Screeningsinstrument voor laaggeletterdheid: voorstudie
In opdracht van het Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming
Screeningsinstrument voor laaggeletterdheid: voorstudie
Joke Drijkoningen Henk Kuijper Lucia Luyten Tineke Padmos Mie Sterckx Laura van Hofwegen Promotor: Machteld Verhelst Co-promotor: Heidi De Niel
September 2009
In opdracht van het Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming Project Strategisch Onderwijs- en Vormingsbeleid
Colofon © 2009 Centrum voor Taal en Onderwijs en Cito Auteurs: Joke Drijkoningen, Henk Kuijper, Lucia Luyten, Tineke Padmos, Mie Sterckx en Laura van Hofwegen Promotoren: Machteld Verhelst en Heidi De Niel In opdracht van het Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming Project Strategisch Onderwijs- en Vormingsbeleid
Inhoud
TEN GELEIDE
5
1 INLEIDING 1.1 Achtergrond 1.2 Opdracht
7 7 8
2 WERKWIJZE
11
3
TOETSONTWIKKELING 3.1 Referentiekader 3.2 Toetscriteria 3.3 Afnamemodaliteiten 3.4 Opzet instrumentarium 3.5 Ontwikkeling proefversie indicator 3.6 Ontwikkeling subscreening
15 15 33 34 36 39 41
4
PILOOTAFNAMES 4.1 Doel 4.2 Uitvoering 4.3 Resultaten indicator 4.4 Resultaten subscreening
51 51 51 52 57
5 CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN
69
BIJLAGEN
73
BIBLIOGRAFIE
143
TEN GELEIDE
Dit project kadert in het Plan Geletterdheid Verhogen van de Vlaamse regering. Het werd uitgevoerd in opdracht en met steun van het Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming van de Vlaamse Gemeenschap, Project Strategisch Onderwijs- en Vormingsbeleid. De uitvoering gebeurde door het Centrum voor Taal en Onderwijs (K.U.Leuven) en het Cito (Nederland). We willen iedereen bedanken die aan dit project heeft meegewerkt, in het bijzonder Sara Jonkers voor haar bijdrage aan het referentiekader, Matthias Vienne en de VDAB-consulenten voor de tijd die zij gemaakt hebben voor gesprekken, observaties en pilots. Ook de expertgroep die zich mee gebogen heeft over de toetsitems willen we bedanken. Dit waren: Tine Baert (CBE Roeselare), Inge de Meyer (UGent), Greta Gilles (CBE Gent), Judith Goris (VDAB/CBE Leuven), Sara Gysen (K.U.Leuven), Jan Meers (Dep. Onderwijs en Vorming), Hilde Vanderheyden (Dep. Onderwijs en Vorming, Entiteit Curriculum), Heleen Van Nuffel (CTO) en Ingrid Wollants (VDAB/CBE Leuven). Tot slot willen we hier zeker ook de leden van de stuurgroep vermelden die dit project mee hebben gedragen: Tine Baert (Federatie van de centra voor Basiseducatie), Emmanuelle Bernolet (VDAB), Luc Bogaerts (Dep. Onderwijs en Vorming, Entiteit Curriculum), Lieselotte Bommerez (Dep. Werk en Sociale Economie, Afd. werkgelegenheidsbeleid, Beleidscel LLL), Carole Castelein (VDAB), Yannick de Cocquéau (VDAB), Nadine De Coster (VDAB), Anton Derks (Dep. Onderwijs en Vorming), Carlo De Smedt (VDAB), Luc Neyens (Syntra Vlaanderen), Chama Rhellam (Dep. Onderwijs en Vorming), Micheline Scheys (Dep. Onderwijs en Vorming), Inge Schuurmans (Inspectie VWO), Nicole Speleers (Dep. Onderwijs en Vorming), Andy Thoelen (Dep. Onderwijs en Vorming), Luc Van De Poele (UGent) en Hugo Verdurmen (projectleider Plan Geletterdheid – Ministerie van Onderwijs en Vorming).
5
Inleiding
1
INLEIDING
Het rapport dat hier voorligt, beschrijft de fasen in de ontwikkeling van een mogelijk screeningsinstrument voor laaggeletterdheid voor werkzoekenden en werklozen die zich aandienen bij VDAB voor trajectbegeleiding. Het betreft een voorstudie waarin een eerste versie van het instrument ontwikkeld en uitgetest werd. 1.1
Achtergrond
In het geletterdheidsdiscours wordt men steevast met de cijfers uit het IALS-onderzoek (OECD & Canada, 2000) geconfronteerd: ‘15% à 18 % van de Vlaamse volwassen bevolking beschikt niet over de noodzakelijke geletterdheid om te kunnen functioneren in de maatschappij.’ Met andere woorden, 1 op 6 à 7 volwassenen in Vlaanderen is onvoldoende vaardig om met schriftelijke informatie om te gaan om adequaat te kunnen functioneren in onze maatschappij. Het Plan Geletterdheid Verhogen, goedgekeurd in 2005 door de Vlaamse regering, bindt de strijd aan met de laaggeletterdheid in Vlaanderen (Vlaamse regering, 2005a). In de operationalisering ervan is één van de acties de ontwikkeling van een breed screeningsinstrument (Vlaamse regering, 2005b). Detectie van de geletterdheidsproblematiek is immers de eerste stap in de aanpak ervan. Geletterdheid Om geletterdheid te kunnen screenen is het belangrijk om goed in kaart te brengen wat geletterdheid concreet betekent. Uit het voorgaande lijkt (laag)geletterdheid eenvoudig te definiëren, namelijk het al dan niet kunnen omgaan met schriftelijke informatie om in de maatschappij te kunnen functioneren. Toch schuilt er achter dit begrip een veel complexere realiteit. We kunnen ons niet alleen de vraag stellen over welke soorten tekst en welk medium het gaat, maar ook over welke vaardigheden en hoe vlot die vaardigheden gebruikt dienen te worden. Tekstsoorten kunnen gaan van korte instructies tot complexe handleidingen, van eenvoudige kattebelletjes tot formele brieven. Ze kunnen evenzeer betrekking hebben op cijfers in plaats van op tekst, bijvoorbeeld een overschrijving of een inventaris. Daarnaast worden er ook verschillende vaardigheden aangesproken. Deze zijn enerzijds afhankelijk wat je met de tekst moet doen, namelijk lezen, schrijven en/ of rekenen, en anderzijds ook afhankelijk van het medium waarop deze tekst verschijnt. Is dit een computer of machine, dan zijn ook digitale vaardigheden vereist. Ten slotte moeten ook de vlotheid en het verwerkingsniveau van de vaardigheden gedefinieerd worden. Cruciaal in het verfijnen van al deze aspecten is de persoon en de context. De omschrijving ‘om in de maatschappij te kunnen functioneren’ impliceert dit reeds. Wat dat functioneren is, is immers groepsof individuafhankelijk en wordt ook bepaald door de context waarin deze groep of dit individu moet kunnen functioneren. Voor een thuisblijvende moeder met kinderen bijvoorbeeld zal geletterd zijn iets anders betekenen dan voor een fabrieksarbeider. Zij worden immers beiden met andere taken en dus ook met andere schriftelijke informatie geconfronteerd. Bij detectie van laaggeletterdheid zal dus eerst de doelgroep en de context duidelijk afgebakend moeten worden om vervolgens het algemene begrip geletterdheid te vertalen naar concrete geletterdheidsdoelen (vaardigheden, tekstsoorten, verwerkingsniveau, …). In de opdracht werd de doelgroep reeds omschreven, namelijk de groep van werkloze en werkzoekende volwassenen die zich aanmelden bij VDAB voor trajectbegeleiding in hun zoektocht naar werk. De link tussen werkloosheid en geletterdheid is door een aantal onderzoeken reeds aangetoond (OECD & Canada, 2000; Van Damme et al, 1997; Houtkoop, 1999). Werklozen zijn een risicogroep voor laaggeletterdheid. Niet alleen heeft dit een impact op de arbeidsmarkt, ook het individu en de samenleving als geheel ondervinden de negatieve gevolgen van laaggeletterdheid (Groot & van den Brink). Het is dus belangrijk om de werklozen met een geletterdheidsrisico kansen
7
Inleiding te bieden om het geletterdheidsprobleem aan te pakken. Het opsporen van de mensen met een geletterdheidsrisico binnen deze groep is dan de eerste stap. Het gaat echter niet om alle werklozen en werkzoekenden, maar wel om diegene die zich aanbieden bij VDAB voor een traject. De context waarin zij geletterd moeten zijn, is de werk- of opleidingscontext. Dit laatste is afhankelijk van wat de trajectbegeleiding aanbeveelt. Deze verenging van de doelgroep is nodig om de context te kunnen afbakenen, wat dan weer noodzakelijk is om de geletterdheidsdoelen te kunnen verfijnen. Screenen1 Een screening, of detectie, geeft een indicatie van een bepaalde toestand. De screening evalueert (al dan niet uitgelokt) gedrag en prestaties tegenover een vooraf bepaalde ondergrens (of -grenzen). In het geval van voorliggend onderzoek, gaat het om de evaluatie van geletterdheid bij de hierboven beschreven doelgroep. Screening moet met de nodige omzichtigheid gebruikt worden, zeker in het geval van mensen met een geletterdheidsrisico. Het gaat immers om een kwetsbare groep die zich uit schaamte vaak verschuilt. Screenen kan dan tot het ongewenste effect van bedreiging en stigmatisering leiden waardoor de groep nog moeilijker te bereiken en te ondersteunen wordt. Daarom is het belangrijk om zowel de plaats en het tijdstip van screenen als de manier waarop, te bepalen en te variëren in functie van de te screenen groep. Tijdstip en plaats van screenen worden in sterke mate bepaald door de bereikbaarheid van de doelgroep en het doel van de screening. Eerst en vooral moet de doelgroep ergens aangesproken kunnen worden. Dit kan een organisatie zijn zoals de verenigingen waar armen het woord nemen of een instantie zoals VDAB of OCMW. Als screenen gebeurt met het oog op de verhoging van de geletterdheidscompetenties van individuen, gebeurt dit best op moment dat mensen zich ergens aandienen voor een verandering of voor het begin van een ‘traject’. Op die manier kunnen de bevindingen uit de screening opgevolgd worden, kan de screening haar functionaliteit vervullen. D’hertefelt et al (2007) stellen ook dat screening van geletterdheid best ingebed zit in bestaande trajecten of een bestaand aanbod. Op die manier wordt de screening niet ervaren als iets geïsoleerd of vreemds en is er bovendien een betere opvolging mogelijk. Er zijn veel manieren om te screenen: toetsen, proxymeting, observaties, … of een combinatie daarvan. De keuze van de manier van screening zal sterk afhangen van de setting en de doelgroep. Net zoals geletterdheid vertaald moet worden naar een afgebakende doelgroep, is ook de manier van screenen afhankelijk van die doelgroep en de plaats van de screening. Bijvoorbeeld: in een informele setting (zoals buurtwerk, hulpverlening, …) zullen toetsen onnatuurlijk en bedreigend overkomen, terwijl dat in een formele setting (zoals VDAB, scholen, ….) veel minder het geval zal zijn. Ook laaggeschoolden met een negatieve schoolervaring zullen veel meer aversie vertonen ten aanzien van toetsen dan hogeropgeleiden. Dit zal niet alleen effect hebben op het welbevinden en het zelfbeeld van de gescreende, maar ook op de resultaten van de screening. 1.2
Opdracht
De voorafgaande keuzes werden vertaald in een opdracht tot het ontwikkelen van een screeningsinstrument voor werkloze en werkzoekende volwassenen die zich bij VDAB aanmelden voor trajectbegeleiding. Zoals hierboven is aangegeven, is de noodzakelijke doelgroepbepaling in de opdracht dus reeds opgenomen. Tegelijkertijd is VDAB de poort waar langs de doelgroep te bereiken is. Ook de manier van screenen is in de opdracht vastgelegd en houdt rekening met de aanbevelingen in verband met screenen: screenen gebeurt aan het begin van het traject, er wordt op verschillende manieren gescreend, screenen moet een verdere opvolging en ondersteuning van geletterdheids1
We baseren ons hier op de conclusies en aanbevelingen uit D’hertefelt et al, 2007.
8
Inleiding problemen mogelijk maken. De opdracht bepaalt daarom dat het screeningsinstrument moet bestaan uit een indicator en een subscreening, en dit op de volgende deeldomeinen van geletterdheid: taal, rekenen en ICT. De indicator moet een eerste detectie van mensen met een geletterdheidsrisico mogelijk maken. De indicator wordt ingebed in het intakegesprek. Op die manier wordt de screening gelinkt aan het begin van het traject van de werkzoekende. Tegelijk kan de afname zo natuurlijk mogelijk en minst bedreigend verlopen. De indicator moet drie groepen onderscheiden: 1. de ongeletterden (voor wie verdere subscreening niet relevant is en voor wie op dat moment duidelijk is dat een alfabetiseringstraject moet worden uitgestippeld) 2. de potentieel laaggeletterden: mensen met een geletterdheidsrisico 3. de personen die reeds voldoende geletterd zijn om te functioneren in een beroepsopleiding of werkcontext De subscreening moet verdere opvolging en ondersteuning van de mensen met een geletterdheidsrisico mogelijk maken. Alleen de mensen die uit de indicator als potentieel laaggeletterd komen, worden onderworpen aan de subscreening. De subscreening zal bestaan uit toetsen op vlak van ICT, taal en rekenen en moet nauwkeuriger in kaart brengen waar de lacunes zich precies bevinden op de drie domeinen. Enkel op die manier is diepgaandere informatieverzameling voor verdere opvolging mogelijk. Vooraleer over te gaan tot de ontwikkeling van nieuwe instrumenten is het zinvol te onderzoeken in hoeverre andere kunnen gebruikt worden. Er werd door de opdrachtgever gevraagd om de instrumenten en methodieken van het Cito te onderzoeken op hun bruikbaarheid en inzetbaarheid voor dit screeningsinstrument laaggeletterdheid. Zoals in het punt over geletterdheid al werd aangehaald, is een vertaling van geletterdheid naar de doelgroep toe noodzakelijk. Het vormt immers de kapstok voor de inhoud van de instrumenten. Daarom werd er eerst tijd voorzien om een referentiekader met geletterdheidsdoelen uit te werken voor de voorgestelde doelgroep. Meer uitleg over de concrete werkwijze wordt in het volgende hoofdstuk gegeven. Verder wordt in dit rapport de ontwikkeling van het referentiekader en van de instrumenten beschreven (hoofdstuk 3). In hoofdstuk 4 wordt verslag gedaan van de pilootafnames van de indicator en de subscreening en van de resultaten en de gevolgen ervan voor de uitgeteste instrumenten. Tot slot worden in hoofdstuk 5 de conclusies en aanbevelingen geformuleerd.
9
Werkwijze
2
WERKWIJZE
Om een betrouwbaar en bruikbaar screeningsinstrument te ontwikkelen is een gedegen vooronderzoek noodzakelijk. De eerste stap is de definitie van de doelgroep en het vastleggen van de te toetsen vaardigheden in een referentiekader. Vervolgens moeten de toetscriteria en de afnamemodaliteiten worden bepaald. Na dit vooronderzoek kan de proefversie ontwikkeld en gepilot worden. Op basis van de resultaten van de pilot kan ten slotte worden vastgesteld welke onderzoeks- en ontwikkelingsstappen nodig zijn voor het vervolgproject. Al deze fases worden in dit hoofdstuk kort beschreven. Ook de besluitvorming van de stuurgroep die het project opvolgde en zonodig bijstuurde komt aan de orde. Verfijning doelgroep De eerste vraag bij het ontwikkelen van een screeningsinstrument is wie men wenst te screenen. In de projectoproep werd al vastgelegd welke doelgroep werd beoogd, namelijk werkloze en werkzoekende volwassenen die zich bij VDAB aanmelden voor trajectbegeleiding. Gaandeweg het project bleek echter dat deze doelgroep nog verder moest worden verfijnd. Hierbij werden twee criteria gehanteerd: de gevolgde opleiding en de taalachtergrond van de klant. Aanvankelijk was het de bedoeling om iedereen te screenen die geen diploma ASO heeft. Zo zou er niemand door de mazen van het net kunnen glippen. De stuurgroep oordeelde in de vergadering van 10 maart 2009 echter dat deze groep te ruim is en wijzigde de norm in 'iedereen die geen diploma TSO heeft'. Een eerste argument hiervoor was dat het TSO net als het ASO vrije toegang biedt tot alle vormen van hoger onderwijs en dat men dus mag aannemen dat leerlingen met een TSO-diploma niet laaggeletterd zijn. Een tweede argument was dat de norm diploma ASO de consulenten van de VDAB te zwaar zou belasten, omdat zij dan te veel mensen zouden moeten screenen. Daarnaast kwam de vraag aan de orde hoe men buitenlandse diploma’s moet beoordelen. Op de stuurgroep van 30 maart 2009 werd beslist om alle personen met een buitenlands diploma die niet beschikken over een diploma hoger onderwijs, te screenen. Een uitzondering hierop werd gemaakt voor klanten met de Nederlandse nationaliteit. Wat betreft taalachtergrond van de klanten werd aanvankelijk afgesproken dat de klanten aanspreekbaar moeten zijn in het Nederlands. Bij de eerste proefafname van een subscreening bleek echter dat deze norm te vaag is. Daarom werd na overleg met de VDAB afgesproken dat mensen die begeleiding krijgen of hebben gekregen van een NODO-instructeur (Nederlands op de werkvloer) of die een NT2-opleiding hebben gevolgd, niet worden gescreend. Opstellen referentiekader Om met de ontwikkeling van een screeningsinstrument van start te kunnen gaan, werd op basis van een literatuurstudie een inhoudelijk referentiekader opgesteld dat als richtsnoer moest dienen voor het bepalen van de inhoud van de toetsen. De centrale vraag waarop dit referentiekader een antwoord moest bieden is: welke geletterdheid wordt er van de doelgroep verwacht? Het referentiekader beschrijft de verschillende geletterdheidstaken die werkloze en werkzoekende volwassenen uit moeten kunnen voeren om een beroepsopleiding van de VDAB optimaal te kunnen volgen en om optimaal te kunnen functioneren in een job. Dit referentiekader werd in twee vergaderingen voorgelegd aan de stuurgroep en op 30 maart 2009 formeel goedgekeurd. Het referentiekader diende als basis voor de ontwikkeling van de indicator, de selectie van toetsitems uit bestaande toetsen voor de subscreening en de constructie van nieuwe toetsitems.
11
Werkwijze Opstellen toetscriteria Een derde stap in het project was het oplijsten en concretiseren van de kenmerken waaraan de indicator en de subscreening moesten voldoen. Op basis van de twee haalbaarheidsstudies van D’hertefelt et al (2007) en Colpin et al (2006) werden de criteria vastgelegd voor validiteit, betrouwbaarheid, efficiëntie, directe meting en objectiviteit. Deze werden door de stuurgroep op 30 maart formeel goedgekeurd. Vastleggen afnamemodaliteiten In een vierde stap werden de afnamemodaliteiten vastgelegd. Daarbij werd vooral aandacht besteed aan vormelijke en organisatorische aspecten waarmee rekening gehouden moest worden. Om de afnamemodaliteiten te bepalen, zijn er gesprekken gevoerd met VDAB-betrokkenen en werden er observaties gedaan. De projectmedewerkers woonden een twintigtal intakegesprekken bij in de competentiecentra van Haasrode en Vilvoorde, in het oriëntatiecentrum in Antwerpen, in de Werkwinkel in Asse en bij de Arbeidsbemiddeling in Leuven. Deze observaties hadden als doel een zicht te krijgen op de doelgroep en op het verloop van een intakegesprek. Dit laatste was heel belangrijk voor de indicator, omdat op die manier duidelijk werd welke toetstaken bij een intakegesprek zo natuurlijk mogelijk konden worden ingepast. Ook voor de ontwikkeling van de subscreening was het nodig om de doelgroep beter te leren kennen en te weten te komen hoe het er precies in de competentiecentra aan toe gaat. Er moest onder meer bepaald worden door wie en wanneer de toets moest afgenomen worden en hoe lang de toets mocht zijn. Met de VDAB werd overlegd wat er haalbaar zou zijn in álle centra, aangezien de intake in de verschillende centra niet steeds eenvormig gebeurt. Vastgesteld werd dat er voor de indicator niet in alle gevallen gebruik gemaakt kan worden van een ICT-toets via 'Mijn VDAB'. Niet overal in de werkwinkels zijn er namelijk computers beschikbaar zijn en een deel van de klanten vult 'Mijn VDAB' reeds thuis in. Daarom is er beslist om voor het ICT-onderdeel ofwel gebruik te maken van 'Mijn VDAB' ofwel van proxy-vragen, waarbij de klant gevraagd wordt naar zijn ervaring met computers. Ook voor de subscreening is de aanwezigheid van voldoende computers een noodzakelijke voorwaarde om ICT-vaardigheden te kunnen testen. Om redenen die in paragraaf 2.6 van het rapport worden toegelicht, zijn er bij de proefversie van de subscreening nog geen ICT-taken opgenomen. Ontwikkeling indicator In een volgende fase werd er een eerste versie van de indicator ontwikkeld op basis van de afnamemodaliteiten en de toetscriteria. De indicator bestaat uit 5 taken die gelinkt zijn aan de intakeleidraad voor VDAB-consulenten. Voor de consulent werd een handleiding opgesteld met instructies voor de afname. Zo is er bij elke taak een inleiding voorzien die de consulent helpt om de verschillende delen van de indicator op een natuurlijke manier in te bedden in het intakegesprek. Om elke toetsafname op een gelijkaardige manier te laten verlopen, werden in de handleiding ook de vragen geformuleerd die de consulent per taak moet stellen. Er werd ten slotte een scoreformulier opgesteld, waarop de consulent snel een score kan toekennen aan de klant. Het opzet van de proefversie van de indicator werd op 5 mei 2009 beoordeeld door de leden van de stuurgroep. De opmerkingen van de stuurgroep werden verwerkt bij de verdere ontwikkeling van de proefversie. Ontwikkeling subscreening Het was in dit vooronderzoek niet de bedoeling om aan het eind van het project al een volledig instrument voor de subscreening gereed te hebben. Er moest wel in kaart gebracht worden welke van de bestaande Cito-testen bruikbaar zijn in de Vlaamse context. Indien nodig moesten er nieuwe
12
Werkwijze voorbeeldopgaven ontwikkeld worden. Er werden 219 bestaande toetsitems van het Cito gescreend op hun bruikbaarheid voor de subscreening. Daarbij werd rekening gehouden met de vooraf vastgelegde toetscriteria. Het Cito- en het CTO-team maakten een eerste selectie van mogelijk bruikbare reken-, lees- en schrijftaken en legden deze voor aan een expertengroep. ICT-taken werden niet geselecteerd, omdat er nog geen beslissingen waren genomen over de vormgeving van deze component en omdat er op het Cito geen opgaven beschikbaar waren die direct gebruikt konden worden. De expertengroep, met mensen uit de basiseducatie, het Vlaams ministerie van Onderwijs en vorming, de K.U.Leuven en de UGent, gaven op basis van het referentiekader, de toetscriteria en eigen ervaring hun oordeel over eventuele bruikbaarheid of aanpasbaarheid van de bestaande items voor de subscreening. Na de vergadering met de expertengroep werd er een plan van aanpak opgesteld. Daarbij werd rekening gehouden met verschillende factoren: de toets moest voldoende items hebben om een vaardigheid te toetsen, moest uitsluitsel geven over het geletterdheidsniveau van de klant, maar mocht ook niet te lang zijn. De items moesten voldoende gespreid worden over de verschillende doelen uit het referentiekader. Op basis van het oordeel van de expertengroep werden bruikbare of aanpasbare items geselecteerd. Het bleek dat weinig items zomaar konden worden overgenomen. De meeste items moesten worden aangepast. Voor rekenen werd ook een aantal nieuwe items aangemaakt. Er werd bij de keuze van de items voor gekozen om een zo goed mogelijke spreiding over de verschillende doelen van het referentiekader te krijgen. De nieuwe en herwerkte items werden gebundeld in 2 toetsboekjes. Pilot en aanpassing indicator De proefversie van de indicator werd gepilot bij 17 proefpersonen. Deze proefpersonen waren laaggeschoolde werkzoekenden die zich in juni bij VDAB aanmeldden. Oorspronkelijk was het de bedoeling om een vijftigtal gesprekken bij te wonen, maar om praktische redenen bleek dit niet haalbaar. Deze pilot had als bedoeling om de volgende zaken na te gaan: de gebruiksvriendelijkheid, tijdsinvestering, geschiktheid voor de doelgroep, hanteerbaarheid door consulenten, duidelijkheid van handleiding en scoreformulier en de algemene reactie van de gescreenden op de taken. Op basis van deze bevindingen werd er een nieuwe, herwerkte versie van de indicator gemaakt. Pilot subscreening De pilot van de subscreening werd uitgevoerd bij 80 proefpersonen. Deze proefpersonen waren laaggeschoolde werkzoekenden die op het moment van de afname een opleiding aan het volgen waren in een competentiecentrum van de VDAB. Deze pilot was bedoeld om de gebruiksvriendelijkheid van de toets in te schatten, de tijdsinvestering na te gaan, te beoordelen of de vorm voldoet voor de doelgroep en de algemene reactie van de gescreenden op de toetstaken (onder andere ook de motiverende waarde) te observeren. De scoring van de lees-, schrijf- en rekentoetsen gebeurde door medewerkers van het Cito en het CTO. Voor de scoring van de schrijftoetsen werd er naast een scoreformulier ook een beoordelingsmodel gemaakt, om de beoordeling zo objectief en betrouwbaar mogelijk te maken. Voor de lees- en rekentoetsen volstond een eenvoudig scoreformulier, omdat het telkens om multiple choice-vragen ging ofwel om rekenvragen met een eenduidig antwoord. Formuleren conclusies en aanbevelingen De laatste fase in project was de formulering van conclusies en aanbevelingen op basis van het vooronderzoek. Deze hebben betrekking op toetstechnische zaken, op de toetsmodaliteiten en op de organisatie en implementatie van een screeningsinstrument. Ten slotte werden de verder te zetten onderzoeks- en ontwikkelingsstappen voor het vervolgproject beschreven.
13
Toetsontwikkeling
3
TOETSONTWIKKELING
De toetsontwikkeling van het screeningsinstrument laaggeletterdheid houdt de ontwikkeling van een eerste versie van de indicator en van de subscreening in. Om tot de ontwikkeling te kunnen overgaan, moeten eerst een aantal zaken geconcretiseerd worden. Er is een omschrijving nodig van de doelen die getest moeten worden, het referentiekader. Toetseisen en toetsmodaliteiten moeten worden bepaald en het opzet van het instrumentarium moet helder zijn. 3.1
Referentiekader
Om de geletterdheid van een bepaalde doelgroep in kaart te kunnen brengen, is het noodzakelijk om te definiëren wat geletterdheid voor die doelgroep dan juist inhoudt. Hiervoor werd een referentiekader ontwikkeld. Dit referentiekader beschrijft de verschillende geletterdheidstaken die de doelgroep – werkloze en werkzoekende volwassenen – moet kunnen uitvoeren om een beroepsopleiding van de VDAB optimaal te kunnen volgen of om optimaal te kunnen functioneren in een job. 3.1.1 Opzet Het ontwikkelde referentiekader is niet hét referentiekader voor geletterdheid. Het zorgt voor een operationalisering van geletterdheid, namelijk een opsplitsing in verschillende geletterdheidstaken, voor een specifieke doelgroep in een specifieke context. Deze operationalisering is nodig om tot toetstonwikkeling te kunnen overgaan. Het referentiekader is dan ook het richtsnoer voor de verdere toetsontwikkeling. De screening, en in het verlengde hiervan ook het referentiekader, moet nadrukkelijk worden gezien als een instrument voor de verdere ontwikkeling van de doelgroep. Het mag dus niet worden ingezet om mensen uit te sluiten van een opleiding of job. 3.1.2 Niveaus en cesuren De screening die dit referentiekader beoogt, beperkt zich tot bovengenoemde doelgroep. De opdrachtgever heeft hiervoor de volgende niveaus vastgelegd: • het vereiste niveau voor het volgen van een beroepsopleiding van de VDAB is het eindniveau basisonderwijs • de bovengrens van de geletterdheidseisen voor de doelgroep ligt op het eindniveau eerste graad secundair onderwijs, dit komt globaal overeen met de eindtermen basiseducatie. Daarnaast vormt het niveau van de werkcontext een belangrijke toetssteen. Omdat de doelgroep van de screening zich uitstrekt over verschillende beroepssectoren is de algemene niveaubeschrijving in de Vlaamse Kwalificatiestructuur (VKS) hiervoor de meest aangewezen bron. De VKS was bij de opstelling van het referentiekader nog niet definitief goedgekeurd, maar Rita Dunon, een expert op dit terrein van het Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming, bevestigde dat er geen probleem was de niveaubeschrijvingen van de VKS in het kader van dit project reeds te gebruiken. Tijdens de loop van dit project werd het decreet betreffende de kwalificatiestructuur bekrachtigd (B.S.16/07/2009). De niveauomschrijvingen zijn daarin niet veranderd. Het referentiekader is dan ook onveranderd gebleven. Voor een beschrijving van de VKS-niveaus zie bijlage 1. Uitgaande van de bovenvermelde bovengrens komen alleen de twee laagste niveaus van de VKS in aanmerking: • niveau VKS 1; dit niveau wordt globaal gelijkgesteld met eindniveau basisonderwijs • niveau VKS 2; dit niveau wordt globaal gelijkgesteld met onder meer de eindtermen basiseducatie.
