Januari, 2013
“Een kwalitatieve studie naar de wensen en behoeften van verschillende opleidingen van het IPS over de invulling van een eHealth omgeving binnen het praktijkhuis.” Senior onderzoeker Junior onderzoekers
Dr. Brunnekreef, J. Broersen, P. • Dieten, J.H.C. van • Hülkenberg, T. (2013)
Abstract Introduction: The Department of Paramedical Studies (IPS) of the HAN University of Applied Sciences started a practical learning center (“The Praktijkhuis”). This learning center, that was started in the summer of 2012, facilitates the interaction between students, teachers and professionals in the working field. This learning center is based upon 3 pillars, one of them is ICT and healthcare technology. For this pillar further development is needed. The purpose of this study is to clarify the wishes and needs of the different Paramedical studies of IPS concerning an eHealth environment inside this practical learning center. Methods: This study took place among the stakeholders of the Praktijkhuis and the teachers of the different Departments. The data was collected by literature, a consensus meeting and a survey among teachers. Seven participants took part in the consensus meeting and the online survey was send to all the teachers of IPS (n = 188). Results: The most important eHealth interventions were clarified by literature. The consensus meeting resulted in a top seven of most important eHealth interventions for the Praktijkhuis of IPS. All participants voted Face Talk as the most important eHealth intervention for the Praktijkhuis. Other interventions were anamnesis and treatment of real patients and online coaching, online questionnaires to evaluate treatment and other already existing eHealth interventions. The survey indicated that teachers find the elements within the clusters e-therapy, esupport and e-information as most important items for eHealth. The cluster e-diagnosis was found to be less important. Discussion/ Conclusion: FaceTalk is considered an important form of eHealth for the Praktijkhuis of the IPS. The FaceTalk program facilitates the interaction between students, teachers and the professionals in the field. However, further research is needed to further develop the full potentials of FaceTalk for the Praktijkhuis. In addition, teachers and professionals indicate that FaceTalk cannot replace the real face-to-face contact with the patient. The outcomes of this study also suggest an important role for e-therapy, e-support and e-information as part of the eHealth environment. Examples of these eHealth elements could be online health information, online exercises and an electronic patient record.
Introductie
Het gebruik van informatie- en communicatietechnologie als ondersteuning van de gezondheidszorg is niet nieuw, in het jaar 1900 werd voor het eerst met behulp van de radio vanaf het vaste land door artsen instructies gegeven aan de bemanning van zeeschepen. Daarnaast begonnen artsen al in de jaren twintig en dertig van de vorige eeuw de telefoon steeds vaker te gebruiken om elkaar te consulteren bij moeilijke medische problemen. In 1959 werd dan ook in de Verenigde Staten een project opgestart genaamd telemedicine, dat plaatsvond aan de Universiteit van Nebraska. Bij deze telemedicine werden resultaten van neurologisch onder-
zoek verspreid over de campus onder studenten. Daarnaast verzorgde deze Universiteit in 1964 het eerste interactieve videocontact met een psychiatrisch ziekenhuis, de afstand bedroeg 112 mijl. Als gevolg van het werk bij de NASA maakte de telemedicine een nog grotere ontwikkeling door, waarbij de fysiologische functies van astronauten die in de ruimte verbleven op aarde op de monitor gevolgd werden (NPCF, 2008). De huidige tijd is een tijd vol met nieuwe ontwikkelingen en technologieën, waarin alles steeds meer wordt gedigitaliseerd. Dit fenomeen zie je overal om 1
Hogeschool van Arnhem en Nijmegen
Januari, 2013 ons heen terugkomen en dus ook in de gezondheidszorg. Sinds de komst van internet in 1996 heeft de toepassing van informatie- en communicatietechnologie dat ten dienste staat van de gezondheidszorg een enorme vlucht genomen. Deze toepassing wordt ook wel eHealth genoemd. Met eHealth wordt bedoeld het gebruik van informatie- en communicatietechnologieën, onder andere internettechnologie, gericht op de patiënt in het primaire zorgproces, met als doel het verbeteren van de individuele gezondheid en de gezondheidszorg in het algemeen (Krijgsman, J. 2012 & KNMG, 2011). De sterke behoefte van patiënten aan zelfmanagement leidt er toe dat patiënten steeds meer informatie over hun aandoening opzoeken. Meer dan 70% van alle patiënten googled eerst zijn/haar klacht voordat hij of zij een dokter raadpleegt (KNMG, 2011). De zorgsector kan niet anders dan hier in mee gaan om tegemoet te komen aan deze nieuwe ontwikkelingen en de behoeften van de patiënt. Daarnaast zullen naar verwachting door de vergrijzing de komende jaren de kosten in de zorg stijgen. Ook ontstaat er een capaciteitsprobleem dat wordt veroorzaakt door de toenemende vergrijzing van 2,5 miljoen 65-plussers in 2010 naar 4,6 miljoen 65plussers in 2040 (Duin & Garssen, 2010) en een veranderde leefstijl (verkeerd voedingspatroon en weinig beweging). Door verbeterde diagnostischeen behandelmogelijkheden kan men langer leven met één of meer chronische ziekten. De vergrijzing zorgt ervoor dat het absolute aantal werkende in de zorg gelijk blijft, terwijl er in 2025 behoefte is aan 470.000 extra arbeidskrachten in de zorg (Zorginno-
