Scriptie Kiefer 1988
1
Scriptie Kiefer 1988
ANSELM KIEFER
een iconologische benadering
Jan H. van Splunder 2
‘88
Scriptie Kiefer 1988
5 6 8 11 12 13 14 15 16 17 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 39 40 41 42 55 57 58 60 62 63 64 66 69 70 71 72 74 75 75 76
Inleiding Beseztungen Motivatie Derde Rijk Eisensteig Paul Celan Margarete Sulamith dein goldenes Haar Margarethe … Paul Vanderschaeghe over Paul Celan Glaube, Hoffnung und Liebe Malen = Verbrennen Nero malt The World Ash Ausbrennen des Landkreises Buchen Deutschland, Deutschland über alles Hoffmann von Fallersleben auf Helgoland C. D. Friedrich Landschappen Märkischer Sand Märkischer Heide Theodor Fontane Wanderungen Märkischer Heide Nürnberg Nürnberger Gesetze, Parteitags Gelände Bilderstreit Bilderstreit dem unbekannter Maler Grab des unbekannten Malers Wege der Weltweisheit: die Hermanns-Schlacht Waterloo Sprookjes Alarichs Grab Tuteins Grab der Tod des Vergil die Meistersinger Sigfried vergisst Brunhilde Parsifal Fahrt durchs Land V An den Siegfriedsquellen im Odenwald Midgard De Edda Yggdrasil Yggdrasil Heimdalls hoorn Ausgießung Midgard
3
foto’s Context Schilderij Context Schilderij Schilderij Schilderij Artikel Schilderij Schilderij Schilderij Schilderij Context Schilderij Context Context Schilderij Context Context Schilderij Schilderij Context Boek Schilderij / Context Schilderij Schilderij / Context Schilderij / Context Context Boek / Context Schilderij / Context Schilderij Schilderij Schilderij / Context Schilderij Boek / Schilderij Schilderij Context Context Schilderij Context Schilderij Schilderij
Scriptie Kiefer 1988
77 78 79 81 83 83 83 85 87 88 90 90 94 94 95 98 98 103 105 108 109 111 112 115
De slang Context die Schlange Schilderij Genesis, Exodus, Numeri Context Emanation Schilderij / Context Auszug aus Ägypten Schilderij das rote Meer Schilderij Durchzug durch das rote Meer Boek die eherne Schlange Schilderij astral Schlange Schilderij Gulpilil over het ontstaan van de rangschikking Context ohne Titel Schilderij Het Duizendjarig Rijk, Het laatste oordeel, Mattheus, Context Openbaring, Ezechiël Jerusalem Schilderij Hemels Jeruzalem Context Gilgamesch Boek / Context Gilgamesch im Zedernwald Schilderijen Gilgamesch und Enkidu im Zedernwald boek Lilith Schilderij / Context Isis und Osiris Schilderij / Context Sephiroth Schilderij Sefer Yetzira Context für Chlebnikow Schilderij Velimir Chlebnikov Context Lijst van gehanteerde literatuur en naslagwerken en dankwoordje.
4
Scriptie Kiefer 1988
A. Kiefer zegt: 'Ik lees. Maar 't is niet echt lezen wat ik doe. Alles wat ik lees stel ik mij onmiddellijk voor in beelden." (W. Beeren in catalogus St.rM.'86.) Het moet mogelijk zijn, om bij een iconologische bestudering van A. Kiefers schilderijen, boeken, teksten en foto's te noemen, die aan het maken van het beeld vooraf zijn gegaan. Dit is alleen in globale zin mogelijk: Kiefer verbeeldt, noteert, thematiseert. Dit gebeurt in duidelijke taal. De nuancering, dat wat niet direct aanwijsbaar is, niet bij herhaling voorkomt, De duidelijk persoonlijke noot, zal blijven zoals het ontstaan is, zeker wanneer de schilder zelf geen (verbale) uitspraak doet. A. Kiefer spreekt niet over zijn schilderijen, beperkt over hem zelf. Derhalve zal het ondoenlijk zijn - misschien ook overbodig - te zoeken naar Kiefers bedoeling, de mededeling aan ons, het publiek, de toeschouwers. Wellicht heeft Kiefer ons iets mede te delen. In zijn serie 'Besetzungen', toont hij zichzelf op foto's, de fascistengroet brengend in Zwitserland, Italië en Frankrijk. Is dit slechts, omdat hijzelf bewogen wordt door de recente Duitse geschiedenis, hij de fascistische jaren cultureel in zich draagt, gevoed in de naoorlogse periode, of maakt hij ons deelgenoot, dwingt hij ons, naoorlogse generaties medeverantwoordelijk te zijn voor een geschiedenis die ons allen heeft gemaakt?
5
Scriptie Kiefer 1988
Besetzungen 1969
6
Scriptie Kiefer 1988
uit ‚Besetzungen‘ 1969
Casper David Friedrich Der Wanderer über dem Nebelmeer
7
Scriptie Kiefer 1988
Ik werd het diepst geroerd door Kiefers schilderijen, toen ik in de zomer van '86 in de Neue Staats Galerie in Stuttgart een 'Dachboden' schilderij zag.
Parsifal lll, l en lV 1973
Halverwege de zeventiger jaren heb ik korte tijd in Stuttgart gewoond. Als bijrijder op een vrachtauto van een plaatselijke augurken fabriek begaf ik mij vaker op het platteland, bij de boeren, de augurken- en maïs telers. Daar heb ik de -Zuid- Duitsers leren kennen. Geen wereldburgers, maar mensen die zich richten op het dagelijkse gebeuren, het dorp, de kerk, de familie, het weer, de oogst en die zich de zelf gebrouwen most goed laten smaken. Een voor mij hernieuwde kennismaking met het Schwäbische, de beleving, deed mij het 'Dachboden'* schilderij herkennen. Een intentie, het beseffen van de essentie.
* Kiefer werkte enige jaren op een zolder, welke voor vele foto's en schilderijen decor was. Hij ensceneerden er situaties, die model stonden voor zijn werk.
8
Scriptie Kiefer 1988
Na het bezoeken van de overzichtstentoonstelling van A. Kiefers werk in het Stedelijk Museum te Amsterdam in 1986 waren er voor mij reden te over, om mijn scriptie kunstgeschiedenis, kunstbeschouwing aan Kiefer te wijden. Mocht U bezoeker geweest zijn, is het U opgevallen hoe toeschouwers van deze tentoonstelling doorlopend het hoofd in de nek hebben moeten leggen om 'op te zien' naar de schilderijen. De mens dominerende schilderijen, hoge horizonten, een verwijzing naar hogere zaken. Niet alleen een visuele, maar ook een fysieke ervaring. Toen ik begon te schrijven, heb ik geen commentaren, recensies e.d. op het werk van Kiefer gelezen. Slechts de schilderijen en de titels hebben mij datgene, wat ik verzameld heb, geschonken. De reden van deze werkwijze is, dat ik mij door anderen, wellicht meer zakenkundig, van het onderzoek zou laten leiden, waardoor ik op een eenvoudiger wijze gewezen zou kunnen worden op door Kiefer gebruikte thema's. Hierdoor zou het onderzoek wellicht minder intensief geweest zijn en zou ik minder of niet met ogenschijnlijk irrelevant materiaal in contact gekomen zijn. Naderhand heb ik de commentaren en kritieken wel gelezen en gebruikt om mij verwarrende zaken te verduidelijken. Vaak ook lijkt het te zijn, dat critici en recensenten uitspraken doen, die eerder uit henzelf ontsproten lijken te zijn, dan uit Kiefers' werk, of er wordt een halve mededeling gedaan: het schilderij wordt beschreven, maar de context mist de relevantie of is zelfs dissonant. Ik heb mij bediend van enige opmerkingen van, over Kiefer, genoteerd door W. Beeren in de eerder genoemde catalogus. Aanvankelijk heb ik mij in de keuze van schilderijen beperkt tot die, die werden geëxposeerd in Amsterdam in 1986. De foto's van de schilderijen in deze scriptie zijn allen kopieën van die in de catalogus. Lezers van de scriptie wil ik dan ook aanraden de catalogus ter hand te nemen. Dit om over een goede en beduidend grotere afbeelding te beschikken. Naarmate de scriptie vorderde, heb ik afbeeldingen van niet in Amsterdam getoonde schilderijen moeten toevoegen. Dit, om de betekenis van de tentoongestelde schilderijen, de thema's, de grote lijn in het geheel te verduidelijken.
Nu, in 2013, heb ik deze op een oude typemachine uitgewerkt teksten gedigitaliseerd. In 1987 – 88 heb ik meerdere mogelijke bronnen voor schilderijen niet kunnen achterhalen. Met behulp van het internet heb ik nu informatie –beperkt- toegevoegd. Bronnen staan vermeld. Grote hoeveelheid tekst van wel genoemde publicisten, heb ik nu niet toegevoegd aan dit werk. Het kan op het internet opgezocht en gevonden worden.
9
Scriptie Kiefer 1988
Kiefers schilderijen kunnen, wanneer het gaat om de betekenis van het geschilderde, niet afzonderlijk bekeken worden. Ook het ene gekozen thema staat niet gescheiden van het andere. De wijze waarop hij gekozen thematiek benadert is die van een beeldend kunstenaar, een filosoferend kunstenaar, niet die van een filosoof. Kiefer hanteert de beeldspraak in letterlijke zin; hij omzeilt de directe, confronterende uitsprak door de toeschouwer, wanneer deze de beeldbetekenis verstaan wil, ertoe te bewegen een genuanceerd inzicht in de geschiedenis aan te spreken, of te doen verwerven. Kiefer heeft zich dat inzicht verworven. In het naoorlogse Duitsland is geprobeerd de herinnering aan, de geschiedenis van de nazi-periode uit het maatschappelijke leven te mijden. Voor de naoorlogse generatie moet juist de bevestiging van deze geschiedenis een schok zijn geweest. Paul Celan gebruikt de beeldspraak in het gedicht Todesfuge; wie is Sulamiet, wat representeert Margarete? Kiefer oordeelt niet. Hij geeft aan wat zijn positie is en laat ons de mogelijkheid te oordelen: Als student op de kunstacademie werd hem afgeraden zich te bezigen met het Derde Rijk. Wanneer Kiefer kiest voor thematiek wijst hij schildertechnische, compositorische problematiek af. Kunst als techniek tegenover thematisering, communicatie; de persoonlijke beeldenstrijd van Kiefer.
De Nazi' s gebruikten -misbruikten- kunstenaars, filosofen, theologen om hun visie enige basis en gestalte te geven. De kunst schikt zich naar de moraal, of bindt de strijd aan met die moraal. Dan, wanneer de mens, maatschappij, moraal wijken moet voor het dictaat, repressie de norm is, zal de kunst de overleving zijn. De Kunst als waarheid, op welke manier dan ook. De mens kan twijfelen, de moraal afwijkend, de kunst is goed -of fout. 'Entarte Kunst' De strijd vindt derhalve op, om het palet plaats. Kiefer plaatst in de ruimte ter ere aan de 'Blutzeugen' een palet op een sokkel, 'Dem unbekannten Maler' (blz. 40) De geschiedenis op de helling. Het is de kunst die resteert. Is het niet frappant dat juist A. Speer schuld heeft bekend, de man die de kracht van het Derde Rijk een fysieke gestalte geven moest? Kiefer maakt gebruik van deze architectuur. Aan de Rijn staat zelfs het atelier van 'de schilder', dominante bouwkunst. Het is Kiefer, deze schilder, dit is zijn basis, zijn motivatie, zijn geschiedenis.
10
Scriptie Kiefer 1988
Entwürfe für eine Soldatenhalle Wilhelm Kreis 1939
Der Rhein 1980
Kiefer lijkt te romantiseren, Kiefer maakt gebruik van situaties, fragment en, verhalen, beelden die een vergankelijke eeuwigheid oproepen. Romantiek is altijd bezijden de waarheid. De boer die met paard de voren trekt is voor ons romantiek, voor de boer hard werken. 'Wanneer Kiefer een aantal koppen toont op 'Wege der Welt-Weisheit' zien wij daar mensen die zich, zo lijkt, ingezet hebben, of motivatie aangevoerd hebben voor Duitslands eenwording. Strategen, filosofen en zeker poëten. Romantische, lyrische, classicistische poëten, die verwijzen naar een verleden, wanneer een land, een volk groot kon zijn, helden voort kon brengen, schoon en vol moraal was. Het begin is bij Hermann, Arminius, die zijn volk bevrijdde en volksheld werd. Dat Hermann in eigen gelederen, met rede, om het leven gebracht is doet aan het doel van het verhaal geen goed en wordt niet vermeld.
Waar ligt voor Kiefer de bron van zijn interesse voor het scheppingsverhaal? De mythologieën'? Via de Nibelungen naar de Edda, de slang, de Bijbel, Gilgamesjepos, Kabbala, Chlebnikov? Is een volgorde van enig belang? Er is een totale structuur zichtbaar. Een structuur, niet alleen door Kiefer genoteerd, maar in mythologieën over de gehele wereld, over alle tijden heen.
11
Scriptie Kiefer 1988
Op de vraag wie op Kiefer een grote invloed gehad heeft, is het moeilijk een antwoord te geven. Kiefer heeft zich verdiept in zijn relatie met net Duitsland, de Duitser, net Derde Rijk, de Jodenvervolging. Paul Celan moet (?) als naoorlogs Joods poëet Kiefer de mogelijkheid gegeven hebben zich te verdiepen in de Joodse oorlogservaringen, de trauma, de Joodse mystiek, het lot, Jeruzalem. Op het schilderij 'Eisensteig' is een spoorlijn afgebeeld. Door de hoge horizon wordt een nadruk gevestigd op het desolate landschap. Een open, weids en uitgestrekt Pools-Duits agrarisch landschap. Hij verwijst in directe zin naar de eindeloze reeks treinen, die Joden naar de vernietigingskampen voerden. Minder direct zichtbaar is de splitsing, de wissel in de spoorstaven. In de vernietigingskampen werden de nieuw aangekomen mensen direct gesplitst: wie niet nog zou kunnen werken, direct vergast zou worden en die mensen die nog wel zouden kunnen werken. Mythisch gezien verwijst net schilderij naar de bevrijding, naar Jeruzalem dat goud gloort aan de horizon. De klimijzers op de rails, waarop olijftakjes: intocht in Jeruzalem*, Maar ook dan is er een linker -en een rechter zijde, ook dan wordt een keuze gemaakt. Het schilderij wijst ons niet op slechts 'een van de twee voorstellingen maar op beide. *Een Joods filosoof schrijver meende dat het 'Beloofde Land' niet concreet bestaat; het is niet een staat, een land. Het is daar, waar de mens zijn innerlijke vrede vindt. Eerst dan wordt het Hemels Jeruzalem gevonden.
Eisensteig 1986
12
Scriptie Kiefer 1988
PAUL CELAN Todesfuge Schwarze Milch der Frühe wir trinken sie abends wir trinken sie mittags und morgens wir trinken sie nachts wir trinken und trinken wir schaufeln ein Grab in den Lüften da liegt man nicht eng Ein Mann wohnt im Haus der spielt mit den Schlangen der schreibt der schreibt wenn es dunkelt nach Deutschland dein goldenes Haar Margarete er schreibt es und tritt vor das Haus und es blitzen die Sterne er pfeift seine Rüden herbei er pfeift seine Juden hervor läßt schaufeln ein Grab in der Erde er befiehlt uns spielt auf nun zum Tanz Schwarze Milch der Frühe wir trinken dich nachts wir trinken dich morgens und mittags wir trinken dich abends wir trinken und trinken Ein Mann wohnt im Haus der spielt mit den Schlangen der schreibt der schreibt wenn es dunkelt nach Deutschland dein goldenes Haar Margarete Dein aschenes Haar Sulamith wir schaufeln ein Grab in den Lüften da liegt man nicht eng Er ruft stecht tiefer ins Erdreich ihr einen ihr andern singet und spielt er greift nach dem Eisen im Gurt er schwingts seine Augen sind blau stecht tiefer die Spaten ihr einen ihr andern spielt weiter zum Tanz auf Schwarze Milch der Frühe wir trinken dich nachts wir trinken dich mittags und morgens wir trinken dich abends wir trinken und trinken ein Mann wohnt im Haus dein goldenes Haar Margarete dein aschenes Haar Sulamith er spielt mit den Schlangen Er ruft spielt süßer den Tod der Tod ist ein Meister aus Deutschland er ruft streicht dunkler die Geigen dann steigt ihr als Rauch in die Luft dann habt ihr ein Grab in den Wolken da liegt man nicht eng Schwarze Milch der Frühe wir trinken dich nachts wir trinken dich mittags der Tod ist ein Meister aus Deutschland wir trinken dich abends und morgens wir trinken und trinken der Tod ist ein Meister aus Deutschland sein Auge ist blau er trifft dich mit bleierner Kugel er trifft dich genau ein Mann wohnt im Haus dein goldenes Haar Margarete er hetzt seine Rüden auf uns er schenkt uns ein Grab in der Luft er spielt mit den Schlangen und träumet der Tod ist ein Meister aus Deutschland dein goldenes Haar Margarete dein aschenes Haar Sulamith
13
Scriptie Kiefer 1988
Margarete 1981
Margaretha,
Grieks Margarites= parel; Babylonisch ‘margaliti’ = dochter van de zee, kind van het licht.
Met Margarete in het gedicht 'Todesfuge' kan het zijn dat Celan verwijst naar Margaretha van Antiochie, heilige en eens patrones van de boerenstand. Tijdens de vervolgingen onder Diocletianus zou zij zijn verstoten door haar vader, een heidens priester en na een verbitterd gevecht met de duivel en na andere wonderbaarlijke gebeurtenissen zijn onthoofd. In het oosten werd zij reeds vroeg vereerd, in het westen eerst vanaf de 7e eeuw. Noodhelpster bij zwangerschap en bevalling. Haar feestdag op 20-07 is folkloristisch van belang: regen op deze dag betekent een lange periode met regen. Afgebeeld wordt zij met een draak (duivel) aan haar voeten, een kruis in haar hand en een paarlen krans op het hoofd. In Goethes Faust is het Gretchen, die in de kerker geworpen, zittend op stro, wacht op het ondergaan van Gods oordeel. Zij heeft haar moeder in haar onwetendheid vermoord en haar onecht kind verdronken. Wanneer zij in de kerker door Faust, de vader van het kind, benaderd wordt en gezegd wordt te vluchten, ziet zij dat Faust zijn ziel aan Mephistopheles, de duivel verkocht heeft en weigert met Faust mee te gaan. Door te weigeren spreekt God hun aan en zegt dat daarmee Gretchen gered is. Faust wordt door Mephistopheles meegevoerd.
14
Scriptie Kiefer 1988
Sulamiet. In het Hooglied in het Oude Testament wordt het verlangen bezongen van de bruid Sulamiet, Sunamiet, het meisje van Sunem, waar ook Abisag, die de oude David verzorgde, maar geen gemeenschap met hem had, vandaan kwam, om de bruidegom Salomo, zoon van David, koning van Israël en Judea te kussen en lief te hebben. De bruid Sulamiet richt zich ook tot de dochters van Jeruzalem, met het verzoek haar niet aan te zien op haar gebruinde huid, wat een gevolg is van het werken buiten in de wijngaard.
Sulamith 1983
Rouwkamer Wilhelm Kreis
15
1939
Scriptie Kiefer 1988
dein goldenes Haar Margarethe … 1981 - 82
Nu volgt een interpretatie van welke ik niet weet of die juist is. Paul Celan schrijft met een symboliek die mij niet bekend is. Maar toch... In 'Todesfuge' schrijft hij over de dreiging die boven Duitsland hangt, 'de zwarte melk die gedronken wordt, 's morgens, 's middags en 's avonds', 'de man die speelt met de slang' (1000 jarig rijk? zie blz.90) 'der schreibt wenn es dunkelt nach Deutschland' .Het is de dreiging vanuit het Duitsland zelf, 'Er ruft spielt süßer den Tod der Tod ist ein Meister aus Deutschland'. Het is de man met de blauwe ogen, 'er greift nach dem Eisen im Gurt er schwingst seine Augen sind blau'. 'Er pfeift seine Rüden (jachthonden, wolven) herbei', 'er hetzt seine Rüden auf' verwijst naar het Duitse volk, bijeen gefloten, opgehitst. Margarete is Duitsland, het gouden haar aan haar ontsproten, letterlijk de blonde mensen, figuurlijk het koren, het werk, de oogst van de boeren. Vandaar de hooihark op het schilderij. Margarete is ook de 'onschuld', de door de man die zijn ziel verruilde aan de duivel verleide, tot moord gekomen, de op Gods oordeel wachtende Sulamith is de Jood, het Joodse, de mensen waartoe de ik figuur behoort 'wir schaufeln ein Grab'. Het gedolven graf is hoger dan aards 'In den Lüften da liegt man nicht eng'. 'Dann steigt ihr als Rauch in die Luft dann habt ihr ein Grab in den Wolken da liegt man nicht eng'. In de loop van WO 2 werden de Joden niet meer met geweerschoten om het leven gebracht, maar vergast en verbrand.’Ihr’, omdat de ik figuur het overleefd heeft. Daarmee heeft de man die met de slang speelt de Joden een graf in de lucht/hemel geschonken, 'er hetzt seine Rüden auf uns er schenkt uns ein Grab in der Luft er spielt mit den Schlangen und träumet der Tod ist ein Meister aus Deutschland'.
