor een competente machinist die is opgeleid en gecertificeerd volgens de regels en voorschriften, zoals deze zijn beschreven in hoofdstuk 9 van deze Standaard. Doc. Nr.: Revisie. Nr.: Datum: UIE-LIFHOI.SP.01 1 02.09.2010 Electronische kopieën zijn verkrijgbaar via de Shell U.I.E. CMS website.
Custodian: Peter Verhoef
Pagina: 11 van 134 pagina’s
Gedrukte ex. zijn niet gecontroleerde documenten.
1.6.2 Contractwerkzaamheden. Vervolgens de voorwaarden van een standaardcontract voor hef‐ en hijsactiviteiten, is de eigenaar van de middelen verantwoordelijk voor de middelen en het personeel dat bij de middelen is geleverd, waaronder de Technische ondersteuning en het daadwerkelijke toezicht op de activiteiten. In deze situaties is de eigenaar van het contract verantwoordelijk voor de gehele planning, alle benodigde beheermaatregelen, alle personeelsleden en de betrokken middelen. Met betrekking tot hef‐ en hijsactiviteiten die worden uitgevoerd als contractwerkzaamheden, moet rekening worden gehouden met het volgende: ¾ De Person In Charge beschikt niet noodzakelijkerwijs over de kennis en het inzicht met betrekking tot alle aspecten van de hef‐ en hijsactiviteit omdat deze wordt ondersteund met Technische Support. ¾ De eigenaar van het contract is verantwoordelijk voor het plannen, voorbereiden, uitvoeren en leiden van de hef‐ en hijsactiviteiten, zoals deze zijn beschreven in de hoofdstukken 2 tot en met 7 van deze Standaard. ¾ De eigenaar van het contract moet hef‐ en hijsmiddelen leveren die volledig voldoen aan de toepasselijke wet‐ en regelgeving. Dit is beschreven in hoofdstuk 8 van deze Standaard. ¾ De eigenaar van het contract moet zorg dragen voor competente medewerkers die zijn opgeleid en gecertificeerd volgens de regels en voorschriften, zoals deze zijn beschreven in hoofdstuk 9 van deze Standaard. Het is van belang op te merken, dat standaard verhuurovereenkomsten uitsluitend contractwerkzaamheden worden wanneer de eigenaar van de hef‐ en hijsmiddelen voorziet in de technische ondersteuning en het toezicht op de activiteiten en dientengevolge de aansprakelijkheid voor het plannen en leiden van de hef‐ en hijsactiviteiten aanvaardt. Het specificeren van het correcte type contract zal uiteindelijkheid zorgen voor een hogere veiligheid en garandeert dat het correcte werksysteem wordt gehanteerd. Onder de voorwaarden van gecontracteerde hef‐ en hijswerkzaamheden, blijven bepaalde elementen van de aansprakelijkheid nog steeds bij de opdrachtgever. Deze zou daarom moeten voorzien in een adequate verzekering om zich in te dekken tegen incidenten die bijvoorbeeld voortvloeien uit: ¾ Eigen nalatigheid; ¾ Gebrekkige of instabiele bodemomstandigheden; ¾ Gebrekkige of foutieve informatie die is verstrekt met betrekking tot de goederen die worden verplaatst.
Doc. Nr.: Revisie. Nr.: Datum: UIE-LIFHOI.SP.01 1 02.09.2010 Electronische kopieën zijn verkrijgbaar via de Shell U.I.E. CMS website.
Custodian: Peter Verhoef
Pagina: 12 van 134 pagina’s
Gedrukte ex. zijn niet gecontroleerde documenten.
2
Taken en verantwoordelijkheden.
In dit hoofdstuk worden de taken en verantwoordelijkheden gedefinieerd van personeel dat is betrokken bij hef‐ en hijsactiviteiten. Dit hoofdstuk vermeldt hun elementaire aansprakelijkheden en verantwoordelijkheden. Dit hoofdstuk gaat niet in op vakbekwaamheidseisen met betrekking tot opleidingen en certificatie. Zie hoofdstuk 9 van deze Standaard voor informatie over de vereiste opleiding en certificatie van personeel dat is betrokken bij hef‐ en hijsactiviteiten.
2.1 Manager. Een manager is de persoon die door de bedrijfsleider wordt aangewezen als de verantwoordelijke voor een afzonderlijk bedrijfsmiddel, een set van bedrijfsmiddelen, een team of een activiteit binnen een bedrijf of taak. De manager wijst aan personen binnen de organisatie taken en verantwoordelijkheden toe met betrekking tot de implementatie van het HSSE Control Framework. De term manager betreft een praktische beschrijving van de taak en niet noodzakelijkerwijs een functie. De functie geeft gewoonlijk uitdrukking aan het type bedrijfsmiddel, team of activiteit waaraan leiding wordt gegeven, zoals bijvoorbeeld refinery of chemicals site manager, clustermanager, retail network manager, projectmanager, fleet manager, general manager shared services centre, country controller,office director. De manager is verantwoordelijk voor: 9 Het beheren van de vakbekwaamheid van alle mensen die toezicht houden op middelen voor hef‐ en hijsactiviteiten of die dergelijke middelen bedienen, inspecteren en onderhouden. Een en ander in overeenstemming met de eisen aan vakbekwaamheid. 9 Het inspecteren, onderhouden en certificeren van middelen die worden gebruikt voor heffen en hijsen. Dit betreft onder meer het volgende: o Er zorg voor dragen dat er uitsluitend middelen worden gebruikt die geschikt zijn voor het doel en de bedrijfsomstandigheden waartoe deze worden gebruikt en die voldoen aan een internationaal erkende standaard. o Het inspecteren van hef‐ en hijsmiddelen. Hef‐ en hijsmiddelen moeten ten minste eenmaal per jaar worden geïnspecteerd en middelen voor het hijsen van personen moeten ten minste om de zes maanden worden geïnspecteerd. 9 Het opstellen en bijhouden van procedures voor alle hef‐ en hijsactiviteiten, waaronder werkinstructies voor gebruikers.
2.2 Vakbekwaam persoon. De definitie van een vakbekwaam persoon is volgens de ISO 15513‐standaard: Een persoon die over voldoende theoretische kennis, over praktijkervaring en over de vereiste kwaliteiten voor de desbetreffende taak beschikt. Een vakbekwaam persoon is in staat om de activiteiten binnen een beroep volgens de verwachte maatstaven voor desbetreffende taken uit te voeren
2.3 Technische ondersteuning. Een persoon die voorziet in technische ondersteuning is binnen het kader van deze Standaard gedefinieerd als iemand die in technisch opzicht vakbekwaam is en in staat is om een geïnformeerd en objectief oordeel te vellen met betrekking tot een operationeel plan voor heffen en hijsen of een installatieprocedure en die voorziet in een onafhankelijke technische beoordeling. Personen die voorzien in technische ondersteuning moeten technisch vakbekwaam zijn met betrekking tot het kennisgebied waarop zij om advies worden gevraagd.
2.4 Aangewezen persoon – Person In Charge (PIC). Dit is volgens de ISO 12480‐1‐standaard: Een vakbekwaam persoon die is belast met het algehele beheer van de kraanactiviteit en die handelt namens het management van de organisatie waarvoor de last moet worden verplaatst (de opdrachtgever).
Doc. Nr.: Revisie. Nr.: Datum: UIE-LIFHOI.SP.01 1 02.09.2010 Electronische kopieën zijn verkrijgbaar via de Shell U.I.E. CMS website.
Custodian: Peter Verhoef
Pagina: 13 van 134 pagina’s
Gedrukte ex. zijn niet gecontroleerde documenten.
De Person In Charge is gedefinieerd als een specifiek bepaald persoon die door zijn bedrijf is aangewezen als de persoon die beschikt over het vereiste niveau van vakbekwaamheid voor het plannen en leiden van de specifieke hef‐ en hijsactiviteit, zoals hierna is beschreven. De Person In Charge moet beschikken over de praktische vaardigheden, theoretische kennis en het vermogen om risico beoordelingen uit te voeren, om planningen van hef‐ en hijswerkzaamheden op te stellen en te beoordelen en om vergaderingen voorafgaande aan de uitvoering te leiden en deze persoon moet beschikken over de leidinggevende vaardigheden en ervaring die zijn vereist voor het organiseren van de desbetreffende hef‐ en hijsactiviteit. Typische voorbeelden van een Person In Charge zijn offshore engineer, vessel master of deck officer, dive supervisor, shift supervisor, hoofd mijnbouw installatie, maintenance supervisor, construction manager, projectmanager, enzovoort. De Person In Charge geeft al dan niet leiding aan de hef‐ en hijsactiviteit, maar vormt in elk geval het middelpunt van autoriteit met betrekking tot de veiligheid en technische aspecten van de activiteit. De Person In Charge behoort de beperkingen van zijn vakbekwaamheid te kennen en respecteren en moeten weten wanneer technische ondersteuning noodzakelijk is. De Person In Charge persoon kan verzoeken om een beoordeling door een technische autoriteit als hij of zij aanvullende technische ondersteuning nodig heeft. De Person In Charge: 9 Categoriseert de activiteiten, voert een risicobeoordeling uit en ontwikkelt de planning voor de hef‐ en hijsactiviteiten; 9 Beoordeelt de “Planning van de hef‐ en hijswerkzaamheden” en zorgt ervoor dat de vereiste beheers maatregelen zijn geïmplementeerd; 9 Selecteert de hef‐ en hijsmiddelen en stelt zeker, dat deze zijn geïnspecteerd en dat deze geschikt zijn voor het desbetreffende gebruik; 9 Controleert of de lastintegriteit en ‐stabiliteit toereikend zijn; 9 Selecteert mensen en zorgt ervoor dat de betrokkenen vakbekwaam zijn voor het uitvoeren van hun taken, dat zij zich bewust zijn van de taak en de procedures die moeten worden gevolgd en dat zij zich bewust zijn van hun verantwoordelijkheden; 9 Informeert mensen die betrokken zijn bij de hef‐ en hijsactiviteiten of op wie deze van invloed zijn en is verantwoordelijk voor de Toolbox die aan de uitvoering vooraf gaat; 9 Wijst een teamlid aan als leider van het team dat de hef‐ en hijsactiviteit uitvoert. Dit zal normaal gesproken de hijsbegeleider zijn; 9 Past de “10 vragen voor veilig hijsen” toe voordat met de hef‐ en hijsactiviteit wordt gestart; 9 Draagt er zorg voor dat de activiteiten volgens het plan worden uitgevoerd. Schort de activiteiten op als er wijzigingen of omstandigheden (zoals wind) optreden die tot een afwijking van het plan zouden kunnen leiden; 9 Bepaalt samen met de kraanmachinist en de kapitein van het bevoorradingsschip, wanneer met bevoorradingsschepen wordt gewerkt, of de weersomstandigheden toereikend zijn voor laad‐ en losactiviteiten. De Person In Charge behoudt het recht om kraanactiviteiten stop te zetten, maar zal een besluit van de kraanmachinist en/of de kapitein van het schip om niet te laden/lossen niet naast zich neerleggen. 9 Bewaakt de prestaties van al het betrokken personeel om er zeker van te zijn, dat adequate standaarden met betrekking tot uitvoering worden gevolgd; 9 Autoriseert alle activiteiten die betrekking hebben op het hijsen van personen; 9 Beheert eventuele speciale problemen, zoals taalbarrières en nieuwe/onervaren personeelsleden; 9 Controleert dat er geen sprake is van afwijken van standaarden voor routinematige werkzaamheden; 9 Houd rekening met samenvallende of gelijktijdige activiteiten die van invloed zijn op of die worden beïnvloed door de hijswerkzaamheden, zoals helikopteroperaties, reinigingsactiviteiten, ballastbeheer, andere kranen;
Doc. Nr.: Revisie. Nr.: Datum: UIE-LIFHOI.SP.01 1 02.09.2010 Electronische kopieën zijn verkrijgbaar via de Shell U.I.E. CMS website.
Custodian: Peter Verhoef
Pagina: 14 van 134 pagina’s
Gedrukte ex. zijn niet gecontroleerde documenten.
9
Houd een nabespreking en registreert feedback die kan worden gebruikt voor soortgelijke toekomstige activiteiten, zodat het algemene veiligheidsniveau van hef‐ en hijsactiviteiten mogelijk wordt verbeterd.
2.5 Vakbekwaam hef- en hijsteam. Er moet uitsluitend toepasselijk opgeleid en ervaren personeel worden geselecteerd. Het betreft personen: ¾ Bij wie hun vakbekwaamheid met betrekking tot het leiden en/of uitvoeren van het type hef‐ en hijsactiviteiten is onderkend als zijnde toereikend voor de specifieke activiteit; ¾ Die beschikken over ervaring en die blijk hebben gegeven van vakkundigheid met betrekking tot het veilige gebruik en de veilige bediening van de middelen en technieken die zijn vereist voor het uitvoeren van de desbetreffende activiteiten in de geldende situatie en omstandigheden. Al het personeel draagt dezelfde verantwoordelijkheid tot het kennen en het werken binnen het bereik van de eigen vakkundigheid en ervaring ten behoeve van het voltooien van de hef‐ en hijsactiviteiten. Zij zijn verplicht om de Toolbox bij te wonen en daaraan deel te nemen en voorafgaande aan het gebruik van de hef‐ en hijsmiddelen deze te inspecteren. Als een lid van het hef‐ en hijsteam vermoedt dat de activiteit zijn vakkundigheids niveau of ervaring overschrijdt of zich zorgen maakt over de veiligheid van de verrichtingen, moet de activiteit worden gestaakt, totdat een geschikte persoon met de vereiste vakkundigheid bijstand kan verlenen of de taken van de desbetreffende persoon kan overnemen. Een vakbekwaam hef‐ en hijsteam heeft altijd te maken met ten minste drie specifieke taken die moeten worden uitgevoerd: 1. Het vastzetten van de last aan en het losmaken van de last van het hef‐ en hijswerktuig. 2. Het geven van het bedieningssignaal aan de persoon die het hef‐ en hijswerktuig bedient. 3. Het bedienen van het hef‐ en hijswerktuig. Op basis van de drie specifieke taken die moeten worden uitgevoerd, zou een vakbekwaam hef‐ en hijsteam altijd moeten bestaan uit ten minste drie teamleden, één persoon voor elk van de vermelde taken. De leider van dit team is te allen tijde de persoon die verantwoordelijk is voor het doorgeven van het bedieningssignaal aan de persoon die het werktuig bediend; de hijsbegeleider. Alleen onder bijzondere omstandigheden en na het uitvoeren van een grondige risicobeoordeling mogen hef‐ en hijsactiviteiten worden uitgevoerd door een hef‐ en hijsteam dat slechts uit twee personen bestaat. Voorwaarden waaraan met betrekking tot deze uitzondering absoluut moet worden voldaan, zijn: 1. De hef‐ en hijsactiviteiten zijn gecategoriseerd als Routine activiteiten. 2. Beide leden van het team dat uit twee personen bestaat, dat wil zeggen, de persoon die het werktuig bedient en de hijsbegeleider, zijn competent, vaardig en ervaren en hebben aan de Person In Charge bevestigd dat zij de activiteiten op een veilige wijze kunnen uitvoeren. 3. Normale werk‐, omgevings‐ en weersomstandigheden. In deze situatie bedient het eerste teamlid het werktuig en het tweede teamlid combineert de taken van het vastzetten van de last, het doorgeven van de bedieningssignalen aan de persoon die het werktuig bedient en het losmaken van de last.
2.6 Uitvoerder hef- en hijswerken. Er is mogelijk een uitvoerder hef‐ en hijswerken vereist voor een actief toezicht op de hef‐ en hijsactiviteiten op de locatie. Wanneer een uitvoerder hef‐ en hijswerken nodig is, moet dit uitgaan van de Person In Charge. De uitvoerder hef‐ en hijswerken zal worden tóegevoegd aan het
Doc. Nr.: Revisie. Nr.: Datum: UIE-LIFHOI.SP.01 1 02.09.2010 Electronische kopieën zijn verkrijgbaar via de Shell U.I.E. CMS website.
Custodian: Peter Verhoef
Pagina: 15 van 134 pagina’s
Gedrukte ex. zijn niet gecontroleerde documenten.
vakbekwame hef‐ en hijsteam, zoals is beschreven in hoofdstuk 2.5. Een uitvoerder hef‐ en hijswerken mag nooit ofte nimmer een van de leden van het hef‐ en hijsteam vervangen. Een uitvoerder hef‐ en hijswerken is binnen het kader van deze Standaard gedefinieerd als de persoon die is belast met het actieve toezicht op hef‐ en hijsactiviteiten op de locatie. Het toezicht zou in verhouding moeten staan tot de blootstelling aan risico en de complexiteit die met de hef‐ en hijsactiviteit gepaard gaan en tot de ervaring en capaciteiten van het personeel dat bij hef‐ en hijsactiviteiten is betrokken. Het niveau van vakbekwaamheid van een uitvoerder hef‐ en hijswerken is hoger dan dat van een kraanmachinist. Daarbij moet hij over leidinggevende vaardigheden, kennis van toepasselijke regels en voorschriften en een basis kennis van engineering hebben en bewezen ervaring met betrekking tot hef‐ en hijsactiviteiten. Alle taken van de Person In Charge kunnen aan een uitvoerder hef‐ en hijswerken worden gedelegeerd. Het overnemen van de verantwoordelijkheid en handelen namens het management van de organisatie waarvoor de last moet worden verplaatst, is niet mogelijk, tenzij de hef‐ en hijsactiviteiten worden uitgevoerd als contractwerkzaamheden. (zie hoofdstuk 1.5.2).
2.7 Machinist. Een machinist is een vakbekwaam persoon die volgens de toepasselijke regels en voorschriften volledig bevoegd is en die is geautoriseerd om de middelen te gebruiken. De machinist is verantwoordelijk voor het voorafgaande aan het gebruik inspecteren van het werktuig (de werktuigen) en voor het correcte gebruik van de middelen. Het bedienen van het werktuig vergt de volledige aandacht van de machinist, die nooit ofte nimmer mag worden belast met aanvullende taken of verantwoordelijkheden, zoals houder van de werkvergunning of de verantwoordelijkheid voor het tegenhouden van passanten, zodat deze het werkgebied niet betreden.
2.8 Rigger of technisch specialist. Een vakbekwaam persoon die in staat is om transport en verplaatsings werkzaamheden te plannen en uit te voeren door een last horizontaal, verticaal en mogelijk via verschillende etages te verplaatsen met behulp van verschillende hef‐ en hijsmiddelen. Een rigger of technisch specialist heeft een hoger niveau van vakkundigheid dan een hijsbegeleider. Een rigger of technisch specialist is opgeleid en beoordeeld met betrekking tot het veilige gebruik van een veel breder scala aan hef‐ en hijsmiddelen, vooral met betrekking tot het gebruik van speciale middelen voor het opvijzelen, sleden en verschuiven van lasten.
2.9 Hijsbegeleider/seingever. Volgens de ISO 15513‐standaard is een seingever een persoon die verantwoordelijk is voor het doorgeven van het bedienings signaal van de aanpikker aan de kraanmachinist. Binnen de bedrijfstak wordt hiertoe de term hijsbegeleider gehanteerd; de term hijsbegeleider wordt overal in deze Standaard gebruikt. Controleer voor andere synoniemen het overzicht met termen en definities in het laatste hoofdstuk van deze Standaard. De hijsbegeleider is een vakbekwaam persoon die zo is gepositioneerd dat hij een onbelemmerd zicht heeft op de last en de kraanmachinist. De hijsbegeleider ziet erop toe dat de last naar behoren gereed gemaakt wordt voor het hijsen en dat het hijsgebied vrij is van personeel en obstakels. De hijsbegeleider geeft tijdens de uitvoering met behulp van hand‐ en armseinen of een radio instructies door aan de kraanmachinist. De hijsbegeleider is verantwoordelijk voor het behouden van het overzicht op het hijsactiviteitengebied, inclusief mogelijke gebieden waarin de giek in contact kan komen met vaste middelen of objecten. Doc. Nr.: Revisie. Nr.: Datum: UIE-LIFHOI.SP.01 1 02.09.2010 Electronische kopieën zijn verkrijgbaar via de Shell U.I.E. CMS website.
Custodian: Peter Verhoef
Pagina: 16 van 134 pagina’s
Gedrukte ex. zijn niet gecontroleerde documenten.
De hijsbegeleider moet voorafgaande aan hef‐ en hijsactiviteiten erop toezien dat: 9 De vrachtlijst en de bijbehorende gewichten van de last worden doorgenomen met de kraanmachinist; 9 Containers en open bakken worden geïnspecteerd op onvolkomenheden en dat wordt gecontroleerd of goederen naar behoren zijn gestuwd; 9 Vluchtroutes in kaart zijn gebracht voor gevallen waarin er een probleem optreedt tijdens de hef‐ en hijsactiviteit; 9 Het hijsgebied en de plaats van bestemming vrij zijn van obstakels en derden. De hijsbegeleider is, op welk moment dan ook, de enige seingever, heeft te allen tijde direct zicht op de last en volgt een duidelijke procedure. Als werkzaamheden aan een andere hijsbegeleider moeten worden overgedragen, stelt de hijsbegeleider de Person In Charge en de kraanmachinist daarvan duidelijk in kennis. Het kan noodzakelijk zijn dat de hijsbegeleider helpt bij het voorbereiden van de last, bijvoorbeeld begeleiding bij het aanslaan van de last. Het aanslaan van de last wordt echter niet door de hijsbegeleider zelf uitgevoerd en de hijsbegeleider mag de last tijdens de hef‐ en hijsactiviteiten niet aanraken.
2.10 Aanpikker. Volgens de ISO 15513‐standaard is een aanpikker een persoon die verantwoordelijk is voor het aan de kraan bevestigen en het losmaken van de last en voor het gebruik van de juiste hef‐ en hijsmiddelen conform de planning van de activiteit voor het naar behoren verplaatsen van lasten. De aanpikker is verantwoordelijk voor de start van de geplande beweging van de kraan en last, waarna de hijsbegeleider de verantwoordelijkheid voor het geven van aanwijzingen aan de machinist overneemt.
Doc. Nr.: Revisie. Nr.: Datum: UIE-LIFHOI.SP.01 1 02.09.2010 Electronische kopieën zijn verkrijgbaar via de Shell U.I.E. CMS website.
Custodian: Peter Verhoef
Pagina: 17 van 134 pagina’s
Gedrukte ex. zijn niet gecontroleerde documenten.
3
Het plannen en voorbereiden van veilige hef- en hijsactiviteiten.
Richtlijn 2009/104/EEG van de Europese Raad betreffende minimum voorschriften inzake veiligheid en gezondheid bij het gebruik door werknemers van arbeidsmiddelen op de arbeidsplaats, BIJLAGE II, luidt als volgt: Artikel: 3.2.5: "Alle handelingen voor het hijsen/heffen moeten correct gepland en onder adequaat toezicht worden uitgevoerd teneinde de veiligheid van de werknemers te garanderen”. Dit artikel uit de Europese wetgeving geeft de verplichting aan dat er voorafgaand aan alle hef‐ en hijsactiviteiten die uitgevoerd gaat worden, plannen moeten worden opgesteld en dat er risicobeoordelingen moeten worden uitgevoerd, waardoor een belangrijke verbetering met betrekking tot de veiligheid wordt gerealiseerd. Het niveau aan planning en risicobeoordeling neemt toe naarmate de complexiteit van de hef‐ en hijsactiviteiten toeneemt. Hetzelfde geldt voor het niveau aan toezicht. Alle hef‐ en hijsactiviteiten omvatten dezelfde vier processtappen: 1. Definiëren; 2. Plannen; 3. Uitvoeren; 4. Leren en registreren.
3.1 De hef- en hijsactiviteiten definiëren. 3.1.1 De hef- en hijsactiviteiten in kaart brengen. De manager zou de noodzaak tot het uitvoeren van hef‐ en hijsactiviteiten moeten identificeren of zou moeten worden geïnformeerd over de noodzaak tot het uitvoeren van hef‐ en hijsactiviteiten en zou vervolgens een Person In Charge moeten aanwijzen. De Person In Charge moet de hef‐ en hijsactiviteit plannen en, indien van toepassing, toezicht houden op de hef‐ en hijsactiviteit. Elke hef‐ en hijsactiviteit moet door de Person In Charge worden gepland en worden onderworpen aan een risicobeoordeling voordat de werkzaamheden worden gestart. De Person In Charge zorgt ervoor dat de toepasselijke controlemiddelen zijn geïmplementeerd voor die gevaren die in de schriftelijke risicobeoordeling zijn aangeduid, zodat de risico's worden beheerd als een integraal onderdeel van de “Planning van de hef‐ en hijswerkzaamheden”, hierna genoemd “Hijsplan”. 3.1.2 De omvang van de werkzaamheden definieren. De Person In Charge moet het planningsproces beginnen met het vaststellen van de omvang van de werkzaamheden. Dit houdt in dat de Person In Charge: definieert welke werkzaamheden het betreft, wie daarbij betrokken zouden moeten zijn en op welke wijze de hef‐ en hijsactiviteiten zullen worden uitgevoerd. Hiertoe zijn mogelijk een voorlopig “Hijsplan”, schetsen, aantekeningen, enzovoort vereist. Als er aanvullende technische ondersteuning is vereist, zou deze moeten worden verkregen voordat het proces wordt voortgezet. Als de noodzaak tot het uitvoeren van een hef‐ en hijsactiviteit in kaart is gebracht, zou er moeten worden nagegaan of de desbetreffende activiteit eerder op de desbetreffende locatie is uitgevoerd omdat er mogelijk al een Taak Risico Analyse en “Hijsplan” bestaan. Als er sprake is van een bestaande TRA en een bestaand “Hijsplan” zou er moeten worden gecontroleerd of deze nog steeds van toepassing zijn. Wijzigingen in de personeelsbezetting, de indeling van de locatie of de werkomgeving kunnen het stuk voor stuk noodzakelijk maken dat gevaren opnieuw moeten worden beoordeeld. Als geen sprake is van belangrijke wijzigingen, kan de hef‐ en hijsactiviteit doorgang vinden op basis van de vereisten van het “Hijsplan” en na het verkrijgen van de normale
Doc. Nr.: Revisie. Nr.: Datum: UIE-LIFHOI.SP.01 1 02.09.2010 Electronische kopieën zijn verkrijgbaar via de Shell U.I.E. CMS website.
Custodian: Peter Verhoef
Pagina: 18 van 134 pagina’s
Gedrukte ex. zijn niet gecontroleerde documenten.
goedkeuringen. Als de hef‐ en hijsactiviteit nog niet eerder is uitgevoerd, moet er een Taak Risico Analyse worden uitgevoerd en moet er een “Hijsplan” worden opgesteld.
3.2 De hef- en hijsactiviteiten categoriseren. Het niveau aan planning en risicobeoordeling neemt toe naarmate de complexiteit van de hef‐ en hijsactiviteit toeneemt. Hetzelfde geldt voor het niveau aan toezicht. Met het oog op vereenvoudiging op dit punt, moeten hef‐ en hijsactiviteiten altijd worden gecategoriseerd als Routinematig of Niet‐routinematig. Niet‐routinematige activiteiten worden vervolgens verder gecategoriseerd als: Eenvoudig, Gecompliceerd of Complex/Kritisch. Hef‐ en hijsactiviteiten moeten worden gecategoriseerd om het toenemende risico en het daaruit voortvloeiende vereiste controle niveau tot uitdrukking te brengen. Voor elke categorie is een set aan plannings‐ en controlemaatregelen voorgesteld, die gezamenlijk worden aangeduid als het “Hijsplan”. Deze informatie is hierna weergegeven in de vorm van een stroomdiagram en kan worden gezien als een richtlijn, die kan worden gewijzigd en aangepast aan de eisen ten aanzien van het bedrijf of de locatie. Voor het maken van een operationeel plan is na het stroomdiagram een aanbevolen formulier weergegeven voor het opstellen van de hef‐ en hijsactiviteitplanning. De categorisering van hef‐ en hijsactiviteiten is ontwikkeld om de Person In Charge een aanvullende leidraad te geven met betrekking tot de risicobeoordeling, de planning, het toezicht en de eisen aangaande vakkundigheid voor het personeel dat de hef‐ en hijsactiviteit uitvoert. Wanneer er extra hulp nodig is, neem dan contact op met uw Shell focal point voor heffen en hijsen, een Subject Matter Expert of een Principal Technical Expert.
Doc. Nr.: Revisie. Nr.: Datum: UIE-LIFHOI.SP.01 1 02.09.2010 Electronische kopieën zijn verkrijgbaar via de Shell U.I.E. CMS website.
Custodian: Peter Verhoef
Pagina: 19 van 134 pagina’s
Gedrukte ex. zijn niet gecontroleerde documenten.
Stroomdiagram voor hef en hijsactiviteiten Hef‐ en hijsactiviteiten die moeten worden uitgevoerd.
Categorieën
Categoriseren en implementeren van beheersmaatregelen.
Beheers‐ maatregelen.
Routinematig Routinematige hef‐ en hijsactiviteiten. ¾ Hef‐ en hijsactiviteiten die op een regelmatige basis worden uitgevoerd. (een routinematige activiteit!) ¾ Eenvoudige activiteiten met een kraan. ¾ Eenvoudige activiteiten met draagbare hefwerktuigen. ¾ Dekactiviteiten met een offshore kraan. ¾ Hef‐ en hijsactiviteiten met behulp van een autolaadkraan die wordt ingezet als hijskraan. ¾ Stabiele last met een bekend en berekend gewicht, vorm en zwaartepunt. ¾ Standaard hef‐ en hijsmiddelen. ¾ Geschikte omgevingsfactoren.
¾ ¾ ¾ ¾
Activiteitplanning. Werkvergunning. Risicobeoordeling (algemeen). Bestaande schriftelijke procedures voor deze hef‐ en hijsactiviteiten. ¾ Toolbox. ¾ Tien vragen voor veilig hijsen.
Niet‐routinematig Eenvoudige hef en hijsactiviteiten. ¾ Werkzaamheden met slechts één hijswerktuig. ¾ Stabiele last met een bekend en berekend gewicht, vorm en zwaartepunt. ¾ Het zwaartepunt bevindt zich onder het hijspunt. ¾ Toereikend werkgebied en ruimschoots voldoende hoogte. ¾ Standaard hef‐ en hijsmiddelen. ¾ Niet binnen gevoelige, moeilijke of beperkt toegankelijke ruimte.
¾ ¾ ¾ ¾
Activiteitplanning. Werkvergunning. Risicobeoordeling afgestemd op de activiteiten. Eenvoudige schets van de uit te voeren werkzaamheden, opgesteld door een vakbekwaam persoon (zoals de hijsbegeleider, offshore kraanmachinist of LOLER‐focal point). ¾ Toolbox. ¾ Tien vragen voor veilig hijsen.
Gecompliceerde hef‐ en hijsactiviteiten. ¾ ¾ ¾ ¾ ¾ ¾ ¾
Het gebruik van twee of meer hef‐ en hijswerktuigen. Hijsen met twee kranen en het staarten van een last. Hijsen van personeel. Hijsen van of naar offshore installaties en tussen vaartuigen. Uit het zicht hijsen. Machinist ziet de last niet. Langdurige activiteit, bijvoorbeeld meerdere ploegen. Lasten met een buitengewone vorm, waarbij het zwaartepunt zich niet in het midden van de last bevindt, maar met een bekend gewicht. ¾ Binnen gevoelige, moeilijke of beperkte toegankelijke ruimte.
¾ ¾ ¾ ¾
Complexe/kritische hef‐ en hijsactiviteiten.
¾ ¾ ¾ ¾
¾ Zware lasten (lasten met een gewicht > 25 ton). ¾ Gewicht van een last dat hoger is dan 90% van de werklast van het hef‐ en hijswerktuig. ¾ Last met een onbekend, moeilijk te schatten gewicht en/of zwaartepunt. ¾ Speciale of dure last, waarvan het verlies ernstige gevolgen heeft voor productieactiviteiten. ¾ Boven actieve of onder druk staande koolwaterstof houdende procesmiddelen. ¾ Hijsen door luiken, smalle dekopeningen, in schachten of meerdere dekniveaus. ¾ Niet‐standaard hef‐ en hijsmiddelen.
Activiteitplanning. Werkvergunning. Risicobeoordeling afgestemd op de activiteiten. Specifieke en genummerde tekening waarop de uit te voeren activiteiten worden weergegeven. Deze moet zijn opgesteld door een vakkundig en gekwalificeerd technicus of engineer. ¾ Toolbox. ¾ Tien vragen voor veilig hijsen.
¾
¾
¾ ¾
Doc. Nr.: Revisie. Nr.: Datum: UIE-LIFHOI.SP.01 1 02.09.2010 Electronische kopieën zijn verkrijgbaar via de Shell U.I.E. CMS website.
Activiteitplanning. Werkvergunning. Risicobeoordeling afgestemd op de activiteiten. Schriftelijk werkpakket met een beschrijving hoe de activiteiten worden uitgevoerd. Technische inbreng bij het werkpakket door een vakkundig engineer, via specifieke en genummerde tekening(en), waarop de te gebruiken hef‐ en hijsmiddelen duidelijk en gedetailleerd zijn aangegeven. Bij voorkeur: een formele goedkeuring van het werkpakket en de planning door een TA, SME, PTE of onafhankelijke externe ingenieurs. Toolbox. Tien vragen voor veilig hijsen.
Custodian: Peter Verhoef
Pagina: 20 van 134 pagina’s
Gedrukte ex. zijn niet gecontroleerde documenten.
Shell UIE “HEF‐ EN HIJS ACTIVITEITPLANNING” LOCATIE:
Plannummer:
GEBIED:
BESCHRIJVING VAN HEF‐ EN HIJSACTIVITEIT:
CATEGORISERING VAN HEF‐ EN HIJSACTIVITEIT:
Niet‐routinematig eenvoudig
Routinematig
Niet‐routinematig gecompliceerd
Niet‐routinematig Complex/Kritisch
Schets:
Tekeningnummer:
Tekeningnummer:
Tekeningnummer:
Risicobeoordeling (algemeen):
Nummer van risicobeoordeling:
Nummer van risicobeoordeling:
Nummer van risicobeoordeling:
GEWICHT VAN LAST(EN):
TE GEBRUIKEN HEF‐ EN HIJSMIDDELEN. (SPECIFICEER HET TYPE, SWL):
BIJ ALLE ACTIVITEITEN DIENT REKENING TE WORDEN GEHOUDEN MET HET VOLGENDE. DEZE LIJST IS ECHTER NIET UITPUTTEND Gewicht, omvang, vorm en zwaartepunt van de last Methode van bevestigen en losmaken van de last Goedgekeurde hijspunten op de last Maximale vlucht voor het hijsen van de last Vlakke en stevige ondergrond Ruimte voor volledig uitgeschoven steunbalken Toegangs‐ en vluchtroutes Aantal en duur van hef‐ en hijswerkzaamheden Zichtbaarheid van de last Hijsen over in gebruik zijnde installaties Conflicterende taken in het gebied
Werken onder hangende lasten Kantelen, lastintegriteit, noodzaak van stuurlijnen Omgevingsomstandigheden, waaronder het weer Ervaring, vakkundigheid en opleiding van personeel Aantal medewerkers voor het werk Communicatie vereisten Verlichting van het werkgebied Begin‐, eind positie en verplaatsing van de last Omgevingsgevaren, belemmeringen, route van last Geschiktheid en staat van middelen Controle vooraf van gecertificeerde middelen
TE GEBRUIKEN COMMUNICATIEMETHOD(EN) Radio
Mondeling
Hand‐ en armseinen
GEPLAND DOOR NAAM:
HANDTEKENING:
DATUM:
HANDTEKENING:
DATUM:
GOEDGEKEURD DOOR PERSON IN CHARGE (PIC) NAAM:
VERGUNNINGNUMMER:
LEERMOMENTEN UIT DEZE ACTIVITEIT:
Doc. Nr.: Revisie. Nr.: Datum: UIE-LIFHOI.SP.01 1 02.09.2010 Electronische kopieën zijn verkrijgbaar via de Shell U.I.E. CMS website.
Custodian: Peter Verhoef
Pagina: 21 van 134 pagina’s
Gedrukte ex. zijn niet gecontroleerde documenten.
3.3 Plannen van hef- en hijsactiviteiten. Alle hef‐ en hijsactiviteiten moeten door een vakbekwaam persoon worden gepland om zeker te stellen dat deze op een veilige wijze worden uitgevoerd. De planning voor het heffen en hijsen, het “Hijsplan”, is gericht op: ‐ het duidelijk benoemen vande Person In Charge; ‐ de hef‐ en hijsactiviteiten waarop de planning betrekking heeft; ‐ stapsgewijze gebruikersaanwijzingen voor de uitvoering; ‐ de vereiste middelen; ‐ de taken van de afzonderlijke personen. Voor routinematige werkzaamheden mag het “Hijsplan” van algemene aard zijn. Deze moet echter nog steeds voorafgaande aan elke activiteit of reeks soortgelijke activiteiten worden gecontroleerd. Het planningsproces gaat in op het volgende: 9 Het in kaart brengen van gevaren en beperkte gebieden; 9 Het selecteren van vakbekwaam personeel en het specificeren van het minimum aantal personen dat is vereist voor het uitvoeren van de hef‐ en hijsactiviteit; 9 Het selecteren van hef‐ en hijsmiddelen; 9 De communicatie in het werkgebied en externe omgevingsfactoren en gevaren; 9 Procedures voor het wijzigen van de planning voor de hef‐ en hijsactiviteit; 9 Noodplan, herstelplan en plannen voor onvoorziene omstandigheden. Op de vorige pagina wordt een voorbeeld van een “hef‐ en hijs activiteitplanning” weergegeven. Het voorbeeld bevat een lijst met mogelijke overwegingen die als een geheugensteuntje kan worden gebruikt. De afzonderlijke items zijn niet altijd relevant voor iedere taak. De lijst brengt echter mogelijke zaken onder de aandacht die eerder over het hoofd werden gezien. Opmerking: als er reeds een gedocumenteerd “Hijsplan” bestaat, kan deze opnieuw worden gebruikt. Er moet echter eerst worden gecontroleerd of er maatregelen zijn voorzien met betrekking tot eventuele wijzigingen in omstandigheden. Wanneer dat van toepassing is, moeten “Hijsplannen” kritieke omstandigheden definiëren waaronder het werk gestopt moet worden, zoals het onvoorzien uitvallen van de communicatie, of andere onvoorziene omstandigheden. Dit om een veiliger situatie te creëren. Wanneer de hef‐ en hijsactiviteiten afwijken van het “Hijsplan”, moeten de activiteiten worden gestopt, zodat de veiligheid kan worden gegarandeerd. Het “Hijsplan” moet worden afgestemd op de nieuwe omstandigheden en door de Person In Charge worden goedgekeurd voordat de activiteit wordt voortgezet.
3.4 Taak Risico Analyse. Aan elke hef‐ en hijsactiviteit zijn risico's verbonden. Deze risico's dienen door de Person In Charge te worden beoordeeld voordat de werkzaamheden worden gestart. De Person In Charge zorgt ervoor dat de van toepassing zijnde controlemiddelen zijn geïmplementeerd voor de gevaren die in de schriftelijke risicobeoordeling zijn aangeduid, zodat de risico's integraal worden beheerd als onderdeel van het “Hijsplan”. Het is mogelijk dat er reeds een “algemene” risicobeoordeling bestaat voor routinematige werkzaamheden. Als dat het geval is, moet worden beoordeeld in hoeverre deze risicobeoordeling van toepassing is. Zijn er belangrijke wijzigingen ten opzichte van deze bestaande risicobeoordeling, omdat er bijvoorbeeld sprake is van extra risico's waarmee geen rekening is gehouden, moet er een nieuwe risicobeoordeling worden gemaakt. Doc. Nr.: Revisie. Nr.: Datum: UIE-LIFHOI.SP.01 1 02.09.2010 Electronische kopieën zijn verkrijgbaar via de Shell U.I.E. CMS website.
Custodian: Peter Verhoef
Pagina: 22 van 134 pagina’s
Gedrukte ex. zijn niet gecontroleerde documenten.
De risicobeoordeling gaat in op, maar is niet beperkt tot, de volgende risico's en gevaren: 9 Hijsen over in gebruik zijnde installaties; 9 Aantal en duur van hef‐ en hijswerkzaamheden; 9 Hijsen van personeel; 9 Conflicterende taken in het gebied; 9 Omgevingsomstandigheden, waaronder het weer en toegestane grenzen; 9 Verlichting van het werkgebied; 9 Omgevings, belemmeringen en route van de last; 9 Werken op hoogte; 9 Werken onder hangende lasten, hetgeen nooit is toegestaan; 9 Toegangs‐ en vluchtroutes voor alle leden van het hef‐ en hijsteam; 9 Zichtbaarheid van de last voor de machinist en/of hijsbegeleider; 9 Communicatie tussen alle medewerkers die deelnemen aan de hef‐ en hijsactiviteit. 3.4.1 Definitief maken van het “Hijsplan”. Na het voltooien van de risicobeoordeling, moet het plan worden gecontroleerd en moet er worden nagegaan of alle gevaren die in de risicobeoordeling worden vermeld, worden beheerd via de beheersmaatregelen.
3.5 Technische ondersteuning. In het planningsstadium van de hef‐ en hijsactiviteit, zullen er momenten zijn waarop de Person In Charge stuit op de noodzaak van aanvullende technische ondersteuning. Deze technische ondersteuning zou moeten worden verzorgd door een persoon die over de benodigde vakbekwaamheid beschikt om een geïnformeerd en objectief oordeel met betrekking het “Hijsplan” te kunnen geven. Deze technische ondersteuning kan uiteenlopen van een ander vakbekwaam persoon die het “Hijsplan” beoordeelt tot de betrokkenheid van een engineer, Technische Autoriteit, Subject Matter Expert, Principal Technical Expert of vakkundige bijstand van een derde partij. Het is belangrijk dat diegenen die als Person In Charge fungeren, onderkennen dat er grenzen zijn aan hun expertise en dat zij zich bewust zijn van de aanwezigheid van personeel dat hen van technische ondersteuning kan voorzien, indien gewenst.
Doc. Nr.: Revisie. Nr.: Datum: UIE-LIFHOI.SP.01 1 02.09.2010 Electronische kopieën zijn verkrijgbaar via de Shell U.I.E. CMS website.
Custodian: Peter Verhoef
Pagina: 23 van 134 pagina’s
Gedrukte ex. zijn niet gecontroleerde documenten.
4 Werkgebied en externe omgevingsfactoren. 4.1 Risicoanalyse van de locatie. Hef‐ en hijsactiviteiten moeten op een veilige wijze op de locatie kunnen worden uitgevoerd. Hiertoe moeten voorafgaande aan het begin van de hef‐ of hijsactiviteiten alle risico's die met de locatie samenhangen bekend zijn en er moeten maatregelen worden getroffen om deze risico's te minimaliseren. Bij het betreden van de werklocatie moeten er aan alle betrokkenen informatie en instructies worden verstrekt met betrekking tot veilig werken op de locatie. Voertuigen en bedrijfsmiddelen moeten op de locatie zijn afgestemd, personen moeten over de vereiste opleiding beschikken en moeten instructies over de locatie hebben ontvangen en er moeten maatregelen zijn getroffen op het gebied van EHBO, brandbestrijding en het evacueren van medewerkers. Personen moeten ten minste gebruikmaken van persoonlijke beschermingsmiddelen die zijn afgestemd op het risico van de betreffende locatie. Alle risico's die met de locatie samenhangen, moeten tijdens de voorbereiding van de hef‐ en hijsactiviteiten worden meegenomen (raadpleeg hoofdstuk 3: Het plannen en voorbereiden van veilige hef‐ en hijsactiviteiten). Hef‐ en hijsactiviteiten mogen geen risico vormen voor de activiteiten op de locatie en de activiteiten op de locatie mogen geen risico vormen voor de hef‐ en hijsactiviteiten. Bronnen: ¾ Richtlijn 89/391/EEG ‐ maatregelen ter bevordering van de verbetering van de veiligheid en de gezondheid van de werknemers op het werk. ¾ Richtlijn 92/91/EEG – minimum voorschriften ter verbetering van de bescherming van de veiligheid en de gezondheid van werknemers in de winningsindustriën die delfstoffen winnen met behulp van boringen.
4.2 Omgevingsomstandigheden. 4.2.1 Werken binnen een offshore omgeving. Werken binnen een offshore omgeving brengt mogelijk extra risico's met zich mee. Bij het selecteren van de juiste hef‐ en hijsgereedschappen of de juiste hef‐ en hijsmethode zou de invloed op de omgeving moeten worden meegewogen. Vooral voor wat betreft het gebruik van kunststof hijsbanden in een offshore omgeving, moet er rekening worden gehouden met het volgende: ¾ Het gebruik van kunststof hijsbanden voor het laden en lossen van een lading of enige andere dynamische hijssituatie is nooit toegestaan; ¾ In gevallen waarin de te hijsen last mogelijk wordt blootgesteld aan rukken of schokken, mogen kunststof hijsbanden nooit worden gebruikt; ¾ Het is raadzaam om binnen een offshore omgeving stroppen van staaldraad te verkiezen boven kunststof hijsbanden. 4.2.2 Terrein omstandigheden. Toegangswegen moeten sterk genoeg zijn om weerstand te bieden aan de asbelasting van mobiele hef‐ en hijsmiddelen. De ondergrond moet stabiel genoeg zijn voor de kraan wanneer deze volledig is belast. De bodem moet altijd stevig en vlak moeten zijn. Indien nodig, moeten er bij mobiele hef‐ en hijsmiddelen maatregelen worden genomen in de vorm van rijplaten, stempel‐ of draglineschotten. Er zou aandacht moeten worden besteed aan het voorkomen gevaar met betrekking tot ondergrondse infrastructuur, zoals gasleidingen, pijpleidingen voor olie of chemische producten, elektriciteitskabels, waterleidingen, enzovoort. Extra voorzichtigheid moet worden betracht bij Doc. Nr.: Revisie. Nr.: Datum: UIE-LIFHOI.SP.01 1 02.09.2010 Electronische kopieën zijn verkrijgbaar via de Shell U.I.E. CMS website.
Custodian: Peter Verhoef
Pagina: 24 van 134 pagina’s
Gedrukte ex. zijn niet gecontroleerde documenten.
werkzaamheden in de nabijheid van taluds en in de nabijheid van graafwerkzaamheden. Controleer of het type ondergrond sterk genoeg is voor de bodemdruk die via de stempelschotten aan de ondergrond wordt doorgegeven. Stabiele ondergrond De ondergrond moet voldoende stabiel zijn om weerstand te bieden aan de te verwachten aslasten en de bodemdruk van de steunbalken. Wanneer er geen specifieke informatie over de ondergrond beschikbaar is, is de maximaal toelaatbare gronddruk 10 ton/m2. Mobiele hydraulische kranen moeten worden uitgerust met stempelschotten, zodat de bodemdruk nooit hoger is dan 10 ton/m2. Deze stempelschotten moeten te allen tijde worden gebruikt ter voorkoming van omvallen. De gronddruk kan worden verlaagd door het gebruik van grotere schotten.