nieuw gebied en er wordt aanbevolen om meer studies met objectieve metingen te doen om de naleving te beoordelen (Linn, A.J. et.al., 2011). Door middel van eHealth is er vaker contact mogelijk met de hulpverlener. Zo zou er bijvoorbeeld asynchroon contact kunnen worden gelegd door middel van email. Dit zijn voordelen die bijdragen aan de effectiviteit van de behandeling. Ook zorgt eHealth ervoor dat patiënten gemakkelijker in contact kunnen komen met lotgenoten. Hierdoor kunnen ze makkelijker ervaringen uitwisselen over hun aandoening. Dit kan variëren van hoe te leven met de klachten tot welke zorgverlener iemand het beste kan benaderen met zijn klachten. Uit een review (Eland-kok de, P. et al.,2011). waarbij is gekeken naar chronisch zieke patiënten en hun ziekte uitkomsten, blijkt dat bij het inzetten van alleen eHealth toepassingen of eHealth toepassingen samen met de normale behandeling in vergelijking met alleen normale zorg er een kleine verbetering waarneembaar is in de totale ziekte uitkomsten. Een meta-analyse uit 2012 van artikelen die door op internet gebaseerde therapie fysieke activiteit willen verbeteren laat zien dat er een klein maar wel significant bewijs is dat op internet gebaseerde therapie helpt om fysieke activiteit te verbeteren. Ook op de lange termijn zijn er significante verbeteringen op fysieke activiteit waarneembaar (Davies, C. A. 2012). Een andere manier en coördinatie van de zorg is nodig (meer opbrengst met minder inzet van arbeidskrachten). eHealth biedt kansen voor meer efficiëntie en effectiviteit in de gezondheidszorg en is daarom belangrijk voor de ontwikkeling van duurzame zorg.
vatieplatform, 2009).
De huidige economische situatie vraagt ook om ingrijpende maatregelen binnen de gezondheidszorg met een zelfde of kleiner budget moet een groter aantal patiënten worden behandeld. In het regeerakkoord van 2012 zijn er afspraken gemaakt om voor €6 miljard per jaar te bezuinigen op de zorg. Hierdoor is er minder budget beschikbaar voor een grotere groep patiënten. De zorgkosten zijn tussen 2007 en 2011 met ruim €800 per hoofd van de bevolking gestegen (Centraal bureau voor de statistiek, 2012). De verwachting is dat dit de komende jaren nog sterk zal stijgen. Er is een review geschreven van onderzoeken naar de effecten van eHealth interventies op medicatie therapietrouw bij chronisch zieke patiënten, die over een lange termijn medicatie slikken. Er is bewijs gevonden dat eHealth interventies de therapietrouw kunnen verbeteren. Het blijft echter een relatief
Sinds de zomer van 2012 is er binnen het instituut paramedische studies (IPS) van de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen (HAN) een start gemaakt met het praktijkhuis. Het praktijkhuis is op drie pijlers gericht te weten: Community of learning, simulatie en casuïstiek en ICT en zorgtechnologie. Deze laatste pijler moet nog ontwikkeld worden. Op dit moment is er op het gebied van ICT, buiten de digitale leeromgeving om, nog niets ontwikkeld binnen het praktijkhuis. In de toekomst zal het gebruik van verschillende technologische en ICT toepassingen sterk toenemen. Om studenten op deze toekomst voor te bereiden willen de ontwikkelaars van het praktijkhuis dat er eHealth toepassingen worden geïntegreerd. Zo leren studenten omgaan met de nieuwste ontwikkelingen en worden ze voorbereid op hun toekomst in het werkveld (HAN, z.d). 2
Hogeschool van Arnhem en Nijmegen
Januari, 2013
Methode
