Sector-CAO Kabel & Telecom 2007 – 2008 Collectieve arbeidsovereenkomst voor de Kabel- & Telecombedrijven Deze CAO loopt van 1 april 2007 tot en met 31 maart 2008
SECTOR-CAO KABEL & TELECOM
1
1 april 2007
Sector-CAO Kabel & Telecom
Inhoud
Hoofdstuk
blz.
I.
Algemene bepalingen
3
II. De arbeidsovereenkomst
8
III. Arbeidsduur en werktijd
10
IV. Beloning en vergoedingen
12
V.
Vakantie en verlof
18
VI.
Opleiding en Leeftijdsbewust personeelsbeleid
21
VII.
Overige bepalingen
22
Bijlagen A
Overzicht aangesloten bedrijven
24
B
Functieraster en salarisstructuur
25
C
Arbeids- en rusttijden
28
D
Protocol
29
E
Voorbeeld merit matrix
31
F
Trefwoordenregister
32
SECTOR-CAO KABEL & TELECOM
2
1 april 2007
De ondergetekenden, de Werkgeversvereniging WENb, gevestigd te Arnhem of haar eventuele rechtsopvolger, partij ter ene zijde, en ABVAKABO FNV, gevestigd te Zoetermeer CNV Publieke Zaak, gevestigd te Den Haag VMHP-N, gevestigd te Arnhem of hun eventuele rechtsopvolgers elk als partij ter andere zijde, verklaren met inachtneming van de bepalingen in de raam-cao voor de Energie- en Nutsbedrijven de volgende collectieve arbeidsovereenkomst te zijn aangegaan.
SECTOR-CAO KABEL & TELECOM
3
1 april 2007
Hoofdstuk I
Algemene bepalingen
Artikel I.1.
Geldigheidsduur
1.
Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 april 2007. Zij wordt aangegaan voor een tijdvak van 12 maanden en eindigt derhalve op 31 maart 2008.
2.
Behoudens opzegging door een der partijen wordt deze overeenkomst geacht telkens met één jaar te zijn verlengd. Opzegging dient tenminste drie maanden voor de afloopdatum te geschieden bij aangetekend schrijven aan de andere partij(en).
3.
Indien deze overeenkomst is opgezegd, doch de onderhandelingen omtrent een nieuwe overeenkomst nog niet zijn afgesloten, worden voor de tijd van de daarna nog voortdurende onderhandelingen de bepalingen van de opgezegde overeenkomst toegepast.
4.
Bij opzegging door een of meer partijen ter andere zijde eindigt deze overeenkomst uitsluitend voor die partij(en).
Artikel I.2.
Wijziging
1.
Indien een van de partijen tijdens de duur van deze overeenkomst door bijzondere omstandigheden hetzij van sociale of economische aard wijziging van de overeenkomst noodzakelijk mocht oordelen, zal zij dat aan de andere partij onverwijld mededelen. Partijen zullen hierover onderhandelingen openen.
2.
Voorstellen tot wijziging of vernieuwing van deze overeenkomst worden bij aangetekend schrijven ter kennis gebracht van de andere partijen. Partijen zijn verplicht zo spoedig mogelijk, maar in ieder geval binnen één maand na indiening, in onderhandeling te treden over de eventuele ingediende voorstellen tot wijziging of vernieuwing van deze overeenkomst.
3.
In deze overeenkomst wordt vastgelegd welke bepalingen met terugwerkende kracht worden toegepast.
Artikel I.3.
Werkingssfeer
1.
Onder de werkingssfeer van deze overeenkomst valt de onderneming die activiteiten uitvoert die betrekking hebben op het commercieel ontwikkelen, beheren en exploiteren van communicatie netwerken en -systemen en/of het aanbieden van telecommunicatieen (multi) mediadiensten.
2.
In deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt verstaan onder werkgever elke onderneming aangesloten bij de WENb vermeld in bijlage A van deze overeenkomst en/of op de ondernemingen die zich gedurende de looptijd van deze CAO in overleg met de vakorganisaties aansluiten bij de WENb en die vallen onder de werkingssfeer als vermeld in lid 1.
SECTOR-CAO KABEL & TELECOM
4
1 april 2007
3.
In deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt verstaan onder werknemer alle personen in dienst van werkgever die zijn ingedeeld in een functie overeenkomstig een van de niveaus uit het functieraster zoals opgenomen in bijlage B van deze overeenkomst. Voor werknemers die zijn ingedeeld in de functieniveaus 11 en 12 is de sector-CAO van toepassing, met uitzondering van de artikelen III.2, III.3, III.4 alsmede IV.5, IV.6 en IV.7.
Artikel I.4.
Deeltijdarbeid
Rechten die voortvloeien uit deze overeenkomst worden voor werknemers met een deeltijdbetrekking naar rato berekend. Indien een werknemer in (tijdelijke) deeltijd wenst te gaan werken zal de werkgever een verzoek daartoe in de regel inwilligen tenzij het bedrijfsbelang zich daartegen verzet. Artikel I.5.
Gelijkstelling relatiepartner
Voor de toepassing van deze overeenkomst wordt met de echtgeno(o)t(e) gelijkgesteld de relatiepartner met wie de niet-gehuwde werknemer samenwoont en - met het oogmerk duurzaam samen te leven - een gemeenschappelijke huishouding voert, wat blijkt uit een schriftelijke verklaring. Artikel I.6.
Uitreiken CAO
De werknemer ontvangt van de werkgever kosteloos een exemplaar van deze overeenkomst en van de daarvan deel uitmakende bijlagen en ook van de daarop overeengekomen wijzigingen. Artikel I.7.
Reorganisaties
Indien als gevolg van reorganisatie wijziging zal optreden in de arbeidsvoorwaarden zoals in deze overeenkomst vastgelegd, treedt werkgever in overleg met de partij(en) ter andere zijde. Artikel I.8. a.
b. c.
Verplichtingen werknemer
De werknemer is gehouden de hem door of namens de werkgever opgedragen werkzaamheden zo goed mogelijk uit te voeren en al datgene te doen of na te laten wat een goed werknemer behoort te doen of na te laten. De werknemer wordt geacht de regels, voorschriften en richtlijnen van de werkgever te kennen en na te leven. De werknemer is tijdens en ook na beëindiging van de arbeidsovereenkomst gehouden tot geheimhouding van alles wat hem omtrent het bedrijf, de klanten en andere relaties van de werkgever bekend is, waarvan hem
SECTOR-CAO KABEL & TELECOM
5
1 april 2007
d. e.
f.
g.
h.
geheimhouding is opgelegd of waarvan hij het vertrouwelijke karakter had kunnen vermoeden. De werknemer zal zich onthouden van ongewenst gedrag zoals seksuele intimidatie, racisme en pesten. Indien naar het oordeel van de werkgever te verwachten valt of blijkt dat gemelde nevenactiviteiten -concurrerend zijn voor het bedrijf van de werkgever; -schade toebrengen aan de belangen of goede naam van het bedrijf van de werkgever; -strijdigheid doen ontstaan met het bepaalde in de Arbeidstijdenwet, is hij bevoegd zijn instemming te onthouden dan wel aan zijn instemming voorwaarde te verbinden, hetgeen door hem schriftelijk en gemotiveerd aan de werknemer wordt meegedeeld. Indien jegens de werknemer een ernstig vermoeden bestaat van en misdrijf moet deze zich onderwerpen aan onderzoek van kleding, bagage en vervoermiddel bij het betreden of verlaten van terreinen en gebouwen van de werkgever. Ondernemingsgewijs worden zonodig maatregelen vastgesteld om onredelijke en onbehoorlijke bejegening van de werknemer hierbij te voorkomen. De werknemer mag behoudens toestemming van de werkgever in verband met zijn arbeidsovereenkomst geen vergoedingen, beloning, giften of beloften van derden vorderen, verzoeken of aannemen. De werknemer mag geen steekpenningen aannemen. De werknemer mag behoudens uitdrukkelijke schriftelijke toestemming van de werkgever ten behoeve van de werkgever geen opdrachten verrichten (conform art 7:400 BW) of werk aannemen (conform art 7A: 1639 BW) of voor zichzelf of voor derden gebruik maken van eigendommen van de werkgever, gedurende werktijd voor zichzelf diensten laten verrichten door personen in dienst van de werkgever dan wel in dienst van derden die werkzaam zijn voor de werkgever.
Artikel I.9. 1.
De werknemer is verplicht om, als dit in het bedrijfsbelang noodzakelijk Is, al dan niet tijdelijk een andere functie te vervullen, mits deze functie passend is. Hieronder wordt verstaan (conform art 7: 658a lid 3 BW) alle arbeid die voor de krachten en bekwaamheden van de werknemer is berekend, tenzij aanvaarding om redenen van lichamelijke, geestelijke of sociale aard redelijkerwijs niet van werknemer kan worden gevergd.
Artikel I.10. 1. 2.
Verplichting tot andere werkzaamheden
Aansprakelijkheid en vergoeding van schade
De werknemer is aansprakelijk voor door hem aan eigendom van de werkgever toegebrachte schade indien deze het gevolg is van opzet of bewuste roekeloosheid. De vergoeding die de werknemer uit hoofde van het bepaalde in het vorige lid is verschuldigd kan na overleg verrekend worden met het salaris van de werknemer, conform artikel 7:632 lid 2 BW echter niet
SECTOR-CAO KABEL & TELECOM
6
1 april 2007
3.
over de beslagvrije voet. Het voorafgaande vindt geen toepassing indien de werkgever niet binnen een maand nadat de aansprakelijkheid van de werknemer onherroepelijk (geen beroep meer mogelijk) is vastgesteld aan deze schriftelijk mededeling heeft gedaan van zijn voornemen tot verhaal van schade. Werknemer zal voor zover passend en voor zover de wet dit toestaat zijn vordering van schadevergoeding jegens derden aan de werkgever cederen.
Artikel I.11. 1. 2. 3. 4. 5.
Medische keuringen
Bij het verrichten van een medische keuring namens de werkgever bij aanstelling of wijziging van functie wordt het protocol aanstellingskeuringen van de KNMG in acht genomen. De medische keuring wordt verricht door een daartoe door de werkgever aangewezen deskundige. De betrokkene dient als eerste in kennis te worden gesteld van de uitslag van de medische keuring. Indien de betrokkene zich, voordat de uitslag van de medische keuring aan de werkgever is meegedeeld, terugtrekt dan dient, indien betrokkene dit tijdig verzoekt, de uitslag voor de werkgever geheim te blijven. De kosten van de medische keuring zijn voor rekening van de werkgever.
Artikel I.12.
Vervulling vacatures
Werkgevers stellen vacatures zoveel als mogelijk mede open voor in dienst zijnde werknemers. Artikel I.13.
Besmettelijke ziektes
De werknemer geniet zijn volledige salaris over de tijd gedurende welke het hem door de werkgever verboden is zijn functie te vervullen omdat er gevaar bestaat dat hij een infectieziekte overbrengt of hij verdacht moet worden te lijden aan een zodanige ziekte. Artikel I.14. 1. 2. 3.
Verplichtingen werkgever
De werkgever verplicht zich tegenover de werknemers de in deze collectieve arbeidsovereenkomst vastgelegde arbeidsvoorwaarden na te leven. De werkgever draagt er zorg voor dat iedere werknemer zijn personeelsdossier kan inzien zoals geregeld in de Wet bescherming Persoonsgegevens. De werkgever zal zonder toestemming van de werknemer geen zaken
SECTOR-CAO KABEL & TELECOM
7
1 april 2007
openbaar maken of mededelingen doen over zaken die in de persoonlijke levenssfeer van de werknemer liggen en waarvan hij weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat geheimhouding vereist is. Het in dit lid bepaalde geldt niet jegens personen en/of instellingen aan wie de werkgever als zodanig verantwoording schuldig is, alsmede in het kader van een interne beroepsprocedure zoals vermeld in hoofdstuk 7 van de ENb-raam-CAO of krachtens wettelijk voorschrift dergelijke mededelingen van werkgever worden verlangd.
SECTOR-CAO KABEL & TELECOM
8
1 april 2007
HOOFDSTUK II
De arbeidsovereenkomst
Artikel II.1. In de arbeidsovereenkomst die schriftelijk wordt aangegaan wordt in elk geval vermeld: a. de naam, voorna(a)m(en) en geboortedatum van de werknemer; naam en plaats van vestiging van de werkgever; b. de aanduiding van de functie waarvoor hij/zij in dienst is genomen en de standplaats; c. de datum van de aanvang van de dienstbetrekking; d. de duur van de dienstbetrekking; e. de omvang van de dienstbetrekking. f. het aanvangssalaris en de voor werknemer geldende salarisschaal; g. eventuele bijzondere bedingen; h. de toepasselijkheid van deze collectieve arbeidsovereenkomst; Artikel II.2. 1
Een arbeidsovereenkomst wordt als regel aangegaan voor onbepaalde tijd. Indien een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd wordt aangegaan, gelden ten aanzien hiervan in afwijking van artikel 668a van het BW de volgende regels: a. b.
2.
Arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd
Ten aanzien van opvolgend werkgeverschap geldt dat uitzendovereenkomsten voorafgaande aan indiensttreding bij de werkgever buiten beschouwing blijven De perioden genoemd in artikel 668a onder a respectievelijk b worden uitgebreid tot 60 maanden respectievelijk 5 tijdelijke arbeidsovereenkomsten indien de arbeidsovereenkomst is aangegaan in het kader van een project; het project wordt met name genoemd in de individuele tijdelijke arbeidsovereenkomst.
Een arbeidsovereenkomst aangegaan voor bepaalde tijd kan zowel door de werkgever als door de werknemer tussentijds door opzegging worden beëindigd.
Artikel II.3.
Einde arbeidsovereenkomst
De arbeidsovereenkomst eindigt: a. op de dag voorafgaande aan de (vervroegde) pensioendatum; b. bij opzegging door werkgever of werknemer met inachtneming van de wettelijke opzegtermijn, tenzij anders bepaald in de individuele arbeidsovereenkomst; c. van rechtswege door het verstrijken van de tijd ingeval van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd; d. bij overlijden van de werknemer.
SECTOR-CAO KABEL & TELECOM
9
1 april 2007
Artikel II.4.
Proeftijd
Bij de aanvang van de arbeidsovereenkomst geldt voor werkgever en werknemer een proeftijd van maximaal twee maanden met inachtneming van artikel 7:652 BW. Deze proeftijd wordt schriftelijk overeengekomen onder vermelding van de duur van de proeftijd. Artikel II.5. 1. 2.
3.
Standplaats/woonplaats
Onder standplaats wordt verstaan de door de werkgever als zodanig aangegeven plaats(en) waar de werknemer als regel zijn werkzaamheden verricht, dan wel de plaats(en) waaruit als regel zijn werkzaamheden een aanvang nemen. De werknemer kan, als een juiste taakvervulling dat noodzaakt, verplicht worden te wonen in zijn standplaats dan wel binnen een door de werkgever te bepalen redelijke afstand hiervan. Bij het bepalen of de afstand redelijk is dient ook de reistijd een rol te spelen. Ter zake zullen ondernemingsgewijs algemene regelingen worden vastgesteld. De werknemer die de leeftijd van 55 jaar heeft bereikt, kan alleen dan tot verhuizing naar een andere standplaats worden verplicht als hij een functie bekleedt welke noodzaakt dat hij binnen het halve uur van zijn huis op zijn standplaats moet kunnen zijn.
Artikel II.6.
Telewerken/thuiswerken
Werkgever en werknemer kunnen afspraken maken over telewerken en/of thuiswerken. In overleg met de Ondernemingsraad worden op bedrijfsniveau hiervoor nadere voorwaarden gesteld. Artikel II.7.
Demotie
De werknemer van 55 jaar en ouder die in het kader van het demotiebeleid bij zijn werkgever een lager betaalde functie gaat uitoefenen bij een gelijk aantal arbeidsuren per week, kan zijn werkgever verzoeken zijn pensioenopbouw voort te zetten over het pensioengevend salaris dat onmiddellijk aan de demotie voorafging.
SECTOR-CAO KABEL & TELECOM
10
1 april 2007
HOOFDSTUK III
Arbeidsduur en werktijd
Artikel III.1.
Algemeen
Met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens wetten, houdende bepalingen tot beperking van de arbeidsduur, geldt met betrekking tot de werktijden de ondernemingsgewijze regeling. Voor zover ingevolge deze regeling wisselende werktijden gelden, wordt daarvoor een rooster opgesteld. Artikel III.2.
Arbeidsduur
1. Bij de ondernemingsgewijze regeling van de werktijd, die gemiddeld 40 uur per week bedraagt, wordt in acht genomen dat geen arbeid wordt verricht op zondagen, tenzij afwijking van deze regel in het bedrijfsbelang noodzakelijk is. Tevens wordt in acht genomen dat de werktijd behoorlijk door rusttijd wordt onderbroken. 2. De normen van de Arbeidstijdenwet zijn van toepassing, zoals opgenomen in bijlage C van deze CAO.
Artikel III.3. 1.
2. 3.
Overwerk
Onder overwerk wordt verstaan het, in uitdrukkelijke opdracht, verrichten van werkzaamheden boven een gemiddelde werktijd van 40 uur per week over een tijdvak van 13 weken en op dagen als genoemd in artikel III.5. Rekening houdend met deze gemiddeld werktijd van 40 uur per week over een tijdvak van 13 weken komen de gewerkte overuren boven 45 uur per week direct in aanmerking voor vergoeding per de maandelijkse loonbetaling. Voor het vaststellen van de in het vorige lid bedoelde gemiddelde werktijd geldt als bovengrens een werkweek van 45 uur en als ondergrens een werkweek van 35 uur. Uren die afwijken van de individueel overeengekomen werktijd in het tijdvak als bedoeld in lid a, dienen tijdig tevoren, na overleg met de werknemer, te worden opgedragen.
Artikel III.4.
Consignatiedienst
Tot 1 januari 2006 gold de volgende regeling: Indien het bedrijfsbelang dit vordert, kan de werknemer worden verplicht buiten de volgens zijn rooster voor hem geldende werktijd op afroep beschikbaar te zijn (stand-by) voor het verrichten van tot zijn functie behorende werkzaamheden. De aldus structureel ingedeelde werknemer ontvangt een vergoeding in geld.
SECTOR-CAO KABEL & TELECOM
11
1 april 2007
Vanaf 1 januari 2006 geldt de volgende regeling: Indien het bedrijfsbelang dit vordert kan de werknemer worden verplicht op afroep beschikbaar te zijn buiten de volgens zijn rooster voor hem geldende werktijd. Daarbij worden twee vormen onderscheiden. 1. Oproepbaarheid om buitenshuis (standplaats dan wel werkplek in regio) tot de functie behorende werkzaamheden te moeten verrichten. 2. Oproepbaarheid om thuis (dan wel een door werknemer verkozen werkplek) tot de functie behorende werkzaamheden te verrichten. In beide gevallen wordt de werknemer daartoe structureel ingeroosterd. Voor beide vormen van consignatie geldt een verschillende vergoeding, zie daartoe artikel IV.6 Werknemers die tot 1 januari 2006 waren ingedeeld in consignatiedienst en na 1 januari 2006 vielen onder de onder 2. genoemde variant ontvangen een afbouwtoeslag conform artikel IV.6 lid 5. Artikel III.5.
Feestdagen
Op Nieuwjaarsdag, 2e Paasdag, Hemelvaartsdag, 2e Pinksterdag, 1e en 2e Kerstdag, Koninginnedag en de dagen waarop krachtens aanwijzing van de overheid extra vrijaf met behoud van salaris wordt verleend, wordt slechts gewerkt indien het bedrijfsbelang dit vordert.
SECTOR-CAO KABEL & TELECOM
12
1 april 2007
HOOFDSTUK IV
Beloning en vergoedingen
Artikel IV.1.
Begrippen
Salaristabel : Salarisschaal: Functieraster: Functiegroep: Salaris: Uurloon:
de verzameling van salarisschalen als bedoeld in bijlage B. een met een cijfer aangeduide schaal van bedragen, voorkomend in de salaristabel. de verzameling van functieprofielen en aangegeven functiegroepen als bedoeld in bijlage B. een groep van functies met een gelijke functiezwaarte. het bedrag per maand dat aan de werknemer wordt toegekend op grond van de indeling in een salarisschaal en op grond van de afspraken binnen die schaal. het uursalaris bedraagt 1/174 e deel van het maandsalaris volgens de salaristabel in bijlage B van de CAO. (Deze laatste begripsbepaling geldt ingaande 1 januari 2007)
Artikel IV.2.
Indeling in functieraster
De werkgever bepaalt de indeling van de functie van de werknemer in het functieraster. Artikel IV.3.
Indeling in salarisschaal
De werknemer wordt ingedeeld in de salarisschaal die geldt voor de functie die hij uitoefent. Artikel IV.4.
Salarisaanpassingen
1.
Het salaris van de werknemer wordt eenmaal per jaar met 3% aangepast, totdat het normbedrag (100%) van de salarisschaal wordt bereikt.
2.
Van het in lid 1 genoemde verhogingspercentage kan worden afgeweken op basis van het voor betrokken werknemers geldende beoordelingssysteem en een daaraan gekoppelde merit matrix (waarvan een voorbeeld is opgenomen in bijlage E). Daarbij gelden de volgende voorwaarden: a.
b. c.
De merit matrix wordt vastgesteld in overleg met de Ondernemingsraad. Binnen de merit matrix worden de volgende variabelen afgesproken: - het percentage salarisverhoging met inachtneming van de in lid 2 sub b tot en met sub e genoemde minimumpercentages, - de beoordelingscategorieën conform de geldende beoordelingssystematiek, - de indeling in relatieve salarisposities Bij een beoordeling ‘goed’ bedraagt de salarisverhoging tenminste 3%, totdat het normbedrag (100%) van de salarisschaal wordt bereikt. Bij een beoordeling ‘matig’ bedraagt de salarisverhoging tenminste 2%, totdat 90% van het normbedrag van de salarisschaal wordt bereikt.
SECTOR-CAO KABEL & TELECOM
13
1 april 2007
d. e. 3.
Bij een beoordeling ‘onvoldoende’ heeft de werknemer geen recht op een salarisverhoging. Bij een beoordeling ‘zeer goed’ of ‘uitstekend’ bedraagt de salarisverhoging tenminste 4%, totdat 100% van het normbedrag van de salarisschaal wordt bereikt. De salarisverhogingen in dit artikel komen niet in de plaats van collectieve CAOverhogingen en zijn percentages van het salaris.
Artikel IV.5.
Overwerkvergoeding
Voor overwerk als bedoeld in artikel III.3. ontvangt de werknemer een vergoeding op basis van het uurloon verhoogd met een toeslag van: -
50% voor uren van maandag tot en met zaterdag;
-
100% voor uren op zondag en op feestdagen;
-
deeltijdwerkers ontvangen geen toeslag voor zover hun uren de werktijd als bedoeld in artikel III.2. per week niet te boven gaan.
Artikel IV.6. 1.
Consignatievergoeding
De consignatievergoeding voor het ingeroosterd oproepbaar zijn voor werkzaamheden buitenshuis bedraagt: -
per volle week maandag t/m vrijdag (maandag 17.00 tot zaterdag 08.30 uur) zaterdag 08.30 uur tot zondag 08.30 uur zondag 08.30 uur tot maandag 08.30 uur
€ 183,43* € 52,41 € 52,41 € 78,62
* De bedragen zijn per 1 april 2007 verhoogd met 3%
2. 3. 4. 5.
De consignatievergoeding voor het ingeroosterd oproepbaar zijn (geldig vanaf 1 januari 2006, zie artikel III.4) voor thuis dan wel op door werknemer verkozen plaats bedragen 50% van de in lid 1 genoemde bedragen. Bij gedeeltelijke consignatie geldt een vergoeding naar rato. Naast de consignatievergoeding ontvangt de werknemer die daadwerkelijk wordt opgeroepen een vergoeding conform de overwerkregeling als bedoeld in artikel IV.5. Aan de werknemer ingedeeld in een consignatiedienst, die, buiten zijn eigen toedoen, wegens bedrijfsbelang of wegens bij hem zelf gelegen medische noodzaak, definitief uit het consignatierooster wordt geplaatst, wordt een aflopende toelage toegekend. Voorwaarde voor toekenning van deze aflopende toelage is dat de werknemer op het moment van de definitieve beëindiging van de indeling in het consignatierooster, zonder onderbreking ten minste 2 jaren in consignatiedienst gewerkt heeft. De berekeningsbasis voor de aflopende toelage is het bedrag dat de werknemer over de twaalf kalendermaanden voorafgaande aan de datum waarop beëindiging van de
SECTOR-CAO KABEL & TELECOM
14
1 april 2007
indeling in het rooster heeft plaatsgevonden, gemiddeld aan consignatievergoedingen heeft ontvangen. De aflopende toelage heeft een duur gelijk aan twee maanden voor ieder jaar dat in consignatiedienst is gewerkt, met een maximum van 36 maanden. De volgens sub d vastgestelde duur van de aflopende toelage wordt in 3 gelijke delen gesplitst; de aflopende toelage bedraagt gedurende de drie betreffende deelperioden achtereenvolgens 75%, 50% en 25% van de in sub c bedoelde berekeningsbasis. De werknemer die op het moment van definitieve beëindiging van de consignatiedienst 57 jaar of ouder is en die direct voorafgaand aan de beëindiging tenminste tien jaar onafgebroken in consignatiedienst heeft gewerkt, ontvangt een blijvende toelage. De hoogte van deze blijvende toelage wordt vastgesteld op 75% van de in sub c bedoelde berekeningsbasis. Artikel IV.7.
Vergoeding voor werken op andere tijdstippen
De werknemer die volgens rooster arbeid moet verrichten op tijdstippen als genoemd in het schema hierna, ontvangt over die uren een extra vergoeding naast het uurloon die bestaat uit een percentage van het voor de werknemer geldende uurloon. 00- 06.00 uur 06.00- 08.00 uur Maandag tot en met 40% 20%* zaterdag Zon- en feestdagen 100% 100% * Indien de arbeid is aangevangen voor 07.00 uur
08.00- 22.00 uur -
22.00- 24.00 uur 40%
100%
100%
Overgangsbepaling Voor werknemers van operationele afdelingen werkzaam in het end-to-end klantenproces in dienst per 31 december 2005 die gedurende 26 weken daarvoor, dus vanaf 1 juli 2005, werkzaam zijn geweest in bovengenoemde afdelingen en ingeroosterd waren op uren liggend tussen 18.00 uur en 21.00 uur geldt de volgende afbouwregeling.
2 jaar of werkzaam roosterdienst
Korter dan werkzaam roosterdienst
langer in
2
jaar in
6 maanden 100% over het gemiddeld aantal uren gewerkt tussen 18.00 en 21.00 uur in de laatste 26 weken 2 maanden 100% over het gemiddeld aantal uren gewerkt tussen 18.00 en 21.00 uur in de laatste 26 weken
Artikel IV.8. 1.
6 maanden 67% over het gemiddeld aantal uren gewerkt tussen 18.00 en 21.00 uur in de laatste 26 weken 2 maanden 67% over het gemiddeld aantal uren gewerkt tussen 18.00 en 21.00 uur in de laatste 26 weken
6 maanden 33% over het gemiddeld aantal uren gewerkt tussen 18.00 en 21.00 uur in de laatste 26 weken 2 maanden 33% over het gemiddeld aantal uren gewerkt tussen 18.00 en 21.00 uur in de laatste 26 weken
Vakantie-uitkering
De werknemer heeft recht op een vakantie-uitkering voor elke periode waarin hij aanspraak op salaris heeft.
SECTOR-CAO KABEL & TELECOM
15
1 april 2007
2.
De vakantie-uitkering bedraagt per kalendermaand 8% van het voor de werknemer in die maand geldende salaris vermeerderd met de consignatie- en ploegentoeslag alsmede andere vaste toeslagen per maand, met dien verstande dat tenminste een bedrag wordt uitbetaald dat gelijk is aan 8% van € 1987,-* welk bedrag bij het verrichten van arbeid in deeltijd naar evenredigheid wordt verminderd.
3.
Het jaar waarover de vakantie-uitkering wordt berekend loopt van 1 juni tot en met 31 mei. De vakantie-uitkering wordt jaarlijks in de maand mei uitbetaald.