Stempelplaat
Stempelschot
De stempelschotten onder de stempelplaten moeten volledig horizontaal in het midden van de stempelschotten worden geplaatst. Er moet bijzondere aandacht worden besteed aan zogenaamde geroerde grond (opgevulde sloten en greppels) en in de nabijheid van funderingen. Binnen een afstand van één (1) meter van betonnen funderingen is de maximaal toelaatbare gronddruk 5 t/m2. Het rijden met en opstellen van middelen in kelders en op vloeren in gebouwen is verboden. Dit is uitsluitend toegestaan nadat een deskundige de vereiste berekeningen heeft uitgevoerd. Het rijden met en opstellen van deze middelen mag alleen plaatsvinden in overeenstemming met een specifieke risicobeoordeling die op deze berekeningen is gebaseerd. Vlakke ondergrond De toegangsweg en de ondergrond moeten voldoende vlak zijn voor de hef‐ en hijsmiddelen. Mangaten en mangatdeksels in de toegangsweg vormen mogelijk een risico met betrekking tot de sterkte en vlakheid van de ondergrond. Een onvoldoende vlakke ondergrond kan ertoe leiden dat het niet mogelijk is om de kraan volgens de gebruiksaanwijzing van de fabrikant op te stellen.
Doc. Nr.: Revisie. Nr.: Datum: UIE-LIFHOI.SP.01 1 02.09.2010 Electronische kopieën zijn verkrijgbaar via de Shell U.I.E. CMS website.
Custodian: Peter Verhoef
Pagina: 25 van 134 pagina’s
Gedrukte ex. zijn niet gecontroleerde documenten.
Veilige afstand ten opzichte van taluds De belasting van het stempel – stempelschot verspreid zich onder een hoek van 45⁰ naar de ondergrond. Het is dus van essentieel belang dat de afstand tussen de zijkant van het stempelschot op de grond en het begin van de helling of rand van de uitgraving ten minste gelijk is aan de diepte van de helling. Raadpleeg de tekening:
Kraan niet te dicht bij de rand van een uitgraving opstellen. Belangrijk: B moet in elk geval gelijk aan of groter zijn dan A. 4.2.3 Hoogte Een van de externe omgevingsfactoren die van invloed is op hef‐ en hijsactiviteiten is hoogte. Hoogtebeperkingen kunnen het gevolg zijn van: ¾ Bovengrondse stroomkabels; ¾ Leidingen, bruggen, staalconstructies of gebouwen; ¾ Omgeving. Bovengrondse stroomkabels: De aanwezigheid van bovengrondse stroomkabels of elektriciteitleidingen en de daarbij behorende risico’s, moeten in het “Hijsplan” aan bod komen. De eisen ten aanzien van de veilige afstand tot elektriciteitsleidingen of kabels moeten in het “Hijsplan” worden opgenomen. Tenzij de exploitant van de elektriciteitsleiding heeft verklaard dat deze “spanningsvrij” en “veilig” is, moeten electriciteitsleidingen worden beschouwd alsof zij onder spanning staan. Zonder vergunningen werken in de nabijheid van bovengrondse stroomkabels is mogelijk wanneer (in alle mogelijke configuraties) geen enkel gedeelte van de hef‐ en hijsmiddelen of de last die moet worden verplaatst binnen een afstand van 30 meter van het midden van de elektriciteitsleiding kan vallen. Dit gebied wordt de gevarenzone genoemd. Doc. Nr.: Revisie. Nr.: Datum: UIE-LIFHOI.SP.01 1 02.09.2010 Electronische kopieën zijn verkrijgbaar via de Shell U.I.E. CMS website.
Custodian: Peter Verhoef
Pagina: 26 van 134 pagina’s
Gedrukte ex. zijn niet gecontroleerde documenten.
Werkzaamheden in de gevarenzone mogen uitsluitend plaats vinden met toestemming van de netwerk exploitant. Bij werkzaamheden die parallel aan bovengrondse stroomkabels worden uitgevoerd, zou er op een veilige afstand van de kabels een koord met waarschuwingsmarkeringen moeten worden geplaatst. Het koord zou moeten worden bevestigd op palen die op een toepasselijke afstand van elkaar zijn geplaatst en elke paal zou moeten worden voorzien van de volgende waarschuwing: “Gevaar – bovengrondse elektriciteitsleidingen”. Als enig gedeelte van de hef‐ en hijsmiddelen of de last die wordt verplaatst zich binnen 15 meter van de bovengrondse leidingen bevindt of als de toegang tot de werklocatie onder een bovengrondse leiding doorloopt, zijn hef‐ en hijsactiviteiten uitsluitend toegestaan na: ¾ Overleg met de exploitant van de leiding, en ¾ Het implementeren van werkinstructies, die voor iedereen duidelijk zijn, waarin het risico wordt beoordeeld en die aan iedereen die bij de hef‐ en hijsactiviteit is betrokken, zijn verstrekt. De exploitant van de leiding is gewoonlijk het plaatselijke regionale distributiebedrijf of het nationale netwerk. De naam van de eigenaar wordt meestal vermeld op de steunpaal of mast. Neem in het geval van twijfel contact op met de plaatselijke vestiging van het regionale elektriciteitsbedrijf. Alle afstanden zouden op grondniveau moeten worden gemeten vanaf een positie die zich op het oog verticaal onder de buitenste geleider bij een mast of paal bevindt. Zorg ervoor dat u voor het opstellen van werkinstructies beschikt over een exemplaar van de Health and Safety Executive Guidance Note GS6 "Avoidence of danger from overhead electric power lines” en pas de informatie uit deze richtlijn toe. Leidingen, bruggen, staalconstructies en gebouwen Hef‐ en hijsactiviteiten in de nabijheid van of onder leidingen, bruggen, staalconstructies en gebouwen moeten in het “Hijsplan” worden vermeld. De eisen met betrekking tot de veilige werkafstand ten opzichte van deze obstakels en extra controlemaatregelen zouden een integraal onderdeel van de risicobeoordeling moeten zijn.
Doc. Nr.: Revisie. Nr.: Datum: UIE-LIFHOI.SP.01 1 02.09.2010 Electronische kopieën zijn verkrijgbaar via de Shell U.I.E. CMS website.
Custodian: Peter Verhoef
Pagina: 27 van 134 pagina’s
Gedrukte ex. zijn niet gecontroleerde documenten.
Er moeten speciale en veiligheidsmaatregelen worden getroffen om essentiële leidingen en andere constructies te beschermen. Opmerking: Hijsactiviteiten boven actieve of onder druk staande koolwaterstofhoudende procesmiddelen moeten altijd worden gecategoriseerd als “Complex/Kritisch”. (zie hoofdstuk 3). Hoogtebeperkingen als gevolg van de omgeving In de omgeving van vliegvelden zijn er mogelijk plaatselijke eisen of beperkingen van kracht, zoals: ¾ Hoogtebeperkingen; ¾ Eisen ten aanzien van de signalering en/of verlichting; ¾ Beperkingen met betrekking tot werktijden. Hoogtebeperkingen kunnen ook voorkomen wanneer er werkzaamheden worden verricht in de nabijheid van affakkel installaties (hoge temperaturen). Dit kan het resultaat zijn van de risicobeoordeling van de locatie (zie paragraaf 4.1). 4.2.4 Heffen en hijsen over gebouwen en installaties. Hef‐ en hijsactiviteiten over gebouwen, installaties en leidingen zouden, wanneer dat praktisch mogelijk is, moeten worden vermeden. Als, om welke reden dan ook, hef‐ en hijsactiviteiten over gebouwen, installaties en leidingen moeten worden uitgevoerd, moet het risico hiervan worden beoordeeld en moeten alle veiligheidsmaatregelen die in de risicobeoordeling zijn opgenomen worden opgevolgd. Voordat de hef‐ en hijsactiviteiten worden gestart, moeten alle personen in gebouwen of installaties worden geëvacueerd. De werklocatie moet duidelijk worden gemarkeerd, waarbij moet worden aangegeven dat het betreden hiervan tijdens hef‐ en hijsactiviteiten verboden is. 4.2.5 Heffen en hijsen in gebouwen en installaties. Werken in besloten ruimten met machines die zijn uitgerust met interne verbrandingsmotoren is niet toegestaan, tenzij er een volledige risicobeoordeling is uitgevoerd. De eisen die in de risicobeoordeling worden vermeld, moeten strikt worden opgevolgd. Het gebruik van verbrandingsmotoren op diesel is in besloten ruimten niet toegestaan. Als de noodzaak tot gebruik van machines die zijn uitgerust met een dieselmotor (zoals een mobiele kraan) in besloten ruimten aanwezig is, moet er worden voorzien in een volledige ventilatie met buitenlucht. 4.2.6
Diversen.
Vrije ruimte Bij het opstellen van kranen en het werken met machines moet beklemmingsgevaar met betrekking tot personen worden vermeden. Beklemmingsgevaar kan optreden wanneer middelen worden opgesteld in de nabijheid van vaste objecten. Er moet altijd een veilige afstand van ten minste 0,5 meter tussen bewegende delen van kranen (waarbij er tijdens zwenken bijzondere aandacht aan het contragewicht moet worden besteed) en omgevingsobjecten in acht worden genomen. Als de afstand kleiner is dan 0,5 meter, moeten er veiligheidsmaatregelen worden getroffen in de vorm van vaste afzettingen (geen tape). Gebieden die toegankelijk zijn voor publiek Hef‐ en hijsactiviteiten boven snelwegen, spoorwegen, rivieren en andere plaatsen waartoe het publiek toegang heeft, moeten te allen tijde worden vermeden. Als dat niet mogelijk is, moet er toestemming van de toepasselijke autoriteit worden verkregen en zou het gebied vrij gehouden moeten worden van verkeer en personen. Spoorwegen Het is niet toegestaan om zonder toestemming werkzaamheden te verrichten binnen de aangegeven gevarenzone of het veiligheidsprofiel van spoorwegen. Raadpleeg altijd de plaatselijke wetgeving en voorschriften voordat hef‐ en hijsactiviteiten in de nabijheid van spoorwegen worden gepland. Doc. Nr.: Revisie. Nr.: Datum: UIE-LIFHOI.SP.01 1 02.09.2010 Electronische kopieën zijn verkrijgbaar via de Shell U.I.E. CMS website.
Custodian: Peter Verhoef
Pagina: 28 van 134 pagina’s
Gedrukte ex. zijn niet gecontroleerde documenten.
Meer dan 1 machine Wanneer de mogelijkheid bestaat dat meerdere machines binnen elkaars werkbereik komen, moeten er maatregelen worden getroffen om te voorkomen dat de machines of lasten met elkaar in contact komen. De activiteiten moeten worden aangemerkt als “Gecompliceerde hef‐ en hijsactiviteiten” (raadpleeg hoofdstuk 3). Hijsactiviteiten door luiken, smalle dekopeningen, daken en in schachten Hijsactiviteiten door luiken, smalle dekopeningen, daken en in schachten zouden moeten worden gecategoriseerd als “Complex/Kritische hef‐ en hijsactiviteiten”. Controle‐ en veiligheidsmaatregelen moeten volledig overeenstemmen met de beschrijving in hoofdstuk 3 van deze standaard.
4.3 Weersomstandigheden. Ongunstige weersomstandigheden bij hef‐ en hijsactiviteiten resulteren in een hoger risico voor personeel, middelen en goederen. Voordat hijsactiviteiten worden gestart, moet de kraanmachinist zich op de hoogte stellen van de heersende weersomstandigheden (windsnelheid en ‐richting, zicht, enzovoort). Hijsactiviteiten mogen niet worden gestart als de weersomstandigheden of omgevingsomstandigheden de veiligheid van de activiteit in gevaar kunnen brengen. Bij het beoordelen van de invloed van weersomstandigheden op hef‐ en hijsactiviteiten, zou er rekening moeten worden gehouden met de volgende onderwerpen. 4.3.1 Wind. Kranen mogen uitsluitend worden bediend binnen de maximaal toegelaten windsnelheden, zoals deze zijn vermeld in de gebruiksaanwijzing van de kraan. In gevallen waarin de gebruiksaanwijzing deze informatie niet bevat, moeten hijsactiviteiten worden gestaakt bij windsnelheden die hoger zijn dan 13,8 m/s. (windkracht 7 en hoger op de schaal van Beaufort). Tijdens omstandigheden met een sterke wind moet speciale zorg worden gegeven aan: ¾ Het gebruik van de kraan tussen gebouwen (venturi‐effect); ¾ De afmetingen en vorm van de last (bijvoorbeeld een last met een groot oppervlak en een laag gewicht); ¾ De windrichting en positie van de kraan, last die van/naar de kraan of zijwaarts ten opzichte van de kraan beweegt. Offshore activiteiten Voordat er een begin wordt gemaakt met los‐ en laadwerkzaamheden met betrekking tot bevoorradingsschepen, zou de kraanmachinist moeten controleren of de heersende wind en de toestand van het zeeoppervlak zich binnen de vastgestelde limieten voor ongunstige weersomstandigheden met betrekking tot installaties bevinden. De hef‐ en hijsactiviteiten mogen in geen geval de vastgestelde limieten voor het vaartuig, de kraan of installatie overschrijden. 4.3.2 De toestand van het zeeoppervlak. Offshore kranen kunnen tot een bepaalde toestand van het zeeoppervlak worden gebruikt. De kraanmachinist moet ervoor zorgen dat de werklastindicator is ingesteld op de van toepassing zijnde toestand van het zeeoppervlak. Wanneer er tijdens laad‐ en loswerkzaamheden wijzigingen in de toestand van het zeeoppervlak optreden moet de werklastindicator dienovereenkomstig worden aangepast, zodat er met de desbetreffende wijzigingen rekening wordt gehouden.
Doc. Nr.: Revisie. Nr.: Datum: UIE-LIFHOI.SP.01 1 02.09.2010 Electronische kopieën zijn verkrijgbaar via de Shell U.I.E. CMS website.
Custodian: Peter Verhoef
Pagina: 29 van 134 pagina’s
Gedrukte ex. zijn niet gecontroleerde documenten.
4.3.3 Temperatuur. Extreem koud weer kan een negatieve invloed hebben op de veiligheid van hef‐ en hijsactiviteiten. Houd bij harde wind altijd rekening met de gevoels temeratuur (chill factor). ¾ ‐15⁰C. tot ‐30⁰C. Raadpleeg de gebruiksaanwijzing en vermijdt schokbelasting Bij kritieke activiteiten: kraancapaciteit met 25% verlagen ¾ ‐30⁰C. to ‐40⁰C. Raadpleeg de gebruiksaanwijzing Kraancapaciteit bij alle hijsactiviteiten met 40% verlagen ¾ Onder ‐40⁰C. Alle hef‐ en hijsactiviteiten moeten worden gestaakt. Zelfs in noodgevallen de gebruiksaanwijzing raadplegen. 4.3.4 Andere weersomstandigheden. Andere weersomstandigheden kunnen leiden tot een verminderd zicht en tot het risico van een onbeheerste hijsactiviteit. Regen, mist en sneeuw zijn voorbeelden van weersomstandigheden die de veiligheid van hef‐ en hijsactiviteiten negatief beïnvloeden. Onweersbuien eisen speciale zorg en aandacht. Kraangieken kunnen als bliksemafleiders fungeren en door de bliksem worden geraakt. Bij de eerste tekenen van onweer moeten kraanactiviteiten worden gestaakt. De giek moet omlaag worden gebracht en personeel zou het gebied onmiddellijk moeten verlaten. Naast het risico op een blikseminslag, kunnen er tijdens onweersbuien tevens onverwachte harde windstoten optreden.
4.4 Interferentie van radiosignalen. Er kunnen op de werklocatie meerdere radiosignalen worden gebruikt: 9 Radiosignalen voor het gebruik van installaties; 9 Radiosignalen voor het gebruik van machines; 9 Radiosignalen voor communicatiedoeleinden; 9 Radiosignalen van voertuigen. De radiosignalen mogen elkaar niet beïnvloeden of verstoren. Voordat de hef‐ en hijsactiviteiten worden gestart, moet worden gecontroleerd of de signalen elkaar beïnvloeden. Wanneer radiosignalen voor communicatiedoeleinden worden gebruikt, moet er een frequentie worden geselecteerd die storingen voorkomt.
4.5 Chemicaliën en temperatuur met betrekking tot hef- en hijsmiddelen. Chemicaliën en temperatuur kunnen beide een kortstondige en een langdurige invloed uitoefenen op en gevolgen hebben voor hef‐ en hijsmiddelen. Er moet een risicobeoordeling worden uitgevoerd met betrekking tot alle verwachte chemicaliën en temperatuurniveaus voor wat betreft rechtstreeks of indirect contact met de hef‐ en hijsmiddelen. Kettingen Kettingen van kwaliteitsklasse 8 en 10 mogen niet in contact komen met chemische stoffen, zoals zuren en basen. Hijskettingen van kwaliteitsklasse 4 kunnen worden gebruikt wanneer er chemische stoffen aanwezig zijn. Raadpleeg voor dit doel de gebruiksaanwijzing van de fabrikant. De capaciteit van kettingen van kwaliteitsklasse 8 en 10 wordt op basis van de temperatuur gereduceerd, zoals in de volgende tabel is aangegeven: Reductie van maximale Reductie van maximale Ketting temperatuur belasting kwaliteitsklasse 8 belasting kwaliteitsklasse 10 -40oC tot +200oC 0% 0% o o +200 C tot +300 C 10% Niet toegestaan +300oC tot +400oC 25% Niet toegestaan Doc. Nr.: Revisie. Nr.: Datum: UIE-LIFHOI.SP.01 1 02.09.2010 Electronische kopieën zijn verkrijgbaar via de Shell U.I.E. CMS website.
Custodian: Peter Verhoef
Pagina: 30 van 134 pagina’s
Gedrukte ex. zijn niet gecontroleerde documenten.
Synthetische kunststof hijsbanden. De materialen waaruit synthetische kunststof hijsbanden zijn vervaardigd, kennen allemaal een verschillende weerstand tegen chemicaliën. Win advies in bij de fabrikant of leverancier van de hijsband wanneer de kans bestaat dat deze aan chemicaliën wordt blootgesteld. Rekening moet worden gehouden met het feit dat de effecten van chemicaliën toenemen bij het oplopen van de temperatuur. De weerstand van synthetisch vezels met betrekking tot chemische reacties en temperaturen is hierna samengevat: Is bestand tegen minerale zuren, maar wordt vernietigd door alkalische oplossingen, zoals ammoniak en caustic soda Is volgens EN 1492 geschikt voor het temperatuurbereik ‐40oC tot + 100oC. De sterkte wordt niet beïnvloed door water. ¾ Polyester De wateropname is verwaarloosbaar. (PES) Wrijving en scherpe randen kunnen leiden tot snelle slijtage en beschadiging van polyester. Is voorzien van een blauw identificatielabel. Wordt in mindere mate beïnvloed door zuren en alkalische oplossingen en is geschikt voor toepassingen waarbij de grootst mogelijke weerstand ¾ Polipropyleen tegen chemicaliën is vereist, met uitzondering van oplosmiddelen. (PP) Is volgens EN 1492 geschikt voor het temperatuurbereik ‐40oC tot + 80oC. Is voorzien van een bruin identificatielabel. Is bestand tegen alkaliën, maar minerale zuren tasten polyamide wel aan. ¾ Polyamide Is volgens EN 1492 geschikt voor het temperatuurbereik ‐40oC tot + 100oC. (PA) Is voorzien van een groen identificatielabel. Een aantal algemene opmerkingen: ¾ Neem in alle gevallen de gebruiksaanwijzing van de fabrikant in acht. Temperatuurbereiken kunnen variëren, afhankelijk van de chemische omgeving; ¾ Er zouden voorzorgsmaatregelen moeten worden getroffen bij lasactiviteiten, zodat synthetische kunststof hijsbanden niet in contact kunnen komen met lasvonken en hete slakken. Lasvonken en hete slakken kunnen leiden tot brandgaten en onmiddellijke schade aan de synthetische kunststof hijsband; ¾ Natte synthetische kunststof hijsbanden die bevroren zijn geweest, mogen nooit opnieuw worden gebruikt. ¾ Onschadelijke zuur‐ of alkalische oplossingen kunnen via verdamping zo geconcentreerd worden dat deze schade kunnen veroorzaken. Verontreinigde hijsbanden moeten onmiddellijk buiten bedrijf worden gesteld, worden gereinigd met koud water en in de open lucht worden gedroogd. ¾ Bij twijfel, moeten synthetische kunststof hijsbanden buiten bedrijf worden gesteld en worden vernietigd, zodat deze niet meer kunnen worden gebruikt. Zie hoofdstuk 8.4.3 voor criteria. Staalkabel‐ en staalkabelstroppen. Staalkabel‐ en staalkabelstroppen mogen niet gebruikt worden wanneer er sprake is van onderdompeling in zuuroplossingen of blootstelling aan zuurdampen. Houd er rekening mee dat bij bepaalde productieprocessen zuuroplossingen, ‐dampen en ‐nevels betrokken zijn en dat er met betrekking tot dergelijke omstandigheden advies van de fabrikant zou moeten worden ingewonnen. Over het algemeen, kan er worden gesteld dat staalkabels op een veilige wijze kunne worden gebruikt tot 100oC. Vanaf 100oC moet er, afhankelijk van de eindverbinding van de kabel en het gebruikte staalkabelvet, een reductie worden toegepast. Raadpleeg voor dit doel de gebruiksaanwijzing van de fabrikant/leverancier.
Doc. Nr.: Revisie. Nr.: Datum: UIE-LIFHOI.SP.01 1 02.09.2010 Electronische kopieën zijn verkrijgbaar via de Shell U.I.E. CMS website.
Custodian: Peter Verhoef
Pagina: 31 van 134 pagina’s
Gedrukte ex. zijn niet gecontroleerde documenten.
4.6 Radioactiviteit. Radioactieve bronnen die in contact zijn geweest met hef‐ en hijsmiddelen, laten een bepaald niveau aan radioactiviteit na op de middelen en in het bijzonder op kunststof hijsbanden. Wanneer hef‐ en hijsmiddelen in contact zijn geweest met een radioactieve bron, moeten deze onmiddellijk buiten bedrijf worden gesteld en op een toepasselijke wijzeonder quarantaine worden gebracht.
4.7 Verlichting. Hef‐ en hijsactiviteiten in het donker, brengen extra risico's met zich mee die in de risicobeoordeling moeten worden meegenomen. Het is een wettelijke vereiste dat elke werkplek van een geschikte en toereikende verlichting is voorzien. Alle wegen, manoeuvreergebieden, binnenplaatsen, voetgangersgebieden en plaatsen waarop er sprake is van verkeer, zouden met het oog op de veiligheid moeten zijn voorzien van een toereikende verlichting. Er zou moeten worden gezorgd dat de verlichting in een goede staat van werking verkeert en dat kappen schoon worden gehouden. Gebieden in de nabijheid van kruispunten, gebouwen, fabrieken, voetgangerspaden en gebieden en plaatsen waarop voertuigen of mobiele installaties regelmatige worden verplaatst, vergen bijzondere aandacht. Waar verlichting wordt geplaatst, kan van essentieel belang zijn. Hoge voertuigen kunnen licht blokkeren. Dat kan zelfs het geval zijn wanneer het licht afkomstig is van vensters of lampen die op hoge palen of op wanden, plafonds, overkappingen, enzovoort zijn aangebracht. Verlichting zou boven de ruimte tussen voertuigcompartimenten moeten worden geplaatst, in plaats van boven het midden van het compartiment waardoor een hoog voertuig deze kan blokkeren. Als kraanmachinisten en hijsbegeleiders in de richting van sterke lampen moeten kijken, moeten deze onder een dergelijke hoek worden geplaatst dat deze de machinist niet rechtstreeks of via de spiegels kunnen verblinden. Er moet op een dusdanige wijze verlichting worden aangebracht dat er voor alle leden van het hef‐ en hijsteam en voor alle mensen in de nabijheid van de taak sprake is van een goed verlicht werkgebied. Er moet bijzondere aandacht worden besteed aan de zichtbaarheid van de hijsbegeleider en de last.
4.8 Gevaarlijke locaties op basis van de atmosfeer. Als activiteiten plaats zullen hebben onder potentieel explosieve omstandigheden, moeten alle hef‐ en hijsmiddelen in overeenstemming zijn met de Europese richtlijn 94/9/EEG (ATEX 100a). Deze richtlijn is van toepassing op middelen die zijn bedoeld voor potentieel explosieve atmosferen.De hef‐ en hijsactiviteiten zouden moeten worden uitgevoerd in overeenstemming met de Europese richtlijn 99/92/EEG (ATEX137), inzake het beschermen van de gezondheid en veiligheid van werknemers.
Doc. Nr.: Revisie. Nr.: Datum: UIE-LIFHOI.SP.01 1 02.09.2010 Electronische kopieën zijn verkrijgbaar via de Shell U.I.E. CMS website.
Custodian: Peter Verhoef
Pagina: 32 van 134 pagina’s
Gedrukte ex. zijn niet gecontroleerde documenten.
5
Uitvoeren van de hef- en hijsactiviteiten.
5.1 Bespreking voorafgaande aan het werk – Toolbox. Voordat een hef‐ en hijsactiviteit wordt uitgevoerd, moeten er bepaalde voorzorgsmaatregelen in acht worden genomen. Deze zijn van toepassing op alle hef‐ en hijsactiviteiten en beginnen met een bespreking voorafgaande aan het werk, de zogeheten Toolbox, welke wordt gegeven door de Person In Charge. Alle medewerkers die aan de hef‐ en hijsactiviteit zullen deelnemen, moeten de Toolbox bijwonen. De Person In Charge stelt zeker dat alle medewerkers die bij de hef‐ en hijsactiviteiten zijn betrokken de risicobeoordeling, het “Hijsplan” en alle vereiste controlemaatregelen voor het veilig uitvoeren van de activiteiten volledig begrijpen. Alle medewerkers zouden in de gelegenheid moeten worden gesteld om de bevindingen van de risicobeoordeling en de details van het “Hijsplan” door te nemen, zodat duidelijk wordt of alle betrokkenen goed begrijpen welke methoden en beheersmaatregelen zullen worden gebruikt en of deze op de instemming kunnen rekenen van de desbetreffende betrokkenen. Alle medewerkers die bij de hef‐ en hijsactiviteit betrokken zijn, moeten op een duidelijke wijze op hun afzonderlijke verantwoordelijkheden worden gewezen. Het toepassen van de “Tien vragen voor veilig hijsen” moet aan bod komen tijdens de Toolbox voor de desbetreffende hef‐ en hijsactiviteiten.
5.2 Tien vragen voor veilig hijsen. 1. 2. 3.
4. 5. 6. 7. 8. 9. 10.
Zijn alle betrokkenen bekend met de regels en procedures voor de hijsopdracht? Zijn alle betrokkenen bij de Toolbox geweest? Zijn de benodigde hijs‐en hefmiddelen en materialen geïnpsecteerd en gekenmerkt met: 9 Veilig hijsgewicht (SWL of WLL) 9 Een uniek identificatienummer 9 Een geldige keuringsdatum Functioneren alle veiligheidsvoorzieningen? Weet iedereen wie de Verantwoordelijke persoon is bij deze hijswerkzaamheden? Is iedereen gekwalificeerd en bewust van zijn of haar taken? Is er een goedgekeurd hijsplan, een taak risico analyse en begrijpt iedereen de hijsopdracht en de voorzorgsmaatregelen? Weten we wanneer de hijswerkzaamheden gestaakt moeten worden met betrekking tot de weersomstandigheden (bijvoorbeeld windkracht, seastate)? Is het hijsgebied gecontroleerd en is iedereen op een veilige afstand voor het geval de hijs zwaait of valt? Zijn decommunicatie en middelen overeengekomen en zijn deze duidelijk?
De Person In Charge moet er zorg voor dragen dat hef‐ en hijsactiviteiten geheel in overeenstemming met het goedgekeurde plan worden uitgevoerd. Een eventuele afwijking van het overeengekomen plan voor het heffen en hijsen moet leiden tot het stopzetten, opnieuw beoordelen en veilig maken van de taak, zodat de veiligheid van de activiteit is gegarandeerd.
Doc. Nr.: Revisie. Nr.: Datum: UIE-LIFHOI.SP.01 1 02.09.2010 Electronische kopieën zijn verkrijgbaar via de Shell U.I.E. CMS website.
Custodian: Peter Verhoef
Pagina: 33 van 134 pagina’s
Gedrukte ex. zijn niet gecontroleerde documenten.
Doc. Nr.: Revisie. Nr.: Datum: UIE-LIFHOI.SP.01 1 02.09.2010 Electronische kopieën zijn verkrijgbaar via de Shell U.I.E. CMS website.
Custodian: Peter Verhoef
Pagina: 34 van 134 pagina’s
Gedrukte ex. zijn niet gecontroleerde documenten.
5.3 Afsluitingen. Alle medewerkers en derden moeten buiten het werkgebied van de last of hef‐ en hijsmiddel worden gehouden om te voorkomen dat deze door lasten of hef‐ en hijsmiddelen beklemd zouden kunnen raken door slingeren, verschuiven of vallen. Niemand mag direct onder delast staan of werken. Het werkgebied moet worden afgesloten om letsel van personen door de last of het hef‐ en hijsmiddelen te voorkomen. De afsluiting kan geschieden met behulp van markeringstape (rood met wit of zwart met geel). Het verdient de voorkeur om vaste afsluitingen te gebruiken. Het betreden van het afgesloten gebied is zonder toestemming van de machinist of hijsbegeleider niet toegestaan. Tijdens het voorbereiden, opstellen of installeren van het hef‐ en hijswerktuig moet het werkgebied zijn afgesloten voor personen die niet bij de activiteiten betrokken zijn. Het moet voor iedereen duidelijk zijn, dat het gebied is gesloten (door afsluitingen, signalen en waarschuwingen). 1. Het werkbereik, inclusief alle bewegende delen van de hef‐ of hijsmiddelen, moet altijd met behulp van een fysieke afsluiting worden afgesloten. 2. Wanneer de hef‐ en hijsactiviteiten worden gestart, moet het gebied vanaf het punt waarop de last wordt gehesen tot en met het gebied waarin de last wordt neergezet (het pad van de hangende last) worden afgesloten met een fysieke afsluiting. 3. In gevallen waarin er af en toe buiten het afgesloten gebied wordt gehesen, moet een speciaal daartoe aangewezen persoon op een veilige afstand van de last meelopen om passanten op een afstand te houden en te wijzen op het gevaar. Medewerkers die bij de hef‐ en hijsactiviteit zijn betrokken, moeten met het oog op een onverwachte beweging van de last of middelen altijd over een vluchtroute beschikken. Personen mogen het hef‐ en hijsgebied niet betreden of het hijswerktuig binnenstappen of verlaten zonder dat ze daartoe eerst toestemming hebben verkregen van de hijsbegeleider of kraanmachinist.
5.4 Het gebruik van stuurlijnen. De machinist moet beoordelen of het gebruik van een of meer stuurlijnen is gerechtvaardigd en moet het gebruik daarvan goedkeuren. Het gebruik moet uitsluitend worden goedgekeurd in die gevallen waarin het absoluut noodzakelijk is om de last met het oog op een nauwkeurige plaatsing te trekken/duwen en waarin het gebruik van stuurlijnen wordt beschouwd als een alternatief met een geringer risico dan het handmatig positioneren van de last. In het geval van hijsactiviteiten van en naar vaartuigen zouden stuurlijnen uitsluitend moeten worden gebruikt wanneer daartoe een noodzaak bestaat. Het gebruik moet worden overeengekomen tussen het vaartuig en de machinist. Stuurlijnen moeten met zorg en aandacht worden gebruikt. Stuurlijnen moeten worden gebruikt voor alle lasten die kunnen draaien of schommelen. Stuurlijnen moeten worden gemaakt van daartoe geschikt draaivrije kunststof touw, bij voorkeur een 100% polyester dubbel geweven touw (geweven kern met geweven mantel). Het gebruik van gewoon polypropyleen touw wordt ten sterkste afgeraden vanwege de draaieigenschappen. De lengte van de stuurlijn moet gelet op de kenmerken van de hijsactiviteit voldoende lang zijn en moet ten minste lang genoeg zijn om personen uit de buurt te houden van de last, de middelen en andere gevaren.
Doc. Nr.: Revisie. Nr.: Datum: UIE-LIFHOI.SP.01 1 02.09.2010 Electronische kopieën zijn verkrijgbaar via de Shell U.I.E. CMS website.
Custodian: Peter Verhoef
Pagina: 35 van 134 pagina’s
Gedrukte ex. zijn niet gecontroleerde documenten.
Het einde van het touw moet worden beschermd tegen rafelen. Er mogen echter geen knopen worden toegepast op het vrije einde van de stuurlijn. De stuurlijn moet uitsluitend aan de last worden bevestigd en niet aan hef‐ en hijsgereedschappen. Houd de stuurlijn stevig vast, maar draai deze nooit ofte nimmer om welk gedeelte van het lichaam dan ook of om welk vast punt dan ook. Bij het hanteren van lange lasten, ladingbakken of andere onpraktische lasten dient zeker gesteld te worden dat stuurlijnen worden bevestigd ten behoeve van het beheersen en hanteren van de last, zoals is vastgelegd in de risicobeoordeling.. Als er verscheidene stuurlijnen nodig zijn, is het mogelijk dat er meerdere personen als aanpikker bij de activiteit betrokken moeten worden. De stuurlijnen moeten worden gebruikt om de last onder controle te houden en niet om de last onder controle te krijgen.
5.5 De locatie van oppakken en plaatsen van de last. De locatie van oppakken en plaatsen van de last moet sterk genoeg zijn voor de last en moeten voldoende voorwaarden scheppen voor de stabiliteit van de last na demontage van de hef‐ en hijsgereedschappen. Er moet voldoende vrije ruimte beschikbaar zijn voor de aanpikker(s) om de hef‐ en hijsgereedschappen aan de last te monteren en demonteren. Bij het beoordelen van het risico tijdens het plannen, moet er aan de volgende aspecten bijzondere aandacht worden besteed: ¾ Werken op hoogte tijdens het aan‐ en afpikken van de last; ¾ Weersinvloeden op de werklocatie van de aanpikker(s), zoals regen, sneeuw en harde wind; ¾ Het gewicht van de gereedschappen die worden gebruikt voor het bevestigen van de last. Het gewicht van de gereedschappen moet worden toegevoegd aan het gewicht van de last. Hierdoor wordt het “totale gewicht van de te hanteren last” verkregen. De last moet volledig in overeenstemming met de gebruikersaanwijzing van de last, de hef‐ en hijsgereedschappen en “goed vakmanschap” aan de hef‐ en hijsgereedschappen worden bevestigd. Het improviseren of afwijken van de gebruikersaanwijzing is niet toegestaan. De hijsbegeleider moet zelf controleren of de last stevig is bevestigd, of deze stabiel is en of het pad dat de last volgt vrij is van obstakels en medewerkers. Iedereen die bij hef‐ en hijsactiviteiten is betrokken, heeft de verantwoordelijkheid om de hef‐ en hijsactiviteiten stop te zetten wanneer vermoed wordt dat de activiteit onveilig is geworden of onveilig kan worden of wanneer er sprake is van een wijziging ten opzichte van het plan. De hef‐ en hijsactiviteit moet onmiddellijk worden stopgezet: ¾ Wanneer de veiligheid in het geding is; ¾ Als de gebruiksaanwijzing niet duidelijk is; ¾ Bij het uitvallen van communicatie.
Doc. Nr.: Revisie. Nr.: Datum: UIE-LIFHOI.SP.01 1 02.09.2010 Electronische kopieën zijn verkrijgbaar via de Shell U.I.E. CMS website.
Custodian: Peter Verhoef
Pagina: 36 van 134 pagina’s
Gedrukte ex. zijn niet gecontroleerde documenten.
5.6 De last zekeren na afloop van de hef- en hijsactiviteiten. De last moet onder alle omstandigheden stabiel zijn voordat de hef‐ en hijsgereedschappen van de last worden losgemaakt. Er moet met betrekking tot de stabiliteit van de last aandacht worden besteed aan bijvoorbeeld: de invloed van wind, het windoppervlak en de ondergrond. De hijsbegeleider moet zeker stellen dat de hef‐ en hijsgereedschappen zijn losgemaakt en dat deze vrij zijn van de last voordat het hef‐ en hijswerktuig of de haak bij de last vandaan wordt verwijderd. Dit om te voorkomen, dat de last niet onbedoeld kan worden aangehaakt. Het is onder alle omstandigheden verboden om de hijsgereedschappen met behulp van het hef‐ en hijswerktuig onder de last vandaan te trekken.
Doc. Nr.: Revisie. Nr.: Datum: UIE-LIFHOI.SP.01 1 02.09.2010 Electronische kopieën zijn verkrijgbaar via de Shell U.I.E. CMS website.
Custodian: Peter Verhoef
Pagina: 37 van 134 pagina’s
Gedrukte ex. zijn niet gecontroleerde documenten.
5.7 Hef- en hijsactiviteiten afronden en beëindigen. Het is te allen tijde verboden een hef‐ en hijswerktuig onbewaakt achter te laten met een bevestigde last. Wanneer een werktuig onbewaakt achterblijft, moet de machinist zeker stellen: 9 Dat de last op de grond staat of dat deze veilig is neergezet en dat de last niet op de hef‐ en hijsgereedschappen is geplaatst; 9 Dat toegang voor onbevoegde medewerkers niet mogelijk is; 9 Dat het hef‐ en hijswerktuig veilig is en dat de rem is ingeschakeld; 9 Met betrekking tot lieren en kranen: dat de installatie is uitgeschakeld; 9 Met betrekking tot kranen: dat de motor is uitgeschakeld en dat de hoofdschakelaar of de contactschakelaar is vergrendeld; 9 Dat, in het geval van een langdurige buitenbedrijfstelling, de kraan is vergrendeld en dat de haak is beveiligd tegen slingeren, zodat deze geen gevaar voor de omgeving kan veroorzaken. Eventuele incidenten die tijdens de hef‐ en hijsactiviteit plaatshebben, moeten binnen 24 uur aan de HSE‐beheerder worden gerapporteerd. Nadat de activiteit is afgerond, moeten eventueel aanwezige afzettingen worden verwijderd en moet het gebied worden opgeruimd.
Doc. Nr.: Revisie. Nr.: Datum: UIE-LIFHOI.SP.01 1 02.09.2010 Electronische kopieën zijn verkrijgbaar via de Shell U.I.E. CMS website.
Custodian: Peter Verhoef
Pagina: 38 van 134 pagina’s
Gedrukte ex. zijn niet gecontroleerde documenten.
6
Leren en registreren.
Na het afronden van de hef‐ en hijsactiviteit zou iedereen die bij de activiteit betrokken was in de gelegenheid moeten worden gesteld om het “Hijsplan” te bespreken en om verbeteringen daarin aan te dragen. Eventuele leerpunten die op het plan zijn genoteerd, zouden door de Person In Charge moeten worden gecontroleerd en waar dat van toepassing is, zouden er maatregelen moeten worden genomen. Leerpunten kunnen bijvoorbeeld effect hebben op toekomstige inzet van hef – en hijsmiddelen, hef‐ en hijstechnieken en inzet van personeel. De Person In Charge zou ervoor moeten zorgen dat belangrijke leerpunten en verbeteringen die op basis van hef‐ en hijsactiviteiten in kaart zijn gebracht, worden vastgelegd en dat deze worden doorgegeven aan alle relevante partijen. Deze informatie kan niet alleen worden gebruikt voor het leren en registeren van een correcte werkprocedure, maar kan tevens worden gebruikt voor soortgelijke toekomstige activiteiten. Vooral met betrekking tot niet‐routinematige eenvoudige hef‐ en hijsactiviteiten die naar verwachting in de nabije toekomst opnieuw zullen worden uitgevoerd, kan het leren en registeren er toe leiden dat deze activiteiten in de toekomst als routinematige activiteiten kunnen worden gecategoriseerd.
Doc. Nr.: Revisie. Nr.: Datum: UIE-LIFHOI.SP.01 1 02.09.2010 Electronische kopieën zijn verkrijgbaar via de Shell U.I.E. CMS website.
Custodian: Peter Verhoef
Pagina: 39 van 134 pagina’s
Gedrukte ex. zijn niet gecontroleerde documenten.
7
Last.
7.1 Inleiding. Hef‐ en hijsmiddelen worden gebruikt voor het verplaatsen van lasten. Naast alle eisen die gesteld worden aan hef‐ en hijsmiddelen, moet ook de last aan diverse eisen voldoen. Integriteit De last moet voldoende sterk zijn om de krachten die erop worden uitgeoefend tijdens hef‐ en hijsactiviteiten te kunnen weerstaan. Stabiliteit De last moet zodanig worden aangeslagen dat deze niet onbedoeld kan kantelen, verschuiven slingeren of vallen Bij de voorbereiding dient hier rekening mee te worden gehouden. Bij het aanslaan van de last moet rekening worden gehouden met de belasting en de richting van de belasting, verloop van de belasting, oppervlak ondersteuning (heffen), bevestigingsmethode, ondersteuning hefmiddel, effect tijdens verplaatsen enz. Na het vaststellen van deze factoren, kan worden bepaald welke middelen moeten worden gebruikt om de last veilig te kunnen hanteren en installeren. Iedereen die bij hef‐ en hijsactiviteiten betrokken is, moet over de nodige basis kennis op het gebied van hef‐ en hijstechnieken beschikken, zoals het krachten verloop, het effect van beweging, het gewicht van lasten, het zwaartepunt en veiligheidsaspecten.
7.2 Kenmerken van de last. Voordat een last op een veilige wijze kan worden verplaatst, moeten de volgende kenmerken van de last bekend zijn: 9 De massa: massa / gewicht; 9 Het zwaartepunt: horizontaal en verticaal; 9 Materiaalsoort: vast, vloeibaar, korrelig, gas of een combinatie van deze kenmerken; 9 De afmetingen ( lengte, breedte en hoogte) en mechanische kenmerken; 7.2.1 Massa, gewicht, kracht en belasting. Het gewicht van een voorwerp is gedefinieerd als de zwaartekracht op het voorwerp en kan worden berekend door de massa te vermenigvuldigen met de zwaartekrachtversnelling, Gewicht = Massa x Zwaartekrachtversnelling; w = mg. Massa is een maatstaf voor de hoeveelheid materiaal in een voorwerp, gewicht is de aantrekkingskracht die op een lichaam wordt uitgeoefend (hoewel dit voor handelsdoeleinden veelal in dezelfde betekenis wordt gebruikt als massa), kracht is een maat voor de interactie tussen lichamen en belasting verwijst gewoonlijk naar de kracht die op een oppervlak of lichaam wordt uitgeoefend. Massa Massa is een maatstaf voor de hoeveelheid materiaal in een voorwerp en houdt rechtstreeks verband met het aantal en het type atomen dat in het voorwerp aanwezig is. De massa wijzigt niet onder invloed van de positie of verplaatsing van een lichaam of ten gevolge van een aanpassing, tenzij er materiaal wordt toegevoegd of verwijderd. De eenheid van massa die in het SI‐systeem wordt gehanteerd, is kilogram (afgekort als kg). Een kilogram is gelijk aan de massa van het internationale prototype van de kilogram dat wordt bewaard in het Bureau International des Poids et Mesures (BIPM) in de buurt van Parijs. Massa kan tevens worden gedefinieerd als de inertie betreffende weerstand tegen versnelling. Doc. Nr.: Revisie. Nr.: Datum: UIE-LIFHOI.SP.01 1 02.09.2010 Electronische kopieën zijn verkrijgbaar via de Shell U.I.E. CMS website.
Custodian: Peter Verhoef
Pagina: 40 van 134 pagina’s
Gedrukte ex. zijn niet gecontroleerde documenten.
Gewicht Voor wat betreft de handel in goederen, wordt gewicht in dezelfde betekenis gebruikt als massa en gemeten in kilogram. Wetenschappelijk bezien, echter, is het gewicht van een lichaam de aantrekkingskracht die erop wordt uitgeoefend. Dit moet worden uitgedrukt in Newton (afgekort als N). De desbetreffende kracht is afhankelijk van de plaatselijke versnelling onder invloed van zwaartekracht. Een gewicht is een gekalibreerde massa die gewoonlijk is vervaardigd uit een metaal met een hoge dichtheid. Het woord gewicht heeft helaas drie betekenissen en dus zou er altijd de nodige zorg moeten worden betracht om vast te stellen welke betekenis in een specifieke context wordt bedoeld. Kracht Kracht is een maatstaf voor de interactie tussen lichamen. Kracht kent verschillende vormen, waaronder atomische krachten, elektromagnetisch krachten en aantrekkingskrachten. Kracht is een vectorgrootheid die is voorzien van richting en omvang. Belasting De term belasting wordt in de techniek veelal gebruikt in de betekenis van een kracht die op een oppervlak of lichaam wordt uitgeoefend. Het is met betrekking tot heffen en hijsen gebruikelijk om het vermogen van hef‐ en hijsmiddelen en het gewicht van de last aan te duiden in (metrische) tonnen (of kilogram). Het gewicht van de last moet bekend zijn voor het kiezen van de juiste hef‐ en hijsmiddelen. De massa kan worden vastgesteld door: ¾ Berekening; ¾ Een aanduiding op de last; ¾ De informatie in de hef‐ en hijsinstructies van de last; ¾ Schatting. 7.2.2 Het zwaartepunt. Ongevallen op werklocaties vinden plaats doordat niet wordt ingezien dat bij het hijsen van een last het zwaartepunt van de last verticaal onder de haak terechtkomt, ongeacht de wijze waarop de stroppen, hefbalken of andere bevestigingen zijn aangebracht. De reden hiervan ligt in het feit dat de som van de krachten en momenten voor een lichaam in evenwicht gelijk moet zijn aan nul. Het zwaartepunt van een lichaam is het punt op het lichaam dat zou kunnen worden beschouwd als hét punt waarop het gewicht van het lichaam met betrekking tot alle richtingen wordt geconcentreerd. Bij een lichaam waarvan het gewicht per netto volume uniform is, bevindt het zwaartepunt zich in het midden. Het zwaartepunt is de plaats waarop het middelpunt van het gehele gewicht van het voorwerp is geconcentreerd en het punt waarop het voorwerp in evenwicht komt wanneer dit wordt gehesen. Bij een stabiel hangende last, bevindt het zwaartepunt zich altijd recht onder de haak. Fabrikanten geven gewoonlijk de positie aan van het zwaartepunt van de last, zoals, reactors, warmte wisselaars en vaten. Tekeningen van fabrikanten bevatten meestal echter meer informatie dan uitsluitend de locatie van het zwaartepunt. Het is van belang dat alle informatie wordt doorgenomen en dat in kaart wordt gebracht welke informatie relevant is. In sommige gevallen is er helaas sprake van een gebrek aan informatie. Wanneer dit zich voordoet, moeten met aannames voorzichtig worden bepaald om de desbetreffende analyse te kunnen uitvoeren. Het behoort tot de verantwoordelijkheden van de desbetreffende engineer om met de juiste personen contact op te nemen en de aannames te valideren. Nadat het zwaartepunt is vastgesteld, moet de belasting op de afzonderlijke hijspunten worden vastgesteld.