16
Scriptie Kiefer 1988
Paul Vanderschaeghe Paul Celan De naam Paul Celan is een anagram van de werkelijke naam van de dichter die, volgens Gisele Lestrange en Prof. David Seidmann als Ancel werd geschreven maar stamt uit een ouder Antschel. Paul Celan werd op 23 november 1920 geboren in Czernowitz. hoofdstad van de Boekovina. Dit voormalige Oostenrijks-Hongaarse kroonland was aan het einde van de eerste wereldoorlog bij Roemenië gevoegd. Zo was Paul Ancel dus Roemeen van geboorte, al werden zijn ouders terecht beschouwd als inwoners van de Donau-monarchie. Zij waren Duitstalige joden in een stad die al sinds 1775 door de Oostenrijkers systematisch verduitst was. Met dat doel hadden zij er immers de vestiging van Duitse kolonisten bevorderd en in Czemowitz ook een Duitstalige universiteit gesticht. De joden die in Czernowitz een vrij grote minderheidsgroep vormden. spraken Jiddisch en Duits. De ouders van Paul Celan behoorden tot de meest gegoede en ontwikkelde chassidische joden. Celan heeft de voornaamste karakteristieken van de leden van deze sekte met twee woorden getekend in zijn gedicht 'Schwarze Krone' waar hij ze betitelde als ‘Die Frommen. die Frohen’. Of - en in welke mate - Paul Celan zich in het orthodoxe gezin aan de opvattingen van deze chassidim aan hun tradities en cultuurvormen. aan het geloof in de religieus belerende traditie van de kabbala verplicht heeft gevoeld, is niet duidelijk. Later heeft hij beklemtoond dat hij meer is dan de dichter van de joden en het joodse lot. Dat de chassidische geest hem heeft beïnvloed valt niet te betwijfelen. De gebedstraditie van de Chassidism kan hem geholpen hebben bij het vormen van een eigen visie op het dichten als naamgeving. Maar of de kern van de ‘frohe’ chassidische gedachte hem in de duistere jaren 1942-44 en ook nog daarna heeft geholpen en vreugde verschaft, lijkt me twijfelachtig. In 1938 slaagde Celan voor het eindexamen aan het staatsgymnasium van zijn geboortestad. In december van hetzelfde jaar vertrok hij naar Frankrijk om er aan de universiteit van Tours medicijnen te studeren. Hij volgde zodoende de weg van heel wat zonen uit gegoede Roemeense families. Na een half jaar brak hij de studies in Tours weer af en keerde terug naar zijn geboortestad om er Romaanse filologie te studeren. In 1940 word het noordelijke deel van de Boekovina met de hoofdstad Czernovitz bij de Sovjet-Unie ingelijfd, als gevolg van de akkoorden vervat in het ‘Niet aanvalspact’ dat tussen de regering van Duitsland en van de U.S.S.R. was afgesloten. Dit bracht mee dat vroegere gebieden van Rusland die na de revolutie van 1917 door andere staten werden bezet en ingepalmd, terugkeerden naar het land van herkomst. In 1941 al schonden Duitse en Roemeense troepen dit verdrag. Ze vielen de noordelijke Boekovina binnen. Voor de joodse minderheid begon nu het gevreesde gettoleven. De hele familie Ancel werd, samen met vele vrienden, opgepakt. We weten dat de moeder van de dichter in 1942 naar een vernietigingskamp werd gedeporteerd. Paul werd voor korte tijd ondergebracht in een Roemeens werkkamp. Hij slaagde er in te ontsnappen en naar de Russische linies te vluchten. Op grond van zijn vroegere studies in de medicijnen werd hij als hospitaalsoldaat ingezet. In februari 1944 17
Scriptie Kiefer 1988
keerde hij met de Sovjettroepen terug naar zijn geboortestad die tegen het einde van maart van dat jaar tot Tsernovtsy werd ombenaamd en met de hele noordelijke Boekovina deel van de Oekraïne was geworden. In de herfst van hetzelfde jaar vatte Paul Ancel opnieuw de afgebroken studies aan. Men mag veronderstellen dat de overheveling van zijn geboortestad naar het oude land Oekraïne, waarvan hij het fel antisemitische verleden kende en waarover hij al in 1948 zou schrijven, hem niet danig heeft verheugd. Het bericht van zijn moeder de boodschap op de valreep in 1942, dit “Blad uit de Oekraïense heuvels", was hij niet vergeten. Talloze verzen van hem verraden het. Schrijft hij overigens niet over de hetman* met de gedachte aan de ataman Bogdan Chmielnitzky die in 1648 een bloedbad onder joden en Polen had laten aanrichten. Tot in Gurahumora, een stadje in het zuiden van de Boekovina. Wist hij niet dat in het Moghilev van ChmieInitzky ook in 1942 weer een verzamelkamp was geschapen voor joden uit de Boekovina als een cynische boodschap dat de geschiedenis zich weldra zou herhalen. Paul Ancel was een Heimkehrer in een gewest en in een stad waar gebleken was hoe de teerlingen van het lot met wel bijzonder tragische gevolgen kunnen rollen. Tsernovtsy was nu een welhaast vreemde en ten dele ontvolkte stad. In 1945 verliet Paul Ancel de Sovjetunie- en vond hij een onderkomen in Boekarest waar hij als lector en redacteur van de rubriek cultuur bij een Roemeense krant aan het werk kon. Hij vertaalde er ook enkele Russische romans in het Roemeens. In 1944 wellicht had hij onder zijn eigen naam voor de eerste keer enkele gedichten gestuurd naar Alfred Margul Sperber ( 03.01.1967). De gedichten waren in het Duits gesteld, een taal waarvan Ancel blijkbaar niet los kon komen. de taal van zijn moeder, maar ook de taal van hen die haar hadden verast. Russisch en Roemeens, talen die hij beheerste, waren blijkbaar voor ander werk bestemd. Het was echter niet zo makkelijk in Roemenië Duitstalige gedichten gepubliceerd te krijgen. Tot mei 1947. Ancel werd gesteund door Alfred Margul Sperber en in het enige nummer van het Roemeense tijdschrift 'Agora', uitgegeven door Ion Caraion, werden voor het eerst sinds de tweede wereldoorlog weer Duitstalige gedichten gedrukt. Op aanraden van Jessica Sperber gebruikte Paul Ancel voor het eerst het anagram van zijn naam. Voortaan zou hij Paul Celan blijven heten. De Sperbers waren niet de enigen die Celan steunden. Ook Max Rychner (08.04.1887-10.06.1965), die beschouwd werd als de belangrijkste criticus en essayist uit de Duitstalige literatuur, steunde de jonge dichter en zou hem in een brief ertoe aangezet hebben Boekarest te verlaten. Celan trok naar Wenen. Hij had in zijn koffer het manuscript van een eerste bundel 'Der Sand aus den Urnen' en een brief van Alfred Margul Sperber, gericht aan Otto Basil die het eerste Oostenrijkse literaire tijdschrift na de wereldoorlog leidde. In het laatste nummer van dit tijdschrift 'Plan' (lente 1948), verschenen vooraan zeventien gedichten van Celan en achteraan een citaat uit de brief van Margul Sperber waarin deze met bijzonder lovende woorden zijn geloof in en zijn hoop op het grote dichterschap van Celan uitdrukte. 'Der Sand aus den Urnen' vond hij de "enige lyrische pendant van de werken van Kafka", eveneens een joods auteur uit de oude Donaumonarchie.
Hetman en varianten op deze naam zijn waarschijnlijk afgeleid uit het Duits: Hauptmann, dat in het Tsjechisch Hejtman wordt genoemd.
18
Scriptie Kiefer 1988
Nog in de lente van 1948 verscheen bij A. Sexl in Wenen de eerste bundel 'Der Sand aus den Urnen', vijfhonderd exemplaren, verlucht met lithografieën van Edgar Jené. Het betrof bier waarschijnlijk een nauwe samenwerking tussen beide kunstenaars. Een aantal titels van lithografieën van Jené zijn fragmenten uit versregels van Celan. die overigens in hetzelfde jaar een begeleidende tekst heeft geschreven bij een boek met lithografieën van Jené, nl. 'Edgar Jené und der Traum vom Traume'. Karakteristieke titel, zeker voor Celan. Celan liet later zijn vrij slordig en op slecht papier gedrukte bundeltje. vol drukfouten die helaas maar zelden als ware drukfouten herkend konden worden, terugtrekken. De helft van de gedichten nam hij later weer op in zijn tweede bundel. Maar het bundeltje, hoe slordig ook, had Celan terecht faam bezorgd in de kringen van wie zich in die tijd in Wenen voor literatuur interesseerden. Milo Dor vertelt dat voor lezingen van Celan de zaal van de Agathon-Galerie volliep. Maar Milo Dor laat meteen vermoeden dat " de zogenaamde serieuze lui. die in politiek of zaken bedrijvig waren. Diets over hadden " voor de bijna uit het niets aangespoelde dichter uit een Czernowitz dat niet eens meer op de kaart stond. Een dichter die het recht op leven voor zichzelf opeiste. En Celan vertrok. In juli 1948 reisde hij naar Parijs om er zijn studies in de Duitse taal en letteren te voltooien. In 1959 behaalde hij aan de Sorbonne zijn 'licence ès lettres'. Hij woonde toen nog in een klein hotel in de Rue des Ecoles. en werkte er als auteur en vertaler. Intussen hoopte hij, zegt Milo Dor, dat het klimaat in het Wenen (van The Third Man !) toch eens zou beteren, zodat hij er weer zou kunnen leven. Dat hij inderdaad alleen tot de Oostenrijkse literatuur kon behoren hadden ook Dor, Federmann en Weigel beklemtoond door enkele gedichten van Celan op te nemen in hun bloemlezing 'Stimmen der Gegenwart'. Toen Celan door de Oostenrijkse leden van de 'Gruppe 47', op aansturen van M. Dor, I. Bachmann en R. Federmann, in het voorjaar van 1952 op een bijeenkomst in Niendorf bij Hamburg werd uitgenodigd, kreeg hij er niet de prijs. Die ging naar Ilse Aichinger. Hij vond er wel een uitgever voor de bundel 'Mohn und Gedächtnis' die in de herfst van 1952 is verschenen. Intussen had hij (1949-1950) Yvan Goll ontmoet en op diens verzoek een drietal bundels van hem in bet Duits vertaald. Dit zou hem later zuur opbreken. In 1952 huwde Celan de grafische kunstenares Gisèle Lestrange. Zij heeft later werk van haar man geïllustreerd. De eerste cyclus 'Atemkristall' uit de bundel 'Atemwende' verscheen in een bibliofiele uitgave met werk van haar bij Brunidor in 1965. Bij dezelfde uitgever verscheen een bibliofiele druk van het gedicht 'Schlafbrocken' uit de bundel 'Fadensonnen' verlucht met een ets van G. Lestrange (1967). In 1969 verscheen bij Brunidor in Vaduz/Liechtenstein een bibliofiele druk van de eerste veertien gedichten uit " Lichtzwang" onder de titel 'Schwartzmaut', eveneens verlucht met etsen van G. Lestrange. Celan was door 'Mohn und Gedächtnis' een " beroemde legende " een raadselachtige figuur van wie men wel wist dat hij Roemeen was van geboorte, in Wenen had gewoond, in Parijs leefde en gedichten schreef, maar wiens culturele achtergrond nog een raadsel was. Men prees echter zijn talent. Duitsland had gevreesd dat er na Auschwitz geen lyriek meer geschreven kon worden en deze jonge dichter bewees op schitterende wijze het tegendeel. 19
Scriptie Kiefer 1988
In 1953 ontketende Claire Goll, de weduwe van de Frans-Duitse expressionistischsurrealistische dichter een hetze tegen Celan. Zij vergeleek regels van Goll uit het jaar 1949-50 met regels die Celan al in 1948, dus nog voor hij Yvan Goll leerde kennen, in 'Der Sand aus den Urnen' had gepubliceerd. Ze verweet Celan dat zijn 'Mohn und Gedächtnis' een imitatie was van Golls 'Traumkraut' uit 1951. Wat nog erger is : Claire Goll deed de herinneringen aan de moord op Celans ouders en zoveel andere joden af als een " techniek " van Celan om een “droevige legende tragisch" na te vertellen. Haar beschuldigingen konden pas later, in 1960, voorgoed worden ontkracht. In 1955 werd Eric Celan (of Ancel ?) geboren en verscheen 'Von Schwelle zu Schwelle'. Dit gebeuren versterkte de positie van Celan als vooraanstaand naoorlogs dichter. In 1958 ontving hij dan ook de eerste grote prijs: de Literaturpreis der Freien Hansestadt Bremen. Bij deze gelegenheid formuleerde bij voor de eerste keer zijn opvattingen over poëzie. Celan was een begrip. Andere bundels volgden: 'Sprachgitter' (1959), 'Die Niemandsrose' (1963), 'Atemwende' (1967), 'Fadensonnen' (1968) en 'Schneepart' (1971). Intussen was Celan lector voor Duitse taal- en letterkunde aan de Ecole Normale Supérieure, Rue d'UIm in Parijs (1959). In 1960 kreeg bij de Georg-Büchner-prijs van de Duitse Academie voor taal en letteren in Darmstadt. In 1964 werd hem de Grote Kunstprijs van het Bundesland Nordhein-Westfalen verleend. In 1968 werd hij mede uitgever van het Franse tijdschrift L'Ephémêre. Het jaar daarop maakte hij een reis naar Israël. In 1970 in de maand maart hield hij een lezing op de Hölderlin Tagung in Stuttgart. Einde april pleegde hij zelfmoord in de Seine. Paul Celan behoort ongetwijfeld tot de grootsten, de boeiendste dichters uit de twintigste eeuw. Een opstel over ’Atemwende’ in ‘The Times Literary Supplement' (07.12.l967) vangt, m.i. terecht, aldus aan: “In de naoorlogse Duitse poëzie bestaat er geen karakteristieker stem dan die van Paul Celan” en datzelfde artikel besluit op een verrassende wijze aldus: ,,Geen enkel Duitse schrijver van Celans generatie heeft zo krachtig het mysterium tremendum uitgedrukt dat door mystieke auteurs als goddelijk werd ervaren. Om die reden is het geen paradox te beweren dat, niettegenstaande al zijn twijfels, onorthodoxe uitingen en nagenoeg blasfemische woorden, hij getoond heeft dat hij een van de weinige grote religieuze dichters is van onze tijd”. Hij is in elk geval een dichter wiens gedichten, die aanvankelijk nog geschoold zijn in de tradities van Hölderlin. Mörike en Rilke. hoe langer hoe duidelijker probeerden de hinderpalen van de logos weg te breken en door te stoten tot buiten de grenzen van tijd en ruimte. Paul Vanderschaeghe
20
Scriptie Kiefer 1988
Die Krüge Für Klaus Demus An den langen Tischen der Zeit zechen die Krüge Gottes. Sie trinken die Augen der Sehenden leer und die Augen der Blinden, die Herzen der waltenden Schatten die hohle Wange des Abends. Sie sind die gewaltigsten Zecher: sie führen das Leere zum Mund wie das Volle und schäumen nicht über wie du oder ich. Espenbaum, dein Laub blickt weiß ins Dunkel. Meiner Mutter Haar wird nimmer weiß. Löwenzahn, so grün ist die Ukraine Meine blonde Mutter kam nicht heim. Regenwolke, säumst du an den Brunnen? Meine leise Mutter weint für alle.
21
Scriptie Kiefer 1988
Die Jahre von dir zu mir Wieder wellt sich dein Haar, wenn ich wein. Mit dem Blau deiner Augen deckst du den Tisch unsrer Liebe: ein Bett zwischen Sommer und Herbst. Wir trinken, was einer gebraut, der nicht ich war, noch du, noch ein dritter: wir schlürfen ein Leeres und Letztes. Wir sehen uns zu in den Spiegeln der Tiefsee und reichen uns rascher die Speisen: die Nacht ist die Nacht, sie beginnt mit dem Morgen, sie legt mich zu dir. Paul Celan
In Ägypten. Du sollst zum Aug der Fremden sagen: Sei das Wasser. Du sollst, die du im Wasser weißt, im Aug der Fremden suchen. Du sollst sie rufen aus dem Wasser: Ruth! Noëmi! Mirjam! Du sollst sie schmücken, wenn du bei der Fremden liegst. Du sollst sie schmücken mit dem Wolkenhaar der Fremden. Du sollst zu Ruth und Mirjam und Noëmi sagen: Seht, ich schlaf bei ihr! Du sollst die Fremde neben dir am schönsten schmücken. Du sollst sie schmücken mit dem Schmerz um Ruth, um Mirjam und Noëmi. Du sollst zur Fremden sagen: Sieh, ich schlief bei diesen! Paul Celan
22
Scriptie Kiefer 1988
De mens is naïef, Parsifal is naïef, Romantiek is naïef. 'Geloof Hoop en Liefde', drie Christelijke deugden, levensmoraal Glaube, getuigt Hoffnungvan und een Liebe 1984-86 levenshouding die enige menselijke logica uitsluit. 'God is de waarachtige logos' Joh. 1: 1,2 en 14; Openb. 19:13. Zie ook de Sepher Yetzirah (Boek van de schepping, Joods, Kabbalistisch) De mens is werktuig. Geloof -Rom. 5:28 'De mens wordt gerechtvaardigd door het geloof'. Hoop -geduldig uitzien naar de vervulling van Gods beloften. Liefde -Matth. 23:37-40 'Gij zult God liefhebben boven alles en uw naaste als uzelf'.
23
Scriptie Kiefer 1988
Malen = Verbrennen 1984-86
De eigen betrokkenheid bij datgeen Kiefer schildert komt in zeer directe zin naar voren in net boek 'Ausbrennen des Landkreises Buchen'. Kiefer woont en werkt in Buchen, een dorp, gelegen in het Odenwald ten zuiden van Frankfurt (Fahrt durchs Land V. An den Siegfriedquellen im Odenwald). Voor Kiefer is verbranden synoniem met schilderen. 'Malen = Verbrennen'. "Du kannst eine Landschaft nicht einfach malen nachdem Panzerwagen durchgefahren sind; du musst etwas damit machen", zegt Kiefer. De twee wereldoorlogen hebben de idylle in Europa vernietigd en het van de onschuld beroofd. De kunstenaar moet de nieuwe archetypische beelden vinden die de beschouwer met de nieuw ontstane situatie doet confronteren. (R. H.Fuchs 1984)
24
Scriptie Kiefer 1988
Nero malt 1974
Nero stak Rome in brand, keek ernaar en bespeelde onderwijl een muziek instrument. Kiefer schildert 'Nero malt' niet ter ere Van Nero, maar om te ervaren hoe Nero dit beleefd moet hebben. De destructie tegenover de muze, het verbranden tegenover het schilderen.
25
Scriptie Kiefer 1988
the World Ash 1982
'The World Ash ‘ De wereldboom, de es, maar ook de verbrande wereld, de as waaruit de Phoenix herrijzen zal. Het geschilderde landschap is het verbrande landschap, veraste landschap. Nürnberg, Duitsland, Wagneriaans groot, de stad waar Duitsland boete moest doen. De Romantiek van Friedrich (b1z.30) en zoals Kiefer zegt, Duitslands verloren onschuld. ‘Märkischer Heide' (blz. 35), een weids, schoon land, door de geschiedenis en groot geworden, en bezoedeld.
26
Scriptie Kiefer 1988
Ausbrennen des Landkreises Buchen 1974
27
Scriptie Kiefer 1988
Een Volk, een natie bepaald een belangrijk deel van haar cultuur op de eigen geschiedenis, minder op de momentele situatie. Etnologen gebruiken de cultuurgeschiedenis, de beeldende -, schrijvende kunst, architectuur e.a. om een volkskarakter op te tekenen. Wanneer mensen, een volk een beroep doen op culturele verschijnselen, tendensen, zou dat kunnen wijzen op de zwakte van de cultuur van dat moment; Door de nazi's werd met een zekere graagte gegrepen naar culturele tendensen uit voorbije perioden: het imperialisme en fascisme, de architectuur van de Romeinen, het Volksempfinden gebaseerd op de geschiedenis van de Germaanse volkeren. Dat een dergelijke handelswijze van alle context verstoken kan zijn, blijkt uit de positie die 'Deutschland, Deutschland über alles' verkregen heeft. Reeds voor begin van de naziperiode was het Duitslands volkslied. Naar inhoud bleek het als zodanig te handhaven te zijn door de nazi's. Ons lijkt het dan ook Duitslands ‘kwalijke‘ kant te tonen. Echter de poëet, verantwoordelijk voor het lied was deelnemer aan 'Junges Deutschland” (zie ook blz.49). Een beweging die zich o.a. inzette voor de emancipatie van Joden in het ook toen antisemitische Duitsland en voor de democratie. Helgoland was indertijd dat Hoffmann von Fallersleben er dit lied schreef nog Engels grondgebied. De loden kruiser of onderzeeër hoog op de kust laat ons misschien zien hoe Kiefer oordeelt over Duitsland als zeevarende natie en verwijst naar 'Unternemen See Lowe’; de te maken oversteek naar Engeland door de nazi's. De boot naar Helgoland is de enige die het gehaald heeft en bovendien strandde op de kust. In WO ll was Helgoland. met de hoge rotskusten, een enorme onderzeebootbasis. In de rotsen uitgehouwen havens boden de schepen bescherming tegen Engelse bombardementen.