4.
Zo nodig in afwijking van het bepaalde in het derde lid vindt de uitbetaling ook plaats bij het einde van de arbeidsovereenkomst van de werknemer en wel over het tijdvak gelegen tussen het einde van de laatst verstreken periode waarover vakantie-uitkering werd uitbetaald en de datum van ontslag.
5.
De werknemer die aanspraak heeft op een aanvullende arbeidsongeschiktheidsuitkering, heeft aanspraak op een vakantie-uitkering ter grootte van 8% van de aanvullende arbeidsongeschiktheidsuitkering. Bij de vaststelling van de minimum vakantie-uitkering als bedoeld in lid 2 van dit artikel, wordt rekening gehouden met de vakantie-uitkering over de WAO-uitkering.
* Salarispeil 1 april 2007
Artikel IV.9.
Resultaatafhankelijke uitkering
1. De werknemer die op 31 december van enig jaar in dienst is heeft aanspraak op een resultaatafhankelijke uitkering voor elke periode waarin hij in het desbetreffende kalenderjaar aanspraak op salaris heeft. 2. Het basispercentage voor de resultaatafhankelijke uitkering bedraagt 2,5% en kan afhankelijk van de resultaten variëren zoals wordt aangegeven in lid 3. De uitkering wordt berekend over de som van de in het betreffende jaar verdiende salarissen als bedoeld in artikel IV.1 van dit hoofdstuk. 3. Jaarlijks worden uiterlijk in de maand maart van het desbetreffende kalenderjaar per bedrijf in overleg met de Ondernemingsraad vastgesteld - de doelstellingen, evenals de daarbij horende toetsingscriteria, - de mate waarin de uitkering, afhankelijk van de mate waarin vooraf gestelde doelstellingen worden behaald, kan variëren. De doelstellingen kunnen financiële doelstellingen betreffen, maar ook doelstellingen op het terrein van productie, logistiek, commercie, personeel en onderzoek & ontwikkeling. 4. In bedrijven waarin voor enig kalenderjaar geen doelstellingen en toetsingscriteria zijn vastgesteld bedraagt het uitkeringspercentage over dat kalenderjaar 2,5%. 5. Uitbetaling van de uitkering vindt plaats in de maand april volgend op het desbetreffende kalenderjaar, tenzij in overleg met de Ondernemingsraad een ander uitbetalingsmoment is vastgesteld.
SECTOR-CAO KABEL & TELECOM
16
1 april 2007
6. De werknemer die aanspraak heeft op een aanvullende arbeidsongeschiktheidsuitkering, heeft voor deze component aanspraak op een uitkering ter grootte van 2,5% van de arbeidsongeschiktheidsuitkering. 7. Ten aanzien van de pensioenopbouw wordt jaarlijks rekening gehouden met een fictief vast uitkeringspercentage van 2%.
Artikel IV.10.
Jubileumgratificatie
1.
Aan de werknemer wordt bij het bereiken van een diensttijd van 12,5, 25 en 40 jaar een gratificatie toegekend.
2.
De gratificatie bedraagt bij een diensttijd van: 12,5 jaar : 0,5 x het salaris 25 jaar : 1 x het salaris 40 jaar : 1,5 x het salaris Onder salaris wordt verstaan het salaris als bedoeld in artikel IV.1. van dit hoofdstuk. Er zal maximaal gebruik worden gemaakt van het fiscale vrijstellingsregime
3.
Onder diensttijd wordt verstaan de tijd doorgebracht in dienst van de laatste werkgever en diens rechtsvoorgangers.
Artikel IV.11.
Overlijdensuitkering
1.
Het salaris van de werknemer wordt uitbetaald tot de eerste van de maand, volgend op die waarin het overlijden plaatsvond.
2.
Zo spoedig mogelijk na het overlijden wordt aan de weduwe of weduwnaar van wie de werknemer niet duurzaam gescheiden leefde, een bedrag uitgekeerd gelijk aan drie maal het salaris dat de werknemer op de dag van het overlijden genoot. Indien de werknemer op die dag aanspraak maakt op een WAO-uitkering en een aanvullende arbeidsongeschiktheidsuitkering, bedoeld in hoofdstuk 3 ENb-raam-CAO, wordt een bedrag uitgekeerd gelijk aan drie maal het salaris dat hij zou hebben genoten indien hij op die dag arbeidsgeschikt zou zijn geweest; Indien de overledene geen weduwe of weduwnaar nalaat, geschiedt de uitkering ten behoeve van de minderjarige wettige, natuurlijke en pleegkinderen. Ontbreken ook zodanige kinderen dan geschiedt de uitkering, indien de overledene kostwinner was van ouders, meerderjarige kinderen, broers of zusters, ten behoeve van deze betrekkingen;
3.
Indien de overledene geen betrekkingen als hierboven bedoeld nalaat, kan de uitkering door werkgever geheel of ten dele worden aangewend voor betaling van de kosten van de laatste ziekte en van de lijkbezorging, indien de nalatenschap van de overledene voor betaling van die kosten ontoereikend is;
4.
Op het bedrag, bedoeld in lid 2 en 3, wordt in mindering gebracht een uitkering op grond van artikel 53 van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering en naar aard en strekking daarmee overeenkomende uitkeringen;
SECTOR-CAO KABEL & TELECOM
17
1 april 2007
5.
Na het overlijden van de gewezen werknemer, die op de dag van zijn overlijden op grond van artikel 3.2.2. ENB-raam-CAO in het genot was van doorbetaling van zijn laatstelijk genoten salaris, wordt aan de in lid 2 bedoelde personen en met overeenkomstige toepassing van dat lid een bedrag uitgekeerd, gelijk aan het salaris welke de gewezen werknemer op de dag van zijn overlijden genoot, berekend over een tijdvak van drie maanden. Op deze uitkering wordt in mindering gebracht het bedrag van de uitkering op grond van artikel 53 van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering en naar aard en strekking daarmee overeenkomende uitkeringen.
Artikel IV.12.
Reiskosten woon-werkverkeer
De werkgever zal een regeling treffen voor de vergoeding van de gemaakte kosten wegens het overbruggen van de afstand woon-werk. De daadwerkelijke kosten die zijn gemaakt voor de gebruikmaking van het openbaar vervoer worden integraal vergoed (2e klasse). Artikel IV.13.
Reis- en verblijfkosten
De werknemer heeft recht op vergoeding van reis- en verblijfkosten voor reizen gemaakt in het belang van het bedrijf conform de ondernemingsgewijs vastgestelde regelingen.
SECTOR-CAO KABEL & TELECOM
18
1 april 2007
HOOFDSTUK V
Vakantie en verlof
Artikel V.1.
Wettelijke vakantie
1. 2. 3.
Onverminderd en met inachtneming van het ter zake bepaalde in het Burgerlijk Wetboek heeft de voltijds werknemer in elk kalenderjaar recht op 20 dagen (vanaf 1 januari 2007: 160 uren) wettelijk vakantietegoed. Indien de werknemer in de loop van een kalenderjaar in dienst treedt, heeft hij aanspraak op wettelijke vakantie in evenredigheid met het tegoed waarop hij aanspraak zou hebben indien hij het gehele jaar in dienst zou zijn. Indien de werknemer in de loop van een kalenderjaar uit dienst treedt, heeft hij aanspraak op wettelijke vakantie in evenredigheid met het aantal volle kalendermaanden dat hij gedurende dat kalenderjaar in dienst is geweest.
Artikel V.2.
Bovenwettelijke vakantie
Naast het in het vorige artikel genoemde wettelijke vakantietegoed wordt aan de werknemer In elk kalenderjaar 7 dagen (vanaf 1 januari 2007: 56 uren) bovenwettelijk vakantietegoed toegekend. De leden 2 en 3 van het vorige artikel zijn van overeenkomstige toepassing. Artikel V.3.
Opnemen vakantie
De werknemer bepaalt wanneer hij vakantie opneemt, tenzij bedrijfsbelangen zich daartegen verzetten. De werknemer heeft één maal per jaar recht op drie weken aaneengesloten vakantie. Artikel V.4
Aankoop 13 verlofdagen
Met ingang van 1 januari 2007 kan iedere werknemer op basis van het keuzemodel arbeidsvoorwaarden zoals opgenomen in artikel V.II.2 van deze CAO 13 verlofdagen aankopen.
Artikel V.5.
Bijzonder verlof
Tenzij het bedrijfsbelang zich daartegen verzet, wordt aan de werknemer door de werkgever onverminderd het bepaalde in hoofdstuk 4 en 5 Wet Arbeid & Zorg buitengewoon verlof met behoud van zijn salaris verleend: 1.
bij verhuizing: 2 dagen per jaar;
2.
a. b. c.
bij zijn ondertrouw: 1 dag; bij zijn huwelijk: 2 dagen; voor het bijwonen van een huwelijk van een kind, broer, zuster, zwager, schoonzuster of een der ouders of schoonouders: 1 dag;
SECTOR-CAO KABEL & TELECOM
19
1 april 2007
3.
bij bevalling van zijn echtgenote, op te nemen binnen twee maanden na de bevalling: 2 dagen;
4.
a.
bij overlijden van de echtgeno(o)t(e) of inwonende kinderen, vanaf de dag van overlijden: 4 dagen; bij overlijden van ouders, schoonouders, pleegouders of niet inwonende kinderen: 2 dagen; bij overlijden van broers, zusters, zwagers, schoonzusters, kleinkinderen en grootouders: 1 dag;
b. c. 5.
a. b.
ter uitoefening van het kiesrecht: de daarvoor benodigde tijd; om te voldoen aan een wettelijke verplichting, tenzij deze is ontstaan door schuld of nalatigheid van de werknemer: de daarvoor benodigde tijd; om te verschijnen voor het College van Beroep als bedoeld in hoofdstuk 7 van de ENB-raam-CAO: de daarvoor benodigde tijd.
c.
Artikel V. 6.
Ouderschapsverlof
a.
Aan de werknemer wordt op diens verzoek onbetaald verlof verleend teneinde de verzorging van een tot zijn gezin behorend kind in de eerste acht levensjaren ter hand te nemen. Ingeval van de geboorte van een meerling of bij adoptie van meerdere kinderen tegelijk bestaat dit recht voor ieder van de kinderen.
b.
Het totaal aantal uren verlof waarop de werknemer ten hoogste recht heeft, bedraagt de arbeidsduur per week, gerekend over een periode van dertien weken.
c.
Het verlof wordt per week opgenomen gedurende een aaneengesloten periode van zes maanden. Het aantal uren verlof per week bedraagt ten hoogste de helft van de arbeidsduur per week.
d.
In afwijking van het gestelde onder c. kan de werknemer de werkgever verzoeken hem verlof te verlenen voor een langere periode dan zes maanden of om meer uren verlof per week dan de helft van de arbeidsduur per week. De werkgever stemt in met dit verzoek tenzij gewichtige redenen zich hiertegen verzetten.
e.
Voor werknemers die voor (datum ondertekening) ouderschapsverlof hebben aangevraagd hetwelk doorloopt in 2006 geldt dat de aanspraak op vergoeding met 70% minimumloon blijft bestaan voor zover en zolang de per 1 januari 2006 ingaande fiscale faciliteit behorende bij de levensloopregeling aantoonbaar leidt tot een netto lagere bijdrage. De werkgever vult in een dergelijk geval het verschil in netto effect aan.
f.
De werknemer meldt het voornemen om verlof op te nemen tenminste twee maanden voor het tijdstip van ingang van het verlof schriftelijk aan de werkgever onder opgave van periode, het aantal uren verlof per week en de spreiding daarvan over de week. De tijdstippen van ingang en einde van het verlof kunnen afhankelijk worden gesteld van de datum van de bevalling, van het einde van het bevallingsverlof of van de aanvang van de verzorging.
SECTOR-CAO KABEL & TELECOM
20
1 april 2007
g.
Het recht op ouderschapsverlof bestaat slechts indien de arbeidsverhouding minimaal een jaar heeft geduurd. Indien de arbeid buiten Nederland wordt verricht bestaat recht op verlof tenzij gewichtige redenen zich hiertegen verzetten.
h.
De verplicht in te houden (sociale) premies, die verschuldigd zijn over de periode van verlof zonder behoud van salaris als bedoeld in dit artikel, komen voor rekening van de werkgever. Onder (sociale)premies wordt in dit verband verstaan de premies voor ouderdoms- en nabestaandenpensioen, de premie voor het bovenwettelijk invaliditeitspensioen, de premie voor de flexibele uittredingsregeling (FUR/FPU), de WW-premie en de premie ziektekostenverzekering.
Artikel V.7.
Palliatief verlof
De werknemer kan de werkgever verzoeken in overleg een verlofregeling te treffen voor de verzorging van een terminale naaste in de eerste graad. Daaronder wordt ook verstaan de partner met wie de werknemer aantoonbaar duurzaam samenleeft. Onderdeel van de afspraak zijn in ieder geval de maximale verlofduur, de verlofduur, de verlofvorm en de verlofcondities. Artikel V.8. 1. 2. 3.
Sabbatical Leave
De werknemer kan in overleg met de werkgever voor eigen rekening ten hoogste eenmaal per zes jaar gedurende maximaal zes maanden aaneengesloten verlof opnemen voor onder andere educatieve- en zorgactiviteiten. De werkgever stelt na overleg met de Ondernemingsraad daartoe een interne richtlijn op. De werkgever kan om organisatorische redenen een verzoek tot het opnemen van een sabbatical leave weigeren. In dat geval bespreekt de werkgever met de werknemer een andere oplossing binnen een redelijke termijn.
Artikel V.9. Bijzondere gevallen In bijzondere gevallen kan de werkgever buitengewoon verlof, al dan niet met behoud van salaris, toestaan.
SECTOR-CAO KABEL & TELECOM
21
1 april 2007
HOOFDSTUK VI
Opleiding en leeftijdsbewust personeelsbeleid
Artikel VI.1.
Individueel opleidingsbudget
1.
De werknemer is primair verantwoordelijk voor de opleiding en training die nodig is om zelf duurzaam inzetbaar te blijven op de arbeidsmarkt. 2. De werkgever faciliteert opleiding en training van iedere werknemer door middel van een individueel opleidingsbudget. De invulling van dit budget vindt jaarlijks plaats. 3. De hoogte van het gemiddelde individuele opleidingsbudget bedraagt € 1596.* *Salarispeil 1 april 2007
Artikel VI.2
Opleidingsplan
De werkgever komt jaarlijks met de Ondernemingsraad een opleidingsplan overeen.
Artikel VI.3.
Leeftijdsbewust personeelsbeleid
Partijen zijn zich bewust van de noodzaak tot duurzame inzetbaarheid van werknemers. De werkgever zal zich voor elke leeftijdscategorie blijven inspannen voor realisatie van die duurzame inzetbaarheid. Uitwerking van deze intentie zal ondernemingsgewijs plaatsvinden in overleg met de medezeggenschap.
SECTOR-CAO KABEL & TELECOM
22
1 april 2007
HOOFDSTUK VII
Overige bepalingen
Artikel VII.1.
Verhuiskosten
De werknemer die in het belang van het bedrijf moet verhuizen ontvangt daarvoor een vergoeding overeenkomstig het maximaal daarvoor geldende fiscale regime. Artikel VII.2 1.
2. 3. 4. 5. 6. 7.
8.
Keuzemodel
Met in achtneming van het bepaalde in hoofdstuk III kan de werknemer gebruik maken van het keuzemodel arbeidsvoorwaarden als bedoeld in dit artikel. Het keuzemodel kan tegemoet komen aan de individuele wensen en behoeften van de werknemer, diens individuele omstandigheden en de fase in diens loopbaan. De werknemer kan eenmaal per jaar een keuze maken uit de in dit artikel opgenomen mogelijkheden. Ter beoordeling van de werkgever moet het maken van de keuze door de werknemer passen binnen de bedrijfsvoering en voor zolang als de bedrijfsvoering dit toestaat. Dit keuzemodel is een kaderregeling waarbinnen op ondernemingsniveau een nadere uitwerking kan worden gemaakt. Bij het maken van de keuze zal rekening worden gehouden met de wettelijke bepalingen op fiscaal en juridisch gebied. Bij de hierna weergegeven mogelijkheden van uitruil van bronnen en doelen zal de neutraliteit in kosteneffecten zoveel als mogelijk worden gewaarborgd. In het keuzemodel arbeidsvoorwaarden geldt als norm een arbeidsduur van gemiddeld 40 uur per week, zoals bedoeld in artikel III.2. Bronnen zijn de volgende: -56 uur bovenwettelijk vakantietegoed -compensatieverlof en andere tijdselementen -salaris -meeruren (ontstaan bij meer werk ten opzichte van het rooster) -overwerkvergoeding Doelen zijn de volgende: - gemiddeld 36 uur per week werken; bij de bepaling van de werktijden behoort de mogelijkheid tot werken in een vierdaagse werkweek, zoals 4 dagen van 9 uur per week of 9 dagen van 8 uur per 2 weken, tot de mogelijkheden -tijdsparen voor employability -tijdsparen voor aanvullend zorgverlof -tijdsparen voor sabbatical leave -tijdsparen voor geheel of gedeeltelijk verlof voorafgaand aan de pensioengerechtigde leeftijd -levensloopsparen -extra pensioen -extra verlofdagen -educatie/opleidingen/employability -geld -contributie vakorganisatie 9. Het gebruikmaken van dit keuzemodel kan, indien er wordt gekozen om salaris of geld als bron c.q. doel in te zetten, mogelijk tot wijzigingen leiden in de grondslag voor pensioen en/of sociale zekerheid. Indien dit het geval is zal werkgever de werknemer daar van tevoren van op de hoogte stellen.
SECTOR-CAO KABEL & TELECOM
23
1 april 2007
10.
De lijst met doelen in lid 8 kan worden uitgebreid in overleg met de Ondernemingsraad indien het doel fiscaal gefacilieerd is.
Artikel VII.3
Kinderopvang
De werkgever biedt met ingang van 1 januari 2006 de werknemer een regeling voor kinderopvang, zowel in een kinderdagverblijf als in een gastgezin, voor kinderen in de leeftijd tot 12 jaar. Met ingang van 1 januari 2007 vervalt deze regeling. Artikel VII.4.
Ziektekosten
Werkgevers bieden de werknemers een collectief ziektekostencontract aan voor de basisverzekering en een aanvullend pakket. Artikel VII.5
Bijdrage levensloopregeling
Met ingang van 1 januari 2006 wordt aan de werknemers een bijdrage in de levensloopregeling gegeven van 0,7% van het salaris, bovenop de werkgeversbijdragen zoals genoemd in het supplement protocol-ENb-raam-CAO 2005.
SECTOR-CAO KABEL & TELECOM
24
1 april 2007
Bijlage A
Overzicht aangesloten bedrijven
@Home, Groningen CENNED Telecom B.V., Leeuwarden Essential Domestiq Services, Hengelo iConnext, Utrecht NV Kabeltelevisie Noord-Oost Friesland, Dokkum Multikabel BV, Alkmaar UPC Nederland Services BV, Amsterdam
SECTOR-CAO KABEL & TELECOM
25
1 april 2007
Bijlage B
Functieraster en functieprofielen Salaristabel
Functieraster CAOschalen
Commercie & Klanten 1. Marketing
2. Sales
1.1 Productmanage r
2.1 Accountmanage r
Staf & Ondersteuning 3. Callcenter
4. Billing & Credit Control
5. ICT
Proces & Techniek 6. Staff
7. Network operations
8. Functional Development 8.1 Project Leader
7.1 Network Designer
8.2 IT Business Consultant 8.3 Web Designer
12 11 10
3.1 Teamleader Callcenter
9
4.1 Billing Analyst
8 7
3.2 Callcenter Specialist 1.2 Marketing Assistent
6
5
3.3 Allround Call Center Employee
5.1 Supervisor Network Administration 5.2 Database analyst
4.2 Controller
7.2 Network Operator
7.3 Technician
4.3 Supervisor Customer Data AdmiNistration
5.3 Network Administrator
4.4 Credit Control Employee
5.4 Helpdesk Operator 5.5 CAD Tekenaar
2.2 Sales assistant
4
6.1 HR Officer 6.2 Salarisadministrateur
6.3 Purchaser
7.4 Service Technician 7.5 Sr. Employee Infrastructure & Logistics 7.6 Switch Engineer
6.4 Secretaresse
7.7 Field Engineer
3.4 Callcenter Employee
3 2 1
SECTOR-CAO KABEL & TELECOM
26
1 april 2007
Functieprofielen Indicatieve functietyperingen behorend bij het functieraster 1. Marketing & business development 1.1. Product manager (schaal 11) De product manager beheert een serie producten binnen een sector. De manager heeft een uitgebreide ervaring met het beheer van relevante producten en gedetailleerde kennis van de betreffende sector. De product manager ontwikkelt marketing plannen voor een serie bestaande producten en is verantwoordelijk voor de overdracht van de product plannen naar junior product managers. De manager is geheel verantwoordelijk voor het commerciële succes van een productlijn door juiste prijsvorming, positionering en kostenbeheersing alsmede terugkoppeling van de markt naar productontwikkelaars. Productmanagers fungeren als sleutelfiguur voor alle product gerelateerde aspecten binnen de betreffende sector. 1.2. Marketing assistent, analyst (schaal 7) De marketing assistent doet de administratieve activiteiten binnen de marketing discipline, zoals het verzamelen van marktinformatie, het maken van rapporten, het ondersteunen van de staf bij het maken van presentaties en het geven van standaard informatie aan klanten. 2. Sales 2.1. Account manager (schaal 11) De account manager heeft een serie accounts en verkoopt een standaard reeks producten aan particulieren en kleine bedrijven. De account manager is verantwoordelijk voor omzet bij bestaande klanten en is beperkt verantwoordelijk voor nieuwe markten. De manager heeft een target. De contacten met clienten zijn verschillend van midden tot hoger management en de onderhandelingen zijn middelmatig complex. 2.2. Sales assistent, employee sales support (schaal 5) De assistent doet de administratieve taken binnen de sales afdeling zoals: het maken van verkoop rapporten, administratieve ondersteuning van de staf, aanspreekpunt voor klanten en agendabeheer voor de account managers. 3. Callcenter 3.1. Teamleader Callcenter (schaal 10) De Teamleader Callcenter geeft leiding aan een team van callcenter employees die zich bezighouden met een geselecteerd gebied van het Callcenter, b.v. back office. Hij/zij draagt zorg voor de coördinatie van het team en treedt probleemoplossend op bij complexere vragen van consumenten. Hij/zij ziet toe op de juiste afhandeling van klachten/vragen volgens het bedrijfsbeleid. De Teamleader heeft gedegen kennis van en ervaring van algemene klantenservice-diensten en bijbehorende geautomatiseerde systemen. Hij/zij heeft leidinggevende capaciteiten, werkt motiverend en kan het bedrijfsbeleid aangaande de afhandeling van klachten en vragen e.d. van consumenten goed overbrengen op het team. 3.2. Call center specialist, cc employee key accounts (schaal 8) Deze cc specialist is verantwoordelijk voor het geven van service aan een grote of belangrijke klant. Deze specialist heeft vaak een langdurige relatie met een groep klanten en kent alle producten, diensten, systemen en processen goed om allerlei vragen te kunnen beantwoorden. De specialist geeft training-on-the-job aan minder ervaren employees. 3.3. Allround callcenter employee (schaal 6) De allround callcenter specialist moet vragen kunnen beantwoorden, in de meeste gevallen zonder daarbij op collega’s terug te vallen. De allround medewerker heeft een hogere werklast dan de gewone callcenter employee en heeft een uitstekende manier van afhandeling van telefonische vragen. Hij heeft een goede kennis van een specifieke serie producten, processen en diensten en is bekend met alle producten en diensten van het bedrijf en heeft bovendien een grondige kennis van de computersystemen voor het registreren van informatie en het beantwoorden van vragen. Supervisie en begeleiding zijn zonodig aanwezig. Anderzijds ondersteunt hij minder ervaren employees.
3.4. Callcenter employee (schaal 4)
SECTOR-CAO KABEL & TELECOM
27
1 april 2007
Voor deze functie gelden dezelfde verantwoordelijkheden als de all round call center employee behoudens de ervaring. De employee doet vragen af betreffende een enkel product door particulieren of kleine bedrijven gesteld. De werklast is lager dan bij de all round cc employee. Staf & Ondersteuning 4. Billing and credit control 4.1. Billing analyst (schaal 9) De analyst analyseert de gevolgen van nieuwe producten of systemen en prijzen etc. voor het proces van billing en schrijft voorstellen voor de aanpassing van bestaande procedures. In deze baan worden vragen en eisen vanuit de organisatie in oplossingen voor billing vertaald, binnen de grenzen van het billing systeem. De analyst coacht minder ervaren collega’s. Soms is hij een teamleider binnen de afdeling. 4.2. Controller (schaal 8) De Controller controleert financiële en statistische gegevens en adviseert het Management Team en Manager Finance over de financiële positie op lange en korte termijn. Tevens verzorgt hij interne en externe rapportages en jaarrekeningen en controleert interne administratieve werkzaamheden. De Controller stuurt medewerkers binnen afdeling Finance aan. De Controller heeft een uitgediepte kennis van bedrijfskunde en bedrijfseconomische zaken alsook is hij op de hoogte van de administratieve organisatie van een bedrijf. Hij heeft meerdere jaren relevante (leidinggevende) ervaring op een administratieve afdeling. 4.3 Supervisor Customer Data Administration (schaal 7) De Supervisor Customer Data Administration stuurt de medewerkers van Customer Data Administration aan en vertegenwoordigt deze afdeling zowel intern als extern. De hoofdtaak van Customer Data Administration omvat voornamelijk het factureren en innen van abonnementsgelden in een geautomatiseerd factureringssysteem. De Supervisor is bevoegd tot het af te laten sluiten van abonnementen in geval van wanbetaling en draagt hierbij zorg voor de correspondentie met consumenten hieromtrent. De kennis van deze persoon is voornamelijk boekhoudkundig in de breedste zin van het woord en heeft meerdere jaren relevante (leidinggevende) ervaring op een administratieve afdeling waarbij contacten met klanten een grote rol spelen. 4.4. Credit control employee (schaal 6) De credit control employee voert administratieve taken uit op het terrein van credit control. Hij verzamelt gegevens en doet eenduidige activiteiten betreffende het credit management. Er is sprake van heldere regels. De employee volgt standaard procedures onder leiding. Taken zijn onder meer contacten met klanten over betaaltermijnen, contacten met incasso bureaus, het volgen van potentieel riskante klanten en het hierover geven van advies aan het management. 5. ICT 5.1 Supervisor Network Administration (schaal 9) De Supervisor Network Administration stuurt operationeel aan en coördineert de medewerkers op de tekenkamer. Tevens heeft hij een controlerende functie en voert overleg met de medewerkers op de tekenkamer over de werkzaamheden. De Supervisor heeft een brede kennis en ervaring van gebruikte automatiseringssystemen in het vakgebied en van ondergrondse infrastructuur en installaties. Tevens beschikt hij over leidinggevende capaciteiten en is in staat de medewerkers van de tekenkamer thuis te brengen in het vakgebied. 5.2. Database analyst (schaal 9) De database analyst weet hoe een database ontworpen moet worden en een datadictionary onderhouden. Hij geeft ondersteuning bij het maken van een gedetailleerd datamodel en de vertaling ervan naar een blauwdruk. De analyst ontwerpt, test en past applicaties voor database management systemen aan. Hij migreert databases ten behoeve van training en in operationele omgeving en beveiligt bestaande systemen tegen ongewenste effecten.