Doc. Nr.: Revisie. Nr.: Datum: UIE-LIFHOI.SP.01 1 02.09.2010 Electronische kopieën zijn verkrijgbaar via de Shell U.I.E. CMS website.
Custodian: Peter Verhoef
Pagina: 41 van 134 pagina’s
Gedrukte ex. zijn niet gecontroleerde documenten.
Het zwaartepunt in het midden van de last De last is stabiel
Een excentrisch zwaartepunt De last beweegt
Het zwaartepunt verplaatst zich naar onder de haak
Het zwaartepunt van de last moet zich altijd binnen het hefoppervlak van het hefmiddel bevinden (dat wil zeggen binnen het vorkgebied van een vorkheftruck). Het zwaartepunt bevindt zich Het zwaartepunt bevindt zich buiten het hefoppervlak. binnen het hefoppervlak. De last begint te kantelen. De last is stabiel. Het zwaartepunt (en de massa) zijn van essentieel belang voor de werklast van de hefmiddelen (bijvoorbeeld een vorkheftruck)
De last bevindt zich binnen de werklast van de vorkheftruck
De last bevindt zich buiten de werklast van de vorkheftruck
Doc. Nr.: Revisie. Nr.: Datum: UIE-LIFHOI.SP.01 1 02.09.2010 Electronische kopieën zijn verkrijgbaar via de Shell U.I.E. CMS website.
In de lasttabel wordt de werklast van de vorkheftruck weergegeven Custodian: Peter Verhoef
Pagina: 42 van 134 pagina’s
Gedrukte ex. zijn niet gecontroleerde documenten.
Het positioneren van het zwaartepunt is voor, tijdens en na het verplaatsen van de last van belang met het oog op de stabiliteit.
Een laag zwaartepunt
Een excentrisch zwaartepunt
Een hoog zwaartepunt
Kennis met betrekking tot het zwaartepunt is zowel tijdens heffen als tijdens hijsen van belang. Het bevestigen van stroppen aan de onderkant van een last met een hoog zwaartepunt, kan ertoe leiden dat de last instabiel wordt.
Een last met een hoog zwaartepunt.
Een hoog zwaartepunt Bevestigd aan de bovenkant = Stabiel tijdens hijsen.
Een hoog zwaartepunt Bevestigd aan de onderkant = Instabiel tijdens hijsen.
Bij vloeistoffen en korrelmateriaal kan een verschuivend zwaartepunt leiden tot (dynamische en statische) instabiliteit
Een CCU met symmetrisch geplaatst korrelmateriaal
Een CCU met asymmetrisch geplaatst korrelmateriaal
Vloeistof in een container Een verschuivend zwaartepunt
Doc. Nr.: Revisie. Nr.: Datum: UIE-LIFHOI.SP.01 1 02.09.2010 Electronische kopieën zijn verkrijgbaar via de Shell U.I.E. CMS website.
Custodian: Peter Verhoef
Pagina: 43 van 134 pagina’s
Gedrukte ex. zijn niet gecontroleerde documenten.
7.2.3 Het type materiaal. Het type materiaal is van essentieel belang voor de wijze waarop de last wordt verplaatst. Vast materialen kunnen rechtstreeks worden gehanteerd. Vloeistoffen, gassen, korrelmateriaal en kleine materialen moeten worden omsloten en moeten mogelijk in CCU's (Cargo Carrying Unit) of transporthouders worden geplaatst om deze te kunnen verplaatsen. De aandacht moet hierbij uitgaan naar de stabiliteit van het geheel. Vloeistoffen, korrelmateriaal en samengestelde vaste materialen kunnen tijdens het verplaatsen bewegen, hetgeen kan leiden tot extra krachten op de hef‐ en hijsmiddelen. Raadpleeg de hiervoor weergegeven illustraties. 7.2.4 Afmetingen en mechanische kenmerken. Andere aspecten met betrekking tot de last waaraan aandacht moet worden besteed, zijn vragen, zoals is de last flexibel, bestaat de last uit één stuk, moet de last worden bijeengehouden, is de last gevoelig voor plaatselijke beschadiging of moet de last in de lucht worden gemanipuleerd. Flexibele lasten of kwetsbare lasten moeten mogelijk op verscheidene punten worden ondersteund, waarbij de stroplengte op afzonderlijke ondersteuningspunten mogelijk moet worden aangepast. Als er voor het heffen van een flexibele last uitsluitend gebruik wordt gemaakt van stroppen, moet er rekening worden gehouden met het feit dat naarmate de hoek van het stropbeen ten opzicht van de loodlijn toeneemt, tevens de binnenwaartse kracht toeneemt die is geneigd om de last samen te drukken. Een hijsbalk kan in meerdere ondersteuningspunten voorzien, zonder dat er daarbij sprake is van samenpersing. In extreme gevallen kan het noodzakelijk zijn dat er onder een tere lading een stevige ondersteuningsconstructie wordt geplaatst die tegenwicht biedt tegen de hijskrachten. De wijze waarop een last wordt geheven, gehesen, bewogen of verplaatst, is afhankelijk van: ¾ De afmetingen van de last; ¾ De mechanische kenmerken van de last. Een lange, smalle last wordt op een volledig andere wijze verplaatst dan een symmetrische last met de zelfde lengte‐, breedte‐ en hoogteafmetingen. De sterkte en samenstelling van de last zijn hierbij eveneens van belang. Hierna is een aantal voorbeelden weergegeven:
Een pallet gestapelde goederen De last moet worden geheven De last moet stabiel zijn Er mogen geen onderdelen van de last vallen
Een reservoir gevuld met vloeistof Het reservoir moet worden gehesen Aandacht voor dynamische krachten Een potentieel verschuivend zwaartepunt
Doc. Nr.: Revisie. Nr.: Datum: UIE-LIFHOI.SP.01 1 02.09.2010 Electronische kopieën zijn verkrijgbaar via de Shell U.I.E. CMS website.
Custodian: Peter Verhoef
Pagina: 44 van 134 pagina’s
Gedrukte ex. zijn niet gecontroleerde documenten.
Een last die in het midden is bevestigd De last mag niet kromtrekken De last mag niet verschuiven Het bevestigingspunt moet sterk genoeg zijn
Een last met een tweesprong Er is sprake van extra krachten onder invloed van “interne hoeken” Risico op het naar binnen toe verschuiven van de stroppen
Een last met een tweesprong aan de uiteinden De last moet sterk genoeg zijn De last mag niet kromtrekken Het bevestigingspunt moet sterk genoeg zijn
Een last gehesen met behulp van een evenaar Minimale kromtrekking Minimale inwerking van krachten op de last
Tweesprong rechtstreeks aan de last Gebundelde last met twee stroppen De last moet sterk genoeg zijn De last moet sterk genoeg zijn De bevestigingspunten moeten sterk genoeg zijn Extra krachten onder invloed van “interne hoeken” Extra krachten onder invloed van “interne hoeken” Extra krachten door het wikkelen van stroppen Risico op het naar binnen toe verschuiven van de stroppen
Doc. Nr.: Revisie. Nr.: Datum: UIE-LIFHOI.SP.01 1 02.09.2010 Electronische kopieën zijn verkrijgbaar via de Shell U.I.E. CMS website.
Custodian: Peter Verhoef
Pagina: 45 van 134 pagina’s
Gedrukte ex. zijn niet gecontroleerde documenten.
Een strop die om de last is geslagen De last moet sterk genoeg zijn De stroppen mogen de last niet beschadigen De last mag de stroppen niet beschadigen
Een kettingstrop die om de last is geslagen De last moet sterk genoeg zijn De ketting mag de last niet beschadigen
Een strop die om de last is geslagen, met hoekbeschermers De last moet sterk genoeg zijn Bescherming van de last en stroppen met behulp van hoekbeschermers.
7.3 Bevestiging van de last aan het hijswerktuig. 7.3.1 Inleiding In de ideale situatie is elke last voorzien van speciaal ontworpen hijspunten waaraan stroppen met behulp van een haak of sluiting op een eenvoudige wijze kunnen worden bevestigd. In de praktijk zijn vele lasten niet van dergelijke hijspunten voorzien en hebben zelden een handige vorm. In sommige gevallen is dit te wijten aan een niet voldoende doordacht ontwerp. Met betrekking tot het bevestigen van de last aan het hijswerktuig kan er sprake zijn van een van de volgende omstandigheden: ¾ Een last zonder voorzieningen voor het bevestigen van hijsgereedschappen; ¾ Een last met voorzieningen voor het bevestigen van tijdelijke bevestigingspunten voor hijsgereedschappen; ¾ Een last voorzien van speciaal ontworpen hijsvoorzieningen; ¾ Arbeidsmiddelen met vast gemonteerde bevestigingspunten voor hijsgereedschappen; ¾ Transporthouders. 7.3.2 Lasten zonder voorzieningen voor het bevestigen van hijsgereedschappen. Wanneer er geen geschikte hijsvoorzieningen aanwezig zijn, moeten stroppen worden bevestigd door deze door of om de last te halen. Wanneer stroppen door een geschikte opening worden gehaald, heeft als voordeel dat de last beter wordt vastgezet. Er moet echter de nodige aandacht worden besteed aan de vraag of het materiaal rondom de opening sterk genoeg is om de gehele last te dragen. Wanneer stroppen om de last worden aangebracht, heeft dit tot voordeel dat de last beter wordt ondersteund. Er moet echter de nodige aandacht gegeven worden aan het zeker stellen dat de last stevig is bevestigd, zodat deze niet kan verschuiven of vallen. 7.3.3 Lasten met voorzieningen voor tijdelijke bevestigingspunten voor hijsgereedschappen. Sommige lasten zijn uitgerust met voorzieningen voor verwijderbare oogbouten met schroefdraad die in de last kunnen worden geschroefd en waaraan hijsgereedschappen kunnen worden bevestigd of zijn voorzien van boorgaten waaraan met behulp van bouten hijsbolders of hijsplaten kunnen worden bevestigd. Doc. Nr.: Revisie. Nr.: Datum: UIE-LIFHOI.SP.01 1 02.09.2010 Electronische kopieën zijn verkrijgbaar via de Shell U.I.E. CMS website.
Custodian: Peter Verhoef
Pagina: 46 van 134 pagina’s
Gedrukte ex. zijn niet gecontroleerde documenten.
Het is mogelijk dat de last die moet worden gehesen deel uitmaakt van een samenstel dat eerder als geheel is gehesen, of het tegendeel, dat de last een samenstel is van delen die tijdens de bouw afzonderlijk zijn gehesen. In het laatste geval moet worden gecontroleerd of eventuele hijspunten toereikend zijn voor het samenstel of uitsluitend voor het desbetreffende afzonderlijke onderdeel. Een typisch voorbeeld hiervan zijn een motor en een pomp op een grondplaat. Er is mogelijk een oogbout bevestiging aan gebracht in de motor en in de pomp, waarbij elk van deze bevestigingen toereikend is voor het desbetreffende onderdeel, maar niet het samenstel. Op een soortgelijk wijze is de bovenste helft van een grote tandwielkast wellicht voorzien van hijspunten, waarbij deze mogelijk uitsluitend bedoeld zijn voor het hijsen van de bovenste helft en niet voor de gehele tandwielkast. Er bestaan geen specifieke regels en voorschriften voor oogbouten met schroefdraad of voorgeboorde gaten waaraan oogplaten met behulp van bouten kunnen worden vastgezet. Voorafgaande aan het gebruik moeten deze worden geïnspecteerd om vast te stellen of ze geschikt zijn voor het bedoelde gebruik. Een verwijderbare oogbout met schroefdraad, een hijsoog dat met behulp van bouten aan een last kan worden bevestigd, een hijsplaat of welke andere tijdelijke bevestiging aan een last dan ook, is een “gereedschap voor heffen en hijsen”. Hef‐ en hijsgereedschappen moeten voldoen aan de Europese richtlijnen voor machines, zijn voorzien van een CE‐markering en de volgende kenmerken: 9 De maximal werklast; 9 Een uniek identificatienummer; 9 Een geldige certificatiedatum. De Shell UIE Standaard voor heffen en hijsen is dusdanig opgesteld dat alle toepasselijke regels, voorschriften en vereisten met betrekking tot hef‐ en hijsmiddelen zijn omschreven in één hoofdstuk. Verwezen wordt naar hoofdstuk 8 voor de eisen waaraan hef‐ en hijsmiddelen moeten voldoen. 7.3.4 Lasten die zijn voorzien van speciaal ontworpen hijsvoorzieningen. Lasten kunnen zijn uitgerust met tal van soorten doelgericht ontworpen vaste hijspunten waaraan hijsgereedschappen, zoals stroppen en sluitingen kunnen worden vastgemaakt. Voorbeelden van dergelijke lasten zijn: ¾ Betonnen funderingen en betonnen bouwelementen met speciale uitsparingen of ingegoten pennen of bolvormige kopankers (hijsankersysteem) ; ¾ Voorgemonteerde eenheden, voorgemonteerde rekken, installatieonderdelen, drukvaten, warmtewisselaars en reservoirs met speciale opgelaste hijsaansluitingen of oogplaten; ¾ Zware raffinaderijkolommen en reactorvaten met hijsbolders en hijsogen voor het staarten. Alle bovengenoemde hijsvoorzieningen worden geacht deel uit te maken van de last. Het wordt aangeraden om de last te markeren met het gewicht en hijsinstructies. Deze speciaal ontworpen hijsvoorzieningen moeten voorafgaande aan het gebruik worden gecontroleerd. Als de last eenmaal is geïnstalleerd, bestaat er geen formele verplichting om deze hijsvoorzieningen te onderhouden. Echter: in situaties waarin hijsvoorzieningen na verloop van verscheidene jaren of na een langere periode worden gebruikt voor het hijsen van de last, moeten deze hijsvoorzieningen door een vakbekwaam persoon grondig worden geïnspecteerd. Ter ondersteuning van de inspectie moet het originele technisch constructiedossier worden gecontroleerd. Deze inspectie betreft in het merendeel van de gevallen een niet‐destructief onderzoek.
Doc. Nr.: Revisie. Nr.: Datum: UIE-LIFHOI.SP.01 1 02.09.2010 Electronische kopieën zijn verkrijgbaar via de Shell U.I.E. CMS website.
Custodian: Peter Verhoef
Pagina: 47 van 134 pagina’s
Gedrukte ex. zijn niet gecontroleerde documenten.
7.3.5 Arbeidsmiddelen met permanent gemonteerde hijsvoorzieningen. Arbeidsmiddelen kunnen eveneens zijn uitgerust met tal van soorten doelgericht ontworpen permanent gemonteerde hijsvoorzieningen waaraan hijsgereedschappen, zoals stroppen en sluitingen kunnen worden vastgemaakt. Dergelijke arbeidsmiddelen worden regelmatig van de ene werklocatie naar een andere werklocatie getransporteerd en worden van en op het transportvoertuig en naar de uiteindelijke positie verplaatst door deze te hijsen. Voorbeelden hiervan zijn: 9 Onderdelen van een boortoren; 9 Zandvangers; 9 Frames met pompeenheden; 9 Equipment voor gebruik onder water; 9 Verplaatsbare offshore eenheden; 9 Cementsilo’s; 9 Generatorskids; 9 Machines. De fabrikant van de arbeidsmiddelen moet de hiervoor vermelde middelen volledig in overeenstemming met de Europese machinerichtlijn (2006/42/EEG) bouwen en op de markt brengen. De fabrikant moet voorzien in een technisch constructiedossier en moet via een conformiteitsverklaring verklaren dat de desbetreffende hijsvoorzieningen “geschikt zijn voor het doel” en dat deze voldoende sterk zijn. De fabrikant moet voorzien in een gebruiksaanwijzing. In deze gebruiksaanwijzing informatie over een veilige manier van hijsen zijn opgenomen (richtlijn 2006/42/EEG, BIJLAGE I, artikel 1.7.4.2). De eigenaar van de arbeidsmiddelen moet diens medewerkers instrueren met betrekking tot een veilige werk‐ en gebruiksmethode voor de arbeidsmiddelen. Dit omvat tevens een veilige manier van hijsen. Het volgende moet duidelijk en onuitwisbaar op de arbeidsmiddelen zijn aangegeven: 9 Het maximale brutogewicht; 9 Een identificatienummer; 9 Een geldige certificatiedatum, bij voorkeur de datum tot welke de middelen veilig gebruikt kunnen worden. Verwijzingen en meer informatie: 9 DNV‐standaard voor certificatie Nr. 2.7‐3 verplaatsbare offshore eenheden; 7.3.6 Transporthouders. Cargo Carrying Units en transporthouders worden gebruikt voor het transporteren van vloeistoffen, gassen, granulaten en gecombineerde ladingen. Voorbeelden van transporthouders zijn reservoirs, flessen, pontons, kantelbakken, afvalcontainers, rekken met gascilinders, frames met gasflessen en containers. Alle transporthouders en de bijbehorende onderdelen moeten, onder alle omstandigheden bestand zijn tegen de belastingen waaraan zij worden blootgetseld. Dit is van toepassing zowel tijdens gebruik als tijdens opslag onder alle voorkomende condities en in alle voorkomende samenstellingen . Daarbij moet rekening worden gehouden met de atmosferische effecten en uitgeoefende krachten. Aan deze eisen moet tijdens het transport, het heffen en het hijsen worden voldaan. De eigenaar van de transporthouders moet het bedoelde gebruik aangeven. De gebruiker is verplicht deze instructies in acht te nemen. Doc. Nr.: Revisie. Nr.: Datum: UIE-LIFHOI.SP.01 1 02.09.2010 Electronische kopieën zijn verkrijgbaar via de Shell U.I.E. CMS website.
Custodian: Peter Verhoef
Pagina: 48 van 134 pagina’s
Gedrukte ex. zijn niet gecontroleerde documenten.
Het volgende moet duidelijk en onuitwisbaar op de transporthouders zijn aangegeven: 9 Het maximale brutogewicht; 9 Het lege gewicht (tarragewicht); 9 Het effectieve laadvermogen; 9 Het identificatienummer; 9 Een geldige certificatiedatum, bij voorkeur de datum tot welke de middelen veilig gebruikt kunnen worden. Er moeten instructies worden geleverd met of worden bevestigd aan de middelen (of instructies moeten op een andere wijze kenbaar worden gemaakt). In deze instructies moet de veilige methode voor het heffen of hijsen van de middelen zijn aangegeven. Opmerking: Cargo Carrying Unit’s en transporthouders die worden gebruikt voor of die zullen worden gebruikt in een offshore omgeving, moeten voldoen aan alle eisen van EN ‐ 12079: 2006, “Offshore containers and associated lifting sets”, deel 1,2 en 3. ¾ EN ‐ 12079: 2006, deel 1: “Offshore containers – Design, manufacture and marking”; ¾ EN ‐ 12079: 2006, deel 2: “Lifting sets ‐ Design, manufacture and marking”; ¾ EN ‐ 12079: 2006, deel 3: “Periodic inspection, examination and testing”. Verwijzingen en meer informatie: 9 DNV‐standaard voor certificatie Nr. 2.7‐1 “Offshore Containers”; 9 DNV‐standaard voor certificatie Nr. 2.7‐3 “Portable Offshore Units”; 9 Stepchange in Safety guidance on “design and handling of cargo baskets”; 9 Stepchange in Safety guidance on “design and handling of chemical tanks”.
7.4 Risico's ten gevolge van de last. Er wordt hierna een aantal risico's met betrekking tot de last weergegeven ten behoeve van het opstellen van een risicobeoordeling. Onderwerp Aandachtspunt Risico Foutieve schatting van het Overbelasting van de hef‐ of Gewicht‐ Massa gewicht van de last. hijsmiddelen Een hoog zwaartepunt Kantelende last Een excentrisch zwaartepunt Schommelende last (hijsen) Overbelasting (heffen) Het zwaartepunt Kantelen (heffen) Wijziging van de positie van Instabiliteit tijdens het zwaartepunt hijsen/heffen Positiewijziging van de last Materiaal Instabiliteit van de last (verplaatsen/verschuiven) Instabiliteit van de last Afmetingen Kromtrekken van de last Beschadiging van de last Van de bodem bij heffen Van hijsvoorzieningen bij Beschadiging van de last of Mechanisch sterkte hijsen instabiliteit bij het hijsen of heffen Van de last zelf indien geen hijsvoorzieningen aan de last Beschadiging van het hef‐ of Gebruiksaanwijzing Geen gebruiksaanwijzing hijsgereedschap Beschadiging van de last Beschadiging van de last Onderhoud Slijtage Vallen/lekken van de last Beschadiging van de last en Inspectie/testen Verborgen gebreken schade aan de omgeving Doc. Nr.: Revisie. Nr.: Datum: UIE-LIFHOI.SP.01 1 02.09.2010 Electronische kopieën zijn verkrijgbaar via de Shell U.I.E. CMS website.
Custodian: Peter Verhoef
Pagina: 49 van 134 pagina’s
Gedrukte ex. zijn niet gecontroleerde documenten.
8
Hef- en hijsmiddelen.
8.1 Algemene eisen aan hef- en hijsmiddelen. Alle hef‐ en hijsmiddelen moeten voldoen aan de eisen gesteld in: de EU‐richtlijnen 89/655/EEG en 95/63/EG inzake de veiligheid en gezondheid bij het gebruik door werknemers van arbeidsmiddelen op de arbeidsplaats: Naast de bovenstaande richtlijn: ¾ Hef‐ en hijswerktuigen en hef‐ en hijsgereedschappen moeten voldoen aan de eisen zoals gesteld in: de EU‐richtlijnen voor machines 89/392/EEG, 98/37/EEG of 2006/42/EEG. ¾ Transporthouders moeten voldoen aan internationale standaarden die zijn goedgekeurd door branche organisaties. Zie Schema 2 dat hierna is weergegeven. 8.1.1 Verklaring van overeenstemming. Alle hef‐ en hijswerktuigen en hef‐ en hijsgereedschappen moeten voldoen aan de eisen zoals gesteld in de machinerichtlijn 89/392/EEG, 98/37/EG of 2006/42/EG. De samensteller / leverancier moet via een verklaring van overeenstemming verklaren dat de middelen voldoen aan de essentiële veiligheidseisen die in de richtlijn worden vermeld. Deze verklaring moet een beschrijving en identificatie van de hef‐ en hijsmiddelen bevatten. De eigenaar moet de verklaring van overeenstemming beschikbaar hebben tijdens de gehele levensduur van de middelen. Transporthouders vallen niet onder de richtlijn voor machines, maar moeten voldoen aan eisen van internationale standaarden of branche organisaties. Schema 2: Hef‐ en hijsmiddelen EU‐richtlijn 89/655/EEG EU‐richtlijn 95/63/EEG
Hef‐ en hijswerktuigen Machinerichtlijn
Hef‐ en hijsgereedschappen Machinerichtlijn
Transporthouders Standaarden (ISO/EN)
8.1.2 Gebruiksaanwijzing. Alle hef‐ en hijsmiddelen moeten zijn voorzien van een gebruiksaanwijzing in de officiële gemeenschapstaal of de taal van de lidstaat waarin deze op de markt wordt gebracht en/of wordt gebruikt. Deze gebruiksaanwijzing (of fotokopieën) moet op een veilige plaats worden bewaard, hoort bij de middelen aanwezig te zijn en moet op een eenvoudige wijze toegankelijk zijn voor de gebruiker van de hef‐ en hijsmiddelen. De fabrikant moet in ieder geval voorzien in een gebruiksaanwijzing waarin de toelaatbare bedrijfsomstandigheden, ontwerpcriteria, test‐ en onderhoud‐ en inspectie eisen zijn gedefinieerd in een de taal die voor een veilig gebruik op de locatie is afgesproken.
Doc. Nr.: Revisie. Nr.: Datum: UIE-LIFHOI.SP.01 1 02.09.2010 Electronische kopieën zijn verkrijgbaar via de Shell U.I.E. CMS website.
Custodian: Peter Verhoef
Pagina: 50 van 134 pagina’s
Gedrukte ex. zijn niet gecontroleerde documenten.
8.1.3 Inspectie. Alle gebruikte hef‐ en hijsmiddelen (zie Schema 2) moeten voldoen aan de eisen van de richtlijn met betrekking tot de veiligheid en gezondheid bij het gebruik door werknemers van arbeidsmiddelen op de arbeidsplaats: 89/655/EEG, artikel 3: Algemene verplichtingen 1. De werkgever neemt de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat arbeidsmiddelen die in de onderneming en/of de inrichting ter beschikking van de werknemers worden gesteld, geschikt zijn voor het uit te voeren werk of daartoe behoorlijk zijn aangepast, zodat de veiligheid en de gezondheid van de werknemers tijdens het gebruik van deze arbeidsmiddelen kunnen worden gewaarborgd. Bij de keuze van de arbeidsmiddelen die hij overweegt te gebruiken, houdt de werkgever rekening met de arbeidsomstandigheden en de specifieke kenmerken van de arbeid en met de in de onderneming en/of inrichting, met name op de werkplek, bestaande risico's voor de veiligheid en de gezondheid van de werknemers en/of de risico's die daaraan zouden kunnen worden toegevoegd door het gebruik van de desbetreffende arbeidsmiddelen. 2. Wanneer het niet mogelijk is de veiligheid en de gezondheid van de werknemers aldus volledig te waarborgen bij het gebruik van arbeidsmiddelen, treft de werkgever passende maatregelen om de risico's tot een minimum te beperken.
95/63/EEG, artikel 4a: Keuring van de arbeidsmiddelen 1. De werkgever ziet erop toe dat de arbeidsmiddelen waarvan de veiligheid afhangt van de wijze van installatie, worden onderworpen aan een eerste keuring door deskundige personen in de zin van de nationale wetgevingen en/of praktijken (na de installatie en vóór de eerste ingebruikneming), alsmede aan een keuring na elke montage op een nieuwe locatie of een nieuwe plek, teneinde ervoor te zorgen dat deze arbeidsmiddelen op de juiste wijze worden geïnstalleerd en goed functioneren. 2. De werkgever ziet erop toe dat de arbeidsmiddelen die onderhevig zijn aan invloeden die leiden tot verslechteringen welke aanleiding kunnen geven tot het ontstaan van gevaarlijke situaties, worden onderworpen aan: ‐ periodieke keuringen en, in voorkomend geval, aan periodieke proeven, door deskundige personen in de zin van de nationale wetgevingen en/of praktijken, ‐ bijzondere keuringen door deskundige personen in de zin van de nationale wetgevingen en/of praktijken, telkens wanneer zich uitzonderlijke gebeurtenissen hebben voorgedaan die schadelijke gevolgen kunnen hebben voor de veiligheid van het arbeidsmiddel, zoals aanpassingen, ongevallen, natuurverschijnselen en langere perioden van buitengebruikstelling, teneinde te garanderen dat de veiligheids‐ en gezondheidsvoorschriften worden nageleefd en deze verslechteringen tijdig worden opgespoord en hersteld. 3.De resultaten van de keuringen moeten schriftelijk worden vastgelegd en ter beschikking van de bevoegde autoriteit worden gehouden. Zij moeten voldoende lang worden bewaard. Wanneer de betrokken arbeidsmiddelen buiten de onderneming worden gebruikt, moeten zij vergezeld gaan van een materieel bewijs van de laatste keuring. 4. De lidstaten bepalen hoe de keuringen plaatsvinden.
8.1.4 Inspectieschema. O basis van de hiervoor vermelde Europese richtlijn en nationale voorschriften, is de eigenaar verplicht om een inspectieschema op te stellen voor hef‐ en hijsmiddelen. De inhoud van dit schema moet ingaan op de volgende onderwerpen: 9 De regelmaat waarmee inspecties moeten worden uitgevoerd; 9 Een beschrijving van de inspecties die moeten worden uitgevoerd; 9 Vakbekwame personen die inspecties mogen uitvoeren. Alle hef‐ en hijsmiddelen moeten worden gemarkeerd met of voorzien van een label met de datum van de laatste inspectie, danwel de datum van de volgende inspectie. De datum van de volgende inspectie heeft de voorkeur (veilig te gebruiken tot genoemde datum) In gevallen waarin deze markering of een dergelijk label niet leesbaar of niet volledig duidelijk is, mogen de middelen niet worden gebruikt. Doc. Nr.: Revisie. Nr.: Datum: UIE-LIFHOI.SP.01 1 02.09.2010 Electronische kopieën zijn verkrijgbaar via de Shell U.I.E. CMS website.
Custodian: Peter Verhoef
Pagina: 51 van 134 pagina’s
Gedrukte ex. zijn niet gecontroleerde documenten.
De maximale periode tussen twee inspecties mag niet langer zijn dan: ¾ 6 maanden voor middelen voor het hijsen van personen. ¾ 12 maanden voor hef‐ en hijswerktuigen. ¾ 12 maanden voor hef‐ en hijsgereedschappen en transporthouders. Voor het Verenigd Koninkrijk geldt een periode van 6 maanden. Opmerking: In gevallen waarin de plaatselijke wetgeving en voorschriften een korter interval of een strenger inspectieschema vereisen, moeten de wetgeving en voorschriften te allen tijde prevaleren. 8.1.5 Definitie van inspectie. Het beoordelen van een productontwerp, product, dienst, proces of installatie en het vaststellen van de conformiteit daarvan met betrekking tot specifieke vereisten of op basis van een professionele beoordeling of algemene vereisten (ISO/IEC 17020). Synoniemen voor inspectie: 9 Keuring; 9 Grondige keuring; 9 Periodieke keuring; 9 Periodieke inspectie. 8.1.6 Beoordelingsinstantie. De beoordelingsinstantie moet onafhankelijk zijn in de mate waarin dat is vereist met betrekking tot de voorwaarden waaronder deze in haar diensten voorziet. Afhankelijk van de voorwaarden die in het inspectieschema zijn vermeld, moet de beoordelingssinstantie voldoen aan de minimumcriteria die zijn uiteengezet in ISO/IEC 17020. Opmerking: Een instantie kan een organisatie of een gedeelte van een organisatie zijn(ISO/IEC 17020). 8.1.7 Merken. Alle hef‐ en hijsmiddelen moeten worden gemarkeerd met de volgende informatie: 9 De werklast; 9 Een uniek identificatienummer; 9 De datum van de laatste inspectie, danwel de datum van de volgende inspectie. De datum van de volgende inspectie heeft de voorkeur (veilig te gebruiken tot genoemde datum); 9 Veiligheidsinstructies en ‐waarschuwingen, indien dat van toepassing is. 8.1.8 Toepassing van kleurcodes. Kleurcodering is een methode die wordt gebruikt voor het visueel aanduiden van de inspectieperiode. Kleurcodes worden uitsluitend gebruikt voor visuele identificatiedoeleinden. Deze vormen geen vervanging van de eisen om een volledige controle voorafgaande aan het gebruik uit te voeren en kleurcodes zijn niet bedoeld als vervanging van andere identificatiemiddelen die deze Standaard vereist. Wanneer er een kleurcoderingssysteem wordt gebruik, moet dit in overeenstemming zijn met regionaal en internationaal geaccepteerde veiligheidssymbolen en kleurcodes, zoals die van het IMO‐ systeem (International Maritime Organisation). Waar mogelijk moet de kleurcodering zijn gestandaardiseerd met betrekking tot alle partijen (opdrachtgevers en aannemers) in hetzelfde activiteitengebied. De correcte kleurcode moet opvallend zichtbaar zijn op de werklocatie. Houd rekening met mogelijk conflicterende kleuren wanneer er een kleurcoderingssysteem wordt gebruikt. Op tal van locaties wordt een specifieke kleur gebruikt om aan te duiden dat middelen “ongeschikt zijn voor de werkzaamheden”. Deze kleur mag niet in een kleurcoderingssysteem worden gebruikt. ¾ In het Verenigd Koninkrijk, Ierland en Nederland wordt “rood” gebruikt als een waarschuwingskleur voor middelen die buiten bedrijf zijn gesteld. ¾ In Noorwegen wordt de kleur wit gebruikt om aan te geven dat middelen niet mogen worden gebruikt (zoals is voorgeschreven in NORSOK R‐003). Doc. Nr.: Revisie. Nr.: Datum: UIE-LIFHOI.SP.01 1 02.09.2010 Electronische kopieën zijn verkrijgbaar via de Shell U.I.E. CMS website.
Custodian: Peter Verhoef
Pagina: 52 van 134 pagina’s
Gedrukte ex. zijn niet gecontroleerde documenten.
8.1.9 Documentatie – registratie. Er moet een registratiesysteem voor hef‐ en hijsmiddelen zijn geïmplementeerd waarin voor alle hef‐ en hijsmiddelen de volgende gegevens worden geregistreerd: 9 De fabrikant en een beschrijving; 9 Een identificatienummer; 9 De werklast; 9 De datum waarop de middelen voor het eerst in gebruik zijn genomen; 9 Bijzonderheden met betrekking tot gebreken en stappen die zijn ondernomen om deze te herstellen; 9 Het inspectieschema; 9 Data en nummers van certificaten van testen, inspecties en de naam van de persoon die deze heeft uitgevoerd; 9 De vervaldatum van de vorige inspectie en datum van de volgende inspectie; 9 Het onderhoudslogboek. Inspectieschema's, rapporten van inspecties en andere documenten (zoals de verklaring van overeenstemming) die betrekking hebben op hef‐ en hijsmiddelen moeten eenvoudig toegankelijk zijn voor inspecteurs van de relevante beoordelingsinstantie, indien daarom wordt gevraagd. 8.1.10 Onderhoud en staat van hef‐ en hijsmiddelen. De middelen moeten volgens de gebruiksaanwijzing van de fabrikant van de middelen worden onderhouden en moeten altijd geschikt zijn voor een veilig gebruik. Met betrekking tot de staat van de hef‐ en hijsmiddelen moet er sprake zijn van het volgende: 9 De middelen zijn volledig gebruiksklaar (inclusief alle voorgeschreven veiligheids‐ voorzieningen); 9 De middelen zijn onderhouden volgens de gebruikersaanwijzing van de desbetreffende middelen; 9 Er zijn geen technische wijzigingen aangebracht (ten opzichte van de gebruikersaanwijzing; 9 De middelen mogen geen slijtage vertonen; 9 De middelen mogen geen schade vertonen.
8.2 Eisen voor hijswerktuigen. 8.2.1
Algemene eisen voor hijswerktuigen. Alle gemotoriseerde hijswerktuigen en eventuele bijbehorende ondersteunende transportmiddelen moeten ten minste zijn uitgerust met: 9 Veiligheidsgordels; 9 Een claxon; 9 Een voorziening voor het reinigen van de ruiten (zoals een blower aan de binnenzijde en ruitenwissers aan de buitenzijde); 9 Een vergrendelingsmogelijkheid (zoals voor de motor en de deur); 9 Een brandblusser; 9 Een EHBO‐trommel; 9 Werkende verlichting; 9 Een automatisch werkend geluidssignaal voor achteruitrijden; 9 Een vonkenvanger in de uitlaat en verwarming (controleer de eisen bij de eigenaar van de locatie); 9 Een geel/oranje zwaailicht; 9 Markeringstape.
Kranen waarbij er sprake is van gebreken aan of niet werkende “Safety Critical Beveiligingen”, zoals eindafslagen en Last Moment Indicatoren, moeten buiten gebruik worden gesteld.
Doc. Nr.: Revisie. Nr.: Datum: UIE-LIFHOI.SP.01 1 02.09.2010 Electronische kopieën zijn verkrijgbaar via de Shell U.I.E. CMS website.
Custodian: Peter Verhoef
Pagina: 53 van 134 pagina’s
Gedrukte ex. zijn niet gecontroleerde documenten.
In situaties waarin er gebruik moet worden gemaakt van een kraan waarbij er sprake is van gebreken aan “Safety Critical Beveiligingen”, of waarbij deze niet werken, moet dit gebruik worden goedgekeurd door een technische autoriteit van het niveau 1 (TA1). Hijsactiviteiten moeten in een dergelijke situaties worden gecategoriseerd als “Niet‐routinematige – Complex/Kritisch” activiteiten. Haken Bij dynamische hijsactiviteiten, gebruik van lieren op de boorvloer en in gebieden rondom de “moonpool”, moeten veiligheidshaken met dubbele beveiliging worden gebruikt, zodat onbedoeld losraken (uithaken) altijd wordt voorkomen. Een dubbele beveiliging kan worden verwezenlijkt via: 1. Het gebruik van veiligheidshaken die zijn voorzien van een ingebouwde mechanische vergrendeling; 2. Haken met een vergrendelingspen op de veiligheidspal of een mechanische secundaire vergrendeling. 8.2.2 Mobiele kranen. Inspectie: Ja. Om de 12 maanden. Inspectiefrequentie: Speciale eisen: 9 Een kraanboek als de capaciteit groter is dan of gelijk is aan 2 ton; 9 Beheersysteem voor de staalkabels; 9 Een extern optisch en akoestisch waarschuwingssignaal bij overbelasting; 9 Een milieupakket; 9 Mobiele kranen die zijn voorzien van een lasttabel werkend op banden, mogen deze mogelijkheid niet gebruiken. Het werken zonder gebruik te maken van de afstempeling is strikt verboden. 8.2.3 Torenkranen. Inspectie: Ja. Inspectiefrequentie: Om de 12 maanden. Speciale eisen: 9 Een kraanboek als de capaciteit groter is dan of gelijk is aan 2 ton; 9 Beheersysteem voor de staalkabels; 9 Een inspectie direct na het monteren en voor het eerste gebruik op de werkplek. 8.2.4 Autolaadkranen. Inspectie: Ja. Om de 12 maanden. Inspectiefrequentie: Speciale eisen: 9 Een kraanboek als de capaciteit groter is dan of gelijk is aan 2 ton; 9 Beheersysteem voor de staalkabels; 9 Een milieupakket; Autolaadkranen die zijn ingericht voor het uitvoeren van hijswerkzaamheden, moeten worden behandeld als mobiele kranen (zie hoofdstuk 8.2.2).
Doc. Nr.: Revisie. Nr.: Datum: UIE-LIFHOI.SP.01 1 02.09.2010 Electronische kopieën zijn verkrijgbaar via de Shell U.I.E. CMS website.
Custodian: Peter Verhoef
Pagina: 54 van 134 pagina’s
Gedrukte ex. zijn niet gecontroleerde documenten.
8.2.5 Offshore kranen. Inspectie: Ja. Inspectiefrequentie: Om de 12 maanden. Speciale eisen: 9 Een kraanboek als de capaciteit groter is dan of gelijk is aan 2 ton; 9 Beheersysteem voor de staalkabels; 9 Offshore kranen die worden gebruikt voor het hijsen van personeel met behulp van werkbakken of die worden gebruikt voor het overbrengen van personeel met behulp van “personnel transfer carriers”, moeten zijn gecertificeerd voor dergelijke hijsactiviteiten, hetgeen duidelijk op de buitenkant van de kraan moet zijn aangegeven; 9 De veiligheidsklep op alle haken moet zijn uitgerust met een vergrendelingspen om het onbedoeld openen van de veiligheidsklep te voorkomen; 9 Blokken en balgewichten moeten worden geverfd in een fluorescerende oranje kleur, zodat deze duidelijk zichtbaar zijn. 8.2.6 Portaalkranen / bovenloopkranen Inspectie: Ja Om de 12 maanden. Inspectiefrequentie: Speciale eisen: 9 Een kraanboek als de capaciteit groter is dan of gelijk is aan 2 ton; 9 Beheersysteem voor de staalkabels. 8.2.7 Side booms. Inspectie: Ja Inspectiefrequentie: Om de 12 maanden. Speciale eisen: 9 Een kraanboek als de capaciteit groter is dan of gelijk is aan 2 ton; 9 Beheersysteem voor de staalkabels. 8.2.8 Hijswerktuigen. De hierna vermelde eisen zijn van toepassing op: ¾ Rateltakels; ¾ Handkettingtakels; ¾ Staalkabeltrekkers. Inspectie: Ja. Inspectiefrequentie: Om de 12 maanden. Speciale eisen: 9 Gecertificeerd voor het uitvoeren van hijswerkzaamheden. 8.2.9 Lieren. Inspectie: Ja. Om de 12 maanden. Inspectiefrequentie: Speciale eisen: 9 Beheersysteem voor de staalkabels; 9 Gecertificeerd voor het uitvoeren van hijswerkzaamheden; 9 Gecertificeerde ankerpunten voor de haak wanneer de haak niet aan de last is bevestigd; 9 Als en wanneer deze moeten worden gebruikt op geengineerde en berekende posities, moeten deze worden voorzien van een geschikte lierbevestiging; 9 Een inspectie direct na het monteren en voor het eerste gebruik op de werkplek; 9 Wanneer er twee of meer lieren worden gebruikt op één werkplek, moeten overeenkomstige kleuren worden gebruikt voor winchbediening, haken, wartels, staalkabeleinden en verankeringspunten. Dit voor het zeker stellen van een veilige communicatie tijdens het werk. Doc. Nr.: Revisie. Nr.: Datum: UIE-LIFHOI.SP.01 1 02.09.2010 Electronische kopieën zijn verkrijgbaar via de Shell U.I.E. CMS website.
Custodian: Peter Verhoef
Pagina: 55 van 134 pagina’s
Gedrukte ex. zijn niet gecontroleerde documenten.
9
9
Op het einde van de staalkabel moet een balgewicht gebruikt worden, indien de last zich boven de hoogte van de winch bevindt. Balgewicht moet worden gecertificeerd als hijsgereedschap; 9 Lieren die worden gebruikt voor het verplaatsen van personen, moeten hiertoe zijn gecertificeerd. Deze lieren moeten duidelijk worden gemarkeerd met de tekst “bestemd voor personenvervoer in draaggordels”. De lier mag nooit voor enig ander doeleinde worden gebruikt. Het is aanbevolen om een zwakke schakel te gebruiken tussen het staalkabeleind en het tijdelijke bevestigingspunt ter voorkomin van beschadigingen.
8.3 Eisen voor hefwerktuigen. 8.3.1
Algemene eisen voor gemotoriseerde hefwerktuigen. Alle gemotoriseerde hefwerktuigen en eventuele bijbehorende ondersteunende transportmiddelen moeten ten minste zijn uitgerust met: 9 Veiligheidsgordels; 9 Een claxon; 9 Een voorziening voor het reinigen van de ruiten (zoals een blower aan de binnenzijde en ruitenwissers aan de buitenzijde); 9 Een vergrendelingsmogelijkheid (zoals voor de motor en de deur); 9 Werkende verlichting; 9 Een automatisch werkend geluidssignaal voor achteruitrijden; 9 Een vonkenvanger en verwarming (controleer de eisen bij de eigenaar van de voorziening); 9 Een geel/oranje zwaailicht.
8.3.2 Heftrucks. De hierna vermelde eisen zijn van toepassing op: 9 Heftrucks; 9 Verreikers; 9 Palletheftrucks; 9 Stapelaars. Inspectie: Ja. Inspectiefrequentie: Om de 12 maanden. Speciale eisen: 9 Kantelbeveiliging; 9 Een automatische stroomonderbreker. Verreikers die zijn ingericht voor hijsactiviteiten, moeten worden behandeld als mobiele kranen (zie hoofdstuk 8.2.2). 8.3.3 Vijzels. Inspectie: Inspectiefrequentie: Speciale eisen:
Ja. Om de 12 maanden. Geen.
8.3.4 Bouwliften. Inspectie: Ja. Om de 12 maanden. Inspectiefrequentie: Speciale eisen: 9 Beheersysteem voor de staalkabels; 9 Een inspectie direct na het monteren en voor het eerste gebruik op de werkplek; 9 Testen op 1,25 x de werklast voordat deze voor het eerst op de werkplek worden gebruikt; 9 Berekening van de verankering. Doc. Nr.: Revisie. Nr.: Datum: UIE-LIFHOI.SP.01 1 02.09.2010 Electronische kopieën zijn verkrijgbaar via de Shell U.I.E. CMS website.
Custodian: Peter Verhoef
Pagina: 56 van 134 pagina’s
Gedrukte ex. zijn niet gecontroleerde documenten.
8.3.5 Laadliften van voertuigen, systemen voor laden en lossen. De hierna vermelde eisen zijn van toepassing op: ¾ Laadliften van voertuigen (laadkleppen) (heffen); ¾ Kabelsysteem (heffen); ¾ Portaalsysteem (hijsen); ¾ Haakarmsysteem (heffen). Inspectie: Ja. Inspectiefrequentie: Om de 12 maanden. Speciale eisen: Geen. 8.3.6 Grondverzetmachines. De hierna vermelde eisen zijn van toepassing op: ¾ Grondverzetmachines; ¾ Voorladers. Inspectie: Ja. Inspectiefrequentie: Om de 12 maanden. Speciale eisen: Zie de uiteenzetting die hieronder is weergegeven. Naast het gebruik voor graafwerkzaamheden kunnen hydraulische graafmachines en grondverzetmachines ook worden gebruikt voor het verplaatsen van vrijhangende lasten. “beperkte” hijswerkzaamheden: Er zijn hijsactiviteiten waarbij er sprake is van een rechtstreekse relatie met graafwerkzaamheden, zoals het leggen van pijpleidingen, enzovoort, het laden en lossen van gereedschappen en steunschotten en het rijden met de machine terwijl de last 1 meter boven de rijhoogte hangt. De graafmachine moet aan de volgende eisen voldoen: 9 Een gebruiksaanwijzing en een kraanboek als de capaciteit groter is dan of gelijk is aan 2 ton; 9 Een werklasttabel; 9 Lastmoment signalering. “onbeperkte” hijswerkzaamheden: Deze machines moeten worden behandeld als mobiele kranen (zie hoofdstuk 8.2.2). Machines die zijn uitgerust als een heftruck, moeten worden behandeld als heftrucks (zie hoofdstuk 8.3.2).
Doc. Nr.: Revisie. Nr.: Datum: UIE-LIFHOI.SP.01 1 02.09.2010 Electronische kopieën zijn verkrijgbaar via de Shell U.I.E. CMS website.
Custodian: Peter Verhoef
Pagina: 57 van 134 pagina’s
Gedrukte ex. zijn niet gecontroleerde documenten.