1. Deutschland, Deutschland über alles über alles in der Welt, wenn es stets zu Schutz und Trutze brüderlich zusammenhält. Von der Maas bis an die Memel, von der Etsch bis an den Belt, Deutschland, Deutschland über alles, über alles in der Welt!
2. Deutsche Frauen, deutsche Treue, deutscher Wein und deutscher Sang sollen in der Welt behalten ihren alten schönen Klang, uns zu edler Tat begeistern unser ganzes Leben lang. Deutsche Frauen, deutsche Treue, deutscher Wein und deutscher Sang! :|
3. Einigkeit und Recht und Freiheit für das deutsche Vaterland! Danach lasst uns alle streben brüderlich mit Herz und Hand! Einigkeit und Recht und Freiheit sind des Glückes Unterpfand; blüh' im Glanze dieses Glückes, blühe, deutsches Vaterland.
'Deutschland, Deutschland über alles‘ was van 11 08 1922 tot 05 05 1945 het Duitse volkslied. De muziek is van het oudere Oostenrijkse volkslied: Gott erhalte Franz den Kaiser” van Joseph Hayden. Het derde couplet is sinds 1952 het volkslied van de BDR.
28
Scriptie Kiefer 1988
Hoffmann von Fallersleben auf Helgoland 1984 - 86
29
Scriptie Kiefer 1988
Das Eismeer. 1824 Het schilderij van C. D. Friedrich toont een schip met de naam 'Hoffnung', ingesloten en gekraakt door het pakijs. In de jaren voorafgaand aan dit schilderij poogde William Perry de noordwest passage te varen (1819-2O) Géricault schilderde in 1819 'Het vlot van Medusa’. C. D. Friedrichs broer verdronk in 1787, terwijl hij C.D.F. probeerde te redden uit het ijskoude water. Voor C.D.F. een traumatische ervaring. De schilderijen van C.D. Friedrich, zeker zijn landschappen weerspiegelen de romantische, lyrische poëzie van zijn tijd. Wanneer de landschappen die Kiefer veelal gebruikt als basis voor het schilderen, een foto -overschilderd- bekeken wordt, los van de toekomende betekenis, is de wijdheid, het desolate, in zich gekeerde landschap zichtbaar. De overweldiging van datgeen waar de mens nietig tegenover staat. C.D. Friedrich toont dit ons in sneeuwland- schappen (zie hiervoor ook werk van Kiefer uit de 7Oer jaren), zonsondergangen boven zee, desolate landschappen met één of meerdere bomen, water. Soms plaatst hij hierin een mensfiguur, om, mijns inziens, de spiegel naar het innerlijke te laten zien en voelen. De overmacht van datgeen wat buiten de mens lijkt te staan, het natuurlijke, het bovennatuurlijke het goddelijke (of is het goddelijke gelijk aan het natuurlijke), wordt ook getoond in de uiterst symmetrische schilderijen van klooster- kapel- en kathedraal ruïnes.
Das Eismeer. C. D. Friedrich1824
30
Scriptie Kiefer 1988
Veel van Kiefers schilderijen tonen landschappen. Een basis hiervoor is wellicht bij C.D. Friedrich te vinden. Duitsland is een agrarisch land, een land van boeren (zie ook ‘dein goldenes Haar Margarete' blz.16 ). Op het land wordt gewerkt, er worden voren getrokken, er wordt gezaaid, er wordt geoogst. Op de schilderijen is stro, leem en stront verwerkt. Op het land zijn oorlogen gevoerd, de meest gruwelijke misdaden gepleegd, het land heeft gebrand. Op de schilderijen is verkoold hout aangebracht. Omdat ik aanneem dat Paul Celan (blz.13 ) deels verantwoordelijk is voor Kiefers belangstelling voor het Joodse lot, het lot beschreven door de Joden zelf en datgeen de Joden in WO ll aangedaan is, vermeld ik twee verzen van hem die betrekking hebben op het landschap, de ogenschijnlijke materie. Hiermee doel ik op de stenen die Kiefer op, voor zijn schilderijen hangt, om naar de stoffelijke oorsprong te verwijzen.
Entwurf einer Landschaft
Le menhir
Rundgräber, unten. Im Viertakt der Jahresschritt auf den Steilstufen rings. Laven, Basalte, weltherzdurchglühtes Gestein. Quelltuff, wo uns das Licht wuchs, vor dem Atem. Ölgrün, meerdurchstäubt die unbetretbare Stunde. Gegen die Mitte zu, grau, ein Steinsattel, drauf, gebeult und verkohlt, die Tierstirn mit der strahligen Blesse.
Wachsendes Steingrau. Graugestalt, augenloser du, Steinblick, mit dem uns die Erde hervortrat, menschlich, auf Dunkel-, auf Weissheidewegen, abends, vor dir, Himmelsschlucht. Verkebstes, hierhergekarrt, sank über den Herzrücken weg. Meermühle mahlte. Hellflüglig hingst du, früh, zwischen Ginster und Stein, kleine Phaläne. Schwarz, phylakterienfarben, so wart ihr, ihr mitbetenden Schoten.
Paul Celan
Paul Celan
31
Scriptie Kiefer 1988
Märkischer Sand 1980 - 82
‘Erst die Fremde lernt uns, was wir an der Heimat besitzen'; Dit schrijft Theodor Fontane (l8l9-l398) in een van zijn ‘Wandelingen' door bepaalde landschappen, opgetekend omstreeks 1860, enige daarvan in Engeland. Tussen 1862 en 1881 schrijft hij de vier delen van de ‘Wanderungen durch die Mark Brandenburg 'Die letzten hundert fünfzig Jahre haben dafür gesorgt, dass man von den Brandenburgern (oder Märkern oder Preußen) mit Respekt spricht. Die Taten, die geschehen, und die Männer, die diese Taten geschehen ließen, haben sich Gehör zu verschaffen gewusst; aber man kümmerte sich um sie mehr historisch als menschlich. Mangel an literarischem Sinn und Überfluss an sogenannter 'Diskretion' (ein höchst albernes und stupides Ding, der Tod alles Interesses und zuletzt aller Geschichte) ließen die Eingeweihten nicht dazu kommen. Eine Folge davon war dass die Schauplatze, auf denen sich unser politischen Lebens abgesponnen, auf denen die Träger eben dieses politischen Lebens tätig waren, relativ unbelebt blieben. Detailschilderung behufs besserer Erkenntnis und größerer Liegewinnung historischer Personen, Belebung des Lokalen und schließlich Charakterisierung märkischer Landschaft und Natur, das sind die Dinge, denen ich vorzugsweise nachgestrebt habe'. ‚Jede Quadratmeile märkischen Sandes hat ebenso gut ihre Geschichte wie das Main- und Neckarland, nur erzählt, nur gefunden muss sie werden. Es fehlt östlich der Elbe noch durchaus die Wünschelrute, die den Boden berührt und die Gestalten erstehen macht. Wer Gelegenheit genommen hat, zu beobachten, wie dieser eigentümliche, wichtige Literatur Zweig in England blüht, der wird uns zustimmen. Es handelt sich dabei um die Ausnützung, um die Popularisierung unserer Geschichte!'
32
Scriptie Kiefer 1988
Märkische Heide Gustaf Büchsenschuss
3. Blauende Seen, Wiesen und Moor, Liebliche Täler, Schwankendes Rohr.
Märkische Heide, märkischer Sand, sind des Märkers Freude, sind sein Heimatland.
4. Knorrige Kiefern leuchten im Abendrot, sah’n wohl frohe Zeiten, sah’n auch märk’sche Not.
Refrain: Steige hoch, du roter Adler, hoch über Sumpf und Sand, hoch über dunkle Kiefernwälder, heil dir mein Brandenburger Land.
Zusätzliche Strophen ab 1933:
5. Bürger und Bauern vom märk’schen Geschlecht, hielten stets in Treu zur märk’schen Heimat fest!
2. Uralte Eichen, dunkler Buchenhain, grünende Birken stehen am Wiesenrain.
6. Hie Brandenburg alle Wege sei unser Losungswort! Dem Vaterland die Treue in alle Zeiten fort.
33
Scriptie Kiefer 1988
Wanderungen durch die Mark Brandenburg 1862-1882 Theodor Fontane (Neuruppin, 1819 —Berlin, 1989)
34
Scriptie Kiefer 1988
märkischer Heide 1974
Wege: märkischer Heide 1980
35
Scriptie Kiefer 1988
Nürnberg 1982
36
Scriptie Kiefer 1988
Nürnberger Gesetze Een drietal wetten, ter gelegenheid van de Reichsparteitag der NSDAP te Nürnberg op 15 sept. 1935 afgekondigd. De eerste wet verbood op zware straffen zowel huwelijken als buitenechtelijke gemeenschap tussen joden en onderdanen Van 'Duits of aanverwant bloed'. Voorts werd het joden verboden de Duitse rijksvlag uit te steken; zij mochten alleen de joodse kleuren tonen. De tweede wet schiep het onderscheid tussen ’Staatsangehörigen' en Reichsbürger'. De eerste status bracht voor zijn bezitters enkel plichten mee, de laatsten ook rechten. Reichsbürger kon slechts die Staatsangehörige zijn die van Duits of aanverwant bloed was en bewees dat hij het Duitse Volk en rijk trouw wilde dienen. De eerst- genoemde eis ontnam de joden hun burgerrecht. De derde wet verklaarde de hakenkruisvlag tot rijks vlag. Nürnberger Prozessen in Nürnberg werden direct na de oorlog processen gevoerd tegen de oorlogsmisdadigers van het Derde Rijk door een Internationaal Militair Tribunaal. Processen werden gevoerd op grond van drie categorieën misdrijven:
Misdrijven tegen de vrede,- het voorbereiden en voeren van een aanvalsoorlog. Oorlogsmisdrijven - schending van wetten en gebruiken van de oorlogvoering. Misdrijven tegen de mensheid, opgenomen om de bestraffing van de Jodenvervolging in Duitsland zelf mogelijk te maken.
Op 30 sept. en 1 okt. l946 werd uitspraak gedaan Terecht stonden 22 verdachten van wie 19 veroordeeld werden. 12 kregen de doodstraf. Tussen okt. l946 en april l949 werden in Nürnberg nog eens 12 processen gevoerd, betreffende 185 verdachten.
37
Scriptie Kiefer 1988
Nürnberg 'Reichsparteitagsgelände' Reeds onder Wilhelm II 'Feststätte für deutsche Nationalfeste'. Het ontwerp van A. Speer voor het Reichsparteitagsgelände werd als model op de wereldtentoonstelling geëxposeerd en ontving een 'Grand Prix'. Aan het zuidelijke einde van het ‘Gelände' bevond zich het 'Märzfeld‘. Niet genoemd naar de oorlogsgod Mars, meer naar de maand waarin Hitler de dienstplicht afkondigde. Parijs heeft ook een Marsveld, ‘cour de Mars’, 11e arr. Hitler Wilde in Berlijn het Champs-Elysées kopiëren. Weliswaar groter, breder, meer toch.
Het achter de op de foto getoonde model voor de 'Pfeilerhalle' zou een stadion gebouwd worden voor 400.000 toeschouwers! en zou indertijd 200-250 miljoen RM. gekost hebben (nu 1.000.000.000. DM.) Hitler zei tegen Speer, de architect en persoonlijke vriend: "Dat is minder dan twee slagschepen van het type Bismarck. Hoe snel wordt een slagschip vernietigd, en niet, dan is het in tien jaar schroot. Dit bouwwerk staat nog eeuwen." Over de afmetingen van het sportveld: Hitler: “In 1940 vinden de Olympische spelen plaats in Tokio. Maar daarna zullen voor alle tijden de spelen in Duitsland plaatsvinden in dit stadion. En hoe de afmetingen van het sportveld zullen zijn, bepalen wij dan.” Het tijdsplan voor de houw van deze complexen rekende, dat het klaar zou zijn voor de 1er Parteitag van 1945 ... Uit 'Erinnerungen' Albert Speer
38
Scriptie Kiefer 1988
Reichsparteitagsgelände.
Façade architectuur. Propagand a in steen.
Tribüne Zeppelinfeld
Reichsparteitag, zoals deze in Nürnberg plaatsvond.
39
Scriptie Kiefer 1988
Bilderstreit 1980
40
Scriptie Kiefer 1988
Bilder-Streit 1980
Dem unbekannten Maler 1982
41
Geist und Ungeist: Ehrung der ‘Blutzeugen’ am 9. November
Scriptie Kiefer 1988
Bilderstreit Beeldenstrijd. Byzantium, achtste- negende eeuw. Allereerst een politieke, maar ook een religieuze strijd tussen staat (leger) en kerk. Een versterking van de militair-politiek positie tegenover de positie van de geestelijkheid. Vanuit islamitische invloeden ontstond een groeiend verbod op beeldverering. Er vond een afbraak plaats van de Byzantijnse sculpturale traditie, waarna de hiëratische, priesterlijke, streng kerkelijke stijl, die geen rekening meer hield met volume of ruimte , het pleit won. “Uitbeelding van heilige personen en taferelen werd verboden. In plaats daarvan kwamen voorstellingen met dieren, fabels. Het kruis bleef toegestaan als geestelijk symbool. Het Palet is de Hoop, de Engel In tijden van repressie, geloofs- en gewetens onderdrukking blijft de kunstenaar als enige die moraal, geloof en geweten weet te handhaven. Ook Kiefer strijdt op het palet met zijn geweten, zijn culturele geschiedenis: hij is de schilder die de nog niet gestreden strijd aangaat. Het is de schilder die als ‘Blutzeuge’ bijgezet wordt. Het monument getoond op ‘Grab des unbekannten Malers' is in oorsprong bedoeld als 'Toten Ehrenmals' in Egypte, daar Waar een veldslag gevoerd zal worden; het ontwerp dateert uit 1943, en is van Wilhelm Kreis. Een ander ontwerp, een getrapte kegel, een ronde piramide zou geplaatst worden aan de oever van de Djnepr, Rusland.
Grab des unbekannten Malers 1983
42
Scriptie Kiefer 1988
Wege der Weltweisheit: die Hermanns-Schlacht 1986
Wege der Weltweisheit: die Hermanns-Schlacht met corresponderende namen
43
Scriptie Kiefer 1988
'Wege der Weltweisheit' Die Hermanns Schlacht Op de schilderijen 'Wege der Weltweisheit' toont Kiefer de koppen van personen die 'Deutschlands Sohne‘ genoemd Worden kunnen. Het zijn personen die een wezenlijke bijdrage geleverd hebben aan de ontwikkelingen van de Duitse cultuur en de wording van de Duitse staat, zelf voortgebracht uit die Duitse cultuur. Genoemd worden militairen, poëten, een groot industrieel, ‘terroristen' (Horst Wessel), ook beeldende kunstenaars als Josef Beuys. De genoemde militairen hebben de staat doen vormen: het Pruisische aandeel aan de slag bij Waterloo, Bismarck die de Duitse staat concreet gestalte geeft. Ook leeft bij de militairen reeds dat, wat aanleiding geweest is voor het doen uitbreken van WO l en uiteindelijk WO ll. Dat Kiefer poëten afbeeldt als de verbeelding van de geestelijke rijkdom van een cultuur, is misschien terug te vinden in de belangrijkheid van de woorden. Woorden dragen de cultuur. Woorden kunnen oorsprong zijn (zie hiervoor ook de Sepher Yetzirah en Chelebnikov, blz. 109 en verder). Kiefer heeft op school moeten lezen: van de Edda, de Nibelungen naar Holderlin, Kleist -een zijstapje- Victor Hugo, tot Heidegger. Dat is wat tot de 'Weltweisheit’, de wijsbegeerte leidt. In 1924 schreef de Jezuïetenpater Bernhard Jansen een apologie van het Katholicisme, een rechtvaardiging van de Christelijke gebruiken in de katholieke kerk. Van dit werk is het begrip ’Wege der Weltweisheit' afgeleid.
44
Scriptie Kiefer 1988
Vaterlands Söhne Vaterlands Söhne! traute Genossen O, wie mein sehnendes Herz sich erschlossen Seit wir geflochten den treuen Verein O sei gegrüßet mein Eichenhain liebst du den Hermann? liebst du den Retter? Liebst du die Schützen von Schweiz und Tirol Hofer und Tell ? und das feurige Wetter Luther, den Pfaffenelias du wohl? Und ihn, der noch im Kranz der Dörner Scheidend hold in die Harfe sang? — Auf dann stieg er im Jubel der Hörner: Aber den Eichen erzählte vom Körner Nordlands brausender Orgelklang Sturmgesang, Stolz lockender Klang Kennst du die einsam glühende Rose? Ach, vor der Freiheit Frühlingsgekose Brach dich der Volksschmach herbstlicher Wind Treue Luise, Thusnelda´s Kind Doch eh des Grabsangs Töne verhallen Sprengen die Geister der Ahnen das Grab Ha, wie die Hermannsdrommeten erschallen Schwinget das Volk den gebietenden Stab O holde, goldne Wonnetage Funkensprüh´nder Begeisterung Wild in dem Pulverdampf schwankte die Wage : Jubel erscholl: da verstummte die Klage Sternan loderte Freiheitsbrand Ach, er schwand, O Vaterland Vaterlands Söhne! Todesgenossen Wieder im Grab sind die Ahnen verschlossen Klagen ertönen, Jubel verstummt Sonn´ ist in schwarze Trauer gemummt Aber in uns noch brauset die Jugend Braust, wie der Rhein durch den grünen Plan Seht auf dem Mast ihr die Palme der Tugend? Rüstige Turner, hinan, hinan Ja, bis der Höllendamm zerborsten reißen wir All´ in vereinigter Macht Fest, wie die Eichen in Teutoburgs Forsten Drein die gedoppelten Adler horsten Drängt euch zusammen: Sturm erwacht Steig aus der Nacht, o Hermannsschlacht
Adolf Ludwig Follen 1815-20
45
Scriptie Kiefer 1988
1e couplet sehnedes Herz 'Hofer'
Hold 'Tell'
“smachtend hart" Tirools vrijheidsheld. 28 01 1810 door de Italianen gevangen genomen, door de Fransen, Napoleon gefusilleerd. genegen, goed Zwitsers vrijheidsheld, (appel).
2e couplet Volksschmach Tusneldas Kind
Ahnen Drommete Wonne
"volksschande" Aus der Soldatensprache. Vroeger ook als vrouwelijke voornaam (vrouw van Hermann). Als zu einem bestimmten Mann gehörende Partnerin, Begleitung. voorvaderen trompet geluk, genot
3e couplet gemummt Tugend
gemaskerd, als gehuld, vermomd deugd
Die Hermannsschlacht In het jaar 7 na Chr. werd het gebied tussen Rijn en Elbe door de Germanen onder leiding van Hermann uit Romeinse bezetting bevrijd. De strijd vond plaats in het Teutenburgerwald, waar Hermann het Romeinse leger onder Quintillius Verus versloeg. (Derhalve ook Varusschlacht genoemd). Door latere nationalisten wordt deze slag de geboorte van het Duitse rijk, de, Duitse natie genoemd. Een hiervan equivalent bevindt zich in centraal Frankrijk, op het plateau van Gergovie, waar ook de Kelten o.l.v. Vercingetorix, tussen 58 en 52 v.Chr. strijd leverden met de Romeinen. La Bataille d‘Alésia. Op beide plekken zijn monumenten van niet geringe afmetingen (hoogte) geplaatst.
46
Scriptie Kiefer 1988
Bismarck, Otto Eduard Leopold. 1815-1898 Pruisische adel. Jurist. Pruisisch politicus, Duits politicus. Monarchist (1848). In 1862 Pruisisch minister-president (Wilhelm l) Direct na de Frans-Duitse oorlog, 18 01 1871 wordt Wilhelm l Duits keizer, Bismarck rijkskanselier van het nieuwe tweede keizerrijk. Bismarck vaardigt in 1878 de zgn. socialistenwet uit. Een wet tegen het bestaan van de SDP (telkens verlengd met drie jaar, tot 1890). Bismarck verzette zich tegen de niet-nationale katholieke Zentrumpartei, wat leidde tot de Kulturkampf, het onkerkelijken van Pruisen. In 1890 vond zijn politieke nederlaag plaats; door de groei van de SPD greep hij naar middelen als verscherping van de socialistenwetten, afschaffing van het algemeen kiesrecht, provocatie van een arbeiders opstand. In conflict met Wilhelm ll wordt hij ontslagen. Blücher, Gebhard Leberecht von. 1742-1819 Pruisisch veldmaarschalk. Versloeg met Wellington in 1815 Napoleon.