5.3. Network administrator, system administrator (schaal 7) De netwerk administrator werkt binnen het kader van bestaande operationele procedures en in nauwe samenwerking met in- en extern ondersteuning. Hij zorgt voor probleemoplossingen en onderhoud van data servers, gebruikers apparatuur en verbindingen om indien
SECTOR-CAO KABEL & TELECOM
28
1 april 2007
nodig de beschikbaarheid te verzekeren. Hij is zowel op de hard- en software aspecten van de netwerkoperatie in een LAN-omgeving gericht. 5.4. Help desk operator (schaal 6) De help desk operator beantwoord vragen van klanten via telefonisch of persoonlijk contact en lost het probleem met de klant op of besluit deze aan ander technische medewerker voor te leggen. Controleert en stelt de computersystemen in, installeert upgrades en zorgt voor de dagelijkse beschikbaarheid van gebruikers applicaties, computersystemen of netwerken. De operator behandelt vragen betreffende een specifiek gebied van applicaties, bij voorbeeld financiële of operationele applicaties. Hij zorgt voor basistrainingen voor hard- en/of software gebruik. 5.5 CAD Tekenaar (schaal 6) De CAD tekenaar verwerkt analoog en digitaal topografische en alfanumerieke geulinformatie in geautomatiseerde tekensystemen en andere informatiedragers. Deze informatie wordt door hem/haar gecontroleerd en verwerkt. De CAD tekenaar heeft kennis van en ervaring met gebruikte automatiseringssystemen, heeft een gemiddeld technisch inzicht alsook enige kennis en ervaring in een vergelijkbaar vakgebied. 6. Staff 6.1. Human Resource Officer (schaal 9) De taken van een HR Officer omvatten o.a. het begeleiden van de totstandkoming van personeelsplannen, het voeren van werving- en selectiegesprekken, het mede bijdragen aan de organisatie-ontwikkeling, het adviseren van management en personeel inzake personele aangelegenheden. De HR Officer is in staat op ieder niveau te adviseren en communiceren en is in het vakgebied dermate opgeleid opdat hij/zij als een volwaardige management informant kan fungeren. 6.2. Salarisadministrateur (schaal 9) De salarisadministrateur verzorgt de complete salarisadministratie. Dit houdt o.a. in het mede beheren en up-to-date houden van het personeelsinformatiesysteem, het tijdig en correct uitbetalen van de salarissen en overige beloningen, het doorvoeren van mutaties, het correct uitbetalen van declaraties van overwerk en onkosten. De salarisadministrateur produceert op aanvraag en periodiek rapportages t.b.v. managementinformatie. Tevens dient hij als vraagbaak voor medewerkers die directe informatie behoeven aangaande salaris (fiscale inhoudingen, loonbeslag, pensioen, e.d.). De salarisadministrateur heeft vergaande kennis van sociale wetgeving en salarisadministratie, het beheer van personeel en personeelsadministratie en is communicatief goed onderlegd. 6.3. Purchaser (schaal 7) De purchaser draagt zorg voor een efficiënte en economische uitvoering van het inkoopbeleid. De purchaser stelt rapportages op m.b.t. leveranciers en de selectie van leveranciers. De purchaser heeft zich middels ervaring en/of opleiding bekwaamd op het gebied van Inkoop en is in staat zelfstandig onderhandelingen met leveranciers te doen alsook prijs-/kwaliteits-/kwantiteitsonderzoeken te doen aan de hand waarvan orders geplaatst worden waarbij budgetten een belangrijke rol spelen. 6.4. Secretaresse (schaal 5) De secretaresse ondersteunt een of meerdere managers van een afdeling op administratief en organisatorisch gebied, waaronder werkzaamheden als agendabeheer, correspondentieverwerking, voorbereiden van vergaderingen en het maken en uitwerken van notulen, het onderhouden van diverse persoonlijke en telefonische contacten, archivering enz. De secretaresse heeft goede communicatieve vaardigheden, een relevante opleiding en enige jaren ervaring in een vergelijkbare functie.
Proces & Techniek 7. Network Operations 7.1. Network designer (schaal 10) De network designer ontwerpt het netwerk met hulp van verschillende applicaties. De designer analyseert en interpreteert de behoeften van de klanten en biedt oplossingen op maat. De behoeften zijn gewoonlijk
SECTOR-CAO KABEL & TELECOM
29
1 april 2007
complex en teamwork is hierbij essentieel. In veel gevallen zijn met internationale partners zoals andere telecom bedrijven en leveranciers van hard- en software. Het is belangrijk dat de designer op de hoogte is van de nieuwste technologische ontwikkelingen en gevoel heeft voor de commerciële kant van het werk. 7.2. Network Operator, network controller (schaal 9) Deze medewerker is een technisch specialist op zijn terrein en heeft de verantwoordelijkheid voor de prestatie van het netwerk en heeft enkele netwerk elementen onder beheer. Hij houdt zich op de hoogte van de relevante technische ontwikkelingen. De network operations specialist lost in tweede lijn complexe technische kwesties op en hij coacht minder ervaren collega’s. 7.3. Technician (schaal 8) Werkt op het scheidsvlak van digitale en analoge technieken. Biedt technische ondersteuning bij implementatie en uitbreiding van (digitaal) datatransport en plaatst datacommunicatie-apparatuur bij klanten (zakelijk en particulier). Is betrokken bij voorbereiding, aanleg en beheer van hogere netvlakken. Levert een bijdrage aan het ontwerp van richtlijnen en advisering bij aanleg van netwerken, onderhoud, (aanschaf van) apparatuur en meet- en managementsystemen. Begeleidt kleinere projecten en ondersteunt de servicetechnici bij gecompliceerde of grootschalige storingen. Is verantwoordelijk voor het in goede staat houden van de serviceauto met alle daarbij behorende (soms kostbare) apparatuur. Verricht administratieve handelingen die voortkomen uit bovengenoemde werkzaamheden. 7.4. Service Technician (schaal 7) Localiseert en verhelpt storingen in het coax-netwerk, aan apparatuur en installaties, zowel in het netwerk (o.a. subregionale centra, wijkcentra, groepsverterkers, eindversterkers) als bij klanten (zakelijk en particulier), bovengronds en ondergronds. Verricht tevens preventief en correctief onderhoud op dezelfde onderdelen als hierboven bij ‘storingen’ aangegeven. Verricht metingen in het netwerk, apparatuur en installaties teneinde signaalontvangst en -doorgifte te optimaliseren. Plaatst en vervangt apparatuur in het netwerk en bij klanten. Is verantwoordelijk voor het in goede staat houden van de serviceauto met alle daarbij behorende (soms kostbare) apparatuur. Verricht administratieve handelingen die voortkomen uit bovengenoemde werkzaamheden. 7.5. Sr. Employee Infrastructure and logistics (schaal 7) Is eindverantwoordelijk voor ontwerp en realisatie van kleinere projecten. Geeft in dat kader uitvoering aan alle uit de werkverdeling voortkomende werkzaamheden op het gebied van voorbereiding, aanleg en registratie van kabelnetten, onderhoud van bestekken en coördineren van magazijnwerk, materiaalbestellingen en overige logistieke taken. Vervult in voorkomende gevallen de rol van opzichter bij uitvoering van projecten door derden. 7.6. Switch engineer, netwerk management centre engineer (schaal 6) De swich engineer is technisch bekwaam op een breed terrein van systemen respectievelijk telecom apparatuur of heeft verdiepte kennis van een enkel systeem. De engineer is verantwoordelijk voor de werking en het onderhoud van bestaande software, telecom apparatuur en systemen en verricht rectificatie procedures bij defecten en draagt alleen complexe problemen/defecten over aan senior collega’s. De switch engineer heeft een goed begrip van technische ontwikkelingen in andere terreinen en assisteert bij de communicatie over technisch aspecten welke het netwerk betreffen. De engineer moet de systeem architectuur en de specificaties en de componenten kennen. Hij ondersteunt minder ervaren collega’s. 7.7. Field engineer, IMT engineer (schaal 5) Deze engineer voert gelijke werkzaamheden uit als de switch engineer, maar is minder ervaren en is slechts bekwaam met één systeem of specifiek telecom apparaat. Hij werkt binnen standaard grenzen en onder supervisie. Wanneer de field engineer niet in staat is de werkzaamheden zelfstandig uit te voeren zal hij de hulp inroepen van een switch engineer of een andere meer ervaren engineer.
8. Functional development 8.1. Project leader, senior business consultant (schaal 12) De project leader heeft een brede kennis van bedrijfsvoering en techniek (meerdere functionele terreinen, verschillende applicaties) verkregen door een grote ervaring van tenminste 5 jaar in een grote variatie van projecten. Hij heeft de sociale vaardigheden om management beslissingen op tactisch niveau (i.c. de it-manager van de klant) te kunnen beïnvloeden bij project definities en functionele specificaties. Hij geeft leiding aan, motiveert en deelt taken toe aan het projectteam. Hij bewaakt de voortgang en het budget van het
SECTOR-CAO KABEL & TELECOM
30
1 april 2007
project. 8.2. IT business consultant, application consultant, sr. configuration analyst (schaal 10) De consultant weet een it-oplossing vorm te geven en te ontwikkelen en daarmee aan de eisen van het bedrijf te voldoen, veelal op een specifiek terrein. Hij combineert specifieke bedrijfskennis en analytisch vermogen met it-kennis. Hij heeft basale kennis van de bedrijfsstrategie en processen op een specifiek gebied en de it-oplossingen om deze te ondersteunen. Hij onderkent de mogelijkheden om bedrijfsprocessen te vereenvoudigen, verbeteren of te wijzigen met behulp van it-oplossingen. De itconsultant geeft leiding aan itplanning en haalbaarheidsstudies inclusief een analyse van de kosten en baten. Hij maakt de project definities en functionele specificaties bij (grote) projecten. Er worden standaard instrumenten gebruikt om de oplossing te realiseren. Vaak werkt de consultant op een tactisch niveau in de organisatie en is hij gespecialiseerd in een bepaald soort oplossing/systeem. 8.3. Web designer, internet/intranet engineer, multimedia architect (schaal 9) De webdesigner onderkent de beschikbare media en doet voorstellen voor maatwerkoplossingen. De designer gaat om met klanten, andere teamleden en externe tussenpersonen, en de menselijke factor. De designer is in staat prototypes, simulaties etc. te maken met behulp van verschillende multimediatechnieken bij de presentatie van het voorgestelde systeem. Hij maakt en gebruikt grafische technieken, animaties, audio en video afhankelijk van het instrumentarium. De planning, de acceptatietest, maar ook de integratie en installatie bij de klant kan tot zijn taken horen, evenals de training en ondersteuning van de klant. Specifiek vereist is de kennis van talen en hulpmiddelen ten behoeve van multimedia toepassingen en de kennis van software zoals Netscape en Exchange.
SECTOR-CAO KABEL & TELECOM
31
1 april 2007
Salaristabel per 1 april 2007 Groep
Min (70%)
Norm (100%)
Max (115%)
12
3591
5130
5900
11
3135
4478
5150
10
2751
3930
4520
9
2422
3460
3979
8
2153
3075
3536
7
1922
2746
3158
6
1715
2450
2818
5
1569
2242
2578
4
1448
2068
2378
3
1353
1933
2223
2*
1301
1820
2093
(1-7-2007)
1317
(1-1-2008)
1335
1*
1301
1724
1983
(1-7-2007)
1317
(1-1-2008)
1335
* Groep 1 en 2 (Min 70%) aanpassing minimumlonen NB I Afronding: deze geschiedt conform de rekenregels: < 5 achter de komma: naar beneden afronden op hele euro; > 5 achter de komma: naar boven afronden op hele euro. NB II Het minimum van de groep 70%-90% is gesteld op 70% van de norm, tenzij dit salarisbedrag lager ligt dan het wettelijk minimumloon voor 23-jarigen. In dat geval geldt het minimumloonbedrag. De salaristabel voor jeugdigen sluit daardoor logisch aan op de CAO-schalen.
SECTOR-CAO KABEL & TELECOM
32
1 april 2007
Salaristabel voor jeugdigen (wettelijk minimumjeugdloon 2007 - 2008) leeftijd
22 21 20 19 18 17 16 15
1 januari 2007
1 juli 2007
1 januari 2008
per maand
per maand
per maand
1105,70 943,10 800,00 682,90 591,85 513,80 448,80 390,25
1119,45 954,85 809,95 691,45 599,25 520,20 454,35 395,10
1134,75 967,90 821,05 700,90 607,45 527,35 460,60 400,50
SECTOR-CAO KABEL & TELECOM
33
1 april 2007
Bijlage C
Schematisch overzicht Arbeidstijdenwet
norm Rusttijden
Pauze
Zondagrust
dagelijkse rust
11 uur (aaneengesloten) (1x per week: 8 uur, indien noodzakelijk i.v.m. aard arbeid of bedrijfsomstandigheden)
wekelijkse rust
36 uur (aaneengesloten) óf 72 uur per 14 dagen (te splitsen in stukken van minimaal 32 uur)
bij > 5,5 uur arbeid per dienst
30 minuten (eventueel 2 x 15 minuten)
bij > 10 uur arbeid per dienst
45 minuten (eventueel 3 x 15 minuten)
bij > 5,5 uur arbeid per dienst
15 minuten1
zondagsarbeid
geen arbeid op zondag, tenzij:
• • • • vrije zondagen
in overeenstemming met de aard van de arbeid én bedongen of noodzakelijk i.v.m. aard arbeid of bedrijfsomstandigheden overeengekomen met OR (bij ontstentenis: belanghebbende werknemers) individuele instemming
13 (per 52 weken) elk ander aantal1, mits:
•
Arbeidstijd
individuele instemming indien minder dan 13 vrije zondagen per jaar
per dienst
12 uur
per week
60 uur
per week per 4 weken
gemiddeld 55 uur1
per week per 16 weken
gemiddeld 48 uur
SECTOR-CAO KABEL & TELECOM
34
1 april 2007
Nachtarbeid
arbeidstijd per dienst
10 uur 12 uur, mits:
nachtdienst:
• • •
> 1 uur arbeid tussen 00:00 en 06:00 uur
arbeidstijd per week
rust na dienst 12 uur 5 x per 2 weken max. 22 x per 52 weken
40 uur (per 16 weken), indien ≥ 16 x per 16 weken arbeid in nachtdienst
rusttijd na nachtdienst geldt voor nachtdiensten eindigend ná 02:00 uur
14 uur (1 x per week: 8 uur, indien noodzakelijk i.v.m. aard arbeid of bedrijfsomstandigheden)
rusttijd na ≥ 3 nachtdiensten
46 uur
max. lengte reeks
7 of 81
geldt als minimaal één van de diensten uit de reeks een nachtdienst is max. aantal
·
geldt voor nachtdiensten eindigend ná 02:00 uur
of
36 nachtdiensten per 16 weken
140 nachtdiensten per 52 weken1
· hetzij
· 38 uur tussen 00:00 en 06:00 uur per 2 aaneengesloten weken1
Consignatie
• •
consignatieverbod
14 consignatie-vrije dagen per 4 weken 2 x 2 dagen per 4 weken noch consignatie, noch arbeid geen consignatie 11 uur vóór en 14 uur ná een nachtdienst
• arbeidstijd per 24 uur
13 uur
arbeidstijd per week i.g.v. nachtelijke consignatie
·
geldt indien per 16 weken 16x of meer consignatie wordt opgelegd tussen 00:00 en 06:00 uur
of
SECTOR-CAO KABEL & TELECOM
35
·
gemiddeld 40 uur (per 16 weken)
gemiddeld 45 uur (per 16 weken), mits:
1 april 2007
o 8 uur onafgebroken rust vóóraanvang nieuwe dienst (i.g.v. laatste oproep tussen 00:00 en 06:00 uur) hetzij o gedurende 8 uur onafgebroken rust in de 18 uur volgend op 06:00 uur (als laatste oproep tussen 00:00 en 06.00 uur plaatsvond en direct gevolgd wordt door een nieuwe dienst)
1)
Bij collectieve regeling
Bron: www.szw.nl
SECTOR-CAO KABEL & TELECOM
36
1 april 2007
Bijlage D
Protocol
De Werkgeversvereniging WENb en de vakverenigingen bij de sector-CAO Kabel & Telecom zijn, naast datgene dat is vastgelegd in de CAO per 1 april 2007, het navolgende overeengekomen. Herbezinning sector-CAO Kabel en telecom Door de fusie van Casema, Essent Kabelcom (@Home) en Multikabel is, naast UPC Nederland, een nieuwe grote speler op de Nederlandse kabelmarkt verschenen. Aan de ENb-raam-CAO-tafel is afgesproken de raambepalingen naar sectorniveau te laten doorzakken. Beide ontwikkelingen nopen tot herbezinning op de huidige sector-CAO Kabel & Telecom. CAO-partijen stellen vast dat de kabelbedrijven opereren in een grote telecommunicatiemarkt. Daarbinnen nemen zij vanwege de kenmerkende infrastructuur een eigen positie in. Vanwege deze bijzondere positie en de CAO-achtergrond kiezen partijen ook in de nieuwe situatie voor arbeidsvoorwaardenvorming via een bedrijfstak-CAO. Andere bedrijven zouden zich op termijn kunnen aansluiten, al dan niet via een eventuele algemeen-verbindend verklaring van de bedrijfstak-CAO. De nieuwe en volwaardige kabel-CAO moet daarom optimaal aansluiten bij de behoeften van werkgevers en werknemers in de telecommunicatiemarkt en meer specifiek bij de kabelmarkt. CAO-partijen committeren zich aan onderstaand proces om te komen tot een vernieuwde CAO. Voorbereidingsproces Verlenging huidige CAO Kabel & Telecom en ENb-raam-CAO De huidige CAO is op 1 april 2007 geëxpireerd. De CAO wordt met een jaar verlengd, en krijgt een looptijd tot 1 april 2008, waarbij de lonen worden verhoogd met 3% per 1 april 2007. Ten aanzien van de bepaling over arbeidsduur wordt wel een kleine wijziging doorgevoerd, omdat een nieuwe Arbeidstijdenwet is ingegaan. Artikel III.2 lid 2 komt dan als volgt te luiden: ‘De normen van de Arbeidstijdenwet zijn van toepassing, zoals opgenomen in bijlage C van deze CAO’. Bijlage C wordt aangepast. De aangepaste bijlage C is een bijlage van dit akkoord. De ENb-raam-CAO-bepalingen worden als bijlage bij de CAO gevoegd, en gelden derhalve onverkort. Startbijeenkomst en startdocument In het najaar van 2007 zullen CAO-partijen een bijeenkomst organiseren welke de contouren van een nieuwe kabel-CAO moet opleveren, zowel wat betreft inhoud als wat betreft vorm en contractspartijen. Deelnemers aan deze bijeenkomst zijn beide delegaties, kaderleden, OR-leden, en leidinggevenden en directie van de kabelbedrijven.
SECTOR-CAO KABEL & TELECOM
37
1 april 2007
De bijeenkomst wordt geleid door een externe voorzitter, welke wordt aangezocht door CAO-partijen. Mogelijk zal voorafgaand aan deze bijeenkomst een onderzoek worden gedaan onder de werknemers naar hun behoeften op arbeidsvoorwaardelijk gebied. De uitkomsten uit de bijeenkomst worden opgenomen in een door CAO-partijen opgesteld document, op zodanige wijze dat dit als basis kan dienen voor een CAO. Basistekst en -vorm voor een nieuwe kabel-CAO Een technische commissie, samengesteld uit arbeidsvoorwaardenspecialisten namens de werkgevers en een externe specialist, maken op basis van het bovengenoemde document teksten en vormgeving voor een nieuwe kabel-CAO. Deze teksten worden aangeboden aan CAO-partijen. CAO-overleg In het voorjaar 2008 worden bijeenkomsten belegd voor CAO-overleg. Dit overleg vindt plaats op basis van de nieuw opgestelde CAO-teksten, welke in het CAO-akkoord kunnen worden gewijzigd of aangevuld en tot slot definitief worden vastgesteld. Beoogde ingangsdatum van de nieuwe CAO is 1 april 2008. Communicatie CAO-partijen communiceren beide via hun eigen kanalen over de hierboven weergegeven koers en te zijner tijd inzet voor de nieuwe kabel-CAO. Loonvorming De salarissen zullen per 1 april 2007 worden verhoogd met 3%. Aldus overeengekomen De ondergetekenden De Werkgeversvereniging WENb de ABVAKABO FNV Gevestigd te Arnhem gevestigd te Zoetermeer de partij ter ene zijde CNV Publieke Zaak partij ter ene zijde gevestigd te Den Haag de VMHP-N gevestigd te Arnhem of hun eventuele rechtsopvolgers elk als partij ter andere zijde
SECTOR-CAO KABEL & TELECOM
38
1 april 2007
Bijlage E.
Voorbeeld merit matrix
Voorbeeld van een merit matrix als bedoeld in artikel IV.4 van de sector-CAO Kabel & Telecom. Aan dit voorbeeld kunnen door de werknemer geen rechten worden ontleend. Onvoldoen Matig de
Goed
Zeer goed
Uitstekend
Van 70% tot 90%
0%
2%
3%
5%
6%
Van 90% tot 100%
0%
0%
3%
4%
5%
Van 100% tot 110%
0%
0%
0%
2%
3%
Beoordeling → Relatieve salarispositie ↓
Toelichting: De individuele salarisverhoging van de werknemer is afhankelijk van de relatieve positie in de salarisschaal én van de beoordeling. Onderscheiden worden de beoordelingscategorieën van het geldende beoordelingssysteem (in dit voorbeeld “Onvoldoende”, “Matig” etc.). In het algemeen geldt: hoe hoger de beoordeling, hoe hoger de salarisverhoging. Onderscheiden worden daarnaast de salarisranges binnen de schaal (in dit voorbeeld “van 70% tot 90%” etc.). In het algemeen geldt: hoe hoger de positie in de schaal, hoe lager de salarisverhoging bij een gelijke beoordeling.
SECTOR-CAO KABEL & TELECOM
39
1 april 2007
Bijlage F. ENb Raam-CAO 2005-2007 Collectieve Arbeidsovereenkomst Energie- en Nutsbedrijven Juni 2005 Deze CAO loopt van 1 april 2005 tot en met 31 maart 2007. Raam-CAO voor de Energie- en Nutsbedrijven INHOUD Hoofdstuk Algemene bepalingen Gedragsregels Rechten en verplichtingen bij ziekte en arbeidsongeschiktheid Voorzieningen in verband met werkloosheid Disciplinaire maatregelen en schorsing Schorsing anders dan bij wijze van disciplinaire maatregel Bezwaar en beroep Slotbepalingen Protocol 2005 Bijlagen A Ondernemingen aangesloten bij de WENb B Flexibele Uittredings Regeling (FUR) C-1 Ontslagprocedure C-2 Suppletieregeling gedeeltelijk arbeidsongeschikten ENb-sector D Overgangsregeling "Wachtgeldregeling 1995" E Kaderafspraken scholing en werkgelegenheidsprojecten F Verklaring relatiepartnerschap G Adressen H Transponeringstabel
SECTOR-CAO KABEL & TELECOM
40
1 april 2007
De ondergetekenden de Werkgeversvereniging WENb, gevestigd te Arnhem partij ter ene zijde en ABVAKABO FNV, gevestigd te Zoetermeer CNV Publieke Zaak, gevestigd te Den Haag VMHP-N, gevestigd te Arnhem of hun eventuele rechtsopvolgers elk als partij ter andere zijde verklaren de navolgende collectieve arbeidsovereenkomst te hebben aangegaan. In deze overeenkomst wordt verstaan onder: werkgever: elke onderneming aangesloten bij partij ter ene zijde als vermeld in bijlage A van deze ENB-raam-CAO. werknemer: alle personen in dienst van de werkgever met uitzondering van: - directeuren, bedrijfsdirecteuren, staf-directeuren en adjunct- of onder-directeuren; - stagiaires; - vakantiewerkers; - degenen, die met toepassing van de sociale wetgeving worden ingeschakeld, of in het kader van een door het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid gesubsidieerd werkgelegenheidsproject werkzaam zijn; - degenen, die in het kader van een werk/leerproject tijdelijk werkzaam zijn. Waar in deze overeenkomst met betrekking tot personen wordt gesproken over hij, hem of zijn worden daarmee zowel manlijke als vrouwelijke werknemers aangeduid.
SECTOR-CAO KABEL & TELECOM
41
1 april 2007
Hoofdstuk 1 Algemene Bepalingen Artikel 1.1 CAO-structuur 1. De ENb-CAO heeft een structuur volgens het sectorenmodel: een raam-CAO met een aantal sector-CAO’s. De raamCAO geldt als overkoepelende CAO voor alle ondernemingen aangesloten bij de Werkgeversvereniging Energie- en Nutsbedrijven als vermeld in bijlage A van de raam-CAO. 2. De sector-CAO’s zijn van toepassing op (onderdelen van) de ondernemingen die werkzaam zijn en/of activiteiten uitvoeren volgens de werkingssfeer van de bedrijfstakomschrijving zoals opgenomen in de betreffende sector-CAO(’s). Bij het afsluiten van de raam-CAO worden de volgende sector-CAO’s onderscheiden: Sector-CAO Distributie Sector-CAO Productie Sector-CAO Kabel en Telecom Sector-CAO Afval en Milieu Sector-CAO Advies 3. Voor de bedrijven die vallen onder de sector-CAO’s Distributie en Productie geldt tevens een bedrijfsprotocol waarin nadere afspraken worden gemaakt tussen de CAO-partijen op ondernemingsniveau over de salarisregeling, de wachten storingsdienst, voor zover niet in de sector-CAO geregeld, de overwerkgrens en de ziektekostenverzekering. 4 .In de raam-CAO zijn opgenomen algemene bepalingen, bepalingen die betrekking hebben op (pre)pensionering, ziekte, arbeidsongeschiktheid en werkloosheid, alsmede kader- en protocolafspraken. 5. In de sector-CAO kunnen afspraken worden gemaakt over onderwerpen betrekking hebbende op de arbeidsvoorwaarden, beloningen, vergoedingen voor werknemers tijdens de actieve dienst waaronder de salarismaatregel. 6. De bijlagen bij de CAO’s en de bedrijfsprotocollen maken deel uit van de CAO’s, respectievelijk de bedrijfsprotocollen. Artikel 1.2 Werkingssfeer Onder de werkingssfeer van deze raam-CAO vallen ondernemingen die activiteiten uitvoeren en diensten verrichten die in hoofdzaak betrekking hebben op • de productie (gaswinning daaronder niet begrepen), de verkoop, het transport en de distributie door middel van een vaste infrastructuur van elektriciteit, warmte, gas en water (m.u.v. de bedrijven die zijn aangesloten bij de Werkgeversvereniging Waterbedrijven); • de inzameling, bewerking en verwerking van afvalstoffen van huishoudens, overheid, midden- en kleinbedrijf en industrie; • het commercieel ontwikkelen, beheren en exploiteren van communicatienetwerken en systemen en/of het aanbieden van telecommunicatie- en (multi)mediadiensten; technische dienstverlening op het gebied van energietechnologie (onderzoek, ontwikkeling, advisering, engineering, certificatie en opleidingen). Artikel 1.3 Dispensatie Een onderneming die voornemens is zich aan te sluiten bij de Werkgeversvereniging WENb kan voorafgaand aan zijn aanvraag om lid te worden van de vereniging, bij de dispensatiecommissie verzoeken om ontheffing van voorzieningen inzake (pre)pensioen en sociale zekerheid, zoals bedoeld in de raam-CAO. Het verzoek om ontheffing wordt in een zo vroeg mogelijk stadium ingediend. De dispensatiecommissie beoordeelt het verzoek om ontheffing. De dispensatiecommissie is samengesteld uit drie leden namens de werkgeversvereniging en drie leden namens de werknemers-organisaties. Aan werkgeverszijde zal één lid benoemd worden vanuit de sector waarbij het bedrijf zich als lid voornemens is zich aan te sluiten. De werkgeversvereniging stelt aan de commissie een secretaris te beschikking. Wanneer dispensatie is verleend, wordt hiervan melding gemaakt in bijlage A van de raam-CAO. Artikel 1.4 Geldigheidsduur en opzegging De raam-CAO treedt in werking op 1 april 2005 en eindigt zonder dat opzegging nodig is van rechtswege op 31 maart 2007. De sector-CAO’s en de bedrijfsprotocollen kennen hun eigen bepalingen voor hun geldigheidsduur en opzegging. Indien de onderhandelingen over een nieuwe raam-CAO, een nieuwe sector-CAO of een nieuw bedrijfsprotocol bij het eindigen daarvan nog niet zijn afgesloten, wordt deze CAO of dat bedrijfsprotocol na het eindigen ervan nog toegepast gedurende de lopende onderhandelingen. Artikel 1.5
SECTOR-CAO KABEL & TELECOM
42
1 april 2007
Wijziging en vernieuwing Bijzondere omstandigheden van sociale of economische aard kunnen veroorzaken dat een of meer partijen wijziging of vernieuwing van de raam-CAO, de sector-CAO of het bedrijfsprotocol noodzakelijk acht. Partijen zullen hierover binnen één maand onderhandelingen openen. In de betreffende CAO of het betreffende bedrijfsprotocol wordt vastgelegd welke bepalingen met terugwerkende kracht worden toegepast. Artikel 1.6 Naleving te goeder trouw De werkgever zal geen werknemers in zijn dienst nemen onder voorwaarden die afwijken van hetgeen bepaald is in de CAO of het bedrijfsprotocol. Partijen zullen de CAO’s en de bedrijfsprotocollen te goeder trouw naleven en handhaven. Partijen bevorderen dat hun leden de bepalingen van de CAO’s en de bedrijfsprotocollen te goeder trouw zullen naleven. rtikel 1.7 Ter beschikkingstelling CAO’s De werkgever stelt de werknemer kosteloos de tekst van de raam-CAO, de betreffende sector-CAO en het bedrijfsprotocol ter beschikking. Artikel 1.8 Gelijkstelling partner Voor de toepassing van de CAO wordt met het huwelijk gelijkgesteld: een geregistreerd partnerschap, zoals bedoeld in artikel 80a van boek 2 BW, alsmede een gemeenschappelijke huishouding met het oogmerk van duurzame samenleving, hetgeen blijkt uit een schriftelijke verklaring zoals opgenomen in bijlage F van de raam-CAO. Artikel 1.9 Pensioenregeling en flexibel uittreden De pensioenregeling is ondergebracht bij de Stichting Pensioenfonds ABP. De Flexibele Uittredingsregeling (FUR) is ondergebracht bij de Stichting Flexibel uittreden Nutsbedrijven (SFN).