15
Toetsontwikkeling Aan de hand van deze gegevens kunnen twee functionele cesuren vastgelegd worden: • de grens voor een rechtstreekse toeleiding naar een beroepsopleiding VDAB of werk op het niveau VKS 1 (beide globaal gelijk te stellen met eindniveau basisonderwijs) • de grens voor een rechtstreekse toeleiding naar werk op het niveau VKS 2 (globaal gelijk te stellen met niveau eerste graad SO/eindtermen basiseducatie en tevens de bovengrens voor de doelgroep) Deze cesuren – en de opties voor wie deze al dan niet bereikt – zijn overzichtelijk in beeld gebracht in het stroomschema in paragraaf 3.4. 3.1.3 Geletterdheidsdomeinen De opdrachtgever heeft vier domeinen van geletterdheid vastgelegd die in de screening moeten worden getoetst: taal, gecijferdheid, ICT en mobiliteit. Die zijn als volgt verwerkt in het referentiekader: a)
Taal • beschrijving per VKS-niveau van de taken en de parameters • onderverdeeld in a) informatieverwerking/lezen en b) informatieproductie/schrijven • per taak aangegeven of deze op papier en/of digitaal moet worden uitgevoerd (het ‘medium’) Deze beschrijving is te vinden op pp. 19-23 (taken) en p.30 (parameters).
b)
Gecijferdheid • beschrijving per VKS-niveau van de taken en de parameters • onderverdeeld in a) getallen/hoeveelheden, maten, b) ruimte en vorm en c) data, tabellen en grafieken • per taak aangegeven of deze op papier en/of digitaal moet worden uitgevoerd (het ‘medium’) Deze beschrijving is te vinden op pp. 24-28 (taken) en pp. 31-32(parameters).
c)
Informatie- en communicatietechnologie ICT is een medium om de taken onder a en b uit te kunnen voeren. Voor ICT is daarom geen aparte beschrijving van taken en parameters voorzien. Omdat dit domein echter onafhankelijk van de andere domeinen moet kunnen worden getoetst, is wel een beschrijving van de ICTvaardigheden vereist die nodig zijn om de taken onder a en b uit te kunnen voeren: • beschrijving van de ICT-vaardigheden per VKS-niveau Deze beschrijving is te vinden op p. 29.
d)
Mobiliteit Mobiliteit is een context die specifieke geletterdheidstaken met zich meebrengt die zich zowel op het domein van taal als van gecijferdheid en ICT bevinden. Deze taken zijn dan ook opgenomen in de beschrijvingen onder a en b.
3.1.4 Werkwijze Voor de opstelling van het referentiekader was slechts een beperkte tijd beschikbaar. Daarom kon er geen behoefteonderzoek worden uitgevoerd en werden bestaande referentiekaders uit Vlaanderen en Nederland als basis gebruikt. Waar nodig werd dit aangevuld met voorbeelden van buiten het Nederlandstalige gebied. Daarbij werd de volgende werkwijze gevolgd:
16
Toetsontwikkeling
• De VKS-beschrijving werd gebruikt als richtsnoer voor de niveau-indeling. • In de verschillende referentiekaders werd per taak bekeken of deze relevant was in een werksituatie en op welk VKS-niveau de taak thuishoorde. • Bij elke taak werden voorbeelden gezocht die zowel representatief zijn voor de verschillende beroepssectoren als voor de verschillende rollen die werknemers op zich nemen (als werknemer en personeelslid). • Op basis van de beschrijving van de twee VKS-niveaus en de verzamelde taken konden per niveau de parameters worden vastgesteld. 3.1.5 Formulering van taken en parameters Er is gekozen voor de formulering van functionele taken. Voor het domein taal waren de doelen van het Leergebied Nederlands van de basiseducatie de belangrijkste inspiratiebron. Voor gecijferdheid bleken de doelen van basiseducatie minder geschikt omdat deze niet functioneel maar elementgericht geformuleerd zijn. Het Raamwerk rekenen/wiskunde voor het (v)mbo bood meer aanknopingspunten voor dit domein. De beschrijving van de parameters voor taal is gebaseerd op verschillende sterk verwante voorbeelden uit het Nederlandstalige taalgebied. Voor de parameters van gecijferdheid was het ALL Numeracy Framework (niveau 1, 2 en 3) de belangrijkste bron. In de bibliografie staat het overzicht van de gebruikte referentiekaders. Ter illustratie is in bijlage 2 voor de vier domeinen in beeld gebracht hoe de doelen van basiseducatie per VKS-niveau in het referentiekader verwerkt zijn. Uit dit overzicht wordt duidelijk dat sommige doelen op beide VKS-niveaus voorkomen, omdat ze met het oog op de werkcontext moesten worden uitgesplitst. De parameters bepalen immers het niveau van een taak en die hangen sterk samen met de eisen die het werk stelt. Andere doelen werden meer geïntegreerd (bijvoorbeeld de competentie wiskundige problemen oplossen). Louter educatieve doelen (bijvoorbeeld algebra) werden niet opgenomen, terwijl er zowel bij gecijferdheid als ICT meer aandacht uitgaat naar dataverwerking, tabellen en grafieken omdat die in alle beroepssectoren en -niveaus waar de doelgroep terecht kan komen van toenemend belang zijn. Ten slotte moet nog vermeld worden dat het referentiekader verloopt van de meest eenvoudige naar complexere taken. Daarnaast is het referentiekader cumulatief. Dat wil zeggen dat iemand op het werkniveau VKS 2 ook de taken van VKS 1 moet kunnen uitvoeren.
17
Toetsontwikkeling Concordantietabel In onderstaande tabel worden de twee VKS-niveaus gerelateerd aan een aantal van de gebruikte referentiekaders. De zigzaglijnen geven aan dat het gaat om een globale overeenkomst, niet om een exacte gelijkstelling. regulier onderwijs
basiseducatie
ERK
ALL*
Bohnenn et al, 2004
lezen en schrijven rekenen/ wiskunde ICT
lezen en schrijven rekenen/ wiskunde ICT mobiliteit
lezen en schrijven
rekenen/ wiskunde
lezen en schrijven
didactisch ijkpunt
A1 basisonderwijs MBE 46-54 BEWIS 01-05 BEICT 01-02 MBE 30
VKS 1
VKS 2
1e graad secundair
niveau 1 eerste maatschappelijk ijkpunt
A2
B1
niveau 2
tweede maatschappelijk ijkpunt
* Voor de taken van het referentiekader gecijferdheid was het Raamwerk rekenen/wiskunde voor het (v)mbo de belangrijkste inspiratiebron. De niveaus X1 en X2 van het Raamwerk kwamen globaal overeen met respectievelijk VKS 1 en VKS 2. In dit Raamwerk worden X1 en X2 gelinkt aan de niveaus 1 en 2 van het ALL (Wijers et al, 2007, pp. 105-106).
18
Toetsontwikkeling
REFERENTIEKADER SCREENING GELETTERDHEID Niveau-aanduiding: VKS 1 = wit
VKS 2 = grijs
Symbolen: = een informatiedrager op papier of ander materiaal
= digitaal
INFORMATIE VERWERKEN/LEZEN verwerking beschrijvend niveau
beschrijvend niveau
taak Alle relevante gegevens begrijpen in eenvoudige/ veel voorkomende prescriptieve teksten zoals • een gebruiksaanwijzing • een instructie
Relevante gegevens selecteren in informatieve teksten zoals • een formulier • een schema, een tabel • een uitnodiging, een mededeling, een brief • een folder, een advertentie
voorbeelden • etiketten van producten en medicijnen
• • • • • • • • • • • • • • • • • • •
medium
recepten in de grootkeuken
gebruiksaanwijzingen op verpakkingen van producten en grondstoffen
eenvoudige voorschriften voor gezondheid, hygiëne en veiligheid
een schriftelijke werkinstructie met visuele ondersteuning
instructies bij eenvoudige apparaten of machines
het menu en de instructies in een computerprogramma
voorschriften om verlof aan te vragen
de legende en pictogrammen op een plattegrond
aanwijzingen in pictogrammen en informatieborden op de werkvloer opvolgen de onthaalbrochure raadplegen herkennen welke gegevens je moet invullen in standaardformulieren prijzen van producten uit een tabel halen openingsuren van een groothandel opzoeken de dienstregeling van bus, tram of trein raadplegen gegevens vinden in een adressengids of een lijst van klanten herkennen welke gegevens je in moet vullen op een overschrijving in een eenvoudig werkrooster achterhalen welke taak je wanneer moet uitvoeren relevante onderwerpen vinden in een eenvoudige agenda van een overleg de weg vinden aan de hand van gegevens op een bewegwijzering of op borden met de aankondiging van een file of wegomleiding • gegevens vinden in een prijslijst of inventarislijst • gegevens vinden in een catalogus van producten of diensten • waarschuwingen voor gevaar herkennen en opvolgen
19
Toetsontwikkeling • herkennen welke gegevens je moet invullen op een klantenfiche, een werkfiche of • • • • beschrijvend/ structurerend niveau
beschrijvend/ structurerend niveau
structurerend niveau
structurerend niveau
Relevante gegevens selecteren in persuasieve teksten zoals • een reclameboodschap • een oproep, een verzoek
• •
Hoofdgedachte achterhalen in (ver)eenvoudig(de)/ veel voorkomende informatieve teksten zoals • een uitnodiging • een nieuwsbrief • een opdracht Alle relevante gegevens begrijpen in prescriptieve teksten zoals • een gebruiksaanwijzing • een instructie
•
Relevante gegevens selecteren in informatieve teksten zoals • een uitnodiging, een bericht, een brief • een tabel, een schema, een plattegrond • een formulier • een catalogus, een reglement
•
• • • • • • • • • • • • • • • •
een controlefiche relevante informatie vinden in een logboek relevante informatie vinden in een eenvoudige e-mail van de chef eenvoudige gegevens (adressen, prijzen, productkenmerken, …) opzoeken op het internet of intranet relevante gegevens (adres, artikel, aantal, …) vinden in een fax met inlichtingen of een bestelling productkenmerken herkennen in een reclamefolder relevante informatie vinden in een mededeling op een prikbord en ernaar handelen begrijpen wat er van je verwacht wordt op basis van een korte notitie van een collega na het lezen van een uitnodiging weten waar, wanneer en met welk doel je ergens moet zijn uit een nieuwsbrief opmaken welke ontwikkelingen in je bedrijf van belang zijn voor je werkzaamheden door het lezen van een werkopdracht achterhalen wat je moet doen de handleiding van een kopieerapparaat of een faxtoestel toepassen de aangegeven dosering in een bijsluiter van een medicijn hanteren noodzakelijke stappen in een noodprotocol opvolgen in een werkinstructie de stappen onderscheiden en de volgorde bepalen instructies van een werkgever bij schade toepassen instructies van een fabrikant bij gebruik van een toestel volgen instructies voor een reisweg volgen uit een brief over een personeelsuitstap opmaken wanneer deze plaatsvindt en welke activiteiten er zijn gepland weten wat je moet doen wanneer je een verzoek krijgt om iets op te sturen het huishoudelijk reglement of de regels voor computergebruik raadplegen weten waar je wat moet invullen op een klachtenformulier je eigen werkzaamheden herkennen in een werkrooster of afsprakennota uit een bericht van de vakbond opmaken wat voor jou van belang is relevante informatie in een e-mailbericht van de werkgever begrijpen en opvolgen
20
Toetsontwikkeling structurerend niveau
structurerend niveau
Relevante gegevens selecteren in persuasieve teksten zoals • een reclameboodschap • een commerciële catalogus Hoofdgedachte achterhalen en gedachtegang volgen in informatieve teksten zoals • een brief, een verslag • een studietekst, een boek
• uit een reclamefolder of catalogus de informatie selecteren en ordenen die je
• de informatie in een reclameboodschap voor een nieuw product beoordelen • de urgentie van een oproep beoordelen
• productbeschrijvingen vergelijken • verschillende formules in een dienstaanbod vergelijken • tekeningen en bestekken vergelijken met een eenvoudige handleiding voor het
nodig hebt voor een aankoop
• een verzoek om informatie te verstrekken opvolgen • begrijpen wat er goed of fout ging uit een schriftelijk commentaar van de chef en • • • •
structurerend/e valuerend niveau
structurerend/e valuerend niveau evaluerend niveau
Een mening vormen over informatieve teksten zoals • een brief, een uitnodiging • een verslag • een artikel Een mening vormen over persuasieve teksten zoals • een reclameboodschap • een oproep, een advertentie Informatie vergelijken in informatieve teksten zoals • een beschrijving, folder, artikel • een opdracht
• • •
ernaar handelen uit een verslag van een vergadering gegevens selecteren die belangrijk zijn voor je eigen werkzaamheden actuele bedrijfsinformatie opmaken uit artikeltjes in een personeelskrant uit correspondentie afspraken over offertes, levertijden, annuleringen opmaken een documentatiemap raadplegen bij het werken op nieuwe machines of met nieuwe producten uit een klachtenbrief halen wat nodig is om actie te ondernemen informatie in een verslag beoordelen op juistheid informatie in een artikel beoordelen op bruikbaarheid
uitvoeren van werkzaamheden • resultaten van een zoekpoging met een zoekmachine op internet onderscheiden in waardevolle en niet waardevolle resultaten
21
Toetsontwikkeling INFORMATIE PRODUCEREN/SCHRIJVEN verwerking beschrijvend niveau
taak Informatieve teksten invullen zoals • een formulier, een adressenlijst • een tabel, een schema
structurerend niveau
Relevante gegevens noteren in informatieve teksten zoals • een lijst, een agenda • een aantekening
beschrijvend niveau
Informatieve teksten schrijven zoals • een boodschap, een mededeling, een uitnodiging • een beschrijving • een persoonlijke en semi-formele brief
structurerend niveau structurerend niveau
Prescriptieve teksten formuleren zoals • een instructie • een gebruiksaanwijzing Informatie vragen of geven in informatieve teksten zoals • berichten, mededelingen • semi-formele of standaardbrief • een verzoek, een uitnodiging
voorbeelden • het adres op een enveloppe • een standaardkaart voor verlofdagen • een bestelformulier of een storingsformulier • adresgegevens en mededeling in een overschrijving • een rittenblad van een chauffeur • een werkfiche, klantenfiche of controlefiche • namen, prijzen en eigenschappen van producten in een lijst noteren • een lijst van benodigde materialen opstellen • aandachtspuntenlijstje voor een telefoongesprek opstellen • na een telefoongesprek een afspraak of taak in een agenda noteren • bondig noteren wat je met je leidinggevende wil bespreken • melding van een storing • melding van een klacht van een klant • een inventarislijst of voorraadstaat invullen • een korte boodschap van een klant overschrijven voor de chef • een notitie om iets niet te vergeten • een verzoek aan een collega om iets te doen • in korte zinnen een mededeling op het prikbord schrijven • de overdracht van werkzaamheden in een logboek noteren • een smsje schrijven dat men ongeveer een uur later bij een klant aanwezig zal zijn • een e-mail schrijven om zich afwezig te melden, een gesprek aan te vragen of een mededeling te doen • de stappen voor het instellen van een verwarmingsinstallatie begrijpelijk formuleren voor een klant • een reisweg uitstippelen en beschrijven • uitleg over uitstel van een levering aan de chef formuleren • een eenvoudige vraag aan een collega of klant formuleren • een eenvoudige vraag van een collega of klant beantwoorden • een mededeling aan een klant dat een bestelling gereed staat om af te halen
22
medium
Toetsontwikkeling structurerend/ evaluerend niveau
Informatieve teksten schrijven zoals • een verslag • een informatief stuk
structurerend/ evaluerend niveau
Informatie geven in persuasieve teksten zoals • een oproep
• • • •
verslag van eigen werkzaamheden opstellen verslag van een fout aan een toestel opstellen rapport over een te herstellen auto opstellen informatie uit verschillende teksten vergelijken en samenvoegen in een schema of tabel • een oproep op een prikbord
23
Toetsontwikkeling GETALLEN/HOEVEELHEDEN, MATEN bewerking meten
meten meten
meten
berekenen
Taak Toepassen van • getallen (positief en negatief) • hoeveelheden
Toepassen van • geld (positief en negatief, ook decimaal) Toepassen van • tijd Toepassen van • maten (ook decimaal) Maateenheden aflezen op meetinstrumenten • weegschaal • liniaal • beroepsspecifieke instrumenten Rekenen met • eenvoudige getallen (geheel en decimaal) • eenvoudige hoeveelheden
voorbeelden • de aanwezige voorraad of materialen tellen en in een lijst ingeven • een voorraad tellen en aangeven welke producten er te weinig zijn • goederen tellen en vergelijken met aantallen op een geleidedocument of met de voorraad • verkoopsaantallen van twee dagen vergelijken en beoordelen of er meer of minder verkocht is • een bedrag van €86, 78 gepast betalen • prijzen vergelijken om het goedkoopste product te vinden • de kortste procedure selecteren • werkzaamheden met gegeven tijdsduur in een uurschema plannen • afspraken plannen op datum en tijd (omgaan met klok en kalender) • maateenheden noteren en weten welke grootheden bij welke maateenheden horen en omgekeerd • hoeveelheden afmeten of wegen • maten opnemen op de werkplek
• het verschil tussen voorraad ’s morgens en ’s avonds berekenen • het totaal aantal berekenen (bezoekers, verkochte goederen, te maken producten) • bepalen hoeveel materiaal je nodig hebt (je weet wat je voor één product nodig
Medium
hebt, hoeveel heb je nodig voor vijf?)
• materiaal of producten verdelen over een aantal personen • benodigde hoeveelheden omrekenen in functie van verpakte hoeveelheden (je
berekenen
Rekenen met • geld (ook decimaal)
hebt 300 pakken nodig, ze zijn per tien verpakt, hoeveel pakken moet je meenemen?) • voor een opdracht bij een klant de hoeveelheid materiaal berekenen en voldoende materiaal meenemen • verschillende kostprijzen bij elkaar optellen om totaalbedrag te berekenen • wisselgeld terug geven (verschil tussen gegeven geld en te betalen bedrag berekenen)
24
Toetsontwikkeling berekenen
berekenen berekenen
schatten
interpreteren
Rekenen met • tijd
Rekenen met • eenvoudige maten (ook decimaal) Eenvoudige berekeningen maken met • kernbreuken (1/2, 1/3, 1/4, 1/10) • kernpercentages (100%, 50%, 25%, 10%) • eenvoudige verhoudingen Schattend bepalen • hoeveelheden met behulp van referentiemaat Gegevens identificeren en terugvinden • getallen/hoeveelheden
interpreteren
Gegevens identificeren en terugvinden • geld
interpreteren
Gegevens identificeren en terugvinden • tijd Gegevens identificeren en terugvinden • maten
interpreteren
interpreteren
Begrijpen • kernbreuken (1/2, 1/3, 1/4, 1/10) • kernpercentages (100%, 50%, 25%, 10%) • eenvoudige verhoudingen
• berekenen hoeveel dagen je kan werken (het is vandaag 12/5, de opdracht moet af
tegen 5/6)
• zelf een dagplanning maken • een urenverantwoording opstellen en het totaal aantal gepresteerde uren • • • • • • •
berekenen de temperatuursschommeling berekenen om verzorging van gewassen te bepalen afstanden bij elkaar optellen om totaal aantal afgelegde kilometer te bepalen hoeveelheden van een stof aanpassen aan aantal producten of personen bepalen wat een broek van €60 met 50% korting kost een vloeistof verdunnen volgens een bepaalde verhouding de baktijd, droogtijd, wachttijd, … aanpassen aan de hoeveelheid een lengte schatten door ze ‘af te stappen’ (referentiemaat: 1 grote stap is ongeveer 1 meter)
• op een kassabon herkennen wat de hoeveelheid is, wat de kostprijs is, wat het
gewicht is, …
• op een brief verschillende soorten getallen herkennen (telefoonnummer, datum, • • • • • • • • • • •
rekeningnummer) in een voorraadlijst negatieve getallen lezen als ‘tekort’ in bankafschriften herkennen welke bedragen eraf gaan en erbij komen in een afrekening zien hoeveel de schuld of de winst bedraagt prijsaanduidingen lezen en begrijpen €1,65 lezen als 1 euro en 65 cent het eigen uurschema lezen en begrijpen de klok lezen in verschillende notaties in een receptuur aflezen hoeveel je moet toevoegen (hoeveelheden en maateenheden herkennen) maateenheden aflezen op meetinstrumenten in verschillende notaties 1/2 eetlepel lezen als ‘een halve eetlepel’ 50% korting lezen als ‘de helft moeten betalen’
25
Toetsontwikkeling berekenen
berekenen
Rekenen met • getallen (geheel en decimaal) • eenvoudige hoeveelheden Rekenen met • geld
• benodigde hoeveelheden bepalen in functie van eindproduct
• de kostprijs in maandelijkse afbetalingen berekenen • extra kosten bepalen bij niet-standaard reparatie (prijs wisselstukken optellen,
bijkomend werkloon berekenen) berekenen berekenen
berekenen
Rekenen met • tijd Rekenen met • maten (ook binnen grootheden weten hoe maten zich verhouden) Rekenen met • breuken • percentages • verhoudingen
schatten en afronden schatten en afronden
Schatten en afronden van • hoeveelheden Schatten en afronden van • geld
schatten en afronden interpreteren
Schatten en afronden van • maten Maateenheden aflezen • op onbekende (maar vergelijkbare) meetinstrumenten
interpreteren
Samenhang tussen veel voorkomende notaties begrijpen • kernbreuken (1/2, 1/3, 1/4, 1/10) • kernpercentages (100%, 50%, 25%, 10%) • eenvoudige verhoudingen
• beperkte inkomsten en uitgaven zelf beheren • berekenen hoe vaak je een procedure kan herhalen (het is nu 14.00, je hebt tot 19.00, de procedure duurt 15 minuten, hoe vaak kan je de procedure toepassen?)
• de hoeveelheid verf bepalen voor een muur van 5m bij 2,5m • een halve kilo afwegen als 500 gram • bepalen hoeveel flesjes van 1 dl je nodig hebt als je in totaal 1 liter moet hebben
• resterende hoeveelheid berekenen: in een vat zit 120 liter, de maat toont aan dat
het voor 3/4 gevuld is, hoeveel liter zit er dan nog in het vat?
• procent als factor gebruiken bij renteberekening, btw-berekening, … • mengverhoudingen aanpassen: als een vloeistof voor ¾ uit water bestaat en voor ¼ uit een speciale oplossing, hoeveel oplossing moet je dan toevoegen als je 750 ml water hebt ? • bij een uitkomst van ‘76,8 dozen’ 77 dozen meenemen
• bij het berekenen van 50% van €59,99 eerst afronden naar €60 • schatten of je genoeg geld hebt om een aantal producten te kopen • schatten hoe groot een oppervlakte ongeveer is om op basis daarvan materiaal
mee te nemen • elektriciteitsmeters bij klanten aflezen • specifieke maten aflezen op machines die je dagelijks gebruikt (temperatuur, aantal liter, …)
• de link leggen tussen 1 persoon op 4 en 25% en 1/4 • weten dat 50% korting meer is dan 20% korting
26
Toetsontwikkeling RUIMTE EN VORM bewerking interpreteren
interpreteren
interpreteren
meten
meten
interpreteren
taak Begrijpen • plattegrond • situatiebeschrijving Zich oriënteren (3D) aan de hand van • plattegrond, situtiebeschrijving (2D)
Lezen (2D) en gebruiken (3D) • zeer eenvoudige werk- en situatietekeningen Beschrijven (mbv. begrippen: links, rechts, evenwijdig) • situaties • plaats Beschrijven, visualiseren • eenvoudige situatie- en werkschetsen • meetkundige vormen Zich oriënteren (3D) aan de hand van • plattegrond, situatiebeschrijving (2D)
interpreteren
Lezen (2D) en gebruiken (3D) • (eenvoudige) werk- en situatietekeningen
meten
Beschrijven, visualiseren • eenvoudige situatie- en werkschetsen Berekenen • omtrek • inhoud • oppervlakte
formules
voorbeelden • op een stadsplan zien dat het station in vak F4 ligt • een routebeschrijving volgen
• een bepaald lokaal vinden in een gebouw op basis van een plan • in een instructie begrijpen wat ‘links’ en ‘rechts’ is (weten wat de ‘linkerkolom’ • • • • •
is, begrijpen dat je ‘rechts bovenaan’ je naam moet zetten) op een plattegrond bekende plaatsen aanduiden een locatie vinden in een magazijn volgens bepaald systeem (codering kasten) plaatsindeling van een restaurant begrijpen en herkennen in het kassasysteem een kast in elkaar steken op basis van handleiding instructies voor vervanging van een inktpatroon begrijpen
medium
• de route beschrijven naar bekende locaties
• de plattegrond van een gebouw maken
• • • • • • • • • •
in een onbekende stad referentiepunten vinden op basis van een plattegrond de kortste weg zoeken tussen twee referentiepunten een gunstige route bepalen om op verschillende adressen te leveren een werktekening gebruiken voor het legpatroon van parketvloer constructies monteren en demonteren perspectieftekening, bouwtekeningen in aanzicht, projecties, … lezen iets op maat maken (zelf werktekening maken) schetsen hoe klanten van een bepaald punt naar de winkel kunnen rijden de oppervlakte van een rechthoekig perceel berekenen het volume van een huis berekenen (welke installatie is nodig om aantal m³ te verwarmen) • de inhoud van aquarium/container/… berekenen
27
Toetsontwikkeling DATA, TABELLEN EN GRAFIEKEN bewerking interpreteren
taak Informatie aflezen uit • eenvoudige tabellen • eenvoudige schema’s • eenvoudige diagrammen • eenvoudige grafieken
interpreteren
Herkennen van • eenvoudige verbanden
interpreteren
Informatie aanvullen in eenvoudige tabellen, schema’s Informatie aflezen uit • eenvoudige en complexere tabellen • eenvoudige en complexere schema’s • eenvoudige en complexere diagrammen • eenvoudige en complexere grafieken Eenvoudige conclusies trekken uit • eenvoudige tabellen • eenvoudige schema’s • eenvoudige diagrammen • eenvoudige grafieken (verloop) Resultaten weergeven • in een eenvoudige tabel • in een eenvoudig schema
interpreteren
interpreteren
interpreteren
voorbeelden • de vertrekstaat van bus of trein aflezen • de materiaalstaat aflezen (hoeveel en welk materiaal er nodig is) • de hoeveelheid en het type olie bij onderhoudsbeurt auto in tabel aflezen • minimale en maximale waarden in een tabel aflezen • staaf- of taartdiagrammen lezen om resultaten te beoordelen • in prijslijsten goedkoopste product aflezen • informatie uit weerbericht begrijpen (‘kans op regen’) • verband: ‘hoe sneller je rijdt, hoe meer benzine je gebruikt’ kennen en toepassen • verband: ‘als de hoeveelheid toeneemt, neemt de prijs evenredig toe’ kennen en toepassen • verkoopcijfers aanvullen in een tabel
medium
• uit een grafiek afleiden in welke maand de verkoop het hoogst was
• uit een grafiek aflezen dat de verkoop daalt • een groeicurve lezen en begrijpen • uit een tabel afleiden dat de verkoop in het weekeinde hoger ligt
• verkoopsaantallen per dag in een tabel weergeven • lijst maken van benodigdheden per te maken product
• uit een tabel opmaken welke meststof de hoogste waarde organische stof per ton heeft
28
Toetsontwikkeling INFORMATIE- EN COMMUNICATIETECHNOLOGIE
computer gebruiken en bestanden beheren
VKS 1
VKS 2
• het bureaublad gebruiken en werken
• uit een beperkt aantal programma’s
• •
teksten maken en bewerken
• • • • •
internet en intranet gebruiken
• de zoekmachine op internet en •
GPS gebruiken met spreadsheets werken
• • •
communiceren via elektronische media
databases gebruiken
met pictogrammen en vensters met de voor standaardtaken voorziene programma’s werken documenten zoeken, openen, bewerken, opslaan en afdrukken mappen en bestanden beheren ICT gebruiken op een veilige manier eenvoudige, niet formele of semiformele teksten maken in een tekstverwerkingsprogramma eenvoudige tabellen maken gebruik maken van de spellingcontrole
• • • • • •