Böhme, Jakob. 1575- 1624 Filosoof, autodidact. Natuurfilosofisch- religieus mysticisme. Pantheïstisch, 'Gott sei alles'. Invloed op o.a. Goethe Hegel Schelling.
Clausewitz, Carl von. 1750-1851 Pruisisch strateeg (reeds als 12 jarige in militaire dienst). In 1815 als Russisch stafofficier in het hoofdkwartier van Blücher. In 1818 directeur van de Berlijnse krijgsschool, in 1836 chef van de staf van Gneisenau. Zijn in boeken genoteerde strategische opvattingen worden ook nu nog niet als verouderd beschouwd. Droste-Hülshoff, Annette von. 1797-1848 Duits dichteres uit R.K. adellijk geslacht. Zij schreef zeer karakteristieke verzen in krachtige, kantige taal, waarin haar diepe verbondenheid met haar Westfaler geboortegrond tot uiting komt. Haar mooiste lyriek is de impressionistisch aandoende 'Heidebilder" en in de bundel religieuze gedichten 'Das geistliche Jahr‘. Het onderworpen zijn van de menselijke natuur aan onbegrijpelijke demonische machten beeldt zij vooral uit in de vers-epiek ’ Der Spiritus Familiaris des Rosstäuschers' en met sterk realistische inslag in, tot mythische noodlotstragedie geworden dorpsnovelle, 'Die Judenbüche’. Eichendorff, Joseph von 1788-1857 Jurist. Nam deel een de oorlog tegen Napoleon. Een der grootste Duitse lyrische dichters. Sterk op het volkslied geïnspireerde poëzie met motieven als natuur, hunkering, weemoed en dankbaarheid. Hij was een fervent bestrijder van antichristelijke tendensen in de letterkunde.
47
Scriptie Kiefer 1988
Fichte, Johan Gottlieb. 1762-1814 Wijsgeer, filosoof. Zeer beïnvloed door de filosofie van Kant. in de ‘Reden an die deutsche Nation’ wees hij het Duitse Volk op de noodzaak zich aaneen te sluiten, zijn ideeën te verwezenlijken en zo een voorbeeld te zijn voor alle andere volken. Flex, Walter. 1887-1917 Duits schrijver. Vrijwilliger in WO l. Fanatiek idealist, die het conformisme en materialisme wilde overwinnen en een nieuw sociaal gevoel wilde vestigen. “Der Wanderer zwischen beide Welten’. Freiligrath, Ferdinand. 1810–1876 Duits dichter en lyricus. Schrieb in 1839 ‚Rheinisches Jahrbuch für Kunst und Poesie‘, in 1840 ‚Das malerische und romantische Westphalen‘. Landschaft und Region wurden als politischer Bezirk und literarisches Neuland entdeckt, das Interesse an Märchen, Sagen und literarischem Volksgut erwachte. Würde Freimauer. Dass er der unpolitischen Haltung der Freimaurerei kritisch gegenüberstand. Aus Gründen politischer Opposition verzichtete er 1844 auf die Pension und auf eine mögliche Anstellung am Hof von Weimar. Wegen der Gefahr polizeilicher Verfolgung verließ Freiligrath Deutschland und übersiedelte 1845 nach Brüssel. Er lebte dort mit Karl Heinzen in einem Hotel. Karl Marx und Heinrich Bürgers besuchten in dort und hatten zehn Tage Verkehr mit ihm. 1846 veröffentlichte er den Gedichtband Ça ira!, in dem zum Ausdruck kommt, dass die Zeit für eine Revolution in Deutschland reif ist. (Fragmenten aus Wikipedia) Trotz Alledem Nach Robert Burns, St. Goar, Dez. 1843 Ob Armut euer Los auch sei, Hebt hoch die Stirn, trotz alledem! Geht kühn den feigen Knecht vorbei; Wagt's, arm zu sein trotz alledem! Trotz alledem und alledem, Trotz niederem Plack und alledem, Der Rang ist das Gepräge nur, Der Mann das Gold trotz alledem!
Erste Strophe von Trotz alledem! Variiert. 1848 Das war 'ne heiße Märzenzeit, Trotz Regen, Schnee und alledem! Nun aber, da es Blüten schneit, nun ist es kalt, trotz alledem! Trotz alledem und alledem – trotz Wien, Berlin und alledem – ein schnöder scharfer Winterwind durchfröstet uns trotz alledem
George, Stefan 1868- 1955 Duits schrijver, een van de belangrijkste en invloedrijkste dichters van de 2Oste eeuw in Duitsland. Zin werk evolueerde van esthetisch, over cerebraal, tot een ethische boodschap. Het werk van deze dichter getuigt van een zeer uitgesproken zin voor vorm (klankwaarde, ritme, bouw van het gedicht, verheven taal), waardoor het zich duidelijk distantieerde van het naturalisme.
48
Scriptie Kiefer 1988
Gneisenau, August Wilhelm Anton Graf Neidhardt von. 1760-1851 Pruisisch veldmaarschalk. Liberaal nationalist. Van 1813 tot 15 generaal-kwartiermeester van Blücher.
Grabbe, Christian Dietrich 1801-1836 Toneelschrijver. Auditeur militair in zijn woonplaats. Als dramatisch dichter was hij ongewoon begaafd; zijn werken werden eerst in de 2Oste eeuw begrepen. Een anti- idealistische wereld beschouwing
Groitzsch, Wiprecht von. Elfde-eeuwse Duitse prins die het huidige Oost-Duitsland koloniseerde. Hij werd door de nazi’s vereerd.
Hermann. Arminius. Ca. l7 v.Chr.-19 na Chr. Zoon van Segimer, veldheer der Cherusken. Diende onder Tiberius als officier van Germaanse hulptroepen. Toen Publius Quinctilius Varus, stadhouder van Germania, belastingen wilde heffen, sloot Arminius een anti Romeins verbond. Varus viel in 9 na chr. in een hinderlaag in het Teuteburgerwald. Arminius kreeg naderhand tirannieke neigingen en werd bij een opstand onder de Cherusken vermoord. Herwegh, Georg. 1817-1875 Duits schrijver. Een van de belangrijkste vertegenwoordigers van 'Junges Deutschland'. ' Gedichte eines Lebendigen' (1841-44) betekende een sterke aansporing tot verzet tegen geestelijke en politieke tirannie. 'Junges Deutschland' N.a.v. de Franse Julirevolutie van 1830. Oa. H. Heine L. Birne, K. Guckow, H. Laube, L. Wiebarg, Th. Mundt, ook G. Herwegh, F. Freiligrath, A.H. Hoffmann von Fallersleben en G.Büchner. Dezen wendden zich af van alle literaire conventies en eisten voor de letteren een politieke rol op. Zij streden tegen absolutisme, conventie en voor vrijheid van geest en meningsuiting, voor emancipatie van het individu en groepen – vrouwen en joden - democratie en kosmopolitisme. Het woord in dienst van het leven. In 1855 verbood de Duitse Bond hun geschriften.
49
Scriptie Kiefer 1988
Holderlin, Friedrich. 1770-1843 Duits dichter. Studeerde theologie. Lyricus. Hunkerde naar het oude Hellas, het klassieke Griekenland. Hij wilde de verloren eenheid tussen goden en mensen herstellen 'Eens zullen de goden op de aarde terugkomen.' Der Rhein. 'Dann feiern das Brautfest Menschen und Götter Es feiern die Lebenden all, Und ausgeglichen Ist eine Weile das Schicksal’ Hyperions Schicksalslied Ihr wandelt droben im Licht Auf weichem Boden, Selige Genien! Glänzend Götterlüfte Ruhren euch leicht, Wie die Finger der Künstlerin Heilige Seiten
Schicksal los, wie der schlafende Säugling, atmen die Himmlischen Keusch bewahrt In bescheidener Knospe Blühet ewig Ihnen der Geist Und der seligen Augen Blicken in stiller Ewiger Klarheit.
Doch uns ist gegeben; Auf keiner Stätte zu ruhen, Es schwinden, es fallen Die leidende Menschen Blindlings von einer Stunde zur anderen Wie Wasser von Klippe Zu Klippe geworfen, Jahrelang ins Ungewisse hinab.
Hyperion is de held in dei gelijknamige roman van Holderlin. De roman speelt in 1770, in de tevergeefse strijd van de Grieken om zich uit Turkse heerschappij te bevrijden.
50
Scriptie Kiefer 1988
Kant, Immanuel. 1724-1804 Duits wijsgeer, grondlegger van de nieuwere filosofie. Studeerde theologie, filosofie, wie- en natuur- kunde. Metafysische ontstaansoorzaken, God, moralistische wetten, menselijk gedrag, het verstand, wis- en natuurkundige wetten, kennis zijn basis, uitgangspunt voor zijn filosofische werken. O.a. 'Kritik der reinen Vernunft'. Ondermeer stelde hij een theorie op, welke, mede , gebaseerd op de toen nieuwe bevindingen van Newton, het ontstaan van het zonnestelsel deed verklaren. Op slechts mechanische wijze uit een oernevel d.m.v. aan- en afstotende krachten, gehoorzamend aan gravitatie. (Kant-Laplace theorie) De streng doorgevoerde causale natuuropvatting had er bij Kant toe geleid, dat de begrippen doel en doelmatigheid op de achtergrond geraakt waren. Hieraan besteedt hij grote aandacht in zijn ‘Kritik der Urteilskraft', zowel op het gebied van de natuur als van de kunst. In de natuur heeft de theologische beschouwingswijze bestaansrecht naast het causale, in het bijzonder in verband met de levensverschijnselen. Het kunstwerk wordt ook gekenmerkt door een innerlijke doelmatigheid, afgestemd op onze beleving van het schone en het verhevene. In zijn colleges hield Kant zich met de meest uiteenlopende onderwerpen bezig, Waarvan verscheidene in boeken hun weerslag hebben gevonden, zoals in antropologie en in logica. Vermeldenswaardig is een studie, die onderzocht welke voorwaarden de mensheid moet vervullen, om tot een 'eeuwige vrede' te komen. Prof. Dr. W. van Dooren. Kleist, Heinrich Wilhelm von. 1777-1811 Duits toneelschrijver, novellist. Studeerde wijsbegeerte, gaf een eigen uitleg aan Kants filosofieën, hetgeen zijn vertrouwen in de wetenschap danig schokte. 'Het existentiële levensgevoel is volgens hem het enige waardoor de mens het goddelijke ervaren kan, maar dit gaat, door de uiterst geringe mogelijkheden van contact met de existentiële gevoelens van anderen, gepaard met een tragische tweespalt tussen individu werkelijkheid.' Zijn haat jegens de Fransen was en omringende groot, hetgeen zich uitte in lyrische gevoelsuitingen als 'Germania an ihre Kinder' en in het drama 'Die Hermannsschlacht’ De karakterkomedie 'Der zerbrochene Krug' is in 1811, het jaar waarin Kleist zich van het leven benam, uitgebracht. Ook van Kleists werk en gestelde prob1ematiek kan gezegd worden, dat het de tijd ver vooruit geweest is en pas deze eeuw de verdiende aandacht ten deel is gevallen.
51
Scriptie Kiefer 1988
Klopstock, Friedrich Gottlieb. 1724-1803 Duits dichter. Studeerde theologie. Klopstock vatte zijn dichterschap in religieuze zin op, gaf in een rationalistische tijd de poëzie een gevoelsinhoud terug. 'De dichter is profeet en priester'. Zijn beroemdste oden zijn: ‘Der Züricher See’ ‘An Cidli’ ‘Das Rosenband’, ‚Die Frülingsfeier’ ‘Der Eislauf’, ‘Die frühen Gräber’. Zowel zijn Bijbelse treurspelen 'Der Tod Adams’, ‘Salomo’ en 'David’ als zijn ‘Bardiete’ met Arminius (Hermann) in de hoofdrol, zijn niet met de gewone dramaturgische maatstaven te meten, daar het geen conflict- maar situatiedrama’s zijn. Krupp, Alfred 1812- 1887 Duits industrieel. Breidde de oude ijzergieterij uit door rond 1850 wapens en ammunitie te gaan fabriceren. Zijn nazaten voorzagen in $0.1 de Duitse leger van de zgn. Dikke Bertha (naar zijn dochter) en in de dertiger jaren de nazi’s van flinke spenden en ondanks verbod van wapens. Luise, Königin 1776-1810 7 Koningin van Pruisen, door huwelijk met Frederik Wilhelm lll, en moeder Van Wilhelm 1. Zij spoorde Frederik Wilhelm lll aan tot bondgenootschap met Rusland, tegen Frankrijk, Napoleon in 1805-06. Zeer geliefd bij haar volk en veelvuldig gehuldigd door o.a. Kleist, Arnim en Brentano. Meier, Conrad Ferdinand. 1825-1898 Maakte een keuze tussen schilderen en dichten. Zijn poëzie getuigt van zijn eigen bevindingen, in hen bijzonder de tegenstrijdigheid van zijn existentie. In 'die Füsse im Heuer' dicht hij van een Hugenoot, die de moord op zijn vrouw niet wreekt, in 'Der Heilige', Pescara, die zijn moordenaar, die hem de dodelijke wonden toebracht, het leven schenkt. Meyer richt zich sterk op het antieke en renaissancistische Italië. Der römische Brunnen. Aufstieg der Strahl und fallend gießt Er voll der Marmorschale Rund, Die, sich verschleiernd, überfließt In einer zweiten schale Grund; Die zweite gibt, sie wird zu reich, Der dritten wallend ihre Flut, Und jede nimmt und gibt zugleich Und strömt und ruht.
52
Scriptie Kiefer 1988
Mörike, Eduard. 1804-1875 Duits dichter en prozaïst. Studeerde theologie. Zijn werken worden gerekend tot de Schwäbische Romantiek. Sprookjes en volksliederen, geboeidheid door occultisme en de donkere zijden van het leven, Ook was hij georiënteerd op de klassieke oudheid. 'Mozart auf die Reise nach Prag' Raul, Jean. (pseudoniem) . 1830-1825 Duits schrijver. Roon, Albert graf von. 1813-1879 Pruisisch militair en staatsman. Von Roon werd in 1859 minister van oorlog, adviseerde de driejarige dienstplicht en Bismarck als minister-president van Pruisen. Zelf was hij -kort- in 1875 minister-president. Schlageter, Albert Leo. 1894-1925 Schlageter pleegde gedurende de Roerbezetting aanslagen op verkeersverbindingen van de Franse troepen. In 1923 werd hij door de Fransen ter dood veroordeeld en geëxecuteerd. Schlieffen, Alfred graf von. 1835-1913 Duits generaal veldmaarschalk. Voorstander van legeruitbreidingen en drong aan op oorlog in 1905 tegen Frankrijk. Von Schlieffen had grote invloed op de politiek. Naar hem is het Von Schlieffen-plan genoemd, een strategie, aanvalsplan op Frankrijk en Rusland (tweefronten oorlog) welke ten dele in WO l is uitgevoerd. Stifter, Adalbert. 1805-1868 Oostenrijks dichter. Weber, Carl Maria von. 1786-1826 Duits componist. Studeerde bij o.a. Haydn. Von Weber was de eerste nationaalDuitse componist. Hij gebruikte volksliedachtige melos en streefde naar een Duitse operastijl (tegen- over de overheersende Italiaanse). Door consequente toepassing van leidmotieven, toonsoortensymboliek, een verzadigde en kleurrijke instrumentatie heeft hij de grondslagen gelegd voor het muziekdrama van Richard Wagner, Ook zijn ideeën over het kunstwerk, waarin alle onderdelen aan het geheel ondergeschikt dienen te zijn, vinden hun voortzetting in Wagners ‘Gesamtkunstwerk'. Het melos duidt de opvolging van toonhoogten aan welke in een melodie plaatshebben, los van de ritmische structuur. Men kan ook zeggen dat het melos bepaald wordt door de opeenvolgende intervallen van een melodie. Melos en ritme vormen in combinatie met elkaar dus de melodie.
53
Scriptie Kiefer 1988
Op andere 'Wege der Weltweisheit: die Hermannsschlacht' schilderijen, of op zijn.'Vorarbeite für die Holzschnitte' worden ook o.a. Martin Heidegger, filosoof; Joseph Beuys, beeldend kunstenaar (docent van Kiefer); Horst Wessel, vroege 'bruinhemd‘ (eerst vermoorde nazi, Horst Wessel lied); F;E.D. Schleiermacher, theoloog; Ludwig Uhland, dichter en germanist afgebeeld.
54
Scriptie Kiefer 1988
Waterloo 1982
Waterloo, et la terre tremble encore 1982
Waterloo, morne plaine 1980.
55
Scriptie Kiefer 1988
Het schilderij 'Waterloo' laat een gebarsten aarde zien op een landschappelijke ondergrond. De op het schilderij voorkomende tekst luidt: ‘et la terre tremble tous jours, d’avoir vu la fuite des géants morne plaine Waterloo Waterloo’ Victor Hugo, l802-l885, schreef meer dan 300.000 versregels naast ander werk als tonee stukken, schilderijen en tekeningen. In 1855 worden zijn 'Les Châtiments’ uitgegeven, een verzameling van boeken. Uit Livre V, l'Autorité et sacrée; l'Expiation (de boetedoening), het tweede vers, de aanhef: 'Waterloo! Waterloo! Waterloo! morne plaine! Come une onde qui bout dans une urne trop plein Dans ton cirque de bois, de coteau, de vallons, La pale mort mêlait les sombres bataillon ‘. De voorlaatste strofe eindigt met; ’Quarante ans sont passés, et coin de la terre, Waterloo, ce plateau funèbre et solitaire, Ce champ sinistre ou Dieu mêla tant de néants, Tremble encore d‘avoir vu la fuite des géants!‘ Het vers verhaalt van de slag bij Waterloo. De grootsheid, de waanzin, de heroïek, de naamloze dood die deze en ook alle voorgaande veldslagen opgeleverd hebben. 'Waterloo! Waterloo! Waterloo! sombere vlakte: Als een golf die eindigt in een te volle urn, In jouw arena in het bos, van heuvels van dalen De bleke dood bracht de sombere bataljons in verwarring Veertig jaren zijn voorbij, en dit stukje grond Waterloo, dat doods en solitair plateau, Die sinistere velden waar God zoveel nietigheid verwarde, Beeft opnieuw, bij het zien van de vlucht der giganten!' De vader van Hugo was generaal onder Napoleon. Op de schilderijen ‘Wege der Weltweisheit' toont Kiefer koppen van Pruisische militairen, die en aan de slag bij Waterloo hun bijdrage geleverd hebben én aan de basis hebben gestaan van Duitslands eenwording als (militaire) staat. (In l964-65 is in twee delen uitgegeven 'V. Hugo et l’Allemagne‘ van Ch. Dédéyan.)
56
Scriptie Kiefer 1988
"Het Duitse Volk, mijn beste, is het volk van sprookjes en avonturen. Ik zal je wat vertellen, maar vertel het niet verder. Duitsland, dat is Münchhausen. Hoe het lijdt en leeft”.
Zo spreekt een van de hoofdfiguren in het theaterstuk Münchhausen (Baron van Münchhausen. 1720– 1797) van Walter Hasenclever, dat hij in 1934 in Franse ballingschap schreef.
57
Scriptie Kiefer 1988
Alarichs Grab 1980
58
Scriptie Kiefer 1988
Alarich, Alarik, Alaricus. Geboren ca. 370 in Peuce in de Donaumonding gestorven 410 in Cosenza, Calabrié. Legeraanvoerder, dux, later koning van de Ariaanse Visigoten Alarich leidde de Visigoten, later Westgoten, al plunderend en strijdend tegen Oost- Romeinen vanuit de Balkan door Griekenland, Macedonië naar Italië, waar Rome na 14-O8 410 drie dagen lang geplunderd werd. Later dat jaar stierf Alarich tijdens de voorbereidingen voor de oversteek naar Afrika. Zijn lichaam werd begraven, tezamen met een deel van zijn schatten in de bedding van de Busento, die daartoe eerst omgeleid moest worden. De Visigoten trokken wederom noordwaarts door Italië en vestigden zich in westelijk Gallië. In de l8de en l9de eeuw is tevergeefs naar dit graf met schat gezocht. August Graf von Platen
Das Grab im Busento Nächtlich am Busento lispeln bei Cosenza dumpfe Lieder. Aus den Wassern schallt es Antwort, in den Wirbeln klingt es wider. Und den Fluss hinauf, hinunter zieh´n die Schatten tapfrer Goten, Die den Alarich beweinen, ihres Volkes besten Toten. Allzu früh und fern der Heimat mussten sie ihn hier begraben, Während noch die Jugendlocken seine Schultern blond umgaben. Und am Ufer des Busento reihten sie sich um die Wette. Um die Strömung abzuleiten gruben sie ein frisches Bette. In der wogenleeren Höhlung wühlten sie empor die Erde, Senkten tief hinein den Leichnam mit der Rüstung auf dem Pferde. Deckten dann mit Erde wieder ihn und seine stolze Habe, Dass die hohen Stromgewächse wüchsen aus dem Heldengrabe. Abgelenkt zum zweiten Male, ward der Fluss herbeigezogen. Mächtig in ihr altes Bette schäumten die Busentowogen. Und es sang ein Chor von Männern "Schlaf in deinen Heldenehren! Keines Römers schnöde Habsucht soll dir je dein Grab versehren!" Sangen´s, und die Lobgesänge tönten fort im Gotenheere. Wälze sie, Busentowelle, wälze sie von Meer zu Meere!