SECTOR-CAO KABEL & TELECOM
43
1 april 2007
Hoofdstuk 2 Gedragsregels Artikel 2.1 Reorganisaties De werkgever vraagt bij een voornemen tot reorganisatie als bedoeld in artikel 25, lid 1, sub c, d ,e en f van de WOR tijdig advies van zijn ondernemingsraad. Wanneer zich een situatie voordoet als bedoeld in onderstaand lid 2, zullen tevens de vakorganisaties worden ingelicht. Daar waar de gevolgen van een voorgenomen reorganisatie of bedrijfssluiting niet met het bestaande arbeidsvoorwaardenpakket zijn op te vangen, zal met de vakorganisaties een Sociaal Plan worden opgesteld. In situaties van gelijktijdig opheffen van een groot aantal arbeidsplaatsen als gevolg van sluiting van bedrijven of onderdelen daarvan, kunnen partijen van deze CAO afwijken, nadat zij hierover overeenstemming hebben bereikt. De in het kader van dit artikel ingebrachte informatie zal door partijen op verzoek van één of beide partijen vertrouwelijk worden behandeld. Artikel 2.2 Fusie Indien de werkgever overweegt te besluiten tot een fusie, zoals bedoeld in het SER-besluit Fusiegedragsregels 2000, zal hij bij het nemen van zijn beslissing de sociale consequenties betrekken. In verband daarmee zal de werkgever zo vroegtijdig als de eventuele geheimhouding dit mogelijk maakt de vakorganisaties, de OR en de werknemers inlichten over de voorgenomen maatregelen. Aansluitend hierop zal de werkgever de daaruit voortvloeiende gevolgen en de naar aanleiding daarvan overwogen maatregelen met de vakorganisaties en de OR bespreken. Artikel 2.3 Werkgelegenheid De druk op de werkgelegenheid in de ENb-sector zal de komende jaren onverminderd aanwezig blijven. Naast de daarvoor al langer geldende oorzaken zoals fusies en efficiency-operaties zullen ook de marktwerking en (toekomstige) privatisering gevolgen hebben voor de sector. In de ENb-sector zal ook de komende jaren sprake zijn van boventalligheidsproblematiek. Deze problematiek is veelal sterk bedrijfsgebonden. Daar waar het bestaande arbeidsvoorwaardenpakket ontoereikend is, worden met de vakbonden op ondernemingsniveau in Sociale Plannen concrete afspraken gemaakt over maatregelen die kunnen bijdragen aan de oplossing van de bedrijfsgebonden werkgelegenheidsproblematiek. Artikel 2.4 Sociale Plannen Bij het afsluiten van Sociale Plannen nemen de werkgever en de vakorganisaties o.a. de volgende uitgangspunten in acht: het Sociaal Plan heeft als doel te voorzien in het op sociaal verantwoorde wijze, binnen een in het Sociaal Plan vastgestelde termijn, oplossen van de werkgelegenheidsproblematiek als gevolg van reorganisatie, vermindering van werkzaamheden of bedrijfssluiting; de werkgever zal zich maximaal inspannen om boventallige werknemers van werk naar werk te begeleiden, zowel binnen het eigen bedrijf, als naar andere bedrijven binnen of buiten de ENb-sector. de werknemer dient medewerking te verlenen aan het zoeken naar redelijke oplossingen voor zijn / haar boventalligheidsprobleem, zowel binnen als buiten de onderneming en / of de ENb-sector. Bij het ontbreken van dergelijke medewerking kan ontslag worden verleend zonder aanspraak op bovenwettelijke werkloosheidsuitkering of een andere daarvoor bestemde voorziening; het Sociaal Plan bevat heldere termijnen; het Sociaal Plan is een collectieve arbeidsovereenkomst in de zin van de Wet op de CAO en zal als zodanig worden aangemeld bij de Arbeidsinspectie. In een Sociaal Plan kunnen de werkgever en de vakbonden, afhankelijk van de concrete situatie van de reorganisatie, bedrijfssluiting e.d., onder andere de volgende onderwerpen regelen : de werkingssfeer, waaronder verstaan wordt de bedrijfsonderdelen en/of bedrijfsactiviteiten waarop het Sociaal Plan betrekking heeft; de looptijd van het Sociaal Plan; de spelregels en procedures voor het vaststellen van de boventalligheid; de verantwoordelijkheid van de werkgever en van de werknemer ten aanzien van de oplossing daarvan; het bevorderen van de interne en externe mobiliteit instrumenten / faciliteiten die ingezet kunnen worden om de boventalligheid op te lossen, zoals: het opzetten van interne uitzendbureaus en banenpools; herplaatsing binnen de eigen onderneming; outplacement(termijnen); vertrekpremie dan wel een startsubsidie bij aanvang van een eigen bedrijf; her-, om- en bijscholing, zowel gericht op interne als op externe mobiliteit; aanvullende arbeidsvoorwaardelijke regelingen ter ondersteuning hiervan en de daarvoor beschikbare budgetten; opzetten van nieuwe activiteiten dan wel aan bestaande activiteiten een nieuwe inhoud geven; (tijdelijke) arbeidsduurverkorting
SECTOR-CAO KABEL & TELECOM
44
1 april 2007
het vastleggen van afspraken tussen de werkgever en de individuele werknemer over doelen, instrumenten en termijnen van de bemiddeling (individueel bemiddelingsplan); definities van begrippen als “gelijkwaardige”, “gelijksoortige” of “passende” arbeid, waarbij onderscheid gemaakt kan worden naar de fase waarin de arbeidsbemiddeling zich bevindt; periodiek overleg tussen de werkgever en de vakbonden over de stand van zaken; procedures en termijnen voor bezwaar (en beroep). Het bestaan van een Sociaal Plan laat de toepassing van de normale ontslagprocedures, zoals bijvoorbeeld op grond van disfunctioneren, ontslag op staande voet of wegens langdurige arbeidsongeschiktheid, onverlet. Artikel 2.5 Om de aansluiting met de volgende raam-CAO te bewerkstelligen, gelden de artikelen 3 en 4 van dit hoofdstuk tot het einde van het jaar waarin de raam-CAO expireert. Artikel 2.6 Bijdrage aan de werknemersorganisaties De werkgever verleent aan de gezamenlijke vakorganisaties die partij zijn bij de CAO een jaarlijkse bijdrage in de kosten van het scholings- en vormingswerk. Deze bijdrage is € 14,- per werknemer met als peildatum 1 januari van het jaar. De bijdrage per vakorganisatie die partij is bij de CAO, wordt vastgesteld naar rato van het aantal vakbondsleden werkzaam in de ENb-sector. De vakorganisaties regelen onderling de verdeling van de bijdragen. Artikel 2.7 Verlof voor vakbondsactiviteiten Tenzij het bedrijfsbelang zich daartegen verzet, wordt aan de werknemer door de werkgever buitengewoon verlof met behoud van salaris verleend: om op schriftelijk verzoek van de werknemersorganisatie als bestuurslid of als afgevaardigde deel te nemen aan cursussen en bijeenkomsten van de in de statuten van de bedoelde organisaties voorziene organen: max. 26 dagen per kalenderjaar; om op schriftelijk verzoek van de werknemersorganisatie deel te nemen aan door deze organisatie te geven vormings- en scholingsbijeenkomsten een en ander voor zover het bepaalde in in sub a of de Wet op de ondernemingsraden hierin niet voorziet: max. 5 dagen per kalenderjaar. Artikel 2.8 Belangenbehartiging De werknemer heeft het recht zijn belangen bij de werkgever voor te dragen, al of niet bijgestaan of vertegenwoordigd door een raadsman. Artikel 2.9 Uitzendkrachten Werkgever stelt slechts uitzendkrachten in zijn onderneming te werk indien het bedrijfsbelang dit vordert.
SECTOR-CAO KABEL & TELECOM
45
1 april 2007
Hoofdstuk 3 Rechten en verplichtingen bij arbeidsongeschiktheid 3.1 Algemene bepalingen Artikel 3.1.1 Definities In dit hoofdstuk wordt verstaan onder: a. arbeidsongeschiktheid: als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebreken, zwangerschap of bevalling, geheel of gedeeltelijk niet in staat zijn om met arbeid geld te verdienen, hetgeen gezonde personen, met soortgelijke opleiding en ervaring, ter plaatse waar hij arbeid verricht of het laatst heeft verricht, of in de omgeving daarvan, met arbeid gewoonlijk verdienen (definitie conform artikel 18 lid 1 WAO).; b. bedrijfsongeval: een ongeval, dat in overwegende mate zijn oorzaak vindt in de aard van de aan de werknemer opgedragen werkzaamheden of in de bijzondere omstandigheden, waaronder deze moesten worden verricht, en niet aan zijn schuld of onvoorzichtigheid is te wijten; c. herplaatsingstoelage: een herplaatsingstoelage als bedoeld in hoofdstuk 9 van het Pensioenreglement van de Stichting Pensioenfonds ABP; d. invaliditeitspensioen: een invaliditeitspensioen als bedoeld in hoofdstuk 8 van het Pensioenreglement van de Stichting Pensioenfonds ABP; e. gangbare arbeid: arbeid als bedoeld in artikel 18 lid 5 van de WAO; f. passende arbeid: arbeid als bedoeld in artikel 30 van de ZW. Artikel 3.1.2 Salarisbegrip 1. In dit hoofdstuk wordt onder het salaris verstaan: het door de werknemer laatst genoten schaalsalaris (vermenigvuldigd met het deeltijdpercentage), vermeerderd met: de vaste persoonlijke toelage(n) per maand; de vakantie-uitkering per maand als bepaald in de toepasselijke sector-CAO; de vergoeding in geld voor consignatiedienst, gemiddeld per maand over de voorafgaande periode van 12 maanden, voor zover in de toepasselijke sector-CAO niet anders is bepaald; vergoeding in geld voor ploegendienst. 2. Onder schaalsalaris wordt verstaan het bedrag per maand dat aan de werknemer op grond van zijn indeling in de salarisregeling wordt toegekend. 3. Onder persoonlijke toelage wordt verstaan een vaste maandelijkse toelage op het schaalsalaris, uitgedrukt in en bedrag of in een percentage van dat schaalsalaris, die aan de werknemer voor onbepaalde tijd is toegekend, uitsluitend: wegens een uitstekende wijze van taakvervulling; als garantie wegens plaatsing in een lager gekwalificeerde functie; wegens bijzondere aan de werknemer te stellen eisen. Alle om andere redenen toegekende toelagen op het schaalsalaris, waaronder die voortvloeien uit een inconveniënt, tenzij anders bepaald, worden niet als tot een tot het salaris behorende vaste persoonlijke toelage aangemerkt. 4.Het bedrag van het laatst genoten salaris bedoeld in dit hoofdstuk, wordt in voorkomende gevallen aangepast overeenkomstig een algemene salariswijziging. Artikel 3.1.3 Second opinion (deskundigenoordeel) Bij verschil van mening tussen de werkgever en de werknemer kan, na advisering door de eigen Arbo-dienst door zowel de werkgever als de werknemer een niet bindend deskundigenoordeel worden gevraagd aan de UWV. Zulks onder meer ten aanzien van de vraag of: de werknemer arbeidsongeschikt is, er binnen de onderneming passend werk voor handen is, de werkgever voldoende reïntegratie-inspanningen verricht en de werknemer voldoende reïntegratie-inspanningen verricht. De kosten van het deskundigenoordeel komen voor rekening van de werkgever.
Artikel 3.1.4
SECTOR-CAO KABEL & TELECOM
46
1 april 2007
Passende en gangbare arbeid 1. Aan de arbeidsongeschikte werknemer kan een andere functie of werkzaamheden worden opgedragen. 2. Gedurende het eerste jaar is de arbeidsongeschikte werknemer verplicht een hem aangeboden functie of werkzaamheden te aanvaarden indien sprake is van passende arbeid als bedoeld in artikel 3.1.1 sub f. 3. Gedurende het tweede jaar is de arbeidsongeschikte werknemer verplicht een hem aangeboden functie of werkzaamheden te aanvaarden indien sprake is van gangbare arbeid als bedoeld in artikel 3.1.1 sub e. Deze verplichting geldt eveneens na afloop van het tweede jaar. 4. Het bepaalde in dit artikel is op overeenkomstige wijze van toepassing indien aan de werknemer de eigen functie wordt opgedragen onder andere voorwaarden. 3.2 Aanspraken tijdens arbeidsongeschiktheid Artikel 3.2.1 Als de werknemer arbeidsongeschikt is, gelden voor hem de bepalingen van het BW, de ZW en de WAO, voor zover in dit hoofdstuk niet uitdrukkelijk anders is bepaald.
Artikel 3.2.2 Aanspraak van de werknemer De arbeidsongeschikte werknemer heeft gedurende het eerste ziektejaar recht op doorbetaling van 100% van het laatst verdiende salaris. Gedurende het tweede ziektejaar bedraagt de loondoorbetaling 70% van het laatst verdiende salaris. Bij werkhervatting gericht op reïntegratie wordt gedurende het tweede ziektejaar over de gewerkte uren 100% van het laatst verdiende salaris betaald. Met werkhervatting wordt gelijkgesteld arbeidstherapeutische werkzaamheden en op reïntegratie gerichte omscholing binnen de uren die gelden als normale werktijd. Een en ander voor zover dit plaatsvindt op basis van in overleg met de bedrijfsarts door het bedrijf met de werknemer gemaakte reïntegratieafspraken, vastgelegd in een voor de betrokken werknemer opgesteld reïntegratieplan. Dit reïntegratieplan bevat afspraken over de omvang en de duur van de reïntegratieactiviteiten en over de toetsing van de voortgang van de reïntegratie. Artikel 3.2.3 Aanspraken in geval van bedrijfsongeval De werknemer ontvangt ook na afloop van het eerste ziektejaar 100% van zijn laatstverdiende salaris als de arbeidsongeschiktheid is veroorzaakt door een bedrijfsongeval. Artikel 3.2.4 Herplaatsing binnen twee jaar 1. De werknemer die is herplaatst op grond van artikel 3.1.4 voordat de termijn van twee jaar, bedoeld in bijlage C-1, onderdeel 2, is verstreken, heeft tot het eind van genoemde termijn aanspraak op een aanvullende uitkering, indien zijn salaris als gevolg van zijn herplaatsing vermindering ondergaat, ter grootte van het verschil tussen: a. het bedrag waarop de werknemer op grond van dit artikel recht zou hebben gehad indien hem geen andere betrekking zou zijn opgedragen, maar in plaats daarvan voor dezelfde arbeidsduur zijn eigen betrekking; en b. zijn salaris na herplaatsing, in voorkomend geval vermeerderd met een uit zijn arbeidsongeschiktheid voortvloeiend recht op een WAO-uitkering, een invaliditeitspensioen of een herplaatsingstoelage. 2. De werknemer die is herplaatst op grond van artikel 3.1.4 heeft tevens aanspraak op een aanvullende uitkering nadat de termijn van twee jaar, bedoeld in bijlage C-1, onderdeel 2, is verstreken, indien de ziekte, uit hoofde waarvan de werknemer ongeschikt is zijn arbeid te verrichten, wordt veroorzaakt door een bedrijfsongeval of in overwegende mate haar oorzaak vindt in de aard van de hem opgedragen werkzaamheden of in de bijzondere omstandigheden waaronder deze moesten worden verricht en niet aan zijn schuld of onvoorzichtigheid is te wijten, ter grootte van het verschil tussen: a. een percentage van zijn salaris zoals die zou zijn op de dag voor zijn herplaatsing indien de werknemer op die dag niet ongeschikt zou zijn geweest tot werken; en b. zijn salaris na herplaatsing, in voorkomend geval vermeerderd met een uit de oorspronkelijke functie, voortvloeiend recht op een WAO-uitkering, invaliditeitspensioen en een herplaatsingstoelage. 3. Het percentage, bedoeld in het lid 2 sub a, is afhankelijk van de mate van arbeidsongeschiktheid en bedraagt bij een arbeidsongeschiktheid van:
SECTOR-CAO KABEL & TELECOM
47
1 april 2007
80% of meer: 90,02%; 65 tot 80%: 65,26%; 55 tot 65%: 54,01%; 45 tot 55%: 45,01%; 35 tot 45%: 36,01%; 25 tot 35%: 27,01%; 15 tot 25%: 18,00%. Artikel 3.2.5 Aanspraak van de gewezen werknemer 1. De gewezen werknemer die wegens arbeidsongeschiktheid, ontstaan voor het tijdstip van ingang van zijn ontslag, na zijn ontslag anders dan op grond van artikel 3.4 nog ongeschikt is een naar aard en omvang soortgelijke functie te vervullen, heeft: a. voor zover het betreft een werknemer die voorafgaand aan het ontslag een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd heeft gehad, zolang hij ongeschikt tot werken is wegens ziekte, doch niet langer dan een tijdvak van ten hoogste 52 weken, aanspraak op een aanvulling op de ZW-uitkering tot 100% van het laatst genoten salaris; en b. voor zover het betreft een werknemer die voorafgaand aan het ontslag een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd heeft gehad, indien hij na het tijdvak van 52 weken als bedoeld in artikel 4.3.2 van deze CAO op grond van zijn arbeidsongeschiktheid aanspraak heeft op een WAO-uitkering, zolang hij ongeschikt tot werken is wegens ziekte, doch niet langer dan een tijdvak van 26 weken, aanspraak op een aanvulling op de WAO-uitkering ter grootte van het verschil tussen de berekeningsgrondslag als bedoeld in hoofdstuk 4 en de WAO-uitkering. 2. De gewezen werknemer die voorafgaand aan het ontslag een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd heeft gehad en die binnen een maand na het tijdstip van zijn ontslag, wegens ziekte ongeschikt wordt een naar aard en omvang soortgelijke functie te vervullen, heeft zolang betrokkene ongeschikt is tot werken wegens ziekte, maar niet langer dan 52 weken, aanspraak op doorbetaling van het laatst genoten salaris indien hij gedurende tenminste twee maanden onmiddellijk aan het ontslag voorafgaande in dienst is geweest. Artikel 3.2.6 Aanspraak van de gewezen werknemer in geval van bedrijfsongeval 1. De gewezen werknemer die aanspraak heeft op een WAO-uitkering terzake van de beëindigde arbeidsovereenkomst, heeft aanspraak op een aanvulling op de WAO-uitkering als de arbeidsongeschiktheid is veroorzaakt door een bedrijfsongeval. 2. De in lid 1 bedoelde aanvullende uitkering is gelijk aan het verschil tussen: a. een percentage van het laatstelijk genoten salaris in het jaar voorafgaande aan zijn ontslag; en b. de aan de werknemer toegekende WAO-uitkering, in voorkomend geval vermeerderd met een hem toegekend invaliditeitspensioen en een hem toegekende herplaatsingstoelage. 3. Het percentage, bedoeld in lid 2 sub a, is afhankelijk van de mate van arbeidsongeschiktheid en bedraagt bij een arbeidsongeschiktheid van: 80% of meer: 90,02%; 65 tot 80%: 65,26%; 55 tot 65%: 54,01%; 45 tot 55%: 45,01%; 35 tot 45%: 36,01%; 25 tot 35%: 27,01%; 15 tot 25%: 18,00%. 4. De aanvullende uitkering als bedoeld in dit artikel wordt niet aangemerkt als pensioengevend inkomen.
Artikel 3.2.7 Einde van het tijdvak van het eerste en het tweede ziektejaar
SECTOR-CAO KABEL & TELECOM
48
1 april 2007
Voor het bepalen van het einde van het tijdvak van het eerste en het tweede ziektejaar worden perioden van ongeschiktheid tot werken wegens ziekte samengeteld, indien de perioden van ongeschiktheid elkaar met een onderbreking van minder dan vier weken opvolgen. Artikel 3.2.8 Einde doorbetaling salaris/aanvulling op de WW-uitkering 1. De doorbetaling van het salaris, bedoeld in de artikelen 3.2.2 en 3.2.3 eindigt na afloop van de uitkeringsduur, maar in ieder geval: a. met ingang van de dag waarop de werknemer op grond van artikel 3.1.4 is herplaatst; of b. met ingang van de dag waarop de werknemer ontslag is verleend; of c. met ingang van de dag waarop de werknemer de leeftijd van 65 jaar heeft bereikt; of d. met ingang van de eerste kalenderdag van de maand volgende op die waarin de werknemer is overleden. 2. De doorbetaling van het salaris, bedoeld in artikel 3.2.4, eindigt na afloop van de uitkeringsduur, maar in ieder geval: a. met ingang van de dag waarop de werknemer niet meer voldoet aan de in bedoeld artikel genoemde voorwaarden; of b. met ingang van de dag waarop de werknemer ontslag is verleend, waaronder het ontslag op grond van artikel 3.4; of c. met ingang van de dag waarop de werknemer de leeftijd van 65 jaar bereikt; of d. met ingang van de kalenderdag van de maand volgende op die waarin de werknemer is overleden. 3. De doorbetaling van het salaris en de aanvulling op de WAO-uitkering respectievelijk de ZW-uitkering, bedoeld in artikel 3.2.5, eindigt na afloop van de uitkeringsduur, maar in ieder geval: a. met ingang van de dag waarop de gewezen werknemer is herplaatst overeenkomstig artikel 3.1.4; of b. met ingang van de dag waarop de gewezen werknemer de leeftijd van 65 jaar heeft bereikt; of c. met ingang van de eerste kalenderdag van de maand volgende op die waarop de gewezen werknemer is overleden. 4. De aanvulling op de WAO-uitkering, bedoeld in artikel 3.2.6, eindigt: a. met ingang van de dag waarop de gewezen werknemer niet meer voldoet aan de in bedoelde artikelen genoemde voorwaarden; of b. met ingang van de dag waarop de gewezen werknemer de leeftijd van 65 jaar heeft bereikt, of; c. met ingang van de eerste kalenderdag van de maand volgende op die waarop de gewezen werknemer is overleden. Artikel 3.3 Verplichtingen en sancties 1. De arbeidsongeschikte werknemer is verplicht zijn arbeidsongeschiktheid zo spoedig mogelijk aan de werkgever mede te delen of te doen mededelen en zich te houden aan de door de werkgever in dit verband gestelde voorschriften. 2. De werkgever kan bepalen dat de arbeidsongeschikte werknemer zijn arbeid slechts mag hervatten, als de werkgever hiervoor uitdrukkelijk toestemming heeft verleend. 3. De werkgever heeft het recht om de in dit hoofdstuk bedoelde loondoorbetaling en aanvullingen te weigeren of op te schorten ten aanzien van de werknemer die: a. door opzet arbeidsongeschikt is geworden of gebleven, tenzij hem daarvan op grond van zijn psychische toestand geen verwijt kan worden gemaakt; b. de ziekte is voorgewend, althans zodanig overdreven wordt voorgesteld, dat arbeidsongeschiktheid niet kan worden aangenomen; c. arbeidsongeschikt is geworden als gevolg van een gebrek waarover hij in het kader van een aanstellingskeuring valse informatie heeft verstrekt en daardoor de toetsing aan de voor de functie gestelde belastbaarheideisen niet juist kon worden uitgevoerd; d. zijn genezing heeft belemmerd of vertraagd; e. zonder deugdelijke grond geen passende of gangbare arbeid verricht; f. zonder deugdelijke grond niet meewerkt aan door de werkgever of een deskundige gegeven redelijke voorschriften of maatregelen om passend werk te verrichten; g. zonder deugdelijke grond niet meewerkt aan opstelling, evaluatie of bijstelling van een plan van aanpak tot reïntegratie; h. zich niet houdt aan de voor hem geldende regels en aanwijzingen bij ziekte (controlevoorschriften); i. weigert medewerking te verlenen aan een door de werkgever gevraagde second opinion van het UWV respectievelijk het ABP in verband met de herplaatsingtoelage;
SECTOR-CAO KABEL & TELECOM
49
1 april 2007
4. 5.
6.
j. weigert gebruik te maken van voorhanden zijnde veiligheidsmiddelen dan wel de voorschriften met betrekking tot veiligheid en gezondheid overtreedt en als gevolg daarvan arbeidsongeschikt is geworden; k. opzettelijk onjuiste informatie verstrekt of achterhoudt; l. niet tijdig een WAO-uitkering heeft aangevraagd; m. misbruik maakt van de voorziening. De ingevolge het derde lid vervallen aanspraken herleven met ingang van het tijdstip waarop de (gewezen) werknemer alsnog gevolg geeft aan de betreffende verplichting op grond van dat lid. Als ten aanzien van de WAO-uitkering die de werknemer geniet een verplichting wordt opgelegd of een sanctie wordt toegepast, wordt door de werkgever zoveel mogelijk dezelfde verplichting opgelegd dan wel een overeenkomende sanctie toegepast, op de aanvulling op de (WAO-)uitkering waarop de werknemer aanspraak heeft. Wanneer als gevolg van handelingen of het nalaten van handelingen door de werknemer, de WAO-uitkering vermindering ondergaat, dan wel de aanspraak daarop geheel of gedeeltelijk wordt geweigerd, wordt de WAOuitkering voor het vaststellen van zijn aanspraak op een aanvulling op de (WAO-) uitkering, steeds geacht onverminderd te zijn genoten.