Deze kwalitatieve studie heeft zich gericht op de wensen en behoeften van de vijf opleidingen binnen het IPS over de invulling van een eHealth omgeving in het praktijkhuis. Het gaat om de opleiding fysiotherapie, ergotherapie, logopedie, mondzorgkunde en voeding en diëtetiek. De dataverzameling heeft plaatsgevonden middels literatuuronderzoek, een consensusbijeenkomst en een enquête. Literatuurstudie Er is gestart met een literatuurstudie naar het begrip eHealth, de bestaande eHealth interventies en de effectiviteit van eHealth. Er is breed gezocht in diverse bronnen om het beeld van eHealth en de mogelijkheden hiervan te vergroten. Ook zijn er verschillende educatieve bijeenkomsten en symposia bezocht omtrent het onderwerp eHealth om extra achtergrond informatie in te winnen. De whitepaper “Ordening in de wereld van eHealth” van Johan Krijgsman en Gé Klein Wolterink (2012) is als voorbeeld gebruikt om de bestaande eHealth interventies te ordenen. Consensusbijeenkomst Door middel van een consensusbijeenkomst zijn de wensen en behoeften omtrent eHealth van de verschillende opleidingen binnen het IPS in kaart gebracht. Inleidend op de bijeenkomst is een presentatie gegeven door een van de junior onderzoekers om de deelnemers bekend te maken met het onderwerp. De whitepaper van Johan Krijgsman en Gé Klein Wolterink (2012) is als uitgangspunt gebruikt voor deze presentatie. Er is onderzoek gedaan naar een manier om de consensusbijeenkomst gestructureerd te laten verlopen. Er is gekozen voor de Nominal Group Technique. De Nominal Group Technique stimuleert een gestructureerde bijeenkomst waarin kwalitatieve informatie wordt verkregen van de doelgroep die het dichtst bij het te bespreken probleem staat (Ven et al., 1972). Deze techniek bestaat uit acht fasen. De invulling van enkele fasen wijkt af van de oorspronkelijke methode: 1. Opening statement : Beschrijving van de bijeenkomst, het doel van de bijeenkomst en de vraagstelling. 2. The silent generation of ideas: ideeën noteren op post-its naar aanleiding van de vraagstelling. In deze fase wordt nog niet gediscussieerd.
3. Round Robin: het delen van de ideeën. Elke deelnemer mag de post-its met ideeën op het bord plakken en kort toelichten. 4. Clarification of ideas: In deze fase gaan de deelnemers elkaar vragen stellen over de gepresenteerde ideeën. 5. Voting and ranking: stemmen op ideeën. Er wordt een lijst gemaakt van alle ideeën. Vervolgens mag elke deelnemer de vijf meest belangrijke ideeën uit deze lijst aangeven met een sticker. 6. Discussion of vote: bespreken en discussiëren over de uitslag van de stemming. De deelnemers krijgen de kans hun stemming toe te lichten. 7. Re-ranking: In deze fase krijgen de deelnemers de kans hun stemming te wijzigen. 8. Conclusion: De deelnemers krijgen kort informatie over wat er gedaan wordt met de verzamelde data. Vervolgens worden ze bedankt en daarmee is de bijeenkomst afgesloten. De senior onderzoeker heeft contact gehad met de curriculum voorzitter van elke opleiding en het lectoraat Arbeid & Gezondheid van de HAN. Op deze wijze is er geïnventariseerd welke personen een belangrijke bijdrage zouden kunnen leveren tijdens de bijeenkomst. Daarop is een uitnodiging verstuurd naar de betreffende personen. Aanwezig tijdens de consensusbijeenkomst waren: een docent fysiotherapie, een docent ergotherapie, een docent logopedie en een docent voeding en diëtetiek , een lector van het lectoraat Arbeid & Gezondheid, de coördinator van het praktijkhuis, een projectcoördinator, een senior onderzoeker en drie junior onderzoekers. De lector bij het lectoraat Arbeid & Gezondheid was zowel voorzitter als deelnemer tijdens de bijeenkomst. Van de opleiding mondzorgkunde was geen afgevaardigde aanwezig. De drie junior onderzoekers hebben inhoudelijk niet mee gediscussieerd tijdens de bijeenkomst. Tabel 1. Populatiegroep consensusbijeenkomst
Categorie Man/Vrouw Leeftijd Jaren werkervaring HAN Bekend met eHealth
Mean 2/5 45 jaar 4,5 jaar Redelijk bekend
De dataverwerking van de consensusbijeenkomst is kwalitatief verlopen aan de hand van de uitkomsten van de Nominal Group Technique en de gemaakte 3
Hogeschool van Arnhem en Nijmegen
Januari, 2013 video-opname. De resultaten zijn verwerkt in tabellen en daarbij is er gekeken naar de gezamenlijke resultaten. Daarnaast is er gekeken waar de opleidingen onafhankelijk van elkaar op gestemd hebben tijdens de voting en ranking fase. Dit waren vijf interventies en deze zijn random in een tabel geplaatst. Naar aanleiding van het literatuuronderzoek en de resultaten van de consensusbijeenkomst is een selectie gemaakt welke eHealth interventies het meest geschikt zijn voor het praktijkhuis. Enquête Deze selectie van eHealth interventies is verwerkt tot een enquête gemaakt in Thesistools. De enquête bestaat uit een overzicht met 13 geselecteerde eHealth interventies waar de deelnemers wordt gevraagd in hoeverre zij het van toepassing vinden voor hun opleiding. Daarnaast bevat de enquête een 17-tal stellingen waarop men middels een vijfpuntschaal kon aangeven in hoeverre men het eens was met de stelling. De enquête is verstuurd naar alle docenten (n=188) van de opleiding fysiotherapie, ergotherapie, logopedie, voeding en diëtetiek en mondzorgkunde. Op deze manier worden de resultaten van de consensusbijeenkomst getoetst bij de overige docenten waardoor er op grotere schaal informatie wordt verkregen. Tabel 2: Overzicht met bestaande eHealth toepassingen, passend bij het praktijkhuis van IPS.