59
Scriptie Kiefer 1988
Tuteins Grab
1981 - 83
Tuteins Grab Waarschijnlijk naar werk van Hans Henny Jahnn (1894 – 1959) Duits toneelschrijver, overtuigd pacifist. Weigerde te dienen in WO l (vluchtte naar Noorwegen). Na de WO l controversieel in Duitsland, richtte Glaubensgemeinde Unigro op. Kreeg van de Nazi’s een schrijfverbod opgelegd en vluchtte naar Zwitserland en in 1934 naar Bornholm, Denenmarken.. Thema’s in zijn werk: Menselijke driften, seksualiteit, irrationeel handelen, dierlijke driften, relatie mens – dier (paard), leven en dood. Numerologie, Germaanse mythologie, muziek (werd ook orgelbouwer), eenheid van mens en natuur. (Beschrijving pas nu, in 2013 dankzij het internet en zoekmachines.)
60
Scriptie Kiefer 1988
In een werk uit 1949, Das Holzschiff, (eerste deel van Fluß ohne Ufer), wordt verhaald van een matroos genoemd Alfred Tutein, welke de verloofde van Gustaf vermoordt en met een bitumen overgoten. De Duitse Wikipedia laat lezen: Der Leichtmatrose Alfred Tutein ermordet Ellena, die Verlobte Gustavs (im Holzschiff, Band I von Fluß ohne Ufer). Er stößt ihr das Knie in den Mund und erdrosselt sie. Den Leichnam versteckt er in den Laderäumen der „Lais“. Aus Furcht, der Verwesungsgeruch könnte zur Aufdeckung des Verbrechens führen, übergießt er die Tote mit Holzteer. „Über das Antlitz Teer. Über die Brüste Teer. In den unordentlich bekleideten, aufgedunsenen Schoß Teer. Er behing die Wehrlose mit den groben Fetzen, zog ihr einen weiten Mehlsack über den Oberkörper. Und entleerte den Rest der Kanne über das hingestauchte Bündel aus Sacktuch, Papier und Fleisch.“ Die Tat hat kein Motiv. „Alfred Tutein sagte mit erstickter Stimme, alle Schuld sei plötzlich. Sie eile den frevelhaften Entschlüssen voraus. Gedanken, das sei Traum. Wie kriechende Schnecken. Die handelnden Hände hinterließen das Sichtbare. Er brach verstört ab.“ Nach dem Untergang der „Lais“ finden die Schiffbrüchigen Rettung an Bord eines Frachters. Dort gesteht Tutein sein Verbrechen dem Verlobten Ellenas. In der Niederschrift erinnert sich Gustav: „Ich preßte meine Lippen auf seinen willenlosen Mund. Ich spürte das warme fade Fleisch, das sich staunend meinem Kuß öffnete. Ich roch den Angstschweiß des Mörders. Ich taumelte vor Glück.“ Die Moral ist das sekundäre System. Jahnn legt bloß, was darunter liegt. Wir seien, sagte er einmal, nur „der Schauplatz der Ereignisse.“ Das heißt nicht, dass es Schuld nicht gibt. Es heißt nur, dass wir nicht wissen, was der Mensch ist. Jahnn folgt der schrecklichen Erkenntnis des Sophokles, dass vieles ungeheuerlich sei, nichts aber ungeheuerlicher als der Mensch. Jahnns Werk ist das unablässige, verzweifelte Bemühen, diese Dunkelheit zu durchdringen, das Nichtverstehbare zu verstehen. Verweigerung der Sublimation: Im Versuch, den Prozess des Menschen von unten her zu erkunden und auf das unbestreitbare Faktische zurückzugehen, verweigert Jahnn Sublimation schlechterdings. Der Trieb, die Gier, die Aggression sind unmittelbar. Der Mensch ist Körper zuerst, und dann vielleicht Geist. In Jahnns Werk sind alle Konflikte körperliche Konflikte, alle Erkenntnisse körperliche Erkenntnisse. Das geht sehr weit: Die Wunde, das Loch im Leib, bedeutet die Öffnung des Individuums (des Mannes) für die Welt (etwa in dem späten Prosastück Die Nacht aus Blei). Dass Erkenntnis Verletzung sei, hat niemand so radikal verstanden wie Jahnn. Und die innigste Verschmelzung von Tutein und Gustav ist nicht der homosexuelle Akt, sondern der Blutaustausch, der realiter vollzogen und mit medizinischer Genauigkeit beschrieben wird. Weil der Mensch Leib ist, bietet die (vor allem christliche) Vorstellung, nach dem Tod bleibe die Seele und der Rest verwese, keinen Trost. Tuteins Einbalsamierung gehört zu den Peinvollsten und gewaltigsten Kapiteln im Fluß ohne Ufer.
61
Scriptie Kiefer 1988
Der Tod des Vergil 1986
Vergilius, Publius Vergilius Maro. 15 Okt. 76 v. Chr. - 21 Sept. 19 v. Chr. Latijns dichter. Vergilius dichtte in het laatste decennium van zijn leven het epos Aeneis. Of dit werk, dat twaalf boeken omvat, voltooid is, is onzeker. Vergilius had zijn vrienden verzocht bij zijn dood het manuscript te vernietigen, omdat hij het niet af achtte. Keizer Augustus liet het echter uitgeven zoals het was. Gezegd kan werden, dat de Aeneis de romeinen hun eigen Ilias en Odyssee gegeven heeft; het verhaald de lotsbeschikkingen, omzwervingen van Aeneas en het stichten van een nieuw rijk in Italië door Aeneas, in persoon Octivianus Augustus. Vergilius' werk is direct na zijn dood in de scholen terecht gekomen. In de middeleeuwen verwerd Vergilius in volksverhalen tot tovenaar. Zie ook de 'Volksboeken van Vergilius’
62
Scriptie Kiefer 1988
Die Meistersinger 1981
In de 70er -en begin 80er jaren maakte Kiefer verscheidene schilderijen met de titel ‘Die Meistersinger'. Schilderijen met scherpe, snerpende vertikalen, die als bliksemschichten vlammend van aarde naar hemel naar aarde contact maken. Iedere schicht genummerd. Meistersinger, Meistergesang. In de 13 e eeuw ontwikkelde zich uit de kunst van de aristocratische Minnesinger de burgerlijke Meistergesang. De Meistersinger was gebonden aan een ambachtelijk zangersgilde en derhalve conventioneel, weinig creatief. Gezongen werd veelal in wedstrijden; strofische gedichten volgens vastgestelde regels van rijm syllabenaantal en strofevorm. ln 1868 werd in 'München de première gegeven van Richard Wagners 'Die Meistersinger von Nürnberg’. Richard Wagner, 1815- 1885 Componist. Schreef opera's; ‘Die Hochzeit’, door hemzelf vernietigd, ‘Die Feen’, ‘Das Liebesverbot‘, ‘Rienzi‘ en ‘Der Fliegende Holländer‘.
Die Meistersinger 1982
63
Scriptie Kiefer 1988
Sigfried vergisst Brunhilde 1986
64
Scriptie Kiefer 1988
In 1845 vindt de première plaats van ‘Tannhäuser. Gebaseerd op een oude legende welke verhaalt van Tannhäuser, een minstreel, uitverkorene, die de zedelijke moraal verliest. Een geschiedenis van zedelijke normen, zonde en vergeving, liefde en liefdesdood. De opera Lohengrin schrijft hij tussen 1846 en 1848. In 1848 neemt hij deel aan de maartrevolutie, Waardoor hij in '49 uit Duitsland vluchten moest. In deze tijd is hij gaan werken aan: ‘Die Meistersinger von Nürnberg‘; ‘Das Rheingold‘; ‘Die Walküre‘; ln 1859 volgt ‘Tristan und Isolde‘; in 1870 ‘Die Götterdämmerung‘ en in 1877 ‘Parsifal‘. De opera's ‘Siegfried‘, ‘Das Rheingold‘, ‘Die Walküre‘ en ‘Die Gotterdammerung‘ vormen tezamen de tetralogie, ‘Der Ring des Nibelungen‘.
Lohengrin. Oorspronkelijk een Franse sage, ook door Wolfram von Eschenbach vermeld. Lohengrin is de verpersoonlijking van de ridder zonder vrees of blaam, hij die zonder eigenbelang voor de bedreigde onschuld in de bres springt. ‘Die Walküre’, Oud-noors Valkyrja; 'die de gevallenen uitkiest'. In de Germaanse mythologie vrouwelijke wezens die de gesneuvelde helden van het slagveld naar Walhalla geleiden. Zij dragen een wapenuitrusting en berijden snelle paarden, schenken naar Odins besluit de overwinning en bepalen wie zullen sneuvelen. ‘Tristan und Isolde’. Oorspronkelijk Keltische sage, in 1160 in Bretagne als roman, met als thema liefde en liefdesdood. ‘Götterdammerung’. In de Edda de ‘Ragnarok’, de ondergang van de wereld. Ragnarøkker is de duisternis van de goden.
65
Scriptie Kiefer 1988
Parsifal 1973
In de Arthurromans is Parsifal, Parcifal, Perzifal, Percevel Peredur een van de ridders van koning Arthur en de hoofdfiguur in de graal sage. Hij zou na de dood van zijn vader door zijn moeder in de eenzaamheid van het woud zijn op gevoed en haar daarna hebben verlaten om als ridder het hof van Arthur te dienen. Tijdens een van zijn tochten belandt hij op het kasteel van de zieke koning Visser, waar de graal wordt rondgedragen. Hij verzuimt echter de vraag te stellen naar de functie van de graal, die de zieke genezing en het land heil zou kunnen brengen. Aan het hof wordt hem dit verweten en vervloekt doolt hij rond op zoek naar het graalslot, dat hij uiteindelijk, gerijpt en gelouterd vindt. Hij stelt de verlossende vraag en wordt opvolger van de graalkoning. Dit ridderverhaal, bekend als Chrétien de Troyes het ridderverhaal, bekend als 'Conte du graal’, ca. 119O en dat in Wolfram von Eschenhachs 'Parzival', 1200-10, een bewerking vol religieuze ernst en hoofse problematiek kreeg, is ontstaan uit vermenging van de Keltische Parsifalsage met de graalsage. De trek van naïviteit, die men in de figuur Parcifal aantreft, werd versterkt onder invloed van het in de middeleeuwen zeer verbreide sprookje van de onnozele knaap die door zijn daden in de wereld roem en geluk verwerft; (dümmling; le nice). De hoofdfiguur is versmolten met de historische krijger Peredur (ca. 580), wiens naam later in het Frans tot Perceval (daldoordringer) omgevormd werd. Het dummlinggrondschema werd verrijkt met motieven uit de Keltische sage en uit de sprookjeswereld (zoektocht, magische vraag, genezing van zieke koning ed.). Ook werd aan de sage de Arthursage verbonden.
66
Scriptie Kiefer 1988
Centraal op het schilderij, midden op de zoldervloer staat op een tafeltje de graal. Kiefer heeft enige jaren op een dergelijke zolder zijn atelier gehad. Veel van zijn geënsceneerde foto's heeft hij er genomen. Soms is het zwaard 'Notung‘ op een dezelfde wijze afgebeeld. De graal, gradalis of gradale, is de schaal waarop in de middeleeuwen spijzen gerangschikt waren naar belangrijkheid der aanzittenden. De graal is ook de in de middeleeuwse legendes genoemde drinkschaal, die bij het Laatste Avondmaal gebruikt is. Josef van Arimatea zou in deze drinkschaal het uit Christus' zijde stromend bloed opgevangen hebben en deze bewaard hebben. Later is de schaal naar West-Europa gebracht en lange tijd verborgen gehouden. Door verscheidene ridders is er naar gezocht, slechts Parsifal was zuiver genoeg om de graal te vinden.
Of Kiefer zich door net werk van Wagner zelf direct heeft laten inspireren, zoals dat met net werk van Celan gebeurd is, is mij niet duidelijk. Kiefer zegt op school de 'Nibelungen' gelezen te moeten hebben. Ik meen mij te herinneren dat en marsmuziek, maar zeker ook Wagners muziek, in verband met de dubieuze plaats die de opvoeringen van 'Parsifal' in 1937 en 'Die Meistersinger' in 1943 hebben ingenomen en de vriendschappelijke banden van Winifred Wagner, de weduwe van Siegfried, Richard Wagners zoon, met Hitler, afgespeeld in radio-uitzendingen, nog lang in het naoorlogse Duitsland verboden geweest is. De eerste uitvoeringen van Wagners composities na do oorlog vonden plaats in 1951. ’Der Ring des Nibelungen' onder leiding van Wieland Wagner die ook de uitvoeringen in 1937 en 1943 regisseerde. Van Wagner kan gezegd worden dat hij antisemiet was. Gebaseerd was dat echter niet op de toentertijd ontwikkelde rassentheorieën, of bestaande maatschappelijke tendensen, maar op persoonlijke tegenwerking door enkele joden uit zijn directe omgeving zoals Meyerbeer en Mendelssohn, waarop een generalisatie volgde. Wagner bleef met joden samenwerken; Levi als dirigent. Wat Wagner over joden heeft gezegd, zei hij ook over de Duitsers. Dan, wanneer hij door de intendant van de Dresdener opera, baron Von Lüttichen, werd tegengewerkt, meende hij: alle Duitsers deugen niet, de adel moet worden opgeruimd! Wagner verfoeide de parlementaire staat. In 1848 bepleitte no voor oe Vaterlandsverein te Dresden de corporatieve staat onder onmiddellijke leiding van een vorst. Met 'Ein Reich, ein Volk, ein führer' kon Hitler eenvoudig verwijzen naar Wagner. Wagners werk toont een verheerlijking van het 'Duitse wezen', een loflied op de Duitse kunst, waaruit zoveel als mogelijk vreemde, vooral Franse origine uit geweerd moest worden.
67
Scriptie Kiefer 1988
De nog jonge Kiefer moet gehoord hebben van de controverse rondom de Beyreuther Festspiele, de uitvoeringen van 'Der Ring …’ Allereerst de ontsteltenis over de enscenering, ook een herlevend 'alte Kameraden' gevoel en een weerzin tegen hernieuwde uitvoeringen kunnen Kiefer bewogen hebben te reageren op datgeen, zoals hij zegt, wat zijn geschiedenis is. Kiefer verwijst wel naar 'Meistersinger’, ‘Nibelungen’, ‘Parsifal’ maar toont Wagner niet op een van de 'Wege der Weltweisheit...’ schilderijen. Dit zou kunnen betekenen dat niet Wagner als persoon, Wagners motivatie om legenden en sagen voor zijn composities te gebruiken, maar meer de positie die deze na verloop van tijd hebben ingenomen, kunnen voor Kiefer van wezenlijk belang zijn. En natuurlijk de mythen legenden en sagen op zich en hun onderling verband hebben Kiefer uitermate moeten boeien.
Parsifal 1973
68
Scriptie Kiefer 1988
Fahrt durchs Land V An den Siegfriedsquellen im Odenwald 1981
69
Scriptie Kiefer 1988
Midgard 1982-83
De Edda Het lied van de stammoeder. Poëtische Noord-Germaanse godengeschiedenis de Noorse mythologie. Edda, Odr = oud-Noors, poëzie, dichtkunde ook stammoeder of overgrootmoeder. Wordt verteld door vrouwen met profetische gave, Een dergelijke vrouw wordt Wala, of in oud-Noors Wolwa = zieneres. De Edda is niet volledig bewaard gebleven.
70
Scriptie Kiefer 1988
Ee Edda verhaalt over het ontstaan van de werelden uit Ginnungagap, de gapende afgrond. De reus Ymir1 is ontsproten uit het, door het hete Muspelheim, gesmolten ijs uit de bron Hvergelmir. De koe Audhumla "likte" Buri, de verwekker uit de rijp-laag, haar voedsel. Buri kreeg een zoon, Bor, de vader van Odin, Wili en Wé. Terwijl hij sliep groeiden uit de reus Ymir andere reuzen. Odin, Wili en Wé doodden Ymir door hem in de Ginnungagap te werpen. Ymirs bloed zou voor altijd als beken en rivieren naar de zee stromen, Zijn vlees werd de aarde, zijn gebeente bergen, zijn tanden stenen. Zijn schedel2 werd door de goden tot hemelgewelf gevormd, waarin zijn hersenen wolken werden en vonken uit Muspelheim als sterren tegen het gewelf uitgestrooid. Zo is de Midgard ontstaan, de middelste wereld, die aan de mensen was toegewezen. Aan de ene kant , boven, was zij omgeven door de Asgard, de burcht van de goden; aan de andere kant, beneden, door Jotunheim. Utgard is het rijk van Utgard-Loki, gelegen aan het einde der wereld, waar ijzige koude heerst. De Utgard-Loki brengt de mensen zelfzucht de wereldslang Midgardsormr3 de leugen - de wolf Fenris en de dood - Hel. Zij zijn kinderen van Loki. Ragnarok zal het einde van de goden betekenen, de wereldondergang, godenschemering. Evenals andere goden elkaar zullen doden, doden Thor, de zoon van Odin, en Midgardsormr elkaar. Na Ragnarok zal het mensenpaar, dat in Yggdrasils’ hout heeft overleefd, op een plaats ver van de wereld, een nieuw geslacht voortbrengen en er zal voor altijd vrede zijn. 1. Ymir, het alles omvattende oerwezen, waarin alles samen- en ineen vloeit. Rudolf Steiner: "De inwijdeling schouwde in de geest als het ware de oervorm van de godheid. De dieren zag hij als lagere, als ’bij-vormen’, ook de planten zag hij als ondergeschikte gestalten. Alles, wat hier als lagere natuurrijken leeft, dat alles zag de Atlantische inwijdeling als voortkomend uit de gestalte van de mens". Waarschijnlijk is Ymir taalkundig verwant aan het Oud-Iraanse ‘Yama‘, Indisch 'Jama'. Jama was de god van de doden van de Indiërs. (Ymir is het eerste wezen, dat ooit is gestorven). 2. Hvergelmir, 'Helm‘, 'waarin het kolkt en wervelt', ‘bruisketel'. Hiermee wordt de ontwikkeling van de hersenen bedoeld. De helm is de hersenpan, de werveling, de zich ontwikkelen de hersenen. hiertegenover staat het hete Muspelheim, de wereld van de verbranding, de stof- wisseling in het onderlichaam. 3. Midgardsormr, Jormungandr of wereldslang. Uit Loki geboren, door Odin in de Midgard omspoelende diepe zee geworpen Daar voedt hij zich met de zelfingenomenheid van de mensen en is derhalve snel tot in het onmetelijke uitgedijd, zodat hij Midgard omspant en zichzelf in de staart bijt. ‘Gordel aller landen’.
71
Scriptie Kiefer 1988
Yggdrasil Ik weet nog dat ik hing aan de winderige boom. Negen nachten lang, gewond door een Speer, aan Odin gewijd, zelf aan mij zelf, aan de wereldboom, waarvan niemand weet uit welke wortel hij groeit. Zij gaven mij brood, noch boden mm drank, tenslotte spiedde ik omlaag; nam de runen op: nam de runen op, nam ze roepende op: ik viel vervolgens eraf. Yggr
Drasil Yggdrasil,
is soms de naam van Odin (Wodan bij ons) betekent 'vreeswekkende’, ‘woedende‘, 'wadende’. Taalkundig verwant aan 'ek'- 'ik'. betekent 'drager', 'dragend dier’, ‘paard'. 'Ik drager’.
Odin heeft negen etmalen aan de wereldboom gehangen, om de runen aan de demonische krachten, machten te ontrukken.