8.4 Eisen voor hef- en hijsgereedschappen. 8.4.1 Kettingmateriaal. De hierna vermelde eisen zijn van toepassing op: ¾ Hijsstroppen (ketting); ¾ Sluitingen; ¾ Plaatklemmen; ¾ Oogbouten en wartels; ¾ Wigklemmen; ¾ Haken; ¾ Hijsogen en ‐bouten; ¾ Balkklemmen; ¾ Blokschijven; ¾ Loopkatten; ¾ Diversen: 9 Hijskappen; 9 Hijsmoeren; 9 Hijsnippels. Inspectie: Ja. Inspectiefrequentie: Om de 12 maanden. Verenigd Koninkrijk: Om de 6 maanden. Speciale eisen voor dynamisch hijsen: ¾ Sluitingen: Uitsluitend boutverbinding (schroef/moer) met splitpen. ¾ Haken: Veiligheidshaken die zijn voorzien van een ingebouwde mechanische vergrendeling en een vergrendelingspen (secundaire vergrendeling). 8.4.2 Stroppen (staalkabel). Inspectie: Ja. Om de 12 maanden. Verenigd Koninkrijk: Om de 6 maanden. Inspectiefrequentie: Speciale eisen: 9 Eindverbindingen door de kabelfabrikant. 9 Afkeurcriterium: meer dan vijf gebroken draden op een lengte van vijfmaal de diameter, of indien er drie of meer dichter bij elkaar gegroepeerde draden zijn gebroken. 8.4.3 Kunststof hijsbanden. Ja. Inspectie: Inspectiefrequentie: Om de 6 maanden. Speciale eisen: 9 Schokbelasting, sjorren en slepen, is verboden. 9 Raadpleeg tevens de omgevingsbeperkingen met betrekking tot offshore gebruik (zie hoofdstuk 4). 9 Afkeur criteria voor kunststof hijsbanden: ¾ Een ontbrekend of onleesbaar label van de oorspronkelijke fabrikant; ¾ Een ontbrekend uniek identificatienummer; ¾ Een ontbrekende geldige inspectiedatum; ¾ Gaten, scheuren, inkepingen of oneffenheden; ¾ Beschadigd of versleten stiksel in lastdragende verbindingen; ¾ Lokale slijtage die afwijkt van de algemene slijtage; ¾ Beschadigingen ten gevolge van hitte en wrijving; ¾ Gaatjes of inscheuringen; ¾ Sporen van of bekendheid met betrekking tot contact met chemicaliën; ¾ Knopen in welk gedeelte dan ook van de hijsband; ¾ Smelt‐ of schroeiplekken op welk gedeelte dan ook van de hijsband; ¾ Elke andere zichtbare beschadiging die de sterkte van de hijsband in het geding brengt. Doc. Nr.: Revisie. Nr.: Datum: UIE-LIFHOI.SP.01 1 02.09.2010 Electronische kopieën zijn verkrijgbaar via de Shell U.I.E. CMS website.
Custodian: Peter Verhoef
Pagina: 58 van 134 pagina’s
Gedrukte ex. zijn niet gecontroleerde documenten.
8.4.4 Balken. De hierna vermelde eisen zijn van toepassing op: ¾ Hijsbalken; ¾ Uithouders; ¾ Evenaars; ¾ Hijsframes. Inspectie: Ja. Inspectiefrequentie: Om de 12 maanden. Verenigd Koninkrijk: Om de 6 maanden. Speciale eisen: 9 Veiligheidsinstructies en ‐waarschuwingen, indien van toepassing. 8.4.5 Werkbakken. Inspectie: Ja. Om de 6 maanden. Inspectiefrequentie: Speciale eisen: 9 Zie de praktische richtlijn: “hijsen van personeel met een werkbak hangende aan een kraan”. 9 De constructie moet volledig in overeenstemming zijn met EN 14502‐1. 8.4.6 “Personnel transfer carrier”. Inspectie: Ja. Om de 6 maanden. Inspectiefrequentie: Speciale eisen: 9 Zie de praktische richtlijn: “Personeel overplaatsen met een “personnel carrier “. 8.4.7 Diverse gereedschappen. De hierna vermelde eisen zijn van toepassing op: ¾ Pallethaken; ¾ Klemmen. Inspectie Ja. Om de 12 maanden. Inspectiefrequentie: Speciale eisen: Geen.
Verenigd Koninkrijk: Om de 6 maanden.
8.4.8 Vaste hijsbalken en monorails. Inspectie: Ja. Om de 12 maanden. Verenigd Koninkrijk: Om de 6 maanden. Inspectiefrequentie: Speciale eisen: 9 Gecertificeerd voor hijsactiviteiten; 9 Eindstop op de balk (in gevallen waarin er loopkatten worden gebruikt).
Doc. Nr.: Revisie. Nr.: Datum: UIE-LIFHOI.SP.01 1 02.09.2010 Electronische kopieën zijn verkrijgbaar via de Shell U.I.E. CMS website.
Custodian: Peter Verhoef
Pagina: 59 van 134 pagina’s
Gedrukte ex. zijn niet gecontroleerde documenten.
9
Personeel.
Hef‐ en hijsactiviteiten kunnen gevaarlijk zijn en vergen daarom ervaren, geoefende en vakbekwame personen. Wanneer er ongevallen plaatsvinden, zijn het in de meeste gevallen leden van het hef‐ en hijsteam die letsel oplopen. Root Cause Analysis met betrekking tot incidenten op het gebied van hef‐ en hijsactiviteiten binnen de E&P‐sector, geven aan dat ten minste 80 % van de ongevallen is gerelateerd aan menselijke fouten. Dit betreft bijvoorbeeld het niet volledig organiseren van de activiteit, een foutieve activiteit met betrekking tot middelen en procedures, foutief of gebrekkig onderhoud of een gebrekkige beveiliging van het gebied waarin de hef‐ en hijsactiviteit plaatsheeft. Er moet worden vastgesteld en er mag niet worden verondersteld dat alle betrokken medewerkers zich bewust zijn van het volgende: 9 Op welke wijze de hef‐ en hijsactiviteit wordt uitgevoerd; 9 De risico's die met de hef‐ en hijsactiviteit gepaard gaan; 9 De activiteit wordt uitgevoerd volgens de plaatselijke regels, voorschriften en procedures. Dit kan worden bereikt als alle betrokkenen inzien waarom plannen en procedures zijn zoals ze zijn en als ze als gevolg daarvan beseffen dat deze voorzien in de veilige wijze om de activiteit uit te voeren. Het betrokken personeel zou moeten inzien dat de plannen en aanbevolen procedures die worden gebruikt in hun belang zijn. Werkgevers zijn wettelijk verplicht om zeker te stellen dat alle medewerkers die bij hef‐ en hijsactiviteiten zijn betrokken, daartoe zijn opgeleid, dat zij over de vereiste ervaring beschikken voor het type activiteit dat wordt uitgevoerd en dat zij formeel kunnen worden beoordeeld als zijnde vakbekwaam. Het onderstaande personeel moet op basis van hun specifieke rol en het specifieke type en soort middel dat wordt gebruikt correct zijn opgeleid op het gebied van veilig plannen en uitvoeren van hef‐ en hijsactiviteiten: 9 Person In Charge = Verantwoordelijke personen; 9 Uitvoerder hef‐ en hijswerken; 9 Offshore kraanmachinist; 9 Mobiele kraan en rupskraanmachinist; 9 Torenkraanmachinist; 9 Mobiele torenkraanmachinist; 9 Bovenloopkraanmachinist; 9 Machinist van autolaadkraan; 9 Machinist autolaadkranen met een hijsvoorziening ≥ 10 tonmeter; 9 Machinist van verreiker; 9 Machinist van verreiker met een hijsvoorziening ≥ 10 tonmeter; 9 Machinist van grondverzetmachine; 9 Machiniste van grondverzetmachine met een hijsvoorziening ≥ 10 tonmeter; 9 Machinist van vorkheftruck; 9 Rigger, technisch specialist; 9 Hijsbegeleiders; 9 Aanpikkers. Ondanks dat eisen op het gebied van opleidingen en vakbekwaamheid van land tot land verschillen, is in alle landen het volgende vereist met betrekking tot medewerkers die bij hef‐ en hijsactiviteiten betrokken zijn: 9 Medewerkers moeten ten minste 18 jaar zijn; 9 Medewerkers moeten naar behoren zijn opgeleid en blijk hebben gegeven van hun vakbekwaamheid met betrekking tot hun werk; Doc. Nr.: Revisie. Nr.: Datum: UIE-LIFHOI.SP.01 1 02.09.2010 Electronische kopieën zijn verkrijgbaar via de Shell U.I.E. CMS website.
Custodian: Peter Verhoef
Pagina: 60 van 134 pagina’s
Gedrukte ex. zijn niet gecontroleerde documenten.
9 9
Medewerkers moeten beschikken over een geldig certificaat dat aansluit bij de rol die zij bij hef‐ en hijsactiviteiten vervullen; Medewerkers moeten op de werkplek bewijs beschikbaar hebben dat op verzoek kan worden overlegd, zoals een correct ondertekende en afgestempelde registratie in hun PSL (Personal Safety Logbook) die in overeenstemming is met het bovenstaande.
In dit hoofdstuk worden de opleidingseisen voor elk van de bovengenoemde functies uiteengezet. In sommige landen zijn de opleidingseisen voor specifieke hef‐ en hijswerktuigen opgenomen in wetten en voorschriften. Landgebonden regels en voorschriften moeten te allen tijde strikt in acht worden genomen.
9.1 Algemeen bewustzijn met betrekking tot hef- en hijsactiviteiten. Sites, locaties en activiteiten van bedrijven met de hoogste veiligheids beleving beschikken over een kennismakingsprogramma voor hun eigen medewerkers en een introductie programma met betrekking tot veiligheid voor medewerkers van aannemers. Het is op basis van incidentstatistieken raadzaam om enige algemene informatie over veiligheid met betrekking tot heffen en hijsen op te nemen. Het wordt aanbevolen om een “module” over heffen en hijsen op te nemen die ongeveer 10% vertegenwoordigt van het totale introductieprogramma. Deze module zou moeten ingaan op essentiële veiligheidsonderwerpen met betrekking tot hef‐ en hijsactiviteiten. Dit leertraject streeft ernaar om bij het personeelsbestand een globaal inzicht te ontwikkelen met betrekking tot veiligheid, door deze medewerkers te informeren over de risico's die met hef‐ en hijsactiviteiten samenhangen, zodat doo alle betrokken de veiligheidsmaatregelen beter worden gewaardeerd.
9.2 Opleidingsstandaarden en certificatie. De term “certificatie” wordt vaak nogal losjes gebruikt. Doorgaans houdt certificatie in dat een organisatie bereid is om te verklaren dat een persoon in staat is om een specifieke taak uit te voeren volgens de standaarden van de desbetreffende organisatie. Evenals bij kraancertificatie is dit proces relatief zinloos als de standaard volgens welke er wordt gecertificeerd niet strikt genoeg is of als deze in enig ander opzicht gebreken vertoont. Er zijn met betrekking tot het bedienen van een hef‐ en hijswerktuig, zoals een kraan, overal ter wereld verschillende wettelijke eisen van toepassing en in tal van landen zijn er wetten van kracht die eisen dat medewerkers over een bevoegdheid beschikken. Dit betekent dat de overheid controleert of een individu voldoet aan de standaarden die deze overheid noodzakelijk acht voor vakbekwame hef‐ en hijsactiviteiten. Bepaalde particuliere organisaties voorzien eveneens in certificatieprogramma's voor medewerkers. Deze programma's omvatten meestal een opleiding die wordt gevolgd door een examen. Hoewel certificatie veelal gepaard gaat met examinering, verdienen lang niet alle examens het predicaat “certificatie.” Een certificatie is in feite even deugdelijk als het proces via het welk deze tot stand is gekomen en dus in sterke mate afhankelijk van de expertise van de organisatie die in de desbetreffende certificatie voorziet. Het is belangrijk om in gedachten te houden dat “certificatie” niet noodzakelijkerwijs gelijk staat aan “vabekwaam” of “competent.”
9.3 Internationale, bedrijfstakgebonden en erkende opleidingsstandaarden. Voor het uitvoeren van veilige hef‐ en hijsactiviteiten die voldoen aan de gewenste hoge standaarden in de bedrijfstak, zou er een systeem moeten worden gehanteerd dat personeel in staat stelt om via de stadia daarvan vakbekwaam te worden met betrekking tot het uitvoeren van hef‐ en hijsactiviteiten en om deze vakbekwaamheid te onderhouden. Het is een feit dat vakbekwaamheid op het gebied van heffen en hijsen variëren binnen de bedrijfstak en van land tot land.
Doc. Nr.: Revisie. Nr.: Datum: UIE-LIFHOI.SP.01 1 02.09.2010 Electronische kopieën zijn verkrijgbaar via de Shell U.I.E. CMS website.
Custodian: Peter Verhoef
Pagina: 61 van 134 pagina’s
Gedrukte ex. zijn niet gecontroleerde documenten.
Shell UIE moedigt daarom een grensoverschrijdende acceptatie aan van vakbekwaamheidcertificaten van personeel dat bij hef‐ en hijsactiviteiten is betrokken, op voorwaarde dat het niveau van het certificatieprogramma voorziet in een veiligheidsniveau dat door Shell wordt geaccepteerd. Een voorbeeld van een dergelijk systeem is beschreven in hoofdstuk 9.5 dat ingaat op vakbekwamheids‐ en opleidingseisen voor Nederland. 9.3.1 ISO/FDIS 15513. De internationale standaard ISO/FDIS 15513 voorziet in vakbekwaamheidseisen die van toepassing zijn met betrekking tot het selecteren, opleiden, beoordelen en erkennen van kraanmachinisten, aanpikkers, hijsbegeleiders en hun examinatoren. Certificaten die worden verstrekt door opleidingsscholen en opleidingsinstituten die voldoen aan de ISO/FDIS 15513‐standaard, worden door Shell UIE geaccepteerd. 9.3.2 Het OMHEC (Offshore Material Handling Equipment Committee). Het OMHEC (Offshore Material Handling Equipment Committee) bestaat uit leden uit het Verenigd Koninkrijk, Noorwegen, Denemarken en Nederland die allen betrokken zijn bij de veiligheid van hef‐ en hijsmiddelen en van offshore hef‐ en hijsactiviteiten. De leden vertegenwoordigen regelgevende instanties, zoals het Deense Energieagentschap, het Nederlandse Staatstoezicht op Mijnen, de Noorse Petroleum Safety Authority en de Britse Health and Safety Executive. Het OMHEC omvat tevens bedrijfstakorganisaties, onafhankelijke erkenningsorganisaties, classificatieorganisaties en andere relevante organisaties. Het OMHEC heeft een aantal richtlijnen vervaardigd, zoals de “OMHEC Guidance for Training Standard”, die voorzien in een leidraad voor het opleiden van personeel dat betrokken is bij offshore hef‐ en hijsactiviteiten, zoals kraanmachinisten, technische specialisten, hijsbegeleiders en aanpikkers. Certificaten die worden verstrekt door opleidingsscholen en ‐instituten die voldoen aan de “OMHEC Guidance for Training Standard” worden normaal gesproken op een grensoverschrijdende basis geaccepteerd door regelgevende instanties. 9.3.3 OPITO. OPITO – The Oil & Gas Academy vormt het middelpunt van de bedrijfstak met betrekking tot vaardigheden, leren en het ontwikkelen van het personeelsbestand. The Oil & Gas Academy is een autonome door werkgevers en bonden geleide organisatie die zich toelegt op het ontwikkelen en handhaven van een veilig, vakbekwaam en doeltreffend arbeidspotentieel voor nu en in de toekomst. Hoewel OPITO niet daadwerkelijk voorziet in de opleiding voor het voldoen aan bedrijfstakgebonden standaarden, is deze organisatie wel verantwoordelijk voor de kwaliteit en inhoud. Deze kwaliteit en inhoud worden gegarandeerd via een nauwgezet goedkeuringsproces. Certificaten die worden verstrekt door opleidingsscholen en opleidingsinstituten die voldoen aan de OPITO‐standaarden voor heffen en hijsen, worden door Shell UIE geaccepteerd. 9.3.4 Overige standaarden. De opleidings‐ en vakbekwaamheidseisen die in deze Standaard worden vermeld, zijn met zorg gekozen, maar zijn niet uitputtend. Personen die zijn opgeleid op basis van andere, equivalente standaarden, worden mogelijk eveneens vakbekwaam geacht. Of een opleidingsstandaard van een hoger niveau is dan de opleidingsniveaus die in de Standaard worden vermeld als geaccepteerde opleidingsniveaus, moet blijken uit een onafhankelijke analyse door een derde partij.
Doc. Nr.: Revisie. Nr.: Datum: UIE-LIFHOI.SP.01 1 02.09.2010 Electronische kopieën zijn verkrijgbaar via de Shell U.I.E. CMS website.
Custodian: Peter Verhoef
Pagina: 62 van 134 pagina’s
Gedrukte ex. zijn niet gecontroleerde documenten.
9.4 Aanvullende opleidingen. Er zullen zich af en toe gelegenheden voordoen waarbij medewerkers die vakbekwaam zijn met betrekking tot het uitvoeren van hef‐ en hijsactiviteiten, middelen moeten gebruiken die in opleidingscursussen niet aan bod is gekomen. In dergelijke gevallen moeten deze medewerkers bekend worden gemaakt met de instructies van de desbetreffende fabrikanten en met relevante standaarden. Aanvullende opleidingen zijn tevens nodig wanneer: ¾ Het risico waaraan medewerkers worden blootgesteld, wijzigt ten gevolge van een wijziging in hun werk; ¾ Er nieuw middel wordt geïntroduceerd; ¾ De werkwijze verandert.
Doc. Nr.: Revisie. Nr.: Datum: UIE-LIFHOI.SP.01 1 02.09.2010 Electronische kopieën zijn verkrijgbaar via de Shell U.I.E. CMS website.
Custodian: Peter Verhoef
Pagina: 63 van 134 pagina’s
Gedrukte ex. zijn niet gecontroleerde documenten.
9.5 Nederland: vakbekwaamheids- en opleidingseisen. Functie
Naam van de vereiste opleiding.
Opmerking m.b.t. certificatie
Wet- en regelgeving bij hijsen en heffen Uitvoerder hijswerken Offshore kraanmachinist
Verklaring van de opleider Verstrekt door SEVT of SOMA Verklaring door erkend NOGEPA opleider Verklaring door OPITO erkende opleider Verklaring door erkend NOGEPA opleider Verklaring door erkend NOGEPA opleider
Wettelijke eis, bedrijfstakstandaard, of eis van Shell.
Offshore Person In Charge – Verantwoordelijk peroon Hef- en hijssupervisor Offshore kraanmachinist Rigger Hijsbegeleider - Banksman Aanpikker - Slinger
Rigger Offshore hijsbegeleider Offshore hijsbegeleider
Wettelijke eis. Bedrijfstakstandaard. Bedrijfstakstandaard. Bedrijfstakstandaard. Bedrijfstakstandaard. Bedrijfstakstandaard.
Onshore Person In Charge – Verantwoordelijk peroon Hef- en hijssupervisor Machinist mobiele en rupskraan machinist Machinist torenkraan Machinist mobiele torenkraan Machinist bovenloopkraan Machinist autolaadkraan Machinist autolaadkranen met een hijsvoorziening ≥ 10 tonmeter; Machinist verreiker Machinist verreiker met hijsfunctie ≥ 10 tonmeter; Machinist grondverzetmachine Machinist grondverzetmachine met hijsvoorziening ≥ 10 tonmeter; Machinist vorkheftruck Rigger Hijsbegeleider Aanpikker
Wet- en regelgeving bij hijsen en heffen Uitvoerder hijswerken Machinist mobiele kraan Machinist torenkraan Machinist mobiele torenkraan Werken met een bovenloopkraan Werken met de autolaadkraan Machinist autolaad kraan met hijsfunctie Werken met een verreiker voor heffen en hoogwerken Machinist verreiker met hijsfunctie Veilig werken met grondverzetmachine Machinist grondverzetmachine met hijsfunctie Werken met een vorkheftruck Rigger of Technisch specialist Hijsbegeleider of verplaatsen van lasten Hijsbegeleider of verplaatsen van lasten
Verklaring van de opleider Verstrekt door SEVT of SOMA
Wettelijke eis. Bedrijfstakstandaard.
TCVT/W4-01
Wettelijke eis.
TCVT/W4-02
Wettelijke eis.
TCVT/W4-06
Wettelijke eis.
Examinator moet zijn erkend door de SSVV. Examinator moet zijn erkend door de SSVV.
Eis van Shell. Eis van Shell.
TCVT/W4-04
Wettelijke eis..
Examinator moet zijn erkend door de SSVV.
Bedrijfstakstandaard.
TCVT/W4-07
Wettelijke eis..
Examinator moet zijn erkend door de SSVV.
Bedrijfstakstandaard.
TCVT/W4-05
Wettelijke eis.
Examinator moet zijn erkend door de SSVV. Verklaring door OPITO erkende opleider TCVT/W4-08 of examinator moet zijn erkend door de SSVV. TCVT/W4-08 of examinator moet zijn erkend door de SSVV.
Bedrijfstakstandaard. Bedrijfstakstandaard. Bedrijfstakstandaard. Bedrijfstakstandaard.
Opmerking: De Nederlandse wetgeving en opleidingseisen voor machinisten, technische specialisten, hijsbegeleiders en aanpikkers kent een hiërarchie: Personen die beschikken over een hoger niveau van vakbekwaamheid, zijn gecertificeerd voor rollen en verantwoordelijkheden op lagere niveaus. Doc. Nr.: Revisie. Nr.: Datum: UIE-LIFHOI.SP.01 1 02.09.2010 Electronische kopieën zijn verkrijgbaar via de Shell U.I.E. CMS website.
Custodian: Peter Verhoef
Pagina: 64 van 134 pagina’s
Gedrukte ex. zijn niet gecontroleerde documenten.
9.6 Verenigd Koninkrijk en Ierland: vakbekwaamheids- en opleidingseisen. Name of required training.
Job title
Remark on certification
Legal requirement, industry standard, or Shell requirement.
Offshore Law and regulations on lifting & hoisting LOLER planning & risk assessment Offshore crane operator stage 3
Person In Charge Lifting and hoisting supervisor; LOLER focal point Offshore crane operator Rigger
Rigging Banksman and slinging stage 3 Banksman and slinging stage 3
Banksman Slinger
NVQ level 3; CPCS accredited NVQ level 3; CPCS accredited Issued by OPITO approved training inst. Issued by OPITO approved training inst. Issued by OPITO approved training inst. Issued by OPITO approved training inst.
Legal requirement Industry standard. Industry standard. Industry standard. Industry standard. Industry standard.
Onshore Lifting and hoisting supervisor; LOLER focal point
Law and regulations on lifting & hoisting LOLER planning & risk assessment
Mobile and crawler crane operator
Crane operator
Tower crane operator
Crane operator
Mobile tower crane operator
Crane operator
Person In Charge
Overhead travelling crane operations Vehicle loading crane operations
Overhead travelling crane operator Operator of vehicle loading crane Operator of vehicle loading crane with hoisting function ≥ 10 tonmeter Operator of reach truck Operator of reach truck with hoisting function ≥ 10 tonmeter
Earth moving machine operations
Operator of earth moving machine Operator of earth moving machine with hoisting function ≥ 10 tonmeter Forklift truck operator
Forklift Truck safe operations
Rigger
Rigging Slinging and signalling Slinging and signalling
Banksman Slinger
NVQ level 3; CPCS accredited NVQ level 3; CPCS or CITB accredited NVQ level 3; CPCS or CITB accredited NVQ level 3; CPCS or CITB accredited NVQ level 3; CPCS or CITB accredited LEEA, CITB or CPCS accredited LEEA, CITB or CPCS accredited LEEA, CITB or CPCS accredited NVQ level 2
Industry standard.
NVQ level 2
Legal requirement.
NVQ level 2
Industry standard.
NVQ level 2
Legal requirement.
LEEA, CITB or CPCS accredited OPITO, LEEA, CITB or CPCS accredited OPITO, LEEA, CITB or CPCS accredited OPITO, LEEA, CITB or CPCS accredited
Legal requirement. Industry standard Industry standard Industry standard Industry standard Shell requirement. Shell requirement. Shell requirement.
Legal requirement. Legal requirement. Legal requirement. Legal requirement.
Doc. Nr.: Revisie. Nr.: Datum: UIE-LIFHOI.SP.01 1 02.09.2010 Electronische kopieën zijn verkrijgbaar via de Shell U.I.E. CMS website.
Custodian: Peter Verhoef
Pagina: 65 van 134 pagina’s
Gedrukte ex. zijn niet gecontroleerde documenten.
9.7 Noorwegen: vakbekwaamheids- en opleidingseisen. Job title
Name of required training; certificate of competency.
Remark on certification
Legal requirement, industry standard, or Shell requirement.
Offshore Person In Charge Lifting and hoisting supervisor Offshore crane operator Rigger Banksman Slinger
Law and regulations on lifting & hoisting Law + regulations on lifting & hoisting + one of G1, G2 or G5 G5 offshore crane Training module No. O-3.2 Training module No. 1.1 +2.3F Training module No. 1.1 +2.3F
DAT approved DAT approved DAT approved DAT approved DAT approved DAT approved
Legal requirement as per NORSOK R003 Legal requirement as per NORSOK R003 Legal requirement as per NORSOK R003 Legal requirement as per NORSOK R003 Legal requirement as per NORSOK R003 Legal requirement as per NORSOK R003
Onshore Person In Charge Lifting and hoisting supervisor
Law and regulations on lifting & hoisting Law + regulations on lifting & hoisting + one of G1, G2 or G5
DAT approved
Legal requirement as per NORSOK R003
DAT approved
Industry standard.
Mobile and crawler crane operator
G1 mobile crane
Tower crane operator
G2 tower crane
Mobile tower crane operator
G1 mobile crane
DAT approved
Overhead travelling crane operator
G4 overhead crane
DAT approved
Operator of vehicle loading crane
G8 lorry crane
DAT approved
Operator of vehicle loading crane with hoisting function ≥ 10 tonmeter
G1 mobile crane
DAT approved
Operator of reach truck
Forklift over 10 ton
DAT approved
Operator of reach truck with hoisting function ≥ 10 tonmeter
G1 mobile crane
DAT approved
Operator of earth moving machine
Training cert.
DAT approved
Operator of earth moving machine with hoisting function ≥ 10 tonmeter
G1 mobile crane
DAT approved
Forklift truck operator
Forklift class T1 – T5
DAT approved
Rigger Banksman Slinger
Training module No. O-3.2 Training module No. 1.1 +2.3F Training module No. 1.1 +2.3F
DAT approved DAT approved
DAT approved DAT approved DAT approved
Legal requirement as per NORSOK R003 Legal requirement as per NORSOK R003 Legal requirement as per NORSOK R003 Legal requirement as per NORSOK R003 Legal requirement as per NORSOK R003 Legal requirement + Shell requirement. Legal requirement as per NORSOK R003. Legal requirement + Shell requirement. Legal requirement as per NORSOK R003 Legal requirement + Shell requirement. Legal requirement as per NORSOK R003 Legal requirement as per NORSOK R003 Legal requirement as per NORSOK R003 Legal requirement as per NORSOK R003
For personnel who are involved in the use of offshore cranes, training can be based on OMHEC’s “Guidance for Training Standard, issue October 2008”. See also industry requirements as per “Samordningsrådet for kran, truck og masseforflytningsmaskiner” and KOSAR’s training plans. Doc. Nr.: Revisie. Nr.: Datum: UIE-LIFHOI.SP.01 1 02.09.2010 Electronische kopieën zijn verkrijgbaar via de Shell U.I.E. CMS website.
Custodian: Peter Verhoef
Pagina: 66 van 134 pagina’s
Gedrukte ex. zijn niet gecontroleerde documenten.
9.8 Verdere scholing en opfriscursussen. Er moet een registratiesysteem zijn, zodat het niveau van vakbekwaamheid van personeel en de ontwikkeling daarvan, op een regelmatige basis kan worden gecontroleerd. Er moet op basis van voorschreven intervallen worden voorzien in opfriscursussen, zodat vaardigheden niet achteruitgaan. Er moet bijzondere aandacht worden besteed aan medewerkers die niet op een regelmatige basis bij hef‐ en hijsactiviteiten zijn betrokken.
9.9 Persoonlijke Beschermings Middelen. Alle medewerkers die betrokken zijn bij hef‐ en hijsactiviteiten, moeten te allen tijde voldoen aan de bedrijfs‐ en werklocatieregels met betrekking tot Persoonlijke Beschermings Middelen. Alle leden van het hef‐ en hijsteam en alle andere medewerkers die zijn betrokken bij hef‐ en hijswerkzaamheden moeten tijdens de werkzaamheden altijd geschikte veiligheids‐ handschoenen dragen. Het is een wettelijke eis dat de hijsbegeleider door alle betrokkenen, en in het bijzonder door de kraanmachinist, bij hef‐ en hijswerkzaamheden duidelijk kan worden onderscheiden van alle andere betrokkenen. De hijsbegeleider moet daarom altijd bijzonder opvallende kleding (vest, jas of hes) dragen. De bijzonder opvallende kleding moet duidelijk aangeven dat het de hijsbegeleider betreft. Aanbevolen als een goede procedure: Deelnemers aan hef‐ en hijswerkzaamheden en hun rollen kunnen door het dragen van speciale kleding kenbaar worden gemaakt, zoals door het dragen van opvallende overalls, opvallende of reflecterende vesten en speciale gekleurde veiligheidshelmen. Het gebruik van opvallende vesten met reflecterende strips is mogelijk verboden in gevallen waarin een bevoorradingsschip dat zich naast het platform bevindt ter ondersteuning van het plaatsbepalingssysteem (DP‐modus) gebruik maakt van een lichtweerkaatsingssysteem. Vraag de kapitein of het Hoofd Mijnbouw Installatie (HMI) om goedkeuring.
9.10 Fysieke en medische voorwaarden. Het is voor alle medewerkers die bij hef‐ en hijsactiviteiten zijn betrokken van essentieel belang dat zij aan de fysieke en medische eisen voldoen die betrekking hebben op zien, horen, sterkte, diepteperceptie, emotionele stabiliteit, enzovoort. Alle medewerkers die bij hef‐ en hijswerkzaamheden zijn betrokken moeten ten minste over een geldig medisch certificaat beschikken dat voldoet aan de lokale wetgeving. Zij moeten in staat zijn om dit op eerste verzoek te tonen. Men dient te beseffen dat personen die vanwege psychologische factoren of fysieke omstandigheden (vooral in het geval van vermoeidheid) niet geschikt zijn voor de taak, behoren te worden uitgesloten van hef‐ en hijsactiviteiten.
Doc. Nr.: Revisie. Nr.: Datum: UIE-LIFHOI.SP.01 1 02.09.2010 Electronische kopieën zijn verkrijgbaar via de Shell U.I.E. CMS website.
Custodian: Peter Verhoef
Pagina: 67 van 134 pagina’s
Gedrukte ex. zijn niet gecontroleerde documenten.
Deel 2: Praktische richtlijnen
Doc. Nr.: Revisie. Nr.: Datum: UIE-LIFHOI.SP.01 1 02.09.2010 Electronische kopieën zijn verkrijgbaar via de Shell U.I.E. CMS website.
Custodian: Peter Verhoef
Pagina: 68 van 134 pagina’s
Gedrukte ex. zijn niet gecontroleerde documenten.
10 Aanbevolen communicatie voor veilige hef- en hijswerkzaamheden. 10.1 Inleiding. Communicatiefouten zijn een algemene oorzaak van hef‐ en hijsincidenten en geven derhalve het belang aan van aandacht voor communicatie tijdens de risicobeoordelings‐ en planningsstadia en tijdens de Toolbox. Een duidelijke communicatie moet gedurende de gehele duur van de hef‐ en hijswerkzaamheden gegarandeerd zijn en is het belangrijkste aandachtspunt voor alle leden van het hef‐ en hijsteam. Altijd moet er sprake zijn van een adequate communicatie tussen alle medewerkers die zijn betrokken bij de hef‐ en hijswerkzaamheid. Bij voorkeur zou er radioapparatuur moeten worden gebruikt die geschikt is voor de relevante werkzaamheden. De doelstelling van de OMHEC werkgroep “communicatie” is het geven van begeleidende systemen, protocollen en methodes van communiceren tijdens hef‐ en hijswerkzaamheden en het verhogen van het veiligheidsniveau tijdens hef‐ en hijswerkzaamheden offshore. Deze praktische richtlijn is volledig in lijn met de “OMHEC practical guidance on Communications for safe lifting and hoisting operations.
10.2 Basis principes voor een goede communicatie. De OMHEC werkgroep “communicatie” heeft de volgende basis principes voor een goede communicatie als noodzakelijk benoemd, voor het verhogen van de veiligheid gedurende hef‐ en hijswerkzaamheden. ¾ Radio communicatie moet worden gebruikt als primair middel voor het communiceren; ¾ Communicatie moet een continu tweerichtsverkeer zijn en ontvangst moet worden bevestigd; ¾ Als er geen radio communicatie beschikbaar is, zouden de hef‐ en hijswerkzaamheden niet moeten beginnen ¾ Hef‐ en hijswerkzaamheden zouden moeten worden uitgesteld of beëindigd indien radio communicatie niet meer beschikbaar is; ¾ De hijsbegeleider en de kraanmachinist moeten visueel contact met elkaar hebben; ¾ Hand‐ en armseinen zouden moeten worden gebruikt om de radio communicatie te ondersteunen en moeten worden gebruikt als back‐up in het geval de radioapparatuur uitvalt; ¾ De hijsbegeleider moet duidelijk herkenbaar, bij voorkeur door felgekleurde onderscheidende kleding, die uitsluitend door de hijsbegeleider wordt gedragen.
10.3 Algemene overwegingen met betrekking tot communicatie. Voor het faciliteren van een goede communicatie is het belangrijk dat het personeel betrokken bij de hef‐ en hijswerkzaamheden niet wordt afgeleid. Met dit gegeven in gedachte, moet het gebruik van mobiele telefoons of andere middelen worden verboden. 10.3.1 Hef- en hijswerkzaamheden plannen. Het is een wettelijke eis dat alle werkzaamheden waarbij hef‐ en hijsmiddelen worden gebruikt worden gepland en dat deze op een van toepassing zijnde manier worden beheerd op basis van het risico, de complexiteit van de activiteiten en de werkomgeving. Communicatie vormt vanaf het prilste begin een belangrijk en integraal onderdeel van de planning. Alle gebieden voor het plaatsen, opslaan en hijsen zouden zodanig moeten worden gepland, dat zones zonder zicht erop te hebben worden voorkomen. Hierdoor wordt de noodzaak tot “blind lifts” geminimaliseerd. In die gevallen waarin “blind lifts” onvermijdbaar zijn, moet communicatie de hoogste aandacht krijgen tijdens de risicobeoordeling. Het “Hijsplan” moet duidelijk vermelden welke communicatiemethode zal worden gebruikt. 10.3.2 Toolbox. De Toolbox is voor alle betrokkenen bij de hef‐ en hijsactiviteiten de gelegenheid bij uitstek om de aspecten met betrekking tot veiligheid te controleren en om zich ervan te overtuigen dat de communicatiemethode is vastgesteld en afgesproken tussen alle betrokkenen. Doc. Nr.: Revisie. Nr.: Datum: UIE-LIFHOI.SP.01 1 02.09.2010 Electronische kopieën zijn verkrijgbaar via de Shell U.I.E. CMS website.
Custodian: Peter Verhoef
Pagina: 69 van 134 pagina’s
Gedrukte ex. zijn niet gecontroleerde documenten.
De Toolbox is een essentieel communicatie‐instrument. Naast alle onderwerpen die in het “Hijsplan” zijn opgenomen en aan de veilige uitvoering zijn gerelateerd, zou tijdens de Toolbox het volgende aan bod moeten komen: 9 Het overleg moet plaats vinden in bijzijn van alle medewerkers die betrokken zijn bij de uitvoering van hef‐ en hijsactiviteiten; 9 Zijn alle betrokken partijen geïnformeerd over de hef‐ en hijsactiviteiten; 9 Spreken alle medewerkers van het hef‐ en hijsteam één gemeenschappelijke taal met elkaar; 9 Bevestiging met betrekking tot de te gebruiken communicatiemethode; 9 Bevestiging dat radio's, batterijen en headsets goed werken; 9 Bevestiging dat iedereen weet welke hand‐ en armseinen moeten worden gebruikt als de radiocommunicatie uitvalt en dat alle hand‐ en armseinen worden begrepen; 9 De radiofrequentie die moet worden gebruikt; 9 Alle medewerkers die bij de hef‐ en hijsactiviteiten betrokken zijn, zouden moeten weten hoe en wanneer de werkzaamheden om veiligheidsredenen moeten worden stopgezet; 9 Medewerkers zouden zich bewust moeten zijn van andere werkzaamheden die in de nabijheid worden uitgevoerd, inclusief de daarbij gebruikte communicatie; 9 Gelegenheid voor een nabespreking waarin verbeteringen en punten waarvan kan worden geleerd aan bod komen.
10.4 De betrokken medewerkers. “De hijsbegeleider mag zijn aandacht uitsluitend wijden aan het geven van de besturingsinstructies en de veiligheid van de werknemers die zich in de nabijheid bevinden.” De taken van de hijsbegeleider moeten uitsluitend bestaan uit het geven van aanwijzingen voor het verplaatsen van de last en het zeker stellen van de veiligheid van medewerkers in de nabijheid. “De operator moet de in uitvoering zijnde transportbeweging stopzetten om nieuwe instructies te vragen, wanneer hij de ontvangen orders niet met de nodige veiligheidsgaranties kan uitvoeren.”
10.5 Visueel contact, positie en zichtbaarheid. “De hijsbegeleider moet de gehele besturingsoperatie kunnen zien, zonder daarbij door de handeling gehinderd te worden.” (Richtlijn 92/58/EEG van de Europese Raad betreffende de minimum‐ voorschriften voor de veiligheids‐ en/of gezondheidssignalering op het werk, ANNEX IX, Artikel 2.2) Op basis van artikel 2.6 van de hiervoor vermelde ANNEX IX: “De hijsbegeleider moet gemakkelijk door de bestuurder kunnen worden herkend. De hijsbegeleider dient een of meer geëigende herkenningstekens te dragen, bij voorbeeld jas, helm, ondermouwen, armbanden, bats. Deze herkenningstekens dienen een heldere, bij voorkeur voor alle tekens gelijke kleur te hebben die uitsluitend door de hijsbegeleider mag worden gebruikt.” Opmerking: Voor het doel van deze Standaard is het woord seingever vervangen door hijsbegeleider. 10.5.1 Uit het zicht hijsen. Uit het zicht hijsen moet zo veel als mogelijk en praktisch uitvoerbaar is worden vermeden (zie ook de opmerking in hoofdstuk 3.1). Als een situatie waarbij gehesen wordt zonder dat de machinist zicht heeft op de last niet kan worden voorkomen, moet communicatie de grootst mogelijke aandacht gegeven worden tijdens de risicobeoordeling. In combinatie met uit het zicht hijsen, moeten er altijd ten minste twee personen (hijsbegeleider en aanpikker) zijn die visueel contact hebben met de last en met elkaar en radio contact hebben met de bediener van het hijswerktuig. Elk gesloten televisie circuit dat het werk gebied overziet wordt beschouwd als een hulpmiddel en geen vervanging voor één van de genoemde personen.
Doc. Nr.: Revisie. Nr.: Datum: UIE-LIFHOI.SP.01 1 02.09.2010 Electronische kopieën zijn verkrijgbaar via de Shell U.I.E. CMS website.
Custodian: Peter Verhoef
Pagina: 70 van 134 pagina’s
Gedrukte ex. zijn niet gecontroleerde documenten.
De hijsbegeleider moet een zodanige positie kiezen, dat hij een duidelijk visueel contact heeft met de bedienaar van het hijswerktuig en hem een door middel van hand‐ en armseinen een stopsignaal kan geven in het geval de radio communicatie weg valt. De communicatie tussen de hijsbegeleider en de bedienaar van het hijswerktuig moet continu zijn, in twee richtingen plaatsvinden en de ontvangst moet worden bevestigd door de opdracht te herhalen. Dit is met name van belang bij uit het zicht hijsen. 10.5.2 Hijsen van personeel met een werkbak hangende aan een kraan. Als er personen gehesen worden, moet de bediener van het hijsmiddel oogcontact hebben met de hijsbegeleider, die op zijn beurt oogcontact moet hebben met de personen die gehesen worden. Er moet altijd in radio communicatie worden voorzien tussen de bediener van het hijsmiddel, de hijsbegeleider en één van de personen die gehesen wordt. 10.5.3 Personen verplaatsen met een “personnel carrier”. Radiocommunicatie moet tot stand zijn gebracht op een vastgestelde radiofrequentie en deze moet gedurende de overplaatsing in stand worden gehouden. Er moet radiocommunicatie tot stand zijn gebracht tussen de kraanmachinist en de leidinggevenden van het vaartuig/de installatie waarnaar en van het welk het personeel wordt vergeplaatst. De kraanmachinist moet een goed zicht moeten hebben op de gebieden voor verplaatsing, op het personeel dat wordt overgebracht en op de hijsbegeleider/dekofficier op zowel het punt van opstappen als het punt van uitstappen.
10.6 Communicatiemethoden. 10.6.1 Communicatie principes. ¾ Radio communicatie moet worden gebruikt als primair middel voor het communiceren tijdens de uitvoering van hef‐ en hijswerkzaamheden; ¾ Radio communicatie moet verlopen volgens een overeengekomen protocol; ¾ Hand‐ en armseinen kunnen worden gebruikt in aanvulling op de radio communicatie en moeten worden gebruikt als back‐up in het geval de radioapparatuur uitvalt. 10.6.2 Voordelen bij het gebruik van radioapparatuur. Aan het gebruik van radioapparatuur als primaire vorm van communicatie tussen de hijsbegeleider en de kraanmachinst kleven zowel voordelen als nadelen. Het gebruik van radioapparatuur in plaats van hand‐ en armseinen levert de volgende voordelen: 9 Wanneer er radioapparatuur wordt gebruikt, is er sprake van communicatie in twee richtingen, zodat de kraanmachinist over een mogelijkheid beschikt om op de hijsbegeleider en anderen te reageren. 9 Radioapparatuur biedt meer felxibiliteit in de communicatie dan hand‐ en armseinen. 9 De kraanmachinist hoeft de hijsbegeleider niet altijd in het oog te hebben en kan meer aandacht hebben voor alle bedieningselementen en instrumentatie binnen de cabine, zolang als de mondelinge communicatie gehandhaafd blijft. 9 De hijsbegeleider hoeft zich niet in hetzelfde blikveld als de last te bevinden, en kan zo voorkomen dat hij te dichtt bij de last is. Radioapparatuur stelt de kraanmachinist in staat om in het oog te houden wat het belangrijkste is voor de werkzaamheden. 9 Wanneer hef‐ en hijsactiviteiten onverwacht te maken krijgen met zware regen of gebrekkig licht, voorziet radioapparatuur in een beter communicatiemiddel. 9 Als dat is afgesproken in het “Hijsplan”, kunnen de activiteiten worden voortgezet als het oogcontact tussen de kraanmachinist en de hijsbegeleider tijdelijk verloren gaat, onder voorwaarde dat mondelinge en continue communicatie gehandhaafd blijft. 9 Radioapparatuur maakt een doeltreffende communicatie tijdens uit het zicht hijsen mogelijk. 9 Hef‐ en hijsactiviteiten waarbij de ene hijsbegeleider zijn taken overdraagt aan een andere hijsbegeleider op een andere locatie verlopen eenvoudiger wanneer er radioapparatuur wordt gebruikt. Doc. Nr.: Revisie. Nr.: Datum: UIE-LIFHOI.SP.01 1 02.09.2010 Electronische kopieën zijn verkrijgbaar via de Shell U.I.E. CMS website.
Custodian: Peter Verhoef
Pagina: 71 van 134 pagina’s
Gedrukte ex. zijn niet gecontroleerde documenten.
10.6.3 Voordelen bij het gebruik van hand- en armseinen. De voordelen bij het gebruik van hand‐ en armseinen in plaats van radioapparatuur zijn: ¾ Hand‐ en armseinen zijn in mindere mate afhankelijk van kennis van de lokale taal (ondanks dat voor essentiële medewerkers competentie in dezelfde taal is vereist); ¾ Het uitvallen van apparatuur, of communicatie van anderen op hetzelfde kanaal, worden vermeden wanneer er hand‐ en armseinen worden gebruikt; ¾ Er is minder ruimte voor misverstanden bij hand‐ en armseinen, zolang als beide partijen hetzelfde protocol voor hand‐ en armseinen begrijpen. ¾ Het gebruik van hand‐ en armseinen voorkomt normaal gesproken problemen die worden veroorzaakt door het uitvallen van radioapparatuur. Dit geldt in het bijzonder wanneer de verzender of de ontvanger niet beseft dat apparatuur is uitgevallen. 10.6.4 Hoorbare voorzieningen, het gebruik van codes en alarmsignalen. In sommige gevallen worden er fluitsignalen gebruikt om te communiceren en instructies te geven aan de kraanmachinist. Daarbij wordt soms een beperkt scala aan hand‐ en armseinen gebruikt. Deze wijze van communiceren brengt een grotere kans op misverstanden met zich mee en dus geldt het volgende: Deze wijze van communiceren mag niet worden gebruikt. Communiceren via codes in plaats van spraak of hand‐ en armseinen is eveneens nooit toegestaan: Dergelijke codes zijn niet gestandaardiseerd en vatbaar voor een foutieve interpretatie door de ontvanger.
10.7 Aanvullende informatie en het gebruik van camera’s. De kraanmachinist heeft verscheidene bronnen van informatie tot zijn beschikking, met betrekking tot de status van de last. De kraanmachinist bevindt zich in een goede positie voor het geven van een vroegtijdige waarschuwing aan het hef‐ en hijsteam wanneer er sprake is van een afwijking tussen de verstrekte instructies en zijn inzicht met betrekking tot de hijsactiviteit. Een dergelijke communicatie zou, waar mogelijk, in eerste aanleg moeten verlopen via de hijsbegeleider. De kraanmachinist kan mogelijk gebruik maken van de volgende instrumentatie voor het krijgen van inzicht in de status van de hijsactiviteit. ¾ Staaldraad lengte meter – deze meter geeft de gebruikte lengte van de staalkabel aan en kan voorzien in een indicatie van het gewicht van de hangende last. ¾ Last‐Moment‐Indicator, die voorziet in informatie over het gewicht van de last, het percentage van de kraancapaciteit dat wordt gebruikt en de radius van de last. ¾ Camerabewaking voor de kabelhaspel(s). Deze camerabewaking stelt de kraanmachinist in staat om te controleren of de kabel op de juiste wijze wordt gewikkeld en geeft een indicatie van de snelhied waarmee de drum draait en daarmee een indicatie omtrent de snelheid van het zakken of hijsen van de last. ¾ Camerabewaking in de kraangiek. Deze camerabewaking voorziet de kraanmachinist van een verticaal zicht op de last en het gebied rondom de last. Dit is bijzonder nuttig met betrekking tot het neerzetgebied van de last. Camera's en instrumentatie kunnen als hulpmiddelen worden gebruikt, maar dat neemt niet weg dat uitsluitend de hijsbegeleider verantwoordelijk is voor het begeleiden van de last. Het gebruik van camera's mag nooit in de plaats komen van een lid van het hef‐ en hijsteam.