Artikel 3.4 Procedure ontslag op grond van arbeidsongeschiktheid Bij ontslag op grond van ongeschiktheid tot het verrichten van arbeid wegens ziekte als bedoeld in artikel 15.1 van het pensioenreglement van de Stichting Pensioenfonds ABP neemt de werkgever de procedure in acht zoals opgenomen in bijlage C-1 van deze CAO. In afwijking van de wettelijke opzegtermijnen genoemd in art. 7: 672 lid 2 BW geldt bij de beëindiging van de arbeidsovereenkomst voor de werkgever een opzegtermijn van één maand. 3.5
Overige bepalingen
Artikel 3.5.1 Samenloop met andere inkomsten 1. De aanspraken van de gewezen werknemer op grond van dit hoofdstuk kunnen in combinatie met andere inkomsten op grond van een wettelijke verzekering of in verband met voor zijn genezing wenselijke geachte arbeid in totaal niet meer bedragen dan 100% van het laatst verdiende salaris. 2. Inkomsten uit of in verband met arbeid of bedrijf worden op het bedrag, waarop de gewezen werknemer ingevolge dit hoofdstuk recht heeft, in mindering gebracht, tenzij: a. de gewezen werknemer deze inkomsten reeds vóór het intreden van de ongeschiktheid tot het verrichten van zijn arbeid wegens ziekte genoot; en b. de omvang van die arbeid niet is toegenomen. Artikel 3.5.2 Bevalling na ontslag 1. Dit artikel is van toepassing op de gewezen werkneemster die voorafgaand aan het ontslag een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd heeft gehad. 2. De gewezen werkneemster, wier bevalling waarschijnlijk is binnen vier maanden na het tijdstip van ingang van haar ontslag, ontvangt het laatst verdiende salaris gedurende de periode die: a. aanvangt op de 41e dag, voorafgaande aan de vermoedelijke datum van bevalling; en b. eindigt op de 70e dag na de datum waarop de bevalling heeft plaatsgevonden. 3. De periode, bedoeld in het tweede lid, wordt verlengd tot 16 weken, indien die periode door een voortijdige bevalling minder dan 16 weken heeft bedragen. 4. De gewezen werkneemster wier bevalling niet wordt verwacht binnen vier maanden na het tijdstip van ingang van haar ontslag, maar die niettemin binnen die termijn bevalt, ontvangt het laatst verdiende salaris gedurende de periode die: a. aanvangt op de datum van bevalling; en b. eindigt op de 70e dag na de datum waarop de bevalling heeft plaatsgevonden. 5. Voor zolang de gewezen werkneemster na beëindiging van de haar ingevolge het tweede of het vierde lid toekomende uitkering nog wegens ziekte ongeschikt is tot werken, dan wel binnen een maand na deze beëindiging ongeschikt wordt tot werken, heeft zij gedurende een tijdvak van 52 weken recht op de doorbetaling van het salaris overeenkomstig artikel 46. De termijn van 52 weken wordt geacht aan te vangen op de eerste dag na de bevalling.
SECTOR-CAO KABEL & TELECOM
50
1 april 2007
6. Ongeschikt tot werken, geheel of gedeeltelijk, in de zin van het vijfde lid is de gewezen werkneemster die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebreken geheel of gedeeltelijk niet in staat is om een naar aard en omvang soortgelijke functie als zij vervulde, te vervullen.
Artikel 3.5.3 Aanpassing aanvulling op de WAO-uitkering 1. De aanvulling op de WAO-uitkering van de (gewezen) weknemer wordt zoveel mogelijk op gelijke wijze gewijzigd als een aan hem toegekende WAO-uitkering. 2. Het eerste lid vindt geen toepassing indien de (gewezen) werknemer aanspraak op een WAO-uitkering heeft wegens de ongeschiktheid tot werken voor een functie die de (gewezen) werknemer heeft vervuld naast de arbeidsovereenkomst ter zake waarvan de werknemer of de gewezen werknemer op een uitkering krachtens dit hoofdstuk aanspraak heeft, voor zover de WAO-uitkering naar de inkomsten uit die andere functie wordt berekend of geacht kan worden te zijn berekend. Artikel 3.5.4 Bijzondere voorzieningen 1. Als de arbeidsongeschiktheid voortvloeit uit een bedrijfsongeval worden aan de werknemer vergoed de naar het oordeel van de werkgever noodzakelijk gemaakte kosten van geneeskundige behandeling of verzorging die voor rekening van de werknemer blijven. 2. De werkgever kan omtrent het bepaalde in het eerste lid nadere regels vaststellen. Hoofdstuk 4 Voorzieningen in verband met werkloosheid 4.1 Algemene bepalingen Artikel 4.1.1 Definities In deze regeling wordt verstaan onder: a. Betrokkene: de werknemer die voor onbepaalde tijd in dienst is geweest bij de werkgever én wiens arbeidsovereenkomst met de werkgever is geëindigd door opheffing van zijn functie als gevolg van reorganisatie, bedrijfssluiting, of vermindering van werkzaamheden; b. WW: de Werkloosheidswet; c. ZW: de Ziektewet. d. WAO: de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering e. OOW: de Wet Overheidspersoneel Onder de Werknemersverzekeringen f. Loongerelateerde uitkering: de loongerelateerde uitkering, bedoeld in afdeling II van Hoofdstuk IIA van de WW; g. Minimumloon: het minimumloon, bedoeld in artikel 14, tweede lid, WW; h. Aanvulling op de WW-uitkering: de bovenwettelijke aanvulling op de WW of ZW uitkering i. Suppletie: een suppletie op grond van de Suppletieregeling gedeeltelijk arbeidsongeschikten ENb-sector (bijlage C-2) j. Berekeningsgrondslag: het dagloon dat geldt voor de WW, zoals vastgesteld per de eerste werkloosheidsdag, zonder de maximum dagloongrens van artikel 9 Coördinatiewet sociale verzekering; k. Werkgever: de werkgever die is aangesloten bij de werkgeversvereniging WENb.
Artikel 4.1.2 Salarisbegrip 1. Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt onder het salaris verstaan: het door de werknemer laatstelijk genoten schaalsalaris of, in geval van deeltijdarbeid, het daarvan afgeleide salaris, vermeerderd met: a. de vaste persoonlijke toelage(n) per maand; b. de vakantieuitkering per maand als bepaald in de toepasselijke sector-CAO: c. de vergoeding in geld voor consignatiedienst, gemiddeld per maand over de voorafgaande periode van 12 maanden; d. vergoeding in geld voor ploegendienst. 2. Onder salarisschaal wordt verstaan het bedrag per maand dat aan de werknemer op grond van zijn indeling in de salarisregeling wordt toegekend.
SECTOR-CAO KABEL & TELECOM
51
1 april 2007
3. Onder persoonlijke toelage wordt verstaan een vaste maandelijkse toelage op het schaalsalaris, uitgedrukt in en bedrag of in een percentage van dat schaalsalaris, welke aan de werknemer voor onbepaalde tijd is toegekend, uitsluitend: a. wegens een uitstekende wijze van taakvervulling; b. als garantie wegens plaatsing in een lager gekwalificeerde functie; c. wegens bijzondere aan de werknemer te stellen eisen. Alle om andere redenen toegekende toelagen op het schaalsalaris, waaronder die voortvloeien uit een inconveniënt, tenzij anders bepaald, worden niet als tot een tot het salaris behorende vaste persoonlijke toelage aangemerkt.
4.2 Aanvulling op de WW-uitkering Artikel 4.2.1 Voor de betrokkene gelden voor de toepassing van dit hoofdstuk de bepalingen van het BW en de WW voor zover hierna niet uitdrukkelijk anders is bepaald.
Artikel 4.2.2 Aanspraak op aanvulling op de WW-uitkering 1. De betrokkene die recht heeft op een loongerelateerde uitkering, heeft aanspraak op een aanvulling op de WWuitkering. De aanvulling op de WW-uitkering wordt per maand achteraf uitbetaald op vertoon van een bewijs van aanspraak op WW-uitkering. 2. Geen aanspraak op een aanvulling op de WW-uitkering bestaat in geval de betrokkene: a. een redelijk aanbod van passende arbeid weigert, of b. onvoldoende meewerkt aan het vinden van passende arbeid, of c. schriftelijk met de werkgever is overeengekomen dat geen aanspraak op een aanvulling op de WW-uitkering wordt gemaakt. 3. In het geval dat een Sociaal Plan van toepassing is, geldt met betrekking tot het aanvaarden van passende arbeid hetgeen daarover in het Sociaal Plan is bepaald. Daarbij kunnen ook andere aanduidingen zoals ‘gelijkwaardig’ en ‘gelijksoortig’ van toepassing zijn. Artikel 4.2.3 Duur en hoogte van de aanvulling op de WW-uitkering 1. De duur van de aanvulling op de WW-uitkering is gelijk aan de duur van de loongerelateerde uitkering, maar ten hoogste aan het totaal aantal maanden, genoemd in het tweede lid. De aanvulling eindigt als de WW-uitkering eindigt. 2. De loongerelateerde WW-uitkering wordt per dag aangevuld volgens de onderstaande tabel. 1 aanvulling in maanden 2 totaal in maanden Leeftijd 90% 80% t/m 22 jaar 3 3 6 23 t/m 27 5 4 9 28 t/m 32 6 6 12 33 t/m 37 9 9 18 38 t/m 42 12 12 24 43 t/m 47 15 15 30 48 t/m 52 18 18 36 53 en ouder 24 24 48 3. Als de WW-uitkering herleeft binnen de perioden genoemd in lid 2, dan herleeft de aanvulling op de WW-uitkering voor resterende duur daarvan. Een opgeschorte WW-uitkering verlengt niet de in lid 2 genoemde perioden. 4. Bij de vaststelling van de duur van de perioden, bedoeld in het tweede lid, gedurende welke aanvulling op de WWuitkering tot 90% van de berekeningsgrondslag plaatsvindt, wordt artikel 43 WW niet overeenkomstig toegepast. Bij de vaststelling van de duur van de perioden, bedoeld in het derde lid, gedurende welke aanvulling tot 90% en 80% van de berekeningsgrondslag plaatsvindt, worden perioden, waarin de betrokkene recht heeft gehad op aanvulling op de ZWuitkering, mede in aanmerking genomen.
1
Leeftijd in jaren van betrokkene op de laatste dag van de dienstbetrekking
2
Aanvulling in maanden vanaf de eerste werkeloosheidsdag tot % van de berekeningsgrondslag
SECTOR-CAO KABEL & TELECOM
52
1 april 2007
5. Voor de berekening van de hoogte van de aanvulling wordt de uitkering op grond van de WW geacht onverminderd te zijn ontvangen indien deze op grond van enige wettelijke bepaling geheel of gedeeltelijk is geweigerd, dan wel niet of niet geheel is betaald.
4.3 Aanvulling op de ZW-uitkering Artikel 4.3.1 Aanspraak op aanvulling op de ZW-uitkering De betrokkene die arbeidsongeschikt wordt of is en die aanspraak zou maken op aanvulling op de WW-uitkering als hij niet arbeidsongeschikt zou zijn geweest, heeft aanspraak op een aanvulling op zijn ZW-uitkering. Artikel 4.3.2 Duur en hoogte van de aanvulling op de ZW-uitkering 1. De duur van de aanvulling op de ZW-uitkering is gelijk aan de duur van de ZW-uitkering, maar ten hoogste aan het totaal aantal maanden, bedoeld in artikel 4.2.3, tweede lid, verminderd met de periode waarin de betrokkene reeds recht op aanvulling op de WW-uitkering en aanvulling op de ZW-uitkering heeft gehad. Indien na het einde van de ZWuitkering het recht op WW-uitkering niet meer kan herleven in de loongerelateerde fase omdat er in die fase geen uitkeringsduur resteert, eindigt de aanvulling op de ZW-uitkering uiterlijk zodra de duur van de loongerelateerde uitkering zou zijn verstreken als de betrokkene niet ziek was geworden. 2. De ZW-uitkering wordt aangevuld tot het percentage, bedoeld in artikel 4.2.3, tweede lid, dat zou hebben gegolden als de betrokkene werkloos zou zijn gebleven of geworden. 3. In afwijking van het tweede lid: a. wordt de ZW-uitkering van een betrokkene die aansluitend op het einde van zijn dienstbetrekking recht heeft op een ZW-uitkering of die binnen 4 weken na het einde van zijn dienstbetrekking recht verkrijgt op een ZW-uitkering, gedurende ten hoogste 52 weken aangevuld tot 100% van de berekeningsgrondslag; b. wordt de uitkering op grond van artikel 29a ZW, met inachtneming van het eerste lid, aangevuld tot 100% van de berekeningsgrondslag. 4. Voor de berekening van de hoogte van de aanvulling op de ZW-uitkering wordt de uitkering op grond van de ZW geacht onverminderd te zijn ontvangen indien deze op grond van enige wettelijke bepaling geheel of gedeeltelijk is geweigerd, dan wel niet of niet geheel is betaald. 4.4 Herplaatsing bevorderende regelingen Artikel 4.4.1 Loonaanvulling 1. In geval de betrokkene een dienstbetrekking aanvaardt binnen de periode dat hij een aanvulling op de WWuitkering ontvangt en het loon in zijn nieuwe dienstbetrekking minder bedraagt dan de berekeningsgrondslag, ontvangt de betrokkene een aanvulling op zijn loon. 2. Het recht op loonaanvulling eindigt: a. voor zover de betrokkene arbeidsuren, alsmede het recht op onverminderde loonbetaling over die arbeidsuren, uit zijn nieuwe dienstbetrekking verliest; b. zodra de betrokkene het recht op loonbetaling uit zijn nieuwe dienstbetrekking verliest terwijl die dienstbetrekking blijft bestaan; c. zodra het loon in de nieuwe dienstbetrekking niet meer lager is dan de berekeningsgrondslag; d. als de uitkeringsduur ex artikel 4.2.3 (betreffende duur en hoogte aanvulling WW-uitkering) is verstreken. 3. Als het recht op loonsuppletie is geëindigd op grond van het tweede lid, onderdeel a, b of c, heeft de betrokkene opnieuw recht op loonaanvulling indien de omstandigheid die het recht heeft doen eindigen heeft opgehouden te bestaan en de betrokkene binnen de duur, bedoeld in lid 2 sub d, opnieuw voldoet aan de voorwaarden, gesteld in het eerste of tweede lid en het derde lid. Over een tijdvak waarin recht op loonaanvulling bestaat op grond van meer dan één recht op aanvulling, komt alleen het hoogste recht op aanvulling tot uitbetaling. 4. De loonaanvulling wordt berekend over het deel van de kalendermaand waarover de betrokkene recht heeft op loon uit zijn nieuwe dienstbetrekking 5. De loonaanvulling is gelijk aan het verschil tussen het onverminderde loon in de nieuwe dienstbetrekking en de berekeningsgrondslag, tenzij de nieuwe dienstbetrekking (gemiddeld) een kleinere omvang heeft. In laatste geval wordt de loonaanvulling naar rato verminderd. 6. De loonaanvulling dient binnen drie maanden na het ontstaan van recht op loonaanvulling te worden aangevraagd. Tijdens de duur van de loonaanvulling zijn alle verplichtingen en sancties op grond van de WW van overeenkomstige toepassing.
SECTOR-CAO KABEL & TELECOM
53
1 april 2007
7. 8.
De loonaanvulling wordt per maand achteraf betaald op vertoon van een bewijst van ontvangst van WW-uitkering. Voor de toepassing van dit artikel wordt een loonaanvulling uit anderen hoofde of een daarmee naar aard en strekking overeenkomende uitkering, waarop de betrokkene recht heeft, geacht deel uit te maken van het loon uit de nieuwe dienstbetrekking.
Artikel 4.4.2 Herleving aanvulling WW-uitkering na een nieuwe dienstbetrekking 1. Voor zover de betrokkene die recht heeft op aanvulling op de WW-uitkering na aanvaarding van een nieuwe dienstbetrekking: opnieuw werkloos is en een nieuw recht op WW-uitkering heeft binnen de duur, bedoeld in het vierde en vijfde lid, recht heeft op een ZW-uitkering en een nieuw recht op WW-uitkering als bedoeld onder a. zou hebben verkregen als hij niet ziek zou zijn geweest, herleeft zijn recht op aanvulling op de WW-uitkering overeenkomstig dit artikel. 2. Indien de betrokkene ter zake van zijn arbeidsurenverlies als betrokkene geen recht op aanvulling op de WW-uitkering heeft, maar dit recht wel zou hebben gehad als hij geen nieuwe dienstbetrekking had aanvaard, heeft hij recht op aanvulling op de WW-uitkering overeenkomstig dit artikel voor zover hij: a. een recht op WW-uitkering verkrijgt binnen de duur van de aanvulling op de WW-uitkering zoals die voor hem zou gelden per de datum van het arbeidsurenverlies als betrokkene, of b. recht heeft op een ZW-uitkering en een recht op WW-uitkering als bedoeld onder a. zou hebben verkregen als hij niet ziek zou zijn geweest. 3. De aanvulling op de WW-uitkering, bedoeld in het tweede lid, wordt blijvend geheel geweigerd indien deze blijvend geheel zou zijn geweigerd als er ten gevolge van het arbeidsurenverlies als betrokkene, een recht op WWuitkering zou zijn ontstaan. 4. De aanvulling op de WW-uitkering, bedoeld in het eerste en tweede lid, duurt: a. voor de betrokkene, bedoeld in het eerste lid, uiterlijk tot het einde van de duur van de aanvulling op de WWuitkering die voor hem zou hebben gegolden als hij werkloos zou zijn gebleven; b. voor de betrokkene, bedoeld in het tweede lid, uiterlijk tot het einde van de duur van de aanvulling op de WWuitkering waarop hij recht zou hebben gehad als hij aansluitend aan zijn arbeidsurenverlies als betrokkene werkloos zou zijn geworden. 5. Artikel 43 WW is niet van overeenkomstige toepassing op de uitkeringsduur, bedoeld in het vierde lid. Indien dit artikel binnen één recht op aanvulling op de WW-uitkering voor een tweede of volgende keer wordt toegepast, blijft de einddatum, vastgesteld bij de eerste toepassing, ongewijzigd. 6. De hoogte van de aanvulling op de WW-uitkering is gelijk aan het percentage van de berekeningsgrondslag, bedoeld in artikel 4.2.3, tweede lid, dat a. op de betrokkene, bedoeld in het eerste lid, van toepassing zou zijn geweest als hij vanaf het moment waarop zijn recht op aanvulling op de WW-uitkering eindigde wegens de aanvang van zijn nieuwe dienstbetrekking, onafgebroken recht op aanvulling op de WW-uitkering zou hebben gehad; b. op de betrokkene, bedoeld in het tweede lid, van toepassing zou zijn geweest als hij vanaf het arbeidsurenverlies als betrokkene onafgebroken recht op aanvulling op de WW-uitkering zou hebben gehad. 7. Zolang en voor zover de betrokkene tegelijk recht heeft op een aanvulling op de WW-uitkering op grond van dit artikel en een WW-uitkering, een ZW-uitkering, een andere aanvullende uitkering of een uitkering die daar naar aard en strekking mee overeenkomt, heeft de aanvulling op de WW-uitkering op grond van dit artikel het karakter van een aanvulling tot het percentage, bedoeld in artikel 4.2.3, tweede lid. Artikel 4.2.3, vijfde lid, is van overeenkomstige toepassing. Artikel 4.4.3 Afkoop De werkgever en de betrokkene kunnen overeenkomen dat het recht op aanvulling op de WW- uitkering wordt afgekocht per de eerste werkloosheidsdag tegen een nader te bepalen percentage. Indien het recht op aanvulling op de WW-uitkering is afgekocht, heeft de betrokkene geen enkele aanspraak op grond van deze regeling zolang hij niet opnieuw een recht op aanvulling op de WW-uitkering heeft verkregen.
Artikel 4.4.4 Tegemoetkoming in de verhuiskosten
SECTOR-CAO KABEL & TELECOM
54
1 april 2007
1.
2.
3. 4.
5. 6.
Aan de betrokkene, die werkzaamheden gaat verrichten, kan op zijn aanvraag en onder door de werkgever volgens het bepaalde dit artikel te stellen voorwaarden een eenmalige tegemoetkoming worden verleend in de kosten van een daartoe noodzakelijke verhuizing. De betrokkene heeft recht op vergoeding van verhuiskosten als: a. hij recht heeft op een aanvulling op de WW-uitkering waarvan de duur niet is verstreken of zonder de aanvaarding van werkzaamheden niet zal verstrijken binnen 3 maanden na de ingangsdatum van de werkzaamheden, en b. hij werkzaamheden aanvaardt die naar verwachting ten minste zes maanden zullen duren, en c. die werkzaamheden leiden tot een beëindiging van zijn recht op de aanvulling op de WW-uitkering voor tenminste de helft van het aantal uren per week waarvoor hij onmiddellijk vóór de aanvang van die werkzaamheden recht had op aanvulling op de WW-uitkering, en d. de verhuizing noodzakelijk is voor het aanvaarden van de werkzaamheden, en e. de noodzakelijke verhuizing daadwerkelijk plaatsvindt tussen 3 maanden vóór en 12 maanden na de aanvang van de werkzaamheden. De betrokkene heeft mede recht op vergoeding van verhuiskosten als hij recht op een bovenwettelijke uitkering als bedoeld in het eerste lid, sub a, zou hebben gehad als hij niet de nieuwe werkzaamheden had aanvaard in verband waarmee hij verhuist, en als hij tevens voldoet aan de voorwaarden gesteld in het eerste lid, sub b, d en e. Verhuizing wordt geacht noodzakelijk te zijn voor het aanvaarden van werkzaamheden: als de werkzaamheden bestaan uit een nieuwe dienstbetrekking, de betrokkene uit hoofde van die dienstbetrekking verplicht is binnen een bepaald gebied te wonen, de betrokkene buiten dat gebied woont, en hij naar dat gebied verhuist; als de reisafstand tussen de woonplaats van de betrokkene en diens standplaats voor de werkzaamheden vóór de verhuizing ten minste 50 kilometer en na de verhuizing ten hoogste 25 kilometer bedraagt. Een schriftelijk verzoek om vergoeding dient binnen 6 maanden na verhuizing te worden ingediend. De vergoeding van verhuiskosten bedraagt € 2.269,- Als de betrokkene in verband met zijn nieuwe werkzaamheden uit anderen hoofde een vergoeding van verhuiskosten ontvangt, wordt die vergoeding in mindering gebracht op dit bedrag.
4.5 Overige bepalingen Artikel 4.5.1 Samenloop met suppletie (bijlage C-2) 1. Zolang een betrokkene uit hoofde van een ontslag recht heeft op suppletie, heeft hij uit hoofde van dat ontslag geen recht op bovenwettelijke uitkering. 2. Indien de voor de betrokkene geldende duur van de bovenwettelijke uitkering, zoals vastgesteld per de ingangsdatum van het ontslag, langer zou zijn dan de duur van de suppletie, heeft de betrokkene recht op bovenwettelijke uitkering met ingang van de dag per welke het recht op suppletie door het verstrijken van de duur eindigt. Duur en hoogte van de bovenwettelijke uitkering worden in dat geval vastgesteld alsof er op de ingangsdatum van het ontslag een recht op aanvulling op de WW-uitkering zou zijn ontstaan en tot het verstrijken van de duur van de suppletie ononderbroken zou zijn doorgelopen. 3. Zolang en voor zover de betrokkene tegelijk recht heeft op een bovenwettelijke uitkering op grond van dit artikel en een WW-uitkering, een ZW-uitkering, een andere bovenwettelijke uitkering of een uitkering die daar naar aard en strekking mee overeenkomt, heeft de bovenwettelijke uitkering op grond van dit artikel het karakter van een aanvulling tot het percentage, bedoeld in artikel 4.2.3, tweede lid. Artikel 4.2.3, vijfde lid, is van overeenkomstige toepassing. 4. Indien op de suppletie onder overeenkomstige toepassing van artikel 27 WW een maatregel is toegepast die bij het verstrijken van de duur van de suppletie nog niet geheel is uitgevoerd, wordt deze maatregel voortgezet tijdens de bovenwettelijke uitkering. Indien de suppletie blijvend geheel geweigerd is, wordt ook de bovenwettelijke uitkering blijvend geheel geweigerd. Artikel 4.5.2 Uitkering ineens 1. De betrokkene die 50 jaar of ouder, maar nog geen 55 jaar is op de laatste dag van een dienstbetrekking waaruit hij recht heeft op een bovenwettelijke uitkering, die niet blijvend geheel is geweigerd, heeft zodra zijn vervolguitkering ingaat recht op een uitkering ineens. 2. De uitkering ineens is gelijk aan het bedrag van een aanvulling van de vervolguitkering gedurende 24 maanden per dag tot 70% van de berekeningsgrondslag. 3. Voor de berekening van het bedrag, bedoeld in het tweede lid, wordt de vervolguitkering geacht per dag:
SECTOR-CAO KABEL & TELECOM
55
1 april 2007
4. 5.
a. 70% van het minimumloon te bedragen indien de betrokkene een ongehuwde in de zin van de Toeslagenwet is op wie artikel 2, tweede lid, onderdeel b, Toeslagenwet niet van toepassing is; b. 90% van het minimumloon te bedragen indien de betrokkene een ongehuwde in de zin van de Toeslagenwet is op wie artikel 2, tweede lid, onderdeel b, Toeslagenwet van toepassing is; c. 100% van het minimumloon te bedragen indien de betrokkene een gehuwde is in de zin van de Toeslagenwet. Welk onderdeel van het derde lid op de betrokkene van toepassing is, wordt vastgesteld naar de situatie op de dag voorafgaand aan de ingangsdatum van de vervolguitkering. De uitkering ineens wordt betaald binnen een maand na de ingangsdatum van de vervolguitkering. De artikelen 36 tot en met 36b WW zijn van overeenkomstige toepassing op de uitkering ineens voor zover deze onverschuldigd is betaald.
Artikel 4.5.3 De overlijdensuitkering 1. Indien de betrokkene die recht heeft op bovenwettelijke uitkering, overlijdt, wordt de overlijdensuitkering, bedoeld in de artikelen 35 en 36 ZW en artikel 23 Toeslagenwet, aangevuld tot het dagbedrag van de WW-uitkering, de ZW-uitkering, de toeslag op grond van de Toeslagenwet en de bovenwettelijke uitkering waarop de betrokkene op de dag van zijn overlijden recht had, vermenigvuldigd met 21,75. 2. De overlijdensuitkering, bedoeld in het eerste lid, wordt zo spoedig mogelijk betaald, maar in ieder geval binnen één maand na de vaststelling van het recht op de overlijdensuitkering. 3. Op de overlijdensuitkering, bedoeld in het eerste lid, worden andere bedragen waarop de nabestaanden ter zake van het overlijden recht hebben uit of in verband met dienstbetrekkingen van de betrokkene, in mindering gebracht voor zover deze dienstbetrekkingen, of inkomsten uit of in verband daarmee, hebben geleid tot een vermindering van de WW-uitkering, de ZW-uitkering, de toeslag op grond van de Toeslagenwet of de bovenwettelijke uitkering van de betrokkene. Dit lid wordt niet toegepast voor zover met die dienstbetrekkingen, of de inkomsten uit of in verband daarmee, al rekening is gehouden bij de toepassing van dit lid. 4. Vorderingen op de betrokkene ter zake van onverschuldigd betaalde bedragen op grond van deze regeling, worden met de overlijdensuitkering verrekend. 5. De artikelen 33 tot en met 33b ZW zijn van overeenkomstige toepassing op de overlijdensuitkering voor zover deze onverschuldigd is betaald.
Artikel 4.5.4 Doorwerking sancties UVW De aanvullingen op grond van dit hoofdstuk worden naar rato aangepast, als de betreffende uitkering door UWV geheel of gedeeltelijk wordt geweigerd, vanwege het niet nakomen van de verplichtingen van de werknemer ter voorkomen van (het voortduren van) werkloosheid.
SECTOR-CAO KABEL & TELECOM
56
1 april 2007
Hoofdstuk 5 Disciplinaire maatregelen en schorsing Artikel 5.1 Opleggen disciplinaire maatregel De werkgever kan de werknemer die zijn verplichtingen jegens de werkgever niet of niet behoorlijk nakomt of zich niet gedraagt zoals een goed werknemer zich behoort te gedragen, een disciplinaire maatregel opleggen. Artikel 5.2 Disciplinaire maatregelen 1. De disciplinaire maatregelen die kunnen worden opgelegd zijn: a. een schriftelijke berisping; b. vermindering van het verlof waarop de werknemer in het lopende of daaropvolgende kalenderjaar aanspraak heeft met ten hoogste vijf dagen; c. onthouding van een periodieke salarisverhoging voor ten hoogste twee opeenvolgende kalenderjaren; d. terugzetting in een lagere functie voor bepaalde tijd (voor ten hoogste twee jaren) of onbepaalde tijd, met of zonder vermindering van salaris; e. overplaatsing; f. schorsing in de uitoefening van de werkzaamheden van werknemer voor een bepaalde tijd, al dan niet met geheel of gedeeltelijk behoud van salaris. 2. De hierboven onder sub b t/m f genoemde maatregelen kunnen voorwaardelijk worden opgelegd. Als de werknemer binnen een termijn van ten hoogste drie jaren opnieuw een handeling verricht of nalaat op grond waarvan de werkgever een disciplinaire maatregel kan opleggen of hij niet voldoet aan de bij de oplegging van de maatregel gestelde bijzondere voorwaarden, wordt de maatregel uitgevoerd. Artikel 5.3 Verweer en verantwoording 1.