72
Scriptie Kiefer 1988
Over de es Yggdrasil. Werelden gingen aan de wereld vooraf. De zieneres weet te verhalen van negen reuzen uit de oertijd, die haar lang geleden hadden groot gebracht. De wereld, die uit de Ymir ontstond, werd door een machtige boom gedragen, de es Yggdrasil. Zijn takken spreidden zich in alle windrichtingen ver over de zichtbare hemel uit. Drie wortels heeft de Yggdrasil. De eerste reikt tot aan Hvergelmir, de bron midden in Niflheim. Om deze wortel kronkelt zich een woest kruipend ongedierte, Nidhog, “wiens tanden onophoudelijk aan het leven van de boom knagen. Een tweede wortel reikt neerwaarts tot aan de bron Mimir, de oeroude wijze, die zich alles herinnert, wat ooit in de wereld geschiedde. Op de bodem van deze bron ligt een van Odins ogen, dat hij eens als zijn grootste offer had afgestaan. De derde wortel reikt opwaarts tot aan de bron van de Nornen, die over ieders lot beschikken: Urd, Werdanéi en Skuld; Verleden, Heden en Toekomst. Deze wortel heeft het goed. Want dag in dag uit putten de Nornen melkwit water uit hun heilige bron en gieten dit uit over de wortel. Ook zwemt er een paar zwanen op het water. Een es weet ik staan, Yggdrasil heet hij, hoog en met helder heilvocht begoten, vandaar komt de dauw in de dalen vallen; aan de bron Van Urd staat hij eeuwig groen. De dauw die van Yggdrasil neervalt, brengt ieder wezen dat ontstaat het levenswater, dat is de drager van de levenskracht. Zo ook aan de mensen. Daarom hebben alle geslachten veel aan de boom te danken; slechts weinigen echter bedenken dit. Het lijden van de es kan niemand bevroeden. Vier herten weiden in zijn takken en vreten voortdurend het jonge loof van de levensboom af. Van hun gewei stroomt een regenvloed naar beneden, naar de bron Hvergelmir. Dit is de oorzaak, waarom Hvergelmir nooit uitdroogt. Oud wordt de schors, vermolmd het hout. Hoog in de kruin nestelt een adelaar. Die laat zijn blik tot op verre afstand spiedend over de wereld gaan en weet zeer veel. Tussen zijn ogen zit een kleine havik. Een eekhoorntje loopt langs de stam op en neer en brengt met zijn praatjes vijandschap teweeg tussen de adelaar en het serpent. Diep verborgen in Yggdrasil, de boom van de zon, rusten de kiemen van de toekomst. Want eens werd de vraag gesteld, wie de wereldondergang zou overleven. 'Lif en Lifthasir, Leven en Levensdrang zijn’ zo luidde het antwoord, 'de namen van een mensenpaar, dat in Yggdrasils' hout wacht. Tot voedsel dient hun de morgendauw van de boom. Nog zijn Lif en Lifthasir ongeboren kinderen gelijk. Maar hun is voorbehouden, eens het begin van een nieuw geslacht te worden.
73
Scriptie Kiefer 1988
Yggdrasil 1985 - 86
Ook omtrent de levensboom is de overeenkomst tussen de verschillende mythologieën duidelijk zichtbaar. De es Yggdrasil, ‘the World-Ash’, de levensboom in het Hemels Jerusalem, het levenskruid. Van oudsher wordt de boom gezien en afgebeeld als belichaming van het eeuwige leven. Het opleven en bloeien in het voorjaar, het af sterven in de herfst. Jaar in, jaar uit, langer dan een mensenleven. De vruchten die door de bomen gedragen worden (denk eens aan onze kerstboom met ingehangen versnaperingen) en de wortelsappen zouden levenssappen bevatten. Op een muurschildering in Thebe wordt Thoetmosis lll door Isis (blz.105) in de gestalte van een vijgenboom gezoogd. Hiermee wordt Thoetmosis lll als farao, één van de goden, net eeuwige leven toebedeeld.
74
Scriptie Kiefer 1988
Heimdalls* hoorn. De uit Ymir voortgekomen, door Yggdrasil gedragen wereld is vervuld van de klank van Heimdalls hoorn. Weliswaar is deze klank in de zichtbare wereld verstomd. Want er worden niet de tonen en geluiden mee bedoeld, die wij overal horen maar een verborgen klank. Wala spreekt: lk weet verholen Heimdalls hoorn onder de heilige hemelboom... Dat ken ik wat voor Dellings*deur de dwerg Thiodroerir zong: voor de Asen macht, voor de alven geluk... Zijn lied roept bij de hoogste god de oude mare op. Ausgiessung 1984 - 85
Heimdal is de wachter van de hemel. Daarom zit hij bij de kleurrijke brug tussen hemel en aarde, waar de regenboog begint. En eens, wanneer het einde van de wereld nabij is, zal hij op de Gjallarhoorn blazen, opdat alles ter wereld ontwaakt om deel te nemen aan de grote beslissende strijd. *Heimdall, *Delling,
'de Helle', 'Heldere uit het heelal‘, 'Wereldglans', luchtgod. 'Dageraad', de derde echtgenoot van Nott, de Nacht, en de Vader van Dagur, de Dag.
De Edda maakt melding van een hoorn, wanneer Thor Utgard-Loki opzoekt om hem te verslaan. Daartoe worden verscheidene wedstrijden gehouden. Een eetwedstrijd, een wedloop en een drinkwedstrijd. Gedronken wordt uit een hoorn, waaruit Loki zijn mannen liet drinken bij wijze van straf. "Stevige drinkers legen hem in een teug, anderen in twee, maar niemand is zo kleinmoedig, dat hij meer dan twee teugen drinken moet". Thor gaat de wedstrijd aan en drinkt, zonder dat het niveau in de hoorn daalt. Zijn derde teug is een zeer heftige. Hij verliest de wedstrijd. Nu blijkt dat de punt van de hoorn niet op te lichten is. Hij reikt tot diep in de wereldzee. Door Thors’ derde teug is, ter herinnering aan de strijd, de eb ontstaan.
75
Scriptie Kiefer 1988
Midgard 1983 - 85
76
Scriptie Kiefer 1988
De Slang. Een monster dat een grote rol speelt in de mythologie van vele volkeren. De slang wordt ook afgebeeld als een reuzenhagedis, een draak of een krokodil (de slang is als straffe Gods de poten ontnomen). In de Babylonische mythologie wordt de draak geboren uit de strijd tussen Tramat, personificatie van de oerzee, chaos en de god Mardoek, die vastbesloten is de wereld te ontrukken aan die chaos. in de Bijbel is de slang, soms ook Leviathan genoemd, beeld van de chaotische machten. Hij wordt beethoud als de vijand van God, van wie hij overigens niet onafhankelijk bestaat. Het scheppingswerk -de ordening- beteugelt de woeste en chaotische macht van dit raadselachtig wezen. De archetypische verschijning, duiding laat zich verklaren door te weten dat de slang zich overal, over de gehele wereld hetzelfde gedraagt, Zijn het met kleine verschillen, kleur, land-zee dier, afmeting. De natuurverschijnselen zijn evenzo gelijk, overal, met dezelfde kleine verschillen. Een onbegrepen natuur, een onbegrepen slangenleven laten zich met enige fantasie en (bij) geloof combineren tot een grotere en hogere macht. Het geloof in een hogere macht is menseigen. De goden hebben de mensen de dood gegeven, het eeuwige leven behielden zij zichzelf. De slang wordt jaarlijks herboren, de huid wordt afgestroopt. De slang heeft derhalve het eeuwige leven. Het is de slang geweest die Gilgamesj het levenskruid ontnam (blz.97). De slang heeft Adam en Eva van de boom der wijsheid laten proeven, waarmee, naderhand bezien, voorkomen kon worden dat zij van de levensboom zouden eten.
De aarde met de wereldberg Meru in het midden, gedragen door de slang en de schildpad en olifanten. Een Indiase tekening.
77
Bronzen schijf uit Benim, Afrika met de Slang van de schepping omring door dieren.
Scriptie Kiefer 1988
Die Schlange 1983 - 84
78
Scriptie Kiefer 1988
Genesis 3:1-24 De zondeval 1. De slang nu was listiger dan al het gedierte des velds, hetwelk de Heere God gemaakt had; en zij zeide tot de vrouw: Is het ook, dat God gezegd heeft: Gijlieden zult niet eten van allen boom dezes hofs? 2. En de vrouw zeide tot de slang: Van de vrucht der bomen dezes hofs zullen wij eten; 3. Maar van de vrucht des booms, die in het midden des hofs is, heeft God gezegd: Gij zult van die niet eten, noch die aanroeren, opdat gij niet sterft. 4. Toen zeide de slang tot de vrouw: Gijlieden zult den dood niet sterven; 5. Maar God weet, dat, ten dage als gij daarvan eet, zo zullen uw ogen geopend worden, en gij zult als God wezen, kennende het goed en het kwaad. 6. En de vrouw zag, dat die boom goed was tot spijze, en dat hij een lust was voor de ogen, ja, een boom, die begeerlijk was om verstandig te maken; en zij nam van zijn vrucht en at; en zij gaf ook haar man met haar, en hij at. Nu volgt een aantal verzen, 7 t/m 21, waarin verhaald wordt over straf en belofte. Man, vrouw én slang worden gewezen op eigen tekortkomingen en dagelijkse rampspoed. Over de rol van man en vrouw en hun onderlinge relatie. 22. Toen zeide de Heere God: Ziet, de mens is geworden als Onzer een, kennende het goed en het kwaad! Nu dan, dat hij zijn hand niet uitsteke, en neme ook van den boom des levens, en ete, en leve in eeuwigheid. 23. Zo verzond hem de Heere God uit den hof van Eden, om den aardbodem te bouwen, waaruit hij genomen was. 24. En Hij dreef den mens uit; en stelde cherubim tegen het oosten des hofs van Eden, en een vlammig lemmer eens zwaards, dat zich omkeerde, om te bewaren den weg van den boom des levens.
79
Scriptie Kiefer 1988
Das Schlangen Wunder 1984 - 85
Het eerste wonder voor de Farao EX 7, 7-13 7. En Mozes was tachtig jaar oud, en Aaron was drie en tachtig jaar oud, toen zij tot Farao spraken. 8. En de Heere sprak tot Mozes en tot Aaron, zeggende: 9. Wanneer Farao tot u-lieden spreken zal, zeggende: Doet een wonderteken voor u-lieden; zo zult gij tot Aaron zeggen: Neem uw staf, en werp hem voor Farao's aangezicht neder; hij zal tot een draak worden. 10. Toen ging Mozes en Aaron tot Farao henen in, en deden alzo, gelijk de Heere geboden had; en Aaron wierp zijn staf neder voor Farao’s aangezicht, en voor het aangezicht zijner knechten; en hij werd tot een draak. 11. Farao nu riep ook de wijzen en de huichelaars; en de Egyptische tovenaars deden ook alzo met hun bezweringen. 12. Want een iegelijk wierp zijn staf neder, en zij werden tot draken; maar Aarons staf verslond hun staven. 13. Doch Farao's hart verstokte, zodat hij naar hen niet hoorde, gelijk de Heere gesproken had.
80
Scriptie Kiefer 1988
Emanation 1984
81
Scriptie Kiefer 1988
Emanatie. Latijn `emanare‘ = uitstromen. Metafysisch verklarend principe in bepaalde godsdienstig- wijsgerige stromingen, zoals het neoplatonisme en de gnostiek. Het oerbeginsel der werkelijkheid wordt gezien als een middelpunt, waarvan in trapsgewijs afnemende mate de lagere zijnsgraden constituerende werkingen uitgaan, zoals de stralen van de zon. Hoe verder van de bron, hoe zwakker de stralen worden. De materie is de buitenste duisternis, waaraan elk reëel zijnsgehalte ontbreekt. Volgens de gnostiek zijn de geestelijke delen van de pneumatici vonken die van het ene goddelijke wezen uitgestraald zijn. Ook de Aeonen, gepersonifieerde eigenschappen van God, zijn emanaties van hem. De geestelijke mens is wezensverwant met God en zal tot zijn oorsprong terugkeren. De leer van de emanatie, emanatisme, houdt, in tegenstelling tot het evolutionisme, de gedachte in van een ontwikkeling van hoger naar lager, van het oneindige naar het eindige, en wel in deze zin dat de overvloed van het oneindige met innerlijke noodzaak langs onderscheiden trappen zou uitvloeien in de eindige werkelijkheid. In dit laatste opzicht staat het emanatisme tegenover het christelijke scheppingsbegrip, waarin een principieel onderscheid tussen Schepper en schepsel gehandhaafd blijft.
82
Scriptie Kiefer 1988
Auszug aus Ägypten 1984 - 85
Over Etam naar de Rode Zee. Exodus 13, 21-22 De wolkkolom en de vuurkolom 21. En de Heere toog voor hun aangezicht, des daags in een wolkkolom, dat Hij hen op den weg leidde, en des nachts in een vuurkolom, dat Hij hen lichtte, om voort te gaan dag en nacht. 22. Hij nam de wolkkolom des daags, noch de vuurkolom des nachts niet weg van het aangezicht des volks.
das rote Meer 1984 - 85
83
Durchzug durch das rote Meer 1984 - 85
Scriptie Kiefer 1988
Exodus 14, 20-22 19. En de Engel Gods, Die voor het heir van Israël ging, vertrok, en ging achter hen; de wolkkolom vertrok ook van hun aangezicht, en stond achter hen. 20. En zij kwam tussen het leger der Egyptenaren, en tussen het leger van Israël; en de wolk was te gelijk duisternis en verlichtte den nacht; zodat de een tot den ander niet naderde den gansen nacht. 21. Toen Mozes zijn hand uitstrekte over de zee, zo deed de Heere de zee weggaan, door een sterken oostenwind, dien gansen nacht, en maakte de zee droog, en de wateren werden gekliefd. 22. En de kinderen Israëls zijn ingegaan in het midden van de zee, op het droge; en de wateren waren hun een muur, aan hun rechter hand en aan hun linkerhand.
De koperen slang opgericht. Numeri 21, 4-9 1. Toen reisden zij van den berg Hor, op den weg der Schelfzee, dat zij om het land der Edomieten heentogen; doch de ziel des volks werd verdrietig op dezen weg. 2. En het volk sprak tegen God en tegen Mozes: Waarom hebt gijlieden ons doen optrekken uit Egypte, opdat wij sterven zouden in de woestijn? Want hier is geen brood, ook geen water, en onze ziel walgt over dit zeer lichte brood. 3. Toen zond de Heere vurige slangen onder het volk, die beten het volk; en er stierf veel volks van Israël. 4. Daarom kwam het volk tot Mozes, en zij zeiden: Wij hebben gezondigd, omdat wij tegen den Heere en tegen u gesproken hebben; bid den Heere, dat Hij deze slangen van ons wegneme. Toen bad Mozes voor het volk. 5. En de Heere zeide tot Mozes: Maak u een vurige slang, en stel ze op een stang; en het zal geschieden, dat al wie gebeten is, als hij haar aanziet, zo zal hij leven. 6. En Mozes maakte een koperen slang, en stelde ze op een stang; en het geschiedde, als een slang iemand beet, zo zag hij de koperen slang aan, en hij bleef levend.
84
Scriptie Kiefer 1988
Die eherne Schlange 1982 - 85
85
Scriptie Kiefer 1988
Ein Lied in der Wüste Ein Kranz ward gewunden aus schwärzlichem Laub in der Gegend von Akra: dort riss ich den Rappen herum und stach dem Tod mit dem Degen, Auch trank ich aus hölzernen Schalen die Asche der Brunnen von Akra und zog mit gefälltem Visier den Trümmern der Himmel entgegen Denn tot sind die Engel und blind ward der Herr in der Gegend von Akra, und keiner ist, der mir betreue im Schlaf die zur Ruhe hier gingen. Zuschande gehaun ward der Mond, das Blümlein der Gegend van Akra: so blühn, die den Dornen es gleichtun, die Hände mit rostigen Ringen. So muss ich zum Kuss mich wohl buchen zuletzt, wenn sie beten in Akra O schlecht war die Brünne der Nacht, es sickert das Blut durch die Spangen! So Ward ihr lächelnder Bruder, der eiserne Cherub von Akra. So sprech ich den Namen noch aus und f§h1 noch den Brand auf den Wangen Paul Celan gelesen im Mai 1952. Paul Celan las zum ersten Mal in Deutschland.
86
Scriptie Kiefer 1988
astral Schlange 1980
00
De sterrenhemel, 01 juli, 1 met. De kaart toont het sterrenbeeld Slang op het zuidelijk halfrond. Ter oriëntatie is ook de Grote Beer en de Poolster ingetekend.
87
Scriptie Kiefer 1988
De slang heeft in de hiervoor beschreven mythologische verhalen een onderling te vergelijken functie. Wellicht is deze ook in Oosterse, Amerikaanse en Afrikaanse mythologieën terug te vinden. De Aboriginals in Australië vertellen op hun eigen wijze over de slang. Redelijk geïsoleerd van de rest van de wereld hebben de Aboriginals tot voor ± 200 jaar geleefd. Zonder geschreven taal, architectuur, zonder techniek, behalve speren, pijl en boog en natuurlijk de boemerang. In “De Droomtijd, verhalen van Australische Aboriginals." verteld Gulpilil over het ontstaan van de rangschikking, de ordening van de wereld, welke plaatsvindt in de droomtijd. De droomtijd is een 'paralleltijd', een collectief onderbewuste beleving van tijd, ontstaan, wezen, geest, leven en dood. Het verhaal wat Gulpilil over de Regenslang vertelt, licht ik uit deze bundel. David Gulpilil
"We hebben een verhaal, waarin uitgelegd wordt hoe de heuvels en de rivieren ontstaan zijn en hoe het lang zijn vormen kreeg. ledere keer als het regent en ik een prachtige regenboog zie, word ik herinnerd aan net verhaal van de Regenboogslang. Heel lang geleden in de droomtijd was een groepje Aboriginals aan het jagen op wallaby. Het had geregend en de grond was zacht. Ze konden daarom moeilijk hard lopen. De wallaby’s, die zich opgefrist voelden door de regen, waren grillig en moeilijk te besluipen. De Aboriginals naderden een groepje bomen aan de rand van een kleine vlakte en ze besloten daar te rusten. Toen ze daar om het vuur zaten, hun handen warmden en elkaar verhalen vertelden, keek een van hen op. Daar, aan de horizon was een veelkleurige Boog te zien. Een regenboog. "Kijk eens, kijk daar eens! Daar gaat de Regenboogslang. Hij kruipt naar een andere waterpoel!" Ze werden een beetje bang. Ze wilden de enorme, helderkleurige slang niet graag in een poel vlakbij hun kamp hebben. Dankbaar, dat hij blijkbaar niet te dicht in de buurt van hun eigen poel kwam, zaten ze nog wat na te praten. Het meest over de Regenboogslang, maar ook over jagen, vissen en over de gevechten, die ze geleverd hebben. Een jonge man, Bandalil, wilde steeds maar meer horen over de Regenboogslang. De andere jagers lachten om hem. "Kleine Bandalil, wees toch geduldig! Je zult heus wel meer te weten komen over de Regenboogslang. Waarom zo haastig?" Meer Bandalil zei, dat hij het nu wilde horen, andere dreigde hi naar de waterpoel, waar de slang woonde, te gaan. De anderen smeekten: "Ga niet! Je moet de Regenboogslang niet storen! Doe het toch niet, Bandalil! Het zal alleen meer moeilijkheden geven." Bendalil stemde erin te wachten en zijn oudere stamgenoten over de slang te vragen. Toen de jagers in hun kamp terug kwamen, renden de kinderen naar hen toe om hen te begroeten. Al hadden ze dan meer twee wallaby’s gevangen en dat was echt niet genoeg voor iedereen, zou er die avond toch een groot zang- en dansfeest zijn. Tijdens dat feest ging Bandalil naar de plaats, waar de oude mannen zaten. 88
Scriptie Kiefer 1988
"Vertel me nu eens over de Regenboogslang! Als iedereen zo bang voor hem is, dan wil ik hem wel aan mijn speer rijgen. Dan hoeft niemand meer bang voor hem te zijn!" De oude mannen waren ontzet! De Regenboogslang was een van de Droomtijdwezens, die de aarde hadden geschapen. In het begin was de aarde vlak, een onmetelijke grijze vlakte. Daar de Regenboogslang al kronkelend zijn weg door het land vervolgde, wierp de beweging van zijn lichaam de bergen op en groef diepe geulen voor de rivieren. Met iedere duw van zijn veelkleurig, enorme lichaam werd een nieuwe vorm in het land gemaakt. Hij was de grootste van de Droomtijdwezens. Zelfs de andere Droomtijdwezens vonden, dat hij er enorm uitzag en zorgden er wel voor hem met rust te laten. Op het laatst, vermoeid door de inspanning om de aarde vorm te geven, kroop de Regenboogslang een waterpoel in. Het koele water spoelde over zijn geweldige lichaam en het verfriste en ont spande hem. De andere dieren keken toe hoe het water de heldere kleuren van zijn lichaam deed vervagen. Toen zonk hij naar beneden en was verdwenen. Iedere keer, als de dieren de poel bezochten, zorgden zij er wel voor om de Regenboogslang niet te storen, want al konden ze hem niet zien ze wisten, dat hij daar was. Toen op een dag, na een zware regenbui, zagen ze hem. Vanaf de poel welfde zijn enorme, kleurige lichaam zich over de boomtoppen, de wolken en door de vlekten heen naar een andere poel. De Aboriginals zorgen er ook nu nog voor de Regenboogslang niet te storen, wanneer ze hem door de lucht van de ene naar de andere poel zien gaan.
89
Scriptie Kiefer 1988
Ohne titel 1984
Het duizendjarig rijk. Openbaring 20:1-3 1. De satan voor duizend jaren gebonden En ik zag een engel afkomen uit den hemel, hebbende den sleutel des afgronds, en een grote keten in zijn hand; 2. En hij greep den draak, de oude slang, welke is de duivel en satans, en bond hem duizend jaren; 3. En wierp hem in den afgrond, en sloot hem daarin, en verzegelde dien boven hem, opdat hij de volken niet meer verleiden zou, totdat de duizend jaren zouden geëindigd zijn. En daarna moet hij een kleinen tijd ontbonden worden.