Doc. Nr.: Revisie. Nr.: Datum: UIE-LIFHOI.SP.01 1 02.09.2010 Electronische kopieën zijn verkrijgbaar via de Shell U.I.E. CMS website.
Custodian: Peter Verhoef
Pagina: 72 van 134 pagina’s
Gedrukte ex. zijn niet gecontroleerde documenten.
10.8 Radioprocedures voor hef- en hijsactiviteiten. 10.8.1 Verbindingen tot stand brengen en radioapparatuur testen. Communicatiemiddelen zoals radio's en headsets zouden aan het begin van de dienst moeten worden verstrekt en worden getest. Het testen behelst meestal het oproepen van een andere persoon die vervolgens bevestigt dat het middel werkt. Op het moment dat de Toolbox of een LMRA (Laatste Minuut Risico Analyse) plaats heeft, zou alle communicatieapparatuur getest moeten zijn. Tijdens de Toolbox zouden de gebruikers van de radioapparatuur moeten bevestigen dat deze is getest. 10.8.2 Radiokanalen selecteren en verbindingen tot stand brengen. Kies, indien mogelijk, een kanaal dat uitsluitend zal worden gebruikt door het team dat bij de hef‐ en hijsactiviteiten is betrokken. Op deze wijze kan verstoring door medewerkers, vaartuigen die zich in de nabijheid bevinden, kranen die zijn betrokken bij andere activiteiten, enzovoort worden vermeden. Verstoring kan hinderlijk zijn voor het gehele team en kan de veiligheid in het geding brengen. Wanneer meerdere kranen in elkaars nabijheid werkzaamheden verrichten, zou er idealiter aan elke kraan een afzonderlijk radiokanaal moeten worden toegewezen. Dit is bijzonder belangrijk wanneer er gelijktijdig met vaartuigen wordt gewerkt. 10.8.3 Kranen die gebruikmaken van verschillende kanalen. In gevallen waarin twee kranen aan boord gelijktijdig op verschillende kanalen communiceren tijdens hef‐ en hijsactiviteiten (simultane werkzaamheden), zouden beide hijsbegeleiders beide kraanmachinisten moeten wijzen op de geplande hijswerkzaamheden en extra aandacht moeten besteden aan de posities van de giekuiteinden om contact tussen kranen tijdens het uitvoeren van de hef‐ en hijsactiviteiten te vermijden. Als het niet mogelijk is om gebruik te maken van een uniek kanaal, moet er voor elke kraan, elke lier of elk teamlid een zendercode worden gebruikt, zodat de verzender en ontvanger eenvoudiger kunnen worden herkend. De zendercodes zouden voorafgaande aan elke radioboodschap moeten worden gebruikt om verwarring te vermijden. 10.8.4 Kranen die gebruikmaken van hetzelfde kanaal. Als gelijktijdig uitgevoerde hef‐ en hijsactiviteiten gebruikmaken van hetzelfde kanaal, zoals tijdens een tandem hijswerk, zorgen afzonderlijke zendercodes voor elke kraan, elke lier en elk teamlid ervoor dat de verzender en ontvanger eenvoudiger kunnen worden herkend. De zendercodes zouden voorafgaande aan elke radioboodschap moeten worden gebruikt om verwarring te vermijden. 10.8.5 Commucicatieprotocol en goede gewoontes. Het volgende protocol wordt aanbevolen voor radio communicatie tijdens hef‐ en hijsactiviteiten: ¾ Zendercodes en codewoorden moeten worden afgesproken en in acht worden genomen; ¾ Zendercodes moeten altijd worden gebruikt, zodat de adressering van opdrachten of aanwijzingen kan worden vastgesteld; ¾ Aan het eind van een instructie of vraag zou de verzender het eind van het bericht aan moeten geven met de opdracht 'over'; ¾ De ontvanger zou moeten aangeven dat hij of zij het tweegesprek heeft begrepen, door een bevestigende herhaling; ¾ De verzender mag in geen geval zonder deze bevestiging aannemen dat de ontvanger het heeft begrepen; ¾ Als er twijfel bestaat met betrekking tot een bericht, moet de ontvanger een bevestiging achterwege laten en het bericht herhalen zoals deze het heeft begrepen, en vragen om een bevestiging of gewoon de verzender om een herhaling vragen; ¾ Bij het afsluiten van de communicatie zou de verzendende operator het eind van de verzending moeten aangeven met de opdracht 'over‐en‐uit'; Doc. Nr.: Revisie. Nr.: Datum: UIE-LIFHOI.SP.01 1 02.09.2010 Electronische kopieën zijn verkrijgbaar via de Shell U.I.E. CMS website.
Custodian: Peter Verhoef
Pagina: 73 van 134 pagina’s
Gedrukte ex. zijn niet gecontroleerde documenten.
Codewoorden moeten kort zijn, heldere instructies geven en worden bevestigd tijdens de planning.
Codewoorden en acties. Codewoord Actie Start De start van een opdracht aangeven Stop Een beweging onderbreken of beëindigen Beëindigen De activiteit beëindigen Optillen Beginnen met het hijsen van de last Hijsen De last ophijsen Zakken De last laten zakken Optoppen De giek omhoogbrengen Aftoppen De giek laten zaken Zwenken naar rechts Naar rechts zwenken vanuit positie van de machinist Zwenk naar links Naar links zwenken vanuit positie van de machinist Rustig – langzaam De bewegingen vertragen Vieren Spanning van kabel halen om de haak los te maken Haak los Informatie voor de kraanmachinist Geen signaal is geen beweging! Bovenstaand overzicht is niet uitputtend omdat specifieke kraantypes, zoals knuckle boom kranen, heel specifieke instructies nodig hebben. Instructies die van toepassing zijn op specifieke kraantypes moeten worden overeengekomen tijdens de planning en volledig bekend zijn bij alle leden van het hef‐ en hijsteam. 10.8.6 Onderhouden van continue communicatie. Communicatie van de hijsbegeleider naar de kraanmachinist zou voortdurend moeten zijn. Dit is vooral belangrijk tijdens "uit het zicht hijsen". In het geval dat het contact wordt verbroken, moet de hef‐ en hijsactiviteit stoppen. Het is raadzaam voortdurend contact te houden door de initiële instructie te geven en vervolgens bij herhaling iets tegen de kraanmachinist te zeggen. Hierdoor stelt men zeker dat de communicatielijn nog steeds actief is. Iedereen die de radio gebruikt, zou het onnodig lang ingedrukt houden van de verzendknop moeten vermijden. De radio is mogelijk de enige snelle manier om contact op te nemen met belangrijke leden van het hef‐ en hijsteam. Hef‐ en hijsactiviteiten moeten stoppen, wanneer de communicatie wordt onderbroken, bijvoorbeeld wanneer derden de verzending onderbreken. 10.8.7 Bevestiging en begrijpen. Goede gewoontes tonen aan dat bij communicatie de ontvangst van een instructie op een positieve wijze zou moeten worden bevestigd. De ontvanger(s) zou(den) moeten aangeven dat deze het bericht heeft (hebben) begrepen door de boodschap te herhalen in iets andere bewoording dan die van de ontvangen instructies. Afleiding is een risicofactor. Daarom moet de communicatie duidelijk zijn en zich beperken tot hetgeen de kraanmachinist moet doen. Discussies of uitleg over waarom de hef‐ en hijsactiviteiten op een bepaalde manier worden uitgevoerd, zouden moeten plaatsvinden in de risicobeoordelingsfase of bij de Toolbox, maar niet als de werkzaamheden in uitvoering zijn. Stop de activiteiten, wanneer een discussie nodig is, en handel de kwestie af. Doc. Nr.: Revisie. Nr.: Datum: UIE-LIFHOI.SP.01 1 02.09.2010 Electronische kopieën zijn verkrijgbaar via de Shell U.I.E. CMS website.
Custodian: Peter Verhoef
Pagina: 74 van 134 pagina’s
Gedrukte ex. zijn niet gecontroleerde documenten.
10.8.8 Zorg en veiligheid. Controleer altijd of de batterijen in een goede staat verkeren en of deze volledig zijn opgeladen voordat de radio wordt uitgegeven voor een ploegendienst. Zorg ervoor dat de microfoon niet wordt blootgesteld aan regen. Als er geen plastic draagtas beschikbaar is die de radio volledig beveiligt, zorgt een eenvoudige voorzorgsmaatregel zoals een kleine plastic zak of een stuk plakfolie rond de microfoon ervoor dat deze droog blijft. Draag de radio niet in de broekzak. Zorg er altijd voor dat deze wordt gedragen in een beschermhouder die aan het lichaam vastzit door middel van een schouderkoord of heupriem. Naast het feit dat de radio ongeschonden blijft, zorgt dit ervoor dat deze niet valt wanneer deze losraakt tijdens werkzaamheden op hoogte of tijdens het beklimmen van ladders.
10.9 Hand- en armseinen. Radio communicatie moet worden gebruikt als primair middel voor het communiceren tijdens de uitvoering van hef‐ en hijswerkzaamheden. Hand‐ en armseinen kunnen worden gebruikt in aanvulling op de radio communicatie en moeten worden gebruikt als back‐up in het geval de radioapparatuur uitvalt. Hand‐ en armseinen moeten: ¾ Precies zijn; ¾ Eenvoudig zijn; ¾ Uit een breed gebaar bestaan; ¾ Gemakkelijk te geven en te begrijpen zijn; ¾ Goed van een ander hand‐ of armsein kunnen worden onderscheiden. Het gelijktijdig gebruik van beide armen dient symmetrisch te verlopen en mag slechts één enkel signaal weergeven. (Richtlijn 92/58/EG van de Europese Raad, betreffende de minimumvoorschriften voor de veiligheids‐ en/of gezondheidssignalering op het werk, ANNEX IX, Artikel 1). Er is sprake van een reeks verschillende hand‐ en armseinen ter aanduiding van: ¾ De beweging van de last zelf, of ¾ De beweging van de kraan. Alle te gebruiken hand‐ en armseinen zouden moeten worden weergegeven, bijvoorbeeld binnen in de kraancabine, rond het werkgebied, in kantines, enzovoort. Het is een goede praktijk om gelamineerde exemplaren van de te gebruiken gestandaardiseerde hand‐ en armseinen beschikbaar te hebben en ervoor te zorgen dat deze eenvoudig toegankelijk zijn.
10.10 Hand- en armseinen gebruiken. Personeelsleden die hand‐ en armseinen gebruiken, zouden ervoor moeten zorgen dat zij: ¾ De afgesproken reeks hand‐ en armseinen kennen en dat zij er volledig vertrouwd mee zijn; ¾ De signalen op de juiste wijze gebruiken; ¾ De signalen op een zelfverzekerde en duidelijke wijze gebruiken; ¾ De kraanmachinist, indien mogelijk, aankijken wanneer een signaal wordt gegeven. Er zou altijd visueel contact moeten zijn tussen de hijsbegeleider en de kraanmachinist. De hef‐ en hijsactiviteiten moeten worden stilgelegd als het visuele contact is verbroken en kunnen alleen opnieuw aanvangen wanneer opnieuw een duidelijk visueel contact tot stand is gebracht. Leg de hef‐ en hijsactiviteiten stil, als door guur weer of duisternis zozeer het zicht op de hijsbegeleider wordt belemmerd, dat de activiteiten niet veilig kunnen worden voortgezet.
Doc. Nr.: Revisie. Nr.: Datum: UIE-LIFHOI.SP.01 1 02.09.2010 Electronische kopieën zijn verkrijgbaar via de Shell U.I.E. CMS website.
Custodian: Peter Verhoef
Pagina: 75 van 134 pagina’s
Gedrukte ex. zijn niet gecontroleerde documenten.
10.10.1 Aanbevolen hand- en armseinen. Hand‐ en armseinen voor hef‐ en hijsactiviteiten worden geregeld via Richtlijn 92/58/EG van de Europese Raad, betreffende de minimumvoorschriften voor de veiligheids‐ en/of gezondheidssignalering op het werk. In de praktijk omvatten de in deze richtlijn van de Raad vermelde hand‐ en armseinen echter niet alle mogelijke bewegingen van hef‐ en hijswerktuigen. Vanwege de voortdurende technische ontwikkelingen en verbeteringen van kranen worden deze met steeds meer technische voorzieningen uitgerust. Hierdoor zijn er meer hand‐ en armseinen nodig om alle mogelijke bewegingen van de kraan of de last door te geven. Dit is een extra reden om het gebruik van radioapparatuur voor de communicatie aan te bevelen, ondersteund door hand‐ en armseinen voor het geval dat de radioapparatuur uitvalt. Aanvullende signalen kunnen worden afgesproken ter aanduiding van: ¾ Horizontale of verticale afstand; ¾ De te gebruiken lier; ¾ De bewegingen van de giek, zoals uitschuiven of intrekken.
10.11 Leren en registreren Communicatie houdt ook in dat het hef‐ en hijsteam na de werkzaamheden feedback geeft. In bedrijfsprocedures zou hiervoor een voorziening moeten worden geïmplementeerd. De nabespreking is bedoeld om lering te trekken uit eventuele fouten, om te komen tot suggesties voor mogelijke verbeteringen van huidige procedures en om deze zaken vast te leggen, zodat er daarbij kennis wordt verkregen die voor toekomstige activiteiten kan worden benut. Dergelijke opgedane kennis zou moeten worden doorgegeven aan andere hef‐ en hijsteams. Verwijzingen en meer informatie. ¾ Richtlijn 92/58/EEG van de Europese Raad. ¾ OGP Lifting and hoisting safety recommended practice. ¾ IMCA SEL 020, IMCA M193 juni 2008: Guidance for Operational Communications ¾ Aanbevelingen OMHEC “werkgroep communicatie”. ¾ NEN 2025 Communicatie voor de begeleiding van kranen en hijstoestellen.
Doc. Nr.: Revisie. Nr.: Datum: UIE-LIFHOI.SP.01 1 02.09.2010 Electronische kopieën zijn verkrijgbaar via de Shell U.I.E. CMS website.
Custodian: Peter Verhoef
Pagina: 76 van 134 pagina’s
Gedrukte ex. zijn niet gecontroleerde documenten.
11 Hijsen boven onder druk staande installaties. 11.1 Inleiding. Ten behoeve van deze richtlijn kan onder installaties (procesinstallatie of ‐middelen) onder druk het volgende worden verstaan: Wel of niet beveiligde middelen met één (of met een combinatie) van de volgende kenmerken: gevaarlijk, onder druk of onder stroom staand of strategische "vloeistof" houdend. Voorbeelden zijn: leidingen of vaten die koolwaterstoffen bevatten, elektriciteitskabels, koelwatervoorzieningen, enzovoort. Voor hef‐ en hijsactiviteiten boven onder spanning/druk staande installaties zijn stringentere beheers maatregelen vereist vanwege de inherente gevaren die deze activiteiten met zich meebrengen. Hef‐ en hijsactiviteiten boven onder spanning/druk staande installaties zouden moeten worden vermeden. Alleen in uitzonderlijke omstandigheden is dit toegestaan. Daarbij moeten er echter strenge procedures worden gevolgd en er moeten extra beheersmaatregelen worden ingevoerd.
11.2 Heffen en hijsen boven onder spanning/druk staande installaties categoriseren. Om de betreffende risico’s en het daaruit voortvloeiende niveau van benodigde beheers maatregelen weer te geven, moeten de activiteiten worden gecategoriseerd. Hef‐ en hijsactiviteiten boven onder spanning/druk staande installaties moeten altijd worden gecategoriseerd als werkzaamheden die “Niet routinematig – Complex/Kritisch” zijn.
11.3 Beheers emaatregelen. Zoals bij alle hef‐ en hijsactiviteiten die niet‐routinematig – Complex/Kritisch zijn, moeten de volgende beheers maatregelen zijn genomen: 9 Een werkvergunning. Een goedkeuring voor het uitvoeren van de activiteiten. 9 Een risicobeoordeling die geheel is gewijd aan de geplande activiteiten. 9 Een schriftelijk werkpakket met een beschrijving hoe de aktiviteiten worden uitgevoerd. 9 Technische inbreng bij het werkpakket door een vakkundig engineer, via specifieke en genummerde tekening(en), waarop de te gebruiken hef‐ en hijsmiddelen duidelijk en gedetailleerd zijn aangegeven. 9 Bij voorkeur: een formele goedkeuring van het werkpakket en de planning door een TA, SME, PTE of onafhankelijke externe ingenieurs. 9 Toolbox. 9 Een duidelijk "ja" op alle 10 vragen voor veilig hijsen.
11.4 Verdere veiligheidsmaatregelen waaraan aandacht moet worden besteed. Afhankelijk van de complexiteit van de uit te voeren taak en de risico's die zijn onderkend in de risico beoordeling, zouden één of meer van de volgende eheersmaatregelen in overweging moeten worden genomen: 9 Een aanvullende goedkeuring door de manager van de asset. 9 De procesinstallatie, ‐middelen of andere faciliteiten onder spanning/druk stopzetten, isoleren, zuiveren en de druk ervan aflaten. 9 Hef‐ en hijsmiddelen met een grotere capaciteit selecteren, zodat het niet nodig is om boven 75% van de capaciteit uit te komen. 9 Extra voorzieningen, zoals stroppen die parallel aan dragende stroppen zijn bevestigd, om de last te zekeren. 9 Testen door gebruik te maken van een watergewicht. 9 Het beschikbaar hebben van een noodplan. 9 Het stand‐by houden van een noodbemanning. 9 Het onderhouden van een rechtstreeks contact met de controlekamer. 9 Gereed zijn voor een shutdown. Doc. Nr.: Revisie. Nr.: Datum: UIE-LIFHOI.SP.01 1 02.09.2010 Electronische kopieën zijn verkrijgbaar via de Shell U.I.E. CMS website.
Custodian: Peter Verhoef
Pagina: 77 van 134 pagina’s
Gedrukte ex. zijn niet gecontroleerde documenten.
12 Werken met twee of meer hef- en hijswerktuigen. 12.1 Inleiding. Een last hijsen met twee of meer hijswerktuigen kan een gevaarlijke activiteit zijn en zou, indien mogelijk, moeten worden vermeden. Het gebruik van twee of meer hijswerktuigen alleen ten behoeve van het gewicht (omdat een last te zwaar is voor een enkele kraan) moet als een laatste optie worden beschouwd. Wanneer de fysieke afmetingen, het gewicht van de last of de omstandigheden het niet toelaten één hijswerktuig in te zetten, dan is het acceptabel om twee of meer hijswerktuigen in zetten onder stricte toepassing van de procedures. Op basis van richtlijn 95/63/EEG van de Europese Raad inzake de minimum voorschriften inzake veiligheid en gezondheid bij het gebruik door werknemeres van arbeidsmiddelen op de arbeidsplaats is het een wettelijk eis om volgens procedures te werken. BLIJLAGE II, artikel 3.2.5 vermeldt het volgende: "Alle handelingen voor het hijsen/heffen moeten correct gepland en onder adequaat toezicht worden uitgevoerd teneinde de veiligheid van de werknemers te garanderen. Met name wanneer een last gelijktijdig moet worden gehesen/geheven door twee of meer arbeidsmiddelen die dienen voor het hijsen/heffen van niet‐geleide lasten, moet een procedure worden opgesteld en toegepast om een goede coördinatie van de handelingen van de bedieners te waarborgen". Een last kan op diverse manieren tegelijkertijd door twee of meer hef‐ en hijswerktuigen worden gehanteerd: 9 Een enkele last met behulp van twee kranen. 9 Een enkele last met behulp van meer dan twee kranen. 9 Een last vanuit een horizontale positie in een verticale positie plaatsen of andersom. 9 Twee of meer rateltakels en/of kettingtakels gebruiken. 9 Elke combinatie met behulp van een kraan en een aparte lier voor het hijsen. 9 Een combinatie van een staalkabeltrekker met een rateltakel. 9 Een hijsportaal of hefbalk in combinatie met een staartkraan. 9 Drijvende bokken met behulp van twee blokken. 9 Enzovoort, enzovoort.
12.2 Bijbehorende risico's en algemene voorzorgsmaatregelen. Een last verplaatsen met behulp van meerdere hef‐ en hijswerktuigen levert meer risico's op voor de activiteiten. Deze risico’s omvatten, maar zijn niet beperkt tot: ¾ De stabiliteit van de hijswerktuigen; ¾ Het scheef gaan hangen van de last; ¾ Zijwaartse belasting van de giek, hetgeen normaliter niet voorkomt in het geval van één kraan; ¾ Bij het gerbuik van verschillende modellen kranen, dienen de machinisten de snelheden voor hijsen/vieren, op en aftoppen en zwenksnelheden op elkaar af te stemmen. Ongelijke snelheden zorgen voor een extra belasting op één kraan en bij een ongelijke zwenksnelheid wordt de giek zijwaarts belast. ¾ Door schuine reeptrek ontstaat een zijwaartse belasting. Het is belangrijk dat er een nauwkeurige beoordeling wordt gemaakt van de last in relatie met de in te zetten afzonderlijke werktuigen. Gedurende de werkzaamheden zou er een volledige beoordeling moeten worden gegeven over de variatie in de te hijsen last, het ontstaan van schuine reeptrek en het voorkomen hiervan door zwenken, op‐ en aftoppen of in‐ en uitkatten. Doc. Nr.: Revisie. Nr.: Datum: UIE-LIFHOI.SP.01 1 02.09.2010 Electronische kopieën zijn verkrijgbaar via de Shell U.I.E. CMS website.
Custodian: Peter Verhoef
Pagina: 78 van 134 pagina’s
Gedrukte ex. zijn niet gecontroleerde documenten.
Het inzetten van speciale hijsgereedschappen kan nodig zijn om de maximale variatie in lastverdeling en hoekbelasting te kunnen opvangen. Hef‐ en hijswerktuigen kunnen geschikt zijn voor diverse activiteiten. De gebruiksaanwijzingen moeten worden geraadpleegd voor de betreffende werkzaamheden. Dynamische hijsactiviteiten met kranen die in tandem opereren mogen uitsluitend worden uitgevoerd als beide kranen zijn ontworpen en gecertificeerd voor deze activiteit.
12.3 Categorisering van werkzaamheden waarbij twee of meer hef- en hijswerktuigen worden gebruikt. Zoals dat bij alle hef‐ en hijsactiviteiten het geval is, moeten activiteiten waarbij meerdere werktuigen worden gebruikt, worden gecategoriseerd om de bijbehorende risico's en het daaruit voortvloeiende niveau van beheersmaatregelen weer te geven. Het werken met twee of meer hef‐ en hijswerktuigen moet altijd minimaal worden gecategoriseerd als een activiteit die “Niet‐routinematig – gecompliceerd” is.
12.4 Beheers maatregelen. Geïmplementeerde beheers maatregelen moeten minimaal voldoente zoals vereist voor “Niet‐ routinematig – gecompliceerde” werkzaamheden. Afhankelijk van de complexiteit van de uit te voeren taak, en de risico's die zijn vastgesteld in de risicobeoordeling, dienen er aanvullende veiligheidsmaatregelen te worden genomen.
12.5 Betrokken personeel. Er moet voor alle hijsactiviteiten waarbij er twee of meer werktuigen worden gebruikt een uitvoerder hef‐ en hijswerken worden aangesteld om ter plaatse actief toe te zien op de activiteiten. De uitvoerder hef‐ en hijswerken moet ervoor zorgen dat en controleren of de communicatie met elke machinist van elk werktuig duidelijk en volledig bekend is.
12.6 Verschillende methoden om meerdere hef- en hijswerktuigen te gebruiken. Zoals eerder is vermeld, zijn er verschillende methodes mogelijk om met meerdere werktuigen te werken. Hierna worden de meestgebruikte combinaties uitgelegd met enkele specifieke aandachtspunten die behandeld moeten worden tijdens de risicobeoordeling. 12.6.1 Een enkele last met behulp van twee kranen hijsen. Wanneer twee kranen een last gaan hijsen, moet er een beslissing worden genomen over de locatie van de hijspunten in relatie tot het zwaartepunt van de last. Dit moet worden berekend om het gewicht van de last te verdelen op basis van de capaciteiten van elke kraan. Indien mogelijk , zouden er kranen moeten worden ingezet met een vergelijkbare capaciteit en eigenschappen. Bij het selecteren van de te gebruiken kranen en hef‐ en hijsgereedschappen zou ervoor moeten worden gezorgd dat er een ruime overmarge gehanteerd wort. Elke kraan moet, op de vereiste gieklengte en vlucht, in staat zijn om 75% van de totaallast te hijsen. Indien loadcells worden gebruikt, behoeft elke kraan slechts in staat te zijn om 25% boven zijn geschatte gewichtsaandeel te hijsen.
Doc. Nr.: Revisie. Nr.: Datum: UIE-LIFHOI.SP.01 1 02.09.2010 Electronische kopieën zijn verkrijgbaar via de Shell U.I.E. CMS website.
Custodian: Peter Verhoef
Pagina: 79 van 134 pagina’s
Gedrukte ex. zijn niet gecontroleerde documenten.
Als de last niet symmetrisch is, bevindt het zwaartepunt zich niet in het midden van de last, maar meer aan één kant. In deze bijzondere situatie ligt het voor de hand dat één kraan zo wordt opgesteld dat deze meer dan de helft van het lastgewicht hijst. 12.6.2 Een enkele last met behulp van meer dan twee kranen hijsen. In deze situatie wordt de last verdeeld over meer dan twee kranen. Een last die aan drie punten is opgehangen en wordt gehesen, bevindt zich altijd in een statische positie. Er kan met betrekking tot het zwaartepunt van de last sprake zijn van twee situaties: 1. De last is gelijk verdeeld over de drie ophangpunten 2. De last is niet gelijk verdeeld over de drie ophangpunten Hoe de feitelijke situatie ook is: het is nodig om de exacte positie van het zwaartepunt via een berekening te bepalen. In het geval dat de last niet gelijk is verdeeld over de drie ophangpunten, wordt elke kraan verschillend belast. Een last die wordt gehesen, terwijl deze is opgehangen aan 4 (of meer) punten, bevindt zich altijd in een statisch onbeplaade positie, hetgeen zeer gevaarlijk is. Het is onmogelijk om te bepalen hoe de lastverdeling tussen de vier ophangpunten is. In bepaalde situaties is het misschien een oplossing om terug te vallen op drie ophangpunten door twee van de vier punten door middel van een hijsbalk (evenaar) met elkaar te verbinden, waardoor deze gelijk liggen. Alle hef‐ en hijsactiviteiten met behulp van meer dan twee werktuigen moeten worden geclassificeerd als “Niet‐routinematig – Complex/Kritisch”. Alle bijbehorende risico's moeten worden beoordeeld en het daaruit voortvloeiende vereiste controleniveau moet strikt in acht worden genomen. 12.6.3 Een last vanuit een horizontale positie in een verticale positie plaatsen of andersom. Wanneer een drukvat of een bouwdeel vanuit een horizontale positie in een verticale positie wordt geplaatst, wordt er vaak een staartkraan gebruikt. Tijdens dit type activiteit is de positie van de hijspunten van de last en het zwaartepunt zeer belangrijk. Het is essentieel dat de positie van het zwaartepunt en de feitelijke uitgeoefende belasting op beide kranen nauwkeurig worden berekend. Als de positie van de last zich van horizontaal naar verticaal wijzigt, krijgt de hoofdkraan een grotere last op zich, totdat het totaalgewicht geheel wordt overgebracht op de hoofdkraan. 12.6.4 Gebruik van twee of meer rateltakels en/of kettingtakels. Wanneer er meer dan één rateltakel of kettingtakel wordt gebruikt, zou elke afzonderlijke hijseenheid een nominale capaciteit van ten minste 100% van de last moeten hebben. Planning en beheersmaatregelen voor deze categorie, inclusief procedures en tekeningen moeten zijn geïmplementeerd. Als twee of meer rateltakels worden gebruikt om de last te verdelen tijdens hijsactiviteiten, is het nodig dat de activiteit zorgvuldig wordt overwogen, aangezien de mogelijkheid bestaat dat één van de takels wordt overbelast (tot boven de werklast) of onderbelast (tot beneden 10% van de werklast). Controleer altijd de gebruiksaanwijzingen als er rateltakels of kettingtakels worden gebruikt voor horizontale of schuine trekkracht. Niet alle typen en merken zijn voor dit soort werkzaamheden ontworpen. In het geval dat de gebruiksaanwijzingen hierover geen duidelijkheid verschaffen, is het verboden rateltakels en kettingtakels voor dit werk te gebruiken. 12.6.5 Combinaties waarbij twee of meer hef- en hijswerktuigen worden gebruikt. In gevallen waarin er combinaties van hef‐ en hijswerktuigen worden gebruikt, zouden altijd de gebruiksaanwijzingen moeten worden geraadpleegd. Deze moeten strikt in acht worden genomen.
Doc. Nr.: Revisie. Nr.: Datum: UIE-LIFHOI.SP.01 1 02.09.2010 Electronische kopieën zijn verkrijgbaar via de Shell U.I.E. CMS website.
Custodian: Peter Verhoef
Pagina: 80 van 134 pagina’s
Gedrukte ex. zijn niet gecontroleerde documenten.
Zo hebben bijvoorbeeld kraanschepen, drijvende bokken en bouwvaartuigen voor zware heflasten eigen voorschriften voor het gebruik in een tandemactiviteit, zoals is overeengekomen met de betreffende certificerende instantie.
12.7 Uitvoering. Met betrekking tot een veilige uitvoering moeten de volgende onderwerpen aandacht krijgen: ¾ De hijsgereedschappen die worden gebruikt om de last aan het hijswerktuig vast te maken moet voldoende capaciteit hebben. Speciale aandacht dient te worden gegeven aan het werken onder een hoek. ¾ Zorg er altijd voor dat slechts één persoon signalen voor beide hef‐ en hijswerktuigen geeft. Deze persoon moet direct zicht hebben op en permanent radiocontact hebben met de machinisten van beide werktuigen. ¾ De betrokken personeelsleden moeten nauwgezet samenwerken en zich zodanig opstellen, dat ze niet geraakt kunnen worden door de last of klem komen tussen de last. ¾ Zorg ervoor dat bij aanvang van de hijsactiviteit de hijskabels geen schuine reeptrek hebben; ¾ Wanneer het signaal wordt gegeven, beginnen beide kranen langzaam te hijsen tot de berekende werklast of tot de last vrij is. Vervolgens STOPPEN ze; ¾ De uitvoerder hef‐ en hijswerken dient te bevestigen dat de gehele last vrij is, voordat hij toestemming geeft om door te gaan met hijsen. Voordat verder wordt gegaan met hijsen wordt gecontroleerd of de Last Moment Begrenzer en de remmen correct functioneren. ¾ Let goed op de hijskabels en zorg ervoor dat er tijdens het volledige werk geen schuine reptrek optreedt. ¾ Het hijsen en vieren van de last en het zwenken van de kranen kan uitsluitend worden uitgevoerd als de uitvoerder hef‐ en hijswerken daarvoor het signaal geeft en alleen op een van te voren afgesproken snelheid.
Doc. Nr.: Revisie. Nr.: Datum: UIE-LIFHOI.SP.01 1 02.09.2010 Electronische kopieën zijn verkrijgbaar via de Shell U.I.E. CMS website.
Custodian: Peter Verhoef
Pagina: 81 van 134 pagina’s
Gedrukte ex. zijn niet gecontroleerde documenten.
13 Het opstellen van een "Hijsplan" voor omvangrijke activiteiten. 13.1 Inleiding. Er treden regelmatig situaties op waarin er een uitgebreide hoeveelheid hef‐ en hijsactiviteiten moet worden uitgevoerd gedurende een tijdsperiode van één dag tot meerdere weken, met één of meer kranen op locatie. Voorbeelden hiervan zijn plantstops, renovatie en nieuwbouw. Naar aanleiding van bovenstaande situaties wordt de vraag gesteld hoe de werkzaamheden gepland kunnen gaan worden overeenkomstig de eisen zoals gesteld in deze Standaard. Aangezien het een wettelijke eis is dat alle activiteiten moeten worden gepland en dat deze naar behoren moeten worden beheerd, kan de gedachte opkomen dat er in een complete reeks beheersmaatregelen moet zijn voorzien voor elke keer dat er een nieuwe last wordt verplaatst. Dit is niet vereist en dit zou tot onwerkbare situaties leiden. De uiteindelijke reden voor het opstellen van een "Hijsplan" is het feit dat er altijd moet worden gestreefd naar de veiligste manier van uitvoering. Deze richtlijn is bedoeld om enige ondersteuning te geven met betrekking tot het opstellen van een "Hijsplan" die overeenstemt met de Shell Standaard en wettelijke voorschriften.
13.2 Zowel routinematige als niet-routinematige activiteiten. De volgende stappen in het proces voor het plannen en beheren van hef‐ en hijsactiviteiten komen steeds voor: ¾ Definiëren; ¾ Plannen; ¾ Uitvoeren; ¾ Leren en registreren. Het is aan te bevelen om tijdens het definiëren en plannen van een uitgebreide hoeveelheid hef‐ en hijsactiviteiten een onderscheid te maken tussen routinematige en niet‐routinematige activiteiten. Alle niet‐routinematige activiteiten moeten worden gepland volgens deze Standaard en hebben een eigen "Hijsplan". Routinematige activiteiten daarentegen kunnen worden gecombineerd. Maak op het blad voor de activiteitenplanning een overzicht van alle materialen die moeten worden gehesen (stellingmateriaal, pijpleidingen, stalen delen, kleppen, kleine pompen, motoren, enzovoort) met daarbij het gewicht of een reeks gewichten van betrokken materialen. Voer een risicobeoordeling uit of maak gebruik van een algemene risicobeoordeling. Stel naast het voorgaande een plattegrond van de locatie op en geef duidelijk weer waar de te gebruiken kranen voor de routinematige activiteiten worden opgetseld. Rond de kranen kunnen cirkels worden getekend die een bepaalde sprei en de te hijsen maximum last bij deze sprei weergeven. Er wordt geadviserd om 3 verschillende cirkels weer te geven. Wanneer de activiteitenplanning, de risicobeoordeling en de plattegrond tijdens de Toolbox beschikbaar zijn, is de Person In Charge uitstekend in staat om het hef‐ en hijsteam het volgende uit te leggen en te tonen: ¾ Waar de kraan wordt opgesteld; ¾ Welke lasten zijn gepland; ¾ De maximaal benodigde hijscapaciteiten bij bepaalde sprei; ¾ Omgevingsfactoren waarmee rekening moet worden gehouden (bijv. belemmeringen tijdens het opstellen van de kraan, bepaalde risicogebieden, enzovoort). Doc. Nr.: Revisie. Nr.: Datum: UIE-LIFHOI.SP.01 1 02.09.2010 Electronische kopieën zijn verkrijgbaar via de Shell U.I.E. CMS website.
Custodian: Peter Verhoef
Pagina: 82 van 134 pagina’s
Gedrukte ex. zijn niet gecontroleerde documenten.
Als de kraan gedurende een gehele week op één positie is staat, en gesteld dat er tijdens de week geen wijzigingen optreden in de samenstelling van het hef‐ en hijsteam, volstaat het om één Toolbox te houden waarin alle (alleen routinematige hijs‐)activiteiten voor een gehele week worden besproken. Als er een wijziging in het team optreedt, moet er een nieuwe Toolbox worden gehouden, voordat er met het nieuwe team wordt gestart. Als tijdens de dag of gedurende de gehele periode van de hijsactiviteiten de kraan op een andere locatie moet worden opgesteld, moet deze locatie ook op de plattegrond worden weergegeven. De kraanmachinist dient te worden geïnstrueerd dat het alleen is toegestaan om de kraan op vooraf bepaalde posities op te stellen en dat er allen van die posities gewerkt mag worden. Wanneer wordt afgeweken van de vooraf bepaalde posities van de kranen, heeft dit tot gevolg dat het werk wordt stilgelegd, dat de situatie opnieuw wordt beoordeeld en dat er geschikte maatregelen worden genomen, zodat het werk veilig kan worden voortgezet.
13.3 Gelijktijdige activiteiten met meer dan één kraan. Indien twee of meer kranen gelijktijdig op dezelfde loctaie werken is het raadzaam om over één volledig overzicht te beschikken (plattegrond) waarop alle kranen mey hun capaciteit per sprei zijn opgenomen. Zie hierboven. Het categoriseren van de werkzaamheden blijft altijd noodzakelijk, óók als een plattegrond met de opstelling van alle kranen aanwezig is. Als er twee kranen op de locatie staan, die beide voor routinematige hijsactiviteiten zijn bestemd, moeten deze op de plattegrond worden ingetekend, zoals eerder is aangegeven. Eén plattegrond kan daarentegen ook één (of meer) kraan/kranen weergeven voor routinematige activiteiten en een kraan voor niet‐routinematige activiteiten. Op deze manier kunnen ook duidelijk situaties worden weergegeven waarbij kranen zo worden opgesteld dat de kraangieken in elkaars werkgebied zouden kunnen komen. Deze overlappende gebieden moeten op de plattegrond worden weergegeven, de risico's moeten worden beoordeeld en er moeten maatregelen worden genomen om te voorkomen dat kraangieken met elkaar in botsing komen.
Doc. Nr.: Revisie. Nr.: Datum: UIE-LIFHOI.SP.01 1 02.09.2010 Electronische kopieën zijn verkrijgbaar via de Shell U.I.E. CMS website.
Custodian: Peter Verhoef
Pagina: 83 van 134 pagina’s
Gedrukte ex. zijn niet gecontroleerde documenten.
13.4 Een voorbeeld van een plattegrond met uitgebreide hijsactiviteiten.
Doc. Nr.: Revisie. Nr.: Datum: UIE-LIFHOI.SP.01 1 02.09.2010 Electronische kopieën zijn verkrijgbaar via de Shell U.I.E. CMS website.
Custodian: Peter Verhoef
Pagina: 84 van 134 pagina’s
Gedrukte ex. zijn niet gecontroleerde documenten.
14 Het gebruik van mobiele kranen op zeevaartuigen. 14.1 Inleiding. Soms is het nodig om een mobiele kraan op een zeevaartuig of een drijvende offshore eenheid te gebruiken. Deze richtlijn is bedoeld om te voorzien in technische en praktische eisen als aanvulling op lokale voorschriften, goedgekeurde zeevaartstandaarden en voorschriften van het classificatiebureau die moeten worden gevolgd bij het gebruik van een mobiele kraan op een zeevaartuig of een drijvende offshore eenheid. Het gebruik van mobiele kranen die op zeevaartuigen zijn gemonteerd, vergt speciale maatregelen. De positie en de werking van de kraan op het zeevaartuig hebben invloed op de stabiliteit van de combinatie. Hiermee moet rekening worden gehouden. Hier volgen enkele voorbeelden van zeevaartuigen waarop deze procedure moet worden toegepast: ¾ Schepen en pontons voor het leggen van pijpen; ¾ Kraanschepen; ¾ Pontons; ¾ Werkboten; ¾ Baggervaartuigen die kranen met grijpers of baggeremmers gebruiken; ¾ Werkschepen. Het is de verplichting van de contracthouder ervoor te zorgen dat bij het uitvoeren van offshore hijsactiviteiten, zeevaartuigen worden ingezet die voldoen aan de voorschriften van het classificatiebureau en aan deze Standaard.
14.2 De sterkte van het dek. De bouwtechnische geschiktheid van het dek en de inwendige constructie voor het veilig ondersteunen van de kraan, moeten zorgvuldig worden beoordeeld. Veronderstel een mobiele kraan op een vaartuig. Alle krachten van de kraan worden via de stempels overgebracht op het dek. De standaard dekconstructie is veelal niet berekend op dergelijke krachten van een grote kraan. Daarom moeten er in een stalen constructie op het dek worden voorzien om de belastingen van de stempels te verdelen over de dekconstructie. Rupskranen leveren een gelijksoortige uitdaging op. Normaal gesproken kan het grootste voordeel worden behaald door de kraan op te stellen met de rupsbanden in de lengterichting. De ruimte tussen de dwarsspanten is meestal tussen de 1,5 en 3m, dus kan de kraan doorgaans zo worden geplaatst dat de rupsbanden rechtstreekse druk uitoefenen op drie of meer spanten. De belastingen van de stempelpoten of de rupsbanden worden ruwweg op dezelfde manier berekend als die voor een kraanopstelling aan de wal. Als eenmaal de belastingen van de kraan bekend zijn, kan de dekconstructie door een scheepsbouwkundige worden berekend. Het classificatiebureau van het vaartuig of een scheepsbouwkundige moet controleren of het dek van het vaartuig onder alle bedrijfsomstandigheden sterk genoeg is. Zie hoofdstuk 14.4 voor het veilig vastmaken van de kraan aan het dek (seafastening).
14.3 Geschiktheid van de kraan. De kraan moet het verticale en horizontale bereik hebben om de last te verplaatsen en moet de capaciteit hebben om het gewicht veilig te hijsen. De invloeden van de maritieme omgeving zorgen echter voor wijzigingen op beide genoemde onderwerpen. Er zou bijzondere aandacht moeten worden besteed aan het feit dat mobiele kranen bijzonder gevoelig zijn voor externe invloeden, zoals omgevingsfactoren, bewegingen van het vaartuig en Doc. Nr.: Revisie. Nr.: Datum: UIE-LIFHOI.SP.01 1 02.09.2010 Electronische kopieën zijn verkrijgbaar via de Shell U.I.E. CMS website.
Custodian: Peter Verhoef
Pagina: 85 van 134 pagina’s
Gedrukte ex. zijn niet gecontroleerde documenten.
dynamische belasting. Er zijn meerdere typen mobiele kranen die in beginsel zijn ontworpen voor gebruik op het land, die in mogelijk ook gebruikt kunnen worden voor offshore hijsactiviteiten. Deze zijn echter niet allemaal even geschikt. Een kraan met banden is bijvoorbeeld niet geschikt vanwege de indrukkingen van de banden en de kortere wielbasis. Deze is minder stabiel dan een rupskraan voor hetzelfde doel of bedrijfsomstandigheden. Aan de hand van eisen, het type zeevaartuig en werkomstandigheden moet daarom zorgvuldig worden ingeschat of een mobiele kraan geschikt is om op een zeevaartuig te gebruiken. Wanneer mobiele kranen worden geselecteerd voor offshore gebruik, dienen de volgende factoren te worden meegewogen: ¾ Kranen die werken met steunbalken, moeten geschikt zijn voor eventueel verhoogde hydraulische drukken die het gevolg zijn van dynamische belasting. ¾ Gieken moeten over voldoende stijfheid beschikken met betrekking tot torsie en laterale stabiliteit. Gieken die zijn gemaakt uit kokersegmenten van het type dat wordt gebruikt bij telescoopkranen, worden niet als geschikt beschouwd. ¾ Mobiele kranen die zijn gemonteerd, vastgezet of op een sokkel geplaatst, moeten toch worden beschouwd als mobiele kranen.
14.4 De kraan veilig op een dek vastzetten. Mobiele kranen die werkzaam zijn op een zeevaartuig, moeten worden vastgezet of gemonteerd op de daartoe bestemde locaties op het dek. De locatie van de sjorpunten op de kraan/het zeevaartuig en de montagewijze (via lassen of vastzetten, met bouten of spanschroeven, enzovoort) moet in overleg met het classificatiebureau van het zeevaartuig of een scheepsbouwkundige en de kraanfabrikant/leverancier worden bepaald. De kraanleverancier moet controleren of de wijze waarop de kraan op het dek is bevestigd of is ingeklemd sterk genoeg is en of deze onder alle werkomstandigheden voorkomt dat de kraan kan losbreken van het dek of op het zeevaartuig kan gaan bewegen. Er moet een kritische beoordeling plaatsvinden van de sterkte en de faalkans van de sjorpunten en van de stempelplaten van de kraan. Het classificatiebureau van het zeevaartuig, een scheepsbouwkundige of een warranty surveyor moet de berekeningen van alle op de constructie van het zeevaartuig overgebrachte krachten en de samenhang met de hijsactiviteiten waarvoor de mobiele kraan is bedoeld, beoordelen en goedkeuren.
14.5 De lasttabel voor de specifieke situatie. Een eerste behoefte bij het gebruik van een mobiele kraan in een maritieme omgeving is het vaststellen van de lasttabel. Sommige kraanfabrikanten publiceren lasttabellen voor werkzaamheden in een maritieme omgeving. Deze tabellen geven hijscapaciteiten weer voor omstandigheden waarin de kraan onder verschillende hoeken ‐ scheefstanden staat. Als deze tabellen beschikbaar zijn, dan volstaat het een schatting te maken van de maximale hoek waaronder de kraan kan werken. Als de lasttabellen voor de specifieke situatie niet beschikbaar zijn, is het erg moeilijk, zo niet onmogelijk, de hijscapaciteiten in te schatten. Afhankelijk van de gieklengte en de sprei kunnen de capaciteiten op zee 90%, maar ook minder dan 50% van de capaciteit op de wal bedragen. In de eerste plaats beweegt het vaartuig continu terwijl de kraan de last hijst en zwenkt, waarbij niet de stevige en vlakke steun wordt geboden die nodig is volgens de normale lasttabel. In de tweede plaats kunnen de bewegingen van het vaartuig en de kraan leiden tot het ontstaan van dynamische belastingen waarmee in het standaardontwerp van de kraan geen rekening is gehouden. Lasttabellen voor kranen kunnen normaal gesproken niet door de kraangebruiker worden ontwikkeld. De belangrijkste reden hiervoor is dat de meeste kraangebruikers niet over voldoende informatie van de kraan beschikken om de constructieve en mechanische beperkingen daarvan Doc. Nr.: Revisie. Nr.: Datum: UIE-LIFHOI.SP.01 1 02.09.2010 Electronische kopieën zijn verkrijgbaar via de Shell U.I.E. CMS website.
Custodian: Peter Verhoef
Pagina: 86 van 134 pagina’s
Gedrukte ex. zijn niet gecontroleerde documenten.
nauwkeurig te kunnen beoordelen. Veel componenten van de kraan worden anders belast wanneer de kraanscheef staat. Voor het bepalen van de capaciteit van de kraan is uitgebreide kennis nodig van de sterkte van al deze componenten. Er zijn kraanfabrikanten die lasttabellen voor maritieme werkzaamheden publiceren voor enkele modellen. Als zulke tabellen niet beschikbaar zijn, moet er contact worden opgenomen met de fabrikant voor assistentie. Er is nog een ander punt dat met betrekking tot lasttabellen voor maritieme werkzaamheden van belang is. De standaardlasttabellen zijn uitsluitend gebaseerd op scheefstand. De hijscapaciteiten houden geen rekening met andere dynamische belastingen dan die waarmee doorgaans bij het kraanontwerp rekening wordt gehouden. Als een op het vaartuig gemonteerde kraan in open water wordt gebruikt, kan de golfslag bewegingen veroorzaken waardoor extra dynamische belastingen kunnen ontstaan. De mogelijkheid van het ontstaan van dynamische belastingen maakt mogelijk een extra capaciteitsreductie noodzakelijk. De kraanfabrikant zou voor advies moeten worden geraadpleegd.