Statistische analyse De resultaten van de enquête zijn verwerkt in SPSS. Met behulp van een clusteranalyse in SPSS is er gekeken of er een onderlinge samenhang is tussen de uitkomsten van het stemgedrag op de dertien elementen. Hieruit is gebleken dat er vier allesomvattende clusters zijn waar de elementen in onder te brengen zijn. Op deze manier is gekeken naar de onderlinge consistentie van het stemgedrag van de participanten op de elementen. De 17 stellingen zijn geordend in drie categorieën: mee eens, neutraal en mee oneens. Er is zowel algemeen als per opleiding gekeken naar de uitkomsten van de enquête en deze zijn verwerkt in boxplots en kruistabellen.
Resultaten
De literatuurstudie heeft inzicht gegeven in de achtergrond en effectiviteit van eHealth, de bestaande eHealth interventies en reeds geïmplementeerde voorbeelden hiervan. Waardevolle bronnen voor dit onderzoek zijn onder andere het boek “E-health in de praktijk” van Timmer, S. (2011) en de whitepaper “Ordening in de wereld van eHealth” van Johan Krijgsman en Gé Klein Wolterink (2012). De selectie van bestaande eHealth interventies met praktijkvoorbeelden, die zouden kunnen passen bij het praktijkhuis, staan hieronder in tabel 2 weergeven:
\
4
Hogeschool van Arnhem en Nijmegen
Januari, 2013 Uitkomsten consensusbijeenkomst De resultaten van de consensusbijeenkomst zijn verwerkt en staan hieronder in een tabel weergeven. Daarnaast zijn de resultaten van de opleidingen onderling apart in een tabel geplaatst, zodat gezien kan worden waar de opleidingen onafhankelijk van elkaar op gestemd hebben. Tabel 3: Onderstaand tabel geeft weer wat de gezamenlijke top zeven is van de studies fysiotherapie, ergotherapie, logopedie en voeding en diëtetiek
1 2 3
4 5 6
7
FaceTalk (n=7) Anamnese en behandeling bij echte patiënten (n=5) Coaches (n=4) Online vragenlijsten (n=4) Bestaande eHealth toepassingen (n=4) Preventie (n=3) Digitaal discussiebord (n=2) Databank protocollen (n=2) EPD en filmpjes (n=1) Intercollegiaal overleg/ MDO (n=1) Info over bepaalde aandoeningen (n=1) Healthcheck (n=0) Klinisch redeneren en decision support system (n=0)
Tabel 7: Voeding en diëtetiek
FaceTalk Coaches Bestaande eHealth toepassingen Anamnese en behandeling bij echte patiënten Preventie *De gekozen vijf interventies per opleiding zijn niet opgesteld op volgorde van meest belangrijke maar zijn random in de tabel geplaatst
Uitkomsten enquête De enquête is verstuurd naar 188 respondenten waarvan 43 respondenten de enquête hebben ingevuld en 33 respondenten hebben de enquête volledig ingevuld. Van de opleiding mondzorgkunde heeft geen enkele docent de enquête ingevuld. De dataverwerking van de enquête staat hieronder beschreven. Tabel 8. In deze tabel is te zien hoe de groep respondenten is verdeeld. Bij geslacht, opleiding en ervaring met eHealth gaat het om absolute aantallen, bij leeftijd en aantal jaren werkzaam op de HAN gaat het om een gemiddeld aantal jaren.