90
Scriptie Kiefer 1988
Openbaring 20:4-6 De eerste opstanding 4. En ik zag tronen, en zij zaten op dezelve; en het oordeel werd hun gegeven; en ik zag de zielen dergenen, die onthoofd waren om de getuigenis van Jezus, en om het Woord Gods, en die het beest, en deszelfs beeld niet aangebeden hadden, en die het merkteken niet ontvangen hadden aan hun voorhoofd en aan hun hand; en zij leefden en heersten als koningen met Christus, de duizend jaren. 5. Maar de overigen der doden werden niet weder levend, totdat de duizend jaren geëindigd waren. Deze is de eerste opstanding. 6. Zalig en heilig is hij, die deel heeft in de eerste opstanding; over deze heeft de tweede dood geen macht, maar zij zullen priesters van God en Christus zijn, en zij zullen met Hem als koningen heersen duizend jaren.
91
Scriptie Kiefer 1988
Het laatste oordeel. Mattheüs 25:31-46 31. En wanneer de Zoon des mensen komen zal in Zijn heerlijkheid, en al de heilige engelen met Hem, dan zal Hij zitten op den troon Zijner heerlijkheid. 32. En voor Hem zullen al de volken vergaderd worden, en Hij zal ze van elkander scheiden, gelijk de herder de schapen van de bokken scheidt. 33. En Hij zal de schapen tot Zijn rechter hand zetten, maar de bokken tot Zijn linker hand. 34. Alsdan zal de Koning zeggen tot degenen, die tot Zijn rechter hand zijn: Komt, gij gezegenden Mijns Vaders! beërft dat Koninkrijk, hetwelk u bereid is van de grondlegging der wereld. 35. Want Ik ben hongerig geweest, en gij hebt Mij te eten gegeven; Ik ben dorstig geweest, en gij hebt Mij te drinken gegeven; Ik was een vreemdeling, en gij hebt Mij geherbergd. 36. Ik was naakt, en gij hebt Mij gekleed; Ik ben krank geweest, en gij hebt Mij bezocht; Ik was in de gevangenis, en gij zijt tot Mij gekomen. 37. Dan zullen de rechtvaardigen Hem antwoorden, zeggende: Heere! wanneer hebben wij U hongerig gezien, en gespijzigd, of dorstig, en te drinken gegeven? 38. En wanneer hebben wij U een vreemdeling gezien, en geherbergd, of naakt en gekleed? 39. En wanneer hebben wij U krank gezien, of in de gevangenis, en zijn tot U gekomen? 40. En de Koning zal antwoorden en tot hen zeggen: Voorwaar zeg Ik u: Voor zoveel gij dit een van deze Mijn minste broeders gedaan hebt, zo hebt gij dat Mij gedaan. 41. Dan zal Hij zeggen ook tot degenen, die ter linker hand zijn: Gaat weg van Mij, gij vervloekten, in het eeuwige vuur, hetwelk den duivel en zijn engelen bereid is. 42. Want Ik ben hongerig geweest, en gij hebt Mij niet te eten gegeven; Ik ben dorstig geweest, en gij hebt Mij niet te drinken gegeven; 43. Ik was een vreemdeling; en gij hebt Mij niet geherbergd; naakt, en gij hebt Mij niet gekleed; krank, en in de gevangenis, en gij hebt Mij niet bezocht. 44. Dan zullen ook dezen Hem antwoorden, zeggende: Heere, wanneer hebben wij U hongerig gezien, of dorstig, of een vreemdeling, of naakt, of krank, of in de gevangenis, en hebben U niet gediend? 45. Dan zal Hij hun antwoorden en zeggen: Voorwaar zeg Ik u: Voor zoveel gij dit een van deze minsten niet gedaan hebt, zo hebt gij het Mij ook niet gedaan. 46. En dezen zullen gaan in de eeuwige pijn; maar de rechtvaardigen in het eeuwige leven.
92
Scriptie Kiefer 1988
Muurschildering in San Pietro e Paolo
Botticelli
93
Scriptie Kiefer 1988
Jerusalem 1986
Openbaring 22:1-5 1. De stroom van levend water 2. En hij toonde mij een zuivere rivier van het water des levens, klaar als kristal, voortkomende uit den troon Gods, en des Lams. 3. In het midden van haar straat en op de ene en de andere zijde der rivier was de boom des levens, voortbrengende twaalf vruchten, van maand tot maand gevende zijne vrucht; en de bladeren des booms waren tot genezing der heidenen.
Het hemels Paradijs, op het tempelplein van het hemels Jerusalem. Ezechiël 47 12 Aan de beek nu, aan haar oever, zal van deze en van gene zijde opgaan allerlei spijsgeboomte, welks blad niet zal afvallen, noch de vrucht daarvan vergaan; in zijn maanden zal het nieuwe vruchten voortbrengen; want zijn wateren vlieten uit het heiligdom; en zijn vrucht zal zijn tot spijze, en zijn blad tot heling. De stroom als beeld van het heilig Doopsel en van de gaven van de Heilige Geest, waardoor we deelachtig worden aan de vruchten van de levensboom. De levensboom Van Jezus’ kruis geeft, evenals de boom van het aardse paradijs, de onsterfelijkheid; echter eerst nadat de bladeren ons genezen hebben, d.w.z. nadat wij door de verdiensten van Jezus' kruis gereinigd zijn van onze zonden. Zo is in de hemel alle vloek der zonde voor altijd weggenomen van de mensen"
94
Scriptie Kiefer 1988
Chuwawa / Gilgamesch 1980
95
Scriptie Kiefer 1988
Gilgamesj-epos, Eén van de meest omvangrijke literaire scheppingen van het oude Mesopotamië. Aan het begin van de wordingsgeschiedenis stond een mondeling overgeleverde reeks zelfstandige Soemerische verhalen over koning Gilgamesj en zijn onderdaan Enkidoe. Deze verhalen werden vermoedelijk rond ca. 2000 v. Chr. wellicht reeds eerder, opgeschreven. Gilgamesj, legendarische koning van de Zuid-Babylonische, Soemerische stad Oeroek. Hij werd reeds ca. 2500 v. C. als god (met de functie van rechter van de onderwereld) vereerd. De Soemerische koningslijst vermeldt hem als de vijfde vorst van de eerste dynastie van Oeroek na de zondvloed, met een regeringsduur van 126 jaar. Er zijn vijf van de composities, ten dele, bekend. 'Gilgamesj en Agga'; 'Gilgamesj, Enkidoe en Choewawa',ook wel genoemd" Gilgamesj in het land der levenden'; 'Gilgamesj en Enkidoe en de onderwereld' (het tweede deel van dit verhaal is later in het Akkadisch vertaald en als 12e zang aan het Gilgamesj-epos toegevoegd); 'Gilgamesj en de Hemelstier’ en 'De Dood van Gilgamesj' (beide laatsten slechts ten dele bewaard . Met gebruikmaking van de stof van de tweede en vierde compositie en toevoeging van nieuw materiaal heeft een Babylonische dichter in de oud-Babylonische tijd een epos geschapen, dat volgens de bewaarde brokstukken in ieder gevel de stof van de eerste helft van de latere 'canonieke‘ versie omvatte. het is een zeer poëtisch, dramatisch en in beeldende taal geschreven werk, waarin het thema ven het zoeken naar roem en een 'naam' over het graf heen centraal staat. Het complete epos omvatte l2 tabletten of zangen, met ca. 5000 versregels. De machtige, absoluut heersende Gilgamesj onderneemt, teneinde zich een naam en faam te verwerven die zijn onvermijdelijke dood zullen overleven, samen met zijn tegenpool, de natuurmens Enkidoe, een tocht naar het Cederwoud, waar zij de bewaker ervan, het monster Huwawa*, doodden, een daad van hybris, waarvoor Enkidoe zal moeten boeten met zijn leven. Maar eerst nog wordt de triomfantelijke terugkeer van de helden verhaald, gevolgd door Gilgamesj' belediging van de godin Inanna (Isjtar) ** en het doden van de, als straf hiervoor naar Oeroek gezonden, hemelstier. De ziekte en dood van Enkidoe, die op aangrijpende wijze door Gilgamesj wordt beklaagd, zijn het keerpunt in het verhaal. Gilgamesj, heel persoonlijk geconfronteerd met de dood, wil deze ontgaan en gaat op zoek naar de onsterfelijkheid. Tijdens zijn omzwervingen belandt hij bij de waardin Sidoeri, die hem als laatste remedie verwijst naar Oetnapistim, Utnapištim of Uta-Napištim (Sumerisch: Hij die leven vond) de Babylonische Noe, Noach, Noah, die, na de zondvloed tegen de wil van de goden te hebben overleefd, onsterfelijk is gemaakt. Oetnapistim verteld hem de geschiedenis van de zondvloed (tablet 11) en geeft hem,
96
Scriptie Kiefer 1988
hoewel hij in feite laat zien dat voor Gilgamesj de onsterfelijkheid niet is weggelegd, toch een kans. Maar beide mogelijkheden - zes dagen wakker blijven en baden in een soort fontein der jeugd - kan hij niet verwezenlijken. Als Gilgamesj tenslotte als laatste redmiddel op het 'kruid des levens' wordt gewezen, ontfutselt een slang hem dit op weg naar Oeroek. Met een laatste blik op de geweldige muren van die stad, wellicht een verwijzing naar blijvende faam dank zij grote daden, eindigt het epos.
* Y + HWH = HUWAWA Y (Hebreeuwse letter YOD) + H = HU [i:] De letter ‘H’ aan het begin van een woord wordt stom. De letter 'U' werd oorspronkelijk uitgesproken als de letter "Y", zoals in de Franse taal. W (Hebreeuwse letter vav) + H = WAWA (V + A + V = VAV = W!) De letter "H" aan het einde van een woord is het toevoegen van een korte [een '] naar de letter "W". De single "V" was oorspronkelijk uitgesproken als [vav], en de dubbele "V" letter is natuurlijk uitgesproken als [:uao], zoals in "wow". Uitspraak: IOAUA (zoals Chihuahua zonder de "Ch-") Het schijnbaar eeuwige mysterie de uitspraak van "Gods naam" is hiermee opgelost.
** Ištar is een vruchtbaarheidsgodin, maar ook godin van liefde, oorlog en seks. In het Babylonisch pantheon, was zij de goddelijke personificatie van de planeet Venus. Ze is ook vergelijkbaar met de Germaanse godin Eostre, waar het Engelse woord voor Pasen (easter) vandaan komt en die wellicht dezelfde oorsprong heeft.
In de catalogus ie het niet duidelijk welke de afbeeldingen uit het boek *Gilgamesh und Enkidu im Zederwald' zijn. De twee toegevoegde afbeeldingen zijn uit een andere catalogus. Het Gilgamesj-epos kan een literaire voorganger van de Bijbel genoemd werden, of anders het O.T. is ten dele opgebouwd uit fragmenten van net Gilgamesj-epos. Wanneer in de verzen een woord of een deel ven een zin tussen aanhalingstekens staat, betekent dit, dat Dr. De Liagre Böhl heeft moeten interpreteren. I.v.m. beschadiging van de kleitabletten, of met de nietvertaalbaarheid. Ook zijn delen weggelaten, aangegeven met ‘ ------ ‘ .
97
Scriptie Kiefer 1988
Gilgamesch im Zedernwald 1981 - 82
Gilgamesch und Enkidu im Zedernwald 1981
98
Scriptie Kiefer 1988
Gilgamesj en Enkidu in het Cederwoud. (Libanon) De laatste twee coupletten van de vijfde zang. De Wachter, het monster Chumbaba is juist ter aarde geveld. Terracotta reliëf des Chumbaba Isin-Larsa 2000 v.Chr. Digdiggah, Ur
Op een afstand van twintig mijlen ‘verhief zich' de ceder Nadat Enkidu in gemeenschap met hem 'de Wachter' der bossen gedood had en 'midden in ‘t’ bos gedood de 'bewaker' der ceder voor wiens gezag de Sjirjon en Libanon 'beefden' ---toen kwamen tot rust alle bergen en kwam tot 'kalmte en' rust het gehele gebergte! Met de verbrijzelde 'stammen der' ceders versloeg hij 'de helpers'. Nadat hij er zeven gedood had ontdeed hij zich van het net en het zwaard, acht talenten ' gewicht verwijderde hij van zijn gordelriem acht talenten gewicht. Daarna, opende hij de geheime verblijfplaats der goden der diepte. Gilgamesj velde de bomen en Enkidu rooide 'de wortels'. Toen sprak Enkidu tot hem, tot Gilgamesj: "'maak u dan op', o Gilgamesj, sla toch de ceder!..." De verdere tekst, nog een 20 regels, is niet duidelijk. De toelichting op het Gilgamesj-epos van Dr. De Liagre Böhl beschrijft de Ceder als een redelijk wezen, dat verslagen en gedood kon worden. De overweging, dat de Ceder de Levensboom zou zijn strookt met het latere verhaal, waarin Gilgamesj op weg gaat, om het Levenskruid te zoeken. Dit laatste zou onnodig geweest zijn, indien de Ceder de levensboom zou zijn geweest.
99
Scriptie Kiefer 1988
Gilgamesj en het Levenskruid. (De Zondvloed en het Levenskruid) De laatste acht coupletten van de elfde Zang Gilgamesj en Ur-sjanabi * scheepten zich in, brachten de boot op de golven en staken in zee. Zijn eega sprak intussen tot hem, tot Uta-napisjtim, de verre: "Gilgamesj kwam hier na een afmattende boottocht ---welk afscheidsgeschenk geeft gij bij zijn vertrek?" Toen hief ook hij, Gilgamesj, de vaarboom omhoog en kwam met de boot weer dicht bij de kust_ Uta-napisjtim sprak tot hem, tot Gilgamesj: "GQ, Gilgamesj, kwaamt ge na een vermoeiende boottocht; welk afscheidsgeschenk geef ik bij uw vertrek? lk wil u, o Gilgamesj, een geheim openbaren; ja, 'het kruid des levens' onthul ik aan u! die plant - haar 'wortel' lijkt op de steekdoorn en als de rozenstruik prikt u haar doorn in de hand. Als gij deze plant bemachtigt, 'herkrijgt gij uw jeugd'!" Nauwelijks had Gilgamesj dit vernomen, of hij opende de buis, 'nam de gereedschappen weg', bond zich zware stenen aan de voeten; en toen die hem naar de Diepte hadden getrokken, 'ontwaarde hij de plant' -en waarlijk, hij heeft die geplukt, al prikte zij hem in de hand! De zware stenen sneed hij af van de voeten en ten tweede maal wierp hem de vloed op het strand. Gilgamesj sprak tot hem, tot Ur-sjanabi, de veerman: "Ur-sjanabi, deze plant is een 'wonderkruid'. waardoor men zijn levensadem herkrijgt! Brengen wil ik die naar het omheinde Uruk en wil die 'de grijsaard’ doen eten; de plant mag hij plukken, die heet: "Als grijsaard wordt jong weer de mens", en ik zelf wil die eten om mijn jeugd te herkrijgen. Om de tweehonderd mijlen aten zij een bete, om de driehonderd mijlen hielden zij rust. Daar zag Gilgamesj een kuil met koud water daarin; dus daalde hij af om te baden ---en een slang werd gewaar de geur van het kruid, kwam op uit het water en roofde het kruid! Bij haar terugkeer stroopte zij haar vel af!
100
Scriptie Kiefer 1988
Op die dag zat Gilgamesj neder en weende, de tranen rolden over zijn wangen 'en hm greep de hand" van Ur-sjanabi, de veerman: "Voor wie toch, Ur-sjanabi, heb ik mijn krachten verspild en voor wie mij hartenbloed geofferd? Niet won ik het geluk voor mijzelf ----voor dat kameleon heb ik het geluk bewerkt! "En nu draagt de vloed het mij weg tweehonderd mijlen ver! Reeds toen ik de buis opende, de gereedschappen 'weghaalde merkte ik een 'kwaad voorteken’, dat mij werd gegeven: dat ik moest wijken en het schip aan de oever moest laten!" Om de tweehonderd mijlen aten zij een bete, om de driehonderd mijlen hielden zij rust, tot zij eindelijk naar het omheinde Uruk kwamen. Toen sprak Gilgamesj tot hem, tot Ur-sjanabi, de veerman: "Klim op, Ur-sjanabi, en wandel op de muur van Uruk, vors uit de onderbouw, bekijk het tichelwerk: of haar tichelwerk niet van baksteen is, en of haar grondslag niet gelegd hebben de zeven wijzen! Eén bunder het stadsgebied, één bunder de tuinen, één bunder 'de gronden' van de tempel van Isjtar: drie bunders behalve het 'Braakland bevat’ de stad Uruk!"
* Ur-sjanabi = de veerman van de onderwereld.
101
Scriptie Kiefer 1988
Gilgamesch im Zedernwald 1980
Het Levenskruid kan beschouwd worden als de godenspijs, manna, welke - ook door de goden - als gewone spijs bij voortduren gegeten moet worden, wil het de werking niet verliezen. Er is een stelling, dat ook Adam en Eva zich met de Levensboom hebben mogen voeden, alvorens uit het paradijs verdreven te zijn. (H. Th. Obbink, Het bijbels Paradijsverhaal, 1917 ) De plant is waarschijnlijk de Zisyphus lotus, waarvan ook Homerus' reisgenoten bij de Lotophagen gegeten hebben. De slang wordt hier ook wel kameleon genoemd. Bovengronds is de leeuw koning der dieren, ondergronds is dat de slang. De aardleeuw, Chamaeleo, vandaar Kameleon. Toelichting van Br. De Liagre Böhl.