14.6 Weercriteria en de stabiliteit van het vaartuig. De weercriteria en de maximale vaartuigbeweging met betrekking tot alle kranen voor activiteiten op zeevaartuigen moeten het volgende omvatten: 9 De maximale windsnelheid; 9 De significante golfhoogte; 9 De maximale slagzij van het vaartuig. De kapitein van het zeevaartuig moet aantonen dat tijdens de hijsactiviteiten altijd aan de overeengekomen weercriteria is voldaan. In alle gevallen waarin de overeengekomen waarden worden overschreden, moeten de hijsactiviteiten onmiddellijk worden gestopt en moet de giek worden gepositioneerd in de ruststand. Alleen wanneer de weercriteria onder de overeengekomen waarden komen, kan weer worden begonnen met kraanactiviteiten.
14.7 Zaken om te onthouden. Wanneer de kraan eenmaal stevig is vastgezet op het dek en de lasttabellen voor drijvende werkzaamheden zijn vastgesteld, wordt het tijd om de activiteiten uit te voeren. Alle hef‐ en hijsactiviteiten moeten worden gepland en in deze fase is de planning uniek ten opzichte van de maritieme omgeving. Een aantal laatste aandachtspunten: 1) Het vaartuig is in beweging. Terwijl de lading wordt gehesen en de kraan zwenkt, zorgt het bewegende zwaartepunt voor een verloop met betrekking tot de slagzij en stuwage. 2) De beweging van het vaartuig beïnvloedt de sprei van de kraan. De kraanmachinist moet alert zijn op hetgeen er kan gebeuren, zodat hij corrigerende maatregelen kan nemen. 3) Door de bewegingen van het vaartuig kan de last meer schommelen dan aan de wal gebruikelijk is. De machinist moet dit herkennen, zodat hij de bewegingen van de kraan kan aanpassen voor het verplaatsen van de last.
Doc. Nr.: Revisie. Nr.: Datum: UIE-LIFHOI.SP.01 1 02.09.2010 Electronische kopieën zijn verkrijgbaar via de Shell U.I.E. CMS website.
Custodian: Peter Verhoef
Pagina: 87 van 134 pagina’s
Gedrukte ex. zijn niet gecontroleerde documenten.
15 Buisvormige lasten hanteren. 15.1 Aanslaan van buisvormige lasten. Procedures voor het veilig verplaatsen van buizen of bundels met buizen met stroppen zouden de volgende punten moeten omvatten: 9 Het gebruik van CCU's (Cargo Carrying Units) of transporthouders wordt gezien als de beste oplossing; 9 Alleen buizen met dezelfde diameter of afmetingen en ongeveer dezelfde lengte zouden moeten worden gebundeld; 9 Elke bundel zou zoveel buizen moeten bevatten dat de buizen in het midden zijn vastgeklemd en niet uit de bundel glijden. Voor zover dit praktisch is, zouden buizen met een diameter boven 5,5" in oneven aantallen moeten worden gebundeld; 9 Buizen zouden altijd moeten worden gestropt met twee stroppen die allebei dezelfde lengte en werklast hebben; 9 In het geval van bundels met buizen is te overwegen om gebruik te maken van een methode die voorkomt dat de bundel bij het neerkomen loskomt. Zo kan een staalkabelklem of een ‐greep boven het ingeschoren oog van een strop voorkomen dat het oog over de staalkabel terug glijdt. Dit moet zijn opgenomen in een risicobeoordeling; 9 De stroppen zouden op een gelijke afstand (ongeveer 25% van de totale lengte) vanaf de uiteinden van de last moeten worden geplaatst. Deze zouden dubbel rond de buis moeten worden geslagen en moeten worden gestropt wanneer er stroppen van staal of van kunststofweefsel worden gebruikt; 9 De strop zou voldoende lengte moeten hebben om ervoor te zorgen dat het oog van de strop om de strop zelf zit en nooit om de stropverbinding en –fittingen. 9 De hoek aan de binnenzijde van de stophals mag niet groter zijn dan 1200; 9 Er moet een stuurlijn worden vastgemaakt wanneer bundels met buizen extreem lang zijn. Dit moet zijn opgenomen in een risicobeoordeling; 9 Er is voorzichtigheid geboden bij het verwijderen van de stroppen; 9 Bij het laden zou er rekening moeten worden gehouden met de gewenste losvolgorde; 9 Zorg ervoor dat de draadbeschermers en einddoppen veilig zijn vastgemaakt; 9 Bij het laden van buizen zou er de nodige zorg en aandacht moeten worden besteed aan het voorkomen van schade aan stroppen; 9 Maak de losplaats gereed, zodat de bundels kunnen worden neergelaten zonder dat de stroppen worden geplet (gebruik hout); 9 Voorkom dat de strop kruiselings ligt; 9 Voordat hijswerkzaamheden worden uitgevoerd, dient rekening te worden gehouden met het losmaken van de stroppen.Voorzorgsmaatregelen dienen te worden genomen om te voorkomen dat personeel tijdens het losmaken van de stroppen klem komt te zitten tussen de buizen. Doc. Nr.: Revisie. Nr.: Datum: UIE-LIFHOI.SP.01 1 02.09.2010 Electronische kopieën zijn verkrijgbaar via de Shell U.I.E. CMS website.
Custodian: Peter Verhoef
Pagina: 88 van 134 pagina’s
Gedrukte ex. zijn niet gecontroleerde documenten.
Nooit of te nimmer: 9 Buizen met verschillende diameters met stroppen hijsen; 9 Een verzameling van buizen, hoekstukken, platstaal, enzovoort met een strop hijsen; 9 De lus verder stroppen door erop te slaan met een hamer. Dit vergroot de effectieve strophoek, waardoor de strop zwaarder wordt belast.
15.2 Boorbuizen hanteren met vorkheftrucks. Wanneer er regelmatig boorbuizen (zoals bij boorfaciliteiten, werkplaatsen voor het behandelen van buizen, enzovoort) worden gehanteerd, moet een zogenaamde buis‐ klemvoorziening worden geïnstalleerd om te voorkomen er dat tijdens het rijden of bij een noodstop buizen uitvallen. Er moet altijd een gebruiksaanwijzing voor de combinatie van de klemvoorziening met de vorkheftruck beschikbaar te zijn. Uitsluitend buizen met een gelijke lengte mogen worden geladen en voor een lading buizen mag maximaal ongeveer 75% van de vorklengte worden gebruikt.
15.3 Vervoer. ¾ ¾
¾
Transporthouders worden gezien als de beste oplossing om direct contact met verchroomde boorbuizen te voorkomen/verminderen; Bij het vervoer zouden buizen, als dat mogelijk is, aan de uiteinden met stalen kopschotten moeten worden gesloten en zouden deze niet boven de hoogte van het kopschot mogen uitsteken; Bij het gereedmaken van buizen voor vervoer is het verstandig de buisbundel voor een tweede keer op te pakken om te zien of speling uit de bundel gehaald kan worden.
15.4 Opslag. ¾ ¾
Opgestapelde buizen zouden van elkaar moeten worden gescheiden door buizenpalen; De buizen in de onderste laag moeten individueel worden gezekerd met blokken of met andere mechanische middelen worden vastgezet om beweging te voorkomen.
15.5 Boorpijpen hanteren op boorplatforms. ¾ ¾
¾ ¾ ¾
Voor deze activiteit is het gebruik van kunststof stroppen en haken onder veerdruk verboden. Wanneer afzonderlijke boorpijpen worden opgepakt, dient een hijskap met een sluiting die in het oog of de beugel is geïnstalleerd of gebruik andere geschikte hijsmiddelen. Er zou een wartel moeten worden gemonteerd op de staalkabel van de lier. Wanneer er sluitingen worden gebruikt, moeten alle voorzorgsmaatregelen worden genomen om er voor te zorgen dat deze tijdens alle werkzaamheden zijn geborgd. Het hanteren van pijpen naar en van het dek in de booromgeving moet in overeenstemming met lokale procedures worden uitgevoerd. Alleen personeel dat daarvoor toestemming heeft gekregen van de operationeel verantwoordelijke persoon, mag in het boorgedeelte aanwezig zijn.
Doc. Nr.: Revisie. Nr.: Datum: UIE-LIFHOI.SP.01 1 02.09.2010 Electronische kopieën zijn verkrijgbaar via de Shell U.I.E. CMS website.
Custodian: Peter Verhoef
Pagina: 89 van 134 pagina’s
Gedrukte ex. zijn niet gecontroleerde documenten.
¾
¾
¾ ¾
¾ ¾
Wanneer pijpen met een grijper of een magneet worden gehanteerd, moet het werkgebied worden afgezet en mag er geen personeel in de buurt zijn. Bij het afzetten van het gebied moet er speciale aandacht worden besteed aan het feit dat pijpen weg kunnen glijden en dat deze dus een gevaar kunnen vormen voor de omgeving. Als hef‐ en hijswerktuigen zich op een plek met een goed overzicht bevinden, en als er geen sprake is van uit het zicht werken, kan de machinist van het hef‐ en hijswerktuig de activiteit alleen verrichten doordat de taken van de aanpikker en de hijsbegeleider worden overgenomen. Er moet een lokale procedure aanwezig zijn ten aanzien van het aantal en type pijpen dat veilig kan worden gehesen in één bundel. Voordat de activiteit wordt gestart, moet de machinist van het hef‐ en hijswerktuig zeker stellen dat de correcte klem/magneet is geselecteerd, dat de klem of magneet zich in de correcte positie bevindt en dat deze correct is vastgemaakt aan de last. De route van de kraan moet vrij zijn van obstakels en de voedingskabels moeten vrij liggen. De machinist moet ervoor zorgen dat het hef‐ en hijswerktuig en het geleidesysteem op elkaar zijn afgestemd.
15.6 Buisgrijper of buisgrijperkranen. De buisgrijpers of buisgrijperkranen worden voornamelijk gebruikt voor het hanteren van buizen. Het gebruik van een buisgrijper is beperkt tot activiteiten waarbij buizen worden gehanteerd binnen de periferie van het pijpdek, waarbij een grijper conform de gebruiksaanwijzing wordt gebruikt. Ten aanzien van de diameter van de te heffen of hijsen buis moeten de daarvoor geschikte grijpers worden gebruikt. Afhankelijk van de buitendiameter van de te heffen of hijsen buis moeten de grijpers correct worden ingesteld, zodat de correcte kracht wordt toegepast op de buitendiameter van de buis. Hierdoor wordt voorkomen dat de buis wegglijdt bij het heffen of hijsen. Slechts één buis mag door de buisgrijper worden gehanteerd. Verwijzingen en meer informatie: ¾ Best Practice Guide to Handling Tubulars. Prospect: Step change in safety. ¾ UKOOA‐Guidelines for the safe packing and handling of cargo to and from offshore locations.
Doc. Nr.: Revisie. Nr.: Datum: UIE-LIFHOI.SP.01 1 02.09.2010 Electronische kopieën zijn verkrijgbaar via de Shell U.I.E. CMS website.
Custodian: Peter Verhoef
Pagina: 90 van 134 pagina’s
Gedrukte ex. zijn niet gecontroleerde documenten.
16 Steigermateriaal en – planken hanteren. 16.1 Transporthouder. Steigermateriaal en ‐planken zouden, indien praktisch mogelijk, moeten worden vervoerd, geheven en gehesen in daartoe bestemde transporthouders. Voor hijsactiviteiten vanuit en naar schepen moeten steigermaterialen en ‐planken altijd worden vervoerd in daartoe bestemde transporthouders. De transporthouder zou containervormig moeten zijn (zoals een bak) of een frame waarbij het ontwerp voldoet aan de voorschriften en geaccepteerde standaarden. ¾ Offshore: een toepasselijke internationale standaard voor offshore containers; ¾ Onshore: de Europese richtlijn voor machines.
16.2 Hijsen met een strop. Indien geen geen geschikte transporthouder kan worden gebruikt zouden de volgende algemene richtlijnen ten aanzien van het hijsen met een strop moeten worden gevolgd: ¾ Houd steigerplanken en steigerbuizen altijd in afzonderlijke bundels. Het is niet toegestaan om steigerplanken en steigerbuizen bij elkaar in één bundel te plaatsen; ¾ Er moeten sjorbanden van polypropyleen, polyester of nylon worden gebruikt voor het maken van bundels om te voorkoming dat ze wegglijden; ¾ De stroppen moeten tweemaal rond de last worden geslagen en worden gestropt. De stroppen zouden in dezelfde richting moeten worden gestropt. Maak eveneens gebruik van geschikte kabelgrepen/‐klemmen en sjormateriaal om ervoor te zorgen dat de te hijsen last veilig is; ¾ De stroppen zouden bij voorkeur op gelijke afstand , ongeveer 25% (van de totale lengte) vanaf de afzonderlijke uiteinden van de bundels moeten worden geplaatst; ¾ Bundel geen planken of buizen met verschillende lengten samen, om te voorkomen dat losse planken of buizen uit de bundel vallen. Maak afzonderlijke bundels van buizen die allemaal even lang zijn en afzonderlijke bundels van planken die allemaal even lang zijn; ¾ Andere bijbehorende middelen, zoals beugels, klemmen, wartels, enzovoort, zouden in een zak of container moeten worden geplaatst en mogen nooit liggend op een bundel worden gehesen; ¾ Indien mogelijk, zou de doorgangsroute van stuurlijnen vrij moeten worden gegeven voordat de hef‐ en hijsactiviteit begint; ¾ Stuurlijnen moeten tijdens hef‐ en hijsactiviteiten nauwkeurig worden gevolgd om te voorkomen dat deze komen vast te zitten.
Doc. Nr.: Revisie. Nr.: Datum: UIE-LIFHOI.SP.01 1 02.09.2010 Electronische kopieën zijn verkrijgbaar via de Shell U.I.E. CMS website.
Custodian: Peter Verhoef
Pagina: 91 van 134 pagina’s
Gedrukte ex. zijn niet gecontroleerde documenten.
17 Transport stroppen. 17.1 Inleiding. Transport stroppen worden alleen gebruikt voor het vervoeren van uitrusting van en naar offshore installaties (bijv. verlading en teruglading van boorpijpen) en onshore locaties en zouden alleen voor dit doeleinde moeten worden gebruikt. Transport stroppen mogen niet worden gebruikt voor algemene hijsdoeleinden, aangezien deze geen deel uitmaken van de hijsmiddelen van de installatie. Transport stroppen moeten, zodra dit uitvoerbaar is, worden verwijderd van de last waaraan deze zijn vastgemaakt, en worden geplaatst in een daartoe bestemde in quarantaine gehouden opslagruimte en geretourneerd. Er is een systeem nodig om het gebruik van transport stroppen te beheren. Op deze wijze kan ervoor worden gezorgd dat deze voldoen aan alle relevante wetgeving en dat deze kunnen worden geïdentificeerd. Transport stroppen moeten zijn gemaakt van staalkabel.
17.2 Het gebruik van transport stroppen. ¾ ¾
¾
¾
¾
¾
¾
Transport stroppen mogen slechts voor één activiteit worden gebruikt. De criteria voor één offshore activiteit omvatten: 1. Het vervoer van de vooraf gestropte last naar de installatie; 2. Het hijsen van de vooraf gestropte last op het platformdek met behulp van de kraan op het platform. 3. Het hijsen van de vooraf gestropte last op het platformdek met dekraan op het platform, mits de bulldog grips/‐vergrendelingen niet zijn aangeraakt of verwijderd. De criteria met betrekking tot "één activiteit" zijn niet langer meer van toepassing als de oorspronkelijke aanslagmethode van transport stroppen is verwijderd, zoals bulldog grips, kabelbinders, enzovoort. Als de oorspronkelijk geïnstalleerde aanslagmethode van transport stroppen voor bundels boorpijpen niet is verwijderd of aangeraakt, kunnen de transport stroppen worden gebruikt voor het met behulp van een kraan terughijsen naar het bevoorradingsvaartuig. Voordat wordt begonnen met hijsen, moet een testhijs worden uitgevoerd. Daarnaast moet er, voor zover dit redelijkerwijs uitvoerbaar is, een visuele inspectie op het beschikbare gedeelte van de doorvoerstrop worden uitgevoerd om te controleren of de stroppen onbechadigd zijn. Indien de transport stroppen de oorspronkelijke vooraf gestropte vorm hebben verloren door deze los te maken, mogen deze in geen geval worden gebruikt voor het uitvoeren van welke andere hijswerkzaamheden dan ook. Wanneer de transport stroppen zijn verwijderd van de last, moeten deze in quarantaine worden gehouden, worden teruggeladen of worden verwijderd volgens de daarvoor geschikte methoden en procedures. Als er transport stroppen nodig zijn voor terugladen, zou onshore moeten worden verzocht om de daartoe geschikte transport stroppen en de bijbehorende bulldog grips, kabelbinders, enzovoort. Deze moeten vervolgens door bekwaam personeel worden geïnstalleerd voordat de hijsactiviteit wordt gestart.
Doc. Nr.: Revisie. Nr.: Datum: UIE-LIFHOI.SP.01 1 02.09.2010 Electronische kopieën zijn verkrijgbaar via de Shell U.I.E. CMS website.
Custodian: Peter Verhoef
Pagina: 92 van 134 pagina’s
Gedrukte ex. zijn niet gecontroleerde documenten.
17.3 Geplastificeerde transport stroppen. Geplastificeerde transport stroppen kunnen worden gebruikt voor het vervoeren van materiaal dat gemakkelijk beschadigd raakt, dat is onderworpen aan een grondige risicobeoordeling die rekening moet houden met de seizoensfactoren, zoals het scheuren van de plastificering door lage temperaturen. Deze stroppen moeten worden onderworpen aan dezelfde gebruiksbeperkingen en controles als normale transport stroppen.
17.4 Gebruik nooit een kunststof strop als transport strop. Kunststof stroppen mogen nooit ofte nimmer worden gebruikt als transport stroppen. Een kunststof strop die bij aankomst vooraf is gestropt door de leverancier mag niet worden gebruikt. Verwijzingen en meer informatie: ¾ UKOOA‐Guidelines for the safe packing and handling of cargo to and from offshore locations.
Doc. Nr.: Revisie. Nr.: Datum: UIE-LIFHOI.SP.01 1 02.09.2010 Electronische kopieën zijn verkrijgbaar via de Shell U.I.E. CMS website.
Custodian: Peter Verhoef
Pagina: 93 van 134 pagina’s
Gedrukte ex. zijn niet gecontroleerde documenten.
18 Veilig gebruik van FIBC's (Flexible Intermediate Bulk Containers). 18.1 Algemeen. Een FIBC is een flexibele transporthouder, die soms "Big bag" of "Bulkbag" wordt genoemd, met een capaciteit tot 3 kubieke meter, die lasten van een halve ton tot 2 ton kan dragen. FIBC’s zijn geschikt voor elk vrij uitstromend materiaal in poeder‐, korrel‐ of vlokvorm. Deze worden vanaf de bovenkant gehesen door conventionele hef‐ en hijsmiddelen, zoals vorkheftrucks en kranen. Vanwege veiligheidsredenen en aansprakelijkheid zou elke FIBC moeten voldoen aan standaarden die worden aanbevolen door de EFIBCA ( de Europese Flexible Intermediate Bulk Container Association) of deze moeten overtreffen. De relevante EFIBCA‐test standaarden zijn: ¾ EFIBCA 005 Veiligheidsfactor 5:1, geschikt voor een enkele reis. Slechts voor één vulling en niet herbruikbaar. ¾ EFIBCA 004 Veiligheidsfactor 6:1, standaardkwaliteit. Gedeeltelijk herbruikbaar voor een beperkt aantal vullingen en lossingen. Een FIBC van deze categorie kan niet worden hergebruikt wanneer deze is beschadigd. ¾ EFIBCA 003 Veiligheidsfactor 8:1, zware kwaliteit. Geschikt voor meerdere transporten en herbruikbaar. Het is binnen de Europese Economische Unie een wettelijk vereiste dat alle FIBC's aan de volgende standaarden voldoen: NEN‐EN‐ISO 21898:2005. FIBC’s mogen nooit worden gebruikt voor het vervoer van iets anders dan de last waarvoor deze zijn ontworpen. 'Big bags' voor herhaald gebruik moeten als hijsmiddelen worden gedocumenteerd en gecontroleerd en moeten regelmatig worden geïnspecteerd.
18.2 Certificaten, labels en markering. Alle stortgoedhouders moeten worden getest en worden gecertificeerd door een door EFIBCA geaccrediteerd testbureau. De certificaatgegevens moeten worden vermeld op een label dat een integraal onderdeel is van de FIBC en dat in de FIBC is ingenaaid. Het label moet de volgende informatie bevatten: 9 De naam en het adres van de fabrikant; 9 De maand en het jaar van fabricage; 9 Het type Bag, d.w.z. "Overhoeks vierlussig”; 9 De teststandaard; 9 De datum en het nummer van het testcertificaat; 9 De FIBC‐klasse, afhankelijk van de veiligheidsfactor; 9 De veiligheidsfactor; 9 De werklast. Een FIBC‐label Doc. Nr.: Revisie. Nr.: Datum: UIE-LIFHOI.SP.01 1 02.09.2010 Electronische kopieën zijn verkrijgbaar via de Shell U.I.E. CMS website.
Custodian: Peter Verhoef
Pagina: 94 van 134 pagina’s
Gedrukte ex. zijn niet gecontroleerde documenten.
18.3 FIBC’s. hijsen en vervoeren. FIBC’s moeten worden gehanteerd in overeenstemming met de instructies van de fabrikant, welke duidelijk zijn aangegeven op het FIBC‐label. Voordat de FIBC wordt gebruikt dient controle te worden uitgevoerd op de algemene staat, structurele schade of tekenen van verwering die mogelijk zijn veroorzaakt door omgevingsomstandigheden of blootstelling aan UV‐straling van de zon. Een FIBC die tekenen van slijtage of schade vertoont aan een van de hijslussen mag in geen geval worden gebruikt. 18.3.1 Hijsen met kranen of takels. De haken, uithouders of andere gereedschappen die voor het hijsen worden gebruikt, zouden afgeronde kanten en/of beschermende afdekkingen moeten hebben. Veiligheidshaken met een geïntegreerde veiligheidsgrendel moeten worden gebruikt om te voorkomen dat de haak per ongeluk uit de lus schiet. Haken zouden een radius moeten hebben die voldoende groot is om te voorkomen dat de lus wordt samengedrukt. Wanneer de FIBC is opgehangen, moeten de lussen loodrecht hangen of onder een maximaal toelaatbare hoek zoals vermeld in de instructies op het label, zonder verdraaiingen of knopen. 18.3.2 Hijsen met vorkheftrucks. Zorg ervoor, wanneer FIBC’s worden gehesen met een vorkheftruck, dat de ruimte tussen de vorken correct is. Alle hijslussen, schorten of andere hijsvoorzieningen zouden loodrecht moeten hangen, zodat er geen dwarskrachten ontstaan in de FIBC. Controleer of de hijslussen niet zijn verdraaid. Vorken zouden afgeronde kanten moeten hebben of moeten zijn voorzien van beschermende afdekkingen om schade te voorkomen aan de hijslussen. FIBC’s zouden gelijkmatig moeten worden gehesen of geplaatst. 18.3.3 FIBC's horizontaal vervoeren met vorkheftrucks. De vorkheftruck moet geschikt zijn voor de te vervoeren last. Wanneer wordt gereden met een aan de vorken hangende FIBC, is er een verhoogd risico dat de truck instabiel wordt. De FIBC zou zo dicht mogelijk voor de mast en zo laag mogelijk moeten worden houden, terwijl de mast iets achterover Doc. Nr.: Revisie. Nr.: Datum: UIE-LIFHOI.SP.01 1 02.09.2010 Electronische kopieën zijn verkrijgbaar via de Shell U.I.E. CMS website.
Custodian: Peter Verhoef
Pagina: 95 van 134 pagina’s
Gedrukte ex. zijn niet gecontroleerde documenten.
helt. Zorg ervoor dat de wielen van de truck de FIBC niet beschadigen. De last zou het zicht van de bestuurder niet moeten beperken. FIBC’s mogen niet worden gesleept. De truck zou gestopt moeten zijn voordat de FIBC wordt gehesen of geplaatst.
18.4 Gevulde FIBC's opstapelen en opslaan. Wanneer gevulde FIBC's twee of meer lagen hoog worden opgestapeld, moeten zeker worden gesteld dat de stapel stabiel is. De stapel zou, als dat mogelijk is, moeten worden geplaatst tegen minstens 2 keermuren, het liefst 3, om een maximale stabiliteit te bewerkstelligen. In het algemeen geldt: hoe hoger de stapel, hoe meer keermuren er zijn vereist. Als er uitsluitend in een open ruimte kan worden gestapeld, zou de piramidemethode moeten worden gebruikt. FIBC’s zouden niet in een stapel moeten worden gedrukt, aangezien dit de zijkanten of de achterzijde van de afzonderlijke FIBC's kan beschadigen. Als FIBC's buiten worden opgeslagen, zou er aandacht aan de bovenste afsluiting moeten worden besteed. Let op dat de afsluiting bovenaan naar behoren is afgebonden. FIBC’s zouden met een waterdicht, UV‐bestendig materiaal moeten zijn bedekt om te voorkomen dat zich bovenop de FIBC water ophoopt en om schade te vermijden door zonlicht. Zorg ervoor dat de FIBC's niet in het water staan en dat deze op een geschikt en vlak oppervlak zijn opgeslagen.
Doc. Nr.: Revisie. Nr.: Datum: UIE-LIFHOI.SP.01 1 02.09.2010 Electronische kopieën zijn verkrijgbaar via de Shell U.I.E. CMS website.
Custodian: Peter Verhoef
Pagina: 96 van 134 pagina’s
Gedrukte ex. zijn niet gecontroleerde documenten.
18.5 FIBC’s gebruiken in een offshore omgeving. Hoewel de aanpak niet de voorkeur geniet, kunnen er situaties ontstaan waarin het gebruik van FIBC's de voorkeursmethode is om lasten van en naar een offshore installatie te vervoeren. Het vervoeren van FIBC's naar een offshore installatie door gebruik te maken van Cargo Carrying Unit’s geniet de voorkeur. FIBC's mogen alleen in een offshore omgeving worden gebruikt onder de volgende strikte voorwaarden: 9 FIBC’s mogen uitsluitend worden besteld bij een FIBCA‐lid na raadpleging van de fabrikant en na advies ingewonnen te hebben over de te gebruiken FIBC, gezien de specifieke toepassing. 9 Er mogen alleen FIBC’s met de veiligheidsfactor 5:1 worden gebruikt die voldoen aan de EFIBCA standaard 005. 9 Er mogen alleen nieuwe FIBC's worden gebruikt van een recente productieserie, zodat zeker is dat de kwaliteit en sterkte niet door weer of zonlicht zijn aangetast. 9 De FIBC’s mogen uitsluitend worden gebruikt voor een enkele reis. Een enkele reis wil zeggen: van de vulplaats naar de bevoorradingsbasis, van de basis naar het bevoorradingsvaartuig, van het bevoorradingsvaartuig naar de offshore installatie. 9 De FIBC’s moeten maximaal tot 66,6% van hun veilige werklast worden gevuld om tegemoet te komen aan de dynamische krachten in de offshore omgeving. Verwijzingen en meer informatie: ¾ Meer informatie kan worden verkregen bij de FIBCA (Flexible Intermediate Bulk Container Association) op www.fibca.com ¾ NEN‐EN‐ISO 21898:2005. FIBC's (Flexible Intermediate Bulk Containers) voor ongevaarlijke goederen.
Doc. Nr.: Revisie. Nr.: Datum: UIE-LIFHOI.SP.01 1 02.09.2010 Electronische kopieën zijn verkrijgbaar via de Shell U.I.E. CMS website.
Custodian: Peter Verhoef
Pagina: 97 van 134 pagina’s
Gedrukte ex. zijn niet gecontroleerde documenten.
19 Veilig gebruik van kettingtakels en rateltakels. 19.1 Inleiding. Deze praktische richtlijn heeft alleen een algemene strekking en beslaat de belangrijkste onderwerpen voor het veilige gebruik van kettingtakels en rateltakels. Deze richtlijn behandelt niet het ontwerp en de fabrieksstandaard. In het algemeen is de fabrikant en/of leverancier van de middelen verplicht om ervoor te zorgen dat het product geschikt en veilig is voor het gebruiksdoel. De volgende informatie moet worden verstrekt aan de eindgebruiker: ¾ Een gebruiksaanwijzing die ten minste ingaat op de volgende bijzonderheden: 9 Het gebruiksdoel; 9 De gebruiksbeperkingen, waaronder de werklast (W.L.L.); 9 Montage‐instructies; 9 Algemene instructies ten aanzien van het veilig gebruik van de middelen; 9 Beperkingen met betrekking tot het gebruik of speciale eisen in risicovolle omstandigheden; 9 Een verklaring met betrekking tot mogelijk falen bij lichte lasten; 9 Onderhoudsinstructies. ¾ Een kopie van het keuringsrapport. Gebruiksaanwijzingen hebben altijd voorrang boven praktische en algemene richtlijnen voor het veilige gebruik van hef‐ en hijsmiddelen.
19.2 Belangrijke waarschuwingen. Kettingtakels en rateltakels worden op grote schaal gebruikt voor hef‐ en hijsactiviteiten. De ontwerpkenmerken ervan zorgen voor vervoersgemak naar de locatie en vergen een minimale installatie. Aangezien bij het gebruik van deze middelen in het verleden storingen zijn opgetreden, zou iedereen die betrokken is bij het gebruik van takels op de hoogte moeten zijn van de volgende belangrijke waarschuwingen: 1. Kettingtakels kunnen alleen rechtop worden gebruikt en zouden uitsluitend moeten worden gebruikt voor verticaal hijsen. De pal van een kettingtakel werkt mogelijk niet correct, indien de kettingtakel niet in loodrechte stand wordt gebruikt; 2. Alleen rateltakels kunnen in een andere richting dan loodrecht worden gebruikt. Controleer voorafgaande aan het gebruik echter altijd de gebruiksaanwijzing; 3. Vermijd het hijsen van lasten beneden 10% van de capaciteit van de takel en hijs nooit lasten beneden 5% van de capaciteit, aangezien het gewicht van de last misschien niet genoeg is om de frictierem te activeren; 4. Lees altijd de gebruiksaanwijzingen die zijn verstrekt door de fabrikant of leverancier en volg deze op. Mogelijk bevatten de gebruiksaanwijzingen belangrijke waarschuwingen.
19.3 Selecteren van een correct takel. Kettingtakels en rateltakels zijn beschikbaar in een grote verscheidenheid aan capaciteiten en met diverse typen ophanging. Wanneer er hijsactiviteiten worden gepland, moet de te gebruiken takel worden geselecteerd met inachtneming van het volgende: 9 De benodigde werklast die past bij de te hijsen last. Als het gewicht van de last onbekend is, zou er een berekening moeten worden uitgevoerd om het gewicht te bepalen, waarbij er een percentage wordt toegevoegd als foutmarge, evenals een op dat moment gemaakte selectie; 9 Minimale afmetingen in "opgetrokken positie", aangezien gebrek aan vrije hoogte vaak een probleem is in besloten ruimten. Deze afmetingen lopen uiteen bij de verschillende fabrikanten en/of modellen en hebben zeer zeker een invloed op de selectie van de takel; 9 Hoogte van de hijsactiviteiten. Kettingtakels werken gewoonlijk standaard op een hoogte van 3 meter, maar kunnen voor praktisch elke benodigde hoogte worden gefabriceerd. Rateltakels Doc. Nr.: Revisie. Nr.: Datum: UIE-LIFHOI.SP.01 1 02.09.2010 Electronische kopieën zijn verkrijgbaar via de Shell U.I.E. CMS website.
Custodian: Peter Verhoef
Pagina: 98 van 134 pagina’s
Gedrukte ex. zijn niet gecontroleerde documenten.
9
werken gewoonlijk op 1,5 meter hoogte, maar ook deze kunnen met langere kettingen worden geleverd wanneer dat voor activiteiten nodig is; Het type ophanging dat beschikbaar is en dat gebruikt gaat worden: haak, vast hijsoog aan een balkklem, loopkat, enzovoort.
19.4 Controles voorafgaande aan het gebruik. De Shell UIE Standaard voor heffen en hijsen is op een zodanige manier samengesteld, dat alle toepasselijke regels, voorschriften en vereisten voor hef‐ en hijsmiddelen zich in één hoofdstuk bevinden. Wij verwijzen u graag naar hoofdstuk 8 van deze Standaard. Het behoort tot de verantwoordelijkheden van het hef‐ en hijsteam dat de hijsactiviteiten uitvoert om zeker te stellen dat de desbetreffende takel gebruiksgereed en veilig is om mee te werken voordat kettingtakels en rateltakels worden gebruikt. De volgende controles voorafgaande aan het gebruik zouden moeten worden uitgevoerd: 9 Is de werklast geschikt voor de last; 9 Is de takel voorzien van een etiket of merkplaat met: 9 De werklast; 9 Een uniek identificatienummer; 9 Een geldige certificatiedatum. 9 Ophangingshaak en de lasthaak. Controleer of de veiligheidspal op de haak zit en correct werkt en of de wartel zonder beperking werkt. Controleer ook of de lasthaak en de ophangingshaak opengaan; 9 Controleer de lastketting op verdraaiing, corrosie en andere vormen van schade. De schakels van de ketting zouden in een rechte lijn moeten hangen. Als de ketting in een "spiraal" lijkt te hangen, dan is de takel overbelast geweest terwijl de ketting was verdraaid; 9 Controleer de eindstop die op de rateltakel is gemonteerd en het doodlopende uiteinde dat is verbonden aan het kettingtakel; 9 Controleer op opgehoopt vuil in het nestenschijf; 9 Controleer of de selectiehendel op de rateltakel en het kettingwiel op de kettingtakel correct werkt; 9 Wanneer het kettingwiel ronddraait of wanneer de hendel wordt bedient, zou de ratel helder moeten klinken; 9 Het geheel zou geen tekenen van misbruik, gescheurde behuizingen, losse bouten of andere schade moeten vertonen;
Doc. Nr.: Revisie. Nr.: Datum: UIE-LIFHOI.SP.01 1 02.09.2010 Electronische kopieën zijn verkrijgbaar via de Shell U.I.E. CMS website.
Custodian: Peter Verhoef
Pagina: 99 van 134 pagina’s
Gedrukte ex. zijn niet gecontroleerde documenten.
19.5 Takels installeren en in bedrijf nemen. Volg altijd de specifieke installatie‐instructies die zijn verstrekt door de fabrikant of leverancier. Bij het installeren van takels, is het belangrijk om ervoor te zorgen dat de constructie waaraan deze wordt opgehangen, geschikt is voor de te hijsen last. Deze last zou het gewicht van de takel zelf moeten omvatten, inclusief toebehoren zoals stroppen, sluitingen, loopkatten, enzovoort. Railbalken en hijsogen zouden duidelijk moeten zijn gemarkeerd met de werklast, een identificatienummer en een geldige certificatiedatum. Wanneer een takel wordt gebruikt die aan een haak is opgehangen, zou de bovenste haak op een zodanige manier moeten zijn bevestigd aan het ophangingspunt dat het ophangingspunt vrij past in het midden van de haak en geen zijwaartse druk op het punt veroorzaakt. Ten aanzien van de ophanging van de loopkat moet zeker worden getseld dat de loopkat correct is ingesteld met betrekking tot de balkbreedte. Na de installatie zou moeten worden gecontroleerd of de hand‐ en lastkettingen vrij hangen en of deze niet zijn verdraaid of in een knoop zijn geraakt. Er zou vooral bijzondere zorg moeten worden besteed aan blokken met meerdere rollen, zodat het onderste blok niet tussen de lopers van de ketting terecht kan komen, waardoor de lastketting wordt verdraaid. Als een dergelijk probleem optreedt, zou het onderste blok moeten worden teruggedraaid, totdat de verdraaiing weg is. De lengte van de lastketting zou moeten worden gecontroleerd om te zien of de onderste haak de laagste vereiste positie bereikt zonder dat de lastketting volledig is uitgerold. Als de lastketting volledig wordt uitgerold, wordt er mogelijk een ontoelaatbare druk uitgeoefend op de verankering van het losse einde of de eindstop, hetgeen niet het echte lastdragende onderdeel is.
19.6 Veilig werken met kettingtakels en rateltakels. Alle personeelsleden die betrokken zijn bij hijsactiviteiten waarbij kettingtakels en rateltakels worden gebruikt, moeten correct zijn opgeleid en vakbekwaam zijn voor hun werk. Zij moeten het gebruik van de middelen kennen, veilige procedures toepassen voor het werken met stroppen en altijd de instructies met betrekking tot het veilig gebruik van de middelen opvolgen. De Shell UIE Standaard voor heffen en hijsen is op een zodanige manier samengesteld, dat alle vereisten met betrekking tot de training en opleiding van personeel dat is betrokken bij hef‐ en hijsactiviteiten zich in één hoofdstuk bevinden. Wij verwijzen u graag naar hoofdstuk 9 van de genoemde Standaard. Controleer of de last vrij kan bewegen (niet vastgelast of geschroefd), voordat de hijsactiviteit wordt gestart en controleer of de losplaats is voorbereid. Controleer of de transportbaan vrij is en of u een goed zicht hebt, zodat wordt voorkomen dat de haak per ongeluk iets raakt of met iets in botsing komt. Hijs de last, zodat deze net vrijkomt en stop de activiteit om de staat van de takel en de aanslagmethode te controleren. Zorg ervoor dat wanneer de takels bedient worden, de takels soepel en met gemak functioneren met een kenmerkend ratelend geluid van de ratel. Als het buitensporig veel kracht kost om de takel te bedienen, dienen de hijsactiviteiten gestopt te worden en onderzoek uitgevoerd te worden. Een takel zou altijd soepel en met gemak moeten functioneren. Deze is ontworpen voor eenmansbediening. Houd uw vingers en tenen op afstand, wanneer u lasten neerlaat. Doc. Nr.: Revisie. Nr.: Datum: UIE-LIFHOI.SP.01 1 02.09.2010 Electronische kopieën zijn verkrijgbaar via de Shell U.I.E. CMS website.
Custodian: Peter Verhoef
Pagina: 100 van 134 pagina’s
Gedrukte ex. zijn niet gecontroleerde documenten.
19.6.1 Altijd: ¾ Plaats de takel recht boven het zwaartepunt van de last; ¾ Zorg ervoor dat de hijsgereedschappen aan de last correct in de haak wordt geplaatst, in de kom onderin de haak zit, zodat de veiligheidspal kan sluiten; ¾ Zorg ervoor dat de last correct is gebalanceerd; ¾ Zorg ervoor dat alle borgingen zijn verwijderd, zoals sperbouten, enzovoort 19.6.2 Nooit: ¾ Belast nooit het uiteinde van de haak; ¾ Gebruik de ketting nooit als hijsstrop, dat wil zeggen, de lastketting mag nooit om de te hijsen last worden gewikkeld en vervolgens weer aan zichzelf worden bevestigd; Incorrect gebruik van de haak en lastketting Correcte manier van aanslaan ¾ Transporteer nooit een last boven personen; ¾ Gebruik nooit buitensporig veel kracht voor de handketting of de bedieningshendel, aangezien hierdoor de takel wordt overbelast; ¾ Gebruik nooit een verlengpijp op de hendel voor extra koppel. Doc. Nr.: Revisie. Nr.: Datum: UIE-LIFHOI.SP.01 1 02.09.2010 Electronische kopieën zijn verkrijgbaar via de Shell U.I.E. CMS website.
Custodian: Peter Verhoef
Pagina: 101 van 134 pagina’s
Gedrukte ex. zijn niet gecontroleerde documenten.
¾ ¾ ¾
Laat nooit een hangende last onbeheerd achter zonder voorzieningen; Overschrijd nooit de werklast; Gebruik nooit een rateltakel in een dynamische hijstoepassing. De wisselende last kan ervoor zorgen dat de takel het begeeft of dat deze wegglijdt.
19.6.3 Meerdere rateltakels gebruiken om de last te verdelen. Wanneer er meer dan één kettingtakel of rateltakel wordt gebruikt, zou elke afzonderlijke hijseenheid een nominale capaciteit van ten minste 100% van de last moeten hebben. Elke activiteit waarbij de last van één takel op de andere wordt overgebracht, zou moeten worden gecategoriseerd als “Niet routinematig – gecompliceerd”. Planning en beheersmaatregelen voor deze categorie, inclusief gedefinieerde procedures met tekeningen of schetsen moeten zijn geïmplementeerd. Als twee of meer rateltakels worden gebruikt om de last te verdelen tijdens hijsactiviteiten, is het nodig dat de activiteit zorgvuldig wordt overwogen, aangezien de mogelijkheid bestaat dat één van de takels wordt overbelast (tot boven de werklastgrens) of onderbelast (tot beneden 10% van de werklastgrens). 19.6.4 Extra borging. Indien de kans bestaat dat bij het falen van een enkel rateltakel de volledige veiligheid van de hijsopstelling in gevaar komt moeten voorzieningen worden getroffen in de vorm van extra borging. Dit is vooral van belang wanneer een last gedurende een langere tijd aan de rateltakel moet hangen. De behoefte aan extra borging zou moeten worden gezien als een onderdeel van het "Hijsplan”.
19.7 Opslag, hantering en onderhoud in de gebruiksfase. ¾ ¾ ¾ ¾ ¾ ¾ ¾ ¾ ¾ ¾
¾ ¾ ¾
Reinig na gebruik de takel grondig. Verwijder vuil dat zich mogelijk kan hechten op de ketting en controleer of er sprake is van afwijkingen. Breng nooit beschadigde of defecte takels terug naar de opslag. Berg de hijsketting veilig op om te voorkomen dat deze op de grond ligt wanneer de takel in de opslagplaats voor hef‐ en hijsgereedschappen wordt gehangen. Spuit de laadhaak en de ketting in met WD40 of een gelijkwaardig product, waarbij erop gelet moet worden dat het remmechanisme niet wordt ingespoten. Sla takels hangend aan de ophangingshaak op met de kettingen vrij van de grond. Het is raadzaam om takels niet te laten vallen, te gooien of over de vloer te slepen. Volg eventuele specifieke onderhoudsinstructies die zijn verstrekt door de leverancier, maar houd vooral de lastkettingen gesmeerd en vuilvrij. Controleer de werking van de rem. Remmen moeten vrij van olie, vet, enzovoort worden gehouden. Vervang nooit de lastketting door een langere zonder de leverancier te raadplegen. Inspecteer regelmatig de takels en stuur in het geval van de hierna genoemde defecten de takel naar een goedgekeurde werkplaats voor een grondige keuring: slijtage; schade aan haken en fittingen; schade of verdraaiing van de stop aan het losse eind; kettingen die zijn versleten, verbogen, ingekerfd, uitgerekt, gescheurd, gecorrodeerd, die niet vrij hangen, zijn verdraaid of schokken; de last glijdt of kan niet worden gehesen; beschadiging van de takelbehuizing; verbogen of gescheurde bedieningshendel; onleesbare markeringsplaten. Stel de takels nooit bloot aan chemicaliën, in het bijzonder zuren, zonder de leverancier te raadplegen. Laat nooit olie of vet in contact komen met de rem. Raadpleeg de leverancier als de takel gebruik gaat worden in gebieden met een verhoogd risico, waarin er sprake is van blootstelling aan de elementen, water, stoom, gevaarlijke stoffen, zoals zuren of chemicaliën of waarin deze wordt onderworpen aan extreme temperaturen.
Doc. Nr.: Revisie. Nr.: Datum: UIE-LIFHOI.SP.01 1 02.09.2010 Electronische kopieën zijn verkrijgbaar via de Shell U.I.E. CMS website.
Custodian: Peter Verhoef
Pagina: 102 van 134 pagina’s
Gedrukte ex. zijn niet gecontroleerde documenten.
19.8 Pneumatische takels. Zorg ervoor, als de takel op perslucht werkt, dat er een luchtserviceapparaat (een filter, smeertoestel en regelaar) wordt gemonteerd om de luchttoevoer op de correcte druk in te stellen en om verontreiniging van de luchtmotor te vermijden. Test over de gehele hijshoogte de takel op zijn functies en controleer de werking voorbij de bovengrenzen voor hijsen, voordat wordt begonnen met de feitelijke hijsactiviteiten. Controleer de besturing en zorg ervoor dat de bedieningsknoppen en ‐hendels niet plakkerig zijn en dat deze bij loslaten in de neutraalstand terugkeren. In extreem koude weersomstandigheden kan een ontdooimiddel via het smeertoestel worden ingebracht om te voorkomen dat de luchtmotor bevriest. Controleer de instructies voor het veilige gebruik van de middelen en volg deze altijd op. Zorg ervoor dat de aangesloten slangen en fittingen voor het doeleinde geschikt zijn en dat deze van een goedgekeurd type koppeling zijn voorzien.
19.9 Takels onder water gebruiken. Soms treden er omstandigheden op waarin duikers takels onder water moeten bedienen. De barre omstandigheden die worden ervaren op onderzeese werklocaties hebben ongetwijfeld een nadelig effect op elke takel die in een dergelijke omgeving wordt gebruikt. De zout water omstandigheden kunnen de corrosie binnen de eenheid versnellen, de onderdompeling in water kan het smeervet uit inwendige onderdelen spoelen en deeltjes die in het water drijven, kunnen het vermogen van de rem aantasten om de last te houden. Vanwege de extreme werkomstandigheden zouden de volgende extra aandachtpunten in overweging moeten worden genomen bij de selectie van een rateltakel die specifiek voor onderzees gebruik is: ¾ De selectie van takels voor dit doeleinde moet met zorg gebeuren, aangezien niet alle takels geschikt zijn vanwege de materiaalsoort van de remschijven. ¾ Het takelmodel moet door de fabrikant duidelijk zijn omschreven als zijnde geschikt voor onderzees gebruik volgens de gebruiksaanwijzingen of, na raadpleging van de betreffende fabrikant, volgens een schriftelijke bevestiging met betrekking tot de geschiktheid van hun middelen. ¾ De invoering van een systeem waarbij rateltakels die zijn opgegeven en verkregen voor onderzees gebruik, worden aangemerkt, duidelijk worden omschreven en van andere hefboomtakels die op de werklocatie aanwezig kunnen zijn, worden onderscheiden; ¾ Takels die onder water worden gebruikt, zouden na voltooiing van het werk naar een goedgekeurde werkplaats moeten worden teruggebracht. Deze zouden vervolgens geheel moeten worden gedemonteerd, moeten worden gezuiverd van zout water, opnieuw moeten worden gesmeerd, opnieuw moeten worden gemonteerd en moeten worden getest voordat deze opnieuw worden gebruikt. 19.9.1 Beleid ten aanzien van onderdompeling. Er zou een beleid van eenmalige onderdompeling moeten worden geïmplementeerd. Hiermee wordt voorkomen dat de rateltakel tijdens onderzees gebruik wordt aangetast. Elke rateltakel zou slechts eenmaal moeten worden ondergedompeld, waarbij er voor deze onderdompeling een specifieke maximale tijdlimiet zou moeten gelden. Een rateltakel zou normaal gesproken niet voor een tweede keer moeten worden ondergedompeld, zolang deze niet is geïnspecteerd, onderhouden en getest door een geschikt gekwalificeerd persoon. Bij de voorafgaande werkplanning zou er rekening moeten worden gehouden met het beleid met betrekking tot eenmalige onderdompeling. Daarnaast zou de noodzaak tot hergebruik van onderzees gebruikte rateltakels zonder deze eerst te onderhouden en testen, moeten worden uitgesloten. Doc. Nr.: Revisie. Nr.: Datum: UIE-LIFHOI.SP.01 1 02.09.2010 Electronische kopieën zijn verkrijgbaar via de Shell U.I.E. CMS website.
