Sessie 6 :: Kwaliteit en diversiteit in cultuureducatie: een uitdaging voor de commissie Groeien in Cultuur Cultuureducatie snijdt door heel wat decreten, ook al staat de term zelf er niet altijd in vermeld. Ook andere beleidsmaatregelen en ‐actoren streven doelen na m.b.t. cultuureducatie. Maar bereiken we hiermee wat we willen bereiken? Speelt de huidige regelgeving voldoende in op mogelijke noden en behoeften, zowel van organisaties als van potentiële deelnemers? Hoe kunnen we het diverse cultuureducatieve landschap versterken? In het kader van hun conceptnota Groeien in Cultuur richtten de Vlaamse ministers Joke Schauvliege en Pascal Smet een commissie op met experts uit het brede veld om zich over bovenstaande vragen te buigen. Deze sessie vormde het ideale forum om kennis te maken met hun tussentijdse bevindingen en om als klankbord te dienen. Ter afsluiting stelde CultuurNet cultuurkuur.be voor, een webplatform voor al wie professioneel met cultuureducatie bezig is. Kaat Peeters gaf toelichting als voorzitter van de commissie Groeien in Cultuur en modereerde de sessie. De PPT‐presentatie geeft een weergave van deze toelichting. Hieronder is het verloop van de sessie weergegeven en worden de verslagen van de 5 werkgroepen gebundeld.
1. Toelichting bij de commissie Groeien in Cultuur en reeds afgelegde traject (Kaat Peeters) 2. Wat als ik een commissielid was? Denkoefening & discussie in groepjes Er werden 5 groepen ingedeeld, volgens de decreten. Elke groep werd begeleid door één of meerdere commissieleden uit de commissie Groeien in Cultuur en kreeg volgende vragen voorgelegd: Screening decreet • • • •
Wordt – (on)rechtstreeks – gerefereerd aan het begrip ‘cultuureducatie’ in het decreet? In hoeverre is het decreet stimulerend en ondersteunt het cultuureducatie of een aspect (b.v. specifiek kunst‐, erfgoed‐ of media‐educatie) ervan? Hoe kan het beleid dit nog sterker ondersteunen? Waar situeren zich leemtes? Welke aspecten uit andere decreten/sectoren zijn inspirerend om mee te nemen? Vierde publieksmoment Cultuurforum 2020 – Buda Kortrijk – maandag 27 mei 2013
Positioneringsoefening •
Wat is de meerwaarde (USP of “unique selling proposition”) van het decreet en/of achterliggende (sub)sector binnen het ruime cultuureducatieve veld? Stel een ‘top 5’ samen uit de aangegeven begrippen in de PPT‐presentatie.
2.1.
Werkgroep Kunstendecreet
2.1.1. Screening decreet -
Er wordt uitgegaan van het huidige kunstendecreet en niet van het nieuwe decreet in wording.
-
In het huidige decreet is het lastig te achterhalen wat precies de doelstelling is van kunsteducatie. Het decreet is op dit vlak eerder vaag.
-
Bovendien wordt de omschrijving van kunsteducatie eerder als beperkend ervaren: o o o
Het gaat over het methodische werken en de parameters die daarvoor instaan. Dit kan opgaan voor een educatieve organisatie, maar is moeilijk te zien in de kernactiviteiten van een kunstenorganisatie. Voorstel is hier om de term in ieder geval niet te beperken tot het methodische maar een brede invulling te geven een educatie.
-
Het decreet bouwt teveel schotten in. Door educatie als een apart luik te formuleren strookt dat vaak niet met het geïntegreerde werkproces van een kunstenorganisatie.
-
Vraag is welke ontwikkeling men beoogt? o o o
-
Hierop een antwoord geven zou mogelijk de spanning tussen kunsteducatie tegenover cultuureducatie kunnen uitklaren. Welke competenties ontwikkelt men in cultuur‐educatieve processen welke in kunst‐ educatieve processen? In ieder geval vind je dit soort ideeën niet terug in de criteria om in aanmerking te komen voor subsidiering. Die criteria gaan over geografische spreiding, vernieuwing, methodes, …
De notie ‘toeleiding’ is ook behoorlijk problematisch: o o
Toeleiding tot de kunsten lijkt noch voor cultuureducatie noch voor kunsteducatie tot de kern van de activiteit te behoren. Het gaat om de artistieke activiteit. Vierde publieksmoment Cultuurforum 2020 – Buda Kortrijk – maandag 27 mei 2013
o o
Bovendien roepen dit soort noties ook vaak associaties op van het werken met kinderen, wat ook beperkend is. Toeleiding moet gezien worden op twee niveaus: Toeleiding naar participatie Toeleiding naar creatie Beide niveaus zijn noodzakelijk om zo te komen naar een soort van participatieve verantwoordelijkheid naar creatie toe. Dit gaat breed op voor zowel cultuureducatie als kunsteducatie.