2.
3.
De disciplinaire maatregel wordt niet eerder opgelegd dan nadat de werknemer in de gelegenheid is gesteld zich mondeling of schriftelijk te verantwoorden ten overstaan van de werkgever of ten overstaan van een door de werkgever aangewezen vertegenwoordiger. De werknemer kan zich hierbij door een raadsman doen bijstaan. De verantwoording vindt niet eerder plaats dan na zes werkdagen en niet later dan binnen twaalf werkdagen. Op verzoek van de werknemer kan van deze termijn worden afgeweken. Van een mondelinge verantwoording wordt door de werkgever binnen drie werkdagen een schriftelijk verslag opgemaakt, dat na lezing wordt getekend door degene(n) in wiens aanwezigheid de verantwoording plaats heeft gevonden en door de werknemer. Weigert de werknemer de ondertekening, dan wordt daarvan in het verslag melding gemaakt, zo mogelijk met vermelding van de redenen. Een afschrift van het verslag wordt per aangetekende post naar de werknemer gezonden. Op zijn verzoek worden de werknemer en zijn raadsman in de gelegenheid gesteld kennis te nemen van de bescheiden welke op de hem ten laste gelegde feiten betrekking hebben tenzij dat in verband met het vertrouwelijk karakter ervan in redelijkheid niet van de werkgever kan worden gevraagd.
Artikel 5.4 Kennisgeving Van het besluit tot opleggen van een disciplinaire maatregel, dat met redenen is omkleed, wordt zo spoedig mogelijk en tegen ontvangstbewijs aan de werknemer een afschrift verstrekt. In het besluit wordt tevens medegedeeld op welke wijze en binnen welke termijn beroep openstaat bij het College van Beroep. Artikel 5.5 Uitvoering voorwaardelijk opgelegde disciplinaire maatregel De artikelen 3 en 4 zijn van overeenkomstige toepassing als een voorwaardelijk opgelegde maatregel alsnog ten uitvoer wordt gelegd. Artikel 5.6 Tenuitvoerlegging disciplinaire maatregel Een disciplinaire maatregel wordt niet ten uitvoer gelegd zolang zij niet onherroepelijk is geworden, tenzij bij opleggen van de maatregel onmiddellijke tenuitvoerlegging is bepaald.
SECTOR-CAO KABEL & TELECOM
57
1 april 2007
Hoofdstuk 6 Schorsing anders dan bij wijze van disciplinaire maatregel Artikel 6.1 Redenen tot schorsing 1. Onverminderd het bepaalde in hoofdstuk 5, kan de werkgever de werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden schorsen: a. indien tegen betrokken werknemer een strafrechterlijke vervolging wegens misdrijf wordt ingesteld, welke vervolging van invloed kan zijn op de uitoefening van de functie, dan wel een bevel tot voorlopige hechtenis ten uitvoer wordt gelegd; b. indien het om een bijzondere reden ongewenst is een werknemer in zijn functie te handhaven nadat de datum van beëindiging van de arbeidsovereenkomst definitief is vastgesteld; c. indien zulks uit overwegingen van bedrijfsbelang noodzakelijk wordt geoordeeld. 2. De schorsing geschiedt voor een tijdvlak van ten hoogste één maand, welke periode zo nodig met tijdvlakken van telkens ten hoogste één maand kan worden verlengd. Artikel 6.2 Schorsingsprocedure 1. Voordat de werkgever een besluit tot schorsing neemt, stelt hij de betrokken werknemer in de gelegenheid te worden gehoord, tenzij dit niet mogelijk is. De werknemer kan zich hierbij door een raadsman doen bijstaan. Van dit horen wordt door de werkgever binnen drie werkdagen een schriftelijk verslag gemaakt dat aan de betrokkene of zijn raadsman wordt toezonden. 2. Het besluit tot schorsing wordt zo mogelijk mondeling medegedeeld en onmiddellijk en tegen ontvangstbewijs schriftelijk bevestigd, onder vermelding van de reden, het tijdstip waarop de schorsing ingaat en de duur van de schorsing. Artikel 6.3 Arbeidsvoorwaarden tijdens schorsing 1. In geval van schorsing blijven de rechten van de betrokken werknemer die uit de arbeidsovereenkomst voortvloeien in beginsel gehandhaafd. 2. In de gevallen zoals genoemd in artikel 1, sub a kan de werkgever echter besluiten het salaris (schaalsalaris plus vaste persoonlijke toelagen) voor ten hoogste een derde in te houden. Volledig betaling vindt alsnog plaats, indien een voorlopige hechtenis of een strafvervolging niet door een veroordeling is gevolgd. Artikel 6.4 Rehabilitatie Indien later aan de dag tredende feiten of definitieve uitspraken daartoe redelijkerwijs aanleiding geven, vindt er schriftelijk en op verzoek van de werknemer openlijk rehabilitatie plaats.
SECTOR-CAO KABEL & TELECOM
58
1 april 2007
Hoofdstuk 7 Bezwaar en beroep 7.1 Algemeen Artikel 7.1.1 Indien in de van toepassing zijnde sector-CAO een functiewaarderings- en salarisregeling met een bezwaar- en beroepsprocedure is opgenomen, dan treedt die specifieke bezwaar- en beroepsprocedure in de plaats van de regeling zoals opgenomen in dit hoofdstuk. Artikel 7.1.2 De artikelen 3 tot en met 10 en 12 tot en met 17 zijn van overeenkomstige toepassing op: a. de gewezen werknemer, b. de nagelaten betrekkingen, en c. de rechtverkrijgenden van de werknemer of de gewezen werknemer. 7.2 Bezwaarprocedure Artikel 7.2.1 Mogelijkheden van bezwaar 1. Indien een werknemer van mening is, dat een ten aanzien van hem als zodanig door de werkgever genomen besluit in strijd is met een of meer rechten die hij jegens de werkgever kan doen gelden, dan wel zijn belangen ernstig schaadt, kan door of namens hem bij de werkgever tegen een degelijk besluit een bezwaarschrift tegen een dergelijk besluit worden ingediend, tenzij voor de werknemer rechtstreeks beroep openstaat op het in dit hoofdstuk vermelde College van Beroep. 2. Met een besluit van de werkgever wordt gelijkgesteld: a. een handeling door de werkgever, of b. een uitgesproken weigering van de werkgever om een besluit te nemen of een handeling te verrichten. Artikel 7.2.2 Bezwaartermijn 1. Het bezwaarschrift moet worden ingediend binnen dertig dagen na de dag waarop het besluit is genomen. 2. De weigering om een besluit te nemen wordt geacht te zijn uitgesproken indien binnen de daarvoor bepaalde termijn of, indien een tijdsbepaling ontbreekt, binnen een redelijke termijn het besluit niet is genomen of de handeling niet verricht. 3. Een bezwaarschrift dat na het verstrijken van de in het eerste lid genoemde termijn wordt ingediend, wordt niettemin geacht tijdig te zijn ingediend, indien de werknemer aannemelijk maakt het te hebben ingediend binnen dertig dagen na de dag waarop hij van het besluit redelijkerwijs kennis heeft kunnen nemen. Artikel 7.2.3 Opschortende werking Tenzij de werkgever anders beslist, heeft het indienen van een bezwaarschrift geen opschortende werking ten aanzien van het besluit. Artikel 7.2.4 Inhoud bezwaarschrift Het bezwaarschrift bevat in elk geval: a. een duidelijke omschrijving van het besluit waartegen bezwaar wordt gemaakt; b. de grond(en), waarop het bezwaar berust; c. hetgeen wordt gevorderd; indien bedoelde vordering tevens een vordering tot schadevergoeding inhoudt, het bedrag van de vergoeding. Artikel 7.2.5 Mondelinge toelichting en verslag 1. De werkgever stelt de werknemer binnen drie weken na de dag waarop hij het bezwaarschrift heeft ontvangen in de gelegenheid het bezwaar mondeling toe te lichten. De werknemer kan zich hierbij door een raadsman doen bijstaan. 2. De werknemer en zijn raadsman worden op hun verzoek in de gelegenheid gesteld kennis te nemen van de stukken die op de zaak betrekking hebben. 3. De werkgever stelt binnen vijf werkdagen een schriftelijk verslag op van de mondelinge toelichting en zendt dit, door hem ondertekend en eventueel aangevuld met zijn opmerkingen, in tweevoud naar de werknemer. 4. De werknemer zendt één exemplaar van het verslag, door hem mede ondertekend, binnen vijf werkdagen terug naar de werkgever. Door zijn ondertekening geeft de werknemer te kennen dat het verslag, behoudens zijn eventuele in het verslag geplaatste opmerkingen, een juiste weergave is van de mondelinge toelichting.
SECTOR-CAO KABEL & TELECOM
59
1 april 2007
5.
Weigert de werknemer de ondertekening, dan doet hij daarvan binnen drie werkdagen schriftelijk melding aan de werkgever, met vermelding van de redenen.
Artikel 7.2.6 Beslissing en kennisgeving 1. De werkgever beslist op het bezwaarschrift binnen zes weken na de dag waarop hij het heeft ontvangen. 2. Van deze beslissing, die met redenen is omkleed, wordt onverwijld en tegen gedateerd ontvangstbewijs aan de werknemer een afschrift verstrekt. Daarbij wordt tevens medegedeeld op welke wijze en binnen welke termijn beroep openstaat bij het College van Beroep. Artikel 7.2.7 Afwijking termijnen Van de termijnen genoemd in de artikelen 7 en 8 kunnen werkgever en werknemer met wederzijds goedvinden afwijken. Artikel 7.2.8 Geen bezwaar Geen bezwaar als bedoeld in dit hoofdstuk kan worden gemaakt tegen beslissingen die krachtens delegatie en namens de werkgever door het UWV zijn genomen, met betrekking tot: a. de suppletieregeling als bedoeld in bijlage C-2 van de raam-CAO en b. tegen beslissingen in het kader van een bovenwettelijke werkeloosheidsuitkering op grond van de raam-CAO, indien de uitvoering daarvan plaatsvindt door het UWV. 7.3 Beroepsprocedure Artikel 7.3.1 Samenstelling van het College van Beroep Het college van beroep bestaat uit drie leden en drie plaatsvervangende leden. Zowel van de leden als van de plaatsvervangende leden wordt er een benoemd door de werkgeversorganisatie en een door de gezamenlijke werknemersorganisaties die partij zijn bij de collectieve arbeidsovereenkomst. De aldus benoemde twee leden benoemen tezamen het derde lid en het derde plaatsvervangende lid, welk lid en plaatsvervangend lid tevens de functie van voorzitter en plaatsvervangend voorzitter vervullen. Artikel 7.3.2 Mogelijkheden van beroep Voor de werknemer staat beroep open bij het College van Beroep: a. indien hem naar zijn mening ten onrechte een disciplinaire maatregel zoals bedoeld in artikel 2 van hoofdstuk 5 is opgelegd, dan wel indien hij van mening is dat de maatregel te zwaar is in verhouding tot de gedraging of het nalaten waaraan hij zich schuldig heeft gemaakt; b. indien hij zich niet kan verenigen met het besluit van de werkgever tot het alsnog ten uitvoer leggen van een voorwaardelijk opgelegde disciplinaire maatregel; c. indien de werkgever in zijn beslissing op een bezwaarschrift zoals bedoeld in dit hoofdstuk de werknemer geheel of gedeeltelijk in het ongelijk heeft gesteld, dan wel de werkgever binnen de daarvoor gestelde termijn geen beslissing heeft genomen; d. indien de werknemer van mening is, dat de werkgever hem ten onrechte tot vergoeding van schade heeft verplicht, dan wel die schadevergoeding te hoog heeft vastgesteld. Artikel 7.3.3 Vervallen van het recht op beroep De werknemer, die geen bezwaarschrift als bedoeld in dit hoofdstuk indient of geen gebruik maakt van de in het vorige artikel bedoelde recht van beroep, maar zich in plaats daarvan tot de burgerlijk rechter wendt, kan niet meer alsnog tot het indienen van een bezwaarschrift of het instellen van beroep overgaan. Artikel 7.3.4 Beroepstermijn Het beroep wordt ingesteld door toezending bij aangetekende brief van het beroepschrift aan de secretaris van het College van Beroep, binnen dertig dagen na dagtekening van de desbetreffende beslissing van de werkgever, dan wel na het verstrijken van de in artikel 8 genoemde termijn van zes weken, waarbinnen de werkgever had moeten beslissen. Artikel 7.3.5 Inhoud beroepschrift Het beroepschrift dient in elk geval in te houden: a. een duidelijke beschrijving van de gronden, waarop het beroep rust; b. welke beslissing van het college van beroep wordt gevraagd.
SECTOR-CAO KABEL & TELECOM
60
1 april 2007
Artikel 7.3.6 Opschortende werking beroep Indien een werknemer, die beroep heeft ingesteld tegen een besluit van de werkgever tot opleggen van een disciplinaire maatregel, strafrechterlijk wordt vervolgd terzake van het feit dat aan het opleggen van deze maatregel ten grondslag ligt, kan het College van Beroep de behandeling opschorten totdat de uitspraak van de strafrechter in kracht van gewijsde is gegaan (definitief is geworden). Artikel 7.3.7 Geen beroep Geen beroep kan worden ingesteld bij het College van Beroep tegen beslissingen zoals bedoeld in artikel 7.2.8. Artikel 7.3.8 Verweerschrift door de werkgever 1. Een afschrift van het beroepschrift van de werknemer wordt door de secretaris van het College van Beroep zo spoedig mogelijk aan de werkgever gezonden. 2. De werkgever wordt in de gelegenheid gesteld binnen dertig dagen na dagtekening van de toegezonden bescheiden een verweerschrift op te stellen. 3. Op gemotiveerd verzoek van de werkgever wordt door de secretaris nader uitstel verleend, doch niet nadat zorgvuldig de belangen van de werknemer bij een spoedige afhandeling van de beroepszaak worden afgewogen. 4. Een afschrift van het verweerschrift van de werkgever wordt door de secretaris van het College van Beroep zo spoedig mogelijk aan de werknemer gezonden. Artikel 7.3.9 Bijstand door een raadsman Ieder der partijen kan zich door een raadsman doen vertegenwoordigen of bijstaan. Artikel 7.3.10 Verplichting tot het verstrekken van informatie Partijen dragen er zorg voor dat (kopieën van) alle op de zaak betrekking hebbende gegevens en informatie aan het College van Beroep wordt overlegd. Zij zijn verder verplicht alle door het College van Beroep gevraagde nadere informatie en gegevens te verstrekken, voor zover deze op de zaak betrekking hebben. Artikel 7.3.11 Inzage van stukken Op verzoek verschaft de secretaris van het College van Beroep aan partijen inzage in op de zaak betrekking hebbende stukken. De voorzitter kan bepalen dat aan partijen inzage van bepaalde rapporten van medische en/of psychologische aard wordt onthouden. Artikel 7.3.12 Kennisgeving zittingsdatum De secretaris van het College van Beroep geeft van de geplande zitting(en) schriftelijk kennis aan partijen, onder opgave van datum, tijd en plaats. Artikel 7.3.13 Verschijning in persoon Partijen kunnen worden opgeroepen in persoon ter zitting te verschijnen. Artikel 7.3.14 Getuigen en deskundigen 1. Partijen kunnen getuigen en deskundigen naar de zitting meebrengen. De voorzitter van het College van Beroep kan al dan niet op verzoek van partijen getuigen en deskundigen oproepen om ter zitting te verschijnen. 2. De werkgever stelt een daartoe opgeroepen werknemer in de gelegenheid als getuige of deskundige ter zitting te verschijnen. 3. De als getuige of deskundige opgeroepen werknemer is verplicht aan deze oproep gevolg te geven en door het college gevraagde gegevens en inlichtingen te verstrekken, doch uitsluitend voor zover zij op de zaak zelf betrekking hebben.
SECTOR-CAO KABEL & TELECOM
61
1 april 2007
Artikel 7.3.15 Beslissing College van Beroep 1. 2.
De leden van het College van Beroep beslissen bij meerderheid van stemmen en als goede mensen naar billijkheid. De beslissing van het College van Beroep geldt als een bindend advies, onverminderd het recht van partijen een rechterlijke uitspraak te vragen. Het College van Beroep handhaaft of vernietigt het besluit waartegen beroep is ingesteld. In het laatste geval kan het College het besluit nemen, dat de werkgever naar zijn mening had behoren te nemen.
Artikel 7.3.16 Uitspraak en bekendmaking 1. Het College van Beroep doet uiterlijk binnen drie weken na de zitting uitspraak. De uitspraak is met redenen omkleed en een afschrift ervan wordt onverwijld aan partijen gezonden. 2. Alle uitspraken van het College van Beroep zijn voor een ieder toegankelijk op de website van de WENb (www.wenb.nl). Hoofdstuk 8 Slotbepalingen Artikel 8.1 Bij de inwerkingtreding van de raam-CAO komen de daarbij geregelde arbeidsvoorwaarden in de plaats van de arbeidsvoorwaarden die bij de werkgever gelden en op dezelfde onderwerpen betrekking hebben. Artikel 8.2 Indien een werknemer als gevolg van de inwerkingtreding van de raam-CAO op kennelijk onredelijke wijze in zijn rechten wordt geschaad, in vergelijking tot de voordien voor hem geldende arbeidsvoorwaarden, dan worden aan deze werknemer zogenaamde ‘verkregen rechten’ toegekend, welke zijn ontleend aan laatstbedoelde arbeidsvoorwaarden. Protocol ENB-raam-CAO 2005 De Werkgeversvereniging WENb en de werknemersorganisaties ABVAKABO FNV, CNV Publieke Zaak en VMHP-N, zijn naast hetgeen is vastgelegd in de ENB-raam-CAO per 1 april 2003, het navolgende overeengekomen. 1. Werkgelegenheid en Sociale Plannen De ENb-sector heeft als gevolg van de invoering van meer marktwerking de laatste jaren te maken met fusies, reorganisaties en efficiencyoperaties. Deze maatregelen zijn nodig om bedrijven gezond te houden en een goede uitgangspositie te geven voor de voortschrijdende liberalisering van de markten. Als gevolg van deze maatregelen staat de werkgelegenheid in de sector de laatste jaren onder druk. Omdat de daarmee verbonden boventalligheid een sterk bedrijfsgebonden karakter heeft worden maatregelen ter begeleiding daarvan op bedrijfsniveau gemaakt. Dit gebeurt in de vorm van Sociale Plannen die bedrijven op lokaal niveau in goed overleg met de vakorganisaties overeenkomen. Partijen bij de raam-CAO hebben deze afspraken in de raam-CAO verankerd. In de artikelen 2.3 en 2.4 zijn de uitgangspunten die de bedrijven bij het afsluiten van Sociale Plannen in acht zullen nemen vastgelegd. De verantwoordelijkheid voor de werkgelegenheidsproblematiek is bedrijfsgebonden. Partijen bij de raam-CAO scheppen met de nieuwe kaderregeling de randvoorwaarden voor het decentrale overleg over Sociale Plannen. Partijen bij de raam-CAO spreken af dat bedrijven in geval van vermindering van werkgelegenheid de nodige maatregelen zullen nemen om boventallige werknemers "van-werk-naar-werk" te begeleiden. Hiermee wordt de werkgelegenheid optimaal gewaarborgd. De begeleiding "van-werk-naar-werk" gebeurt in eerste instantie door interne herplaatsing, of indien dit niet mogelijk is, door bemiddeling naar de externe arbeidsmarkt. Over de duur van dergelijke bemiddelingstrajecten kunnen in Sociale Plannen, afhankelijk van de concrete situatie, nadere afspraken worden gemaakt. Partijen bij de raam-CAO zullen op basis van een inventarisatie door de WENb in het volgende CAO-overleg evalueren in hoeverre op decentraal niveau in Sociale Plannen uitvoering is gegeven aan het begeleiden "van-werk-naar-werk" en de nu afgesproken kaderregeling zo nodig aanpassen. Om de aansluiting met de volgende raam-CAO te bewerkstelligen gelden de huidige afspraken tot het einde van het jaar waarin de raam-CAO expireert."
SECTOR-CAO KABEL & TELECOM
62
1 april 2007
2. Scholing en werkgelegenheid In het protocol ENb raam-CAO 1 april 2001 was voor scholings- en werkgelegenheidsprojecten 0,3% van het loon beschikbaar. Het is de laatste jaren steeds moeilijker geworden om voor dit doel specifieke moeilijk bemiddelbare groepen op de arbeidsmarkt te bereiken, terwijl in de bedrijven de werkgelegenheid onder druk bleef staan. Evaluatie van de besteding van het beschikbare bedrag laat dan ook zien dat de besteding is verschoven naar employability en ondersteunende maatregelen ten behoeve van de eigen werknemers in de belangrijke veranderingsprocessen die in veel organisaties plaatshebben. Partijen hebben besloten om deze verruiming in de bestedingsdoelen te formaliseren. De besteding van het beschikbare budget, dat ook gedurende de looptijd van deze CAO 0,3% van het totale fiscale loon op jaarbasis bedraagt, wordt in overleg met de ondernemingsraad ingevuld. 3. Algemeen verbindend verklaring ENb-CAO’s Eventueel overleg over het algemeen verbindend verklaren van één of meer sector-CAO’s, zal plaatshebben tussen partijen bij de betreffende sector-CAO(‘s). 4. Project ‘Best Practices Ziekteverzuim- en Reïntegratiebeleid in de ENb-sector’ De WENb initieert een Project ‘Best Practices Ziekteverzuim- en Reïntegratiebeleid in de ENb-sector’. In het kader van dit project zullen de bedrijven aangesloten bij de WENb het verzuim- en reïntegratiebeleid van hun ondernemingen onderling toetsen om de beste praktijken zoveel mogelijk bij alle bedrijven in te voeren. Gemeenschappelijk doel is het terugdringen van ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid en het bevorderen van reïntegratie van werknemers met arbeidsbeperkingen. De WENb zal de bonden rapporteren over de voortgang en uitkomsten van dit project. 5. Onderzoek naar invloed financiële prikkels en andere reïntegratieactiviteiten op werkhervatting Partijen zullen in de looptijd van deze CAO een onderzoek uitvoeren naar de effecten op het verzuim- en reïntegratiebeleid van een stelsel van loondoorbetaling tijdens ziekte waarbij de financiële prikkel tot reïntegratie eerder, dat wil zeggen al tijdens het eerste ziektejaar, zal worden gegeven. Ook de effecten van andere reïntegratieactiviteiten op werkhervatting zullen worden onderzocht. 6. Aanpassing prepensioenregeling aan VPL-wetgeving WENb en de bonden maken in 2005 afspraken over de per 1 januari 2006 noodzakelijke aanpassingen van de (pre)pensioenregelingen (in het bijzonder de FUR) in verband met de gewijzigde fiscale regelgeving voor Vut en prepensioen. Partijen zijn hierbij deels afhankelijk van de uitkomsten in het overleg in de Pensioenkamer van de ROP over de ABP-regelingen (waaronder de FPU). Partijen zullen in dit kader de uitkomsten van de Studie “Modernisering Pensioenregeling ENb- en Wb-sector” in beschouwing nemen. Van deze door CAO-partijen gezamenlijk uitgevoerde studie wordt in april 2005 een eindrapport uitgebracht waarin ook de gevolgen van de VPL-wetgeving zijn verwerkt. Besluitvorming over een integrale nieuwe pensioenregeling voor de ENb- (en Wb-)sector zal hierna plaatsvinden. 7. Studie naar de wenselijkheid van samenvoeging van de sector-CAO’s Distributie en Productie tot één sectorCAO Energie CAO-partijen onderzoeken in 2005 de wenselijkheid van een samenvoeging van de sector-CAO’s Distributie en Productie tot één sector-CAO Energiebedrijven. Concrete afspraken over de inrichting van deze studie worden tussen de onderhandelingsdelegaties van deze sectoren gemaakt. Partijen zullen zich bij dit onderzoek mede laten leiden door ontwikkelingen in de energiesector. 8. Werkgelegenheid In opdracht van het O&O fonds ENb wordt in 2005 een analyse gemaakt van de verwachte werkgelegenheidsontwikkeling in de ENb-sector. Het O&O fonds rapporteert hierover aan CAO-partijen. Bij het uitvoeren van dit onderzoek wordt rekening gehouden met de specifieke arbeidsmarktsituatie van de diverse ENbsectoren. 9. WIA In de loop van de contractperiode voeren CAO-partijen overleg over de WIA (Wet Inkomen naar Arbeidsvermogen). In dit kader zullen de voorstellen in het kader het reeds uitgevoerde onderzoek naar de modernisering van de hoofdstukken 3 en 4 van de raam-CAO worden meegenomen.
10. Werkgeversbijdrage aan vakorganisaties In de loop van de contractperiode voeren CAO-partijen overleg over de werkgeversbijdrage aan vakorganisaties.