intranet gebruiken volgens een bekende procedure formulieren invullen op intranet en internet met een GPS een route zoeken gegevens opzoeken in een spreadsheet gegevens invoeren in een spreadsheet standaardberekeningen uitvoeren GSM, PDA en e-mail gebruiken voor het verzenden en ontvangen van berichten bestanden bij een e-mail voegen gegevens opzoeken in een database standaardtabellen lezen standaardformulieren invullen in een database
kiezen om een eenvoudige, maar niet-standaardtaak uit te voeren
• eenvoudige standaarddocumenten • • • •
maken en opmaken in een tekstverwerkingsprogramma tekst binnen en tussen documenten kopiëren en verplaatsen werken met sjablonen illustraties en foto’s invoegen in een tekst op verschillende manieren zoeken en navigeren op internet en intranet
• ook eenvoudige, niet-standaardberekeningen uitvoeren
• eenvoudige tabellen genereren
• eenvoudige niet-standaard tabellen lezen
• eenvoudige grafieken lezen • eenvoudige, niet-standaard formulieren invullen in een database
• standaardtabellen genereren
29
Toetsontwikkeling PARAMETERS INFORMATIEVERWERKING EN -PRODUCTIE
niveauomschrijving
VKS 1
VKS 2
• zoeken en vinden van informatie in
• een gedachtegang volgen in een tekst • een mening vormen over een tekst
eenvoudige teksten • de hoofdgedachte halen uit een langere, minder eenvoudige tekst • korte beschrijvende, niet-formele notities en boodschappen produceren
verwerkingsniveau
• met name beschrijvend, soms
onderwerp
• •
tekstkenmerken
• • • •
structurerend concreet en vertrouwd direct gerelateerd aan de eigen werkzaamheden zeer korte teksten met een duidelijke structuur frequente, vrij alledaagse woorden uit het eigen werkdomein vooral enkelvoudige zinnen duidelijke lay-out en visuele ondersteuning bij langere teksten
30
op basis van eigen kennis en ervaring • uit verschillende eenvoudige teksten informatie halen en overzichtelijk ordenen • eigen ervaringen en indrukken beschrijven • toepassing van een standaard bij de productie van teksten
• ook structurerend, soms evaluerend • concreet , maar minder voorspelbaar • binnen een aantal, doch vergelijkbare contexten
• ook iets langere teksten, maar met een duidelijke structuur • ook minder alledaagse en minder frequente woorden uit vergelijkbare contexten binnen het eigen vakgebied • ook samengestelde zinnen • duidelijke lay-out bij complexere teksten
Toetsontwikkeling PARAMETERS GECIJFERDHEID VKS 1 niveauomschrijving
VKS 2
Voert eenvoudige rekenkundige handelingen uit in concrete, eenduidige en vertrouwde situaties
• begrijpt hiervoor basis • •
onderwerp
• •
Voert rekenkundige handelingen uit in concrete, enigszins complexe, maar wel overzichtelijke situaties
• bewerkt hiervoor één stuk
mathematische ideeën de mathematische context is expliciet met weinig of geen tekst eenvoudige, éénstapsbewerking zoals rekenen, data ordenen, rekenkundige bewerkingen uitvoeren of begrijpen van eenvoudige verhoudingen concreet en vertrouwd direct gerelateerd aan de eigen werkzaamheden
informatie, maar er is mogelijk afleidende informatie aanwezig, of de bewerking vraagt verschillende stappen • haalt uit het document de informatie of voegt de informatie samen uit verschillende delen van een document
• concreet, maar minder dichtbij en voorspelbaar
• binnen een aantal, doch vergelijkbare contexten
aangeboden informatie
• voorgestructureerde, stapsgewijze instructies
meerstaps instructies
• expliciete mathematische context • geen afleiders
wiskundige elementen
• minder voorgestructureerde,
Getallen/ hoeveelheden, maten • hele getallen • kernbreuken (1/2, 1/3, 1/4, 1/10), • kernpercentages (100%, 50%, 25%, 10%) • eenvoudige decimalen (d.i. decimalen in geld en maten) • veel voorkomende standaardmaten (mm, cm, m, km, cl, l, kg, gram) • geld • tijd Ruimte en vorm • veel voorkomende geometrische figuren en meetkundige begrippen (rond, recht, vierkant, midden, loodrecht) • eenvoudige plattegronden • eenvoudige werk- en situatieschetsen Tabellen en grafieken • eenvoudige tabellen, schema’s, grafieken, diagrammen
31
• minder expliciete mathematische context • extra mathematische info (afleiders), nodige info te vinden op verschillende plaatsen in de tekst Getallen/ hoeveelheden, maten • breuken (3/4) • percentages (30%, 60%) • decimalen
Ruimte en vorm • oppervlakte, omtrek en volume • plattegronden • werk- en situatieschetsen
Tabellen en grafieken • eenvoudige en complexere tabellen, schema’s, grafieken, diagrammen
Toetsontwikkeling wiskundige bewerking Berekenen • eenvoudige bewerkingen (+, -, x, /) uitvoeren met gehele getallen, geld, tijd en maten
Schatten en afronden
aantal bewerkingen
Berekenen • bewerkingen met decimalen, percentages • binnen grootheden weten hoe maten zich verhouden • veranderen van veel voorkomende breuken in decimalen of percentages en omgekeerd Schatten en afronden Formules gebruiken Meten • vergelijken van 2D- en 3D-objecten • construeren van 2D- en 3D-objecten
Meten • het gebruiken/toepassen van getallen, maten, geld, tijd • eenvoudige metingen • ‘lezen’ van 2D- en 3D-objecten • schetsen van 2D- en 3D-objecten Interpreteren Interpreteren • begrijpen en vergelijken van • lezen en interpreteren van data in hoeveelheden (getallen, percentages, teksten, grafieken en tabellen …) • de kortste weg volgen en geven • terugvinden en identificeren van data in teksten, grafieken en tabellen • zichzelf oriënteren op een kaart éénstaps bewerkingen twee of drie stappen
32
Toetsontwikkeling 3.2
Toetscriteria
Om een goed toetsinstrument te ontwikkelen, is het belangrijk om de kenmerken waaraan dit instrument moet voldoen te bepalen. Voor het screeningsinstrument laaggeletterdheid werd verder gebouwd op wat in de haalbaarheidsstudie screening geletterdheid (D’hertefelt et al, 2007) uitgewerkt werd. De concretisering van toetscriteria voor de indicator en de subscreening gebeurt zowel in functie van de selectie van bestaande opgaven als van de ontwikkeling van nieuwe taken. 3.2.1 Validiteit Opdat de resultaten van een werkzoekende op de indicator en de subscreening een zo reëel mogelijk beeld geven van zijn geletterdheid, is het noodzakelijk dat deze instrumenten zo valide mogelijk zijn. Wanneer we de geletterdheid van werkzoekenden willen meten, kunnen we met het oog op validiteit het beste kiezen voor direct assessment (zie ook 3.2.4). Hiermee bedoelen we dat de opdracht die de werkzoekende in de screening moet uitvoeren in grote mate aansluit bij wat hij in een overeenkomstige reële taalgebruiksituatie zou moeten doen. Nog beter is dat de werkzoekende de geletterdheidshandelingen uitvoert in een real life- situatie. Dit is enkel mogelijk bij de indicator door deze functioneel in te bedden in het intakegesprek. De toetstaken moeten een goed evenwicht vinden tussen specifiek en generiek. Ze moeten immers aansluiten bij de specifieke context van trajectbegeleiding, en tevens voor alle werkzoekenden relevant en herkenbaar zijn en dit op alle niveaus. Om zeker te zijn dat de screening meet wat hij beoogt te meten, is het van belang om vóór het ontwikkelen van de toetstaken te expliciteren wat we met de taken willen toetsen. Het opstellen van een referentiekader voor de verschillende onderdelen van geletterdheid is dan ook uitermate belangrijk. Een bijkomend aandachtspunt is ervoor te zorgen dat het beoordelingsmodel afgestemd is op de doelstelling van de screening. Het beoordelingsmodel moet in overeenstemming zijn met de eisen die de screening aan de cursist stelt. De criteria waarop de werkzoekende wordt beoordeeld moeten samen een goede representatie vormen van diens geletterdheid. Om er zeker van te zijn dat de resultaten van de werkzoekende op de screening een realistisch beeld geven van zijn geletterdheid, is het verder ook belangrijk te voorkomen dat hij de goede score op de test haalt op andere vaardigheden dan de vaardigheid die door de toets gemeten wordt. 3.2.2
Betrouwbaarheid
Opdat de resultaten van een werkzoekende op de screening een zo reëel mogelijk beeld geven van zijn of haar geletterdheid, is het noodzakelijk dat de test zo betrouwbaar mogelijk is. Werkzoekenden moeten immers consistent beoordeeld worden, de resultaten op de test moeten identiek zijn bij een beoordeling op een ander tijdstip of door een andere beoordelaar. Om een hoge betrouwbaarheid te verkrijgen is het nodig dat de instructies voor de werkzoekende duidelijk zijn en niet meervoudig interpreteerbaar. De criteria waarmee de prestaties beoordeeld worden, moeten van tevoren duidelijk omschreven zijn. De screening moet eveneens voldoende items bevatten om de invloed van toevalstreffers te beperken. Bij een klassieke test kan men - om de betrouwbaarheid te verhogen hetzelfde toetsformaat gebruiken in de hele test en de afnemer niet te veel vrijheid geven (door bijvoorbeeld alleen gesloten of half-open vragen te stellen). Deze twee elementen stroken echter niet altijd met het real life- principe zoals hoger besproken. Het toetsformaat moet dus zodanig zijn dat de hoogst mogelijke mate van betrouwbaarheid behaald wordt, zonder afbreuk te doen aan de principes van validiteit en directe meting. 3.2.3 Efficiëntie Het is van belang dat de screening efficiënt en economisch wordt opgezet. Het afnemen van de screening en het beoordelen ervan mag de toetsafnemer noch de werkzoekende al te veel tijd kosten. De screening op een efficiënte manier inzetten, betekent dat de afnemer in zo kort mogelijke tijd
33
Toetsontwikkeling zoveel mogelijk informatie over de geletterdheid van de werkzoekende verzamelt en dat de screening praktisch in gebruik is. Natuurlijk mag dit geen afbreuk doen aan andere principes van goede toetsing zoals validiteit en betrouwbaarheid. Hier moet een goed evenwicht tussen gevonden worden. 3.2.4 Directe meting Door geletterdheidstaken in realiteit te laten uitvoeren, kan men zich op een directe manier een beeld vormen van de geletterdheid van de werkzoekende. Door de directe relatie tussen wat de screening meet en wat de werkzoekende moet doen, is de validiteit van de test meteen zichtbaar. De werkzoekende wordt in een real life- context gevraagd zijn geletterdheid in te zetten. Men ziet meteen of iemand geletterd is. Ook voor de werkzoekende is wat gevraagd wordt meteen duidelijk: er is immers een directe link met wat ze werkelijk moeten kunnen, de screening is behoeftegerelateerd. Dit betekent dat de screening gericht moet zijn op concreet gebruik van taal, rekenen en ICT, en op de soorten situaties waarmee de werkzoekende in de werkelijkheid te maken krijgt. Real life- taken worden in de screening daarom zo goed mogelijk nagebootst. We noemen dit 'taakgericht' toetsen. De screening moet het gebruik van taal, rekenen en ICT oproepen en toetsen. In de screening mag geen kennis worden getoetst, maar wel hoe vaardig iemand is in het toepassen van het Nederlands, rekenen en ICT. Ten slotte is ook de context belangrijk: geletterdheid staat niet op zich, maar vindt altijd plaats binnen een bepaalde context. Die context moet worden meegenomen in de screening. Om redenen van efficiëntie kan men in de indicator - naast real life- taken (zoals een formulier invullen) ook een proxymeting inbouwen. Deze proxymeting moet evenwel op een natuurlijke wijze ingebouwd worden en functioneel zijn. Men zou de werkzoekende bijvoorbeeld kunnen vragen om zijn e-mailadres in te vullen, in plaats van hem te vragen of hij met e-mail kan werken. 3.2.5 Objectiviteit In de toetsliteratuur wordt het effect van slagen of falen, dat niet toe te schrijven is aan de vaardigheden van de toetskandidaat, aangeduid met de Engelse term bias of bepaaldheid, bevooroordeling. Milanovic & Weir (1998) beschrijven bias als volgt: ‘Bij een toets of item is sprake van bias als een bepaald deel van de kandidatenpopulatie voor- of nadeel heeft van een bepaald kenmerk van de toets of het item dat niet relevant is voor wat er wordt gemeten. Bias kan te maken hebben met verschil in sekse, leeftijd, cultuur etc.’ (p. 324) In het geval van een heterogeen doelpubliek zoals bij deze screening laaggeletterdheid, is het erg belangrijk om na te gaan of een toets geen mogelijke bias bevat. Elke werkzoekende moet immers dezelfde kansen krijgen zonder invloed van individuele kenmerken, zoals bijvoorbeeld motivatie, geslacht, voorkennis, culturele of sociaaleconomische achtergrond. Ook andere vormen van bias moeten worden vermeden, zoals bijvoorbeeld technologische bias. Het gebruik van de computer voor het meten van taalvaardigheid of rekenkundige vaardigheid is om deze reden niet aangewezen. Uiteraard past het gebruik van de computer wel bij een taakgerichte aanpak voor het meten van ICT-vaardigheid. Ten slotte moet ook worden vermeden dat talige instructies bij rekenvaardigheid een bias zouden kunnen vormen. 3.3
Afnamemodaliteiten
Algemeen geldt dat screening moet gebeuren in functie van de opleiding of werk waar de werkzoekende terecht komt of wil terecht komen. Een volwaardige screening is daarom ingebed in de bestaande opleidingstrajecten en het bestaande ondersteuningsaanbod, zodat verdere opvolging en remediëring mogelijk is. Voor de indicator en de subscreening brengt dit verschillende afnamemodaliteiten met zich mee.
34
Toetsontwikkeling 3.3.1 Indicator • De indicator wordt ingebed in het intakegesprek. Het intakegesprek is het ideale moment om op een natuurlijke en niet-bedreigende manier een eerste indicatie van een geletterdheidsprobleem te verkrijgen. Een bijkomend voordeel is dat de werkzoekende real life- taken uitvoert zodat door directe meting een hoge mate van validiteit wordt bereikt. Waar directe meting niet mogelijk is, met name in sommige gevallen voor ICT, wordt door proxyvragen de geletterdheid gescreend. • De indicator wordt afgenomen tijdens de eerste intakegesprekken van een werkzoekende, ofwel in een werkwinkel ofwel in een competentiecentrum. Dit betekent dat het de consulent of trajectbegeleider is die de indicator zal afnemen. Het is belangrijk dat de klanten een duidelijk beeld hebben van wat hen te wachten staat en wat er van hen wordt verwacht. Het is daarom aangewezen om de klant voor aanvang van de intake op de hoogte te stellen van de afname van de indicator. • De indicator als onderdeel van het intakegesprek moet haalbaar zijn voor de consulent, zowel wat betreft afname als wat betreft beoordeling. De afname zelf van de indicator mag het intakegesprek niet te veel verlengen. De scoring ervan moet onmiddellijk kunnen gebeuren. • De indicator wordt zodanig opgesteld dat directe scoring en snelle terugkoppeling over de resultaten mogelijk is. Deze feedback dient te gebeuren in een positief en toekomstgericht perspectief. De terugkoppeling gebeurt op maat van de klant, in functie van toeleiding naar opleiding of werk. De terugkoppeling van het resultaat gebeurt best door de consulent zelf. Zo nodig kan deze de klant doorverwijzen naar de subscreening. Dit dient te gebeuren op een nietbedreigende manier en altijd met het oog op eventuele ondersteuningsacties. 3.3.2 Subscreening • Elke klant dient zo snel mogelijk gescreend te worden na de doorverwijzing op basis van de resultaten op de indicator. Als duidelijk is waar de klant naartoe wil en een keuze heeft gemaakt voor een bepaalde opleiding of bepaald werk, kan aan de klant immers snel de juiste ondersteuning aangeboden worden. De subscreening wordt afgenomen op een (goed) bereikbare plaats voor de klant (decentraal, geografisch gespreid) in een rustige, neutrale ruimte. • In het beste geval neemt de persoon die de indicator heeft afgenomen, ook de subscreening af van de klant. Deze persoon, consulent of trajectbegeleider, heeft immers een vertrouwensrelatie opgebouwd met de klant. In ieder geval dient de toetsafnemer goed op de hoogte te zijn van het ondersteuningsaanbod voor laaggeletterden, zodat inbedding in een traject vlot kan verlopen. • Wat betreft de duur van de screening moet een goed evenwicht worden gevonden tussen het spanningsveld grondigheid en inspanning. De subscreening moet lang genoeg zijn om de gewenste informatie te verzamelen, maar mag niet ten koste gaan van de concentratie van de klant. In ieder geval mag de subscreening niet langer duren dan twee blokken van maximaal een uur. Een toetsvorm die hieraan tegemoet komt, is het zogenaamde multi-stage adaptief model (zie laatste punt in deze paragraaf). • Voor de beoordeling van de taken wordt een beoordelingsmodel voorzien. Voor de beoordeling van de open schrijftaken is een korte training noodzakelijk. De persoon die beoordeelt zal ook de terugkoppeling voorzien. Het is belangrijk dat de resultaten in een positieve sfeer worden teruggekoppeld. Het resultaat terugkoppelen betekent meer dan alleen een score doorgeven. De gescreende begeleiden in een vervolgtraject is deel van de terugkoppeling. Hoe sneller deze terugkoppeling en begeleiding gebeuren, des te beter.
35
Toetsontwikkeling • Verschillende media kunnen worden gebruikt: pen-en-papier en computer. Wil men lees-, schrijfen rekenvaardigheden toetsen, moet men deze taken ook werkelijk laten uitvoeren. Dit gebeurt bij voorkeur via papieren lees- schrijf- en rekentaken. Rekentaken kunnen worden uitgevoerd met of zonder hulp van een rekenmachine. De authenticiteitseis pleit ervoor om ICT te testen via computer. • Met adaptief toetsen kan preciezer, sneller en efficiënter worden gemeten wat iemand beheerst en op welk niveau. Klanten worden meer gemotiveerd omdat ze niet gefrustreerd geraken door taken die te makkelijk of te moeilijk zijn. Volledige adaptieve toetsing op itemniveau is echter alleen mogelijk bij computergestuurde afname. Voor toetsen die op papier afgenomen worden, is het multi-stage adaptief model een alternatief. Voor de subscreening die als pen-en-papier toets ontwikkeld is, wordt dit model toegepast. De items worden opgesplitst in twee in moeilijkheidsgraad oplopende blokken. De deelnemers krijgen - afhankelijk van de resultaten van het eerste blok - een tweede blok aangeboden van ofwel dezelfde moeilijkheidsgraad of van een hogere moeilijkheidsgraad. Op die manier worden klanten niet onnodig geconfronteerd met taken die te moeilijk of te gemakkelijk zijn. 3.4
Opzet instrumentarium
Wanneer een screening wordt ingezet voor een specifieke doelgroep van een dienstverlenende organisatie moet het instrumentarium daarop zijn toegesneden. Dat betekent dat de screening de vaardigheden van doelgroep zodanig in kaart moet brengen dat de organisatie op grond daarvan een relevant aanbod aan de klant kan doen. Voor de screening laaggeletterdheid houdt dit concreet in dat de resultaten van de screeningsprocedure de consulenten van VDAB in staat moet stellen om een klant door te verwijzen naar een traject op maat. Hoe het instrumentarium daarop inspeelt, wordt in deze paragraaf beschreven en in het stroomschema op p. 38 in beeld gebracht. 3.4.1
Start intake
Bij de start van de intake moet de consulent uitmaken welke klanten hij moet laten deelnemen aan de screening. Daartoe selecteert hij eerst de klanten die niet aanspreekbaar zijn in het Nederlands. Deze klanten kunnen worden doorverwezen naar het Huis van het Nederlands. Onder 'aanspreekbaar in het Nederlands' wordt verstaan: die personen die Nederlands als moedertaal hebben of anderstaligen die te kennen geven Nederlands als voertaal te kunnen gebruiken. Uit de groep die aanspreekbaar is in het Nederlands selecteert de consulent vervolgens de groep die niet behoort tot de potentieel laaggeletterden, namelijk iedereen met een diploma derde graad TSO of hoger. Deze groep kan zonder een geletterdheidsaanbod rechtstreeks worden toegeleid naar een (hogere) beroepsopleiding of werk op niveau VKS 2 of hoger. Voor werkzoekenden met een buitenlands diploma geldt dat diegenen die geen einddiploma hoger onderwijs hebben behaald, onderworpen worden aan de screening, met uitzondering van mensen met de Nederlandse nationaliteit. 3.4.2
Indicator fase 1
Alle klanten die uit de selectie bij de start overblijven, nemen deel aan de indicator. In de eerste fase van dit instrument wordt uitgemaakt of de klant al dan niet ongeletterd is. Klanten die ongeletterd blijken te zijn, kunnen worden doorverwezen naar een (bij voorkeur geïntegreerd) geletterheidstraject, hetzij naar een beroepsopleiding met geïntegreerde geletterdheidstraining (G-coach), hetzij naar passend werk met een geïntegreerde geletterdheidstraining (G-factor). Voor deze groep stopt na deze fase de screening. Alle anderen gaan door naar de volgende fase. 3.4.3
Indicator fase 2
In de tweede fase van de indicator worden de potentieel laaggeletterden geselecteerd. Potentieel laaggeletterd zijn die personen waarvan uit resultaten van deze tweede fase van de indicator blijkt dat 36
Toetsontwikkeling zij mogelijk onvoldoende geletterd zijn om te functioneren in een context van een beroepsopleiding en werk op niveau VKS 2. Deze groep wordt verder gescreend in de subscreening. Personen die de tweede fase van de indicator met goed gevolg doorlopen, worden beschouwd als voldoende geletterd. Voor hen stopt de screeningsprocedure. Zij kunnen rechtstreeks worden doorgeleid naar een (hogere) beroepsopleiding of werk op niveau VKS 2 of hoger. 3.4.4
Subscreening
In de subscreening worden de potentieel laaggeletterden gescreend op de domeinen taalvaardigheid, gecijferdheid en digitale geletterdheid. Deze informatieverzameling staat ten dienste van gerichte educatieve ondersteuning tijdens een opleidingstraject of in de context van de tewerkstelling. Voor de subscreening zijn twee functionele cesuren bepaald. De eerste cesuur selecteert op het niveau van VKS 1 de onvoldoende geletterden van de voldoende geletterden. Diegenen die op dit niveau als niet voldoende geletterd worden beschouwd om te functioneren in context van beroepsopleiding of werk op niveau VKS1, krijgen een (bij voorkeur geïntegreerd) geletterdheidstraject op niveau VKS 1 aangeboden. Personen die voldoende geletterd zijn op VKS 1 worden verder gescreend op niveau VKS 2, de tweede cesuur in de subscreening. Diegenen die op dit niveau niet voldoende geletterd zijn om te functioneren in een context van beroepsopleiding en werk op niveau VKS 2, krijgen een (bij voorkeur geïntegreerd) geletterdheidstraject op niveau VKS 2 aangeboden. Zij die op dit niveau voldoende geletterd zijn, kunnen worden toegeleid naar een (hogere) beroepsopleiding of werk op niveau VKS 2 of lager.
37
Toetsontwikkeling
START INTAKE VDAB
aanspreekbaar in het Nederlands
3e graad TSO en hoger anderen
(hogere) Beroepsopleiding of werk VKS 2 of hoger
INDICATOR FASE 1
niet aanspreekbaar in het Nederlands
Huis van het Nederlands
Beroepsopleiding (bij VDAB of bij derden) of passend werk + geletterdheid (G-factor/G-coach)
niet ongeletterd
INDICATOR FASE 2
voldoende geletterd niveau VKS 1 + 2 of hoger
ongeletterd
potentieel onvoldoende geletterd niveau VKS 1 + 2
SUBSCREENING
onvoldoende geletterd 1e cesuur ≈ basisonderwijs
Beroepsopleiding VDAB of passend werk + geletterdheid (G-factor/G-coach)
niveau VKS 1 voldoende geletterd
2e cesuur ≈ basiseducatie
onvoldoende geletterd
e
≈ 1 graad secundair
Beroepsopleiding VDAB of werk VKS 1 + geletterdheid (G-factor/G-coach)
niveau VKS 2 voldoende geletterd
38
(hogere) Beroepsopleiding VDAB of werk VKS 2
Toetsontwikkeling 3.5
Ontwikkeling proefversie indicator
Rekening houdend met de toetscriteria en de afnamemodaliteiten (zie 3.2 en 3.3), moet de indicator kort en duidelijk zijn, natuurlijk in te passen en makkelijk te scoren. Ook de gebruiksvriendelijkheid voor de consulent is belangrijk. Aan de hand van de ontwikkelde taken moet de consulent op een betrouwbare, valide en objectieve manier zo snel mogelijk een indicatie kunnen krijgen van de geletterdheid van de klant op vlak van lezen, schrijven, rekenen en ICT. Op basis van observaties bij een twintigtal intakegesprekken in de competentiecentra van Haasrode en Vilvoorde, het oriëntatiecentrum in Antwerpen, de Werkwinkel in Asse en bij arbeidsbemiddeling in de VDAB Leuven, kregen de projectmedewerkers een beeld van welke soort taken op een natuurlijke manier in een intakegesprek kunnen worden ingelast zonder het verloop daarvan erg te verstoren. Daarbij werd gezocht naar taken die qua inhoud en vorm aansluiten bij de vragen die de consulenten gewoon zijn te stellen. Ook werd bekeken hoe de toetsen kunnen worden gekoppeld aan de thema’s uit de intakeleidraad die VDAB-consulenten gebruiken voor een intake. Omdat de indicator slechts in staat moet zijn om uit de doelgroep de laaggeletterden te selecteren werd er één taak ontwikkeld om de ongeletterden te detecteren en een reeks taken om de voldoende geletterden te detecteren. De taak om de ongeletterden te detecteren moet uitmaken of de klanten het meest elementaire niveau van lezen en schrijven beheersen; de taken die de voldoende geletterden detecteren moeten uitmaken of de klanten het niveau van het referentiekader voor VKS 2 aankunnen. Laatstgenoemde taken vormen een representatieve selectie uit dit referentiekader. Met uitzondering van het onderdeel ICT worden alle vaardigheden direct gescreend, dat wil zeggen door het uitvoeren van een taak waarvoor de desbetreffende vaardigheid nodig is. ICT wordt ofwel direct gescreend ofwel indirect door middel van een zogenaamde proxymeting waarin de vaardigheid bevraagd wordt. De proefversie van de indicator bevat vijf taken, een handleiding en een scoreformulier (zie bijlage 3). Hieronder worden de verschillende onderdelen toegelicht. Taak 1: Profielbeschrijving van de klant Wat wordt er gescreend? • Lezen: begrijpen welke gegevens je in een standaardformulier moet invullen • Schrijven: eenvoudige gegevens op een formulier invullen Hoe wordt er gescreend? Direct Aard van de taak Bij deze taak wordt de klant aan het begin van het gesprek gevraagd om zijn persoonsgegevens op een fiche in te vullen. Ook wordt hij gevraagd om zeer kort een antwoord te geven op vragen waarom hij naar de VDAB komt (multiple choice-vraag met de mogelijkheid om vakjes aan te kruisen), wat hij wil leren, welke jobs hij al gedaan heeft en in de toekomst zou willen doen. De bedoeling van deze taak is om de klanten die ongeletterd zijn meteen op te kunnen sporen. Mensen die de fiche niet kunnen invullen (of zelf aangeven dit niet te kunnen) worden niet verder aan de indicator onderworpen, omdat het de bedoeling is van deze test om laaggeletterden (en dus niet ongeletterden) op te sporen. Wie in staat blijkt het formulier correct in te vullen, wordt verder aan de test onderworpen om uit te maken of hij of zij meer kan lezen en schrijven dan nodig is voor het invullen van een formulier met persoonsgegevens.