2.1.2. Positioneringsoefening Verdieping Cross sectoraal Innovatie ‐ Creatie Initiatie Beleving Artistieke Praktijk (Joker) Na een behoorlijk lange discussie zijn deze 5 (6) termen naar voor geschoven. Er is geen ranking op gemaakt binnen deze lijst. Als joker schoof de tafel volgend begrip naar voor: ARTISTIEKE PRAKTIJK. De kracht van de sector zijn de professionele kunstenaars in hun creatief proces.
2.2.
Werkgroep Cultureel‐erfgoeddecreet
2.2.1. Screening decreet Op welke manier komt cultuureducatie aan bod komt in het Cultureel‐erfgoeddecreet? Waar liggen er nog kansen/knelpunten in de cultureel‐erfgoedsector op het vlak van educatie? -
De term ‘erfgoed/cultuureducatie’: er wordt in het decreet niet letterlijk gerefereerd naar deze term. In de ICOM‐definitie voor musea wordt wel gesteld dat collectiebeherende organisaties het cultureel erfgoed verzamelen, in stand houden, onderzoeken, bekend maken en tentoonstellen met het oog op studie, educatie en ontspanning. Hiernaar wordt gerefereerd in het decreet. Voorts staan bredere termen centraal zoals publiekswerking en ontsluiting. o De vraag is wanneer je spreekt van ‘educatie’. Het omvat een breed spectrum binnen een erfgoedwerking: is publiekswerking/ontsluiting al educatie (vb. het ten toon stellen met de passieve begeleiding erbij zoals brochures, catalogi, duiding in de presentatie)? Er zit steeds Vierde publieksmoment Cultuurforum 2020 – Buda Kortrijk – maandag 27 mei 2013
-
-
-
een visie en verhaal achter een tentoonstelling. Je wil het publiek iets bijleren. Er zit steeds een educatieve intentie achter. moet het gaan om strikt educatieve werking/activiteiten? er wordt gemakkelijk gedacht aan de educatieve/ publiekswerking van musea en archieven, maar er zijn ook andere erfgoedorganisaties die een educatieve rol opnemen. Zo hebben expertisecentra (vb. Heemkunde Vlaanderen, LECA, Tapis plein, VRKC, CAG…) een vormende rol naar vele vrijwilligers en actoren binnen hun werkingsveld. Deze vorm van educatie is niet gericht op een breed publiek, maar wel op het professionaliseren van de sector (= rol van het steunpunt). o In de hele werking speelt het maatschappelijk belang en de maatschappelijke rol van musea mee in de keuzes die je maakt. Je bent niet de eigenaar van collectiestukken als medewerker/uitwerker van publiekswerking. Je brengt een verhaal ten dienste van de maatschappij. Dit lijkt een belangrijke nuance tussen vb. erfgoedwerking en een kunstenwerking, waar de creator wel eigenaar is. Het is ook belangrijk om de financiële context van de cultureel‐erfgoedsector in het achterhoofd te houden. Er is een gebrek aan middelen, wat samenwerking noodzakelijk maakt. Dit is mogelijk meer noodzakelijk dan vb binnen de kunstensector waar de budgetten hoger liggen. De vraag wordt gesteld of er een moeilijkheid en spanning wordt ervaren door de opsplitsing van het beleid tussen onroerend/roerend? Vanuit het beleid wordt de opdeling strikt gemaakt, in de praktijk speelt het minder en is er veel samenwerking. Ze staan voor zelfde uitdagingen naar publiekswerking. Hierdoor zijn werkingen wel soms gesplitst (naar subsidiëring), maar er is wel veel samenwerking en uitwisseling. Volgende kansen/verbeterpunten worden geformuleerd rond de educatieve werking: o Het is heel belangrijk dat er nog meer wordt gedacht vanuit het publiek. Dit gebeurt nog te weinig. o Het is eveneens van belang om nog meer te communiceren over het hele aanbod. Het is niet altijd geweten wat er allemaal gebeurt. Nog meer naar publiek gaan met waaier van alles wat er is. o Er moet nog duidelijker afgewogen worden aan welke activiteiten