SECTOR-CAO KABEL & TELECOM
63
1 april 2007
De eventueel uit de voorgaande afspraken voortvloeiende wijzigingen zullen tussentijds in de CAO worden verwerkt. In de raam-CAO 2005 is een aantal tekstuele, c.q. technische wijzigingen doorgevoerd. Indien blijkt dat een dergelijke wijziging inhoudelijke gevolgen heeft, geldt de oude tekst. Een en ander te beoordelen door CAO-partijen. Aldus overeengekomen, juni 2005, te Arnhem door CAO-partijen Werkgeversvereniging WENb
ABVAKABO FNV CNV Publieke Zaak VMHP-N
SECTOR-CAO KABEL & TELECOM
64
1 april 2007
Bijlage A Ondernemingen aangesloten bij de WENb (situatie per 1 april 2005) Raam-CAO
SectorCAO Advies
Holding AVR-bedrijven NV, Rotterdam
SectorSectorSectorSectorCAO Kabel CAO CAO CAO Afval & Milieu Distributie Productie & Telecom g
AVR-Afvalverwerking Rijnmond NV
g
AVR-Afvalverwerking Rotterdam NV
g
AVR-AVIRA NV
g
Milieuservices AVR NV
g
Milieuservices AVR Rotterdam
g
AVR Interne Diensten BV / SU’s
g
A&G Milieutechniek BV
g
AVR-Industrie NV
g
AVR KGA Services NV
g
NV Afvalverbranding Zuid-Nederland, Moerdijk
g
Berkel Milieu NV, Zutphen
g
Berkel Milieu Bedrijven BV, Zutphen
g
BAT bedrijven NV, Tilburg
g
CENNED Telecom BV, Leeuwarden
g
Centraal Overijsselse Nutsbedrijven NV, Almelo
g
Cogas Facilitair BV
g
Cogas Energie BV
g
Energie Diensten Midden Overijssel BV
g
Energie Producten Midden Overijssel BV
g
Netbeheerder Centraal Overijssel BV
g
Cogas Infra BV
g
Circulus Holding BV, Apeldoorn
g
Circulus Publieke Taken BV
g
Circulus Wagenparkbeheer BV
g
Cyclus NV, Gouda
g
DAR Milieudiensten NV, Nijmegen
g
DELTA NV, Middelburg
-
g
DELTA Netwerkbedrijf BV
g
Energieservice Delta BV
g
Delta Waterbedrijf BV
g
Electrabel Nederland NV, Zwolle
g
Electrabel Nederland Sales BV, Zwolle
g
NV ENECO Groep, Rotterdam
g
CityTec BV
g
ENECO Energie Weert NV
g
ENECO Energie Zeist en Omstreken BV
g
SECTOR-CAO KABEL & TELECOM
65
1 april 2007
Raam-CAO
SectorCAO Advies
SectorSectorSectorSectorCAO Kabel CAO CAO CAO Afval & Milieu Distributie Productie & Telecom
ENECO Energiehandelsbedrijf BV
g
ENECO Infra BV
g
ENECO Energie Retail BV
g
ENECO Netbetheer BV
g
ENECO Energie Services BV
g
Energielease Holland BV
g
NV ENECO
g
NV ENECO Energie Holding Zuid-Kennemerland
g
NV ENECO Energie Noord-Oost Friesland
g
Enercen BV
g g
GEVUDO Afvalverwerking NV EnergieNed, Arnhem
g
E.ON Benelux Generation NV, Den Haag
g
N.V. EPZ, Borssele
g
Essent NV
g
Essent Netwerken
g
Essent Meetbedrijf BV
g
Essent Infra Products BV
g
Essent Friesland
g
Essent ICT Services
g
Essent Facilities BV
g
Essent Energie BV
g
g g
Essent Productie Geleen BV Essent Retail
g
Essent Retail Services BV
g
VOLTA Limburg BV
g
Gaswacht Friesland Facilities BV
g g
Essent Domestiq Services
g
Essent Kabelcom BV 1
g)
Essent Milieu
g
Sturing Afvalverwijdering Limburg NV GKN, Dodewaard
g
Grondbank Midden-Gelderland BV, Arnhem
g
Grondbank Oost-Gelderland BV, Lochem
g
NV Haagse Milieu Services, Den Haag
g
RWE Haarlemmermeergas NV, Hoofddorp
g g
NV Netbeheer Haarlemmermeer g2)
NV Huisvuilcentrale Noord-Holland, Alkmaar
g
Flevocollect Gemeenten NV
SECTOR-CAO KABEL & TELECOM
66
1 april 2007
Raam-CAO
SectorCAO Advies
SectorSectorSectorSectorCAO Kabel CAO CAO CAO Afval & Milieu Distributie Productie & Telecom g
Holland Collect NV Intergas NV, Oosterhout
g g
Intergas Netbeheer BV KIWA GASTEC NV, Apeldoorn
g
KIWA GASTEC Certification BV
g
KIWA GASTEC Technology BV
g
KIWA GASTEC Training BV
g
NV Nutsbedrijven Maastricht
g g
InfraMosane NV De Meerlanden NV, Rijsenhout
g
NV Multikabel, Alkmaar
g
Nazorg Limburg BV, Maastricht BV Nederland Electriciteit Administratiekantoor (NEA), Dodewaard Netwerk NV, Dordrecht
g g 3
g)
NRE Holding NV, Eindhoven
g
NRE Netwerk BV
g
Q-ENERGY BV
g
NRE Energie BV
g
NV NUON, Amsterdam -
g g
NUON Power Generation BV
RWE Obragas NV, Helmond
g g
Obragas Net NV OKEM BV, Oudenbosch
g
OMRIN (Afvalsturing Friesland NV), Leeuwarden
g
OMRIN (Fryslân Miljeu NV), Leeuwarden
g
OMRIN (BV Fryslân Miljeu Noordwest)
g
OMRIN (BV Fryslân Miljeu Noordoost)
g
OMRIN (BV Fryslân Miljeu Zuidwest)
g
OMRIN (BV Fryslân Miljeu Zuidoost)
g
OMRIN (BV Fryslân Miljeu Bedrijfsservices)
g
OMRIN (BV Fryslân Miljeu Estafette)
g
ONS Groep, Schiedam NV ONS Houdstermaatschappij
g
NV ONS Energie
g
ONS Netbeheer BV
g
ONS Facilitair Bedrijf BV
g
ONS CAI BV
g
NV ONS IBOR
g
NV IRADO
g
SECTOR-CAO KABEL & TELECOM
67
1 april 2007
Raam-CAO
SectorCAO Advies
SectorSectorSectorSectorCAO Kabel CAO CAO CAO Afval & Milieu Distributie Productie & Telecom
ONS Ingenieursbureau BV
g
ONS Beukenhof BV
g g
ONS Customer Services BV RD4 Facilitair Bedrijf BV, Heerlen
g
NV RENDO Holding, Hoogeveen
g
RENDO Netbeheer BV
g
NV RENDO
g
BV Energieservice Drenthe-Overijssel
g
RENDO Beheer BV
g
RENDO Energielevering BV
g
NV ROVA Holding, Zwolle
g
NV ROVA Gemeenten
g
SAVER NV, Roosendaal
g
Spinder BV, Tilburg (Essent)
g
Telecom Utrecht NV, Utrecht
g
TenneT BV, Arnhem
g
Trianel Energy Trading Benelux BV, Schiedam
g
Twence BV, Hengelo
g
Twente Milieu NV, Enschede
g
Twente Milieu Bedrijven BV, Enschede
g
UPC Nederland Services BV, Amsterdam
g
NV Afvalcombinatie De Vallei, Ede
g
Afvalcombinatie De Vallei Gemeenten BV
g
Afvalcombinatie De Vallei Bedrijven BV
g
NV Holding Nutsbedrijf Westland NV, Poeldijk
g
Westland Energie Services BV
g
Westland Energie Infrastructuur BV
g
Westland Energie Beheer BV
g
1
) Uitgezonderd VAM-personeel in dienst voor 1 november 2001 en op wie het Protocol Essent Milieu Wijster van toepassing is.
2
) Decentrale afspraken i.v.m. toetreding tot sector-CAO A&M
3
) Dispensatie FUR voor die categorie werknemers die vóór 31-12-02 in dienst waren bij GR Netwerk en die op 01 -01-03 51 jaar of ouder zijn.
SECTOR-CAO KABEL & TELECOM
68
1 april 2007
Bijlage B Flexibele Uittredings Regeling (FUR) Het FUR-reglement en FUR-aanvullingsreglement kunt u raadplegen op de website van de Stichting flexibel uittreden nutsbedrijven (Sfn): www.sfn-pensioen.nl Daarnaast treft u op deze site ook aan de teksten van de diverse FUR-folders, de regelingen voor bezwaar en beroep, de Sfn-statuten en het meest recente jaarverslag. Belanghebbenden kunnen de teksten ook opvragen bij de Sfn-helpdesk, tel. 045-5794929 Bijlage C-1 Ontslagprocedure bij arbeidsongeschiktheid (art. 3.4 ENb-raam-CAO) Bij een ontslag op grond van ongeschiktheid tot het verrichten van arbeid wegens ziekte als bedoeld in artikel 15.1 van het Pensioenreglement van de Stichting Pensioenfonds ABP neemt de werkgever de volgende procedure in acht. 1. Niet eerder dan na een onafgebroken periode (*) van 18 maanden na aanvang van ziekte zegt de werkgever de werknemer schriftelijk aan dat de procedure inzake ontslag op grond van ongeschiktheid tot het verrichten van arbeid wegens ziekte begint. 2. Ten aanzien van de werknemer dienen in deze procedure de volgende vragen beantwoord te worden: a. zal de werknemer twee jaar na aanvang ziekte niet meer aan de aan de functie gestelde eisen voldoen vanwege ziekte (de medische geschiktheid voor de functie)? b. is redelijkerwijs te verwachten dat de werknemer binnen een periode van 6 maanden na afloop van de termijn van twee jaar na aanvang ziekte hersteld zal zijn van zijn ziekte? c. zijn er voor de werknemer reële herplaatsingsmogelijkheden bij de werkgever aanwezig? 3. De beantwoording van de vragen 2a en 2b geschiedt door een daartoe door de uitkeringsinstelling die de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering uitvoert ten aanzien van de werknemer, aangewezen arts, bijgestaan door een arts, aangewezen door de werkgever en desgewenst door een arts, aangewezen door de werknemer. 4. Van de uitkomst van het onderzoek naar de vragen 2a en 2b zoals dat aan de werkgever zal worden gezonden ontvangt de werknemer een afschrift. 5. Uit het onderzoek naar mogelijkheden van herplaatsing (vraag 2c) dient te blijken dat de werkgever: a. gedurende het eerste jaar na aanvang ziekte heeft gezocht naar passende arbeid voor de werknemer en dat gedurende het tweede jaar na aanvang ziekte tevens gezocht is naar gangbare arbeid; b. het oordeel van de uitkeringsinstelling, die de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering uitvoert ten aanzien van de werknemer, heeft betrokken ter zake van de plannen en meldingen die (wettelijk) zijn voorgeschreven. 6. Van het oordeel van de uitvoeringsinstelling als bedoeld bij 5b wordt de werknemer desgewenst op de hoogte gesteld. 7. Het ontslag op grond van ongeschiktheid tot het verrichten van arbeid wegens ziekte kan niet eerder ingaan dan nadat betrokkene twee jaar onafgebroken (*) ziek is geweest. (*)
perioden van ziekte die elkaar binnen een tijdvak van 28 dagen opvolgen worden samengeteld.
Bijlage C-2 Suppletieregeling gedeeltelijk arbeidsongeschikten ENb-sector 1.
Algemeen
Artikel 1 In deze regeling wordt verstaan onder: 1. arbeidsongeschiktheid: arbeidsongeschiktheid in de zin van artikel 18, eerste lid, van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering; 2. arbeidsongeschiktheidsuitkering: een periodieke uitkering, toegekend op grond van arbeidsongeschiktheid die voortvloeit uit enige arbeidsovereenkomst van betrokkene; 3. WAO-uitkering: uitkering op basis van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering; 4. betrokkene: de ”overheidswerknemer”, bedoeld in artikel 2 van de Wet privatisering ABP, aan wie uit een arbeidsovereenkomst bij een werkgever op wie de ENb-raam-CAO van toepassing is, ontslag is verleend op grond van ongeschiktheid tot het verrichten van zijn arbeid wegens ziekte (als bedoeld in artikel 3.4 van de ENbraam-CAO) en die ten tijde van dat ontslag minder dan 80% arbeidsongeschikt is, met uitzondering van degene die zijn resterende verdienvermogen volledig benut in een of meer aangehouden betrekkingen; 5. de werkgever: de werkgever door wie ontslag is/wordt verleend; 6. suppletie: de suppletie, bedoeld in artikel 6; 7. dagloon: het dagloon in de zin van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering zonder toepassing van de maximumdagloongrens van artikel 9, eerste lid, van de Coˆrdinatiewet Sociale Verzekering, verminderd met bijdragen strekkende tot betaling van de premie van een door of voor de betrokkene afgesloten particuliere ziektekostenverzekering als bedoeld in artikel 1, tweede lid, onderdeel b, van het Besluit Algemene
SECTOR-CAO KABEL & TELECOM
69
1 april 2007
8. 9. 2.
Dagloonregelen WAO en vermeerderd met het bedrag aan pensioenbijdrageverhaal, bedoeld in artikel 10 van de Wet financiële voorzieningen privatisering ABP; berekeningsgrondslag van de suppletie: het dagloon van betrokkene op de dag voorafgaande aan het ontslag ter zake waarvan hem recht op suppletie wordt toegekend, voor zover dat betrekking heeft op het inkomen uit de functie waaraan het recht op suppletie wordt ontleend; werkloosheidsuitkering: een periodieke uitkering ter zake van ontslag of werkloosheid, die voortvloeit uit enige arbeidsovereenkomst van betrokkene. Het recht op suppletie
Artikel 2 1. Betrokkene heeft recht op suppletie vanaf het tijdstip dat aan hem ontslag is verleend op grond van ongeschiktheid tot het verrichten van zijn arbeid wegens ziekte. 2. Het eerste lid is niet van toepassing indien het in dat lid bedoelde ontslag wordt verleend na het moment dat de ongeschiktheid tot het verrichten van zijn arbeid wegens ziekte 71/2 jaar onafgebroken heeft geduurd. Voor het bepalen van genoemde periode van 90 maanden worden perioden van ziekte samengesteld indien die elkaar met een onderbreking van minder dan 28 dagen opvolgen. Artikel 3 1. Het verplichtingen- en sanctieregime van de Werkloosheidswet is van overeenkomstige toepassing op het recht van suppletie. 2. Onverminderd het eerste lid, omvat passende arbeid in de zin van de Werkloosheidswet voor de toepassing op de suppletie mede gangbare arbeid. Hierbij wordt onder gangbare arbeid verstaan: alle algemeen geaccepteerde arbeid waartoe de betrokkene met zijn krachten en bekwaamheden in staat is. Artikel 4 Het recht op suppletie komt niet tot uitbetaling voor zolang: 1. betrokkene een WAO-uitkering ontvangt, berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80% of meer; 2. betrokkene is herplaatst in een functie waaraan hij recht kan ontlenen op herplaatsingstoelage als bedoeld in paragraaf 9 van het Pensioenreglement van de Stichting Pensioenfonds ABP. Artikel 5 Het recht op suppletie eindigt: 1. na ommekomst van de duur van de suppletie; 2. met ingang van de dag volgende op die waarop de betrokkene is overleden; 3. met ingang van de eerste dag van de maand waarin de betrokkene de leeftijd van 65 jaar bereikt. 3.
Suppletie
Artikel 6 1. De suppletie bedraagt een percentage van de berekeningsgrondslag van de suppletie. 2. De berekeningsgrondslag van de suppletie wordt telkens aangepast aan de algemene salarismaatregelen zoals overeengekomen door partijen bij de ENb-CAO. 3. Het in het eerste lid bedoelde percentage bedraagt: a. gedurende de eerste drieëndertig maanden 80% en b. gedurende de daaropvolgende drieëndertig maanden 70%. Artikel 7 1. In afwijking van artikel 6, derde lid, wordt, indien het in artikel 2 bedoelde ontslag is verleend op een latere datum dan het moment waarop de ongeschiktheid tot het verrichten van zijn arbeid wegens ziekte 24 maanden onafgebroken heeft geduurd, de in artikel 6, derde lid, genoemde periode verminderd met de periode die gelegen is tussen de ontslagdatum en het moment waarop genoemde ongeschiktheid 24 maanden onafgebroken heeft geduurd. Deze vermindering vindt plaats, te beginnen met de periode gedurende welke de betrokkene recht heeft op 80% van de berekeningsgrondslag van de suppletie. 2. Voor het bepalen van de in het eerste lid bedoelde periode van 24 maanden worden perioden van ziekte samengeteld indien die elkaar met een onderbreking van minder dan 28 dagen opvolgen. Artikel 8 1. Indien de betrokkene gedurende de periode dat recht bestaat op suppletie, ter zake van de arbeidsovereenkomst waaruit dat recht op suppletie is ontstaan, een werkloosheidsuitkering dan wel een arbeidsongeschiktheidsuitkering ontvangt, wordt het bedrag van genoemde uitkering of uitkeringen in mindering gebracht op het bedrag van de suppletie. Indien de bedoelde betrokkene uit hoofde van twee of meer arbeidsovereenkomsten als overheidswerknemer recht heeft op een WAO-uitkering, wordt die uitkering voor de
SECTOR-CAO KABEL & TELECOM
70
1 april 2007
2.
3.
toepassing van de eerste volzin, toegerekend aan de arbeidsovereenkomst ter zake waarvan hem recht op suppletie is toegekend, naar rato van de feitelijk genoten inkomsten uit hoofde van de desbetreffende arbeidsovereenkomsten. Indien de betrokkene recht heeft op een arbeidsongeschiktheidsuitkering die kan worden toegerekend aan een arbeidsovereenkomst, waaruit hij is ontslagen op een datum gelegen vóór de datum van ontslag uit de arbeidsovereenkomst ter zake waarvan hem recht op suppletie is toegekend, welk recht voortduurt na laatstgenoemde datum, wordt in geval van een verhoging van de mate van de arbeidsongeschiktheid waardoor het bedrag van die arbeidsongeschiktheidsuitkering verhoogd wordt, uitsluitend het bedrag van die verhoging van die arbeidsongeschiktheidsuitkering in mindering gebracht op het bedrag van de suppletie. Indien de bedoelde betrokkene uit hoofde van twee of meer arbeidsovereenkomsten als overheidswerknemer recht heeft op een WAO-uitkering, wordt die uitkering voor de toepassing van de vorige volzin toegerekend aan de in die volzin eerstgenoemde arbeidsovereenkomst, naar rato van de feitelijk genoten inkomsten uit hoofde van de desbetreffende arbeidsovereenkomsten. Indien de toerekeningswijze, bedoeld in het tweede lid, in een individueel geval naar het oordeel van het bevoegd gezag leidt tot een kennelijk onredelijke uitkomst voor de betrokkene, kan het bevoegd gezag ten gunste van die betrokkene tot een wijze van toerekenen besluiten die met de strekking van dit artikel overeenkomt.
Artikel 9 1. Indien betrokkene gedurende de periode dat recht bestaat op suppletie inkomsten verwerft uit of in verband met arbeid of bedrijf, anders dan bedoeld in artikel 8, wordt de berekeningsgrondslag van de suppletie verminderd met de inkomsten uit of in verband met arbeid of bedrijf. 2. Onder inkomsten uit of in verband met arbeid of bedrijf, bedoeld in het eerste lid, worden begrepen inkomsten uit of in verband met arbeid of bedrijf die zijn ontstaan: l. met ingang van of na de dag waarop het ontslag, ter zake waarvan de betrokkene suppletie is toegekend, hem is aangezegd; m. gedurende non-activiteit, vakantie of verlof onmiddellijk voorafgaande aan het ontslag ter zake waarvan de betrokkene suppletie is toegekend; n. vóór de dag van het ontslag ter zake waarvan de betrokkene suppletie is toegekend, anders dan bedoeld in onderdeel a en b en artikel 8, tweede lid, voor zover uit deze arbeid of dit bedrijf na die dag inkomsten of meer inkomsten worden genoten door de betrokkene, terwijl die inkomsten of die meerdere inkomsten of een gedeelte daarvan, het gevolg zijn van een verhoogde werkzaamheid dan wel verband houden met het ontslag. 3. In bijzondere gevallen kan de werkgever ten gunste van betrokkene afwijken van het tweede lid. Artikel 10 Voor de toepassing van artikel 8 en 9 worden uitkeringen steeds geacht onverminderd door betrokkene te zijn genoten, indien als gevolg van handelingen of het nalaten van handelingen door betrokkene, één of meer werkloosheidsuitkeringen, arbeidsongeschiktheidsuitkeringen, uitkeringen op grond van de Ziektewet dan wel uitkeringen die naar aard en strekking overeenkomen met laatstgenoemde uitkeringen waarop betrokkene recht heeft a. vermindering ondergaan; b. blijvend geheel geweigerd worden; c. tijdelijk of blijvend gedeeltelijk geweigerd worden; d. dan wel in uitkeringsduur beperkt worden. Artikel 11 1. Zo spoedig mogelijk na het overlijden van de betrokkene aan wie een suppletie is toegekend, keert de werkgever een bedrag uit, gelijk aan de berekeningsgrondslag van de suppletie van betrokkene over een tijdvak van drie maanden. 2. Het in het eerste lid bedoelde bedrag wordt uitgekeerd: a. aan de langstlevende der echtgenoten indien de overledene niet duurzaam van de andere echtgenoot gescheiden leefde; b. bij ontstentenis van de onder a bedoelde persoon aan de minderjarige wettige of natuurlijke kinderen; c. bij ontstentenis van de onder a en b bedoelde personen aan degenen ten aanzien van wie de overledene grotendeels in de kosten van het bestaan voorzag en met wie hij in gezinsverband leefde. 3. Voor de toepassing van het tweede lid worden mede als echtgenoot aangemerkt niet gehuwde personen van verschillend of gelijk geslacht die duurzaam een gezamenlijke huishouding voeren, tenzij het betreft personen tussen wie bloedverwantschap in de eerste of tweede graad bestaat. 4. Van een gezamenlijke huishouding als bedoeld in het derde lid, kan slechts sprake zijn indien twee ongehuwde personen gezamenlijk voorzien in huisvesting en bovendien beiden een bijdrage leveren in de kosten van de huishouding dan wel op andere wijze in elkaars verzorging voorzien. 5. Op het uit te keren bedrag, bedoeld in het eerste lid, wordt in mindering gebracht het bedrag van de uitkering waarop de nagelaten betrekkingen van de betrokkene ter zake van diens overlijden aanspraak kunnen maken uit hoofde van een of meer werkloosheidsuitkeringen, arbeidsongeschiktheidsuitkeringen, uitkeringen op grond van de Ziektewet dan wel uitkeringen die naar aard en strekking overeenkomen met laatstgenoemde uitkeringen, waarop betrokkene recht had.
SECTOR-CAO KABEL & TELECOM
71
1 april 2007
4.
De betaling van de suppletie
Artikel 12 1. 2. 3. 4.
De werkgever stelt op aanvraag vast of er recht op suppletie bestaat. Een aanvraag wordt ingediend door middel van een door de werkgever beschikbaar gesteld aanvraagformulier. De werkgever betaalt de suppletie zo spoedig mogelijk uit, doch uiterlijk binnen één maand nadat het recht op die suppletie heeft vastgesteld. De werkgever betaalt de suppletie in de regel per maand achteraf. De suppletie die niet in ontvangst is genomen of is ingevorderd binnen drie maanden na de dag van betaalbaarstelling, wordt niet meer betaald. De werkgever kan in bijzondere gevallen ten gunste van betrokkene afwijken van de eerste volzin.
Artikel 13 1. De werkgever betaalt ambtshalve een naar redelijkheid vast te stellen voorschot op een suppletie indien uitsluitend onzekerheid bestaat omtrent de hoogte van de suppletie, omtrent het van de suppletie aan de betrokkene te betalen bedrag of omtrent het nakomen van een verplichting als bedoeld in artikel 3. 2. De werkgever kan op verzoek van de betrokkene een naar redelijkheid vast te stellen voorschot op een suppletie betalen indien onzekerheid bestaat omtrent het recht op suppletie. 3. Een voorschot, bedoeld in het eerste en tweede lid, wordt beschouwd als een suppletie. 5.
Scholing, opleiding en onbeloonde activiteiten
Artikel 14 1. De werkgever kan regels stellen op grond waarvan in bij die regels aan te geven gevallen en met inachtneming van bij die regels te stellen beperkingen de betrokkene bevoegd is deel te nemen aan een opleiding of scholing in dagonderwijs. 2. Indien de betrokkene die recht heeft op suppletie, gaat deelnemen aan een voor hem naar het oordeel van de werkgever noodzakelijke opleiding of scholing, blijft volgens door de werkgever te stellen regels het recht op suppletie bestaan totdat die opleiding of scholing is geëindigd. 3. In de door de werkgever te stellen regels, bedoeld in het tweede lid, worden in ieder geval voorschriften en beperkingen gegeven met betrekking tot de aard, de omvang en de duur van de in het tweede lid bedoelde opleiding of scholing. Artikel 15 1. De betrokkene die onbeloonde activiteiten verricht, is verplicht daarvan mededeling te doen aan de werkgever. 2. De betrokkene heeft voor het verrichten van bijzondere vormen van onbeloonde activiteiten voorafgaande toestemming van de werkgever nodig. 6.
Uitvoeringsvoorschriften
Artikel 16 De werkgever stelt nadere regels vast met betrekking tot: a. een doelmatige controle ten aanzien van de betrokkenen; b. het genieten van vakantie tijdens de duur van de suppletie; c. de werkgever kan nadere regels stellen met betrekking tot artikel 15. 7. Conversie herplaatsingswachtgeld en bezoldiging of uitkering wegens ziekte Artikel 17 1. Degene die op 31 december 1995 recht heeft op een herplaatsingswachtgeld als bedoeld in artikel K 4, tweede lid, juncto artikel K 6 van de Algemene Burgerlijke Pensioenwet, zoals die wet luidde op die datum, waarvan de duur op 1 januari 1996 nog niet is verstreken, heeft recht op suppletie. 2. Het in het eerste lid bedoelde recht op suppletie bedraagt bij een op 31 december 1995 genoten recht op herplaatsingswachtgeld van: 1 mnd. : gedurende de eerste 27 mnd. 80%, vervolgens 33 mnd. 70%; 2 mnd. : gedurende de eerste 26 mnd. 80%, vervolgens 33 mnd. 70%; 3 mnd. : gedurende de eerste 25 mnd. 80%, vervolgens 33 mnd. 70%; 4 mnd. : gedurende de eerste 24 mnd. 80%, vervolgens 33 mnd. 70%; 5 mnd. : gedurende de eerste 22 mnd. 80%, vervolgens 33 mnd. 70%; 6 mnd. : gedurende de eerste 21 mnd. 80%, vervolgens 33 mnd. 70%; 7 mnd. : gedurende de eerste 20 mnd. 80%, vervolgens 33 mnd. 70%; 8 mnd. : gedurende de eerste 19 mnd. 80%, vervolgens 33 mnd. 70%; 9 mnd. : gedurende de eerste 18 mnd. 80%, vervolgens 33 mnd. 70%;
SECTOR-CAO KABEL & TELECOM
72
1 april 2007
3. 4. 5.
6.
10 mnd.: gedurende de eerste 17 mnd. 80%, vervolgens 33 mnd. 70%; 11 mnd.: gedurende de eerste 16 mnd. 80%, vervolgens 33 mnd. 70%; 12 mnd.: gedurende de eerste 15 mnd. 80%, vervolgens 33 mnd. 70%; 13 mnd.: gedurende de eerste 14 mnd. 80%, vervolgens 33 mnd. 70%; 14 mnd.: gedurende de eerste 13 mnd. 80%, vervolgens 33 mnd. 70%; 15 mnd.: gedurende de eerste 12 mnd. 80%, vervolgens 33 mnd. 70%; 16 mnd.: gedurende de eerste 11 mnd. 80%, vervolgens 33 mnd. 70%; 17 mnd.: gedurende de eerste 10 mnd. 80%, vervolgens 33 mnd. 70%; 18 mnd.: gedurende de eerste 9 mnd. 80%, vervolgens 33 mnd. 70%; 19 mnd.: gedurende de eerste 9 mnd. 80%, vervolgens 33 mnd. 70%; 20 mnd.: gedurende de eerste 8 mnd. 80%, vervolgens 33 mnd. 70%; 21 mnd.: gedurende de eerste 7 mnd. 80%, vervolgens 33 mnd. 70%; 22 mnd.: gedurende de eerste 6 mnd. 80%, vervolgens 33 mnd. 70%; 23 mnd.: gedurende de eerste 5 mnd. 80%, vervolgens 33 mnd. 70%; 24 mnd.: gedurende de eerste 4 mnd. 80%, vervolgens 33 mnd. 70%; 25 mnd.: gedurende de eerste 3 mnd. 80%, vervolgens 33 mnd. 70%; 26 mnd.: gedurende de eerste 2 mnd. 80%, vervolgens 33 mnd. 70%; 27 mnd.: gedurende de eerste 1 mnd. 80%, vervolgens 33 mnd. 70%; 28 mnd.: gedurende 33 mnd. 70%; 29 mnd.: gedurende 32 mnd. 70%; 30 mnd.: gedurende 31 mnd. 70%; 31 mnd.: gedurende 30 mnd. 70%; 32 mnd.: gedurende 29 mnd. 70%; 33 mnd.: gedurende 28 mnd. 70%; 34 mnd.: gedurende 27 mnd. 70%; 35 mnd.: gedurende 26 mnd. 70%; 36 mnd.: gedurende 25 mnd. 70%; 37 mnd.: gedurende 24 mnd. 70%; 38 mnd.: gedurende 23 mnd. 70%; 39 mnd.: gedurende 22 mnd. 70%; 40 mnd.: gedurende 21 mnd. 70%; 41 mnd.: gedurende 20 mnd. 70%; 42 mnd.: gedurende 19 mnd. 70%; 43 mnd.: gedurende 18 mnd. 70%; 44 mnd.: gedurende 17 mnd. 70%; 45 mnd.: gedurende 16 mnd. 70%; 46 mnd.: gedurende 15 mnd. 70%; 47 mnd.: gedurende 14 mnd. 70%; 48 mnd.: gedurende 13 mnd. 70%; 49 mnd.: gedurende 11 mnd. 70%; 50 mnd.: gedurende 10 mnd. 70%; 51 mnd.: gedurende 9 mnd. 70%; 52 mnd.: gedurende 8 mnd. 70%; 53 mnd.: gedurende 7 mnd. 70%; 54 mnd.: gedurende 6 mnd. 70%; 55 mnd.: gedurende 5 mnd. 70%; 56 mnd.: gedurende 4 mnd. 70%; 57 mnd.: gedurende 3 mnd. 70%; 58 mnd.: gedurende 2 mnd. 70%; 59 mnd.: gedurende 1 mnd. 70%. De artikelen 3 tot en met 5, 6 tweede lid, 7 tot en met 11, alsmede artikel 12 derde lid tot en met 16 zijn van overeenkomstige toepassing. De werkgever stelt ambtshalve van iedere (”overheids”)werknemer als bedoeld in het eerste lid, het recht op suppletie vast met inachtneming van het in dit artikel bepaalde. Artikel 6, eerste lid, is van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat voor de vaststelling van de berekeningsgrondslag voor de betrokkene als dagloon geldt het dagloon zoals bepaald in artikel 42, derde en vierde lid, van de Wet privatisering ABP, zonder toepassing van de maximumdagloongrens van artikel 9, eerste lid, van de Coördinatiewet Sociale Verzekering. Bij de bepaling op 1 januari 1996 van de periode waarover herplaatsingswachtgeld is genoten, wordt deze periode naar beneden afgerond op een hele maand.