39
Toetsontwikkeling Taak 2: Vacatures Wat wordt er gescreend? • Rekenen op niveau VKS 2: relevante gegevens selecteren uit een grafiek Hoe wordt er gescreend? Direct Aard van de taak Bij deze taak moet de klant in een grafiek aflezen in welke sector hij het meeste kans heeft om werk te vinden. Deze grafiek is gebaseerd op reële cijfers en kan elk jaar aangepast worden zodat de gegevens up to date blijven. De klant moet aflezen in welke sector hij het meeste kans heeft om een job te vinden en hoeveel vacatures er per jaar in die sector zijn. Taak 3: Loonberekening Wat wordt er gescreend? • Rekenen op niveau VKS 2: rekenen met percentages; rekenen met getallen (geheel en decimaal); informatie aflezen uit eenvoudige en complexere tabellen Hoe wordt er gescreend? Direct Aard van de taak Bij deze taak wordt met de klant stil gestaan bij het verschil tussen bruto- en nettoloon. De klant moet berekenen hoeveel er van een (gewenst) brutoloon overblijft nadat de RSZ eraf gegaan is. Daartoe wordt de klant gevraagd 13% te berekenen van het brutoloon en dit af te trekken van het brutoloon. Vervolgens wordt samen met de klant in een tabel gekeken hoeveel nettoloon er nog overblijft. Taak 4: Computervaardigheden Wat wordt er gescreend? • ICT op niveau VKS 2 Hoe wordt er gescreend? Direct via 'Mijn VDAB' of indirect via proxyvragen Aard van de taak Klanten waarvan er nog geen dossier op de online toepassing ‘Mijn VDAB’ bestaat en die in de werkwinkel kunnen beschikken over een computer worden gevraagd om het dossier ‘Mijn VDAB’ op de computer in te vullen. Het invullen van het dossier vergt namelijk een representatief aantal ICTvaardigheden op niveau VKS 2. Is er geen computer beschikbaar of bestaat er al een VDAB-dossier, dan worden de klanten gescreend door middel van proxyvragen. Daarbij wordt de klant gevraagd met welke computerprogramma’s hij kan werken. Als de klant zegt een computerprogramma te kennen, vraagt de consulent naar meer details tot uit een antwoord van de klant blijkt dat hij wel degelijk op het niveau VKS 2 vertrouwd is met het programma. Taak 5: Leesvaardigheid Wat wordt er gescreend? • Lezen op niveau VKS 2: hoofdgedachte achterhalen in informatieve teksten (taak A); informatie vergelijken in informatieve teksten zoals een folder (taak B)
40
Toetsontwikkeling Hoe wordt er gescreend? Direct Aard van de taak Bij taak 5 zijn er twee versies. Taak 5A is het meest geschikt voor mensen die een opleiding overwegen. Taak 5B sluit meer aan bij mensen die onmiddellijk op zoek willen naar werk. Bij taak A moeten de klanten een tekst lezen over de verschillende leermethodieken van de VDAB en er twee methodes uitkiezen die aan bepaalde kenmerken voldoen. Bij taak B moeten de klanten een tekst lezen over de verborgen arbeidsmarkt en een aantal vragen beantwoorden die enkel op te lossen zijn als ze de tekst in grote lijnen begrijpen. De twee teksten komen van de website van VDAB en kunnen dus actueel gehouden worden. Handleiding en scoreformulier In de handleiding worden het doel van de indicator en de plaats van dit instrument binnen het screeningstraject toegelicht. Tevens krijgen de consulenten informatie over de selectie van klanten bij wie de indicator moet worden afgenomen en aanwijzingen over de werkwijze. Het scoreformulier wordt zo eenvoudig mogelijk gehouden en kan ingevuld worden tijdens het gesprek. Omdat het de bedoeling was de prestaties van de klanten te scoren tijdens de afname, werden er in het formulier richtvragen opgenomen, zodat het tegelijk als leidraad kon gebruikt worden. De afzonderlijke items kunnen worden gescoord door eenvoudig aankruisen. Op basis van de score kan de consulent onmiddellijk besluiten of een klant naar de subscreening moet. Omdat er in deze voorstudie geen pretesting en cesuurbepaling voorzien is, kan er ook nog geen cesuur vastgelegd worden. Voorlopig wordt ervan uitgegaan dat enkel klanten die op alles goed scoren voldoende geletterd zijn en niet naar de subscreening moeten. In het vervolgonderzoek zal verder onderzocht worden of dit een goede cesuur is. 3.6
Ontwikkeling subscreening
De ontwikkeling van de subscreening bestaat in de eerste fase uit het selecteren van bruikbare toetsitems uit de instrumenten die ontwikkeld zijn door het Cito. Deze toetsitems worden herwerkt en aangevuld met nieuwe items zodat een representatieve versie van de subscreening kan uitgetest worden. 3.6.1 Opgavenverzamelingen Cito Vooraleer nieuwe toetsen te ontwikkelen, is het zinvol na te gaan of bestaande toetsen kunnen worden ingezet. Door de opdrachtgever werd gevraagd te onderzoeken welke toetsen van het Cito ingezet konden worden voor het screeningsinstrument laaggeletterdheid. Nadat het referentiekader zijn definitieve vorm had gekregen en was goedgekeurd door de stuurgroep, kon een definitieve selectie worden gemaakt van opgavenverzamelingen waarin met een gerede kans opgaven zaten die, al dan niet met aanpassingen, bruikbaar zouden zijn in de Vlaamse context van laaggeschoolde werkzoekenden. De volgende criteria werden hierbij gehanteerd: • De toetsopgaven moeten inhoudelijk aansluiten bij het referentiekader. • De toetsopgaven moeten inhoudelijk gericht zijn op een volwassen doelgroep. • De toetsopgaven moeten functioneel zijn in de situatie van de deelnemers. • De toetsopgaven moeten inhoudelijk en taalkundig aansluiten bij de Vlaamse context. Deze criteria leidden ertoe dat de volgende opgavenverzamelingen in aanmerking kwamen voor verdere screening: • Lezen: Cito-opgaven voor Volwasseneneducatie uit KSE-toetsen en NEDCAT-itembank KSE 1 en 2. Deze opgaven zijn inhoudelijk gericht op een volwassen doelgroep en over het algemeen functioneel van aard. Ze zijn gebaseerd op de eindtermen Lezen voor de KSE 41
Toetsontwikkeling (PROVE, 1996), inhoudelijk in grote mate vergelijkbaar met het referentiekader dat in dit project is ontwikkeld. • Schrijven: KSE-schrijftoetsen voor Volwasseneneducatie KSE 1 en 2. Deze opgaven zijn inhoudelijk gericht op een volwassen doelgroep en over het algemeen functioneel van aard. Ze zijn gebaseerd op de eindtermen Schrijven voor de KSE (PROVE, 1996) en inhoudelijk in grote mate vergelijkbaar met het referentiekader dat in het project is ontwikkeld. • Rekenen: WISCAT-opgaven. Deze opgaven zijn inhoudelijk gericht op een volwassen doelgroep en over het algemeen functioneel van aard. Ze zijn gebaseerd op de eindtermen Rekenen voor de KSE (PROVE, 1996) en inhoudelijk in grote mate vergelijkbaar met het referentiekader dat in het project is ontwikkeld. • ICT: Aangezien er nog geen definitieve beslissingen waren genomen over de vormgeving van deze component en er op het Cito geen opgaven beschikbaar waren die direct gebruikt konden worden, is de uitgebreide selectie- en screeningsroute hier niet gevolgd. Wel zijn er door het Cito 30 conceptopgaven (26 voor VKS 1 en 4 voor VKS 2) gemaakt bij de eindtermen ICT in het referentiekader. Deze opgaven moeten nog een screeningsprocedure en pilot doorlopen analoog aan de procedure gevolgd bij de reken- en taaltoetsen. 3.6.2 Voorselectie toetsopgaven Uit de hierboven geselecteerde opgavenverzamelingen van Cito werd voor lezen, rekenen en schrijven een voorselectie van toetsopgaven gemaakt. Deze voorselectie was een eerste zeef waarbij opgaven die overduidelijk niet geschikt waren werden verwijderd. Hierbij werd gelet op de volgende drie aspecten (aan het criterium ‘volwassen doelgroep’ was door de keuze van genoemde opgavenverzamelingen al voldaan): • Sluit de toetsopgave inhoudelijk en qua niveau aan bij het referentiekader? • Is de toetsopgave functioneel in de situatie van de deelnemers? • Is de toetsopgave inhoudelijk en taalkundig geschikt voor de Vlaamse context? Lezen De NEDCAT-KSE-itembank bestond in totaal uit 126 opgaven voor KSE 1. Voor KSE 2 waren er 93 opgaven en voor KSE 3 waren er 138. Omdat opgaven van het laatste niveau niet geschikt waren, bleef er een opgavenbestand van 219 opgaven over dat voor verdere selectie in aanmerking kwam. Deze opgaven zijn vervolgens op basis van de drie criteria beoordeeld en gecategoriseerd als: ‘onbruikbaar’, ‘ongewijzigd bruikbaar’, ‘bruikbaar na wijzigingen’ en ‘weet niet’. Dit leidde tot de in tabel 1 genoemde aantallen. Tabel 2 geeft de verdeling van de eventueel geschikte opgaven over de categorieën van het referentiekader. Tabel 1: Resultaat van de voorselectie lezen naar mogelijke bruikbaarheid
niet ongewijzigd met wijzigingen weet niet totaal waarvan 'geschikt'
KSE 1 57 21 45 3 126 69
KSE 2 39 20 26 8 93 54
totaal 96 41 71 11 219 123
42
Toetsontwikkeling Tabel 2: Resultaat van de voorselectie lezen naar de categorieën van het referentiekader categorie ver1.1 ver1.2 ver1.3 ver1.4 ver2.1 ver2.2 ver2.3 ver2.4 ver2.5 ver2.6 ver2.7 totaal
KSE 1 19 42 5 2
1
69
KSE 2 4 5
9 22 11 2 1 54
123
Schrijven Voor schrijven waren er 2 KSE-schrijftoetsen aanwezig die als voorbeeld zouden kunnen dienen. Deze schrijftoetsen bestonden uit vijf schrijfopgaven voor KSE 1 en vijf schrijfopgaven voor KSE 2. Hieruit is een eerste voorselectie gemaakt op basis van de drie criteria. Er bleven vier KSE 1-opgaven en twee KSE 2-opgaven voor verdere selectie. Deze opgaven zijn vervolgens beoordeeld en gecategoriseerd als: ‘onbruikbaar’, ‘ongewijzigd bruikbaar’, ‘bruikbaar na wijzigingen’ en ‘weet niet’. Dit leidde tot de in tabel 3 genoemde aantallen. Tabel 4 geeft de verdeling van de eventueel geschikte opgaven over de categorieën van het referentiekader. Tabel 3: Resultaat van de voorselectie schrijven naar mogelijke bruikbaarheid
niet ongewijzigd met wijzigingen weet niet totaal waarvan 'geschikt'
KSE 1 1 0 4 0 5 4
KSE 2 3 0 2 0 5 2
totaal 4 0 6 0 10 6
Tabel 4: Resultaat van de voorselectie schrijven naar de categorieën van het referentiekader categorie pro1.1 pro1.2 pro1.3 pro2.1 pro2.2 pro2.3 totaal
KSE 1 1 2
KSE 2 1
1 1 4
2
6
Rekenen De WISCAT-KSE itembank bestond uit 43 opgaven KSE 1, uit 53 opgaven voor KSE 2 en uit 34 opgaven voor KSE 3. Omdat de opgaven van het laatste niveau niet geschikt waren, bleef er een opgavenbestand van 96 opgaven over dat voor verdere selectie in aanmerking kwam. Deze opgaven zijn vervolgens op basis van de drie criteria beoordeeld en gecategoriseerd als: ‘onbruikbaar’, ‘ongewijzigd bruikbaar’, ‘bruikbaar na wijzigingen’ en ‘weet niet’. Dit leidde tot de in tabel 5
43
Toetsontwikkeling genoemde aantallen. Tabel 6 geeft de verdeling van de eventueel geschikte opgaven over de categorieën van het referentiekader. Tabel 5: Resultaat van de voorselectie rekenen naar mogelijke bruikbaarheid KSE 1 4 2 37 0 43 39
niet ongewijzigd met wijzigingen weet niet totaal waarvan 'geschikt'
KSE 2 3 6 42 0 51 48
totaal 7 8 79 0 94 87
Tabel 6: Resultaat van de voorselectie rekenen naar de categorieën van het referentiekader categorie dat1.1 dat1.2 dat1.3 get1.1 get1.2 get1.3 get1.4 get1.5 get1.6 get1.7 get1.8 get1.9 get1.10 get1.11 get1.12 get1.13 get1.14 get1.15 rui1.1 rui1.2 rui1.3 rui1.4 rui1.5
KSE 1
KSE 2 1
2
7 10 5 2
3 5
1
Categorie dat2.1 dat2.2 dat2.3 get2.1 get2.2 get2.3 get2.4 get2.5 get2.6 get2.7 get2.8 get2.9 get2.10 rui2.1 rui2.2 rui2.3 rui2.4
KSE 1
totaal
39
2
1
KSE 2 6 1 6 3 4 8 8 1 1 3 1 1
48
3.6.3 Expertenpanels De opgaven die in principe geschikt geacht werden, zijn vervolgens voorgelegd aan een panel van experts. De expertenpanels werden op twee verschillende data gehouden, namelijk 23 en 24 april 2009, omdat niet alle experten op dezelfde dag aanwezig konden zijn. In de eerste groep was de meerderheid van de experten specialist op vlak van rekenvaardigheid. In de tweede groep was de meerderheid expert op vlak van taalvaardigheid. De taken werden op voorhand aan de experten bezorgd. De opdrachten werden één voor één besproken. De experten kregen even de tijd om eerst zelf de opdracht te bekijken en om hun eigen score toe te kennen. Daarbij werden de volgende scores gehanteerd:
44
Toetsontwikkeling 0: niet bruikbaar 1: zonder meer bruikbaar 2: bruikbaar mits aanpassingen 3: twijfelgeval Als de experten hun eigen oordeel neergeschreven hadden, werden alle scores naast elkaar gelegd. Bij een gelijklopende scoring werd deze genoteerd als eindscore. Als er volgens de experten aanpassingen nodig waren, werden deze besproken. Bij een verschillende scoring ging de expertengroep in discussie. Naar aanleiding hiervan veranderden de experten soms van mening, wat te merken was aan de andere eindscore die ze uiteindelijk noteerden. Er werd niet over elke opdracht een consensus bereikt. Het eindoordeel van de eerste expertengroep verschilde vaak met die van de tweede expertengroep, die meestal strenger oordeelde. In bijlage 4 staat het overzicht van de resultaten van de expertscreening en de consequenties ervan voor de toetsconstructie. De tijd bleek niet toereikend om alle taken te bespreken. Sommige toetsitems waren echter zeer gelijk van aard. Daarom werden er bij rekenen vanaf een bepaald moment opdrachten overgeslagen. Dat waren dan opdrachten die een vaardigheid toetsen die in een reeds eerder besproken opdracht voorkwam. De commentaar van de experten bij de eerder besproken opdracht was immers meestal ook van toepassing op de volgende, gelijkaardige opdrachten. Ook bij lezen was het niet mogelijk alle taken te behandelen binnen het voorziene tijdsbestek, maar ook hier vormde dit geen probleem omdat hetzelfde soort taken vaak terugkwam. De schrijftaken werden wel allemaal behandeld. Opmerkingen met betrekking tot alle opdrachten • Functionele context: men vond dat alle opdrachten een context moeten krijgen die te relateren is aan de werkcontext, conform het referentiekader. • Nederlandse begrippen, namen, woorden, ... moeten worden vervangen door Vlaamse. • Een aantal opdrachten blijkt gedateerd. Men vond dat deze actueler gemaakt moesten worden: het gaat om jaartallen, data, maar ook bijvoorbeeld e-mail in plaats van prentbriefkaarten; ouderwetse tekeningen vervangen door foto’s, moderne tekeningen. De bestaande herbruikbare opdrachten worden aangepast, rekening houdend met bovenstaande opmerkingen. Opmerkingen bij de rekenopdrachten • In de eerste groep was de meest uitgedragen opvatting dat het creëren van een context de kans op ‘ruis’ vergroot: een afbeelding moet duidelijk zijn voor de kandidaat en bij het toevoegen van tekst ontstaat het risico dat er taalvaardigheid (mee)gemeten wordt. Ook kan het meer tijd kosten omdat de kandidaat moet gaan lezen en zoeken, en kan er verwarring ontstaan over wat verwacht wordt. Volgens de tweede groep echter zou juist een ‘droge’ (bewerkings)formule verwarring kunnen opleveren omdat laaggeletterden (met weinig ervaring met dit soort formules) mogelijk niet weten wat ze moeten doen. De expertgroepen waren het hierover dus niet met elkaar eens. De onderzoeksgroep heeft daarom John Norris (Department of Second Language Studies, University of Hawaii at Mānoa), expert op vlak van evaluatie, geraadpleegd over dit probleem. Zijn mening hierover is dat rekenen in beroepscontexten ook gecontextualiseerd is, dus dat een valide meting van de vaardigheid toch ook best via betekenisvolle opdrachten gebeurt. De talige bias moet zoveel mogelijk vermeden worden door het taalgebruik zo eenvoudig mogelijk te maken, en aan de klanten de mogelijkheid te geven om tijdens de afname van het onderdeel rekenen uitleg te vragen als ze een woord niet begrijpen. Omdat de mening van de tweede groep en de visie van Norris meer aansluiten bij de toetscriteria die bij de ontwikkeling van de toets in acht werden genomen, heeft de onderzoeksgroep uiteindelijk besloten deze over te nemen. De opmerking van John Norris dat de klanten vragen moeten kunnen stellen als ze een vraag niet begrijpen, moet opgenomen bij een verdere ontwikkeling van de 45
Toetsontwikkeling subscreening in het vervolgonderzoek. In de pilot wordt ook onderzocht of klanten de instructies bij rekenopdrachten begrijpen. • Bij verschillende opdrachten staan er nog bedragen in gulden; dit moet gewijzigd worden naar euro. Daarbij moet er volgens groep 1 wel over gewaakt worden dat het bedrag realistisch blijft in relatie met de gebruikte context. Als dit niet het geval is, is het beter om niet de getallen aan te passen (die zijn immers opzettelijk zo gekozen voor de vaardigheid en het niveau), maar wel de context. Dit wordt bij de aanpassingen naar aanleiding van de expertenbijeenkomst doorgevoerd. • In groep 1 werd opgemerkt dat in sommige opdrachten verkleinwoorden staan of dat er bijvoorbeeld wordt verwezen naar een spelcontext waarbij de personages kinderen zijn. Laaggeschoolde volwassenen zijn hier zeer gevoelig voor. Daarom moeten dergelijke elementen vermeden worden. Verkleinwoorden worden uit de taken gehaald en de contexten worden veranderd in werkcontexten. • Bij sommige van de bestaande toetsitems staat er dat de rekenkundige bewerking die moet gebeuren, ‘uit het hoofd’ gemaakt moet worden. De experten stelden zich de vraag of het belangrijk is dat mensen deze bewerkingen uit het hoofd kunnen maken. Het is wel handig als men het kan, maar niet echt nodig. Veel mensen rekenen bij de uitoefening van hun beroep nooit uit hun hoofd. Bouwvakkers maken bijvoorbeeld bepaalde berekeningen door op de muur te schrijven. Daarom meenden de experten dat het het beste is om de voorwaarde ‘uit het hoofd’ te schrappen. Dit wordt doorgevoerd in de toetsen. Het kunnen gebruiken van een rekenmachine voor een moeilijke bewerking werd door de tweede expertgroep wél van belang geacht. Taken waarbij een rekenmachine gebruikt moet worden, zullen worden opgenomen wanneer er voor het vervolg nieuwe opgaven worden ontwikkeld, op voorwaarde dat de gescreenden kunnen beschikking over een rekenmachine. Opmerkingen bij de schrijfopdrachten De opmerkingen over de schrijfopdrachten hadden betrekking op een aantal van de beoordelingsaspecten. • In de eerste expertengroep ontstond discussie over de vraag of hoofdlettergebruik beoordeeld moet worden. Hoofdletters kunnen een probleem zijn voor allochtonen. Ook steeds meer autochtonen gebruiken weinig of geen hoofdletters (bijvoorbeeld jongeren met sms-taal). Hoofdlettergebruik is daarom volgens enkele experts geen criterium voor laaggeletterdheid. Bij één van de opdrachten, waarbij een formulier ingevuld moet worden, kan je dit criterium ook moeilijk gebruiken, omdat formulieren vaak in blokletters ingevuld moeten worden. • Het beoordelingsaspect ‘de plaats van aanhef en ondertekening op een brief’ werd door de eerste groep te moeilijk gevonden om bij elke toets te gebruiken. Men zou daar niet te veel gewicht aan willen toekennen en bekijken wat er uit de pretest komt. • In de eerste groep constateerde men dat er op niveau VKS 1 geen zinsbouw beoordeeld wordt. Het advies is dit criterium toe te voegen, maar wel na te gaan hoe het gescoord dient te worden. • Het beoordelingscriterium ‘het handschrift is goed te lezen’ werd door groep 2 subjectief gevonden: Wat als iemand bijvoorbeeld een ongeluk heeft gehad aan de hand en daardoor een slechte motoriek heeft? • Wat betreft spelling is het criterium dat veelvoorkomende klankzuivere woorden correct gespeld moeten kunnen worden. De experten stelden zich de vraag hoe iemand kan weten wat men onder ‘veel voorkomend’ verstaat en of iedereen die de test zal moeten afnemen precies weet wat met klankzuiver bedoeld wordt.
46
Toetsontwikkeling • Wat grammatica betreft, vond men dat als criterium moet gelden dat fouten in de grammatica verstaanbaarheid niet in de weg mogen staan. Bij het opstellen van de beoordelingsmodellen van de schrijftoetsen (bijlage 5) wordt rekening gehouden met alle bovenstaande opmerkingen. Opmerkingen bij de leesopdrachten • Beide groepen constateerden dat de context bij de opdrachten meestal niet geheel of niet geschikt is, omdat het niets met werk te maken heeft. Daarom worden opdrachten aangepast door deze zoveel mogelijk te situeren in een werkcontext of een context die daar erg op gelijkt. • De experten in groep 1 vroegen zich af of er ook open vragen gesteld kunnen worden. Deze mogelijkheid zal onderzocht worden als er nieuwe opdrachten ontwikkeld worden. • Beide groepen gaven de suggestie om authentieker materiaal te gebruiken, in een meer realistische situatie, met een echte lay-out. Bij het aanpassen van taken worden zoveel mogelijk reële en herkenbare logo’s gebruikt van De Lijn, De Post, …In een meer definitieve versie van de toets kunnen hier nog verdere aanpassingen gedaan worden. • Beide groepen vroegen zich af of lange teksten wel wenselijk zijn en of het niet beter is om de vraag te stellen voor de tekst in plaats van erna. Mensen moeten wel in staat zijn een klein stukje informatie uit een langere tekst te selecteren, maar het is belangrijk om in een leestoets niet te veel lange teksten toe te voegen. Door de vragen eerst te geven en dan pas de tekst, voorkomt men wellicht dat de meeste mensen de hele tekst gaan doorlezen, terwijl ze eigenlijk maar één paragraaf van de hele tekst moeten lezen. Bij de aanpassing worden de vragen telkens voor de te lezen tekst geplaatst. 3.6.4 Toetsopzet Het aantal opgaven dat uiteindelijk nodig is voor een betrouwbare toetsing hangt af van de keuzes voor de uiteindelijke toetslengte en de beslissingen die worden genomen op basis van de toetsresultaten. De subscreening moet op een zo efficiënt mogelijke wijze tot een betrouwbare beslissing leiden. Wanneer uitspraken per onderdeel gedaan moeten worden (lezen, schrijven en rekenen) dient elke toets minimaal 30 opgaven te bevatten. De toets moet uitspraken doen over het lees,- reken- en schrijfniveau van een deelnemer, uitgedrukt in de volgende termen: • onvoldoende geletterd op VKS 1 • voldoende geletterd op VKS 1 maar onvoldoende op VKS 2 • voldoende geletterd op VKS 2 Vooraf is niet duidelijk welke vaardigheid een deelnemer heeft en op welk niveau de toetsing zou moeten plaatsvinden. Verder is het van belang dat een deelnemer niet onnodig geconfronteerd wordt met te moeilijke opgaven. Daarom dient de toetsing te beginnen met opgaven op VKS 1. Wanneer een deelnemer eerst een toets voor VKS 1 krijgt voorgelegd en vervolgens - indien deze deelnemer op deze toets een voldoende op deze toets haalt - een toets op niveau VKS 2 moet afleggen, zou de toetsing per vaardigheid 60 opgaven vereisen. Dit zou leiden tot een te lange toetstijd. Er is gekozen voor het multi-stage adaptieve toetsmodel (zie ook 3.3.2) waarin een deelnemer in de eerste zitting een toets van 15 opgaven VKS 1 krijgt voorgelegd. Scoort een deelnemer boven een bepaalde grens (later te bepalen op grond van een uitgebreide pretest en standaardsetting), dan wordt beheersing van niveau 1 verondersteld en volgt er een tweede toets met 15 VKS 2 opgaven. Scoort de deelnemer onder de genoemde grens dan bestaat de tweede toets uit 15 VKS 1 opgaven. Op deze
47
Toetsontwikkeling manier wordt in beide gevallen een beslissing genomen op basis van 30 opgaven, Hetgeen waarschijnlijk – dit moet in een uitgebreide pretest nog worden onderzocht – tot een voor deze beslissing voldoende betrouwbaarheid zal leiden. Voor één toetsingsversie heeft men voor de vaardigheden rekenen en lezen dan minimaal 30 opgaven niveau 1 en 15 opgaven niveau 2 nodig. Hieronder wordt het opzet van de subscreening schematisch weergegeven:
15 opg VKS 1
> 8 goed
< 8 goed
15 opg VKS 1
onder cesuur VKS 1
beroepsopleiding VDAB of passend werk + geletterdheid (G-factor/Gcoach)
15 opg VKS 2
boven cesuur VKS 1
onder cesuur VKS 2
beroepsopleiding VDAB of werk VKS 1 + geletterdheid (G-factor/Gcoach)
boven cesuur VKS 2
(hogere) beroepsopleiding VDAB of werk VKS 2
Toelichting: • de genoemde aantallen bij de eerste toets (<8 en ≥8) zijn slechts aanduidingen. Dit kan pas definitief worden vastgesteld na een pretest waarin de itemparameters zijn vastgesteld. • hetzelfde geldt voor de cesuren VKS 1 en VKS 2.
3.6.5 Opgavenconstructie In het voorafgaande is beschreven hoeveel opgaven er uiteindelijk minimaal nodig zijn voor de subscreening. Voor de onderdelen schrijven, lezen en rekenen werd in dit project reeds een basis gelegd door het maken van voorbeeldopgaven die in de pilot getest zijn (zie hoofdstuk 4). Voor ICT zijn er conceptopgaven gemaakt die als basis kunnen dienen voor de verdere toetsconstructie. Deze ICT-opgaven zijn niet in de pilot meegenomen. Er is naar gestreefd voor elke categorie van het referentiekader minimaal één voorbeeldopgave te construeren. Deze werkwijze leidde er vanzelf toe dat er voldoende opgaven beschikbaar waren voor de pilot en een voldoende dekking van het referentiekader. Bijlage 6 bevat de overzichten van het aantal opgaven dat per vaardigheid is ontwikkeld.
48
Toetsontwikkeling De opgaven voor schrijven uit de Cito-toetsen werden niet alleen inhoudelijk aangepast, ook de beoordelingscriteria werden op basis van de opmerkingen van de expertengroep bijgesteld. Hierbij werd onder meer gebruik gemaakt van de beoordelingscriteria uit de verschillende instrumenten waarop we het referentiekader hebben gebaseerd. Bij de ontwikkeling van nieuwe schrijftaken is daarnaast gebruik gemaakt van het portfolio Taal en Werk van het Cito. Opgaven uit dit portfolio hebben als inspiratiebron gediend voor het ontwikkelen van nieuwe schrijftaken. De aanpassingen en constructie voor rekenen zijn door het Cito uitgevoerd. Een laatste screening en aanpassing aan het Vlaamse taalgebruik bij de rekenopgaven werd door het CTO uitgevoerd. Op grond van de ervaringen die waren opgedaan met selectie en constructie werd door het Cito de conclusie getrokken dat het efficiënter zou zijn om de aanpassingen van opgaven voor lezen en schrijven door het CTO te laten uitvoeren, omdat op deze wijze aanpassingen van context en taalgebruik aan de Vlaamse situatie het meest direct konden plaatsvinden. 3.6.6 Toetsboekjes voor pilootafnames De ontwikkelde toetsitems voor de subscreening werden in het vervolg van het project gepilot (zie hoofdstuk 4). Het primaire doel van deze pilot was om na te gaan in hoeverre de ontwikkelde toetsprocedure werkbaar is in de dagelijkse praktijk van de VDAB. Een secundair doel was om reacties te krijgen op de reeds ontwikkelde taken. Bij de samenstelling van de subscreening voor de pilot is er daarom naar gestreefd zowel het format van de toetsen, de inhoud van de toetsen als de toetsprocedure te gebruiken zoals deze door de stuurgroep goedgekeurd zijn. Hiermee kan de pilot beschouwd worden als een simulatie op kleine schaal van de uiteindelijke procedure. Voor de subscreening is daarom het volgende opzet gehanteerd: • Elke deelnemer krijgt twee toetsboekjes, elk bestaande uit 3 deeltoetsen: - rekenen met 15 opgaven - lezen met 15 opgaven - schrijven met 15 beoordelingsaspecten • In het eerste boekje zijn voor elke vaardigheid niveau VKS 1-opgaven opgenomen. Het tweede boekje bestaat zoveel mogelijk uit opgaven bedoeld voor niveau VKS 2. • Zoveel mogelijk inhoudscategorieën uit het referentiekader zijn door de toets gedekt. De deeltoetsen voor lezen bestaan uitsluitend uit meerkeuzevragen. De deeltoetsen rekenen bestaan voor ongeveer de helft uit meerkeuzevragen en voor de helft uit korte open vragen. De schrijftoetsen bestaan uit open vragen. De deelnemers kunnen bij de open vragen hun antwoord in de toetsboekjes schrijven. Bij de meerkeuzevragen moeten zij het antwoord in de toetsboekjes omcirkelen. Voor de open-antwoordvragen bij rekenen en de uitwerkingen bij schrijven zijn beoordelingsmodellen opgesteld, waarmee de antwoorden dichotoom worden gescoord met 0 of 1. Gezien de stand van zaken met het ontwikkelen van voorbeeldopgaven bestaan niet alle onderdelen uit 15 opgaven en zijn in boekje 2 voor lezen en rekenen ook enkele opgaven voor niveau VKS 1 opgenomen. Voor het primaire doel van de pilot is dit echter geen bezwaar. Bijlage 7 geeft het overzicht van de samenstelling van beide toetsboekjes voor de subscreening. 3.6.7 Conclusies en aanbevelingen Onderdeel van dit project was de ontwikkeling van voorbeeldopgaven voor de subscreening. Daarbij werd ervan uitgegaan dat er mogelijk opgaven uit opgavenverzamelingen van het Cito konden worden ingezet. Het bleek dat uiteindelijk weinig oorspronkelijke opgaven direct bruikbaar waren. Veel opgaven moesten worden veranderd om bruikbaar te zijn in de context van werkzoekende Vlaamse deelnemers. Dit had te maken met het specifieke doel van de subscreening, met verschillen in taalgebruik en het feit dat bij opgaven die in principe bruikbaar waren de Nederlandse context moest worden vervangen door een Vlaamse. De Nederlandse opgaven konden wel in ruime mate dienen als 49
Toetsontwikkeling voorbeeld om nieuwe opgaven te maken. Er is naar gestreefd om voor elke categorie uit het referentiekader een voorbeeldopgave te maken. Op grond van de ervaringen bij de constructie van de opgaven zijn de volgende zaken aan te bevelen: • Bij verdere constructie van opgaven wordt best uitgegaan van deze voorbeeldopgaven en op grond hiervan worden nieuwe opgaven geconstrueerd in plaats van bestaande Cito-opgaven te wijzigen. • Het Cito beveelt aan de toetsconstructie door een Vlaams team te laten uitvoeren. De deskundigheid hiervoor is op het CTO voorhanden en Vlaamse constructeurs zijn beter in staat de Vlaamse context te incorporeren in de opgaven. • In deze projectfase is onder grote tijdsdruk gewerkt. Het is aan te bevelen om voor de constructie van de opgaven een ruime doorlooptijd in te bouwen voor constructie, interne screening, beoordeling door externe deskundigen en definitieve vormgeving. Constructie van nieuwe opgaven vereist nu eenmaal een verantwoorde doorlooptijd om deze fase goed te doorlopen. De opgaven die in het vervolgproject worden geconstrueerd zullen immers de basis vormen voor de verdere ontwikkelingen in het project. Een doorlooptijd van 5 maanden is enkel voor de constructie van opgaven aan te bevelen. Dit is exclusief de pretest. • In de ontwikkeling van de eerste versie van de subscreening is gewerkt met worddocumenten voor de opgaven en is voor de administratie ervan gebruik gemaakt van Excel. Gezien de aantallen opgaven in deze fase was deze werkwijze praktisch. Wanneer de aantallen opgaven echter toenemen is het aan te bevelen een itembanksysteem te gebruiken voor een overzichtelijke opslag van de opgaven, de administratie van kenmerken, gebruikshistorie, statistische gegevens, en de toetsselectie en -samenstelling. Het Cito kan vanuit zijn expertise aan het opzetten van een dergelijk itembanksysteem een bijdrage leveren. • Bij toetsconstructie dient rekening te worden gehouden met hergebruik en veroudering van de opgaven. Het is aan te bevelen in eerste instantie 30 % meer opgaven te maken als nodig is voor één toetsafname. Daarna zullen nieuwe opgaven geconstrueerd moeten worden. Men zou hierbij kunnen denken aan de vervanging van een kwart van de opgaven per jaar om te voorkomen dat opgaven te bekend raken. Deze nieuwe opgaven dienen ook te worden gepretest en daarna in een opgavenbank te worden opgenomen. In 4.4.4 wordt nog verder ingegaan op hoeveel items er ontwikkeld en gepretest moeten worden. • Wanneer er gewerkt gaat worden aan een itembank is het nodig bij de toets- en itemanalyse gebruik te maken van een item response model. Dit biedt op langere termijn ook de mogelijkheid adaptieve toetsing in te voeren. Ook hier kan gebruik gemaakt worden van de expertise van het Cito.
50
Pilootafnames
4
PILOOTAFNAMES
Vooraleer over te gaan tot een grootschalige afname van de toetstaken in een volgende fase van het project, is het wenselijk de taken af te nemen bij een kleinere groep van werkzoekenden. Op deze manier kan de kwaliteit en bruikbaarheid van de taken nagegaan worden. In dit hoofdstuk worden de praktische afnamemodaliteiten en de resultaten beschreven van de eerste proefafname van de pilootversies van de indicator en de subscreening bij een selectie van werkzoekenden die zich bij VDAB aanmelden voor een begeleidingstraject. Op basis hiervan wordt een reeks conclusies en aanbevelingen geformuleerd. 4.1
Doel
De ontwikkelde taken uit de indicator werden voorgelegd aan laaggeschoolde werkzoekenden die zich bij een werkwinkel aanboden voor trajectbegeleiding. Daarbij werden de volgende parameters geobserveerd: gebruiksvriendelijkheid, tijdsinvestering, aangepastheid aan de doelgroep, hanteerbaarheid door consulenten, duidelijkheid van de handleiding en het scoreformulier en de algemene reactie van de gescreenden op de taken. De ontwikkelde en/of aangepaste taken uit de subscreening werden voorgelegd aan werkzoekenden die een opleidingstraject volgden in een competentiecentrum. De gescreenden werden onmiddellijk na de afname bevraagd over de volgende parameters: de duur van de afname, de moeilijkheidsgraad van de taken, de duidelijkheid van de instructies en de aantrekkelijkheid van de taken. Bij de rekentaken werd ook aandacht besteed aan de duidelijkheid van de instructies, opdat kon worden nagegaan of taal een barrière zou vormen voor het maken van de rekentaken (talige bias). 4.2
Uitvoering
Indicator De indicator werd voorgelegd aan 17 laaggeschoolde werkzoekenden uit de regio Gent. Onder regio Gent valt zowel stedelijk als landelijk gebied, zodat zowel de geografische spreiding (stedelijk/landelijk) als de sectoriële spreiding was gegarandeerd. Het onderzoek vond plaats tussen 19 juni en 17 juli 2009. Vier consulenten, verspreid over drie werkwinkels, werden bereid gevonden deel te nemen aan het onderzoek. Het betrof de werkwinkel Rabot in Gent, de werkwinkel Stapelplein Gent en de werkwinkel Eeklo. Er werden in totaal 37 gesprekken gepland, waarvan er effectief 17 hebben plaatsgevonden. De onvoorspelbaarheid van het effectief doorgaan van een afspraak bleek een grote hindernis bij de organisatie van de afnames. Het gebeurde regelmatig dat werkzoekenden de dag zelf nog hun afspraak afbelden, verzetten of zelfs zonder te verwittigen niet kwamen opdagen.