Gegevens respondenten Geslacht:
Tabel 4: Fysiotherapie
FaceTalk Anamnese en behandeling bij echte patiënten Databank protocollen, richtlijnen en oefeningen Online vragenlijsten Info over bepaalde aandoeningen
Opleiding:
Tabel 5: Ergotherapie
FaceTalk Coaches Bestaande eHealth toepassingen Online vragenlijsten Intercollegiaal overleg/MDO
Ervaring met eHealth:
Tabel 6: Logopedie
FaceTalk Digitaal discussiebord Bestaande eHealth toepassingen Anamnese en behandeling bij echte patiënten Preventie
n=33
Man
9
Vrouw
24
Fysiotherapie
12
Ergotherapie
5
Voeding en Diëtetiek
9
Logopedie
7
Mondzorgkunde
0
Ja
13
Nee
20
Leeftijd:
Mean
40,5
Aantal jaren werkzaam HAN
Mean
6,1
5
Hogeschool van Arnhem en Nijmegen
Januari, 2013 Toepassing van verschillende eHealth elementen in het praktijkhuis Doormiddel van een clusteranalyse zijn de 13 verschillende elementen van eHealth teruggebracht tot vier clusters. Hieronder staan ze beschreven (tabel 9). De elementen binnen deze clusters hebben een samenhang en daarom heeft elke cluster een overkoepelde naam gekregen: e-therapie, e-diagnose, e-ondersteuning en e-informatie. Zie bijlage 4 voor de boxplot met de dertien elementen.
als vorm van eHealth blijkt dat de vier opleidingen scoren tussen mee eens en neutraal (zie figuur 2). Uit de resultaten van e-ondersteuning blijkt dat de meerderheid van de opleidingen van mening is dat e-ondersteuning een toepassing kan zijn in het praktijkhuis (zie figuur 3). Bij de toepassing van einformatie in het praktijkhuis blijkt dat de opleidingen het eens tot volledig eens zijn over de toepassing van e-informatie als vorm van eHealth aan hun cliënten (zie figuur 4).
Tabel 9: Overzicht van de vier clusters.
Figuur 1.
E-therapie
Vragenlijsten E-coaching E-therapie Online oefeningen Online oefeningen E-evaluatie
E-diagnose
Online screening Online anamnese Online onderzoek Healthcheck Figuur 2.
E-ondersteuning Forum EPD Personal health record E-informatie
Online gezondheidsinformatie
Mening over verschillende toepassingsvormen van eHealth Voor wat betreft de toepassingsvorm van e-therapie als vorm van eHealth blijkt dat de vier opleidingen het er mee eens zijn dat e-therapie een toepassing kan zijn in het praktijkhuis van het IPS (zie figuur 1). Voor wat betreft de toepassingvorm van e-diagnose 6
Hogeschool van Arnhem en Nijmegen
Januari, 2013 Figuur 3.
Uitkomsten 17-stellingen over eHealth De uitkomsten van de stellingen zijn per categorie samengevoegd. Dit betekent dat alle stellingen waar de meerderheid het `mee eens` was zijn samengevoegd, de meerderheid `neutraal` scoorde zijn samengevoegd en `mee oneens’ waren zijn samengevoegd. De stellingen die onder de categorie `mee eens` vallen zijn in figuur 5 samengevoegd. Dit betreft de stellingen over het beschikbaar stellen van betrouwbare gezondheidsinformatie (stelling-1), het online oefeningen aanbieden aan cliënten (stelling9), het online inzien van behandelresultaten door cliënten (stelling-11), het online lotgenoten contact (stelling-15) en het leren omgaan met het EPD door studenten (stelling-16).
Figuur 4.
Figuur 4.