je deelneemt en wat er overkoepelend wordt georganiseerd. De deelname aan tal van dagen weegt op de werking (Erfgoeddag, Open monumentendag, Kunstendag voor kinderen…). o Er zijn nog kansen rond uitwisseling naar kansengroepen/ diversiteit. Op dit vlak kan er onderling nog meer uitgewisseld worden. Dit kan nog explicieter. o Er kan nog meer overlegd worden rond educatie binnen de sector (best practices, afspraken naar toekomst (waar iedereen op inzet)...). Op regionaal niveau zijn er al netwerken (vb. Magda). De vraag is wat er nog wenselijk is op nationaal niveau. Er zijn veel netwerken en collega‐groepen, het is belangrijk om met het oog op een tijdsefficiënte inzet te bekijken wat er wordt opgestart en wat op welk niveau wordt Vierde publieksmoment Cultuurforum 2020 – Buda Kortrijk – maandag 27 mei 2013
afgesproken. Het zou al een goede oefening zijn om alle bestaande netwerken en overlegplatformen in kaart te brengen. Wat kan er worden verbeterd aan het Cultureel‐erfgoeddecreet (vb. om erfgoed/ cultuureducatie nog meer te stimuleren)? -
-
-
Het nog meer zichtbaar maken van erfgoed/cultuureducatie, het duidelijker definiëren (verhouding ontsluiten van de collectie in een presentatie/educatieve werking). De integratie van twee vertrekpunten die meespelen in de werking: het vertrekpunt van het publiek en het vertrekpunt van de collectie. Dit spanningsveld kan sterker als belangrijk aspect meegenomen worden (in criteria? in toelichting handleiding? in memorie? of vooral in de praktijk?). Er is geen nood aan een aparte subsidielijn voor structurele ondersteuning van erfgoededucatieve organisaties. Hiervoor wordt samengewerkt met andere organisaties uit andere decreten. Deze samenwerking wordt net als een troef ervaren. Er zouden wel aparte projectsubsidies voor educatieve projecten kunnen komen. Een nadrukkelijke subsidielijn ervoor, zou het verder stimuleren. Dergelijke projecten kunnen als ontwikkelingsgericht project worden ingediend, maar het betreft een subsidielijn die een zeer breed spectrum heeft waardoor er zelden educatieve projecten worden ingediend.
Welke aspecten uit andere decreten zijn inspirerend? Volgende decreten/ werkingen uit deze decreten worden als inspirerend aangegeven: -
Participatiedecreet Sociaal‐artistieke werking Jeugdwerking/decreet
Vaak is het met organisaties uit deze decreten/ met die doelgroepen dat er wordt samen gewerkt. 2.2.2. Positioneringsoefening Bespreking ‐ Wat is er in de praktijk belangrijk / unique selling position in de erfgoedsector? -
-
Samenwerking als belangrijk begrip in de erfgoedsector. De sector zoekt naar partners expertise rond educatie om mee samen te werken. Je kan niet alle know how zelf in huis hebben. Als je niet samenwerkt kan niet goed aan publiekswerking doen. Je hebt publiek nodig voor wie je bepaalde zaken ontwikkelt, in deze ontwikkeling heb je nood aan samenwerking. Er wordt niet alleen samen gewerkt met organisaties die educatieve expertise hebben, maar ook met bemiddelingsorganisaties/ middenveldorganisaties (vb om bepaalde doelgroep te bereiken). Dit is een mogelijk verschil vb. het kunstendecreet (dat er meer wordt samengewerkt) en dat er wordt doorverwezen en beroep gedaan op expertise van andere organisaties. Het gevoel leeft Vierde publieksmoment Cultuurforum 2020 – Buda Kortrijk – maandag 27 mei 2013
-
-
-
-