Gent Rabot
gepland effectief opmerking dag 1 5 2 dag 2 4 0
Gent Stapelplein consultent 1 dag 1 dag 2 dag 3 dag 3 Gent Stapelplein consulent 2 dag 1 dag 2
2 4 1 0
1 2 0 1 niet geplande afspraak
2 3
2 1 51
Pilootafnames
Eeklo
dag 3 dag 4 dag 1 dag 2 dag 3
3 2 7 ? 4 37
2 0 afgelast, wegens geen kandidaten 4 0 afgelast, wegens geen kandidaten 2 17
De afname gebeurde door de VDAB-consulent tijdens het intakegesprek. Een medewerker van het CTO observeerde de afname. De aanwezigheid van een externe observator heeft in geen enkel geval voor weerstand of ongemak gezorgd. De consulent vulde ook telkens het scoreformulier in en was bijgevolg degene die de taken beoordeelde en scoorde. Van tevoren kreeg elke consulent een mail waarin het project werd toegelicht en waarbij hij van de nodige documenten (handleiding, scoreformulier, bijlagen) werd voorzien. De consulent werd gevraagd om deze documenten grondig door te nemen vóór de eerste pilootafname. Daags voor de afname werd de consulent telefonisch gecontacteerd om eventuele vragen te beantwoorden. Subscreening De subscreening werd voorgelegd aan meer dan honderd laaggeschoolde werkzoekenden uit vijf verschillende competentiecentra, één per provincie. De competentiecentra uit Antwerpen, Wevelgem, Heverlee, Wondelgem en Hasselt bleken bereid mee te werken aan het onderzoek. In sommige centra werden de deelnemers geselecteerd op doelprofiel (laaggeschoolde moedertaalspreker), in andere centra nam de hele groep deel aan de afname. In dat geval zijn achteraf de anderstalige deelnemers geweerd uit het onderzoek. De anderstaligen werden gelabeld als personen die Nodo-ondersteuning krijgen en/of uit een NT2-traject komen. Totaal Moedertaalsprekers Antwerpen 29 16 Hasselt 11 8 Heverlee 21 18 Wevelgem 18 18 Wondelgem 37 20 116 80 Het onderzoek vond plaats tussen 11 juni en 6 juli 2009. De screening bestond uit twee toetsboekjes. Het eerste toetsboekje bevat opgaven op niveau VKS 1, het tweede toetsboekje opgaven op niveau VKS 2 en VKS 1. Elke deelnemer kreeg eerst het eerste toetsboekje en voerde de taken uit. Na de taakuitvoering kreeg elke deelnemer minstens een kwartier pauze. Na de pauze kreeg elke deelnemer het tweede toetsboekje en voerde opnieuw de taken uit. De subscreening werd afgenomen door een medewerker van het CTO in een lokaal van het betreffende competentiecentrum. Er was telkens een instructeur, consulent of trajectbegeleider aanwezig om een veilig klimaat te handhaven en het normale verloop van de dag te garanderen. De toetsboekjes werden door de onderzoekers beoordeeld en gescoord. 4.3
Resultaten indicator
In deze paragraaf worden de resultaten van de pilot van de indicator besproken. Bij de observaties werd allereerst gekeken naar de praktische uitvoerbaarheid en de inpasbaarheid in het intakegesprek. Daarnaast werden de afzonderlijke taken beoordeeld. Elke consulent werd na afloop bevraagd over zijn ervaringen. De resultaten van deze observaties en de bevraging worden hieronder beschreven en er worden voorstellen gedaan voor de aanpassing van de afnameprocedure en van de afzonderlijke
52
Pilootafnames taken. Deze voorstellen zijn verwerkt in een herziene versie van de indicator (bijlage 8) die in de vervolgfase uitgebreider moet worden gepretest. 4.3.1 Algemene resultaten De afname van de indicator bleek zowel afhankelijk van de werkwijze van de consulent als van de problematiek en persoonlijkheid van de klant. Consulenten die in het eerste gesprek meer het accent legden op de bespreking van de persoonlijke problemen van de klant en huiverig waren om de klant door de afname van een test te frustreren, bleken minder goed in staat de indicator in te passen. Dit is natuurlijk niet los te zien van het type klant. Klanten met grote socio-emotionele of administratieve problemen of een moeilijke thuissituatie vragen in het eerste gesprek vooral aandacht voor die problemen, waardoor de zakelijke aspecten uit de intakeleidraad vaak naar een tweede of derde gesprek verschoven moeten worden. Door sommige consulenten werd de vrees geuit dat de afname van de taken bedreigend kan zijn wanneer de consulent nog het vertrouwen van de klant moet winnen. Ook de voorbereiding van de consulent speelt een rol. Consulenten die de handleiding vooraf goed hadden gelezen en soms met collega’s hadden doorgesproken, slaagden er veel beter in om de voorziene taken in te passen. Alle consulenten gingen redelijk vrij om met de taken. Ze pasten de vraagstelling in de taken in meer of mindere mate aan de klant aan. Meestal was die aanpassing aanvaardbaar of zelfs wenselijk, maar in een enkel geval maakte dit de vraagstelling van een hoger (evaluerend) niveau waardoor de taak boven het niveau VKS 2 kwam te liggen. Soms werden vragen weggelaten, bijvoorbeeld omdat de gevraagde informatie al tijdens de oriëntatieweek was verkregen of omdat de vragen niet als relevant werden ervaren voor een specifieke klant. Ook het feit dat de consulenten niet over een rekenmachine beschikten, had invloed op de toepassing van de indicator. Een van de twee rekentaken kon hierdoor niet naar behoren worden uitgevoerd. Vier van de vijf consulenten waren van mening dat de indicator goed in te passen is in het intakegesprek, mits een aantal taken worden aangepast en mits er extra tijd voorzien wordt. Het bleek ook omwille van het profiel van de klant niet altijd haalbaar om alle taken in het eerste gesprek goed aan bod te laten komen. Alhoewel de handleiding de aanbeveling gaf de klant voor aanvang van de intake op de hoogte te stellen van de afname van de indicator, gebeurde dit in een aantal gevallen niet. Er was echter geen enkele klant die bezwaar maakte tegen de uitvoering van de taken, of dit nu wel of niet van te voren was aangekondigd. Tijdens de nabespreking van de taken bleek dat niet alle consulenten voldoende kennis hadden van wat het begrip geletterdheid inhoudt. Zij vulden het soms beperkter in dan in de screening wordt voorzien en hadden niet altijd voldoende inzicht in de gevolgen van laaggeletterdheid voor het functioneren in opleiding en beroep van hun klanten. Omdat niet alle consulenten alle taken volgens de voorgeschreven procedure binnen één intakegesprek konden uitvoeren, kan er geen exacte schatting van het tijdbeslag worden gegeven. Een ruwe schatting wijst in de richting van 15 minuten tijd die nodig is om de indicator in zijn geheel uit te voeren. 4.3.2 Resultaten per taak Taak 1: Korte profielbeschrijving van de klant Deze taak werd door het merendeel van de consulenten gebruikt zoals aangegeven stond in de handleiding. Alle klanten die de onderzoeksploeg observeerde, hadden al een dossier bij VDAB, dat tijdens het gesprek aangevuld en geactualiseerd werd. De consulenten vroegen de klanten om de fiche in te vullen, zodat zij konden verifiëren of de gegevens die in het dossier stonden, correct waren. Alle klanten die de fiche kregen voorgelegd, bleken in staat om hun persoonsgegevens in het eerste deel van het fiche in te vullen.
53
Pilootafnames Het tweede deel van de fiche, waarbij de klanten worden gevraagd in te vullen waarom zij naar VDAB komen (om te werken of om een opleiding te volgen) werd door de klant meestal niet ingevuld. Meestal reageerde de consulent hier ook niet op. Voor het niet invullen zijn verschillende redenen aan te wijzen: • De klanten worden meestal verplicht om naar de VDAB te komen en daardoor zijn de vragen niet erg natuurlijk. • De klanten hebben vooraf een oriëntatieweek gevolgd en de consulent kent reeds het antwoord op de vragen. • De klanten weten zelf nog niet goed of ze werk willen zoeken of een opleiding volgen. Deze taak wordt als volgt aangepast: Het tweede deel van de invulfiche wordt weggelaten. Om te voorkomen dat het aantal minder voor de hand liggende vragen te gering wordt, wordt een extra vraag over de geboorteplaats toegevoegd. Sommige mensen hebben immers geleerd vaak gevraagde persoonsgegevens in te vullen, maar beschikken verder niet over lees- of schrijfvaardigheid. Samen met het item Rijbewijs (categorie) en de invulvraag over geslacht, zal het item geboorteplaats er wellicht voor zorgen dat (zo goed als) alle ongeletterde klanten moeite hebben om het formulier in te vullen. In de handleiding wordt toegevoegd dat de consulent wel degelijk moet nakijken of alles effectief ingevuld is, omdat uit de pilots bleek dat ze niet reageerden wanneer een deel van het formulier niet was ingevuld. Taak 2: Grafiek met vacatures Deze taak werd wisselend onthaald en op verschillende manieren toegepast door de consulenten. Niet elke consulent wist de taak even goed of op het juiste moment in te bedden in het gesprek. Een consulent (die de handleiding niet gelezen had) legde deze taak op het einde van het gesprek voor. Dit kwam niet zo goed over, omdat het op deze manier werd ervaren als een test. Een andere consulente legde deze taak enkel voor als dit naar haar eigen aanvoelen niet bedreigend zou zijn voor de klant. De consulenten die deze taak konden integreren in het gesprek, vonden deze taak zeer zinvol, omdat het een goede opstap is om met klanten na te denken over beroepsmogelijkheden in bepaalde sectoren: een klant die een job zoekt in een sector waar maar weinig werk is, kan je daar op wijzen; een klant die niet weet waar hij wil werken, krijgt zicht op welke sectoren er allemaal zijn en waar er het meeste werk is. Zo greep een consulent het feit dat de uitzendbureaus en selectiebureaus blijkens de grafiek veel vacatures in handen hebben, juist aan om de klanten erop te wijzen dat het belangrijk is dat ze zich ook tot interimkantoren wenden. De pogingen om deze taak op een zo natuurlijk mogelijk manier te integreren, leidde bij één consulent tot andere vragen dan voorzien in de handleiding. Ze vroeg de klant in welke sector zijn gewenste beroep zich bevond. Het was beter geweest als de consulent zelf de sector had benoemd en deze dan door de klant had laten opzoeken in de grafiek. Op niveau van de taken bleken er ook een aantal moeilijkheden: • De in de grafiek vermelde sectoren bleken niet voor elke klant herkenbaar of bevatten te veel moeilijke woorden. • De weergave van de duizendtallen zonder spatie of punt in de grafiek leek tweemaal te leiden tot het verkeerd aflezen daarvan (bijvoorbeeld 7000 in plaats van 70000). • De cijfers voor Vlaanderen komen niet overeen met de regionale cijfers en zeggen daarom niet veel voor de klant. • De vacatures in interim- en selectiebureaus zijn niet mee verrekend in de sectoren, zodat je een vertekend beeld krijgt.
54
Pilootafnames Deze taak wordt als volgt aangepast: • De consulenten krijgen aanwijzingen hoe ze de vragen kunnen aanpassen aan de situatie van de klant: De klant die nog niet weet welke job hij wenst te doen. De consulent vraagt: In welke sector zitten de meeste vacatures? Hoeveel? De klant die weet welke job hij wenst te doen. De consulent zoekt samen met klant de sector waarin dit beroep thuishoort en vraagt: Hoeveel vacatures zijn er in de sector waar jij wilt werken? • Er worden grafieken met een verdeling van de vacatures over de verschillende sectoren per provincie gemaakt. • De lay-out van de cijfers van de grafiek wordt aangepast. Er wordt een spatie geplaatst tussen de duizendtallen, zodat getallen als 70 000 makkelijker leesbaar worden. Taak 3: Loonberekening Deze taak verliep niet goed. Enerzijds was de taak te complex opgebouwd. Het berekenen van een brutoloon naar nettoloon is geen gemakkelijk materie. Maar zelfs de vertaling naar de drie stappen: RSZ berekenen, belastbaar loon opzoeken in kolom en vervolgens nettoloon bekijken, bleek nog te uitvoerig. Meestal eindigde deze oefening bij de berekening van RSZ. De reden om deze taak op te nemen, namelijk klanten te laten stilstaan bij verschil bruto- en nettoloon, gaat dan verloren. Verder is deze taak ook weinig realistisch. De verhouding bruto-netto kan immers heel makkelijk automatisch berekend worden met behulp van een speciale calculator die te vinden is op het internet. Anderzijds bleek het ontbreken van een rekenmachine deze taak moeilijk uitvoerbaar te maken. Het inzetten van de computer waarop de consulent werkte, was geen alternatief. Ten eerste vinden sommige consulenten dit onnatuurlijk en ten tweede zorgt dit voor een grote drempel voor klanten die geen computervaardigheid hebben. Daarom vroegen sommige consulenten aan de klant hoe je een percentage moet berekenen. Dit gaat echter aan de eigenlijke taak voorbij, omdat de klant immers niet de formule moet kunnen uitleggen, maar een percentage moeten kunnen berekenen. De taak wordt vervangen door een nieuwe taak: Vermits in de grafiek uit taak 2 de meeste vacatures in de interimsector blijken te zitten, wijst de consulent de klant op het feit dat deze sector ook belangrijk is. In deze nieuwe taak legt de consulent de klant een tabel voor waarin de verschillende jobs staan met het percentage van vacatures die zij in interimsector innemen. De klant moet dan voor een bepaald beroep (liefst het beroep dat hij wil doen) berekenen over hoeveel jobs het gaat. Ook bij deze taak is een rekenmachine nodig, omdat het anders zeer moeilijk is om een taak te voorzien op niveau VKS 2. Dit heeft als consequentie dat consulenten die de indicator afnemen, voorzien zullen moeten worden van een rekenmachine. Taak 4: ICT Deze taak verliep zonder problemen, omdat de vragen parallel lopen met de vraagstelling in het dossier. Klanten die niet of nauwelijks met de computer kunnen werken, bleken er geen problemen mee te hebben dit eerlijk toe te geven. Dat geeft aan dat het stellen van proxyvragen een valabele vervanging is voor een directe meting. De vraag over Acces werd door de consulenten overbodig gevonden, omdat dit een programma is dat minder gebruikt wordt en zelfs door mensen die zeer goed met de computer overweg kunnen, vaak niet beheerst wordt. Een andere bedenking die bij deze taak werd gemaakt, is dat de vraagstelling en de scores voor ICT geen rekening houden met de job die de klant wil gaan uitoefenen. Wanneer een klant die geen ICT nodig heeft voor een job die hij wil uitvoeren alleen onvoldoende scoort op ICT, zal hij toch naar de 55
Pilootafnames subscreening moeten. Een derde bedenking is dat de vragen alleen gericht zijn op bureautica. Ander computergebruik komt niet aan de orde, terwijl veel jobs voor laaggeschoolden juist de vaardigheid vragen om met computergestuurde machines om te gaan. Deze taak wordt als volgt aangepast: Alle vragen worden behouden behalve deze over Acces. De vraag over Acces wordt vervangen door de vraag of de klant ooit al gewerkt heeft met een computergestuurde machine, bijvoorbeeld om een defect van een wagen op te sporen, hout te zagen, … Indien het antwoord positief is, wordt hij ook gevraagd om een toelichting over zijn activiteiten te geven door te vertellen wat hij precies moest doen. Taak 5: Lezen In taak 5 hadden de consulenten de keuze uit twee leestaken, die zich richten op de twee mogelijke perspectieven van de klant: werk of opleiding. Leestaak 5A, die over opleidingen gaat, bleek goed aan te slaan bij klanten die een duidelijke opleidingsbehoefte hadden, maar nog weinig inzicht in wat ze wilden gaan doen. Deze taak werd door de consulenten ook – op één uitzondering na – toegepast bij dergelijke klanten. De vragen werden steeds toegespitst op de situatie van de klant wat goed bleek te werken om het tekstbegrip van de klanten te toetsen. Eén klant die aangaf dat hij onmiddellijk wilde gaan werken, raakte licht geïrriteerd toen hij gevraagd werd deze tekst te lezen. Dat geeft wel aan dat de keuze van een passende tekst heel belangrijk is. Taak 5B bleek niet geschikt. De tekst was te moeilijk en te lang. Ook waren de vragen te schools. Dat kwam naar voren tijdens de afnames en werd ook door de consulenten zo ervaren. Het onderwerp zelf, zoeken naar werk op de verborgen arbeidsmarkt, werd wel als relevant ervaren. Deze taak wordt als volgt aangepast: De tekst van taak 5A kan worden behouden, maar de vragen moeten meer worden toegespitst op de situatie van de klant. • Welke manier van leren past het beste bij jou/ spreekt jou het meest aan? Waarom? • Waarom past/spreekt … (noem een andere manier van leren uit de tekst) minder goed bij jou/ je minder aan? De tekst van taak 5B moet worden ingekort, maar de kern van de tekst moet behouden blijven, om de authenticiteit van de taak te waarborgen. De vragen die erbij horen moeten meer worden toegespitst op de situatie van de klant. • Welke van de manieren om een job te vinden lijkt jou de meeste kansen te geven? Waarom? • Heb je al een van die manieren uitgeprobeerd? Indien ja, geef eens een voorbeeld? Indien nee, waarom heb je bijvoorbeeld …. (noem een van de manieren) nog niet uitgeprobeerd? Handleiding en scoreformulier De handleiding werd, voor zover die door de consulenten was gelezen, als voldoende duidelijk ervaren. Eén consulent had van de handleiding een korte versie gemaakt waarop de verschillende taken kort waren weergegeven. Dit bleek een goed hulpmiddel bij de afname van de indicator. Het scoreformulier werd eveneens als goed bruikbaar ervaren. De consulenten vulden dit pas op het einde van het gesprek in omdat ze de verwerking van de scores tijdens het gesprek te bedreigend vonden voor de klanten. De handleiding en het scoreformulier worden als volgt aangepast: Om de afname zelf te vergemakkelijken en zo eenvormig mogelijk te maken, wordt er een gespreksleidraad gemaakt met een zeer korte beschrijving van wat de consulent moet doen en welke
56
Pilootafnames vragen hij of zij moet stellen. Het scoreformulier wordt ingekort, zodat het nog enkel zal dienen om na het gesprek de score te noteren. De vragen die als geheugensteun dienden, worden eruit verwijderd, aangezien deze in de leidraad worden opgenomen. Verder worden de handleiding en het scoreformulier aangepast conform de wijzigingen in de taken. 4.3.3 Conclusies en aanbevelingen indicator De resultaten van de pilootafnames zijn overwegend positief, maar geven ook aan dat de taken in de proefversie op verschillende punten moeten worden aangepast. Daarnaast bleek tijdens de pilootopnames dat een goede organisatorische en inhoudelijke inbedding en omkadering een voorwaarde is om de indicator adequaat toe te passen. Hieronder worden de conclusies en aanbevelingen op een rijtje gezet.
• Het is mogelijk de indicator in te passen in de intakegesprekken die de consulenten met hun klanten houden bij VDAB, maar dit vraagt enkele inhoudelijke aanpassingen. Deze aanpassingen zijn doorgevoerd in de herwerkte versie.
• De indicator doet een uitspraak over het geheel van geletterdheidvaardigheden, maar niet over de deelaspecten afzonderlijk. Daarom is het aanbevelenswaardig elke klant die onvoldoende scoort op één of meer van de deelaspecten, toch deel te laten nemen aan alle onderdelen van de subscreening.
• Om zo goed mogelijk aan te sluiten bij de leidraad van de intake moet de indicator worden toegepast bij het eerste contact van de klant bij VDAB.
• Het moet mogelijk zijn om de indicator over meerdere gesprekken te spreiden, zodat essentiële onderdelen in de intake zoals ruimte geven aan het bespreken van persoonlijke problemen en het vertrouwen winnen van de klant niet in het gedrang komen.
• De afname van de indicator verlengt de duur van de intake met gemiddeld 15 minuten. De VDAB moet dus rekening houden met een extra werkbelasting van de consulenten die mogelijk organisatorische aanpassingen vergt.
• Consulenten die de indicator gaan gebruiken, moeten een korte opleiding krijgen, zodat ze weten hoe ze de toets moeten inbedden in het gesprek en hoe ver ze kunnen gaan in het aanpassen van de vragen aan de situatie van de klant. Ook kunnen de consulenten tips krijgen over welke ondersteuning ze al dan niet mogen geven. Tevens kan in deze opleiding het begrip geletterdheid en de rol daarvan in beroep en opleiding verder worden toegelicht.
• Om rekentaken van een voldoende hoog niveau te kunnen gebruiken is het nodig dat de consulenten de beschikking krijgen over een rekenmachine, die zij tijdens de afname door de klanten kunnen laten gebruiken.
• Op basis van de pilootafnames is duidelijk welke inhoudelijke en organisatorische aanpassingen er moeten gebeuren, maar er is een breder opgezette pretest nodig om uit te maken of de indicator voldoende discriminerend werkt en waar de cesuur moet worden gelegd. 4.4
Resultaten subscreening
In deze paragraaf worden de resultaten van de toets- en itemanalyses van de subscreening in de pilot gepresenteerd. Hoewel het hoofddoel van de pilotfase was om het voorgestelde opzet subscreening op de praktische uitvoerbaarheid te onderzoeken, zijn er ook psychometrische analyses uitgevoerd om enig inzicht te krijgen in de kwaliteit van de toetsen. Gezien het geringe aantal toetsafnames in de pilotfase kunnen de resultaten slechts als indicatief worden beschouwd. Voor meer definitieve
57
Pilootafnames uitspraken is een uitgebreidere pretest nodig. Van vergelijkingen tussen subgroepen is, eveneens vanwege de aantallen deelnemers in deze fase van het project, eveneens afgezien. 4.4.1 Deelnemersgroep Van de deelnemers zijn de achtergrondvariabelen leeftijd en geslacht verzameld. Deze gegevens zijn gebruikt om een globale beschrijving van de deelnemersgroep te kunnen geven. Gezien de kleine aantallen deelnemers zijn deze gegevens niet gebruikt om analyses op subgroepen uit te voeren. De subscreening van 80 moedertaalsprekers, afgenomen in 5 centra, zijn geanalyseerd. 71 deelnemers waren man, 9 deelnemers vrouw. De gemiddelde leeftijd was 29,6 jaar met een standaarddeviatie van 12,25 jaar. De deelnemers maakten eerst boekje 1 en vervolgens boekje 2. Voor elke toets hadden zij een toetstijd van 60 minuten. Aan het eind van de toetsboekjes konden de deelnemers door middel van vier vragen hun mening geven over de moeilijkheid van de toets, de duidelijkheid van de taken en instructies, de toetstijd en de mate waarin zij het plezierig vonden om aan de toets deel te nemen. Bijlage 9 bevat de scoreformulieren voor beide toetsboekjes en vormt als zodanig een overzicht van de samenstelling van de toetsen. 4.4.2 Toets- en itemanalyses In deze paragraaf wordt ingegaan op de toetskwaliteiten van de subscreening. Allereerst wordt de moeilijkheid van de toetsen en deeltoetsen weergegeven. Vervolgens worden de gegevens met betrekking tot de betrouwbaarheid gepresenteerd. In beide subparagrafen worden de resultaten beschreven voor toetsboekje 1 en 2 afzonderlijk en voor elke subtoets in deze boekjes. Omdat beslissingen zullen worden genomen per deelvaardigheid (rekenen, lezen en schrijven) zijn er ook analyses uitgevoerd voor toetsen rekenen, lezen en schrijven, waarbij de subtoetsen voor elk van deze vaardigheden uit beide boekjes tot één toets zijn gecombineerd. Moeilijkheid toetsen De toetstaken zijn gebaseerd op de niveaubeschrijvingen voor VKS 1 en VKS 2 in het referentiekader en de toetsen zijn daarmee criteriumgericht. De interpretatie van de moeilijkheid van de toetsen moet dan ook in dit licht worden bezien. Wanneer de toetsen zeer gemakkelijk of zeer moeilijk zijn voor de deelnemers, hoeft dat niet te betekenen dat de toetsen hiermee niet aan hun doel voldoen. Immers, wanneer alle opgaven van bijvoorbeeld niveau VKS 1 door alle deelnemers goed gemaakt worden, zouden we niet noodzakelijkerwijs hoeven te concluderen dat de toetsen te gemakkelijk zijn, maar zou de conclusie ook kunnen luiden dat alle deelnemers functioneren op of boven niveau VKS 1. Zouden de deelnemers alle vragen van VKS 2 fout hebben, dan hoeft de conclusie niet te zijn dat de toets te moeilijk is, maar kunnen we ook zeggen dat de deelnemers dit niveau nog niet bereikt hebben. De voorwaarden voor dergelijke conclusies moeten wel zijn dat het referentiekader een goede beschrijving van de VKS-niveaus is en dat de toetstaken daar een goede uitwerking van zijn. Aan de eerste voorwaarde is voldaan doordat het referentiekader zorgvuldig is samengesteld en door de stuurgroep is goedgekeurd. Ook van de tweede voorwaarde kan worden aangenomen dat er in voldoende mate aan voldaan is. De opgaven zijn geconstrueerd op basis van een zorgvuldige screening van bestaande toetsen voor vergelijkbare niveaus en bovendien intern door projectmedewerkers en extern door expertpanels beoordeeld. Een cesuuronderzoek door middel van een standaardsettingprocedure in een vervolgproject kan deze voorwaarde steviger onderbouwen. De toets- en itemanalyses kunnen wel op een andere wijze informatie geven over de moeilijkheid van de toetstaken. We moeten verwachten dat de toetsopgaven voor VKS 1 makkelijker zijn dan die voor VKS 2. In deze subparagraaf zullen we ook hier aandacht aan besteden. Tabel 1 geeft een overzicht van de moeilijkheid van de toetsboekjes, de deeltoetsen in de boekjes en van de deeltoetsen rekenen, lezen en schrijven over beide boekjes heen. Voor elk toetsboekje en 58
Pilootafnames subtoets worden achtereenvolgens het aantal deelnemers gegeven, de maximale score, de gemiddelde score, de standaarddeviatie en de gemiddelde P-waarde. Tabel 1: Moeilijkheid van de toetsboekjes en deeltoetsen
Toetsboekje 1 Toetsboekje 2 Rekenen boekje 1 Rekenen boekje 2 Lezen boekje 1 Lezen boekje 2 Schrijven boekje 1 Schrijven boekje 2 Rekenen totaal Lezen totaal Schrijven totaal
Aantal deelnemers 80 80 80 80 80 80 80 80 80 80 80
Aantal opgaven 32 29 15 15 15 12 2 2 30 27 4
Maximale score 44 48 15 15 15 12 14 21 30 27 35
Gemiddelde score 36,8 33,7 13,2 11,4 12,6 8,6 11,0 13,7 24,5 21,2 24,7
Standaarddeviatie 6,6 9,0 1,7 2,4 3,8 2,1 3,1 6,4 3,7 4,7 8,8
Gemiddeld e P-waarde 83,7 70,1 88,0 75,8 84,0 71,8 78,8 65,1 81,8 78,5 70,4
De gemiddelde P-waarde geeft aan hoeveel procent van de opgaven gemiddeld door de deelnemers goed wordt gemaakt. Uit de gemiddelde P-waarden in deze tabel blijkt dat de toetsopgaven voor de deelnemers in de steekproeven goed tot gemakkelijk te maken waren. Verder blijkt dat boekje 1 gemakkelijker is dan boekje 2, en dat voor alle subvaardigheden (rekenen, lezen en schrijven) geldt dat de subtoets in boekje 1 gemakkelijker is dan die in boekje 2. Dit is volgens de uitgesproken verwachting. De standaarddeviatie is een maat van de verdeling van de scores rondom het gemiddelde. In een normaalverdeling bevindt zich 68% van de deelnemers in een scoregebied van 1 standaarddeviatie rondom het gemiddelde. Zo is de gemiddelde score voor toetsboekje 2 33,7 en de standaarddeviatie 9,0. Dat betekent dat 68% van de deelnemers een score heeft tussen 24,7 (33,7 - 9) en 42,7 (33,7 + 9). Omdat in toetsboekje 2 voor lezen en schrijven ook enkele VKS 1-opgaven waren opgenomen, geeft het verschil in moeilijkheid tussen beide boekjes niet geheel zuiver weer wat het verschil in moeilijkheid voor opgaven van VSK 1 en VSK 2 is. Figuur 1 geeft daarom de P-waarden weer van de opgaven voor VKS 1 en VKS 2 voor de vaardigheden rekenen, lezen en schrijven. Figuur 1: Gemiddelde P-waarden voor VKS 1- en VKS 2-opgaven voor rekenen, lezen en schrijven 100
90
80 rekenen 70
lezen schrijven
60
50
40 VKS1
VKS2
59
Pilootafnames Het blijkt dat opgaven gemaakt voor VKS 2 inderdaad moeilijker zijn dan opgaven voor VKS 1. Dit is een ondersteuning van de uitgangspunten van het referentiekader en de toetsontwikkeling. Verder blijkt dat met name de schrijfopdrachten voor VKS 2 voor de deelnemers gemiddeld moeilijk zijn. Tot slot kunnen we uit het feit dat de rekenopgaven relatief het gemakkelijkst zijn, afleiden dat de talige context van deze opgaven geen belemmering heeft gevormd bij het uitvoeren van de toetstaken. Schatting beheersing VKS-niveaus door de deelnemers De toetsen blijken dus voor veel deelnemers niet te moeilijk te zijn. Omdat het doel van de toetsen zal zijn de vaardigheid van deelnemers te diagnosticeren in termen van de VKS-niveaus, is het interessant om op grond van de pilotresultaten een schatting te maken van de proportie deelnemers dat de niveaus VKS 1 en 2 mogelijk niet beheerst. Op basis van de scorefrequentieverdelingen op beide toetsen kan een voorzichtige indicatie gegeven worden. Deze indicatie geldt alleen voor de pilotpopulatie en is met de nodige onzekerheid omkleed. Op de eerste plaats is het onzeker in hoeverre deze steekproef representatief is voor de gehele populatie. Een tweede onzekerheid bestaat uit het feit dat in de deeltoetsen schrijven en lezen in toetsboekje 2 ook opgaven bedoeld voor niveau VKS 1 zijn opgenomen. Dit maakt de schatting voor de beheersing van niveau VKS 2 enigszins onzuiver: wanneer alle opgaven in toetsboekje 2 van niveau VKS 2 zouden zijn, zouden minder deelnemers dit niveau beheersen. Als beheersingscriterium is uitgegaan van een score groter of gelijk aan 80% van de maximale score van een toetsboekje of subtoets. Bijvoorbeeld, voor boekje 1 is de maximale score 44. 80% van 44 is 35,2. Een deelnemer beheerst volgens dit criterium niveau VKS 1 nog niet, wanneer hij of zij een score lager dan 36 op deze toets heeft. Tabel 2 bevat de percentages deelnemers die op grond van de toetsresultaten VKS 1 of VKS 2 niet beheersen. Deze keuze voor 80% is uiteraard tamelijk willekeurig, hoewel de 80%-grens vaker wordt gehanteerd. Het spreekt vanzelf dat de cijfers wat anders zouden zijn wanneer we een 70% of 90%-criterium hadden gehanteerd. Voor elke toets en subtoets wordt eerst de maximale score gegeven, vervolgens de beheersingsscore en daarna het percentage cursisten dat volgens het gehanteerde beheersingscriterium een VKS-niveau NIET beheerst (en dus een lagere score heeft dan de ‘criteriumscore’). Tabel 2: Percentage deelnemers dat een VKS-niveau NIET beheerst Aantal Maximale opgaven score 32 Toetsboekje 1 totaal 44 29 Toetsboekje 2 totaal* 48 15 Rekenen boekje 1 15 15 Rekenen boekje 2 15 15 Lezen boekje 1 15 12 Lezen boekje 2* 12 2 Schrijven boekje 1 14 2 Schrijven boekje 2* 21 * Deze toetsen bevatten ook VKS 1 opgaven
Beheersingsscore (80%) 36 39 12 12 12 10 11 17
Onder VKS 1 38%
Onder VKS 2 68%
18% 45% 18% 60% 32% 59%
Het blijkt dat afhankelijk van de (deel)toets 18% tot 38% van de deelnemers onder niveau VKS 1 ligt en 45% tot 68% onder niveau VKS 2. Nogmaals: bij de interpretatie van deze tabel moet op basis van eerder genoemde argumenten de grootste voorzichtigheid in acht worden genomen. De cijfers zijn slechts een indicatie. Wel kan gesteld worden dat de tendens volgens verwachting is, in die zin dat meer mensen volgens de pilottoets niveau VKS 1 beheersen dan niveau VKS 2, hetgeen erop wijst dat het mogelijk is opgaven te construeren die onderscheid maken tussen beide niveaus. Een uitgebreidere pretest op een grotere representatieve steekproef, met in toetsboekje 2 alleen niveau VKS 2-opgaven en een beheersingsniveau op basis van een standaardsettingprocedure is noodzakelijk om met meer zekerheid conclusies te kunnen trekken.