De stellingen die onder de categorie `neutraal` vallen zijn in figuur 6 weergeven. Hierbij is opvallend dat er een redelijk grote spreiding ligt tussen helemaal mee eens en helemaal mee oneens. Bij drie van de zeven stellingen ligt de meridiaan op neutraal. Het meest aantal meningen ligt tussen `mee eens` en `mee oneens (zie figuur 7). Dit betreft de stellingen over het zelfstandig online invullen van vragenlijsten door patiënten (stelling-5), de online health check (stelling-6), het online coachen via bijv. FaceTalk (stelling-7), het zelfstandig uitvoeren van online oefeningen (stelling-10), de behandelingen online evalueren via bijv. FaceTalk of een online enquête (stelling-12), gebruik maken van social media (stelling-13) en een personal health record (stelling-17) Bij de stellingen die onder de categorie `mee oneens` vallen in figuur 7 zijn er enkele uitschieters naar `mee eens’. Van de vijf stellingen liggen vier stellingen op de meridiaan `mee oneens’. Opvallend is dat deze stellingen gericht zijn op het volledig vervangen van de fysieke behandeling door online toepassingen. Dit betreft de stellingen over het volledig vervangen van de face to face screening door online screening (stelling-2), het fysieke face to face anamnese volledig vervangen door online anamnese (stelling-3), het volledig vervangen van het "hands on" onderzoek door online onderzoek (stelling-4), het volledig vervangen van het fysieke face to face behandeling door online behandeling (stelling-8) en het fysieke contact (face to face) vervangen door videocommunicatie (bijv. FaceTalk) 7
Hogeschool van Arnhem en Nijmegen
Januari, 2013 Figuur 5. Mee eens
Figuur 6. Neutraal
8
Hogeschool van Arnhem en Nijmegen
Januari, 2013
Figuur 7. Mee oneens
Discussie Belangrijkste bevindingen Dit onderzoek heeft zich gericht op het in kaart brengen van de wensen en behoeften van de docenten van het IPS omtrent een eHealth omgeving in het praktijkhuis. Uit dit onderzoek kunnen de volgende conclusies worden getrokken: Uit de consensusbijeenkomst is naar voren gekomen dat docenten het belangrijk vinden dat studenten een anamnese kunnen houden en/of een onderzoek en behandeling kunnen uitvoeren bij echte patiënten. Daarnaast vinden ze het belangrijk om hun studenten online te kunnen coachen. Het middel FaceTalk is passend bij deze wensen en staat dan ook op nummer één van de elementen die men geïntegreerd wil zien binnen het praktijkhuis. Er is toestemming gegeven om FaceTalk aan te schaffen en dit is inmiddels gebeurd. Hoe FaceTalk geïntegreerd en ingezet zal worden binnen het praktijkhuis moet nog nader bekeken worden. De mogelijkheid
is geopperd om een samenwerking aan te gaan met het Zorghotel en Thermion. Uit de resultaten van de enquête is gebleken dat men de elementen e-therapie, e-diagnose, eondersteuning en e-informatie in meer of mindere mate terug wil zien in de eHealth omgeving. Er kan geconcludeerd worden dat de vier opleidingen het er mee eens zijn dat e-therapie en e-ondersteuning deel gaan uitmaken van het praktijkhuis. Men vindt deze elementen belangrijk om in een eHealth omgeving op te nemen. Voor wat betreft e-diagnose is dit minder duidelijk en lijkt men een minder sterke behoefte te hebben aan dit element. Men is daarentegen bij het element e-informatie van mening dat dit zeker moet worden opgenomen in de eHealth omgeving. Wat betreft de stellingen is er vrij divers gestemd. Met sommige stellingen zijn de docenten het heel duidelijk eens, bij anderen hebben ze geen duidelijke mening en met sommige stellingen zijn ze het 9
Hogeschool van Arnhem en Nijmegen
Januari, 2013 duidelijk oneens. De stellingen waar ze het mee eens zijn hebben betrekking op online gezondheidsinformatie, online oefeningen, een forum voor lotgenotencontact en het inzichtelijk maken van behandelresultaten middels een EPD. Al deze stellingen hebben betrekking op het aanvullen van een faceto-face behandeling met eHealth. De stellingen waar men een neutrale mening over heeft hebben betrekking op klinimetrie, zelfdiagnose/behandeling, e-communicatie, evaluatie en een Personal health Record. Bij de stellingen waar men het mee oneens is valt op dat al deze stellingen betrekking hebben op het volledig vervangen van het face-to-face contact met de behandelaar door eHealth toepassingen. Zoals verwacht geven veel docenten hier niet de voorkeur aan omdat het in de zorg draait om persoonlijke aandacht en je een