Artikel 18 Indien de (”overheids”)werknemer, bedoeld in artikel 2 van de Wet privatisering ABP, op 1 januari 1996 gedurende een periode van 52 weken of langer onafgebroken arbeidsongeschikt is geweest in de zin van artikel 19, eerste lid, van de Wet
SECTOR-CAO KABEL & TELECOM
73
1 april 2007
op de arbeidsongeschiktheidsverzekering en de mate van zijn algemene invaliditeit op grond van de Algemene Burgerlijke Pensioenwet is vastgesteld op ten minste 15 procent dan wel de mate van arbeidsongeschiktheid ingevolge de ministeriële regeling op grond van artikel 8, derde lid, van de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet is vastgesteld op ten minste 25 procent, binnen een periode van zes maanden is aan te merken als betrokkene, geldt voor hem als dagloon het dagloon zoals bepaald in artikel 39, vierde en vijfde lid, van de Wet privatisering ABP, zonder toepassing van de maximumdagloongrens van artikel 9, eerste lid, van de Coördinatiewet Sociale Verzekering. 8
Overige en slotbepalingen
Artikel 19 Indien het niveau van de WAO-uitkering als bedoeld in paragraaf 9 van de Wet privatisering ABP een algemene neerwaartse wijziging ondergaat, wordt deze neerwaartse wijziging, behoudens indien partijen bij de ENb-CAO anders overeenkomen binnen zes maanden na de datum van het Staatsblad waarin de maatregel is gepubliceerd, op overeenkomstige wijze ten aanzien van de suppletie doorgevoerd, vanaf de in het Staatsblad vermelde datum van inwerkingtreding van bedoelde maatregel, doch niet eerder dan zes maanden na de datum van het Staatsblad. Artikel 20 Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 1996. Bijlage D Overgangsregeling ”Wachtgeldregeling 1995” Artikel 1 Rechthebbenden 1. Onverkort de voorwaarden gesteld in de wachtgeldregeling zoals die laatstelijk geregeld was in hoofdstuk 12 van de ENb-CAO 1995, hebben alle werknemers die vóór 1 januari 1997 voor onbepaalde tijd in dienst zijn getreden bij één van de ENb-bedrijven, als vermeld in bijlage A van de ENb-CAO 1996/1997, in geval van werkloosheid na beëindiging van de arbeidsovereenkomst bij één van die bedrijven tot en met 31 december 2001 recht op een wachtgelduitkering als bedoeld in de Wachtgeldregeling 1995 zoals hierna vermeld. 2. Bovendien geldt voor deze werknemer die voor onbepaalde tijd in dienst is en vóór 1 januari 1998 55 jaar of ouder is, dat tot 1 januari 2004 de ”Wachtgeldregeling 1995” van toepassing blijft. Artikel 2 Recht op wachtgeld 1. De werknemer als bedoeld in artikel 1, die door het eindigen van zijn voor onbepaalde tijd aangegane arbeidsovereenkomst onvrijwillig werkloos wordt, heeft recht op een uitkering als bedoeld in de artikelen 2 t/m 19. 2. Onder ”onvrijwillig werkloos” wordt verstaan de werkloosheid die voor de werknemer ontstaat: a. wegens opheffing van zijn functie; b. wegens overtolligheid van personeel als gevolg van verandering in de organisatie van de afdeling of het onderdeel daarvan, waarbij werknemer werkzaam is, dan wel als gevolg van vermindering van de werkzaamheden bij die afdeling of dat onderdeel; c. wegens verplaatsing van de afdeling of het onderdeel daarvan, waarbij de werknemer werkzaam is, mits een dergelijke verplaatsing een verhuizing door de werknemer noodzakelijk maakt en die verhuizing in redelijkheid niet van werknemer kan worden verlangd in verband met zijn persoonlijke en/of gezinsomstandigheden; d. wegens onbekwaamheid of ongeschiktheid voor de door hem beklede functie, anders dan op grond van ziels- en lichaamsgebreken, tenzij de beëindiging van de arbeidsovereenkomst aan eigen schuld of toedoen van de werknemer te wijten is, of de werknemer ter zake van die beëindiging recht heeft op pensioen. ”Onvrijwillig werkloos” in de zin van deze regeling is niet de werknemer die valt onder een van de in lid 2a t/m d bedoelde situaties en aansluitend een gelijkwaardige functie krijgt aangeboden en accepteert bij een andere werkgever dan die bij wie de dienstbetrekking is beëindigd. 3. In deze regeling wordt onder het Pensioenreglement verstaan het Pensioenreglement van de Stichting Pensioenfonds ABP. Artikel 3 Diensttijd Voor de toekenning van wachtgeld als bedoeld in deze regeling geldt als diensttijd de door de werknemer bij de werkgever onafgebroken doorgebrachte diensttijd alsmede de diensttijd onafgebroken doorgebracht bij rechtsvoorgangers van werkgever. Artikel 4 Ingang en ontzegging recht op wachtgeld
SECTOR-CAO KABEL & TELECOM
74
1 april 2007
1. 2.
De werknemer bedoeld in artikel 2, lid 2, heeft recht op wachtgeld met ingang van de dag volgende op die waarop zijn arbeidsovereenkomst is geëindigd tenzij de werknemer ter zake van die beëindiging recht heeft op pensioen ingevolge het pensioenreglement. Geen recht op wachtgeld heeft de werknemer bedoeld in artikel 2, lid 2, onder a, b en c, die andere, mede in verband met zijn persoonlijkheid en omstandigheden, voor hem passende werkzaamheden bij werkgever heeft geweigerd te aanvaarden.
Artikel 5 Duur van het wachtgeld 1. De duur van het wachtgeld is drie maanden, vermeerderd voor de werknemer die op de dag volgende op die waarop zijn arbeidsovereenkomst eindigt, de leeftijd van 21 jaar nog niet heeft bereikt, met een duur gelijk aan 18% van de diensttijd, voor de werknemer die op bedoelde dag 21 jaar oud is, met een duur gelijk aan 19,5% van de diensttijd en zo vervolgens per leeftijdsjaar opklimmende met 1,5%, met dien verstande dat de duur van het wachtgeld voor de werknemer die op bedoelde dag 54 jaar of ouder is, gelijk is aan drie maanden, vermeerderd met een duur gelijk aan 69% van de diensttijd. Indien de werknemer op de dag volgende op die waarop zijn arbeidsovereenkomst eindigt, de leeftijd van 55 jaar heeft bereikt, zal de duur van het wachtgeld, ongeacht zijn diensttijd, zich uitstrekken tot de eerste dag van de maand volgende op die waarop hij de leeftijd van 65 jaar heeft bereikt. 2. Onverminderd het bepaalde in lid 1, wordt de duur van het wachtgeld van de werknemer die bij het einde van zijn arbeidsovereenkomst een diensttijd van tenminste tien jaar heeft, indien de som van zijn leeftijd en diensttijd op dat tijdstip 60 of meer bedraagt, na afloop van de termijn waarover wachtgeld is toegekend, verlengd tot de eerste dag van de maand volgende op die waarin hij de leeftijd van 65 jaar heeft bereikt. Artikel 6 Bedrag van het wachtgeld 1. Het bedrag van het wachtgeld is gedurende de eerste twee jaren gelijk aan 93% van het salaris, gedurende de daaropvolgende drie jaren gelijk aan 73% van het salaris en vervolgens 70% van het salaris. Het bedrag van het wachtgeld daalt echter niet beneden het bedrag van het pensioen waarop de op wachtgeld gestelde recht zou hebben indien hij uit de functie die hij vervulde toen zijn arbeidsovereenkomst met recht op wachtgeld eindigde, zou zijn gepensioneerd, naar de diensttijd als bedoeld in artikel 3 en naar de berekeningsgrondslag als bedoeld in artikel 6.2, van het Pensioenreglement, in de functie waaruit het wachtgeld is toegekend. 2. In afwijking van het vorige lid, is het bedrag van het wachtgeld tijdens de verlenging bedoeld in artikel 5, tweede lid, gelijk aan het bedrag van het pensioen bedoeld in het vorige lid, met dien verstande dat gedurende het eerste jaar van die verlenging het wachtgeld tenminste 40% van het salaris bedraagt. 3. Op het bedrag van het wachtgeld als bedoeld in lid 1 van dit artikel zijn de bij de ENb-CAO overeengekomen algemene salarismaatregelen van toepassing. Artikel 7 Inkomsten uit of in verband met arbeid of bedrijf 1.
2. 3.
De inkomsten die de op wachtgeld gestelde geniet of gaat genieten uit of in verband met arbeid of bedrijf, ter hand genomen met ingang van of na de dag waarop beëindiging van de arbeidsovereenkomst ter zake waarvan het wachtgeld is toegekend, hem is aangezegd, worden met het wachtgeld verrekend over de maand waarop deze inkomsten betrekking hebben of geacht kunnen worden betrekking te hebben. Deze verrekening geschiedt aldus dat het wachtgeld wordt verminderd met het bedrag waarmede het wachtgeld, vermeerderd met die inkomsten, 100% van het salaris overschrijdt. Het in het voorgaande lid bepaalde vindt overeenkomstig toepassing ten aanzien van inkomsten uit of in verband met arbeid of bedrijf, ter hand genomen gedurende vakantie of verlof, onmiddellijk voorafgaande aan het einde van de arbeidsovereenkomst, ter zake waarvan het wachtgeld is toegekend. Wanneer de op wachtgeld gestelde, arbeid of bedrijf ter hand heeft genomen vóór de dag waarop de arbeidsovereenkomst eindigt, anders dan bedoeld in de voorafgaande leden, en na die dag uit die arbeid of dat bedrijf inkomsten of meer inkomsten gaat genieten, is het eerste lid van toepassing, tenzij hij aannemelijk maakt dat die inkomsten of vermeerdering van inkomsten of een gedeelte daarvan noch het gevolg zijn van uitbreiding van werkzaamheden noch verband houden met de beëindiging van de arbeidsovereenkomst, in welk geval de inkomsten, die meerdere inkomsten of dat gedeelte daarvan niet in aanmerking worden genomen voor de toepassing van het eerste lid.
Artikel 8 Neveninkomsten 1. De op wachtgeld gestelde is verplicht van het ter hand nemen van enige arbeid of bedrijf terstond mededeling te doen aan zijn voormalige werkgever onder opgave, voor zover mogelijk, van de inkomsten die hij uit die werkzaamheden zal ontvangen; een en ander overeenkomstig de voorschriften hem door bedoelde werkgever gegeven. Zijn de inkomsten niet vooraf op te geven, dan doet hij tijdig vóór het verschijnen van elke
SECTOR-CAO KABEL & TELECOM
75
1 april 2007
2.
3. 4. 5. 6. 7.
wachtgeldtermijn opgave van de inkomsten die hij sinds het ter hand nemen van de werkzaamheden of sinds de vorige opgave heeft genoten. Brengt de aard van de werkzaamheden of van de inkomsten mede dat de inkomsten over een langere termijn moeten worden berekend, dan geschiedt de opgave dienovereenkomstig en wordt op het wachtgeld een vermindering toegepast van een voorlopig vastgesteld bedrag onder voorbehoud van verrekening aan het einde van de hiervoor bedoelde termijn. Ten aanzien van deze verrekening is artikel 7 van toepassing, met dien verstande dat zij geschiedt over de in de vorige volzin bedoelde termijn in plaats van over iedere maand afzonderlijk. De voormalige werkgever kan bij de vaststelling van het bedrag van de vermindering gemotiveerd afwijken van de opgave van de op wachtgeld gestelde. Het in de voorgaande leden bepaalde vindt overeenkomstige toepassing ten aanzien van de arbeid of het bedrijf, en de inkomsten daaruit bedoeld in artikel 7, tweede en derde lid. De op wachtgeld gestelde is verplicht zich te gedragen naar de voorschriften die hem door zijn voormalige werkgever worden gegeven om tot het verkrijgen van een werkkring of een andere bron van inkomsten te geraken. Degene aan wie wachtgeld is toegekend, wordt door het aanvaarden van het wachtgeld geacht er in toe te stemmen dat allen die daarvoor naar het oordeel van zijn voormalige werkgever in aanmerking komen, omtrent zijn omstandigheden alle inlichtingen geven die voor de uitvoering van het in deze regeling bepaalde noodzakelijk zijn. De voormalige werkgever kan bepalen dat inkomsten welke zijn genoten uit hoofde van overwerk en bij wijze van gratificatie, geheel of ten dele niet worden aangemerkt als inkomsten.
Artikel 9 Geneeskundig onderzoek Indien de op wachtgeld gestelde wegens ziekte verhinderd is arbeid te verrichten, kan hij door de voormalige werkgever worden verplicht zich geneeskundig te doen onderzoeken, dan wel zich aan een geneeskundig onderzoek volgens de bepalingen van het Pensioenreglement te onderwerpen. Artikel 10 Einde en verval van het recht op wachtgeld 1. Het recht op wachtgeld eindigt: a. behoudens het bepaalde in het tweede lid, met ingang van de eerste dag van de maand volgende op die waarin de op wachtgeld gestelde in de zin van artikel 8.2 van het Pensioenreglement uit hoofde van ziekten of gebreken, blijvend ongeschikt is verklaard de functie te vervullen die met recht op wachtgeld is beëindigd; b. met ingang van de eerste dag van de maand volgende op die waarin de op wachtgeld gestelde de leeftijd van 65 jaar heeft bereikt; c. met ingang van de eerste dag van de maand volgende op die waarin de op wachtgeld gestelde is overleden; d. indien overeenkomstig artikel 12 het recht op wachtgeld geheel wordt afgekocht. 2. In afwijking van het vorige lid, onder a, eindigt het recht op wachtgeld indien de op wachtgeld gestelde uit hoofde van ziekten of gebreken blijvend ongeschikt is verklaard voor het vervullen van de functie die hij gedurende de met recht op wachtgeld doorgebrachte tijd uitoefende en waarin hij deelnemer was in de zin van het Pensioenreglement, met ingang van de dag waarop hij uit die functie werd ontslagen. 3. Het recht op wachtgeld kan geheel of ten dele vervallen worden verklaard indien: a. de op wachtgeld gestelde zich zodanig gedraagt, dat ware hij in dienst gebleven, zijn arbeidsovereenkomst zou zijn beëindigd; b. de op wachtgeld gestelde de gegevens die noodzakelijk zijn voor de vaststelling of de vermindering van het wachtgeld, bewust niet, niet volledig, of onjuist verstrekt. Artikel 11 Vermindering en niet-uitbetaling 1. Indien de op wachtgeld gestelde: a. een hem aangeboden werkkring, die voor hem passend kan worden geacht, weigert te aanvaarden; b. in de gelegenheid is om op een wijze die voor hem passend kan worden geacht, inkomsten te verkrijgen, daarvan geen gebruik maakt; c. inkomsten als bedoeld in artikel 7, zonder voldoende reden prijsgeeft, dan wel door eigen schuld of toedoen verloren doet gaan, wordt het wachtgeld verminderd met het bedrag waarmede de (verloren gegane) inkomsten als bedoeld onder a, b of c en het wachtgeld samen, het salaris te boven gaan. 2. Het wachtgeld wordt niet uitbetaald voor de duur dat de op wachtgeld gestelde: a. de hem opgelegde verplichtingen niet of niet volledig nakomt, tenzij hem hiervan redelijkerwijs geen verwijt kan worden gemaakt; b. metterwoon verblijf houdt in het buitenland, tenzij zijn voormalige werkgever op een door de op wachtgeld gestelde daartoe gedaan verzoek anders beslist;
SECTOR-CAO KABEL & TELECOM
76
1 april 2007
c. verhindert, zij het alleen door gebrek aan medewerking, dat een geneeskundig onderzoek of een voldoend geneeskundig onderzoek tot het verkrijgen van een invaliditeitspensioen ingevolge het Pensioenreglement plaats heeft. Artikel 12 Afkoop Op verzoek van de op wachtgeld gestelde kan het recht op wachtgeld, in overleg met werkgever, geheel of ten dele worden afgekocht. Artikel 13 Opschorting 1. Ten aanzien van degene aan wie wachtgeld is toegekend, en die uit hoofde van ziekte aanspraak heeft of krijgt op doorbetaling van zijn salaris, wordt de verdere uitvoering van de bepalingen van deze regeling opgeschort tot het einde van het tijdvak waarover die aanspraak bestaat. 2. Ten aanzien van degene aan wie wachtgeld is toegekend en die zich ingevolge wettelijke verplichting in militaire dienst bevindt of moet begeven, wordt op een daartoe strekkend verzoek de verdere uitvoering van de bepalingen van deze regeling voor de duur van de militaire dienst opgeschort. Artikel 14 Samenloop 1. Indien de wachtgelder na afloop van het tijdvak, bedoeld in artikel 13, lid 1, aanspraak heeft op een uitkering op grond van artikel 48 en 53 lid 5 van de ENb-raam-CAO wordt het wachtgeld slechts uitbetaald voor zover het evenbedoelde uitkering te boven gaat. 2. Indien de wachtgelder aanspraken heeft of verkrijgt op een uitkering krachtens de Werkloosheidswet, de Ziektewet of de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering, wordt gedurende de termijn, waarop die aanspraken bestaan, het wachtgeld slechts uitbetaald voor zover het evenbedoelde uitkeringen te boven gaat. Artikel 15 Betaling Het wachtgeld wordt in maandelijkse termijnen betaald. Met toestemming van de op wachtgeld gestelde kan de uitbetaling in langere termijnen geschieden. Artikel 16 Uitkering bij overlijden 1. Zo spoedig mogelijk na het overlijden van de op wachtgeld gestelde wordt aan de nagelaten echtgenoot, een bedrag uitgekeerd gelijk aan het salaris over een tijdvak van drie maanden. Wordt op het wachtgeld een vermindering toegepast krachtens, de artikelen 7, 8 of 11, of wordt artikel 10, derde lid, toegepast, dan is de uitkering gelijk aan het bedrag van het wachtgeld dat de op wachtgeld gestelde op de dag van het overlijden ontving, over een tijdvak van drie maanden. Bij overlijden in de periode van opschorting van het wachtgeld krachtens artikel 13, eerste lid, bestaat geen aanspraak op een uitkering als in dit artikel bedoeld. 2. Op een uitkering bedoeld in het vorige lid of krachtens het bepaalde in het volgende lid, wordt in mindering gebracht het bedrag van de uitkering waarop de nagelaten betrekkingen van de gewezen werknemer ter zake van diens overlijden aanspraak kunnen maken krachtens enige wettelijke regeling inzake uitkeringen ingeval van ziekte, arbeidsongeschiktheid en onvrijwillige werkloosheid. 3. Het bepaalde in artikel 4 lid 1 sub b en c van deel II ENb-CAO is van overeenkomstige toepassing. Artikel 17 Tegemoetkoming verhuiskosten Aan de op wachtgeld gestelde die elders arbeid of bedrijf ter hand gaat nemen, kan een tegemoetkoming worden verleend in de kosten die voor hem aan een daartoe noodzakelijke verhuizing zijn verbonden, conform het bepaalde in hoofdstuk 11 van de sector-CAO Distributie. Artikel 18 Slotbepalingen Voor zover en voor zolang het bepaalde in de artikelen 2 t/m 17 minder aanspraken aan de werknemer met een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd verleent dan de Werkloosheidswet (WW), vindt ten aanzien van deze werknemer toepassing van de WW plaats. Artikel 19 Wachtgeld na dienstbetrekking voor bepaalde tijd Vervallen
SECTOR-CAO KABEL & TELECOM
77
1 april 2007
Bijlage E Kaderafspraken scholing en werkgelegenheidsprojecten Werkgelegenheidsprojecten 1. In de periode van 1 april 2005 tot 1 april 2007 wordt 0,3% op jaarbasis van het totale fiscale loon van de ENbbedrijven besteed aan werkgelegenheidsprojecten. 2. Op bedrijfsniveau wordt in overleg met de ondernemingsraad gekomen tot een invulling van deze budgetruimte. Over de voortgang van het project en de besteding van de financiële middelen wordt verslag gedaan aan de ondernemingsraad. 3. Met betrekking tot de aard van de arbeidsparticipatiebevorderende maatregelen wordt door partijen met nadruk verwezen naar hetgeen daarover wordt vermeld onder punt 5 van het centraal akkoord in de Stichting van de Arbeid d.d. 11 november 1992, en punt 7 van het centraal akkoord in de Stichting van de Arbeid d.d. 3 december 1998. 4. Waar mogelijk zal door de bedrijven aan dit beleid inhoud worden gegeven in samenwerking met de Centra voor Werk en Inkomen (CWI’s) onder gebruikmaking van bestaande subsidieregelingen. 5. De ENb-bedrijven rapporteren binnen 3 maanden na afloop van de looptijd van deze CAO aan het WENbsecretariaat over de inhoud van de projecten en de besteding van de financiële middelen. Het WENb-secretariaat zal vervolgens aan partijen verslag uitbrengen van de resultaten in de gehele ENb-sector. Scholing 6. In 2006 en 2007 zullen de ENb-bedrijven 0,2% van het totale fiscale loon afdragen aan de Stichting Opleidings- & Ontwikkelingsfonds Energie- en Nutsbedrijven.
SECTOR-CAO KABEL & TELECOM
78
1 april 2007
Bijlage F Verklaring relatiepartnerschap 1.
Ondergetekende naam : voornamen : geboortedatum : adres : woonplaats : verklaart a. b.
2.
dat de mede-ondergetekende, met wie hij/zij met ingang van ............................. samenwoont op bovenstaand adres, de persoon is, met wie hij/zij - met het oogmerk duurzaam samen te leven - een gemeenschappelijke huishouding voert; dat hij/zij beëindiging van de gemeenschappelijke huishouding met mede-ondergetekende zo spoedig mogelijk ter kennisneming zal brengen van werkgever.
Mede-ondergetekende naam voornaam geboortedatum
: : :
bevestigt dat de ondergetekende, met wie hij/zij met ingang van ................................... samenwoont op bovenstaand adres, zijn/haar levenspartner is. Datum : Ondergetekende : (handtekening) Mede-ondergetekende : (handtekening) N.B.Tegelijkertijd kan slechts één persoon als relatiepartner worden aangemerkt.
SECTOR-CAO KABEL & TELECOM
79
1 april 2007
Bijlage G Adressen WENb-secretariaat Postbus 9009 6800 DL Arnhem Telefoon 026 - 3 56 33 55 Telefax 026 - 3 51 57 75 e-mail
[email protected] website www.wenb.nl Secretariaat College van Beroep Postbus 9009 6800 DL Arnhem Werknemersorganisaties partij bij ENb-CAO: ABVAKABO FNV Postbus 3010 2700 KT Zoetermeer
CNV Publieke Zaak Postbus 84500 2508 AM Den Haag
VMHP-N Postbus 176 2260 AD Leidschendam Stichting Flexibel Uittreden Nutsbedrijven (Sfn): Sfn-Uitvoering Postbus 4891 6401 JR Heerlen
Sfn-Secretariaat Postbus 9009 6800 DL Arnhem Telefoon 026 - 356 22 56 Sfn-Helpdesk Telefax 026 - 356 33 37 Telefoon 045 - 5 79 49 29 Website www.sfn-pensioen.nl
[email protected] e-mail Bedrijfscommissie voor de Dienstverlening Secretariaat AWVN Postbus 568 2003 RN Haarlem Telefoon 023 - 510 11 93
SECTOR-CAO KABEL & TELECOM
80
1 april 2007
Bijlage H Transponeringstabel oud naar nieuw Oud 3.1 3.1.1 3.1.2 3.2 3.2.1 lid 1-2 3.2.1 lid 3-4 3.2.2 3.2.3 3.2.4 3.3 3.3.1 lid 1-3 3.3.1 lid 4 3.3.1 lid 5-7 3.3.2 lid 1-2 3.3.2 lid 3-6 3.3.3 3.3.4 3.3.5 3.4.1 3.4.2 3.5
nieuw 3.1 3.1.1 3.1.2 lid 1-3 3.3 lid 1 3.1.3 3.1.4 3.2 3.2.2 3.2.3 3.2.4 3.2.5 3.2.6 3.3 lid 2-3 3.2.7 3.2.8 3.3 lid 4-6 3.5
oud 3.5.1 3.5.2 3.6. 3.6.1 3.6.2 3.6.3 3.6.4 4.1 4.1.1 4.1.2 4.1.3 4.2 4.2.1 lid 1+4 4.2.1 lid 2 4.2.1 lid 3 4.2.2 4.2.3 4.2.4 4.2.5 4.2.6 4.3
nieuw 3.5.1 3.5.2 3.5.4 3.1.2 lid 4 3.5.3 4.1 4.1.1 4.1.2 4.2 4.2.2 4.2.1 4.1.1 sub a 4.2.3 4.3.1 4.3.2 4.2.1 4.2.1 4.5.2
oud 4.4 4.5 4.5.1 4.6 4.6.1 lid 1-3 4.6.1 lid 4 4.6.1 lid 5 4.6.1 lid 6-7 4.6.1 lid 8-9 4.6.1 lid 10-11 4.6.1 lid 12 4.6.1 lid13 4.6.2 4.6.3 4.6.4 4.7 4.7.1 4.7.2 Bijlage 1 Bijlage 2 Bijlage 3
nieuw 4.5.3 4.5.1 4.4 4.4.1 lid 1 4.4.1 lid 2 4.4.1 lid 3 4.4.1 lid 4 4.4.1 lid 5 4.4.1 lid 6 4.4.1 lid 7 4.4.1 lid 8 4.4.2 4.4.3 4.4.4 4.5.4 4.4.4 lid 2-4
Transponeringstabel nieuw naar oud nieuw
oud
nieuw
3.1 3.1.1 3.1.2 lid 1-3 3.1.2 lid 4 3.1.3 3.1.4 3.2 3.2.1 3.2.2 3.2.3
3.1 3.1.1 3.1.2 3.6.2 3.2.2 3.2.4 3.3 3.3.1 lid 1-3 3.3.1 lid 4
3.5 3.5.1 3.5.2 3.5.3 3.5.4 4.1 4.1.1 4.1.2 4.2 4.2.1
3.2.4 3.2.5 3.2.6 3.2.7 3.2.8 3.4 3.3 lid 4-6 3.3 lid 2-3 3.3 lid 1
3.3.1 lid 5-7 3.3.2 lid 1-2 3.3.2 lid 3-6 3.3.4 3.3.5 3.4.3 3.4.2 3.3.3 3.2.1 lid 1-2
4.2.2 4.2.3 4.3 4.3.1 4.3.2 4.4 4.4.1 lid 2 4.4.1 lid 1 4.3.2
SECTOR-CAO KABEL & TELECOM
oud 3.5 3.5.1 3.5.2 3.6.3 3.6.1 4.1 4.1.1 4.1.2 4.2 4.2.1 lid 2, 4.2.5, 4.2.6 4.2.1 lid 1+4 4.2.2 4.2.3 4.2.4 4.6 4.6.1 lid 4 4.6.1 lid 1-3 4.2.4 lid 1-2
81
nieuw
oud
4.3 4.2.3 4.4.1 lid 3 4.4.1 lid 4 4.4.1 lid 5 4.4.1 lid 6 4.4.1 lid 7 4.4.1 lid 8 4.4.2 4.4.3
4.2.2 4.6.1 lid 5 4.6.1 lid 6-7 4.6.1 lid 8-9 4.6.1 lid 10-11 4.6.1 lid 12 4.6.1 lid13 4.6.2 4.6.3
4.4.4 lid 1 4.4.4 lid 2-4 4.5 4.5.2 4.5.3 4.5.1 4.5.4
4.6.4 Bijlage 3 4.3 4.4 4.5.1 Bijlage 1
1 april 2007