60
Pilootafnames
Betrouwbaarheid toetsen en subtoetsen Van een toets mag verwacht worden dat de toetsscore een betrouwbare indicatie is van wat een persoon kan en dat een deelnemer bij een herhaalde meting tot een vergelijkbare toetsscore komt. Om de betrouwbaarheid van de toetsen te berekenen werd in de standaardanalyses gebruik gemaakt van de coëfficiënt alpha. Verder werd de standaardmeetfout berekend. Tabel 3 geeft beide maten voor de toetsboekjes 1 en 2 en voor de deeltoetsen in beide boekjes. Bovendien zijn beide maten berekend voor de drie deelvaardigheden rekenen, lezen en schrijven, waarbij de opgaven voor elke vaardigheid over beide toetsboekjes tot één toets bijeen zijn gevoegd. Tabel 3: Betrouwbaarheid en standaardmeetfout van toetsboekjes en deeltoetsen
Toetsboekje 1 Toetsboekje 2 Rekenen boekje 1 Rekenen boekje 2 Lezen boekje 1 Lezen boekje 2 Schrijven boekje 1 Schrijven boekje 2 Rekenen totaal Lezen totaal Schrijven totaal
Aantal deelnemers 80 80 80 80 80 80 80 80 80 80 80
Max. score 44 48 15 15 15 12 14 21 30 27 35
Betrouwbaarheid (alpha) 0,89 0,93 0,54 0,74 0,93 0,67 0,84 0,94 0,79 0,87 0,95
Standaard meetfout 2,16 2,46 1,17 1,22 1,02 1,20 1,22 1,51 1,71 1,71 2,02
Veldhuijzen et al (1993) stellen dat in de literatuur 0,85 wordt genoemd als de vereiste ondergrens voor de betrouwbaarheid van een toets wanneer de vaardigheid van een groep personen op basis van slechts een enkele toets wordt bepaald. Wanneer de vaardigheid met meer toetsen of op verschillende momenten wordt getoetst, zijn lagere ondergrenzen acceptabel. Wanneer wij uitgaan van een ondergrens van .80 blijkt dat ongeveer 30 opgaven voor een vaardigheid nodig zijn om van een dergelijke betrouwbaarheid zeker te zijn. De keuze voor de stage adaptive aanpak lijkt daarom een verstandig keuze, omdat op die manier een goede betrouwbaarheid gewaarborgd lijkt. De standaardmeetfout van de toetsen hangen samen met de betrouwbaarheid. De standaardmeetfout geeft aan tussen welke grenzen een score van een toetsdeelnemer liggen. De toetsscore ligt met 68% waarschijnlijkheid tussen de gevonden toetsscore en één standaardmeetfout daarboven en daaronder. Als een persoon bijvoorbeeld in toetsboekje 1 een score haalt van 24, dan ligt deze score dus met 68% waarschijnlijkheid tussen 24 plus en min 2,16. De gevonden standaardmeetfouten zijn acceptabel, zeker voor de samengestelde toetsen per vaardigheid (lezen, rekenen en schrijven totaal). De conclusie mag zijn dat het mogelijk is om een voldoende betrouwbare meting uit te voeren naar de reken-, lees- en schrijfvaardigheid van de deelnemers.
61
Pilootafnames 4.4.3 De mening van de deelnemers Aan de deelnemers zijn de volgende vragen over de toetsen gesteld. 1. Vond u de opdrachten plezierig? 1 2 plezierig gewoon 2. Vond u de opdrachten moeilijk? 1 2 te moeilijk goed 3. Had u genoeg tijd? 1 2 te veel tijd genoeg tijd
3 vervelend
3 te gemakkelijk
3 te weinig tijd
4. Wist u wat u moest doen? Waren de opdrachten duidelijk? 1 2 ja nee
Figuur 2 (zie volgende pagina) toont de antwoorden van de deelnemers op deze vragen. Een minderheid van rond de 10% vond de toetsen vervelend. Toetsboekje 1 werd door 52% te gemakkelijk gevonden, terwijl 73% van de deelnemers de moeilijkheid van toetsboekje 2 goed noemde. Dit verschil is in overeenstemming met de gevonden verschillen in moeilijkheid van beide boekjes. Er was nauwelijks een deelnemer die vond dat de toetstijd te kort was. 43% vond zelfs dat ze voor boekje 1 te veel tijd hadden. Voor boekje 2 was dit 33%. Tot slot blijkt uit de antwoorden dat de toetsinstructies en de toetsvragen duidelijk waren voor de deelnemers. De correlaties tussen de meningen van de deelnemers en hun toetsscore waren laag. De hoogste correlaties weren gevonden tussen de hoogte van de toetsscore en de ervaren moeilijkheid. Voor toetsboekje 1 was deze correlatie 0,38, voor toetsboekje 2 0,34, hetgeen wijst op een geringe samenhang. De andere correlaties waren zelfs lager (tussen 0,15 en 0,24). We kunnen concluderen dat de toetsen bij deze groep deelnemers geen grote weerstand hebben opgeleverd, dat de toetstijd ruim voldoende was en de toetsen voor de doelgroep ook duidelijk genoeg waren. De oordelen hingen nauwelijks samen met de toetsprestaties.
62
Pilootafnames Figuur 2:. Meningen van deelnemers over de toetsen Toetsboekje 1
Toetsboekje 2 onplezierig 8%
onplezierig 14%
plezierig 22%
gew oon 70%
plezierig 15%
gew oon 71%
te gemakkelijk 18%
te moeilijk 4%
te gemakkelijk 52%
te moeilijk 9%
goed 44% goed 73%
te w einig tijd 3%
te w einig tijd 0% te veel tijd 33%
te veel tijd 43% genoeg tijd 54%
genoeg tijd 67%
onduidelijk 4%
onduidelijk 5%
duidelijk 95%
duidelijk 96%
63
Pilootafnames 4.4.4 Verdere toetsontwikkeling Hoeveel opgaven geconstrueerd moeten worden is niet zonder meer te zeggen. Dit hangt af van de uiteindelijke toetsopzet, de beschikbare middelen, de doorlooptijd en de mogelijkheden tot pretesting. Over de middelen kan hier geen uitspraak worden gedaan, de gewenste doorlooptijd voor constructie, pretesting en toetssamenstelling moet in elk geval voldoende zijn. Voor de toetsopzet wordt uitgegaan van: • Het stage adaptive model zoals dat nu ontwikkeld is. • Het construeren en pretesten van 30% meer opgaven dan uiteindelijk nodig is. Dit in verband met uitval van items na de pretest. • 25% verversing van de opgaven per jaar In deze paragraaf wordt een indicatie gegeven van de aantallen te construeren opgaven en aantallen deelnemers aan de pretest. Deze geven de orde van grootte aan wanneer we uitgaan van de hierboven genoemde uitgangspunten. Aantallen opgaven In tabel 4 worden de aantallen opgaven per toetsversie weergegeven. Op basis hiervan wordt het aantal opgaven gegeven dat moet worden geconstrueerd. In kolom 1 staan de aantallen opgaven die per toetsversie nodig zijn. Kolom 2 geeft aan hoeveel opgaven geconstrueerd moeten worden om na de pretest voldoende opgaven over te houden. In kolom 3 vindt men de aantallen extra opgaven die nodig zijn voor de 25% verversing en kolom 4 geeft aan hoeveel opgaven daarvoor moeten worden geconstrueerd (eveneens rekening houdend met uitval van opgaven na de pretest). In kolom 5 staat hoeveel opgaven dan in totaal voor de betreffende toetsversie en eenmalige verversing geconstrueerd moeten worden. Kolom 6 geeft weer hoeveel opgaven er aanwezig zijn, terwijl in kolom 7 het aantal opgaven staat dat nog geconstrueerd moet worden. Tabel 4: Te construeren opgaven lezen, rekenen, schrijven bij ongewijzigde opzet subscreening
Lezen VKS1 VKS2 Rekenen VKS1 VKS2 Schrijven VKS1 VKS2 Totaal
1
2
3
4
5
6
7
nodig per toetsversie
te construeren
nodig voor 25% verversing
te construeren voor verversing
te construeren totaal
reeds aanwezig
nieuw te construeren
30 15
40 20
8 4
12 6
52 26
19 8
33 18
30 15
40 20
8 4
12 6
52 26
31 11
21 15
6 3 99
10 5 135
2 1 27
4 2 42
14 7 177
3 1 73
11 6 104
Bij deze aantallen items kunnen we één toetsversie volgens de huidige opzet maken voor jaar x en hebben we tevens voldoende opgaven voor een 25% verversing in jaar x+1. Vervolgens moeten per jaar voldoende opgaven gepretest worden om elk jaar een 25% verversing mogelijk te maken.
64
Pilootafnames Aantal deelnemers pretest Alle opgaven in kolom 5 van tabel 4 dienen gepretest te worden bij 300 kandidaten. Dit is noodzakelijk om via de item-responsetheorie (zie bijlage 10) stabiele schattingen te krijgen van de itemparameters. Voor de pretest kunnen uiteraard niet alle deelnemers alle opgaven maken. Daarom moet gebruik gemaakt worden van een onvolledig gelinkt design. Er moeten 177 opgaven gepretest worden. Elke deelnemer maakt evenals in de pilot in totaal 35 opgaven per boekje. De opgaven zijn zo verdeeld over de boekjes dat elke opgave in 2 boekjes voorkomt en dat alle boekjes met elkaar door opgaven verbonden zijn. Door een dergelijke opzet kunnen de itemparameters (moeilijkheid en discriminatie-index) van elke opgave berekend worden, zonder dat elke deelnemer alle boekjes maakt. De opgaven zijn verdeeld in 46 blokken van ieder 5 opgaven. In de rijen staan de toetsboekjes die allemaal bestaan uit 7 blokjes van 5 opgaven. Elk boekje bevat dus 7 blokken van 5 opgaven. Om alle opgaven in 2 boekjes te krijgen zijn 10 toetsboekjes nodig. Wanneer elk boekje door 150 deelnemers gemaakt wordt zijn er voor elke opgave 300 responses voorhanden (elke opgave zit in twee boekjes). Dit betekent dat wanneer elke deelnemer één toets maakt er 1500 deelnemers voor de pretest nodig zijn. Wanneer elke deelnemer, zoals in de pilot, 2 toetsen maakt is de helft van de deelnemers nodig, dus 750. Het pretestdesign wordt weergegeven in tabel 5 op de volgende pagina. Na de eerste cyclus dienen jaarlijks opgaven bij te worden geconstrueerd voor de verversing. Deze opgaven dienen ook weer gepretest te worden. Een mogelijkheid zou kunnen zijn dat in de toetsen telkens een paar nieuwe opgaven worden opgenomen. Op deze wijze kunnen dan de psychometrische gegevens worden berekend op een goede populatie. Deze nieuwe opgaven tellen uiteraard niet mee voor de berekening van de score van een deelnemer. Aantallen opgaven ICT Voor ICT zijn tegenstelling tot de overige vaardigheden geen ervaringen opgedaan in de pilot. Ook is over het afnamemedium nog geen beslissing genomen. Wanneer we ook de ICT-component in de pretest opnemen, kan dit gebeuren door de deelnemers aan de pretest, naast de boekjes voor rekenen/lezen/schrijven, ook een aantal ICT-opgaven te laten maken. Tabel 6 geeft het aantal ICTopgaven weer, analoog aan de opgaven voor de overige vaardigheden. Er blijken op grond van dezelfde aannames als bij de overige vaardigheden 78 opgaven geconstrueerd te moeten worden. Tabel 6: Opgavenconstructie ICT 1
2
3
4
5
6
te nodig te nodig per te construeren reeds nieuw te voor 25% construeren toetsversie construeren voor aanwezig* construeren verversing totaal verversing VKS1 VKS2
30 15 45
40 20 60
8 4 12
12 6 18
* hebben nog niet de screeningsprocedure en pilot doorlopen
65
52 26 78
26 4 30
26 22 48
Pilootafnames
Tabel 5: Pretestdesign voor de opgaven lezen, schrijven en rekenen
Blokjes van 5 opgaven 1
2
3
4
5
6
7
8
9
10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
66
Pilootafnames Aantallen deelnemers ICT Ook voor de ICT-opgaven kan een pretestdesign gemaakt worden. Een eerste uitwerking is te vinden in tabel 6. In dit opzet worden de 78 te pretesten opgaven verdeeld over blokjes van 5 opgaven. Daarmee kunnen er 5 verschillende toetsboekjes worden gemaakt, waarbij elke opgave in 2 boekjes voorkomt. Elke opgave wordt door 300 deelnemers gemaakt. Boekje 1 door deelnemers 1-150, boekje 2 door deelnemers 151-300 etc. Elke deelnemer maakt in dit geval 30 ICT-opgaven. Tabel 6: Pretest design voor de opgaven ICT 1
2
3
4
5
6
7
Blokjes van 5 opgaven 8 9 10 11
1 2 3 4 5
12
13
14
15
deelnemer 001-150 151-300 301-450 451-600 600-750
Aanvullende opmerkingen Voor een dergelijke opzet is nodig dat de data geanalyseerd worden door middel van de item response theorie. Verder is het nodig dat er een itembank voorhanden is waarin de opgaven kunnen worden opgeslagen, hun geschiedenis kan worden vastgelegd, en hun labels en psychometrische kenmerken worden opgenomen. Vanuit zijn expertise kan het Cito aan deze facetten een bijdrage leveren.
4.4.5 Conclusies en aanbevelingen subscreening Toetstechnisch • Het is mogelijk toetsopgaven voor rekenen, schrijven en lezen te maken en toetsen te construeren die een onderscheid maken tussen beheersingsniveaus VKS 1 en VKS 2. De tot nu toe geconstrueerde opgaven voor VKS 2 zijn moeilijker dan de opgaven voor VKS 1. • De mening van de meeste deelnemers over de toetsen was positief. Zij vonden de toetsen niet te moeilijk, hadden voldoende tot meer dan voldoende tijd en vonden de toetsen duidelijk en niet onplezierig. Er werd geen duidelijke samenhang gevonden tussen de mening van deelnemers en hun toetsscore. • Overwogen kan worden de toetstijd enigszins te verkorten (zie ook punt 2 bij toetsmodaliteiten hieronder). De deelnemers vonden het afleggen van de toetsen geen frustrerende aangelegenheid. Op grond hiervan lijkt het opnemen van een afbreekmoment in de procedure niet noodzakelijk. • De huidige toetsopgaven voor rekenen, lezen en schrijven vormen qua inhoud en format een goede basis voor verdere toetsconstructie. • De betrouwbaarheid van de pilottoetsen is van een zeer aanvaardbaar niveau. Het is voor het bereiken van een goede betrouwbaarheid aan te bevelen het voorgestelde model van stage adaptive toetsing te handhaven met toetslengtes van in totaal 30 opgaven per vaardigheid. • De conclusies over de betrouwbaarheid en moeilijkheid van de toetsen en het beheersingsniveau van de deelnemers zijn gezien de kleine steekproef indicatief, maar wekken vertrouwen voor een verder ontwikkeling.
67
Pilootafnames • Voor de beoordeling schrijven zijn globale en analytische beoordelingscriteria gebruikt. Uit de toets- en itemanalyses tijdens de pilot bleek dat de betrouwbaarheid van deze criteria bevredigend was. In de pilot is echter geen onderzoek gedaan naar beoordelaarsovereenstemming en de relatie tussen globale en analytische beoordeling. Het is aan te bevelen een beoordelaarsonderzoek uit te voeren in een vervolgfase van het project. Een mogelijkheid zou zijn in combinatie met de beoordelaarstraining een overeenstemmingsonderzoek te doen op een subset van de toetsboekjes. Over de definitieve opzet van dit beoordelaarsonderzoek zal nader overleg moeten worden gevoerd. • Er kunnen momenteel geen conclusies getrokken worden voor het deeldomein ICT. Dit deeldomein is immers niet opgenomen in de pilot. • In een eventueel vervolg van het project dienen de huidige en nieuwe opgaven op uitgebreidere wijze gepretest worden en dient het beheersingsniveau te worden vastgesteld door middel van een standaardsettingprocedure. Het aantal respondenten dat nodig is voor de pretest is afhankelijk van het aantal opgaven dat gepretest wordt. Per opgave zijn 300 personen nodig. Voor de standaardsetting zijn diverse procedures gangbaar. Een definitieve uitwerking van het aantal opgaven en de te volgen standaardsettingprocedure zal in nader overleg tijdens het schrijven van een vervolgprojectplan moeten worden vastgesteld. Toetsmodaliteiten • Om een objectieve beoordeling te kunnen garanderen, is het van belang om voor de toetsafnemers een beperkte opleiding te voorzien. Dit is vooral van belang in functie van de beoordeling van de schrijfprestaties. Een korte beoordelaarstraining is hiervoor aangewezen. • De effectieve afnametijd kan gereduceerd worden tot 40 minuten voor rekenen en taal per toetsboekje. We vermoeden dat daar nog 15 minuten voor de afname van ICT zullen bijkomen. Dit betekent dat per niveau de effectieve afnametijd iets minder dan een uur bedraagt. • Om een deelnemer niet onnodig te confronteren met te moeilijke opgaven, dient het principe van multi-stage adaptief gehandhaafd te worden. Eventueel kan erover gedacht worden om beide zittingen (opgaven VKS 1 en opgaven VKS 2) te spreiden over de dag of over meerdere dagen. • Tussen beide zittingen dient in ieder geval voldoende tijd te worden voorzien voor de beoordeling en scoring. In een multi-stage adaptieve toets, zal de inhoud van de tweede zitting immers afhankelijk zijn van de resultaten van de eerste zitting. Organisatie en implementatie • De afname van de subscreening gebeurt best in de competentiecentra. Op deze manier wordt de screening optimaal ingebed in het vervolg- en ondersteuningstraject van de gescreende.
68
Conclusies en aanbevelingen
5
CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN
De conclusies en aanbevelingen van deze voorstudie voor een screeningsinstrument voor geletterdheid zijn zowel toetstechnisch als organisatorisch van aard. Ze hebben betrekking op de toetsontwikkeling, de toetsmodaliteiten en op de organisatie en implementatie. De specifieke conclusies en aanbevelingen voor respectievelijk de indicator en de subscreening zijn reeds in vorige hoofdstukken aan bod gekomen. Ze worden hier nog eens opgenomen en aangevuld met een aantal overkoepelende bevindingen. Toetstechnisch • Voor de ontwikkeling van de subscreening moest er eerst nagegaan worden of en in hoeverre de bestaande toetsen van het Cito bruikbaar waren. Weinig van de oorspronkelijke opgaven uit de opgavenverzamelingen van het Cito konden direct gebruikt worden voor de subscreening. De Nederlandse opgaven waren vaak wel geschikt als voorbeeld voor nieuwe opgaven, maar er moest veel veranderd worden om bruikbaar te zijn in de context van werkzoekende Vlaamse deelnemers. Op advies van de experten zullen ook meer functionele manieren en inhouden van toetsen moeten voorzien worden. Voor verdere constructie zal het efficiënter zijn om nieuwe opgaven te ontwikkelen dan bestaande Cito-opgaven te wijzigen. De huidige toetsopgaven vormen qua inhoud en format wel een goede basis. • Er zijn voorbeeldopgaven gemaakt voor de subscreening taal en rekenen. Aangezien er nog geen definitieve beslissingen zijn genomen over de vormgeving van de ICT-component en er op het Cito geen opgaven beschikbaar waren die direct bruikbaar waren, is de uitgebreide selectie- en screeningsroute hier niet gevolgd. Wel zijn er door het Cito 30 conceptopgaven gemaakt bij de eindtermen ICT. Deze opgaven moeten nog een screeningsprocedure en pilot doorlopen analoog aan de procedure gevolgd bij de reken- en taaltoetsen. • Er moeten dus een heel aantal nieuwe items ontwikkeld worden voor de subscreening. Een gedetailleerd overzicht staat in de conclusie van de resultaten van de subscreening (4.4.5). Voor de rekenopgaven is er tijdens de expertenbijeenkomsten ook gesproken over het gebruik van een rekenmachine bij het rekenen. Men achtte opgaven waarbij dit verplicht is relevant voor de subscreening. Daarom is besloten dat bij rekenen ook opgaven opgenomen moeten worden waarbij het gebruik van een rekenmachine verplicht is. Zulke opgaven zijn er momenteel nog niet. Die moeten dus nog ontwikkeld worden. De ontwikkeling van de indicator is afgerond. Er dienen geen nieuwe items meer ontwikkeld te worden. • In de toetsconstructie voor de proefversie van de subscreening is heel wat tijd gekropen. Eén van de redenen daarvoor is dat de door het Nederlandse team ontwikkelde opgaven nog aan de Vlaamse context moesten worden aangepast. Voor het vervolg beveelt het Cito aan dat de toetsconstructie door een Vlaams team wordt uitgevoerd. Cito is van oordeel dat de deskundigheid hiervoor bij het CTO voorhanden is en Vlaamse constructeurs zijn beter in staat de Vlaamse context te incorporeren in de opgaven. • In deze projectfase is onder grote tijdsdruk gewerkt. Het is aan te bevelen om voor de constructie van de opgaven een ruime doorlooptijd in te bouwen voor constructie, interne screening, beoordeling door externe deskundigen en definitieve vormgeving. Constructie van nieuwe opgaven vereist nu eenmaal een verantwoorde doorlooptijd om deze fase met succes af te ronden. De opgaven die in het vervolgproject worden geconstrueerd zullen immers de basis vormen voor de verdere ontwikkelingen in het project. Een doorlooptijd van 5 maanden is voor de constructie van opgaven aan te bevelen, voordat deze gepretest worden.
69
Conclusies en aanbevelingen • In de pilootfase is gewerkt met worddocumenten voor de opgaven van de subscreening en is voor de administratie ervan gebruik gemaakt van Excel. Gezien de aantallen opgaven in deze fase was deze werkwijze praktisch. Wanneer de aantallen opgaven echter toenemen is het aan te bevelen een itembanksysteem te gebruiken voor een overzichtelijke opslag van de opgaven, de administratie van kenmerken, gebruikshistorie, statistische gegevens, en de toetsselectie en –samenstelling. Het is dan ook nodig om gebruik te maken van een item response model. Dit biedt op langere termijn ook de mogelijkheid adaptieve toetsing in te voeren. • Bij verdere toetsconstructie van opgaven voor de subscreening kan er worden verder gewerkt met de voorbeeldopgaven die er nu ontwikkeld zijn. Het is mogelijk gebleken om toetsopgaven voor rekenen, schrijven en lezen te maken en toetsen te construeren die een onderscheid maken tussen beheersingsniveaus VKS 1 en VKS 2. De tot nu toe geconstrueerde opgaven voor VKS 2 zijn moeilijker dan de opgaven voor VKS 1. Daarnaast was de mening van de meest deelnemers over de toetsen positief. Zij vonden de toetsen niet te moeilijk, hadden voldoende tot meer dan voldoende tijd en vonden de toetsen duidelijk en niet onplezierig. De deelnemers vonden het afleggen van de toetsen geen frustrerende aangelegenheid Ook de conclusies over de betrouwbaarheid en moeilijkheid van de toetsen en het beheersingsniveau van de deelnemers die gezien de kleine steekproef indicatief zijn, wekken vertrouwen voor een verder ontwikkeling. • Uit de pilot is gebleken dat de betrouwbaarheid van de subscreening van een zeer aanvaardbaar niveau is. Het is voor het bereiken van een goede betrouwbaarheid aan te bevelen het voorgestelde model van stage adaptive toetsing te handhaven met toetslengtes van in totaal 30 opgaven per vaardigheid. Ook het voorgestelde model van de indicator kan behouden blijven. In de eerste plaats met betrekking tot de manier van screenen: uit de pilot blijkt dat het mogelijk is om de indicator in te passen in de intakegesprekken, mits enkele inhoudelijke aanpassingen. Deze zijn in de eindversie van de indicator doorgevoerd. Ten tweede met betrekking tot de uitspraak van de indicator en de doorverwijzing naar de subscreening: de indicator doet een uitspraak over het geheel van geletterdheidsvaardigheden, maar niet over de deelaspecten afzonderlijk. Daarom is het aanbevelenswaardig elke klant die onvoldoende scoort op één of meer van de deelaspecten, deel te laten nemen aan alle onderdelen. • In een eventueel vervolg van het project dienen de huidige en nieuwe opgaven van zowel de indicator als de subscreening op uitgebreidere wijze gepretest te worden en dient het beheersingsniveau te worden vastgesteld door middel van een standaardsettingprocedure. Het aantal respondenten dat nodig is voor de pretest is afhankelijk van het aantal opgaven dat gepretest wordt. Per opgave zijn 300 personen nodig. Het is aangewezen om de pretest van de indicator en van de subscreening bij dezelfde personen te laten uitvoeren. Voor de standaardsetting zijn diverse procedures gangbaar. Een definitieve uitwerking van het aantal opgaven en de te volgen standaardsettingprocedure zal in nader overleg tijdens het schrijven van een vervolgprojectplan moeten worden vastgesteld. Toetsmodaliteiten • Voor een vlotte afname van een test moet de afnemer kunnen beschikken over een duidelijke handleiding of gespreksleidraad, goede toetsboekjes en een handig scoreformulier. Voor de indicator zijn de verschillende onderdelen klaar. De consulent kan beschikken over een handleiding, een zeer korte leidraad om tijdens het gesprek te gebruiken en een eenvoudig scoreformulier om na de intake te kunnen invullen. Vermits er voor de subscreening nog toetsopgaven ontwikkeld moeten worden, moeten de handleiding, toetsboekjes en scoreformulieren hieraan aangepast worden. • Niet alleen deze instrumenten zijn belangrijk, maar ook een opleiding voor de toetsafnemers is nodig. De opleiding voor de indicator zal anders zijn dan de opleiding voor de subscreening. De
70
Conclusies en aanbevelingen subscreening is een klassieke toets. De instructies zijn dus vrij eenvoudig. De opleiding voor de subscreening zal zich meer moeten richten op de beoordeling en meer bepaald op deze van de schrijfprestaties om een objectieve beoordeling te kunnen garanderen. In de pilot is de beoordeling uitgevoerd door de medewerkers van CTO. Uit de pilot van de indicator is gebleken dat een natuurlijke inbedding van de taken in het intakegesprek niet vanzelfsprekend is. Dit leidde ook tot aanpassingen van vragen door de consulent. Soms had dit tot gevolg dat de taak zich niet meer op het veronderstelde niveau bevond. Daarom moeten de consulenten die de indicator gaan gebruiken een korte opleiding krijgen over de inbedding in het gesprek en over hoe ver ze kunnen gaan in het aanpassen van de vragen. Ook kunnen de consulenten tips krijgen over welke ondersteuning ze al dan niet mogen geven. Tevens kan in deze opleiding het begrip geletterdheid en de rol daarvan in beroep en opleiding verder worden toegelicht. • Er is ook materiaal nodig voor de afname van de screeningsinstrumenten. Voor de indicator dient de consulent te beschikken over een rekenmachine om één van de rekentaken te kunnen laten uitvoeren. Voor de subscreening moet er voor elke deelnemer een rekenmachine voorzien worden. Voor de subscreening ICT zijn computers nodig voor alle deelnemers. Om ICT op een valide, betrouwbare en directe manier te meten – toetscriteria waaraan de toetstaken moeten voldoen –, zal het gebruik van een computer onontbeerlijk zijn. Dit impliceert dat de groepsgrootte van de personen die tegelijkertijd de subscreening doen, maximaal zo groot kan zijn als het aantal beschikbare computers. • Tot slot dient de nodige tijd voorzien te worden om de screeningsinstrumenten te kunnen afnemen. De pilot toonde aan dat de indicator de duur van de intake met gemiddeld 15 minuten verlengde. Er zal dus rekening gehouden moeten worden met een extra werkbelasting van de consulenten die mogelijk organisatorische aanpassingen vergt. De indicator moet ook over meerdere gesprekken gespreid kunnen worden. Dit maakt het mogelijk om essentiële onderdelen in de intake, zoals ruimte geven aan het bespreken van persoonlijke problemen en het vertrouwen winnen van de klant niet in het gedrang te laten komen. Voor de pilot van de subscreening werd er tweemaal 60 minuten gerekend. Dit bleek een te ruime inschatting te zijn. De effectieve afnametijd zal gereduceerd kunnen worden tot tweemaal 40 minuten. Vermits de pilot alleen reken- en taalopgaven bevatte, moet er nog extra tijd voorzien worden voor het onderdeel ICT. Vermoedelijk moet er hier 15 minuten (ook tweemaal) voor voorzien worden. Het model van stage adaptive toetsing maakt een correctie van de toetsboekjes tussen deel 1 en deel 2 van de subscreening noodzakelijk. Het is vanuit het toetsopzet gezien mogelijk om de subscreening (deel 1 en deel 2) te spreiden over de dag of over meerdere dagen. Of dit organisatorisch haalbaar is, moet door VDAB bekeken worden. Organisatie en implementatie • Vermits de screening opgezet wordt om de geletterdheid van individuen te kunnen verhogen, moet de screening ingebed zitten in een traject waar verdere opvolging en remediëring mogelijk is. Screening is de eerste stap in het traject. Wat men screent, zou dus ook deel moeten uitmaken van het vervolgtraject. Voor de verschillende onderdelen van de screening, lezen, schrijven, rekenen en ICT zou remediëring of ondersteuning moeten voorzien worden. • Het voorgaande heeft gevolgen voor de implementatie van de subscreening. In dit project werd uitgegaan van een screening van alle werkzoekenden bij VDAB, ongeacht of ze wensen door te stromen naar een job of een opleiding. De klanten die werk vinden, verdwijnen echter uit het VDAB-traject. Er is dus geen garantie dat het screeningsresultaat opgevolgd wordt, laat staan geremedieerd, indien nodig. De inzet van de G-factor (een instrument om de geletterdheid in kaart te brengen voor bedrijven en hun werknemers: Padmos & Sannen, 2007) lijkt voor deze doelgroep wenselijker dan ze te onderwerpen aan de subscreening die mogelijk geen gevolg heeft. Er speelt ook een heel praktisch probleem mee, namelijk hoe je deze mensen voor de afname van de subscreening verzameld krijgt. Uit de pilot van de indicator bleek reeds hoe moeilijk het soms is 71
Conclusies en aanbevelingen om mensen op gesprek te krijgen. De vraag moet ook gesteld worden of een toets, zoals de subscreening nu is opgezet, wel de minst bedreigende manier van screenen is voor deze groep. Een subscreening, los van een opleiding, is voor deze doelgroep geen veilige situatie, waardoor de opkomst voor een later toetsmoment mogelijks niet groot zal zijn. Dit is anders voor mensen die komen voor een beroepsopleiding. Zij zullen sowieso verzameld worden op één bepaalde plek, namelijk het competentiecentrum waar hun beroepsopleiding zal plaatsvinden. Ten tweede zal een toets hier niet vreemd overkomen. Het testen van vaardigheden is niet uitzonderlijk in een opleidingssetting. Tot slot kan de screening hier optimaal ingebed worden in het vervolg- en ondersteuningstraject van de gescreende. Dit pleit dan ook voor een afname van de subscreening in de competentiecentra. • De implementatie van de indicator is voorzien bij het eerste contact van de klant bij VDAB. Het opzet van de indicator vertrekt vanuit de intakeleidraad die door de consulenten gebruikt wordt bij de eerste intake. De verschillende taken zijn dan ook gelinkt aan de thema’s die daar aan bod komen. Hier wordt dus geen onderscheid gemaakt tussen de groep werkzoekenden die komt voor een job en de groep die komt voor een opleiding. Net zoals voor de subscreening moet de bedenking gemaakt worden of de groep die enkel een job wenst te vinden en geen opleiding wil volgen wel gescreend dient te worden aangezien verdere opvolging van het screeningsresultaat niet te garanderen is. Vermits er niet van bij het begin van de intake altijd duidelijkheid zal zijn waarvoor een klant langskomt en vermits de taken van de indicator in een aantal gevallen reeds een aanvang zullen genomen hebben voordat het perspectief van de klant duidelijk is, raden we aan de indicator af te nemen bij elke klant. Er zou wel kunnen nagedacht worden of het niet zinvoller is om de indicator af te breken op het moment dat blijkt dat de klant komt voor een job. De natuurlijke inbedding van de indicator in de intakeleidraad zorgt ervoor dat deze screening niet als bedreigend of onnatuurlijk zal ervaren worden. Men moet zich er wel van bewust zijn dat er met deze screening verder niets zal gebeuren en ze dus ook niet noodzakelijk zal bijdragen tot de verhoging van geletterdheid bij de gescreenden. • Wie de screening zal afnemen, zal afhangen van de organisatorische mogelijkheden van VDAB. Voor de indicator ligt het voor de hand dat dit zal gebeuren door de consulent die het intakegesprek doet. Voor de subscreening wordt er in het hoofdstuk over de afnamemodaliteiten aangeraden om deze te laten afnemen door de persoon die het intakegesprek heeft gevoerd. Dit vanuit de argumenten dat de klant reeds een vertrouwensrelatie met de consulent heeft opgebouwd en dat de trajectbegeleider ook goed op de hoogte is van het aanbod voor laaggeletterden zodat de inbedding in een traject vlot kan verlopen. Als er binnen de competentiecentra andere personen zijn die aan dit profiel voldoen, kan dit ook door hen gebeuren. • De screening zoals hier ontwikkeld gaat ervan uit dat alle werkzoekenden die zich aandienen bij VDAB gescreend zullen worden. Om de werklast van de consulenten te verminderen, zou er kunnen bekeken worden of een sectorgebonden implementatie van de instrumenten mogelijk is. Dit zou dan een implementatie betekenen van de volledige instrumentenset voor specifieke sectoren. Er zijn immers bepaalde sectoren waar men meer of minder kans heeft op laaggeletterde kandidaten en waar het dus meer of minder opportuun kan zijn om te screenen. Op basis van huidig onderzoek kan hierover geen uitspraak gedaan worden. Dit zou dan nog verder onderzocht moeten worden. Vertrekkende van de VKS zou men wel de sectoren die zich op VKS 3 of hoger bevinden, kunnen uitsluiten. Voor de screening zoals ze hier ontwikkeld werd, is een referentiekader voor geletterdheid gemaakt op niveau VKS 1 en 2. Deze sectorgebonden implementatie betekent geenszins het opsplitsen van de instrumenten. Wil men geletterdheid in haar volledigheid in kaart brengen, dan gebruikt men ook best de volledige instrumentenset.