zorgverlener niet kunt vervangen. De verkregen informatie uit dit onderzoek zal bijdragen aan het creëren van een eHealth omgeving in het praktijkhuis op de HAN. De uitkomsten geven een kader waarmee een bouwer straks aan de slag kan gaan. De belangrijkste bevinding van dit onderzoek is FaceTalk en het feit dat dit programma al is aangeschaft en zal worden geïntegreerd op relatief korte termijn. Echter is er vervolg onderzoek nodig om te kijken hoe de eHealth omgeving er precies uit moet gaan zien en hoe deze geïntegreerd zal worden binnen het praktijkhuis. Zwakke punten Voor de literatuurstudie is gebruik gemaakt van Google om informatie te verzamelen over bestaande eHealth toepassingen. Enkele sites kunnen mogelijk minder betrouwbaarder zijn. De Nominal Group Technique is niet volgens de officiële methode uitgevoerd. Ze kregen vijf stickers in plaats van tien stikkers om aan te geven welke ideeën ze het meest belangrijk vonden. Dit kan mogelijk andere resultaten opleveren, waardoor de betrouwbaarheid af kan nemen. Van de opleiding fysiotherapie was de docent verlaat en heeft Dr. Brunnekreef de rol op zich genomen. Dr. Brunnekreef heeft aan het begin van de bijeenkomst zijn ideeën naar voren gebracht. Later toen de andere docent aanwezig was hebben ze gezamenlijk hun stem uitgebracht. Daarnaast zijn studenten niet betrokken bij het onderzoek. Hierdoor kan niet in kaart worden gebracht hoe deze doelgroep tegen eHealth aankijkt en wat zij ervan vinden. De rolverdeling patiënt-therapeut is nog niet concreet en daarom is het onduidelijk hoe dat in de eHealth omgeving vorm zal krijgen. Het is
de vraag of dit zal gebeuren op de manier dat twee studenten een rol op zich nemen als patiënt en therapeut en dit daarna bijvoorbeeld omwisselen. Het zal nader onderzocht moeten worden wat hiervoor de meest effectieve manier is. Sterke punten . Er is gebruikt gemaakt van pubmed, cochrane en anderen wetenschappelijke bronnen om betrouwbare informatie te vergaren over de effecten van eHealth. Doordat er gebruik is gemaakt van de Nominal Group Technique was de bijeenkomst gestructureerd waardoor alle respondenten de kans kregen om hun mening te uiten. De betrouwbaarheid van het onderzoek is daarmee vergroot. De uitkomsten van de consensusbijeenkomst waren gemakkelijk te verwerken. Dit komt omdat er gebruik is gemaakt van de Nominal Group Technique en omdat de consensusbijeenkomst op camera is vastgelegd. Tevens waren alle ideeën en meningen opgeschreven en zijn ze tijdens de bijeenkomst gestructureerd. Om alle meningen van de docenten van het IPS te verkrijgen is er een enquête verstuurd. Dit maakt het onderzoek betrouwbaarder doordat er van een grotere groep mensen meningen werden verkregen. De respondenten konden een keuze maken uit 5 antwoorden. Zodoende is er een duidelijk afbakening gemaakt tussen de antwoorden waar ze uit konden kiezen en konden de gegevens gemakkelijk verwerkt worden. De 13 eHealth elementen omvatten alle elementen die uit de consensusbijeenkomst naar voren kwamen. Daarnaast zijn er 17 stellingen dusdanig stellig opgesteld dat er duidelijke meningen naar voren kwamen. Vervolg onderzoek Dit onderzoek geeft een advies over de wensen en de behoeften van het IPS over een eHealth omgeving binnen het praktijkhuis. Tot nu toe zal alleen FaceTalk geïntegreerd worden en hier zullen de opleidingen vast mee gaan werken. Om duidelijkheid te kunnen scheppen over hoe de rolverdeling op een meest efficiënte wijze zal werken zal nader onderzoek nodig zijn. De overige adviezen zullen nog gerealiseerd moeten worden om een volledige eHealth omgeving te kunnen creëren voor het IPS.
Conclusie
Naar aanleiding van dit onderzoek kan geconcludeerd worden dat FaceTalk de belangrijkste bevinding is van dit onderzoek en dat dit programma geïntegreerd zal worden binnen het praktijkhuis. In de toekomst is echter nader onderzoek nodig op 10
Hogeschool van Arnhem en Nijmegen
Januari, 2013 welke manier FaceTalk allemaal ingezet kan worden. Daarnaast komt uit het onderzoek naar voren dat de eHealth omgeving van het praktijkhuis van IPS de clusters e-therapie, e-ondersteuning en einformatie moet bevatten. Binnen deze clusters vallen verschillende onderdelen zoals online gezondheidsinformatie, online oefeningen en een EPD. Als laatste zijn de docenten van IPS van mening dat eHealth als ondersteuning kan dienen van de reguliere face-to-face behandeling maar deze niet kan vervangen.