dat het minder het geval is binnen het kunstenveld en dat daar een meer concurrentiegevoel speelt. Misschien heeft dit te maken met de individualiteit van kunstenaar en de sterke opdeling in disciplines. Gemeenschapsvorming geldt ook als belangrijk begrip. De maatschappelijke rol is belangrijk bij erfgoedorganisaties. Educatie en de publiekswerking is ook gemeenschapsvormend omdat er een belangrijk sociaal aspect aan verbonden is, die geldt bij een diversiteit aan erfgoedwerkingen (vb heemkundige kringen en vrijwilligers die samen komen). Het trachten te verzoenen van twee vertrekpunten voor publiekswerking/educatieve werking o Een museum/archief vertrekt altijd vanuit een vaste collectie (verhalen, geschiedenis, kennis). Er kan ook vanuit een tijdelijke tentoonstellingen worden vertrokken. De manier van werken is gelijklopend, maar de snelheden zijn anders. o Anderzijds vertrek je ook vanuit het publiek: waaraan is er nood? Je moet ook aanknopen bij interesses van publiek. Dat is de uitdaging… Deze twee standpunten moet je met elkaar verzoenen. Het is een sterkte, maar tegelijk een uitdaging om deze nog beter af te stemmen om een performante cultuureducatie te hebben. Hiervoor werk je samen met diverse doelgroepen/intermediairen (om ook kansengroepen, bepaalde etnisch diverse groepen… te bereiken). De lokale inbedding en het regionale draagvlak zijn belangrijk. Het is van belang om een goed lokaal/regionaal netwerk te hebben waarbinnen je samenwerkt. Je werkt ook samen nationaal en internationaal, maar deze regionale verankering is wel belangrijk. Dat kan ook nog versterkt worden.
TOP 5 1. Samenwerking, cross sectoraal: het publiek is eindeloos 2. Beleving: staat centraal 3. Gemeenschapsvorming: samenwerking met verschillende gemeenschappen en ontmoetingen 4. Verdieping: niet alleen beleven maar ook kennis vergaren en leren. Dit op verschillende niveaus. 5. Vrijwilligers: grote samenwerking met vele vrijwilligers (draagvlak)
2.3.
Werkgroep Decreet Sociaal‐Cultureel Volwassenenwerk ‐ Decreet Amateurkunsten
2.3.1. Screening decreten De vragen van dit onderdeel zijn niet systematisch beantwoord. De feedback liep door elkaar. Op de vraag ‘Welke aspecten uit andere decreten/sectoren zijn inspirerend om mee te nemen?’ werd geen antwoord gegeven omdat de inhoud van de andere decreten niet voldoende gekend is. Vierde publieksmoment Cultuurforum 2020 – Buda Kortrijk – maandag 27 mei 2013
Decreet Sociaal‐Cultureel Volwassenenwerk
‐
Cultuureducatie (CE) is onrechtstreeks wel aanwezig in het decreet en belangrijk voor sociaal‐ cultureel volwassenenwerk.
‐
Soms zit CE al expliciet in activiteiten, maar wordt het niet noodzakelijk zo gedefinieerd.
‐
Cultuureducatie is explicieter aanwezig bij de volkshogescholen en vormingsinstellingen.
‐
Ook verenigingen hebben een taak wat betreft cultuureducatie, maar is eerder gericht op het toeleiden van mensen, mensen laten kennismaken met, mensen de eerste stap laten zetten naar cultuureducatie, het creëren van de randvoorwaarden …
‐
Een sterkte van het sociaal‐cultureel werk is de landelijke verspreiding …. wat mogelijkheden biedt.
‐
Samenwerken en linken leggen met andere organisaties is positief en waardevol maar als de sector is in de eerste plaats met kernactiviteiten bezig. Samenwerkingen uitbouwen, meer experimentele zaken … vragen meer tijd, energie, financiële middelen … en zijn hierdoor niet prioritair. Samenwerking wordt ook niet expliciet aangemoedigd binnen het decreet; er worden geen handvaten aangereikt. Het is belangrijk hier middelen voor vrij te maken en ruimte te creëren want hier kruipt veel tijd in, vraagt veel energie die niet meteen vertaalbaar is.
‐
(in de marge) Ook beschikken over de juiste infrastructuur is soms een probleem; Samenwerking zou voor organisaties van het sociaal‐cultureel volwassenenwerk ook op vlak van infrastructuur een oplossing kunnen zijn.