102
Scriptie Kiefer 1988
Lilith 1986
103
Scriptie Kiefer 1988
Lilith. Babylonische demon, komt meestal voor in de trias lilû, lilît(u), ardat-lilî. Lilû is literair synoniem van 'wind‘, 'bries'. Lilith kan vergeleken worden met de Arabische ’Djinn'. In het Oude Testament wordt gesproken over de 'demon van de nacht', (Hebreeuws Laila = nacht) Jesaja 34:14. In de Talmoed wordt Lilith een menselijk gelaat, lang haar en vleugels toegedicht. Volgens een legende zou Lilith Adams eerste vrouw zijn geweest, hem gedwongen hebben gemeenschap met haar te hebben, welke gebeurtenis de demonen en boze geesten tot gevolg zou hebben gehad. In de kabbalistische literatuur is zij het symbool van zinnelijke begeerte en seksuele verleiding. In de Soemerische (Zuid-Mesopotamische) stad Erech (Uruk) was Lilith een van de nu-gigs; de zuiveren of vlekkelozen, die er als heilige vrouwen werden geëerd. Lilith was hogepriesteres van de tempel van Inanna en werd door de godin uitgezonden "om mannen van de straat te halen". Deze namen deel aan tempelrituelen zoals die op gepaste tijden overal in de matriarchale samenlevingen uit de Oudheid in de tempels, over een ruim gebied rondom de Middellandse Zee verspreid, gangbaar waren, tot in Egypte toe, de hieros gamos. Lilith wordt in dat verband al in een fragment van een Sumerisch tablet genoemd als een jong meisje, de 'hand van Inanna'. Later werden deze vaste tempelrituelen als "rituele prostitutie" aangeduid. (wikipedia)
Lilith 1996
104
Scriptie Kiefer 1988
Isis und Osiris 1986
105
Scriptie Kiefer 1988
Isis en Osiris. Vermoedelijk is de Delta-godin Isis oorspronkelijk de beschermster van de koningskroon geweest; zij draagt het hiërogliefenteken voor ’troon' op haar hoofd. Met de luchtstroom, door naar vleugels veroorzaakt, kan zij iets tot leven verwekken. Isis was gehuwd met haar broer Osiris, die zowel zonnegod als vruchtbaarheidsgod is en uiteindelijk god van de dood die het hiernamaals beheerst, het voortleven en de toekomstige opstanding; het omstaan van een nieuw, eeuwig koninkrijk. Isis wordt vaak afgebeeld, zittend, haar zoon Horus de borst gevend, als madonna met kind. Evenals Maria - Stella Maris - was Isis patrones van de zeelieden. In de Egyptische mythologieën zijn meerdere overeenkomsten te vinden met de Bijbelse: In Hermopolis vereerde men de plaatselijke god Tot als beschermgod. Sjmoenoe, zoals de hoofd stad van de Hazenprovincie eens heette, had een vrouwelijke haas als totemdier, samen met de ibis en de baviaan van Tot, de wijze die het schrift en de wetenschappen had uitgevonden. Door zijn goddelijk woord ontstond de wereld.' Dit is frappant in overeenstemming de tekst uit Genesis: 'God sprak: er zij licht, en het werd licht…' In Memphis ontstond de scheppingsleer van ‘hart en tong', van de geestelijke activiteiten denken en willen. Consequent ging men er hierbij vanuit dat de schepping op intellectueel plan, door de denkende geest en het woord was volbracht. Pta, een oude plaatselijke god van Memphis voltrekt de scheppingsdaad door de dingen te bedenken en ze dan een naam te geven, waarbij Horus als het hart en Tot als de tong uitvoeren wat hij wil. De Osiris-legende. ‘Toen Osiris aan het bewind kwam voerde hij ten bate van zijn tevreden onderdanen belangrijk hervormingen door. Zijn jaloerse broer Set zwoer echter met 72 mannen tegen hem samen. Osiris werd door een list ten val gebracht. Set beloofde een door hem meegebrachte fraaie houten kist aan degene die er liggend precies in zou passen. Iedereen probeerde het, maar het lukte niemand tot Osiris aan de beurt kwam. Toen hij in de kist lag gooiden de samenzweerders meteen het deksel erop en spijkerden de kist dicht, waarna ze hem door de Tanitische Nijlmond in Zee lieten drijven. Zoekend naar haar gemaal dwaalde Isis intussen geheel overstuur rond. Maar het kwam naar ter ore dat de kist bij Byblos op het strand was aangespoeld en ze liet hem naar Egypte terug halen. Zodra Set dit te weten kwam, werd hij razend en op een nacht scheurde hij het lijk in 14 stukken die hij ver in het rond spreidde. De trouwe Isis zocht ze allemaal weer bijeen, alleen niet de schaamdelen die in de Nijl weren gegooid en door de vissen Lepidotos, Phagros en Oxyrynchos waren
106
Scriptie Kiefer 1988
opgegeten. Alle stukken begroef ze deer weer zij ze had gevonden. Vandaar dat er in heel Egypte Osiris-graven te vinden zijn. Intussen was Osiris heerser over de onderwereld geworden. Hij keerde terug en bewapende zijn zoon Horus om strijd te voeren tegen Set. Deze overwon Set tenslotte na een verschrikkelijke strijd, nam hem gevangen en gaf hem over aan Isis.’ Ook hiervan bestaan verschillende versies. Volgens een ervan volgt Horus zijn vader op, terwijl Sets protesten op grond van het feit dat Horus een onwettig kind zou zijn, door het hoogste godengerechtshof worden verworpen. Daarna wordt wereld tussen Horus, het goede en Set, het kwade, verdeeld. Een andere vermeldt dat Osiris de god van de avondzon werd en door Set, de vorst van de duisternis, gedood werd; Osiris' zoon Horus nam wraak, wekte zijn vader tot leven en benoemde hem tot vorst van het rijk der doden. Net als Osiris moest ieder mens sterven, meer kon daarna tot het eeuwige leven ingaan. Een voorwaarde hiertoe was dat de nabestaanden de grafriten voltrokken die door Horus eens voor zijn Vader Osiris werden verricht. Tot de Oudegyptische mythen behoort ook die van de verwoesting van het mensdom uit een oud toverboek, dat de koningen Seti l en Ramses ll in hun graven hebben laten overtekenen en dat ook het graf van Toetanchamon siert. 'Toen de door en door slecht geworden mensheid in opstand begon te komen tegen de goden, besloot Ra het mensengeslacht uit te roeien. Hater-Sechmet maakte er zo een afschuwelijke slachtpartij van dat Ra spoedig spijt had van zijn besluit. Dank zij een list wist hij nog een deel van het mensdom te redden, maar: ‘Mijn hart is het moe, bij hen te zijn'. Hij trekt zich terug in de hemel op de hemelkoe en ordent zijn zaken op aarde door Tot als zijn plaatsvervanger aan te stellen. Over het plaatsvinden van een zondvloed wordt ook gesproken in de Gilgamesj-epos en in het Oude-Testament. In de Edda wordt ook over een hemelkoe gesproken.
107
Scriptie Kiefer 1988
Sephiroth 1985 - 86
10 getallen ("Sefirot", de oorsprong van de latere Kabbala)
108
Scriptie Kiefer 1988
De Sepher Yetzirah vermeldt hoe de wereld ontstaan is uit ‘de Schrijver, het Schrift en het Geschrift'. Een mogelijke reden voor de gedachte dat de wereld geordend door, opgebouwd uit woorden is, zou verklaard kunnen worden doorat de oorsprong van alles de gestalte van het verhaal, het vers gegeven is. Voor de mens is gaan schrijven was slechts het geheugen en de overlevering middel om het verhaal voort te laten bestaan. Rijmvormen, ritmes zijn het best te onthouden, zonder grote wijzigingen een derden door te geven. De versvorm is de meest standvastige wijze van verhalen; het last zich moeilijk veranderen, ritme van woorden is ritme van vertellen. De eerste verhalend geschriften zijn verzen, De mythologieën zijn in versvorm opgetekend, wat betekent dat de oorsprong van de wereld, de constructie van de godenwereld uit woorden bestaat, in woorden opgetekend is. Het schrijven, het schrift, het geschrift en zo ook de schrijver zijn nog lange tijd heilig gebleven. Pas na alfabetisering is dat afgenomen. Chelebnikov is op zoek geweest naar de oorsprong van het woord, de oertaal waarbinnen de oorsprong gevat zou zijn. De taal, de logos die ook nu ons leven bepaalt, het lot, het onvermijdelijke. Het Boek der Schepping, of Sepher Yetzirah. De Kabbala, Hebreeuws, "Overlevering", is in de Midrasj de aanduiding voor alle boeken van het O.T., die niet tot de Thora, de vijf boeken van Mozes behoren. De Sepher Yetzirah beschrijft de doctrine van de Logos. Het Heelal werd geschapen door drie ‘uitdrukkingsvormen': "Getallen, Letters en Woorden"; "Getallen, Letters en Geluiden“; "Schrijver, Schrift en Geschrift". Het woord Gods is vervat in de nummers, of de eenheden, of andere, in de Sephiroth. De Sepher Yetzirah richt zich vooral op het scheppingsverhaal en oe visionaire schriftgedeelten en tracht na te speuren, wat er voor de schepping was en wat er boven de zichtbare hemel is. Afkortingen van woorden en omzettingen van letters, getalswaarde zijn de onderdelen van de gematria, of getallen symboliek. De Sepher Yetzirah beschrijft de orde van, de samenhang tussen God, Heelal, Schepping en Mens. In de middeleeuwen wordt de Kabbala de naam van een mystieke stroming in het jodendom. Omdat de Kabbala als geheime leer wordt beschouwd, is het taalgebruik zodanig, dat niet-ingewijden er geen, of nauwelijks toegang tot kunnen krijgen. Derhalve is de Kabbala (zo ook de Tarot) een door velen een niet begrepen en verkeerd gebruikt werk. Het nu volgende is niet de Sepher Yetzirah, doch slechts enige pagina's daaruit. Het is een letterlijke vertaling van de Hebreeuwse tekst van Rabbi Akiva ben Joseph, die de Kabbala in de tweede eeuw na Chr. op schrift stelde. Daarvoor werd de Kabbala mondeling overdragen.
109
Scriptie Kiefer 1988
Boek der Schepping Sefer Yetzira Deel 1 Misjna 1: Door tweeëndertig verborgen wegen der wijsheid bepaalde de Heerser der heerscharen, de Heerser van Hem bevattende, de Gebieder van het leven en de Koning van de verborgenheid, de almachtige G-d, de Genadige en de Barmhartige, de Hoogverhevene en Hooggeprezen, de Gezetelde in Eeuwigheid en in Afgescheidenheid, Zijn naam is de Hoogverhevene en Afgezonderde, met name Hij schiep Zijn verborgenheid met drie boeken – een boek, een verteller en een verhaal. Misjna 2: De tien sfirot van de verborgenheid, de tweeëntwintig fundamentele letters, de drie aartsmoeders, de zeven dubbele en de twaalf eenvoudige. Misjna 3: De tien sfirot van de verborgenheid, naar het aantal van tien vingers, vijf tegen vijf. En één geheel vormend verbond, dat in het midden is opgesteld, door het woord taal en het woord besnijdenis. Misjna 4: De tien sfirot van de verborgenheid – de tien en niet negen, de tien en niet elf. Begrijp met wijsheid, wees wijs door het begrijpen. [Hij] onderscheidt hen, onderzoek, herstel het voorwerp op zijn plaats en keer de Schepper in Zijn woning terug. Misjna 5: De tien sfirot van de verborgenheid – hun maat is zodanig tien, dat er is geen einde aan. De afgrond van het begin en de afgrond van het einde, de afgrond van het goed en de afgrond van het kwaad, de afgrond van de verhevenheid en de afgrond van de laagheid, de afgrond van het Oosten en de afgrond van het Westen, de afgrond van het Noorden en de afgrond van het Zuiden – en de Enige Meester, de Schepper, de Trouwe Koning, de Regeerder van allen vanuit Zijn Afgescheiden plaats, eeuwig. Misjna 6: De tien verborgen sfirot, zij zien als een vorm van een bliksemschicht uit, hun bestemming is onmogelijk te beschrijven, doch bespreek ze opnieuw en opnieuw, jaag Hem met zuivere uitdrukkingen na, voel diepe achting voor Zijn troon. Misjna 7: De tien verborgen sfirot, flonkerende, hun einde is in het begin, hun begin is in het einde, als een vlam zich aan de kool houdende, hun Meester is Eén, er is geen andere, voor de Eén wat zal je vertellen. Misjna 8: De tien verborgen sfirot, houdt je mond van het spreken tegen, van gedachten aan Hem in je hart. Indien te bespreken streeft je mond, te denken [streeft] je hart, bezin je, zoals de profeet Jechezkel [zei]: "Dieren lopen, keren terug, en daarop is hun verbond gevestigd". Misjna 9: De tien sfirot, die de Geest van de Meester van het Leven verbergen, gezegend en de zegen gevend is de naam van de Eeuwig Levende, de stem, de geest, de spraak en Hij [is] de Roeach ha-Kodesj (Roeach – Geest, ha-Kodesj – de Heilige – vert.) Misjna 10: Twee geesten uit de geest, in hem drukte Hij af en hieuw uit de tweeëntwintig fundamentele letters, de drie aartsmoeders, de zeven dubbele en twaalf eenvoudige, één geest komt uit hen. Misjna 11: De drie wateren uit de vind, in hen drukte Hij af en hieuw uit de tweeëntwintig letters uit de chaos en leegte, leem en zand prentte Hij als ligatuur in, hieuw als een muur rondom hen uit. Misjna 12: De vier, het vuur uit water prentte Hij in en hieuw in hem de Troon der Eer uit: Serafiem, Ofaniem, de Heilige Dieren en Dienstdoende Engelen. Uit de drie ervan stichtte Hij de plaats van zijn Verblijf, zoals is gezegd: "Hij maakt van de zijne tot Geesten, Zijn dienaren is het verbrandende vuur". Misjna 13: Hij koos de drie eenvoudige letters door het geheim van de "Drie Aartsmoeders": Alef, Mem, Sjin. Hij bevestigde ze in Zijn grote naam, drukte met hen de zes zijden af. Als de vijfde verzegelde Hij de hoogte. Hij richtte zich tot de hoogte en verzegelde [die] in de naam joed-hej-vav. Als de zesde verzegelde Hij de laagte. Hij richtte zich naar [de ruimte] beneden en verzegelde [die] in de naam hej-joed-vav. Als de zevende verzegelde Hij in het Oosten. Hij wendde zich voor hem en verzegelde [hem] in de naam joed-vav-hej. Als de achtste verzegelde Hij het Westen. Hij wendde zich achter hem en verzegelde [die] in de naam vav-hej-joed. Als de negende verzegelde Hij het Zuiden. Hij richtte zich tot zijn rechte zijde en verzegelde [die] in de naam joed-vav-hej. Als de tiende verzegelde Hij het Noorden. Hij richtte zich tot zijn linke zijde en verzegelde [die] met de letters hej-vav-joed. Misjna 14: Dat zijn de tien afhoudende sfirot. Doch de Geest is één van de Meerster des Levens, de Geest is uit de Geest, het Water is uit de Geest, het Vuur is uit het Water, de Hoogte en de Laagte, het Oosten en het Westen, het Noorden en het Zuiden.
110
Scriptie Kiefer 1988
Für Chlebnikow 1984 - 86
111
Scriptie Kiefer 1988
Velimir Chlebnikov In 1885 geboren, nabij de Kaspische Zee, daar, waar Russen, Kozakken en Mongoolse stammen door elkaar woonden. (Chlebnikov heeft derhalve zijn literatuur als supranationale Eurazische cultuur genoemd.) Studeerde Wiskunde, biologie en vergelijkende taalwetenschappen. was verbaal zeer begaafd, had een grote fantasie, een grote passie voor getallen, vogelgeluiden, mythologie en taalstructuren. Sloot zich in Petersburg aan bij de "Futuristen " Praten met Chlebnikov was iets ondenkbaars. Rechtop gezeten in zijn stoel, bewogen zijn lippen voortdurend, om geluidloos te mompelen. Alleen op concrete dingen en vragen reageerde hij. De indruk van onbeweeglijkheid. ontstond vooral door de stramme houding van zijn hoofd en zijn nek. Op 58-jarige leeftijd overleed hij in 1922 Chlebnikovs experimenten berustten op een combinatie van rationele theorie en artistieke expressie. Het uitgangspunt werd geleverd door twee 'ontdekkingen', die, volgens hem, voor de toekomst van de mensheid even belangrijk zijn als de niet-Euclidische meetkunde: de 'sterrentaal‘ en de ‘tabellen van het lot'. Chlebnikov meende dat achter de chaos van alle tegenwoordige talen een universeel oersysteem verborgen ligt. Door lijsten op te stellen van Russische woorden die allemaal met dezelfde klank beginnen, probeerde hij de oerbetekenis van de klank te achterhalen. Zijn inventiviteit in het 'rijmen' van de meest uiteenlopende woordbetekenissen is onuitputtelijk en de commentaren die hij geeft bij zijn alfabetische lijsten horen tot het meest adembenemende proza dat in het Russisch geschreven is. Hij nam aan dat de klank-betekenissen, die hij op deze manier ‘vond’ en die hij herleide tot geometrische verhoudingen van punten, lijnen en vlakken, voor de hele mensheid golden en de basis zouden kunnen worden voor een universele taal, een sterrentaal die in de natuur zelf besloten ligt. Bobeobi zongen de lippen, beëomi zongen blikken, piëëo zongen wenkbrauwen, liëëëj zongen de omtrekken, gzi-gzi-gzeo zong de ketting. Zo leefde het linnen van bepaalde overeenstemmingen buiten de ruimte het gezicht. In dit gedicht wordt een visuele indruk, de vormen van het gezicht; weergegeven door corresponderende klankpatronen.
112
Scriptie Kiefer 1988
Nog meer dan door klanken was Chlebnikov gefascineerd door getallen, “We kunnen iedere handeling en ieder beeld aanduiden met een getal en met elkaar spreken door dit getal op het glas van een gloeilamp te laten verschijnen. Zo zal de menselijke geest worden bevrijd van zinloze energieverspilling in alledaagse gesprekken." Na jarenlang rekenwerk en vergelijking van historische en biografische data, kwam Chlebnikov tot de ontdekking dat de eeuwige afwisselingen van gebeurtenissen gebaseerd is op de rekenkundige formule 365 + of - 48(n). De afleiding van deze 'oerwet van het lot' leveren de sleutel tot de juiste interpretatie van bijvoorbeeld de tijdsafstand tussen belangrijke veldslagen, de ineenstorting van grote rijken, maar ook fasen van iemand liefde leven en zijn humeur. Voor de ineenstorting van rijken kwam Chlebnikov op het getal 1383 = (365 + 48.2)3. In 1912 kwam hij tot de volgende voorspelling : "In 554 werd het rijk van de Vandalen onderworpen. Moeten wij dan niet verwachten dat in 1917 een grote staat ten val zal komen?" (Op 31 dec. 1915 wachtte Chlebnikov tevergeefs op een grote zeeslag.)
Tijd is volgens Chlebnikov een straalbeweging die overeenkomstig de bovengenoemde formule opereert. De ontdekking van de 'noodlots-wetten' zal het in de toekomst mogelijk maken deze straal met behulp van lenzen en reflectoren naar believen ombuigen en de mensheid daarmee te bevrijden van de eeuwige wederkomst van rampen en geweld.
Het doet me veel meer plezier Naar de sterren te kijken Dan een doodvonnis te ondertekenen. Het doet me veel meer plezier Te luisteren naar de stemmen van bloemen Die fluisteren ‘dat is hem’ Als ik door een tuin wandel, Dan geweren te zien Die de mensen doden die Mij willen doden.
113
Scriptie Kiefer 1988
Ik en Rusland Rusland heeft miljoenen de vrijheid gegeven. Heel sympathiek! Men zal er nog eeuwen van spreken. Ik heb mijn hemd uitgetrokken En iedere spiegelende wolkenkrabber van mijn haar, Iedere spleet Van mijn lichaamsstad Hing zijn tapijten en katoenen kleden uit het raam. Mannen en vrouwen, Burgers van mijn Ik-staat Verdrongen zich aan de vensters van mijn duizendvensterige lokken, Olga's en Igors Keken uit eigen verlangen, Blij om het zonlicht, door mijn huid. De hemdgevangenis was gevallen! Ik trok gewoon mijn hemd uit En gaf de zon aan de volkeren van mijn Ik! Ik stond naakt aan de oever van de zee. Zo schonk ik de volkeren de vrijheid, De zonnebrandscharen. Chlebnikov Vertaald door Kees Verheul, Hollands Maandblad Jaargang 1973 Das Heupferdchen
Der GrashUpfer
Flügelchend mit dem Goldbrief aus feinstem Faserwerk, packte das Heupferdchen seinen Wanst korbvoll mit Ufernem: Schilfen und Gräsern. Pinj, pinj, pinj! pardauzte die Roszpappel. O schwanings. O aufscheinl
flüxelnd mitz goldgekrixel miniminz ädergesticks drüxt gratzhüpfer in sein bauchs büxel schilpf und anzer uferblipf pfilpf, pfilpf, pfilpf! Schimpfelt zinziver beschwan beschwampf kompf her! kompf her!
Chelebnikow vertaald door Paul Celan.
Chelebnikow vertaald door Ernst Jandl
Twee artikelen Piet Grijs in De Volkskrant 1986 07 25 ‘Eén plus dwee = trie Charles B. Timmer in Vrij Nederland 1986 09 13 ‘Bezwering door vertalen’ Artikel William Rothuizen Vrij Nederland 1986 12 13 ‘Ik zie het Derde Rijk als mijn eigen recente verleden ook al ben ik in 1945 geboren’.
114
Scriptie Kiefer 1988
Lijst van gehanteerde literatuur en naslagwerken: Catalogus A. Kiefer 'Bilder 1986 -l98O' Stedelijk Museum Amsterdam. Kataloges A. Kiefer Düsseldorf 1984. Grote Winkler Prins. Das Große Hausbuch der deutsche Dichtung. Kunst in Beeld Byzantium. Oude -en nieuwe Testament. Rabbi Akiva Ben Joseph Het Boek der Schepping, Sepher Yetzirah, met introductie van A. E. Waite. Paul Celan Ausgewählte Gedichte. Paul Celan Mohn und Gedächtnis. Dr. E. M. Th. De Liagre Böhl Het Gilgamesj Epos. J. H. Eekhout Gilgamesj. R. H. Fuchs Brief aan J. Joyce, uit cat. Düsseldorf. Betty van Garrel Cultureel supplement NRC-H.blad. Walter Grasskamp Gespräch mit den Künstlern, in Ursprung und Vision, neue deutsche Malerei. Piet Grijs artikel in de Volkskrant 25 07 ‘86 _ Jaap ter Haar Grote Sagen van de donkere Middeleeuwen. G. J. Hoenderdaal Gods Buikspreker in Hervormd Nederland, Verlossingsleer Van H.Wagner. Fritz Koberg Lieder und Eaten, deutsche Volks Geschichte im deutschen Volkslied. Dan Lindholm Godenverhalen uit de Edda. André Peters Goud uit oude Legenden. Robert Rosenblum Modern Painting and the northern romantic Tradition, Friedrich to Rothko. William Rothuizen Vrij Nederland 13 12 ‘86. Wilhelm Rulanu De schoonste Sagen van den Rijn. Hans Strelock Egypte, Cantecleer kunst- reisgidsen Gh. B. Timmer Vrij Nederland 13 09 '86 Paul Vanderschaeghe inleiding in Paul Celan, De bloeiende Steen Kees Verheul Verlaat Debuut. Michael Weitzman Ebla Syrië, bakermat van de aardsvaders. Chaim Bermant en Michael Weitzman. Stielers Hand Atlas,Gotha Justus Fertus 1925, Ik wil graag de Rijksinformatiedienst Oorlogsdocumentatie te Amsterdam en museum Boymans van Beuningen te Rotterdam bedanken voor hun medewerking, De meeste tijd besteed aan dit werk heb ik in de Openbare Bibliotheek te ’sGravenhage, waar ik meermaals terzijde gestaan ben door de daar werkende mensen. Een aparte dank voor dezen.
115