Aanbevelingen
Naar aanleiding van dit onderzoek wordt geadviseerd om het programma FaceTalk in te zetten binnen het praktijkhuis. Hiermee kunnen studenten via een webcam contact krijgen met bijvoorbeeld een patiënt in het ziekenhuis en meekijken tijdens een behandeling. Zo kunnen studenten op een snelle en efficiënte wijze allerlei aspecten leren van het werkveld en echte patiënten en kan er daarna met een groep studenten gediscussieerd worden. De elementen die vallen binnen het cluster etherapie worden aanbevolen voor de eHealth omgeving. Hieronder vallen online vragenlijsten en online evaluatie formulieren die kunnen zorgen voor tijdbesparing. Online oefeningen kunnen worden ingezet zodat patiënten thuis nog kunnen zien welke oefeningen ze hebben gekregen van de behandelaar. E-coaching wordt aanbevolen zodat docenten online direct contact kunnen zoeken met studenten. Dit zorgt voor snel en direct contact wat tijdbesparend werkt maar ook als het moeilijk is om een afspraak te maken. Daarnaast wordt het cluster e-informatie, wat online gezondheidsinformatie bevat, aanbevolen als onderdeel van de eHealth omgeving. Dit kan zinvol zijn voor studenten maar ook voor patiënten die in de toekomst naar de HAN komen. Er zou online informatie over verschillende aandoeningen kunnen worden aangeboden en bijbehorende oefeningen. Tot slot worden de elementen van het cluster eondersteuning aanbevolen voor de eHealth omgeving. Via een EPD kan op een snelle manier informatie worden verwerkt over een patiënt wat op een betrouwbare en veilige manier wordt beheerd in de computer. Een personal health record zou voor patiënten zelf een middel kunnen zijn om hun gezondheidsinformatie online te beheren. Of dit voor de HAN echter een concrete toepassing zal kunnen zijn moet verder onderzocht worden. Via een forum zouden ze contact kunnen hebben met lotgenoten
om hun ervaringen te delen en ziekte inzicht te vergroten.
Referenties
1. Centraal bureau voor de statistiek. (2012, mei 16). Zorgrekeningen; uitgaven (in lopende en constante prijzen) en financiering. Geraadpleegd op 26 november 2012, http://statline.cbs.nl/StatWeb/publication/? VW=T&DM=SLNL&PA=71914NED&D1=023,37-45&D2=9-l&HD=1012100925&HDR=G1&STB=T 2. Davies, C. A. (2012). Meta-analysis of internet-delivered interventions. International Journal of Behavioral Nutrition and Physical Activity, 9:52. 3. Duin, C. van. & Garssen, J. (2010). Bevolkingsprognose 2010–2060: sterkere vergrijzing, langere levensduur. Bevolkingstrends, 1e kwartaal 2011, 16-23. 4. Eland-kok de, P. et al., (2011). A systematic review of the effects of e-health on chronically ill patients. Journal of Clinical Nursing, 20, 2997–3010 2997doi: 10.1111/j.1365-2702.2011.03743.x 5. HAN (z.d). Praktijkhuis. Geraadpleegd op 24 september 2012, http://blog.han.nl/praktijkhuis/praktijkhuis/ 6. Inzicht in e-health (2002). Geraadpleegd op 17 september 2012, http://rvz.net/uploads/docs/Achtergrondstu die_-_E-health_in_zicht.pdf 7. KNMG, NVEH, eHealthNu (2011). E-health in beeld. p. 50 8. Krijgsman, J. & Klein Wolterink, G. (2012). Whitepaper Ordening in de wereld van eHealth. p. 2, 4 9. Linn, A.J. et.al., (2011). Effects of eHealth Interventions on Medication Adherence: A Systematic Review of the Literature. J Med Internet Res. 2011 Oct-Dec; 13(4): e103. 10. NPCF (2008). Toekomst en betekenis van e-health voor de zorgconsument. Geraadpleegd op 17 september 2012, http://nl.scribd.com/doc/13703118/Gezond heid-20-Toekomst-en-betekenis-vanehealth-voor-de-zorgconsument-NPCFvisiedocument11. Timmer, S. (2011). E-health in de praktijk. Bohn Stafleu van Loghum. Houten, p. 1416, 19-21, 24-25, 75-79 12. Ven, A.H. van de & Delbecq, A.L. The Nominal Group as a Research 11
Hogeschool van Arnhem en Nijmegen
Januari, 2013 Instrument for Exploratory Health Studies. Exploratory Health Studies. Am J Public Health. 1972 March; 62(3): 337–342. 13. Vocht, A. de. (2012) Basishandboek spss 20: IBM SPSS Statistics. 1e druk Bijleveld Press., Utrecht, p 20, 137-150 14. Zorginnovatieplatform (2009). Zorg voor mensen, mensen voor de zorg. Rotterdam.
12
Hogeschool van Arnhem en Nijmegen