Decreet Amateurkunsten ‐
Cultuureducatie is explicieter aanwezig.
‐
Binnen het decreet Amateurkunsten is er wel ruimte voor het opzetten van partnerschappen. Deze mogelijkheid is ook zeer ruim gedefinieerd. Er is ook een fonds opgericht om samenwerkingsverbanden op te zetten. Dit stimuleert; het is zeer vrij/open wat tegelijk een voordeel en nadeel is. Het is een voordeel omdat het mogelijkheden biedt om verschillende richtingen uit te gaan, maar dat maakt dat de sector in zijn geheel minder mogelijkheden heeft om eens te verdiepen in één bepaalde richting. Ruimte om te experimenteren, om ruimer en dieper te gaan, om meer te verkennen ... die mogelijkheden zijn er binnen het fonds. Vierde publieksmoment Cultuurforum 2020 – Buda Kortrijk – maandag 27 mei 2013
Vraag deelnemer: Cultuureducatie zou al moeten starten in het basisonderwijs, maar voor het basisonderwijs is het moeilijk om zelf de stap te zetten naar theaters, tentoonstellingen … omwille van maximumfactuur. De vraag wordt gesteld of de omgekeerde beweging mogelijk is. Heeft de sector de middelen en tijd …. om zelf de link met basisonderwijs te leggen? Antwoord: Voor wat betreft de Amateurkunsten wordt er voornamelijk gefocust op de core business. Linken naar (basis)onderwijs zijn nog niet gebeurd. CONCLUSIE screening decreten: -
De aanzet wordt heel vaak gegeven, maar voor expliciete samenwerkingen is er veel meer ruimte nodig op alle vlakken : financieel, personeel, infrastructuur, … Niet elke sector moet alles willen/kunnen doen. Binnen deze decreten moet de focus vooral liggen op bruggen slaan en mensen toeleiden, maar ook hier zijn middelen voor nodig.
2.3.2 Positioneringsoefening Decreet Sociaal‐Cultureel Volwassenenwerk 1. Gemeenschapsvorming (leren door cultuur) 2. Persoonsvorming (leren door cultuur) 3. Vrijwilligers 4. Gerichtheid op kansengroepen 5. Initiatie Het was heel moeilijk om een ranking tussen deze elementen te maken. Decreet Amateurkunsten 1. JOKER : kwaliteitsbevorderend werken 2. Creatie 3. Samenwerking 4. Focus op discipline/muzisch domein/cultuur/leren in cultuur Vierde publieksmoment Cultuurforum 2020 – Buda Kortrijk – maandag 27 mei 2013
5. Landelijke spreiding
2.4.
Decreet Vlaams Jeugd‐ en Kinderrechtenbeleid ‐ Decreet houdende de ondersteuning en stimulering van het lokaal jeugdbeleid en de bepaling van het provinciaal jeugdbeleid
2.4.1. Screening decreten Decreet Vlaams jeugd‐ en kinderrechtenbeleid Eén decreet of meerdere ? Een tiental jaar geleden was er het idee om alles rond cultuureducatie in één decreet te parkeren, dit zou dan worden gekoppeld aan één kwaliteitskader. Hier is men nooit goed uitgeraakt, vandaar dat er vandaag nog altijd een diversiteit aan decreten is. Er wordt geopperd om af te stappen van dit één‐decreet‐idee. We mogen niet het idee hebben dat een decreet het vermogen heeft om een veld te structureren. Een decreet moet daarentegen volgen wat er in het veld gebeurt. Het is niet erg dat de overheid achterop loopt/volgt. Als blijkt dat er voor alle aspecten van cultuureducatie wel ergens in een decreet aandacht is, moet er niet aan de huidige situatie worden geraakt. Zolang cultuureducatie op sommige plaatsen als prioritair thema aan bod komt, is er geen reden tot klagen. Een andere deelnemer ervaart de verschillende decreten wel als een probleem. Zij stelt vast dat het moeilijk is om projecten waar ze steun voor vragen bij de juiste subsidiërende overheid te krijgen. Zij proberen subsidies te krijgen bij cultuur en onderwijs, soms vangen zij bot omdat zij niet de juiste overheid hebben aangesproken. Het is niet evident om in het kluwen van de decreten de weg te vinden. Er zijn al enkele subsidiewijzers, maar deze hebben blijkbaar niet het gewenste resultaat. Misschien moet de overheid meer de weg wijzen naar de diverse middelen eerder dan zich beperken tot subsidies alleen. Ook leeft de vraag ook naar een gecoördineerd onderwijs en cultuurbeleid. Mogelijkheid tot kruisbestuivingen? Er wordt opgemerkt dat strikte subsidievereisten binnen een decreet kruisbestuivingen naar andere decreten toe uitschakelen, er wordt ook gesteld dat zelfs binnen één decreet kruisbestuivingen niet altijd evident zijn. De mogelijkheid tot samenwerkingen ligt anders bij grote dan bij kleine organisaties.