72
BIJLAGE 1: OMSCHRIJVING VKS-NIVEAUS Bron: Vlaamse regering, Decreet betreffende de kwalificatiestructuur (verschenen Belgisch Staatsblad 16/07/2009). VKS 1 kennis
vaardigheden
context
autonomie en verantwoordelijkheid
VKS 2
• materialen, beknopte, eenduidige informatie, eenvoudige, concrete basisbegrippen en -regels uit een deel van een specifiek domein herkennen één of meer van de volgende vaardigheden aanwenden: • cognitieve: informatie uit het geheugen oproepen, herinneren en toepassen • motorische: automatismen gebruiken en praktische handelingen nabootsen • repetitieve en herkenbare handelingen uitvoeren in routinetaken
• handelen in een stabiele, vertrouwde, enkelvoudige en goed gestructureerde context, waarin de tijdsdruk van gering belang is • handelen met niet-delicate objecten • onder rechtstreekse leiding functioneren • blijk geven van persoonlijke doeltreffendheid
73
• informatie, concrete begrippen en standaardprocedures uit een specifiek domein begrijpen één of meer van de volgende vaardigheden aanwenden: • cognitieve: informatie analyseren door elementen te onderscheiden en verbanden te leggen • motorische: • zintuiglijke ervaringen in motorische handelingen omzetten • aangeleerde praktisch-technische handelingen uitvoeren • een geselecteerd aantal standaardprocedures bij het uitvoeren van taken toepassen; voorgeschreven strategieën aanwenden voor het oplossen van een beperkt aantal herkenbare concrete problemen • handelen in een beperkt aantal vergelijkbare, enkelvoudige, vertrouwde contexten • handelen met delicate, passieve objecten • onder begeleiding functioneren met beperkte autonomie • beperkte uitvoerende verantwoordelijkheid opnemen voor eigen werk
BIJLAGE 2: DOELEN BASISEDUCATIE PER VKS-NIVEAU
VKS 1
VKS 2
taal M BE 046 OD 002 M BE 046 OD 003 M BE 046 OD 005 M BE 046 OD 006 M BE 047 OD 001 M BE 047 OD 002 M BE 047 OD 003 M BE 047 OD 005 M BE 047 OD 006 M BE 047 OD 007 M BE 048 OD 001 M BE 048 OD 002 M BE 048 OD 004 M BE 048 OD 005 M BE 049 OD 001 M BE 049 OD 002 M BE 049 OD 006 M BE 049 OD 008 M BE 050 OD 001 M BE 050 OD 002 M BE 050 OD 006 M BE 050 OD 008 M BE 052 OD 014 M BE 054 OD 011
M BE 046 OD 004 M BE 047 OD 004 M BE 048 OD 003 M BE 049 OD 004 M BE 049 OD 005 M BE 050 OD 004 M BE 050 OD 005 M BE 051 OD 001 M BE 051 OD 002 M BE 051 OD 003 M BE 051 OD 004 M BE 051 OD 005 M BE 052 OD 010 M BE 052 OD 011 M BE 052 OD 012 M BE 053 OD 006 M BE 054 OD 007 M BE 054 OD 008 M BE 054 OD 009
wiskunde BEWIS 01 OD 01 BEWIS 01 OD 02 BEWIS 01 OD 03 BEWIS 01 OD 05 BEWIS 01 OD 06 BEWIS 01 OD 07 BEWIS 01 OD 08 BEWIS 01 OD 09 BEWIS 01 OD 12 BEWIS 01 OD 13 BEWIS 01 OD 15 BEWIS 02 OD 01 BEWIS 02 OD 02 BEWIS 02 OD 03 BEWIS 02 OD 04 BEWIS 02 OD 07 BEWIS 02 OD 08 BEWIS 02 OD 09 BEWIS 02 OD 11 BEWIS 02 OD 13 BEWIS 02 OD 14 BEWIS 03 OD 01 BEWIS 03 OD 02 BEWIS 03 OD 03 BEWIS 03 OD 04 BEWIS 03 OD 07 BEWIS 03 OD 08 BEWIS 03 OD 11 BEWIS 04 OD 01 BEWIS 04 OD 02 BEWIS 04 OD 03 BEWIS 04 OD 04 BEWIS 05 OD 01 BEWIS 02 OD 05 BEWIS 02 OD 09 BEWIS 03 OD 05 BEWIS 03 OD 06 BEWIS 03 OD 08 BEWIS 04 OD 06 BEWIS 04 OD 08 BEWIS 04 OD 12 BEWIS 04 OD 13 BEWIS 05 OD 08 BEWIS 05 OD 09 BEWIS 05 OD 12 BEWIS 05 OD 13
ICT BEICT 01 0D 02 BEICT 01 0D 03 BEICT 01 OD 04 BEICT 01 OD 05 BEICT 01 OD 06 BEICT 02 OD 01 BEICT 02 OD 02 BEICT 02 OD 05
mobiliteit M BE 030 OD 001 M BE 030 OD 002 M BE 030 OD 010 M BE 030 OD 012
BEICT 02 OD 06 BEICT 02 OD 07 BEICT 02 OD 08 BEICT 02 OD 09
M BE 030 OD 001 M BE 030 OD 002 M BE 030 OD 003 M BE 030 OD 004 M BE 030 OD 008 M BE 030 OD 009 M BE 030 OD 010
De codes verwijzen naar de doelen uit de opleidingsprofielen Volwassenenonderwijs: Basiseducatie: Leergebied ICT (BEICT), Maatschappij-oriëntatie (M BE 030), Nederlands (M BE 046 tot 054) en Wiskunde (BEWIS). 74
BIJLAGE 3: PROEFVERSIE INDICATOR LAAGGELETTERDHEID
75
INDICATOR LAAGGELETTERDHEID
Handleiding voor de consulent
PROEFVERSIE
Juni 2009
76
Toelichting Indicator Waarom aandacht voor laaggeletterdheid? Veel werkzoekenden ondervinden problemen bij het vinden van werk of het volgen van een opleiding omdat zij laaggeletterd zijn. Daarom wil VDAB deze klanten al aan het begin van het begeleidingstraject opsporen. Dat biedt de mogelijkheid om tijdig passende ondersteuning te bieden. De vaststelling van laaggeletterdheid gebeurt in twee stappen: 1
De afname van de indicator Laaggeletterdheid Deze eenvoudige test is bedoeld om ongeletterdheid en potentiële laaggeletterdheid te detecteren. De test wordt afgenomen door de consulent tijdens het intakegesprek.
2
De afname van de subscreening Laaggeletterdheid Deze uitgebreide test wordt afgenomen bij klanten die niet ongeletterd, maar wel potentieel laaggeletterd zijn volgens de uitslag van de indicator. De consulent neemt deze test niet af, maar verwijst ernaar door.
Wat is het doel van de indicator? De indicator is niet meer dan een voorselectie voor de intensievere subscreening. Deze test geeft dus geen volledig beeld van een geletterdheidsniveau, maar moet slechts in staat zijn drie groepen te onderscheiden: 1 De ongeletterden voor wie de verdere screening niet relevant is en voor wie op dat moment al duidelijk is dat een alfabetiseringstraject moet worden uitgestippeld. 2 De potentieel laaggeletterden, die aan de subscreening moeten meedoen. 3 De personen die voldoende geletterd zijn voor werk of opleiding. Bij wie moet de test worden afgenomen? Iedereen die zich voor de eerste maal bij VDAB aanmeldt en mogelijk laaggeletterd is, moet aan de test deelnemen. Het gaat daarbij om de volgende groep: • iedereen die niet beschikt over een diploma TSO of hoger. • personen van buitenlandse afkomst die niet beschikken over een diploma hoger onderwijs, met
uitzondering van mensen met de Nederlandse nationaliteit Niet aan de test worden onderworpen: • klanten die het Nederlands niet machtig zijn; zij worden doorverwezen naar het Huis van het Nederlands.
Welk niveau van geletterdheid wordt getest? De indicator moet uitmaken of iemand minimaal het niveau van geletterdheid haalt van de eerste graad secundair onderwijs. Dit niveau komt globaal overeen met het eindniveau van basiseducatie en met het tweede niveau van de Vlaamse Kwalificatiestructuur voor opleiding en werk: VKS 2. In de subscreening wordt verder gedifferentieerd binnen de niveaus VKS 1 (komt globaal overeen met eindniveau basisonderwijs) en VKS 2.
77
Toelichting Indicator Waaruit bestaat de indicator? In de indicator worden de drie verschillende aspecten van geletterdheid getest: ICT, taal en rekenen. De test vindt plaats in twee fases: 1
De detectie van ongeletterden Dit betreft een eenvoudige lees- en schrijftaak om vast te stellen of een klant al dan niet ongeletterd is. Deze taak moet door alle klanten van de doelgroep worden gemaakt. Klanten met een onvoldoende resultaat in fase 1 worden doorverwezen naar een alfabetiseringstraject.
2
De detectie van laaggeletterden Dit betreft twee rekentaken, een ICT-taak en een leestaak . Deze taken moeten alleen door klanten met een voldoende resultaat in fase 1 worden uitgevoerd. ICT wordt getoetst aan de hand van een lijstje vragen, voor rekenen en lezen zijn echte taken voorzien. Klanten met een onvoldoende resultaat in fase 2 worden doorverwezen naar de subscreening.
Hoe wordt de test afgenomen? De test wordt volledig ingebed in het intakegesprek. De verschillende taken sluiten nauw aan bij de onderwerpen dit in dit gesprek aan de orde komen, zodat de tijdsbesteding aan de test zo beperkt mogelijk is. De test wordt afgenomen, gescoord en beoordeeld door de consulent aan de hand van de volgende documenten: • • •
De toetstaken: werkwijze, opdrachten Scoreformulier en beoordelingswijze (1 kopie per klant) De documenten die bij de toets worden gebruikt als testmateriaal (bijlage 1 tot 5)
Klanten die na een goed resultaat in fase 1 van de indicator doorgaan naar fase 2, moeten alle vier taken uitvoeren. Alleen kandidaten die deze taken met voldoende resultaat afronden, worden geacht voldoende geletterd te zijn op bovengenoemd niveau. De taken in fase 2 van de indicator kunnen in willekeurige volgorde worden uitgevoerd, naar gelang het verloop van het intakegesprek. Schematische voorstelling van de twee fases van de indicator INDICATOR FASE 1
niet ongeletterd voldoende geletterd op minimaal niveau VKS 2
INDICATOR FASE 2
potentieel laaggeletterd
SUBSCREENING
78
ongeletterd
Taken Indicator Overzicht taken binnen onderdelen intake Onderdeel Vooraf Jobaspiratie Werkzoekgedrag Reden Werkloosheid Sterkte-zwakte analyse Verder onderzoek Trajectvoorstel Rapport
Functie Taak 1 Taak 2 en 3 Taak 5B Taak 4 Taak 5A
De consulent maakt een keuze uit taak 5a of b, afhankelijk van het profiel van de klant: taak 5A voor mensen die voor een opleiding kiezen, taak 5B voor de anderen. Introductie van de test bij de klant Maak duidelijk aan de klant waarom je af en toe opdrachten zal geven: ‘In dit intakegesprek verzamelen we allerlei gegevens over uw vaardigheden. We houden dat bij in een dossier, zodat we samen met u een geschikte opleiding of een geschikte job vinden. Ik zal u daarom een aantal vragen stellen over allerlei aspecten van uw kunnen. Af en toe zal ik u ook vragen om iets te lezen of te schrijven. Hierdoor kunnen we nog een duidelijker beeld krijgen van wat u allemaal kunt.’ Taak 1: Korte profielbeschrijving van klant Wanneer? Bij het begin van het intakegesprek Werkwijze: Inleiding 1. Zeg de klant dat je een beknopte fiche nodig hebt met persoonlijke gegevens en een profielbeschrijving. Opdracht 2. Geef de klant de fiche en observeer zijn gedrag 3. Als de klant aangeeft dat hij zelf de fiche niet kan invullen, stop dan hier de indicator. Je geeft aan dat het niet erg is dat de fiche niet ingevuld wordt, en zegt de vragen mondeling met de klant te zullen overlopen.
4. Als de klant aarzelt en onzeker gedrag vertoont, spreek je hem aan en vraag je of er een probleem is. Probeer na te gaan of de klant ongeletterd is. Stop de indicator als dit het geval is. Los anders het probleem op en laat de klant het formulier verder invullen. 5. Als een klant ontwijkingsgedrag vertoont (genre ‘Ik heb mijn bril vergeten’), dan moet de mogelijke ongeletterdheid door de consulent op een veilige manier worden aangekaart en stopt de indicator. 6. Als de klant de fiche helemaal of gedeeltelijk zelf kan invullen, ga je verder met de indicator.
Afsluiten 7. Vul op het scoreformulier ten slotte je eigen indruk in: is de klant volgens jou ongeletterd, laaggeletterd of voldoende geletterd?
8. Gebruik de gegevens op de korte profielbeschrijving als aanknopingspunt voor het invullen, aanpassen of overlopen van het dossier ‘Mijn VDAB’ .
79
Taken Indicator Taak 2: Vacatures Wanneer? Gekoppeld aan thema jobaspiratie uit intakeleidraad: welk beroep wil de klant uitoefenen of welke opleiding wil de klant volgen? Werkwijze Inleiding 1. Vraag de klant of hij weet welke job of opleiding hij wenst te volgen. 2. Vraag de klant in welke sector hij denkt dat hij het meeste kans heeft om een job te vinden. Opdracht 3. Leg de klant de grafiek uit bijlage 2 voor waar dit kan uit afgelezen worden. 4. Stel de volgende vragen: a) In welke sector heb je het meeste kans om een job te vinden? b) Over hoeveel vacatures gaat het ongeveer? Afsluiten 5. Praat nog kort verder over hoe deze gegevens zich nu verhouden tot wat de klant wil, zodat hij zich bewust is van zijn kansen op arbeidsmarkt. Taak 3: Loonberekening Wanneer? Gekoppeld aan thema jobaspiratie uit intakeleidraad Werkwijze Inleiding 1. Vraag de klant hoeveel hij zou willen verdienen. 2. Vraag de klant of hij het verschil tussen bruto- en nettoloon kent. Zo niet, leg kort het uit dat van het brutoloon belastingen (bedrijfsvoorheffing, RSZ) worden afgehouden, dat wat je dan overhoudt en wat je dus effectief ontvangt je nettoloon is. Zeg de klant dat jullie samen gaan kijken hoe het bruto- en nettoloon verschilt. Opdracht 3. Geef de klant een brutoloon: gebruik een loon eindigend op -00. Indien je er een idee van hebt, gebruik dan een realistisch loon voor de klant. 4. Zeg de klant dat hier RSZ wordt afgetrokken. RSZ is ongeveer 13%. Stel de volgende vragen: a) Bereken 13% van het gegeven brutoloon (rekenmachine mag) b) Trek dit af van het brutoloon (rekenmachine mag) Afsluiten 5. Zeg de klant dat hij nu het belastbaar loon heeft berekend. Hier wordt dan nog bedrijfsvoorheffing afgetrokken. Bekijk samen met de klant de tabellen in bijlage 3. In de linkerkolom zoek je het uitgerekende belastbaar loon. In de rechterkolom staat hoeveel bedrijfsvoorheffing er afgehouden wordt. Trek dit getal af van het belastbaar loon uit de linkerkolom. Dit is het nettoloon. Zeg de klant nog dat dit maar een indicatie is, dat het nog kan variëren naargelang het aantal kinderen, getrouwd of niet bijvoorbeeld.
80
Taken Indicator Taak 4: Computervaardigheden Wanneer? Gekoppeld aan thema sterkte-zwakteanalyse uit de intakeleidraad en/of bij het invullen ‘bureauticakennis’ uit ’Mijn VDAB’. Werkwijze: In de groep van wie deze toets moet afgenomen worden, heb je enerzijds klanten van wie het dossier ‘Mijn VDAB’ al ingevuld is, ofwel omdat dit bij een vorige aanmelding al gebeurde, ofwel omdat ze dit thuis deden. Anderzijds is er ook een groep mensen die nog geen dossier heeft. a) Bij klanten van wie het dossier ‘Mijn VDAB’ nog niet is ingevuld, zijn er verschillende situaties mogelijk. • Er is in het lokaal een computer aanwezig, waarop de klant ‘Mijn VDAB’ kan invullen.
- De klant doet dit zonder problemen: de klant is voldoende geletterd in het domein ICT je mag dit deel van de indicator overslaan en naar de volgende taak gaan - De klant geeft aan dat hij het dossier niet kan invullen de klant is onvoldoende geletterd in het domein ICT je mag dit deel van de indicator stoppen; klant gaat naar de subscreening - De klant heeft problemen bij het invullen Je vult samen met de klant het dossier verder in. Als je bij bureauticakennis komt, stel je de vragen hieronder. • Is er in het lokaal geen computer beschikbaar, waarop de klant ‘Mijn VDAB’ kan invullen, dan vul je het dossier op jouw computer in. Als je bij bureauticakennis komt, stel je de vragen hieronder. b) Met de klanten van wie het dossier ‘Mijn VDAB’ al is ingevuld, overloop je het dossier. Als je bij bureauticakennis komt, stel je de vragen hieronder.
Inleiding 1. Vertel je klant dat je nu zal informeren naar zijn gebruik van computerprogramma’s. Opdracht 2. Stel de volgende vragen en vul in of de klant volgens jou voldoende geletterd is voor ICT. a) Welke computerprogramma’s ken je? Als je een brief moet schrijven, welk programma gebruik je daar dan voor? b) Gebruik je soms Word? Waarvoor? (Vraag eventueel door op wat de klant zegt) c) Gebruik je soms Excel?? Waarvoor? (Vraag eventueel door op wat de klant zegt) d) Gebruik je soms Acces ? Waarvoor? (Vraag eventueel door op wat de klant zegt) e) Heb je thuis internet? Als je wil weten of er een vacature is bij een bepaald bedrijf, hoe kan je dat dan te weten komen via internet? Zoek je dat zelf op of vraag je dat aan iemand anders? Is Google de enige manier om dit te achterhalen?
Antwoordsleutel 4 Met voldoende bedoelen we dat uit wat de klant zegt, blijkt dat hij of zij al enige notie heeft waarvoor het programma dient en reeds met een aantal van deze programma’s heeft gewerkt. Afsluiten 3. Ga verder met het overlopen van het dossier. 81
KIES TAAK 5A voor mensen die voor een opleiding kiezen KIES TAAK 5B voor de anderen Taak 5A: Leesvaardigheid Wanneer? Gekoppeld aan thema trajectvoorstel uit de intakeleidraad Werkwijze: Inleiding 1. Bespreek met de klant zijn opleidingsbehoeften. 2. Vertel dat niet iedereen dezelfde voorkeuren en mogelijkheden heeft om te leren en dat je de verschillende leermethodieken van de VDAB graag met hem of haar wilt bespreken. Opdracht 3. Laat de klant de tekst in bijlage 4 in zijn geheel lezen. (Bron tekst: http://vdab.be/opleidingen/leervormen.shtml) 4. Stel de volgende vragen: a) Welke leermethode kun je het beste kiezen als je graag in je eigen tempo leert en niet makkelijk van huis weg kunt? b) Welke leermethode kun je het beste kiezen als je graag een cursus met andere werkzoekenden volgt en je je overdag kunt vrijmaken? Antwoordsleutel 5A Vraag a: Afstandsleren of Webleren Vraag b: Groepsleren Afsluiten 5. Vraag welke leermethodiek de klant het meeste aanspreekt en ga verder door op de opleiding(en) die de klant wil en kan volgen. Vertel ook dat de tekst die hij of zij gelezen heeft op de website staat en welke informatie over opleidingen en werk zoeken daar nog meer te vinden is.
82
Taak 5B: Leesvaardigheid Wanneer? Gekoppeld aan thema werkzoekgedrag uit de intakeleidraad Werkwijze: Inleiding 1. Bespreek met de klant op welke manieren hij of zij al heeft gesolliciteerd. 2. Stel het onderwerp van ‘de verborgen arbeidsmarkt’ aan de orde door te vertellen dat bedrijven vaak eerst op een informele manier een geschikte kandidaat voor een job proberen te vinden. Zeg dat het interessant is te weten hoe je zulke verborgen jobs vindt. Opdracht 3. Geef de klant de tekst in bijlage 5 en vraag hem of haar de twee paragrafen ‘Bestaande netwerk’ en ‘Informatiegesprekken’ te lezen. (Bron tekst: http://vdab.be/carrierelectuur/solliciteren/zoeken_verborgenarbeidsmarkt.shtml) 4. Stel dan de volgende vragen: a) Zijn informatiegesprekken een goede techniek voor jou? Waarom wel of niet? b) Welke twee dingen kun je doen om je bestaande netwerk aan te spreken? Antwoordsleutel 5B Vraag a: Het antwoord hangt af van het profiel van de klant: 1) Geschikt voor werkzoekenden met veel werkervaring 2) Minder geschikt voor jonge, onervaren werkzoekenden Vraag b: 1) Familie, vrienden en kennissen inlichten dat je een nieuwe job zoekt. 2) Een mail met cv sturen en vragen of zij die aan hun kennissen en vrienden kunnen doorsturen. Afsluiten 5. Ga door op andere mogelijkheden om werk te zoeken, waar de klant nog niet aan gedacht heeft. Vertel ook dat de tekst die hij of zij gelezen heeft op de website staat en welke informatie over werk zoeken en opleidingen daar nog meer te vinden is.
83
INDICATOR LAAGGELETTERDHEID
Bijlagen voor de consulent
PROEFVERSIE
84
Bijlage 1 Per klant 1 fiche gebruiken. Kopiëren op stevig papier.
KORTE PROFIELBESCHRIJVING
Persoonlijke gegevens Voornaam: ................................................................................................................................. Familienaam: ............................................................................................................................. Straat: ........................................................................…………….......Nr: ......... Bus: ............... Postnummer: .................... .....................Woonplaats: .............................................................. Tel: ......................................................... GSM: ......................................................................... E-mail:..................................................... Rijbewijs (categorie):................................................. Geboortedatum: ............................................................................................... man vrouw
Ik kom naar de VDAB om iets te leren iets te leren en werk te zoeken dit wil ik leren: .......................................................................................................................... deze jobs heb ik al gedaan: ..................................................................................................... deze jobs wil ik doen: ...............................................................................................................