Custodian: Peter Verhoef
Pagina: 103 van 134 pagina’s
Gedrukte ex. zijn niet gecontroleerde documenten.
20 Werken met vorkheftrucks. 20.1 Vorkheftrucks – toepassingsgebied van deze praktische richtlijn. Deze praktische richtlijn omvat de belangrijkste aspecten van een veilig gebruik van vorkheftrucks en de bediening daarvan. De richtlijn gaat onder meer in op de veilige werking van de volgende verschillende typen trucks, maar beperkt zich daar niet toe: 9 Vorkheftrucks; 9 Verreikers; 9 Zijladers; 9 Meeneem vorkheftrucks; 9 Ruw terrein vorkheftrucks; 9 Meeloop heftrucks
20.2 Algemene veiligheidsoverwegingen. Vorkheftrucks spelen een prominente rol in werkplaatsongelukken. Ook al raken mensen niet gewond is er niettemin vaak sprake van schade aan gebouwen, opslagsystemen of voorraad. De hoofdoorzaken van ongelukken met vorkheftrucks zijn: 9 Ontbreken van opleiding; 9 Een ongeschikt terrein; 9 Slecht onderhoud van vorkheftrucks Het is de verantwoordelijkheid van het management om activiteiten met vorkheftrucks te beoordelen en ervoor te zorgen dat er veilige werksystemen worden geïmplementeerd en gehandhaafd. Verdere verantwoordelijkheden voor een veilig gebruik berusten bij lijnmanagers, supervisors en machinisten.
20.3 De vorkheftruck controleren. Controles, inspecties, onderhoud en keuringen moeten strikt in overeenstemming zijn met: 1) De gebruiksaanwijzing die beschikbaar moet zijn voor elke vorkheftruck. 2) Lokale voorschriften. Een algemene richtlijn is dat de machinist verantwoordelijk is voor het dagelijkse onderhoud en voor controles voorafgaande aan het gebruik. De eigenaar van de vorkheftruck is verantwoordelijk voor routineonderhoud, inspecties en keuringen. 20.3.1 Specifieke controles voorafgaande aan het gebruik van vorkheftrucks. Voor gebruik moeten de volgende controles worden uitgevoerd: ¾ Vorken Geen scheuren of verdraaiing, op gelijke afstand op het chassis en beugels geïnstalleerd. Geen tijdelijke oplossingen geïnstalleerd; ¾ Lasttabel Duidelijke lasttabel beschikbaar; ¾ Chassis Geen zichtbare schade, eindstoppen werken; ¾ Vorkenbord Vorkenbord niet beschadigd; ¾ Mast Geen schade, verdraaiing of scheuren. Binnenste geleiders schoon en soepel; ¾ Hefketting Schade‐ en roestvrij. Alle pennen op hun plaats; ¾ Hydrauliek Geheel schade‐ en lekvrij; ¾ Wielen Onbeschadigd. Alle moeren vastgedraaid; ¾ Banden Geen buitensporige slijtage, sneeën of vreemde voorwerpen. Indien pneumatisch: is de luchtdruk in de band correct; ¾ Verlichting Goede werking; ¾ Claxon, geluidssignalen Duidelijk hoorbaar; ¾ Mastbesturing Bediening voor neerlaten/heffen en zijwaarts verplaatsen werkt naar behoren; ¾ Hand‐/parkeerrem Sterk genoeg om de truck niet te laten rijden;
Doc. Nr.: Revisie. Nr.: Datum: UIE-LIFHOI.SP.01 1 02.09.2010 Electronische kopieën zijn verkrijgbaar via de Shell U.I.E. CMS website.
Custodian: Peter Verhoef
Pagina: 104 van 134 pagina’s
Gedrukte ex. zijn niet gecontroleerde documenten.
¾
Rijden – servicerem
¾
Brandstof – vermogen
¾
Niveaus
Werken naar behoren in beide richtingen wanneer op lage snelheid getest; Toereikend voor ploegendienst; indien LPG, cilinder veilig en slangen OK; Koelvloeistof‐ en motoroliepeil correct. Indien elektrisch, controleer het waterpeil van de accu; Werkt naar behoren in beide richtingen bij stilstand en in beweging; Werkt naar behoren; Cabine schoon en geen vuil in de spatborden of het hefmechanisme. Moeten binnen de intervallen plaatsvinden.
¾ Besturing ¾ Veiligheidsgordel ¾ Netheid ¾ Inspecties en testen Het is aan te bevelen, om elke vorkheftruck te voorzien van een controlelijst voor controles voorafgaande aan het gebruik. De machinist kan de controlelijst gebruiken door de items op de controlelijst aan te kruisen. Als de besturing niet naar goed werkt, moet de machinist de supervisor hiervan in kennis stellen. Reparatiewerkzaamheden en aanpassingen moeten worden uitgevoerd voordat de activiteiten beginnen. 20.3.2 Onderhoud, inspectie en keuring. De Shell UIE Standaard voor heffen en hijsen is op een zodanige manier samengesteld, dat alle toepasselijke regels, voorschriften en vereisten voor hef‐ en hijsmiddelen zich in één hoofdstuk bevinden. Wij verwijzen u graag naar hoofdstuk 8 van de genoemde Standaard.
20.4 Vorkheftruckmachinisten. De Shell UIE Standaard voor heffen en hijsen is op een zodanige manier samengesteld, dat alle vereisten met betrekking tot de training en opleiding van personeel dat is betrokken bij hef‐ en hijsactiviteiten zich in één hoofdstuk bevinden. Wij verwijzen u graag naar hoofdstuk 9 van de genoemde Standaard.
20.5 Basisregels voor het besturen van vorkheftrucks. Vorkheftrucks mogen uitsluitend worden gebruikt om lasten binnen het capaciteitsbereik te heffen, zoals dit is weergegeven in de lasttabel. Alle lasten moeten correct worden geplaatst en/of veilig worden vastgezet op de vorken om voorwaarts of zijwaarts kantelen te voorkomen. Indien mogelijk moeten vorkheftrucks worden gereden met de vorken in de neergelaten positie en met de mast iets achterover hellend, waarbij er moet worden opgelet dat de hiel van de vork niet over de grond/ het dek schraapt. Bewegingen met lasten in extreem omhoog geheven posities zijn niet toegestaan en moeten worden vermeden om het gevaar van kantelen te minimaliseren, vooral op oneffen oppervlakken en wanneer de truck door de bocht gaat. Een uitzonderling wordt gemaakt voor het lossen en plaatsen van de last. Vorkheftrucks moeten alleen worden gebruikt voor lasten die veilig kunnen worden vervoerd op de vorken. Lasten die ongebruikelijk, onverpakt en extreem breed zijn, moeten, indien mogelijk, worden vermeden. Vooral lange buizen moeten met behulp van geschikte hulpstukken worden vervoerd. Vorkheftruckmachinisten moeten de volgende basisregels voor het besturen strikt in acht nemen: 9 Start of bedien de truck niet vanuit een andere plaats dan de machinistpositie; 9 Draag veiligheidsgordels wanneer u de voertuigen bedient of houd de cabinedeuren gesloten; 9 Houd alle lichaamsdelen binnen het bestuurdersgedeelte tijdens activiteiten; 9 Houd u aan verkeersvoorschriften op de locatie; 9 Hanteer een snelheid die geschikt is voor de bestaande omstandigheden (ruimte, last, verlichting, oppervlakomstandigheden, enzovoort). Op of onder de aangegeven maximale snelheden; 9 Abrupte versnelling, hard remmen en scherpe bochten nemen, waardoor het risico op kantelen van de last wordt vergroot, moet worden vermeden; Doc. Nr.: Revisie. Nr.: Datum: UIE-LIFHOI.SP.01 1 02.09.2010 Electronische kopieën zijn verkrijgbaar via de Shell U.I.E. CMS website.
Custodian: Peter Verhoef
Pagina: 105 van 134 pagina’s
Gedrukte ex. zijn niet gecontroleerde documenten.
9 9 9 9 9
9 9 9 9
9 9 9 9 9
Zorg ervoor dat ander personeel zich niet in de zwenkradius bevindt, voordat een bocht wordt genomen; Claxonneer wanneer u gangpadkruisingen, ingangen en andere locaties nadert waar voetgangers op de rijbaan van de truck moeten lopen; Controleer of er voldoende doorrijhoogte is onder bovenliggende installaties, verlichting, bedrading, pijpen, de sprinklerinstallatie, enzovoort; Zorg ervoor dat wordt gereden op geschikte oppervlakken. Bulten in de weg, afvoerkanalen en ruwe of zachte oppervlakken moeten worden vermeden; Bewegingen met lasten in extreem omhoog geheven posities moeten worden vermeden om het gevaar van kantelen te minimaliseren, vooral op oneffen oppervlakken en wanneer de truck door de bocht gaat. Alleen met een geheven last voortbewegen op kruipsnelheid. En alleen bij het op‐ en afnemen van de last; Er mag nooit worden geprobeerd om op hellingen te stapelen; Doorgaans wordt er gereden met de vorkten 100 ‐ 150 mm boven de grond; Hierbij wordt er gekeken in de rijrichting. Er wordt gereden in een richting waarin er sprake is van een duidelijk zicht of er moet een opgeleide hijsbegeleider worden ingeschakeld. Als de last het zicht belemmert dient de vorkheftruck achteruit te rijden (maar het rijden op hellingen waarbij de heftruck vooruit omhoog moet vereist een begeleider); Er mag nooit dwars worden gereden op een helling. Er mag in dat geval uitsluitend omhoog of omlaag worden gereden; Houd de last aan de hogere zijde, wanneer u met een last op een helling rijdt; Houd de vorken aan de lagere zijde, wanneer u zonder een last op een helling rijdt; Hef nooit een persoon op de vorken of op een pallet; Vervoer nooit passagiers;
Zorg er tijdens activiteiten altijd voor dat voetgangers, andere voertuigen en gevaren binnen het desbetreffende werkterrein worden vermeden. Machinisten moeten alleen op terreinen rijden waarvoor toestemming is verleend. Vorkheftrucks mogen uitsluitend op terreinen worden gebruikt waarop er voldoende ruimte is voor een veilig gebruik. Er moet zorgvuldig worden gecontroleerd of vorkheftrucks in gangen genoeg ruimte hebben om met en zonder last te rijden en te manoeuvreren. Scherpe bochten en bovenliggende belemmeringen moeten zoveel mogelijk worden vermeden. Er moet bijzondere zorg in acht worden genomen om gevaren, zoals laadperrons, afgravingen, kolommen, pijpleiding, rekken en andere installaties te vermijden. Vorkheftrucks mogen niet worden ingezet bij extreme hellingshoeken.
Doc. Nr.: Revisie. Nr.: Datum: UIE-LIFHOI.SP.01 1 02.09.2010 Electronische kopieën zijn verkrijgbaar via de Shell U.I.E. CMS website.
Custodian: Peter Verhoef
Pagina: 106 van 134 pagina’s
Gedrukte ex. zijn niet gecontroleerde documenten.
20.6 Heffen en vervoeren van personen. Vorkheftrucks zijn hoofdzakelijk bedoeld om materialen te heffen en niet om personen te heffen. Machinisten mogen geen passagiers vervoeren op welke plaats dan ook op de vorkheftruck. De wetgeving verplicht werkgevers om de meest geschikte arbeidsmiddelen voor de uit te voeren taak te selecteren, ongeacht de duur van de taak. Vorkheftrucks mogen nooit worden gebruikt om mensen op hoogte te laten werken.
20.7 Gebruik van hulpstukken voor vorkheftrucks. Er is een grote diversiteit aan hulpstukken voor vorkheftrucks beschikbaar om de inzetbaarheid te vergroten. Deze bestaan voornamelijk uit speciaal ontworpen middelen: 9 Hijs‐ en haakhulpstukken; 9 Verlengmateriaal voor de vorken; 9 Gemonteerde hulpstukken; 9 Hulpstukken in de vorm van een giek; 9 Werkbakken voor vorkheftrucks; 9 Stortbakken voor vorkheftrucks; 9 Vaten klemmen en vaten draaiers; 9 Enzovoort, enzovoort, enzovoort. Houd er altijd rekening mee dat een vorkheftruck primair is bedoeld om door middel van de vorken lasten te heffen in plaats van te hijsen. Hulpstukken hebben altijd een invloed op de nominale capaciteit van de vorkheftruck. Wanneer de vorkheftruck met een hulpstuk is uitgerust, moet de nominale capaciteit van de vorkheftruck in combinatie met het hulpstuk door de fabrikant worden vastgesteld. Er moeten naast een complete gebruiksaanwijzing altijd aanduidingen en labels met betrekking tot de capaciteit, de bediening en het onderhoud beschikbaar zijn voor de vorkheftruck in combinatie met het hulpstuk. Het gebruik van hulpstukken aangekocht ná aanschaf van de vorkheftruck, is bij Shell UIE niet toegestaan, tenzij de fabrikant een duidelijke schriftelijke goedkeuring verstrekt door middel van een EG‐verklaring van overeenstemming en de bijhorende gebruiksaanwijzingen.
20.8 Hanteren van boorpijpen. Wanneer er regelmatig boorpijpen (zoals bij boorfaciliteiten, werkplaatsen voor pijpbehandeling, enzovoort het geval is) worden gehanteerd, moet een zogenaamde pijpenklem‐, laadklemvoorziening worden geïnstalleerd om te voorkomen er dat tijdens het rijden of bij een noodstop pijpen uitvallen. Er moet altijd een gebruiksaanwijzing voor de combinatie van de voorziening met de vorkheftruck beschikbaar zijn. Uitsluitend pijpen met een gelijke lengte mogen worden geladen en voor een lading pijpen mag maximaal ongeveer 75% van de vorklengte worden gebruikt. Doc. Nr.: Revisie. Nr.: Datum: UIE-LIFHOI.SP.01 1 02.09.2010 Electronische kopieën zijn verkrijgbaar via de Shell U.I.E. CMS website.
Custodian: Peter Verhoef
Pagina: 107 van 134 pagina’s
Gedrukte ex. zijn niet gecontroleerde documenten.
20.9 Indeling en onderhoud van de werkplek. Aan de indeling en het onderhoud van het terrein zou voldoende aandacht moeten worden besteed om ongelukken te voorkomen. De veiligheid van het personeel zou moeten worden bewerkstelligd door de volgende maatregelen in te nemen: ¾ Scheiding van voetgangers en voertuigen (afzettingen, routemarkeringen, waarschuwingsvoorzieningen); ¾ Hoorbare waarschuwingsvoorzieningen op vorkheftrucks, zoals een claxon, achteruitrijdpieper; ¾ Knipperlichten op vorkheftrucks; ¾ Reflecterende veiligheidskleding; ¾ Het dragen van persoonlijke beschermingsmiddelen, zoals veiligheidshelmen en ‐schoenen; ¾ Wegen en gangen, enzovoort zouden voldoende breed moeten zijn en zouden moeten voorzien in een toereikende doorrijhoogte (voor geladen vorkheftrucks en voor vorkheftrucks die elkaar passeren, indien nodig). Bulten in de weg zouden moeten worden vermeden. Er zou, waar nodig, een eenrichtingssysteem kunnen worden overwogen. Een toereikende verlichting is van essentieel belang; ¾ Voetgangers zouden, indien mogelijk, geen toegang moeten hebben of daar waar de risicobeoordeling dat toelaat, zouden deze via het gebruik van aanwijzingen of afzettingen die duidelijk zijn gemarkeerd, kunnen worden gecontroleerd; ¾ Randen van laadperrons, enzovoort zouden duidelijk moeten zijn gemarkeerd of, als dat mogelijk is, moeten zijn voorzien van afzettingen; ¾ Vermijd scherpe bochten, belemmeringen, enzovoort; ¾ Waarschuwingsvoorzieningen, spiegels, enzovoort zijn misschien nodig als afzettingen niet kunnen worden gebruikt; ¾ Constructie elementen zouden in kaart moeten worden gebracht, moeten worden gemarkeerd en moeten worden beschermd (zoals met stootblokken); ¾ Bovenliggende plafonds, verlichtingsaansluitingen, leidingsystemen, enzovoort kunnen worden geraakt door een geheven last als machinist onvoorzichtig is. Het is mogelijk de moeite waard om de maximale werkhoogte door een deskundige te laten aanpassen, zodat dit risico kan worden vermeden; ¾ Er mag in afgesloten ruimten niet met vorkheftrucks op diesel worden gewerkt; ¾ Er mag met vorkheftrucks die daartoe niet bevoegdheid zijn niet in gebieden worden gereden die zijn geclassificeerd als gevaarlijke locaties.
20.10 Het gebruik op de openbare weg. Zelfs als machinisten in het bezit zijn van een opleidingscertificaat voor vorkheftrucks, moeten ze toch over een gewoon rijbewijs beschikken als ze met hun truck de openbare weg oprijden om een vrachtwagen uit te laden of goederen naar een naburig gebouw te verplaatsen. Het rijden met vorkheftrucks op de openbare weg moet tot een minimum worden beperkt. Wanneer rijden op de openbare weg noodzakelijk is, zouden vorken mogelijk moeten worden verwijderd of worden ingeklapt of deze zouden op een deugdelijke wijze moeten worden beschermd, zodat ze geen gevaar opleveren voor andere weggebruikers. Als dit niet mogelijk is, moeten de vorken worden geverfd of anderszins bijzonder opvallend worden gemaakt.
Doc. Nr.: Revisie. Nr.: Datum: UIE-LIFHOI.SP.01 1 02.09.2010 Electronische kopieën zijn verkrijgbaar via de Shell U.I.E. CMS website.
Custodian: Peter Verhoef
Pagina: 108 van 134 pagina’s
Gedrukte ex. zijn niet gecontroleerde documenten.
20.11 Bedrijfsomstandigheden op ruw terrein. Het gebruik van vorkheftrucks voor ruw terrein gaat gepaard met speciale gevaren die om extra zorg en aandacht vragen: ¾ Er moet altijd aandacht gegeven worden aan het behouden van de trekkracht van de heftruck. Het verlies van trekkracht door de aard van het terrein of een gewichtsverplaatsing van de last, moeten worden vermeden. ¾ Er moet speciale zorg worden besteed aan het minimaliseren van de snelheid om het risico op het kantelen van de last ten gevolge van de oneffenheid die bij het werken op ruw terrein ontstaat te vermijden. ¾ Machinisten moeten controleren of de parkeerrem in staat is om de vorkheftruck op een helling stationair te houden. (sommige terreinvoertuigen zijn in staat om tegen hellingen op te rijden die nog steiler zijn, dan de maximale helling waarop de parkeerrem het voertuig nog stationair kan houden). ¾ Er moeten controles met betrekking tot bovengrondse belemmeringen worden uitgevoerd voordat lasten worden geheven en vervoerd. ¾ Er moet bijzondere zorg worden betracht in de nabijheid van elektriciteitsleidingen en andere voertuigen die materialen hanteren, zoals kranen.
20.12 Parkeren. Wanneer vorkheftrucks onbeheerd worden achtergelaten, moet dit gebeuren met naar voren hellende vorken die tot in de ruststand op de grond/het dek zijn neergelaten. De motor moet worden uitgeschakeld, de sleutel moet worden verwijderd en de handrem moet worden aangetrokken. Sleutels moeten op een veilige plaats worden bewaard en mogen uitsluitend voor de duur van de dienst of taak aan bevoegde machinisten worden verstrekt. Vorkheftrucks mogen nooit op een helling worden geparkeerd. Wanneer vorkheftrucks niet worden gebruikt, moeten deze worden geparkeerd in veilige of onder toezicht staande ruimten, zodat toegang door onbevoegd personeel wordt voorkomen. Wanneer deze zijn geparkeerd, zouden ze niet de toegang moeten blokkeren tot brandgangen, trappen of blusapparatuur. Wanneer de vorkheftruck wordt geparkeerd aan het einde van de werktijd, dient ervoorgezorgd te worden dat deze is opgeruimd, dat de cabine schoon is, dat er geen vuil in de spatborden of het hefmechanisme zit en dat de machine is bijgevuld met brandstof.
Doc. Nr.: Revisie. Nr.: Datum: UIE-LIFHOI.SP.01 1 02.09.2010 Electronische kopieën zijn verkrijgbaar via de Shell U.I.E. CMS website.
Custodian: Peter Verhoef
Pagina: 109 van 134 pagina’s
Gedrukte ex. zijn niet gecontroleerde documenten.
21 Hijsen van personeel met een werkbak hangende aan een kraan. 21.1 Inleiding en toepassingsgebied. Kranen zijn ontworpen voor het hijsen van lasten, niet voor het hijsen van mensen. Het hijsen van personen met machines die niet zijn ontworpen voor dit doeleinde, wordt behandeld in Europese richtlijn 95/63/EEG inzake het gebruik van arbeidsmiddelen, in bijlage II, artikel 3.1.2. Dit artikel schrijft het volgende voor: "Het hijsen/heffen van werknemers is uitsluitend toegestaan met behulp van speciaal daarvoor bestemde arbeidsmiddelen". Arbeidsmiddelen die niet specifiek zijn ontworpen voor het doel om personen te hijsen, mogen bij wijze van uitzondering worden gebruikt voor het hijsen/heffen van werknemers, mits passende maatregelen zijn genomen om de veiligheid te waarborgen, overeenkomstig de nationale wetgevingen of praktijken die in passend toezicht voorzien. Deze praktische richtlijn is van toepassing op het hijsen van personeel door middel van een werkbak hangende aan kranen. Deze praktische richtlijn is niet van toepassing op: ¾ Werkbakken aan hefwerktuigen (zoals vorkheftrucks); ¾ Liften voor kraanmachinisten; ¾ Verplaatsbare cabines; ¾ Vervoer van personen met een harnas; ¾ Personeel‐/vrachtliften; ¾ Hijsen met een helikopter; ¾ Medische evacuaties; ¾ Specialistische rope access activiteiten.
21.2 Definitie. Een werkbak is een voorziening die is uitgerust voor het vervoer van personen naar een werkplek op hoogte door de werkbak met eigen hijsgereedschappen aan een hijsmiddel (kraan) vast te maken. Volgens EN 14502‐1, middelen voor het hijsen van personen deel 1, is de definitie van een werkbak: een "voorziening die is ontworpen voor het hijsen van personen met behulp van een kraan".
21.3 Algemene veiligheidsoverwegingen. Lokale wetgeving en voorschriften hebben voorrang boven deze richtlijn, indien die niet in deze richtlijn zijn gedocumenteerd. Het gebruik van een werkbak voor personeel is een activiteit die meer risico's met zich meebrengt dan normaal vanwege de combinatie van valgevaar, instabiliteit (schommelen) van de werkplek en het gevaar van beklemming tijdens het hijsen. In beginsel is het gebruik van een hangende werkbak voor personeel niet toegestaan en mag deze alleen worden gebruikt in buitengewone omstandigheden, en onder strikte voorwaarden. Het gebruik van werkbakken bevestigd aan hefwerktuigen zoals vorkheftrucks voor het werken op hoogte is niet toegestaan. Dit omdat andere oplossingen, zoals het gebruik van een hoogwerker, altijd mogelijk zijn. Doc. Nr.: Revisie. Nr.: Datum: UIE-LIFHOI.SP.01 1 02.09.2010 Electronische kopieën zijn verkrijgbaar via de Shell U.I.E. CMS website.
Custodian: Peter Verhoef
Pagina: 110 van 134 pagina’s
Gedrukte ex. zijn niet gecontroleerde documenten.
21.4 Besluiten om een werkbak te gebruiken. Het gebruik van een werkbak aan een hijsmiddel is uitsluitend toegestaan, als een risicobeoordeling duidelijk heeft aangetoond dat er geen beter en veiliger alternatief voorhanden is. Een werkbak aan een hijsmiddel mag uitsluitend worden gebruikt in de volgende situaties: ¾ Het is onmogelijk om via andere middelen toegang te verkrijgen tot de werkplek; ¾ De activiteiten komen incidenteel voor en hebben een korte duur (minder dan 4 uur). Dit omvat activiteiten die slechts verschillende keren per jaar worden uitgevoerd; ¾ Het betreft activiteiten met een urgent karakter, waarbij het uitstel dat nodig is voor de installatie van geschiktere middelen grotere risico's met zich mee zou brengen dan de risico's die voortvloeien uit het werken in een werkbak; ¾ Het betreft korte activiteiten, waarbij het gebruik van geschiktere middelen zou resulteren in onredelijke kosten (een richtlijn is hier een factor 5 met betrekking tot de tarieven van een kraan versus een hoogwerker). Het uitgangspunt voor dit besluit zou het opstellen van een grondige risicobeoordeling moeten zijn waarin de kosten van beschikbare alternatieven worden bekeken; ¾ De werkplek kan niet worden bereikt met behulp van een hoogwerker of steigers; ¾ Als het gevaar van een val van meer dan 1,8 meter bestaat, omdat het bijvoorbeeld niet mogelijk is om platforms, steigers of andere werktuigen voor de activiteiten te gebruiken, of omdat het niet mogelijk is om een gemeenschappelijke beveiliging te installeren, of tijdens het monteren en demonteren van steigers, moeten er beveiligingsmiddelen tegen vallen worden gebruikt.
21.5 Het veilig gebruik van een werkbak plannen en voorbereiden. Zoals dat bij alle hef‐ en hijswerkzaamheden het geval is, moeten de werkzaamheden worden gecategoriseerd om het bijbehorende risico en het daaruit voortvloeiende niveau aan vereiste beheersmaatregelen tot uit drukking te brengen. Hijsactiviteiten met gebruikmaking van een werkbak moeten altijd worden gecategoriseerd als activiteiten die “Niet‐routinematig – gecompliceerd” zijn.
21.6 Vereisten voor middelen. De Shell UIE Standaard voor heffen en hijsen is op een zodanige manier samengesteld, dat alle toepasselijke regels, voorschriften en vereisten voor hef‐ en hijsmiddelen zich in één hoofdstuk bevinden. Wij verwijzen u graag naar hoofdstuk 8 van de genoemde Standaard. 21.6.1 Inspectie voorafgaande aan het gebruik. Voorafgaand aan het eerste gebruik op elke nieuwe werklocatie moeten alle werkbakken, de haak, de grendel en gemonteerde hulpstukken voor het hijsen van de last worden geïnspecteerd door een bekwaam persoon. Deze moet zeker stellen dat de middelen geen defecten vertonen en dat deze zijn gecertificeerd voor gebruik. Inspecties voorafgaande aan het gebruik moeten worden geregistreerd en van een datum worden voorzien. Deze documenten moeten door de Person In Charge worden bewaard voor de duur van de activiteiten.
Doc. Nr.: Revisie. Nr.: Datum: UIE-LIFHOI.SP.01 1 02.09.2010 Electronische kopieën zijn verkrijgbaar via de Shell U.I.E. CMS website.
Custodian: Peter Verhoef
Pagina: 111 van 134 pagina’s
Gedrukte ex. zijn niet gecontroleerde documenten.
21.7 Hijsgereedschappen. Haken die worden gebruikt om personeel te hijsen moeten zijn voorzien van een werkende veiligheidspal die kan worden gesloten en worden vergrendeld. Het gebruik van een balhaak is nooit toegestaan als een visuele inspectie van de haakverbinding niet mogelijk is (zie de afbeelding). Wanneer staaldraad stroppen worden gebruikt om de werkbak te bevestigen, moeten de stroppen worden verbonden met een hoofdschalm of sluiting, zodat de last evenwichtig wordt verdeeld over de stroppen. Hiervoor mogen uitsluitend veiligheids harpsluitingen worden gebruikt die zijn voorzien van een moer en een splitpen, zoals hierna is weergegeven.
Harpsluiting “D”‐sluiting Harpsluiting Harpsluiting Met oogbout Met oogbout Met ronde pen Met pen, moer en splitpen Stroppen en bijbehorende hijsgereedschappen voor het bevestigen van de werkbak mogen niet voor andere doelen worden gebruikt. De bevestiging moet zodanig zijn dat de werkbak niet extreem gaat overhellen als een component van het hijsgereedschap of de bevestiging het begeeft.
21.8 Betrokken personeel. De combinatie van de kraan en de werkbak mag uitsluitend worden bediend door mensen die zijn opgeleid met betrekking tot een veilig gebruik van de combinatie. Deze opleiding moet tevens ingaan op de noodprocedures bij het uitvallen van de aandrijving of besturing. Een kraanmachinist moet altijd in de cabine van de kraan aanwezig zijn wanneer de werkbak is bemand. De werkgever mag van de kraanmachinist en hijsbegeleider niet vergen dat zij tijdens de activiteit tegelijkertijd andere werkzaamheden verrichten. Andere werkzaamheden, in welke vorm dan ook, mogen tijdens het hijsen van de werkbak niet worden uitgevoerd.
21.9 Controlelijst. Voordat de feitelijke hijsactiviteiten met de werkbak worden gestart, moet er een controlelijst worden ingevuld. Deze controlelijst moet volledig en naar waarheid worden ingevuld. De controlelijst moet daarna zowel door de machinist als door de bemanning van de werkbak worden ondertekend. In de bijlage aan het eind van deze praktische richtlijn bevindt zich een aanbevolen controlelijst. Er kunnen vergelijkbare controlelijsten voor dit doeleinde worden gebruikt. De controlelijst moet samen met de andere documenten die relevant zijn voor de activiteiten (werkvergunning, risicobeoordeling, een specifiek plan en de Toolbox) worden gearchiveerd.
Doc. Nr.: Revisie. Nr.: Datum: UIE-LIFHOI.SP.01 1 02.09.2010 Electronische kopieën zijn verkrijgbaar via de Shell U.I.E. CMS website.
Custodian: Peter Verhoef
Pagina: 112 van 134 pagina’s
Gedrukte ex. zijn niet gecontroleerde documenten.
21.10 Extra eisen tijdens werkzaamheden met de werkbak. Tijdens de feitelijke hijswerkzaamheden met een werkbak zijn de volgende extra eisen van toepassing: ¾ De maximaal toegestane last voor de kraan: o Mag niet meer zijn dan 25% van het gewicht van de werkbak met een maximale last voor een mobiele kraan. o Mag niet meer zijn dan 50% van het gewicht van de werkbak met een maximale last voor een vaste offshore kraan. ¾ Alle bewegingen horen voorzichtig en met een lage snelheid te worden uitgevoerd; ¾ Onbedoelde bewegingen van de werkbak moeten waar mogelijk worden voorkomen (bijvoorbeeld door middel van geleidetouwen of een verankering); ¾ Werkbakken mogen niet worden gebruikt bij windsnelheden boven 4 Beaufort, onweer, ijs, sneeuw, mist, ijzel of andere slechte weersomstandigheden die de veiligheid van het personeel kunnen beïnvloeden; ¾ Er moet tijdens de hijsactiviteiten altijd sprake zijn van een visuele en hoorbare communicatie tussen de personen in de werkbak en de kraanmachinist; ¾ De vereiste middelen die nodig zijn om een reddingsactie uit te voeren moet gedurende de hijsactiviteiten beschikbaar zijn; ¾ De werkbak moet tijdens het in‐ en uitstappen op een stevig oppervlak zijn geplaatst; ¾ De nominale capaciteit van de werkbak mag niet worden overschreden; ¾ Personen in werkbakken moeten hun veiligheidsharnas aan de daartoe bestemde verankeringspunten vastmaken; ¾ De bemanning moet alle lichaamsdelen tijdens het hijsen, het neerlaten en positioneren binnen de werkbak houden, zodat beknellingen worden voorkomen; ¾ Gereedschap en materiaal dat wordt meegenomen door personeel, moet worden verankerd, waarbij verschuiven, omvallen en uitvallen bijzondere aandacht dienen te krijgen; ¾ Als werkbakken door openingen worden gehesen, moeten er maatregelen worden getroffen om klemmen of haken van de werkbak of delen van de werkbak te voorkomen.
Doc. Nr.: Revisie. Nr.: Datum: UIE-LIFHOI.SP.01 1 02.09.2010 Electronische kopieën zijn verkrijgbaar via de Shell U.I.E. CMS website.
Custodian: Peter Verhoef
Pagina: 113 van 134 pagina’s
Gedrukte ex. zijn niet gecontroleerde documenten.
21.11 Bijlage: Aanbevolen controlelijst voor het gebruik van een werkbak. Te gebruiken tijdens het uitvoeren van werkzaamheden met een werkbak hangende aan een kraan. Datum
:
Hoofdverantwoordelijke : Naam machinist
:
Kraantype
:
Eigenaar werkbak
:
Locatie activiteiten
:
Opmerkingen
:
Werknemer van
:
Werkbaknummer :
1.
Is certificaat van werkbak, stroppen en sluitingen aanwezig?
2.
2 werplijnen van ong. 25 meter aanwezig? (Optioneel)
3.
2 stuurlijnen van ong. 50 meter aanwezig? (Optioneel)
4.
Communicatie:
5.
1 stuks vluchtmasker per persoon aanwezig? (Optioneel)
6.
1 stuks harnasgordel met korte lijn per persoon aanwezig?
7.
2 stuks blusapparaten aanwezig? (Alleen werk bij hoge temperaturen)
8.
Inspectie voorafgaande aan het gebruik: is de werkbak in goede staat?
9.
Alleen werk op hoogte? (zonder uit te stappen)
10.
Kraan niet meer dan 25% van de werklast? (50% voor offshore kraan)
11.
Is werkbak correct beveiligd? (beveiligd tegen uithaken)
12.
Is de hijskabel op de lier correct bevestigd?
13.
Is de hijskabel correct aan het blok bevestigd?
14. 15. 16.
Is de haak in het blok correct bevestigd? Topschalm van 4-sprong strop correct en veilig in de haak vastgezet? (beveiligd tegen ongewenst uithaken) Is 4-sprong correct en veilig vastgemaakt aan de werkbak?
17.
Beveiliging tegen vallen wordt gedragen en veilig vastgemaakt?
18.
Windsnelheid niet hoger dan 4 Beaufort?
19.
In- en uitstappen vindt alleen plaats op stevig oppervlak?
Ja
Nee
Visueel
Via radio
De werkbak gebruiken zonder deze verplichte inventaris en controlelijst is niet toegestaan. Naam machinist :
Handtekening :
Naam gebruiker(s):
Handtekening :
Afd. Vervoer
:
Naam:
Handtekening :
Doc. Nr.: Revisie. Nr.: Datum: UIE-LIFHOI.SP.01 1 02.09.2010 Electronische kopieën zijn verkrijgbaar via de Shell U.I.E. CMS website.
Custodian: Peter Verhoef
Pagina: 114 van 134 pagina’s
Gedrukte ex. zijn niet gecontroleerde documenten.
22 Personen verplaatsen met een “personnel carrier”. 22.1 Inleiding en toepassingsgebied. Kranen zijn ontworpen voor het hijsen van lasten, niet voor het hijsen van mensen. Het hijsen van personen met machines die niet zijn ontworpen voor dit doeleinde, wordt behandeld in Europese richtlijn 95/63/EEG inzake het gebruik van arbeidsmiddelen, in bijlage II, artikel 3.1.2. Dit artikel schrijft het volgende voor: "Het hijsen/heffen van werknemers is uitsluitend toegestaan met behulp van speciaal daarvoor bestemde arbeidsmiddelen". Arbeidsmiddelen die niet specifiek zijn ontworpen voor het doel om personen te hijsen, mogen bij wijze van uitzondering worden gebruikt voor het hijsen/heffen van werknemers, mits passende maatregelen zijn genomen om de veiligheid te waarborgen, overeenkomstig de nationale wetgevingen of praktijken die in passend toezicht voorzien. Deze praktische richtlijn voorziet in een leidraad voor activiteiten die betrekking hebben op het overplaatsen van personeel naar, van en rondom offshore installaties door middel van geschikte hijsmiddelen en “personnel transfer carriers”. Deze is bedoeld als hulp bij risicobeoordelingen en het ontwikkelen van geschikte procedures voor het veilig overplaatsen van personeel met een “personnel transfer carrier”. Deze richtlijn is van toepassing op “personnel transfer carriers” met touwen als op volledig starre stalen constructies. De richtlijn heeft niet tot doel om een bepaald merk “personnel transfer carrier” te begunstigen. Alle middelen voor het overplaatsen van personeel hebben een uniek gevaar‐ /risicoprofiel en zouden afzonderlijk moeten worden beoordeeld, waarbij er rekening wordt gehouden met de bijzondere omstandigheden bij elke gebruiksgelegenheid en de wensen van het personeel dat wordt overgeplaatst. Deze richtlijn gaat nadrukkelijk niet in op de volgende typen activiteiten die gebruikmaken van hijsmiddelen en “personnel transfer carrier”s: ¾ Het gebruik van een kraan met een werkbak of kooi die wordt gebruikt als werkplatform; ¾ Middelen die worden gebruikt voor activiteiten op het gebied van personenvervoer in draaggordels en voor het overplaatsen van personeel in en rondom het boorgebied; ¾ Klimsystemen; ¾ Elk type middel voor noodevacuatie, zoals een MOB‐boot of snelle reddingsboot, en de bijbehorende voorzieningen om deze te gebruiken; ¾ Hijsen vanuit een helikopter; ¾ Speciaal ontworpen machines voor het hijsen van personen, zoals kooien op een scharnierende arm (hoogwerkers), traverseplatforms voor personeel, enzovoort; ¾ Alle typen passagiersliften; ¾ Alle overplaatsingsactiviteiten met betrekking tot personeel tussen schepen waarbij er gebruik wordt gemaakt van arbeidsmiddelen aan boord.
22.2 Een “personnel transfer carrier” gebruiken. Verplaatsingsactiviteiten van personeel waarbij hijsmiddelen en “personnel transfer carriers” worden gebruikt, mogen uitsluitend plaastvinden wanneer dit vanwege de bijzondere omstandigheden noodzakelijk is en wanneer het redelijkerwijs niet uitvoerbaar is om personeel over te plaatsen via minder risicovolle middelen. Het hoofd van de mijnbouw installatie (de HMI), van een MODU en/of de kapitein van een vaartuig kan/kunnen besluiten om een “personnel transfer carrier” te gebruiken voor het verplaatsen van personen in gevallen waarin het gebruik van andere middelen onpraktisch of minder veilig is en waarin de eisen die zijn opgenomen in deze richtlijnen, worden opgevolgd. Doc. Nr.: Revisie. Nr.: Datum: UIE-LIFHOI.SP.01 1 02.09.2010 Electronische kopieën zijn verkrijgbaar via de Shell U.I.E. CMS website.
Custodian: Peter Verhoef
Pagina: 115 van 134 pagina’s
Gedrukte ex. zijn niet gecontroleerde documenten.
Het is niet toegestaan om “personnel transfer carriers” te gebruiken voor routinematige bemanningswisselingen op open zee, wanneer andere methoden van verplaatsing beschikbaar zijn. De normale methode die wordt gebruikt voor bemanningswisselingen op open wateroppervlakken van de Noordzee naar/van vaartuigen/installaties/MODU's die zijn uitgerust met een helikopterdek, is via een helikopter.
22.3 Planning en voorbereiding voor het veilig verplaatsen van personen. Zoals dat bij alle hef‐ en hijswerkzaamheden het geval is, moeten de werkzaamheden worden gecategoriseerd om het bijbehorende risico en het daaruit voortvloeiende niveau aan vereiste beheersmaatregelen tot uit drukking te brengen. Hijsactiviteiten met een “personnel transfer carrier” moeten altijd worden gecategoriseerd als activiteiten die “Niet‐routinematig – gecompliceerd” zijn.
22.4 Risicobeoordeling. Voordat personen worden overgeplaatst met een “personnel transfer carrier”, moet er een risicobeoordeling worden uitgevoerd door diegenen die kennis hebben van het gebruik van “personnel transfer carriers”. Het gebruik van deze methode van verplaatsing hangt af van een aantal factoren, waaronder de noodzaak van de verplaatsing en de heersende omgevingsomstandigheden. De volgende factoren zouden in overweging moeten worden genomen: 9 De noodzaak van de verplaatsing; 9 Beschikbare alternatieven; 9 De geschiktheid van het vaartuig (de vaartuigen) met betrekking behoud van positie; 9 De beschikbaarheid van een toereikende hoeveelheid vrije ruimte op de instap‐ en de uitstaplocatie; 9 De waarschijnlijke route van de “personnel transfer carrier” tijdens de verplaatsing; 9 Het zicht; 9 De toestand van het zeeoppervlak en de windsnelheid; 9 De beperkingen van de te gebruiken kraan met betrekking tot de windsnelheid; 9 De wensen van de personen die worden verplaatst. Wanneer deze risicobeoordeling wordt uitgevoerd, zouden de gevaren die verband houden met de verplaatsing in overweging moeten worden genomen. De risico's die verband houden met elk in kaart gebracht gevaar, zouden moeten worden beoordeeld en er moeten geschikte manieren ter vermindering van de risico's worden ingebracht om deze risico's te beheersen.
22.5 Verantwoordelijkheden. De plichten van toezichthoudend personeel of personeel dat is betrokken bij het verplaatsen van personen gebruik makend van de “personnel transfer carrier” zouden duidelijk moeten zijn gedefinieerd. De mensen die er waarschijnlijk bij betrokken zijn, zijn de HMI van de installatie/MODU (indien van toepassing), de kapitein van het vaartuig dat betrokken is bij de verplaatsing, de kraanmachinist, het personeel dat wordt overgeplaatst, de dekmedewerkers aan beide kanten van de verplaatsing, het stand‐by vaartuig en elke andere persoon die is aangewezen door de HMI of kapitein om bepaalde taken uit te voeren. Verplaatsingen moeten worden uitgevoerd onder het systeem voor "werkvergunningen" dat toepassing is.
22.6 Factoren om rekening mee te houden, voorafgaand aan de verplaatsing. 22.6.1 Algemene hijsprocedure. Tijdens het overplaatsen naar/van een installatie of vaartuig is het een goede procedure om de hoogte van de “personnel transfer carrier” boven het dek (in het algemeen tot maximaal twee meter) te minimaliseren, voordat deze over open zee wordt verplaatst. Er zou ook moeten worden Doc. Nr.: Revisie. Nr.: Datum: UIE-LIFHOI.SP.01 1 02.09.2010 Electronische kopieën zijn verkrijgbaar via de Shell U.I.E. CMS website.
Custodian: Peter Verhoef
Pagina: 116 van 134 pagina’s
Gedrukte ex. zijn niet gecontroleerde documenten.
overwogen om de hoogte van de “personnel transfer carrier” boven open zee te beperken. Dit is afhankelijk van de toestand van het zeeoppervlak. 22.6.2 Belemmeringen. Er zouden uitsluitend verplaatsingen moeten plaatsvinden wanneer er een toereikende hoeveelheid vrije ruimte beschikbaar is op de plaats van instappen in en de plaats van uitstappen uit de “personnel transfer carrier”. Er zou, als onderdeel van de risicobeoordeling, moeten worden nagedacht over de waarschijnlijke route van de “personnel transfer carrier”, zodat het risico dat het personeel tijdens de verplaatsing arbeidsmiddelen, onderdelen van de installatie of andere objecten raakt, wordt geminimaliseerd. Er zou kunnen worden nagedacht over een permanente uitstap plaatsen bij het gebruik van een “personnel transfer carrier”. 22.6.3 Weersomstandigheden. Het is belangrijk dat er bij het plannen van de verplaatsing rekening wordt gehouden met de heersende en voorspelde weersomstandigheden. Factoren die hierbij een rol spelen zijn het zicht, de wind en de toestand van het zeeoppervlak en andere zaken, zoals deze zijn beschreven in het reddings‐ en bergingsplan van de installatie. Bedrijven moeten richtlijnen geven met betrekking tot de limieten voor de toestand van het zeeoppervlak en de windsnelheid. De maximale windsnelheid met betrekking tot kraanactiviteiten moet eveneens worden aangegeven. Als de verplaatsing met de “personnel transfer carrier” 's nachts moet plaatsvinden, moeten start en eindpunten van de verplaatsing voldoende zijn verlicht. 22.6.4 Geschiktheid van het vaartuig dat bij de verplaatsing is betrokken. Met betrekking tot elk vaartuig dat bij de verplaatsing is betrokken, zou er aandacht moeten worden besteed aan de grootte, de wendbaarheid en het vermogen om op zijn positie te blijven. Er zou rekening moeten worden gehouden met de beweging (het stampen en slingeren) en de snelheid van het vaartuig in de toestand van de zee (golfhoogte, golfperiode) tijdens de planning van de verplaatsing. 22.6.5 Hijsmiddelen. De kraan die wordt gebruikt bij de verplaatsing moet geschikt zijn voor het hijsen van personen. Laten zakken van een “personnel transfer carrier”s mag nooit in vrije val of ongemotoriseerd worden uitgevoerd tijdens verplaatsingsactiviteiten. De maximaal toegestane last van de kraan mag niet meer zijn dan: 50% van het gewicht van de transporteur met de maximumlast zijn. 22.6.6 Bevestiging hijsgereedschappen – controle voorafgaande aan het gebruik. Het is van vitaal belang dat de “personnel transfer carrier” voorafgaand aan de verplaatsing correct aan de kraan is bevestigd en dat de hijsgereedschappen worden gecontroleerd. De borging van alle sluitingen, stroppen en haken moeten worden gecontroleerd. De voorloper aan de kraanhaak moet voldoende lengte hebben om de haak uit de buurt te houden van de mensen die worden overgeplaatst. Er worden vaak stuurlijnen aan de onderkant van de “personnel transfer carrier” vastgemaakt om het schommelen op te vangen wanneer de “personnel transfer carrier” wordt gehesen en gevierd. Er moet hierbij aandacht worden besteed aan de lengte en de positie van de stuurlijnen om te voorkomen dat de stuurlijnen vast komen te zitten. 22.6.7 “personnel transfer carrier” – onderhoud/testen/inspectie. De “personnel transfer carrier” zou in een goede staat moeten verkeren wanneer deze wordt gebruikt en moet voorafgaande aan het gebruik worden gecontroleerd. De werklast moet op de desbetreffende “personnel transfer carrier” worden weergegeven. De “personnel transfer carrier” moet naar behoren zijn gecertificeerd en voorzien zijn van een geldig test‐/inspectiecertificaat. De “personnel transfer carrier” mag niet boven de veilige werklast worden gebruikt. Er zouden procedures beschikbaar moeten zijn waarin onderhouds‐ en opslagmethoden worden uiteengezet, evenals instructies met betrekking tot de controles voorafgaande aan het gebruik. Doc. Nr.: Revisie. Nr.: Datum: UIE-LIFHOI.SP.01 1 02.09.2010 Electronische kopieën zijn verkrijgbaar via de Shell U.I.E. CMS website.