Vierde publieksmoment Cultuurforum 2020 – Buda Kortrijk – maandag 27 mei 2013
Er wordt wel vastgesteld dat de mogelijkheden tot samenwerking in het decreet zijn toegenomen. Soms zijn samenwerkingen gewoon moeilijk in de praktijk en ligt het niet aan het regelgeving. Een andere deelnemers stelt dat we moeten focussen op de dingen die wel goed zijn, de mogelijkheden die de decreten bieden zijn vaak uitgebreider dan in het buitenland. Samenwerking in decreet wordt voldoende aangemoedigd. Subsidievereisten? Vooral voor kleine gesubsidieerde organisaties zijn de bewijslast en procedures zwaar. De overheid zou beter kunnen inzetten op meer participatieve trajecten waarbij men uitgaat van vertrouwen t.o.v. de organisaties. (de dynamoprojecten van Canon Cultuurcel zijn een voorbeeld hiervan). Andere deelnemers pleiten toch voor objectiverende criteria. Ook een fonds wordt als mogelijkheid geopperd maar hiervoor zijn niet alle deelnemers gewonnen. Er mag wat diversiteit in de decreten zitten. Als de druk van één decreet te groot wordt (bv zware bewijslast) kan een organisatie overstappen naar een ander decreet. Raadpleging van het veld? De overheid krijgt het verwijt dat zij te weinig doen, terwijl ze wel weten wat er fout loopt en wat er moet gebeuren. De overheid zet teveel in op participatieve processen om het veld te raadplegen terwijl zij al weten wat er schort/hoe het veld denkt. Andere deelnemers kunnen zich wel vinden in het gegeven dat de overheid hen raadpleegt. Varia • Er zit een grote diversiteit in de decreten. Dat van kunsten en erfgoed vertrekt vanuit de disciplines terwijl men bij jeugd uitgaat van de doelgroep. • Het is voor een organisatie niet gemakkelijk om te veranderen van decreet. Commissies zouden een inhoudelijke dialoog met elkaar moeten hebben, waardoor een organisatie zonder administratieve last kan worden doorgeschoven naar een ander decreet. Decreet houdende de ondersteuning en stimulering van het lokaal jeugdbeleid en de bepaling van het provinciaal jeugdbeleid
Vierde publieksmoment Cultuurforum 2020 – Buda Kortrijk – maandag 27 mei 2013
Dit decreet heeft weinig impact op het gebied van cultuureducatie. Of er op cultuureducatie wordt ingezet hangt af van de lokale voorkeuren. Er worden een aantal prioriteiten opgelijst, maar deze gelden slechts voor een bepaalde periode. Deze prioriteiten verankeren lijkt geen goed idee. Aansturing vanuit het Vlaamse niveau is hier niet mogelijk. Of er ingezet wordt op cultuureducatie hangt niet alleen af van personen maar ook van de middelen die ze krijgen. Op lokaal niveau is er vaak een gebrek aan coördinatie. Het cultureel centrum, de bibliotheek en de jeugddienst werken te vaak naast elkaar en zouden hun werking beter op elkaar moeten afstemmen. Dit is vaak geen probleem van beleidsinstrumenten maar van politici die niet wensen samen te werken. Het verschil tussen de jeugddecreten moet de regio zijn waarvoor zij werken. Hierin moet voldoende helderheid worden geschapen. Op provinciaal niveau is er een aanzienlijk deel van de ondersteuning van jeugdorganisaties weggevallen. In de commissie Experimenteel Jeugdwerk voelen ze hierdoor een toename van de cultuureducatie‐aanvragen, ook van organisaties die zich eerder op het provinciale niveau richten. 2.4.2. Positioneringsoefening Beleving Persoonsvorming Gemeenschapsvorming Vrijwilligers Focus op discipline/muzisch domein/cultuur/leren in cultuur Joker: Jeugd
2.5.