Custodian: Peter Verhoef
Pagina: 117 van 134 pagina’s
Gedrukte ex. zijn niet gecontroleerde documenten.
22.6.8 Opleiding. Personeel dat wordt vergeplaatst moet voordat de verplaatsing plaatsvindt in voldoende mate zijn geïnstrueerd en zijn opgeleid. Zij moeten bekend zijn met de correcte wijze om zich vast te houden tijdens de verplaatsing en hoe zij veilig uit de “personnel transfer carrier” kunnen stappen op de landingsplaats. Als er personen worden vergeplaatst die dit niet eerder hebben gedaan met de gebruikte middelen, zou een ervaren iemand deze personen moeten vergezellen. Het verplaatsen van personen mag alleen na instemming gebeuren. Niemand mag tegen zijn of haar wil via de “personnel transfer carrier” worden vergeplaatst. Een opgeleide kraanmachinist die ervaring heeft met het verplaatsen van personeel gebruik makend van een “personnel transfer carrier” moet de kraan bedienen. 22.6.9 Communicatie. Radiocommunicatie moet tot stand zijn gebracht op een vastgestelde radiofrequentie en deze moet gedurende de overplaatsing in stand worden gehouden. Er moet radiocommunicatie tot stand zijn gebracht tussen de kraanmachinist en de leidinggevenden van het vaartuig/de installatie waarnaar en van het welk het personeel wordt vergeplaatst. De kraanmachinist moet een goed zicht moeten hebben op de gebieden voor verplaatsing, op het personeel dat wordt overgebracht en op de hijsbegeleider/dekofficier op zowel het punt van opstappen als het punt van uitstappen. 22.6.10 Briefing voorafgaande aan de verplaatsing. Alle betrokkenen die deelnemen aan de verplaatsing moeten voorafgaand aan de verplaatsing worden geïnstrueerd, zodat met zeker wordt gesteld dat de te volgen procedures zijn begrepen.
22.7 Extra vereisten voor verplaatsing. 22.7.1 Overlevings- en persoonlijke beschermingsmiddelen. Afhankelijk van de geografische locatie van de verplaatsing zou het over te plaatsen personeel reddingsvesten en andere Persoonlijke Beschermings Middelen moeten dragen die geschikt zijn voor de watertemperatuur en de toestand van de zee. Er zou moet aandacht worden besteed aan het gebruik van geschikte verlichting voor het personeel tijdens nachtelijke overplaatsingen. 22.7.2 Procedure tijdens de overplaatsing. De te volgen procedure hangt af van het type “personnel transfer carrier” dat wordt gebruikt. Personeel dat wordt overgeplaatst, moet altijd de instructies van de fabrikant moeten volgen, inclusief eventuele speciale voorzorgsmaatregelen die door de installatie zijn voorgeschreven. De Person In Charge van de verplaatsing moet bekend zijn met het type “personnel transfer carrier” dat wordt gebruikt en moet zeker stellen dat iedereen zich correct heeft opgesteld en dat iedereen gereed is voor het starten van de verplaatsing. Er moeten procedures beschikbaar zijn waarin de methode wordt uiteengezet die wordt gebruikt om de “personnel transfer carrier” te verplaatsen (zoals informatie over de hoogte boven het dek en het verplaatsen boven open zee). 22.7.3 Reddingsplan. Met het oog op noodsituaties moet een plan geïmplementeerd zijn om een reddingsactie uit te voeren. Tijdens een reddingsactie zouden er een reddingsboei, bootshaak, werplijn en andere geschikte middelen beschikbaar moeten zijn voor gebruik in de noodsituaties. Wanneer een offshore installatie (of MODU) bij de verplaatsing betrokken is, zou er een procedure voor de berging moeten worden getroffen met het stand‐by vaartuig, de helikopter of een andere reddingseenheid, indien van toepassing. De offshore installatie (MODU) zou volgens het evacuatie‐, vlucht‐ en reddingsplan de gebruikelijke alarmstatus in werking moeten stellen met betrekking tot de verplaatsing.
Doc. Nr.: Revisie. Nr.: Datum: UIE-LIFHOI.SP.01 1 02.09.2010 Electronische kopieën zijn verkrijgbaar via de Shell U.I.E. CMS website.
Custodian: Peter Verhoef
Pagina: 118 van 134 pagina’s
Gedrukte ex. zijn niet gecontroleerde documenten.
22.7.4 Gewond personeel overplaatsen. Wanneer de “personnel transfer carrier” wordt gebruikt om een ziek of gewond persoon te verplaatsen, moet de gewonde worden vergezeld door twee bemanningsleden als de configuratie van de “personnel transfer carrier” hiervoor geschikt is en als de veiligheid dit toelaat. Verwijzingen en meer informatie: ¾ HSE Offshore Information Sheet No. 1/2007; ¾ Information note IMCA SEL 08/01:Guidelines on transfer of personnel by basket on the UK continental shelf; ¾ IMCA SEL 025, IMCA M 202, March 2010: Guidance on the transfer of personnel to and from offshore vessels.
Doc. Nr.: Revisie. Nr.: Datum: UIE-LIFHOI.SP.01 1 02.09.2010 Electronische kopieën zijn verkrijgbaar via de Shell U.I.E. CMS website.
Custodian: Peter Verhoef
Pagina: 119 van 134 pagina’s
Gedrukte ex. zijn niet gecontroleerde documenten.
23 “Manriding” met behulp van lieren. 23.1 Inleiding en toepassingsgebied. Deze praktische richtlijn behandelt de primaire veiligheidseisen waaraan moet worden voldaan wanneer personen worden verplaatst in draaggordels met behulp van een lier; “manriding”. Men moet zich ervan bewust zijn, dat het verplaatsen van personen in draaggordels met een lier, “manriding”, moet worden beschouwd als een laatste optie. Deze activiteiten zijn niet routinematig, zijn onderworpen aan een stringente planning en beheersmaatregelen en alternatieve mogelijkheden moeten zijn onderzocht. “Manriding” zou altijd moeten worden vermeden en alternatieven moeten altijd voorrang krijgen. Als de situatie echter correct is beoordeeld en als blijkt dat “manriding” onvermijdelijk is, mag dit uitsluitend geschieden met vakbekwame personen en speciaal daartoe bestemde lieren voor “manriding” en de van toepassing zijnde veiligheidsmiddelen. Deze richtlijn is niet van toepassing op liften voor personeel/vracht, duikactiviteiten, hijsen vanuit een helikopter, medische evacuatie en specialistische rope access activiteiten. Gebruik makend van het “manriding” register, is het een goede gewoonte om activiteiten waarbij gebruik gemaakt wordt van “manriding” dusdanig anders te engineeren, dat de werkzaamheden geheel zonder “manriding” kunnen worden uitgevoerd, danwel er alternatieven worden gebruikt.
23.2 Plannen en voorbereiden voor veilige “manriding” activiteiten. Het plannen en voorbereiden is essentieel voor veilige activiteiten op het gebied van “manriding”. Het is noodzakelijk dat aan de primaire veiligheidsprocedures, de risicobeoordeling en het "Hijsplan” is voldaan voordat “manriding” kan plaatsvinden. Ten behoeve van een correcte planning moet er in elk geval rekening worden gehouden met het volgende: ¾ Met betrekking tot de lier moeten de lokale wetten en voorschriften in acht worden genomen. ¾ Er moet een geschikte en toereikende risicobeoordeling worden uitgevoerd om alle redelijk voorzienbare risico's en probleemscenario's vast te stellen, zodat tijdens alle werkzaamheden waarbij lieren voor “manriding” worden gebruikt de persoon wordt beveiligd tegen verbrijzeling, vastzitten, geraakt worden en vallen. Als uit de risicobeoordeling omstandigheden voortkomen waardoor extra beheersmaatregelen noodzakelijk zijn, moeten deze maatregelen zijn geïmplementeerd. ¾ Er moeten middelen beschikbaar zijn om op een doelmatige en snelle wijze alle lierbewegingen stop te zetten. ¾ De Person In Charge moet een uitgebreide beoordeling uitvoeren en zeker stellen dat de veiligheidsfuncties van de lier aanwezig zijn en correct werken voor “manriding” activiteiten. ¾ “Manriding” beneden de boorvloer is niet toegestaan. Daarvoor is een aparte “manriding” lier nodig welke onder de boorvloer staat. “Manriding” boven het niveau van de monkey board is verboden. De Shell UIE Standaard voor heffen en hijsen is op een zodanige manier samengesteld, dat alle toepasselijke regels, voorschriften en vereisten voor het plannen en voorbereiden van veilige hef‐ en hijsactiviteiten zich in één hoofdstuk bevinden. Wij verwijzen u graag naar Hoofdstuk 3 van de genoemde Standaard.
23.3 Betrokken personeel. Alle personen die betrokken zijn bij activiteiten op het gebied van “manriding”, moeten een basisniveau aan vakkennis kunnen aantonen voordat ze bij dergelijke activiteiten worden betrokken. De betrokken personen moeten over informatie beschikken met betrekking tot de typen middelen voor “manriding” waartoe zij worden geacht vakbekwaam te zijn. Doc. Nr.: Revisie. Nr.: Datum: UIE-LIFHOI.SP.01 1 02.09.2010 Electronische kopieën zijn verkrijgbaar via de Shell U.I.E. CMS website.
Custodian: Peter Verhoef
Pagina: 120 van 134 pagina’s
Gedrukte ex. zijn niet gecontroleerde documenten.
Bij “manriding” moeten de machinist van de lier, de hijsbegeleider en de persoon in de draaggordels ervaring hebben met dergelijke activiteiten en zij moeten bekend zijn met de mogelijke gevaren.
23.4 Middelen. Als er geen alternatief is voor “manriding”, moeten de volgende middelen worden gebruikt met alle erbijhorende veiligheidsvoorzieningen: 9 Lier; 9 Harnas; 9 Persoonlijke Beschermings Middelen, PBM; 9 Voorzieningen voor aankoppelen; 9 Secundaire valbeveiligingsmiddelen; 9 Radio's. 23.4.1 Lier. De lier voor “manriding” moet zijn gecertificeerd voor een dergelijke manier van hijsen en moet duidelijk zijn voorzien van de tekst “bestemd voor manriding”. De lier mag nooit voor enig ander doeleinde worden gebruikt. Lieren die worden gebruikt voor “manriding” moeten de volgende kenmerken en voorzieningen hebben: 9 Een beperkte maximale trekkracht (uitgerust met een countergewicht op drijvende installaties); 9 Een onafhankelijk secundair remsysteem; 9 Een beveiliging tegen slappe kabel; 9 Een besturingshendel die terugkeert in de neutraalstand (STOPPEN),hendel wegduwen = vieren (NEERLATEN), aan hendel trekken = aantrekken (HIJSEN); 9 Een kroonblokschijf ontworpen voor “manriding” (valbeveiliging voor de gehele eenheid, waaronder de schijf); 9 Een onbelemmerde noodstopvoorziening; 9 Staalkabel eindverbinding die voldoet aan de huidige standaarden; 9 Een opwindvoorziening; 9 Een beschermkap op de trommel; 9 Een begin‐ en eindafslag op de kabel; 9 Een noodvoorziening voor neerlaten. 23.4.2 Het harnas. Harnassen die moeten worden gebruikt voor “manriding” moeten: 9 Van het type zijn dat het gehele lichaam ondersteunt; 9 Van het type zijn dat voorkomt dat een bewusteloos persoon eruit valt; 9 Zijn voorzien van D‐ringen voor het meenemen van handgereedschap; 9 Zijn voorzien van een snelkoppeling voor reddings‐ of valbeveiligings middelen; 9 Zijn voorzien van een veiligheidsvoorziening voor het meenemen van gereedschap in de lucht (bijvoorbeeld een snelkoppeling, enzovoort) Het gebruik, het onderhoud en de opslag van draaggordels en controles, inspecties en keuringen met betrekking tot de gordels moet ten minste voldoen aan de gebruiksaanwijzingen van de fabrikant en moeten in overeenstemming zijn met EN 813 (Persoonlijke beschermingsmiddelen tegen vallen) en EN 365 (Persoonlijke beschermingsmiddelen tegen vallen – Algemene eisen voor gebruiksaanwijzingen, onderhoud, periodiek onderzoek, reparatie, merken en verpakking). 23.4.3 Persoonlijke Beschermings Middelen. Draag naast de normale Persoonlijke Beschermings Middelen voor booreilanden een reflecterend veiligheidshesje of reflecterende armbanden voor “manriding”. Gebruik altijd een kinband aan de veiligheidshelm.
Doc. Nr.: Revisie. Nr.: Datum: UIE-LIFHOI.SP.01 1 02.09.2010 Electronische kopieën zijn verkrijgbaar via de Shell U.I.E. CMS website.
Custodian: Peter Verhoef
Pagina: 121 van 134 pagina’s
Gedrukte ex. zijn niet gecontroleerde documenten.
23.4.4 Koppelvoorzieningen. ¾ Het gebruik van haken is verboden bij “manriding” activiteiten. Er mogen alleen harpsluitingen voorzien van pen, moer en splitpen worden gebruikt. ¾ Harnassen moeten direct aan de lierdraad worden vastgemaakt met een sluiting. Haken en stukken ketting mogen hiertoe niet worden gebruikt. ¾ Boven de “manrider” moet een hoogtebeveiliging worden aangebracht, 1,2 meter boven de te verplaatsen persoon, bijvoorbeeld een extra grote eindschakel. 23.4.5 Secundaire valbeveiligingsmiddelen. Gebruik, wanneer dit uitvoerbaar is, een extra veiligheidsvoorziening die is bevestigd aan een veilig gedeelte van het harnas (valstopper, rolhaspel, lijnvergrendeling, voorloper).
23.5 Noodplannen en reddingsmiddelen. Voordat kan worden begonnen met “manriding”, moet er als onderdeel van de risicobeoordeling voorafgaande aan de taak aandacht worden besteed aan een reddingsplan. Alle relevante middelen daartoe moeten voorhanden zijn. De maximale aanbevolen tijd voor afzonderlijke personen die in een harnas hangen, bedraagt twintig minuten. Bij overschrijding van de duur kan de persoon een verminderde bloedcirculatie krijgen in de ledematen die door het harnas worden omsloten, hetgeen kan resulteren in ongemak en in het ergste geval in bewustzijnsverlies. Er moet echter worden overwogen om middelen die niet werken te repareren voordat er een reddingspoging wordt ondernomen, als de middelen veilig kunnen worden gerepareerd wanneer de in de draaggordel vervoerde persoon niet in onmiddellijk gevaar is. Dit is bijvoorbeeld het geval als de luchttoevoer naar de lier is uitgevallen en als deze weer snel kan worden gerepareerd en worden ingeschakeld. De desbetreffende persoon kan vervolgens in veiligheid worden gebracht als het probleem eenmaal is verholpen. Middelen die een integraal onderdeel zijn van het Reddingsplan van een booreiland: ¾ Harnas ‐ het type dat het gehele lichaam ondersteunt, uitgevoerd met een D‐ring, geschikt voor reddingsdoeleinden; ¾ Een alternatieve stikstof‐ of luchttoevoer naar de lier; ¾ Een secundaire lier; ¾ Een reddingsbak (om te gebruiken met de alternatieve lier); ¾ Volledig opgeladen radio's; ¾ Een noodvoorziening voor het handmatig neerlaten van “manriding” lier; ¾ Een noodvoorziening voor afdalen/stijgen (personeel moet zijn opgeleid voor het gebruik). De noodvoorzieningen voor afdalen/stijgen, zoals Spanset en Gotcha, zouden uitsluitend moeten worden gebruikt als er geen alternatief kan worden gevonden. De voorzieningen mogen uitsluitend worden bediend door daartoe opgeleid personeel. Zoals dat het geval is alle “manriding” activiteiten, is het tijdens een reddingsactie van essentieel belang dat er een volledige beoordeling van de omstandigheden wordt uitgevoerd wanneer de omstandigheden zich wijzigen, zodat de veiligheid van welke betrokkene dan ook niet in het geding komt.
23.6 Inspecties voorafgaande aan gebruik. Voorafgaand aan het eerste gebruik en vervolgens op elke nieuwe werklocatie moeten alle middelen worden geïnspecteerd door een vakkundig persoon, zodat zeker gesteld wordt dat de middelen correct werken en dat deze zijn gecertificeerd voor gebruik. Inspecties voorafgaande aan gebruik moeten worden geregistreerd en van een datum worden voorzien. Deze documenten moeten door de Person In Charge worden bewaard voor de duur van de activiteiten. De procedures die door de fabrikant zijn opgesteld, moeten worden opgevolgd. Als de controlelijst van de fabrikant niet ingaat op de volgende punten, moeten deze eveneens worden meegenomen: 9 Het gebruik van beveiliging tegen vallen op gereedschappen; 9 Het testen van de functies van de lier; 9 Het testen van de noodstopfunctie; Doc. Nr.: Revisie. Nr.: Datum: UIE-LIFHOI.SP.01 1 02.09.2010 Electronische kopieën zijn verkrijgbaar via de Shell U.I.E. CMS website.
Custodian: Peter Verhoef
Pagina: 122 van 134 pagina’s
Gedrukte ex. zijn niet gecontroleerde documenten.
9 9 9
Het controleren van de noodvoorziening voor hijsenen neerlaten en het controleren van de rem; Het visueel controleren van de lieronderdelen op schade, lekkage, enzovoort.; Een controle met betrekking tot het op de juiste wijze opwikkelen van de staaldraad op de trommel, zodat de staaldraad zich niet opstapelt. Dit kan een ongecontroleerde val veroorzaken van de persoon die in de draaggordel hangt
23.7 De Toolbox. De machinist van de lier, de hijsbegeleider en de persoon in de draaggordels moeten het werk altijd voor aanvang bespreken, zodat de beste werkmethode kan worden vastgesteld. Zowel gesproken signalen als hand‐ en armseinen moeten, voordat de activiteit van start gaat,worden afgesproken en begrepen door iedereen die bij de activiteiten is betrokkenen. De machinist van de lier moet een zogeheten "buddy check" bij de draaggordel en de bevestiging uitvoeren (correct gebruik van de veiligheidsmiddelen). De machinist van de lier moet ervoor zorgen dat de draaggordel veilig is vastgemaakt.
23.8 “Manriding” activiteiten uitvoeren. 23.8.1 Eisen met betrekking tot een continue bewaking. ¾ Tijdens de uitvoering moeten de machinist van de lier en de hijsbegeleider op hun post blijven zolang de persoon in de lucht is. ¾ De machinist van de lier moet goed zicht op de persoon in de draaggordel hebben en dit moet gedurende de gehele activiteit worden gehandhaafd. Als de machinist van de lier tijdens een onderdeel van de activiteit geen goed zicht heeft op de persoon in de draaggordel, moet er een vakbekwame hijsbegeleider worden gebruikt die oogcontact heeft met de machinist van de lier, die zich binnen een duidelijk hoorbaar stembereik bevindt en die een goed zicht heeft op de persoon in de draaggordel, zodat deze instructies tussen de persoon in de draaggordel en de machinist van de lier kan overbrengen. ¾ De machinist van de lier en de hijsbegeleider mogen geen andere werkzaamheden uitvoeren tijdens “manriding” activiteiten; ¾ De machinist van de lier moet stoppen met hijsen als er een stopsignaal wordt gegeven en/of als de veiligheid van het werk twijfelachtig is. 23.8.2 Communicatie en signalering. Tussen de persoon in de draaggordels en de machinist van de lier moet een goede communicatie tot stand worden gebracht. Radio's en batterijen moeten voorafgaand aan het werk worden gecontroleerd en de communicatie moet worden getest voordat personeel met de lier worden vervoerd. Een radio met een headset wordt aanbevolen. Het te gebruiken radiokanaal moet van tevoren worden afgesproken. De radiocommunicatie moet tot stand zijn gebracht voordat “manriding” wordt gestart. De radio mag echter niet het enige type communicatie zijn dat wordt gebruikt om signalen door te geven. Als een hijsbegeleider wordt gebruikt, moet er radiocommunicatie zijn met zowel de machinist van de lier als de persoon in de draaggordels. Het is van vitaal belang dat de communicatie tussen de machinist van de lier en de persoon in de draaggordels duidelijk en ononderbroken is gedurende de gehele activiteit. De persoon in de draaggordels, de machinist van de lier en de eventuele hijsbegeleider moeten zowel gesproken instructies als hand‐ en armseinen gebruiken. Alle partijen zouden zowel gesproken signalen als hand‐ en armseinen moeten afspreken en moeten zich ervan overtuigen dat deze zijn begrepen voordat de activiteit van start gaat. Verder moeten de supervisor, de machinist van de lier en de hijsbegeleider worden uitgerust met radio's ter ondersteuning van de gesproken/visuele communicatie. Doc. Nr.: Revisie. Nr.: Datum: UIE-LIFHOI.SP.01 1 02.09.2010 Electronische kopieën zijn verkrijgbaar via de Shell U.I.E. CMS website.
Custodian: Peter Verhoef
Pagina: 123 van 134 pagina’s
Gedrukte ex. zijn niet gecontroleerde documenten.
Communicatie zou onderdeel moeten zijn van de risicobeoordeling en de Toolbox, waarbij alle betrokkenen volledig bekend moeten zijn met de procedure voor gesproken radiocommunicatie: ¾ Gebruik een daartoe bestemd kanaal wanneer dat mogelijk is. ¾ Spreek altijd langzaam en duidelijk, praat nooit uitvoerig en onderbreek anderen niet. ¾ Zeg aan het eind van elk contact "over". Pas daarna is het voor iemand anders veilig om te spreken. ¾ Gebruik nooit de radio om een praatje te maken met uw vrienden. ¾ Geef iedereen een “aanspreeknaam” toe en gebruik deze (lierbesturineeg, persoon in de draaggordels, hijsbegeleider, enzovoort) ¾ Geef voortdurend aanwijzingen (zoals omhoog, omhoog, omhoog, omhoog, omhoog, / omlaag, omlaag, omlaag, omlaag/ stop, stop, stop). ¾ Houd hierbij rekening met het volgende: geen aanwijzing = stop de lier. ¾ Vraag, als er langdurige stiltes vallen, om een radiocontrole met betrekking tot de afzonderlijke betrokkenen. ¾ Neem, als de radio niet meer werkt via andere communicatiemiddelen zo snel mogelijk contact op met het team en vervang de radio. Gebruik, als u de persoon in de draaggordels bent, hand‐ en armseinen om naar het boorplatform terug te keren. Hand‐ en armseinen die tijdens “manriding” moeten worden gebruikt: ¾ Hijsen: Strek de arm horizontaal uit , draai de handpalm naar boven, beweeg op een duidelijke stellige manier uw arm/ hand op en neer naast uw lichaam; ¾ Stoppen: Maak een horizontale zijwaartse beweging van de arm vanaf de borst waarbij de palm en vingers vlak worden gehouden. Voor de noodstop wordt hetzelfde signaal gebruikt, maar dan sneller; ¾ Neerlaten: Wijs met uw arm en vingers naar beneden; maak op een duidelijke stellige manier een cirkelbeweging met uw hand/arm. 23.8.3 Operationele aspecten. ¾ Alle middelen/werktuigen die worden meegenomen in de lucht, zouden moeten zijn gezekerd of op een andere wijze tegen vallen moeten zijn beveiligd en het onderliggende gebied zou moeten zijn ontruimd en afgezet; ¾ Andere middelen in de onmiddellijke omgeving moeten hun bewegingen onderbreken als de persoon in de lucht hangt. Alle bewegende middelen in het werkgebied moeten eveneens worden stopgezet; ¾ “Manriding”tussen dekken is niet toegestaan; ¾ De machinist van de lier mag slechts één lier bedienen; ¾ Er moet een secundaire valbeveiliging worden gebruikt, die onafhankelijk is van het primaire hijsmechanisme. 23.8.4 Duur van “manriding”activiteiten. Harnassen voor personenvervoer mogen uitsluitend gedurende een korte periode worden gebruikt en alleen na instemming van de locatiemanager. Raadpleeg voor de maximaal toegestane tijden en herstelperioden de gidsen "Werken op hoogte". De maximale tijd gedurende welke een persoon in een harnas voor personenvervoer mag hangen, moet altijd worden vastgesteld in de risicobeoordeling, waarbij er rekening moet worden gehouden met de gebruiksaanwijzing van de fabrikant, het geslacht en de fysieke gesteldheid van de persoon in de draaggordels. Harnassen mogen nooit worden gebruikt om personeel te hijsen voor langdurige werkzaamheden, aangezien het risico bestaat dat de toevoer naar de bloedvaten in de benen wordt afgekneld.
Doc. Nr.: Revisie. Nr.: Datum: UIE-LIFHOI.SP.01 1 02.09.2010 Electronische kopieën zijn verkrijgbaar via de Shell U.I.E. CMS website.
Custodian: Peter Verhoef
Pagina: 124 van 134 pagina’s
Gedrukte ex. zijn niet gecontroleerde documenten.
23.9 Leren en registeren: het “manriding”register. Er kan, om het personenvervoer in draaggordels zoveel mogelijk uit te bannen, een register worden gebruikt om te bij te houden wanneer alternatieven op dit vervoermiddel succesvol zijn geweest. Het doel van het register is om een simpele evaluatie van de noodzaak van personenvervoer in draaggordels te vergemakkelijken en mogelijke alternatieven te registreren. Het register kan ook worden gebruikt als een lateraal leermiddel voor andere bemanningen, installaties of bedrijven. Belangrijkste onderdelen van het register: 9 Taak: De feitelijke taak vastleggen waarvoor het personenvervoer in draaggordels vereist is; 9 Alternatieve methode: Leden van het team overwegen en beschrijven alternatieve methoden die in plaats daarvan kunnen worden gebruikt; 9 Gebruikte alternatieve methoden en rechtvaardiging: Geef aan of de alternatieve methode is gebruikt (ja of nee) en beschrijf uitgebreid de reden achter het wel of niet toepassen van het alternatief. Verwijzingen en meer informatie: ¾ Step change in safety brochure: “best practice guide to Manriding safety.
Doc. Nr.: Revisie. Nr.: Datum: UIE-LIFHOI.SP.01 1 02.09.2010 Electronische kopieën zijn verkrijgbaar via de Shell U.I.E. CMS website.
Custodian: Peter Verhoef
Pagina: 125 van 134 pagina’s
Gedrukte ex. zijn niet gecontroleerde documenten.
24 Terminologie en definities English Accreditation
Accreditation body Anemometer Assessment Assessor Auxiliary Hoist Banksman Blind lifts Boom Bow shackle Can Certificate
Certification (personnel)
definition Accreditation is the process of granting official approval to curricula and training programs. The process is administrated by accreditation bodies who ensure that de training program delivers the required competency standards with programs of educational quality (ISO 15513). Organization which oversees the assessment of candidates to prescribed competency/training standards (ISO 15513/OMHEC). Instrument for measuring wind speeds. Assessment is the process of judging competency against prescribed standards of performance (ISO 15513). A person who makes judgments of skills and knowledge of a crane driver (operator), slinger and signaller (ISO 15513). A second hoisting system. Usually used in cranes to hoist light loads. Person responsible for relaying a crane movement signal to the crane operator (step change). Lifting operation whereby the lifting appliance operator does not have a direct view of the load or landing area (Norsok). A steel lattice, or steel box section structure that forms a lifting mast (OMHEC). A shackle the crown of which forms more than a semicircle of internal radius more than half the width (EN 13889:2003). Verbal form used for statements of possibility and capability, whether material, physical or incidental (Norsok). Form based on ILO’s recommendation, issued by the enterprise of competence/competent person, confirming that the lifting or hoisting equipment meets statutory requirements and is designed, embedded, installed, set up, tested, documented and maintained in such a way that use of the lifting and hoisting equipment is fully justified. The certificate shall state the statutory requirements on which it is based. Certification is the provision of formal recognition that competency has been achieved or demonstrated. It will normally involve the provision of a
Doc. Nr.: Revisie. Nr.: UIE-LIFHOI.SP.01 1 Electronische kopieën zijn verkrijgbaar via de Shell U.I.E. CMS website.
Datum: 02.09.2010
Synonym
Dutch Accreditatie
Synoniem
Certificatie instelling Wind speed indicator
Windsnelheidsmeter Examen
Anemometer Assessment
Examinator Deckman, Signaller, Flagman
Hulplier Hijsbegeleider
Tweede lier
Uit het zicht hijsen Giek
Mast, Arm, Boom
H- sluiting, Harpsluiting Kan Certificaat
Verklaring van overeenstemming, Fabrikantenverklaring
Certificatie Custodian: Peter Verhoef Gedrukte ex. zijn niet gecontroleerde documenten.
Pagina: 126 van 134 pagina’s
English
Chain block Chain lever hoist
Check Colour Code Competency Competent person
Crane Crane operator
Dangerous goods Deck crane
definition certificate, an award or some other formal credit arrangement by a training authority, a vocational education institution or an assessment body (ISO 15513). A device giving a mechanical advantage, to lift a load suspended from one chain (the load chain) by means of human effort applied to another chain (operating chain) (Pr EN 13157). A portable tool reefed with a load chain, and operated by a lever so as to give a mechanical advantage (BS 4898).
Synonym
Dutch
Synoniem
Chain hoist, Handoperated chain block
Hand kettingtakel
Kettingtakel
Rateltakel
Kettingtakel Sneltakel Pullift
Controle
Visuele (uitwendige) controle
Lever block, Come along, Ratchet lever hoist, Lever operated chain hoist, Pull lift A visual and functional assessment (not a specific test and without Pre use check. Post dismantling) of the condition of the crane, lifting equipment, etc., to confirm use check that the ‘equipment’ is safe to operate/use (OMHEC). A method of marking equipment to give a visual indication of its certification status (Step Change). The ability to perform the activities within an occupation or function to the standard expected in employment (ISO 15513). A person who has sufficient theoretical knowledge, practical experience and the required qualities for the task in hand. Is able to perform the activities within an occupation or function to the standard expected in the task (ISO 15513/OMHEC). Machine for cyclic lifting or cyclic lifting and handling of loads suspended on hooks or other load handling devices, whether manufactured to an individual design, in series or from prefabricated components (EN 13000). The person who is operating the crane for purpose of positioning loads or Operator, Crane driver operating for erection of the crane. Note: for mobile cranes, the term “operator” is often used instead, and the term “driver” is then used to refer to that person who operates only those controls which moves the crane from place to place (ISO/DIS 12480-1). Goods classified, and labelled, according to the International Maritime Dangerous Goods – code as hazardous to personnel/equipment (OMHEC). Slewing crane mounted on a ship’s deck and intended for loading and unloading the ship (ISO 4306/1).
Doc. Nr.: Revisie. Nr.: UIE-LIFHOI.SP.01 1 Electronische kopieën zijn verkrijgbaar via de Shell U.I.E. CMS website.
Datum: 02.09.2010
Kleurcodering Competentie
Deskundigheid
Competent persoon
Deskundige
Kraan Machinist
Kraanmachinist
Gevaarlijke goederen Dekkraan
Custodian: Peter Verhoef Gedrukte ex. zijn niet gecontroleerde documenten.
Pagina: 127 van 134 pagina’s
English D- shackle
definition A shackle the crown of which forms a semicircle of internal radius half the width (EN 13889:2003). Documented training Training whereby it can be documented that the person who will use the lifting equipment has received practical and theoretical training that provides knowledge about its structure, operation, applications, limitations and scope of use, as well as maintenance and inspection in accordance with the requirements set for safe use and operation stipulated in regulations and instructions for use (Norsok). Earth-moving machine Wheeled machine as defined in ISO 6165 which operates on work sites or travel on public roads (ISO 3450). Employing organization The person or organization requiring the lifting operation to take place. The employing organization is not necessary the user (ISO/DIS 12480-1). Enterprise of competence entity in the operator companies’ organisation, or in other companies or institutions, that together have sufficient theoretical knowledge and practical experience to understand calculations for lifting equipment, its design and function, and to carry out necessary examinations and tests in order to issue certificates (Norsok). Floating crane Crane mounted on a vessel or barge designed for its support and transport, primarily intended for construction/deconstruction operations in a marine environment (EN 13852-2). Grommet (wire rope) Endless wire rope sling made from one continuous length of strand, formed to make a body composed of six strands around a strand core (EN 13414-3). Heavy lift Any load above 25 ton. Hoisting An activity during which the load is suspended and hangs freely, e.g. by means of a crane, chain hoist, beam clamp, etc.. Identification Number A unique number given to an item of lifting or hoisting equipment for registration purposes and to facilitate traceability . Inspection Examination of a product design, product, service, process or plant, and determination of their conformity with specific requirements or, on the basis of professional judgment, general requirements (ISO/IEC 17020). Inspection body
Body, that performs inspections (ISO/IEC 17020).
Doc. Nr.: Revisie. Nr.: UIE-LIFHOI.SP.01 1 Electronische kopieën zijn verkrijgbaar via de Shell U.I.E. CMS website.
Synonym
Dutch D-sluiting
Synoniem
Training
Grondverzetmachine Employer
Graafmachine
Opdrachtgever Ter zake kundige onderneming
Engineering
Floating sheerlegs
Drijvende bok
Bok
Endless wire sling
Grommer (staalkabel)
Eindloze staalstrop
Heavy lift, Zware last Hijsen
Examination, Thorough examination, Periodic examination, Periodic inspection
Identificatienummer
Kenmerk
Inspectie
Keuring Onderzoek en beproeving
Keuringsinstantie Datum: 02.09.2010
Custodian: Peter Verhoef Gedrukte ex. zijn niet gecontroleerde documenten.
Pagina: 128 van 134 pagina’s
English Installation Instructions Jaw winch Lift Plan
Lifted and hoisted equipment Lifting Lifting and hoisting accessories Lifting and hoisting appliances Lifting and hoisting equipment
definition Facility, plant and other equipment for petroleum activities (however, not ships that transport petroleum in bulk) (Norsok). Manual with technical procedure for use and maintenance. Device with gripping jaw that makes it possible, by means of a suitable mechanical advantage, to apply a specific force to a rope by means of human effort applied to a lever(s) (Pr EN 13157). Full set of documents which will include details of how the lifting and hoisting operation should be undertaken, the lifting and hoisting equipment to be used, how the equipment should be rigged up and the control measures in place to manage the risks identified in the Task Risk Assessment. Any device that is used to support the load, including containers, tanks, skips, skids, drum rackets, pipe racks, frames, gas cylinder racks, pallets, flexible industrial bulk containers (big bags), tree cages, cargo nets and cargo baskets. An activity during which the load is lifted in a controlled and guided manner, normally spoken from the bottom of the load, e.g. by means of a forklift, screw jack, hydraulic jack etc.. Any device which is used or designed to be used, directly or indirectly, to connect a load to a lifting appliances and does not form part of the load.
Cargo handling equipment, Load carrier
Synoniem Handleiding instructie Tirfor, handlier, staaldraadtrekker Hijsprocedure werkplan
Transporthouders
Heffen Lifting and hoisting components, Lifting and hoisting gear, Load handling device
Liften, tillen
Hef- en hijs gereedschappen Hef- en hijs werktuigen
Powered crane comprising of a column, which slews about a base, and a
Doc. Nr.: Revisie. Nr.: UIE-LIFHOI.SP.01 1 Electronische kopieën zijn verkrijgbaar via de Shell U.I.E. CMS website.
Dutch Installatie
Users instruction, Gebruiksaanwijzing Manual, Handbook Tirfor, Cable puller, Staalkabeltrekker Wire rope puller, Puller Material handling plan “Hijsplan”
Any mechanical device capable of raising or lowering a load.
Work equipment used for raising or lowering loads, consisting of appliances, accessories, and lifted and hoisted equipment, including the attachments used for anchoring, fixing or supporting. Lifting and stacking truck Forklift truck and similar mobile motorised work equipment for combined lifting, moving and stacking (Norsok) Load chart A chart provided by the manufacturer indicating the allowable gross capacity for various configurations of a lifting or hoisting appliance. Loader crane
Synonym
Datum: 02.09.2010
Hef- en hijs middelen Forklift truck
Heftruck
Rated capacity chart, Lasttabel, Hijstabel Capacity chart, Rating chart, Lift chart Lorry loader crane, Autolaadkraan Custodian: Peter Verhoef Gedrukte ex. zijn niet gecontroleerde documenten.
Verreiker Hijstabel
Pagina: 129 van 134 pagina’s
English
Mobile crane Mobile Elevating Work Platform (MEWP) Offshore container Offshore crane Offshore installation
Offshore Installation Manager (OIM) Offshore service container Overhead travelling crane Pad eye Person In Charge (PIC)
Radius, L
definition boom system which is attached on to the top of the column. The crane is usually fitted on a commercial vehicle (including trailer) and is designed for loading and unloading the vehicle (EN 129999). A self powered jib crane capable of travelling, loaded or unloaded without the need for fixed runways and relying on gravity for stability (EN 13000). Mobile machine Intended to move persons to working positions where they are carrying out work from the work platform with the intention that persons are getting on and off the work platform only at access positions at ground level or on the chassis (scope EN 280). Portable unit for repeated use in the transport of goods or equipment, handled in open seas, to, from, and between fixed and/or floating installations and ships (EN 12079). Slewing crane for general use mounted on an installation and which is used to handle loads to and from supply boats, barges or semisubmersible installations. An installation on or above the continental shelf for the purpose of exploring for, or producing, minerals. The installation can be either fixed or mobile (incl. FPSOs and FSUs) (OMHEC). Overall manager on the installation. NOTE On a vessel this will be the captain. (Norsok). Offshore container built and equipped for a special service task, usually as a temporary installation, e.g. laboratories, workshops, stores, power plants, control stations (EN 12079). Crane with its bridge girders directly supported on rail tracks by travelling carriages (ISO 4306/1). A fitting having one or more eyes or rings to which a hook, shackle, steel or fibre cable can be secured. A competent person who has overall control of the crane operation and acts on behalf of the management of the organization requiring the load to be moved (the employing organization). ( ISO 12480 – 1). Horizontal distance between the axis of slewing of the turntable of the crane and the vertical axis of an unladen load-handling device.
Doc. Nr.: Revisie. Nr.: UIE-LIFHOI.SP.01 1 Electronische kopieën zijn verkrijgbaar via de Shell U.I.E. CMS website.
Datum: 02.09.2010
Synonym Knuckle boom crane
Mobile aerial platform
Dutch
Mobiele kraan, Tele kraan Hoogwerker
Synoniem
Schaarlift, armlift, hefplateau
Offshore container Offshore kraan Offshore installatie
Hoofd Mijnbouw Installatie (HMI) Offshore service container OHT crane
Bovenloopkraan
Hoisting lug
Hijsoog
Appointed person
Verantwoordelijk persoon
Outreach
Vlucht Custodian: Peter Verhoef Gedrukte ex. zijn niet gecontroleerde documenten.
Loopkraan Loopkatkraan Hijsplaat
Sprei Pagina: 130 van 134 pagina’s
English Rated capacity Reach truck Rigger Rigging loft Runway beam Safe Working Load (SWL)
Shackle Shall
Should
definition Load that the crane is designed to hoist for a given operating condition (e.g. configuration, position of the load). Self propelled seated rider operated variable reach truck intended to handle loads of all kinds using attachments (EN 1459). Competent person who is able to plan and execute a rigging job by moving a load horizontally, vertically and possibly through different floor levels, by use of different lifting and hoisting equipment. An offshore container, or similar, modified specially to suit the storage of lifting and hoisting equipment (often equipped with lighting and heating) . An overhead structural beam certified to a specific SWL and used for the attachment of hoisting equipment, such as trolleys, beam clamps etc.. The maximum load (as certified by an independent competent person) which an item of lifting and hoisting equipment may raise, lower or suspend under particular service conditions, e.g. the SWL can be lower than, but can never exceed, the WLL. Normally SWL = WWL unless the equipment has been de-rated. A hoisting accessory comprising a body and pin which are readily separable and can be used to connect a load to a lifting or hoisting appliance directly or in conjunction with other accessories. Verbal form used to indicate requirements strictly to be followed in order to conform to the standard and from which no deviation is permitted, unless accepted by all involved parties NOTE This verbal form is used in connection with UIE CMS standard. If other solutions are necessary, this shall be treated as a non-conformance and dealt with as a deviation according to company requirements. The alternative solution, together with any compensating measures, shall provide an equivalent level of safety. Verbal form used to indicate that among several possibilities one is recommended as particularly suitable without mentioning or excluding others, or that a certain course of action is preferred but not necessarily required NOTE The term ’should’ means that other solutions can be chosen than the one recommended in the standard. It shall be documented that the alternative solution provides an equivalent level of safety (Norsok).
Doc. Nr.: Revisie. Nr.: UIE-LIFHOI.SP.01 1 Electronische kopieën zijn verkrijgbaar via de Shell U.I.E. CMS website.
Datum: 02.09.2010
Synonym
Dutch Werklast
Synoniem
Variable reach truck, tele handler
Verreiker
Reach truck
Technisch specialist, hijs en hef specialist
Rigger
Working Load, WL, Working Load Limit, WLL
Opslagplaats hijs- en hefgereedschappen Hijsbalk (vast aangebracht) Werklast
Bedrijfslast, veilige werklast
Sluiting Moet
Zou
Custodian: Peter Verhoef Gedrukte ex. zijn niet gecontroleerde documenten.
Pagina: 131 van 134 pagina’s
English Significant wave height
Slewing Sling Slinger
Snatch block Suspended basket Tag line Task Risk Assessment (TRA) Test Toolbox Talk
definition Average height of the highest third of prevailing waves, typically measured over a period of three hours. NOTE As a rule of thumb, significant wave height is about half the maximum wave height (Norsok). Angular motion of the revolving part in the horizontal plane of a bridge, portal or cantilever crane (ISO 4306/1). Wire ropes, chains, synthetic web and metal mesh made into forms, with or without fittings, for handling loads (step change). A slinger is a person responsible for attaching and detaching the load to and from the crane load-attachment and for the use of the correct lifting gear and equipment in accordance with the planning of the operation for proper positioning of loads. The slinger is responsible for initiating the planned movement of the crane and load (ISO 15513). Lifting equipment consisting of at least one sheave in a frame with an attachment point for rope, wire sling or chain that can be attached to a fixed point or to a movable point on the load (Norsok). Arrangement designed for the lifting of persons by a crane (EN 14502-1).
Synonym
Dutch Golfhoogte
Zwenken Strop Aanpikker
Hookman, Load handler, Roustabout
Rope, usually fibre, attached to the load and to be used to control the horizontal movement, swinging or twisting of the load during a lift. Is a process in which people involved in a task, assess each step of a job, Job Hazard Analysis (JHA), Job Safe identify the existing and potential HSE risks and hazards involved and Analysis (JSA), Safe agree the controls and safe working practices. Job Analysis (SJA) A technical operation which consists of determining or checking one or more characteristics of a product under test in accordance with established procedures. (ISO DIS 11927). Tailgate meeting, A (short) discussion held between all members involved in a lifting or hoisting operation prior to commencement of work in order to agree on all Toolbox meeting, aspects of the work and the sequential steps to be taken to complete the Toolbox work. The toolbox talk shall cover the work plan, hazards, the controls, roles and responsibilities and any recovery measures to be taken if the controls are not completely effective.
Doc. Nr.: Revisie. Nr.: UIE-LIFHOI.SP.01 1 Electronische kopieën zijn verkrijgbaar via de Shell U.I.E. CMS website.
Datum: 02.09.2010
Synoniem
Klapschijf
Blok
Werkbak
Manbak, personenhijsbak
Stuurlijn TRA
Test
beproeving
Werkoverleg
Toolbox, start werk overleg
Custodian: Peter Verhoef Gedrukte ex. zijn niet gecontroleerde documenten.
Pagina: 132 van 134 pagina’s
English Training Winch
Work Load Limit (WLL)
definition A programme drawn up to teach a person the necessary skills and knowledge to fulfil a function/job (OMHEC / Step Change). Mechanism which transmits pull by means of a flexible element (rope, chain) from a power-driven drum: • drum hoist; • friction hoist; • capstan (ISO 4306/1). The maximum load, which an item of lifting and hoisting equipment is designed to raise, lower or suspend.
Synonym
Dutch Opleiding
Synoniem
Lier
WL, WLL, Working Load limit
Werklast
WL
Doc. Nr.: Revisie. Nr.: UIE-LIFHOI.SP.01 1 Electronische kopieën zijn verkrijgbaar via de Shell U.I.E. CMS website.
Datum: 02.09.2010
Custodian: Peter Verhoef Gedrukte ex. zijn niet gecontroleerde documenten.
Pagina: 133 van 134 pagina’s
CMS Document Control Box
Field Name
Field Description
Name
Specificatie van de Group Standaard voor hef- en hijs activiteiten
Organisation
UIE
Content Owner
Innes, Kenneth J SUKEP-UIE/P/SDR
Custodian
Verhoef, Peter NAM-UIE/P/SL
Document Custodian
van der Vliet, Geert NAM-UIE/P/SL
Author(s)
Verhoef, Peter NAM-UIE/P/SL
CMS Number
UIE-LIFHOI.SP.01
Doc Number
EP201101218838
Revision Number
1
Cross References
n.a
First Issue Date
02.09.2010
Issue Date
02.09.2010
Review Date
02.09.2013
External
No
Document Type
Specification
Valid For
UIE
UPBM Process
n.a
UPBM Subprocess
n.a
Discipline
Mechanical Rotating
Expertise
Lifting and Hoisting
Used In UP Process
14
Used In Discipline
Mechanical Rotating
Used in Expertise
Lifting and Hoisting
Language
Dutch
Risk Domains
Health, Safety, Environment, Finance, Legal, Asset Integrity, Social Performance
Safety Case (UK)
n.a
HSE MS
Risk_Management
ISO 14001
n.a
Security
Restricted
Export Control
Not subject to EAR – no US content
Applicable Roles
n.a
Doc. Nr.: Revisie. Nr.: Datum: UIE-LIFHOI.SP.01 1 02.09.2010 Electronische kopieën zijn verkrijgbaar via de Shell U.I.E. CMS website.
Custodian: Peter Verhoef
Pagina: 134 van 134 pagina’s
Gedrukte ex. zijn niet gecontroleerde documenten.