Werkgroep Decreet lokaal cultuurbeleid ‐ Circusdecreet ‐ Participatiedecreet
2.5.1. Screening decreten Decreet Lokaal Cultuurbeleid -
Het is belangrijk dat cultuureducatie expliciet wordt vermeld in het decreet, hoe explicieter hoe beter. Dit biedt ondersteuning om c.ed voorstellen bij het beleid op de agenda of in de beleidplannen te krijgen. Vierde publieksmoment Cultuurforum 2020 – Buda Kortrijk – maandag 27 mei 2013
-
Cultuureducatie blijft een aandachtspunt in de BBC, meerjarenbeleidsplanning van steden en gemeenten. In centrumsteden vormt dit minder een probleem, maar in kleine gemeenten is dit veel minder evident. De ENCE’s kunnen hier aan procesbegeleiding doen en het begrip c.ed. aanbevelen.
-
Als alle partners, de hele betrokken sector c.ed. gezamenlijk aanbevelen bij het beleid, dan is er veel meer effect, dan wordt c;ed. Veel meer zichtbaar en evident.
-
In de kunstensector is er veel potentieel, zijn er grote en sterke organisaties. Het lokaal cultuurbeleid zou samenwerking met de kunsteducatieve organisaties moeten stimuleren.
-
Het deeltijds kunstonderwijs is een belangrijke partner die een rol zou kunnen en moeten spelen op lokaal vlak.
-
In Brussel is er een samenwerking ontstaan waarbij 3 à 5.000 kinderen werden toegeleid naar de musea dmv ateliers en workshops in de Brusselse cultuur‐ en gemeenschapscentra. Het opnemen van deze bemiddelingsfunctie door de gemeenschapscentra kwam er maar na aanmoediging door het lokaal cultuurbeleid.
-
Er moeten kruisverwijzingen zijn tussen cultuurbeleidsplan, lokaal jeugdbeleidsplan en flankerend ondewijsbeleid.
Participatiedecreet -
een sterkere focus op c.ed; in het informatie‐aanbod zou de conceptvorming van c.ed; verder kunnen helpen: sterk op inzetten.
-
Samenwerking met onderwijs blijkt in de praktijk vrij complex
-
Leesbevordering (niet alleen deze discipline) is tegelijk educatie en participatie. Het Participatiedecreet zou duidelijker moeten gaan over cultuureducatie.
-
Cultuureducatie gaat vaak ook over gedragsverandering
-
In de praktijk is de scheidingslijn tussen participatie en educatie aan het vervagen. Het decreet zou hier duidelijker in moeten zijn en de praktijktrend moeten volgen.
-
Er zou meer kruisbestuiving moeten zijn tussen sectoren.
-
Het Participatiedecreet (bv de projectregeling) zet in op methodiekontwikkeling. Er is weinig info beschikbaar over de actoren en wie met wat bezig is, te bieden heeft, of wat de resultaten en effecten zijn van cultuureducatie.
-
De ruimte voor innovatie in het Participatiedecreet wordt te weinig benut. Vierde publieksmoment Cultuurforum 2020 – Buda Kortrijk – maandag 27 mei 2013
2.5.2. Positioneringsoefening Decreet Lokaal Cultuurbeleid 1.
lokale inbedding
2.
samenwerking
3.
gerichtheid op kansengroepen
4.
cross‐sectoraal
5.
beleving
6.
Joker: participatie
Participatiedecreet 1.
kansengroepen
2.
cross‐sectoraal
3.
lokale inbedding versus landelijke spreiding (spanningverhouding ertussen)
4.
innovatie
5.
persoonsvorming versus gemeenschapsvorming (spanningverhouding ertussen)
3. Confrontatie met de bevindingen van de commissie 4. Vervolgtraject Commissie Groeien in Cultuur 5. Voorstelling cultuurkuur.be (Julie Meiresonne, Cultuurnet)
Vierde publieksmoment Cultuurforum 2020 – Buda Kortrijk – maandag 27 mei 2013