85
La nd -, tu in -e D n ra bo nk sb e Te n, ou xt vo w ie Vi ed l, s kl se ed ing H en rij in ou g ta tba en en s k c m h eu G oe ra be is fis el ch Ene lind u e rg C st n he ie r m ijv., en ie Pr ie p w ,r ap od at ie uc ub er r, tie be ka r va en rto n bo kun n uw st st m at of er ia le n M et aa O l ve rig Bo uw e Ba in nk d us en Tra tri ns ,v e po er H ze or rt ec e k. ,p nl a o os gi s te tie n k te In le fo co rm H m an at G ic a d r a el U a itz , d en ge en ien ve s st drh en en u a se an ur D l O i be nt ens ect ie dr sp te ka . an n n a ni to ng an re p n ,c ul erso t u O ne pe ur n nb en sp ar e or M be t aa st ts u ch r ap Ge On en de zo pe rw nd lijk ijs he e An di id e s de zo ns re tv rg e di en rlen st i ve ng rle ni ng
Bijlage 2
Vacatures 2008
70000
60000
50000
40000
30000
20000
10000
0
86
Bijlage 3 Belastbaar inkomen
Bedrijfsvoorheffing
Belastbaar inkomen
Bedrijfsvoorheffing
Belastbaar inkomen
Bedrijfsvoorheffing
900,00
87,56
1605,00
371,62
2310,00
700,89
915,00
92,14
1620,00
378,62
2325,00
707,90
930,00
96,71
1635,00
385,63
2340,00
714,90
945,00
101,28
1650,00
392,64
2355,00
721,91
960,00
105,86
1665,00
399,64
2370,00
728,92
975,00
110,43
1680,00
406,65
2385,00
735,92
990,00
115,01
1695,00
413,65
2400,00
742,93
1005,00
119,58
1710,00
420,66
2415,00
749,93
1020,00
124,16
1725,00
427,67
2430,00
756,94
1035,00
129,42
1740,00
434,67
2445,00
763,95
1050,00
135,52
1755,00
441,68
2460,00
770,95
1065,00
141,62
1770,00
448,68
2475,00
777,96
1080,00
147,72
1785,00
455,69
2490,00
784,96
1095,00
153,82
1800,00
462,69
2505,00
791,97
1110,00
159,92
1815,00
469,70
2520,00
798,97
1125,00
166,01
1830,00
476,71
2535,00
805,98
1140,00
172,11
1845,00
483,71
2550,00
812,99
1155,00
178,21
1860,00
490,72
2565,00
819,99
1170,00
184,31
1875,00
497,72
2580,00
827,00
1185,00
190,41
1890,00
504,73
2595,00
834,00
1200,00
196,51
1905,00
511,74
2610,00
841,01
1215,00
202,61
1920,00
518,74
2625,00
848,02
1230,00
208,71
1935,00
525,75
2640,00
855,02
1245,00
214,81
1950,00
532,75
2655,00
862,03
1260,00
220,91
1965,00
539,76
2670,00
869,03
1275,00
227,00
1980,00
546,76
2685,00
876,04
1290,00
233,10
1995,00
553,77
2700,00
883,04
1305,00
239,20
2010,00
560,78
2715,00
890,05
1320,00
245,30
2025,00
567,78
2730,00
897,06
1335,00
251,40
2040,00
574,79
2745,00
904,06
1350,00
257,50
2055,00
581,79
2760,00
911,07
1365,00
263,60
2070,00
588,80
2775,00
918,07
1380,00
269,70
2085,00
595,81
2790,00
925,08
1395,00
275,80
2100,00
602,81
2805,00
932,08
1410,00
282,03
2115,00
609,82
2820,00
939,09
1425,00
288,26
2130,00
616,82
2835,00
946,10
1440,00
294,55
2145,00
623,83
2850,00
953,10
1455,00
301,56
2160,00
630,83
2865,00
960,11
1470,00
308,57
2175,00
637,84
2880,00
967,11
1485,00
315,57
2190,00
644,85
2895,00
974,12
1500,00
322,58
2205,00
651,85
2910,00
981,13
1515,00
329,58
2220,00
658,86
1530,00
336,59
2235,00
665,86
1545,00
343,60
2250,00
672,87
1560,00
350,60
2265,00
679,88
2925,00 2940,00 2955,00 2970,00
988,13 995,14 1002,14 1009,15
1575,00
357,61
2280,00
686,88
1590,00
364,61
2295,00
693,89
2985,00 3000,00
1016,15 1023,16
87
Bijlage 4
LEERMETHODIEKEN In de opleidingendatabank vind je talloze opleidingen. Als je een opleiding volgt, kan je kiezen uit vijf leervormen. We zetten ze even op een rijtje. Groepsleren Je volgt een traject in groep, met vaste startdatum en een gemeenschappelijk leertraject. Je wordt begeleid door een instructeur/coach. Je krijgt alle nodige leermiddelen en materialen ter beschikking voor het gemeenschappelijk leertraject. Open leren Je volgt een opleiding op maat en met een persoonlijk leertraject. Je wordt begeleid door een instructeur/coach. Je krijgt alle nodige leermiddelen en materialen ter beschikking voor je persoonlijk leertraject. Afstandsleren Na het bepalen van je persoonlijk leertraject haal je het benodigde leermateriaal. Leren doe je thuis of op het werk. Je wordt begeleid door een instructeur/coach via een afgesproken communicatievorm. Webleren Met webleren studeer je via een pc met internetaansluiting. Je bepaalt zelf wat en wanneer je leert. Het cursusmateriaal is 24 uur op 24 online beschikbaar. Een coach volgt je vorderingen. Communicatie met je coach verloopt via de virtuele leeromgeving. Blended leren Je kan ook opleidingsvormen combineren. Leren in een opleidingscentrum, aangevuld en afgewisseld met een (gedeelte van een) webcursus blijkt heel effectief te zijn. Deze mengvorm heet 'blended leren'. Om zo goed mogelijk bij de beroepsrealiteit aan te sluiten verlopen vele van deze opleidingen in nauwe samenwerking met de bedrijfswereld. Zo heb je ook de mogelijkheid om een opleiding te volgen en stage te lopen binnen een onderneming (IBO).
88
DE VERBORGEN ARBEIDSMARKT Een vacature publiceren en de sollicitaties opvolgen kost handenvol geld. Daarom proberen bedrijven vaak eerst op een informele manier een geschikte kandidaat te vinden. Bijvoorbeeld: Ze overlopen de cv's van werkzoekenden die spontaan bij hen solliciteerden. Ze contacteren mensen uit hun eigen netwerk. Ze maken de vacature intern bekend en vragen aan hun personeelsleden of die een geschikte kandidaat kennen. Sabine Tobback, loopbaanadviseur bij outplacementbureau ADV Consult: “Uit onze statistieken blijkt dat in economisch barre tijden 80% van de openstaande vacatures op informele wijze wordt ingevuld. De meeste vacatures geraken dus nooit gepubliceerd. Jammer genoeg zoekt slechts 20% van de sollicitanten op de verborgen arbeidsmarkt. En dat is zonde. Zeker voor de oudere werkzoekenden. De meerderheid van de werkzoekenden beperkt zich tot openbare kanalen zoals het internet of kranten." De vraag is: hoe vind je zo’n verborgen job? Wel, door in het netwerk terecht te komen van mensen die met verborgen vacatures in aanraking komen. Sabine geeft 3 tips. Bestaande netwerk De meest eenvoudige manier is het netwerk aanspreken dat je reeds hebt: je familie, vrienden en kennissen. Ben je op zoek naar een nieuwe job, licht dan je familie, vrienden en kennissen in. Gezien zij zelf ook over een netwerk beschikken, helpt dit je al een stuk vooruit. Je kan hen ook een mail sturen met je cv en vragen of zij die naar hún vrienden en kennissen willen doorsturen. Informatiegesprekken Een andere goede techniek om een netwerk uit te bouwen zijn informatiegesprekken. Kort gezegd komt zo'n gesprek hierop neer: je benadert een persoon die een job heeft die jou interesseert en vraagt hem of je eens langs mag komen voor meer informatie. Vervolgens stel je vragen over de functie, het takenpakket, de sector,… Je mag wel in geen geval vissen achter een job in dat bedrijf. Anders voelt je gesprekspartner zich bedrogen en verbrod je alles. Maak je een goede indruk tijdens het informatiegesprek dan loop je kans dat je gesprekspartner achteraf denkt: "Dat was een interessant profiel. Laten we hem ook maar eens opbellen voor die vacature." Zo krijg je een voet tussen de deur en word je een gezicht in plaats van een papieren cv. Je schakelt de concurrentie dus al gedeeltelijk uit. Let wel: informatiegesprekken zijn enkel geschikt voor werkzoekenden met veel werkervaring. Voor jonge, onervaren sollicitanten volstaat zo'n gesprek niet om een voet tussen de deur te krijgen. Bij oudere, ervaren kandidaten is het succes evenwel indrukwekkend. Om je een idee te geven: van onze klanten, die gemiddeld 43 jaar zijn, geraakt niet minder dan 72% via de verborgen arbeidsmarkt aan een job. Daarom leren we de werkzoekenden tijdens de training ook hoe ze informatiegesprekken moeten voeren. Jobbeurzen en andere events Je hoeft niet noodzakelijk braafjes een informatiegesprek te voeren achter een bureau. Het kan ook informeler op jobbeurzen of andere events. Sabine: “Zo is een aantal van mijn kandidaten uit de ITsector recent naar een telecombeurs gegaan. Niet om software te kopen maar om hun 'public relations' te onderhouden. Een ander voorbeeld: ik begeleid momenteel een fleetmanager. Wel, die moet van ons bij wijze van spreken elke donderdagavond naar het 'fleetcafé'. Ze zullen bij hem thuis raar opkijken (lacht)."
89
INDICATOR LAAGGELETTERDHEID
Scoreformulier en beoordelingswijze voor de consulent
PROEFVERSIE
90
Naam klant: .................................................................... …………… FASE 1 Taak 1: Korte profielbeschrijving van klant Wanneer? Bij het begin van het intakegesprek klant kan deze fiche NIET invullen hier stopt de indicator klant kan deze fiche GEDEELTELIJK OF WEL invullen ga verder met de indicator Vermoeden: de klant is ongeletterd laaggeletterd voldoende geletterd FASE 2 Taak 2: Vacatures Wanneer? Gekoppeld aan thema jobaspiratie: welk beroep of welke opleiding? a) In welke sector heb je het meeste kans om een job te vinden? b) Over hoeveel vacatures gaat het ongeveer?
juist juist
fout fout
juist juist
fout fout
Taak 3: Loonberekening Wanneer? Gekoppeld aan thema jobaspiratie a) Bereken 13% van het gegeven brutoloon (rekenmachine mag) b) Trek dit af van het brutoloon (rekenmachine mag)
Taak 4: Computervaardigheden Wanneer? Gekoppeld aan thema sterkte-zwakteanalyse en/of bij het invullen ‘bureauticakennis’ De klant vult ‘Mijn VDAB’ ter plekke in en doet dit probleemloos sla dit onderdeel van de indicator over en ga verder naar de volgende taak van de indicator De klant heeft de kans om ‘Mijn VDAB’ ter plekke in te vullen, maar geeft aan dit niet te kunnen Klant vult 'Mijn VDAB' ter plekke probleemloos in Hier niets invullen indien klant zich in een andere situatie bevindt (zie hieronder)
voldoende
onvoldoende
De klant bevindt zich in een andere situatie en beantwoordt de vragen van de consulent. De consulent vraag eventueel wat door op de antwoorden van de klant. a) Welke computerprogramma’s ken je? Als je een brief moet schrijven, welk programma gebruik je daar dan voor? b) Gebruik je soms Word? Waarvoor? c) Gebruik je soms Excel?? Waarvoor? d) Gebruik je soms Acces ? Waarvoor? e) Heb je thuis internet? Als je wil weten of er een vacature is bij een bepaald bedrijf, hoe kan je dat dan te weten komen via internet? Zoek je dat zelf op of vraag je dat aan iemand anders? Is Google de enige manier om dit te achterhalen?
voldoende
onvoldoende
voldoende voldoende voldoende voldoende
onvoldoende onvoldoende onvoldoende onvoldoende
Met onvoldoende bedoelen we dat uit wat de klant zegt, blijkt dat hij of zij nog geen of zeer weinig notie heeft waarvoor het programma dient en er nog niet heeft mee gewerkt.
91
Taak 5A: Leesvaardigheid voor mensen die voor een opleiding kiezen Wanneer? Gekoppeld aan thema trajectvoorstel a) Welke leermethode kun je het beste kiezen als je graag in je eigen tempo leert en niet makkelijk van huis weg kunt? (Antwoord: Afstandsleren of Webleren) b) Welke leermethode kun je het beste kiezen als je graag een cursus met andere werkzoekenden volgt en je je overdag kunt vrijmaken? (Antwoord: Groepsleren)
juist
fout
juist
fout
a) Zijn informatiegesprekken een goede techniek voor jou? Waarom wel of niet? Het antwoord hangt af van het profiel van de klant: 1) Geschikt voor werkzoekenden met veel werkervaring 2) Minder geschikt voor jonge, onervaren werkzoekenden
juist
fout
b) Welke twee dingen kun je doen om je bestaande netwerk aan te spreken? Antwoord: 1) Familie, vrienden en kennissen inlichten dat je een nieuwe job zoekt. 2) Een mail met cv sturen en vragen of zij die aan hun kennissen en vrienden kunnen doorsturen.
juist
fout
Taak 5B: Leesvaardigheid voor de anderen Wanneer? Gekoppeld aan thema werkzoekgedrag
Klant heeft 1 of meer keer onvoldoende op vraag 2 t.e.m. 5 Klant heeft 0 keer onvoldoende op vraag 2 t.e.m. 5
92
klant gaat naar de subscreening klant gaat niet naar de subscreening
BIJLAGE 4: MINIMAAL BENODIGDE OPGAVEN EN RESULTATEN VAN DE EXPERTSCREENING Bij onderstaande aantallen wordt uitgegaan van een minimaal aantal opgaven: Lezen 30 opgaven niveau VKS 1; 30 opgaven niveau VKS 2 Rekenen 30 opgaven niveau VKS 1; 30 opgaven niveau VKS 2 Schrijven 4 schrijftaken niveau VKS 1 (25 - 30 beoordelingsaspecten) 4 schrijftaken niveau VKS 2 (25 - 30 beoordelingsaspecten) Tabel 1 geeft een overzicht van benodigde aantallen opgaven bij toetsing met 30 opgaven per vaardigheid per niveau. Bij multi-stage adaptieve toetsing kunnen de aantallen voor niveau VKS 2 gehalveerd worden. Tabel 1 Overzicht aantal benodigde opgaven per categorie van het referentiekader code refkader ver1.1 ver1.2 ver1.3 ver1.4 ver2.1 ver2.2 ver2.3 ver2.4 ver2.5 ver2.6 ver2.7 pro1.1 pro1.2 pro1.3 pro2.1 pro2.2 pro2.3 pro2.4 get1 rui1 dat1 get2 rui2 dat2
aantal bij toetsen van 30 opgaven per vaardigheid per niveau Lezen niveau VKS 1 7 8 7 8 Lezen niveau VKS 2 5 4 4 4 5 4 4 Schrijven niveau VKS 1 2 2 2 Schrijven niveau VKS 2 1 2 1 2 Rekenen niveau VKS 1 10 verdeeld over de subcategorieën 10 verdeeld over de subcategorieën 10 verdeeld over de subcategorieën Rekenen niveau VKS 2 10 verdeeld over de subcategorieën 10 verdeeld over de subcategorieën 10 verdeeld over de subcategorieën
De aantallen opgaven per taakcategorie zijn indicatief. Bijvoorbeeld 8 of 7 bij informatie verwerken kan ook anders verdeeld worden.
93
Dekking lezen code refkader ver1.1 ver1.2 ver1.3 ver1.4 ver2.1 ver2.2 ver2.3 ver2.4 ver2.5 ver2.6 ver2.7
Niveau VKS 1 5 taken bruikbaar mits aanpassingen, 15 taken geen expbeo+cto bruikbaar mits aanpassingen 18 taken bruikbaar mits aanpassingen, 2 twijfelgevallen, 28 taken geen expbeo+cto bruikbaar mits aanpassingen ontbreekt 2 taken geen expbeo+cto bruikbaar mits aanpassingen Niveau VKS 2 6 taken bruikbaar mits aanpassingen, 1 twijfelgeval, 5 taken geen expbeo+cto bruikbaar mits aanpassingen 4 taken bruikbaar mits aanpassingen, 6 twijfelgevallen, 11 taken geen expbeo+cto bruikbaar mits aanpassingen ontbreekt 3 taken bruikbaar mits aanpassingen, 1 twijfelgeval, 4 taken geen expbeo+cto bruikbaar mits aanpassingen 1 taak geen expbeo+cto bruikbaar mits aanpassingen ontbreekt 1 twijfelgeval
aanw
nodig*
te ontw
5+15
7/8
0
18+28
7/8
0
0 2
7/8 7/8
7/8 5/6
6+5
4/5
0
4+11
4/5
0
0
4/5
4/5
3+4
4/5
0
1 0 0
4/5 4/5 4/5
3/4 4/5 4/5
aanw
nodig
te ontw
0+1
2
1
0+2 1
2 2
0 1
0 0 0 0
1/2* 1/2 1/2 1/2
1/2* 1/2 1/2 1/2
aanw
nodig*
te ontw
1 0 0
0/1 0/1 0/1
0 0/1 0/1
2
0/1
0
4
0/1
0
5+2
0/1
0
2+3
0/1
0
1+1
0/1
0
0 0
0/1 0/1
0/1 0/1
* 30 taken per categorie, verdeeld over de verschillende subcategorieën Dekking Schrijven code refkader pro1.1 pro1.2 pro1.3
Niveau VKS 1 1 twijfelgeval, 1 taak geen expbeo + CTO bruikbaar mits aanpassingen 2 taken geen expbeo + CTO bruikbaar mits aanpassingen 1 taak bruikbaar mits aanpassingen, 2 twijfelgevallen Niveau VKS 2 ontbreekt 1 twijfelgeval ontbreekt ontbreekt
pro2.1 pro2.2 pro2.3 pro2.4 * voor pro2 moeten er zes taken zijn, verdeeld over de vier categorieën
Dekking rekenen code refkader get1.1 get1.2 get1.3 get1.4 get1.5 get1.6 get1.7 get1.8 get1.9 get1.10
Niveau VKS 1 1 taak bruikbaar mits aanpassingen, 1 twijfelgeval ontbreekt ontbreekt 2 taken bruikbaar mits aanpassingen (kunnen ook horen bij get1.14) 4 taken bruikbaar mits aanpassing ( 2 daarvan kunnen ook horen bij 1.6 en één ervan kan horen bij 1.1), 2 twijfelgevallen 5 taken bruikbaar mits aanpassingen; 2 twijfelgevallen; 2 taken geen expbeo + cto bruikbaar mits aanpassingen 2 taken bruikbaar mits aanpassingen (waarvan 1 taak kan horen bij 2.3), 3 taken geen expbeo+cto bruikbaar mits aanpassingen, 1 taak bruikbaar mits aanpassingen, 1 taak geen expbeo+cto bruikbaar (kan ook horen bij 1.4) ontbreekt ontbreekt
94
get1.11 get1.12 get1.13 get1.14 rui1.1 rui1.2 rui1.3 rui1.4 rui1.5 dat1.1 dat1.2 dat1.3 get2.1 get2.2 get2.3 get2.4 get2.5 get2.6 get2.7 get2.8 get2.9 get2.10 rui2.1 rui2.2 rui2.3 rui2.4 dat2.1 dat2.2 dat2.3 dat2.4
ontbreekt ontbreekt 1 taak bruikbaar mits aanpassingen; 1 twijfelgeval 1 twijfelgeval ontbreekt ontbreekt ontbreekt ontbreekt ontbreekt 1 taak bruikbaar mits aanpassingen ontbreekt ontbreekt Niveau VKS 2 1 taak bruikbaar mits aanpassingen 2 taken geen expbeo+cto bruikbaar mits aanpassingen ontbreekt 5 taken geen expbeo+cto bruikbaar mits aanpassingen (waarvan 1 taak kan horen bij 2.2) 5 taken bruikbaar mits aanpassing, 2 twijfelgeval (waarvan 1 kan horen bij 1.9), 10 taken geen expbeo+cto bruikbaar mits aanpassingen 1 taak geen expbeo+cto bruikbaar mits aanpassingen ontbreekt 1 taak bruikbaar mits aanpassingen ontbreekt 1 taak bruikbaar mits aanpassingen ontbreekt ontbreekt ontbreekt ontbreekt 2 taken bruikbaar mits aanpassingen ontbreekt ontbreekt 1 taak bruikbaar mits aanpassingen
* 10 taken per categorie, verdeeld over de verschillende subrubrieken
95
0 0 1 0 0 0 0 0 0 1 0 0
0/1 0/1 0/1 0/1 2 2 2 2 2 3/4 3/4 3/4
0/1 0/1 0 0/1 2 2 2 2 2 2/3 3/4 3/4
1 0+2 0
1 1 1
0 0 1
0+5
1
0
3+10
1
0
0+1 0 1 0 1 0 0 0 0 2 0 0 1
1 1 1 1 1 2/3 2/3 2/3 2/3 3/4 3/4 3/4 1
0 1 0 1 0 2/3 2/3 2/3 2/3 ½ ¾ ¾ 0
BIJLAGE 5: BEOORDELINGSMODEL SCHRIJFTOETSEN BOEKJE 1 30010 Vakbond Inhoud De volgende gegevens zijn zo ingevuld dat ze verwerkt kunnen worden. Dat wil zeggen correct en op de juiste plaats. naam: eigen naam 0 niet correct 1 correct voornaam 0 niet correct 1 correct straat + nummer: eigen of gefingeerd 0 niet correct 1 correct postcode en plaats 0 niet correct 1 correct Telefoonnummer: eigen of gefingeerd 0 niet correct 1 correct interimarbeid aangekruist 0 niet correct 1 correct uitkeringsaanvraag werkloze aangekruist 0 niet correct 1 correct Spelling voor de gehele opdracht Naam en adres correct gespeld 0 2 of meer fouten 1 0 of 1 fout 30030 Een sollicitatiegesprek voorbereiden Inhoud De opdracht komt duidelijk over. De voorbereiding van het sollicitatiegesprek bevat: • een eerste overtuigende motivatie waarom de sollicitant de baan wilt; • een tweede overtuigende motivatie waarom de sollicitant de baan wilt; • een eerste overtuigende motivatie waarom de baan past bij de sollicitant; • een tweede overtuigende motivatie waarom de baan past bij de sollicitant;
96
• •
een eerste mogelijke vraag die tijdens de sollicitatie door de sollicitant gesteld kan worden; een tweede mogelijke vraag die tijdens de sollicitatie door de sollicitant gesteld kan worden.
30031 Eerste overtuigende motivatie waarom sollicitant de baan wil Voorbeeldantwoorden: • de firma is een goede werkgever; • het is leuk om hier te werken; • het bedrijf ligt dicht bij mijn woonplaats; • ik kan gemakkelijk met de bus/de trein/de tram naar het bedrijf komen; • ik zou heel graag werken in de groensector • dit is de ideale job voor mij; • … • 0 komt niet of onduidelijk over 1 komt duidelijk over 30032 Tweede overtuigende motivatie waarom sollicitant de baan wilt (Voorbeelden zie 30031) 0 komt niet of onduidelijk over 1 komt duidelijk over 30033 Eerste overtuigende motivatie waarom de baan bij de sollicitant past Voorbeeldantwoorden: • ik heb al veel ervaring; • planten interesseren me heel veel; • ik heb groene vingers; • ik heb een diploma tuinbouw; • ik ben een harde werker. 0 1
komt niet of onduidelijk over komt duidelijk over
30034 Tweede overtuigende motivatie waarom de baan bij de sollicitant past (Voorbeelden zie 30033) 0 komt niet of onduidelijk over 1 komt duidelijk over 30035 Eerste passende vraag die de sollicitant kan stellen tijdens een sollicitatie Voorbeeldvragen: • Hoeveel loon krijg ik? • Moet ik in ploegen werken? • Kunt u een beschrijving geven van een typische werkdag? • Zal ik veel moeten overwerken? • Hoe is de sfeer op het bedrijf? • … • 0 komt niet of onduidelijk over 1 komt duidelijk over
97
30036 Tweede passende vraag die de sollicitant kan stellen tijdens een sollicitatie (Voorbeeldvragen zie 30035) 0 1
komt niet of onduidelijk over komt duidelijk over
BOEKJE 2 30050 Briefje telefoon Inhoud De opdracht komt duidelijk over. Het briefje bevat: • aanhef: (beste/geachte/hallo) mijnheer/meneer Dries. • mededeling dat een klant heeft gebeld. • mededeling dat de klant/meneer Bos een probleem heeft met zijn (nieuwe) douche. • mededeling dat de chef/mijnheer Dries morgen om 11.00 uur terug moet bellen. • ondertekening/naam waaruit blijkt van wie het briefje is. 30051aanhef 0 komt niet of onduidelijk over 1 komt duidelijk over 30052 door klant gebeld 0 komt niet of onduidelijk over 1 komt duidelijk over 30053 probleem douche 0 komt niet of onduidelijk over 1 komt duidelijk over 30054 tijdstip bellen volgende dag 0 komt niet of onduidelijk over 1 komt duidelijk over 30055 ondertekening 0 komt niet of onduidelijk over 1 komt duidelijk over Voor de hele opdracht: ofwel globaal (1 item) ofwel analytisch (4 items) Globaal: 30056 De tekst is duidelijk en voor een welwillende lezer goed te begrijpen. De schrijver ervan beschikt over een repertoire van elementaire linguïstische aspecten die net voldoende zijn om zich uit te drukken en om zijn bedoeling kenbaar te maken. Fouten bij complexere linguïstische aspecten komen nog regelmatig voor. 0 de tekst voldoet niet aan de minimale eis, er zitten veel grote fouten of de fouten zijn storend 1 de tekst voldoet minimaal aan de beschrijving hierboven. Analytisch 30057 Spelling De woorden zijn zo geschreven, dat ze te begrijpen zijn voor de lezer. Fonetische spelling is mogelijk. Hanteren van spellingsregels is niet vereist. 0 1
de tekst voldoet niet aan de minimale eis. de tekst voldoet minimaal aan de beschrijving hierboven. 98
30058. Grammatica Gebruikt eenvoudige constructies, maar maakt stelselmatig nog elementaire fouten. Toch is meestal duidelijk wat hij of zij probeert te zeggen. 0 1
de tekst voldoet niet aan de minimale eis. de tekst voldoet minimaal aan de beschrijving hierboven.
30059 Structuur en samenhang Somt een aantal gebeurtenissen of feiten op, zonder een samenhangend, lineair opgebouwd verhaal te vertellen. 0 1
de tekst voldoet niet aan de minimale eis. de tekst voldoet minimaal aan de beschrijving hierboven.
30060 Briefconventies Aanhef en ondertekening/naam zijn op de juiste plaats aanwezig. 0 niet alle elementen zijn aanwezig of staan op de juiste plaats 1 alle elementen zijn aanwezig en staan op de juiste plaats
30090 Verzorging Inhoud De opdracht komt duidelijk over. De mail bevat: • aanhef: (beste) Ria • plaats waar benodigd materiaal staat • eerste taak: koken • tweede taak: strijken • derde taak: afwassen • ondertekening/naam waaruit blijkt van wie de mail is. 30091 aanhef 0 komt niet of onduidelijk over 1 komt duidelijk over 30092 plaats waar benodigd materiaal staat: ten minste twee van de volgende plaatsen worden vermeld: kookpotten staan naast fornuis; strijkplank en strijkijzer staan onder trap; afwasborstel ligt op gootsteen; afwasmiddel staat onder wasbak. 0 1
komt niet of onduidelijk over komt duidelijk over
30093 eerste taak: koken 0 komt niet of onduidelijk over 1 komt duidelijk over 30094 tweede taak: strijken 0 komt niet of onduidelijk over 1 komt duidelijk over
99
30095 derde taak: afwassen 0 komt niet of onduidelijk over 1 komt duidelijk over 30096 ondertekening 0 komt niet of onduidelijk over 1 komt duidelijk over Voor de hele opdracht: ofwel globaal (1 item) ofwel analytisch (4 items) Globaal De tekst is duidelijk en gemakkelijk te begrijpen. De schrijver ervan beschikt over een voldoende repertoire van linguïstische aspecten om zich uit te drukken en zijn bedoeling kenbaar te maken. Linguïstische beperkingen komen voor maar leiden zelden tot communicatiestoornis. 0 1
de tekst voldoet niet aan de minimale eis, er zitten veel grote fouten of de fouten zijn storend de tekst voldoet minimaal aan de beschrijving hierboven.
Analytisch 30098. Spelling Past spellingsregels en leestekengebruik accuraat genoeg toe om een duidelijke tekst te schrijven die zonder moeite te volgen is. 0 1
de tekst voldoet niet aan de minimale eis. de tekst voldoet minimaal aan de beschrijving hierboven.
30099. Grammatica Gebruikt frequente grammaticale aspecten redelijk correct, waardoor de bedoelingen voldoende duidelijk zijn. Fouten die minder storend zijn en de begrijpelijkheid niet in de weg staan, komen nog voor. 0 1
de tekst voldoet niet aan de minimale eis. de tekst voldoet minimaal aan de beschrijving hierboven.
30100. Structuur en samenhang Produceert een samenhangende tekst die over het algemeen goed te volgen is. Verbindt kortere, eenvoudige elementen tot een samenhangende lineaire opeenvolging van punten. Gebruikt adequaat verwijs- en verbindingswoorden. 0 1
de tekst voldoet niet aan de minimale eis. de tekst voldoet minimaal aan de beschrijving hierboven.
30101 E-mail-conventies De volgende elementen zijn op de juiste plaats aanwezig. - aanhef: informeel - afsluiting: informeel - ondertekening/naam 0 1
niet alle elementen zijn aanwezig of staan op de juiste plaats alle elementen zijn aanwezig en staan op de juiste plaats
100
BIJLAGE 6: AANTALLEN AANGEPASTE EN NIEUWE OPGAVEN code refkader aantal Lezen niveau VKS 1 ver1.1 8 ver1.2 9 ver1.3 ver1.4 2
Schrijven niveau VKS 1 pro1.1 1 pro1.2 1 pro1.3 1 Rekenen niveau VKS 1 get1.1 1 get1.2 1 get1.3 1 get1.4 2 get1.5 2 get1.6 4 get1.7 3 get1.8 2 get 1.9 1 get 1.10 get 1.11 1 get 1.12 2 get1.13 1 get1.14 1 get1.15 1 rui1.1 1 rui1.2 2 rui1.3 rui1.4 1 rui1.5 1 dat1.1 1 dat1.2 2 dat1.3
code refkader aantal Lezen niveau VKS 2 ver2.1 2 ver2.2 3 ver2.3 ver2.4 2 ver.2.5 1 ver2.6 ver2.7 Schrijven niveau VKS 2 pro2.1 pro2.2 pro2.3 1 pro2.4 Rekenen niveau VKS 2 get2.1 get2.2 1 get2.3 1 get2.4 1 get2.5 get2.6 2 get2.7 2 get2.8 1 get2.9 get2.10 1 rui2.1 rui2.2 1 rui2.3 rui2.4 1 dat2.1 2 dat2.2 dat2.3
101
ICT conceptopgaven (vl.) code opgave niveau inhoud opgave Computer gebruiken en bestanden beheren 1.1.1.1 VKS 1 juiste pictogram kiezen op bureaublad 1.1.1.2 VKS 1 juiste pictogram kiezen op bureaublad 1.1.1.3 VKS 1 worddocument vergroten 1.1.2.1 VKS 1 doel aan juiste programma koppelen 1.1.2.2 VKS 1 programma afsluiten zonder wijziging 1.1.3.1 VKS 1 mappenstructuur begrijpen (in welke map bevindt Jan zich?) 1.1.3.2 VKS 1 mappenstructuur begrijpen (hoe gaat Jan terug naar vorige?) 1.1.3.3 VKS 1 werken met documenten (powerpoint -> welk doc?) 1.1.3.4 VKS 1 mappenstructuur begrijpen (hoeveel documenten in map?) 1.1.3.5 VKS 1 mappenstructuur begrijpen (plusteken begrijpen) 1.1.3.6 VKS 1 werken met documenten (weergave reeds geopend document) 1.1.4.1 VKS 1 werken met mappenstructuur (plaats nieuw gecreëerde map) subtotaal: 12 Teksten maken en bewerken 1.2.1.1 VKS 1 een nieuw worddocument openen 1.2.1.2 VKS 1 hoeveel worddocumenten open? 1.2.1.3 VKS 1 alinea verwijderen 1.2.3.1 VKS 1 spellingcontrole uitvoeren 2.2.1.1 VKS 2 tekst vet maken 2.2.1.2 VKS 2 letter vergroten 2.2.2.1 VKS 2 tekst kopiëren 2.2.2.2 VKS 2 tekst plakken subtotaal: 8 Internet en intranet gebruiken 1.3.1.1 VKS 1 pagina zoekmachine herkennen subtotaal: 1 GPS gebruiken 1.4.1.1 VKS 1 wat als eerste invoeren in TomTom 1.4.1.2 VKS 1 scherm begrijpen (wanneer afslaan?) 1.4.1.3 VKS 1 scherm begrijpen (aankomsttijd?) 1.4.1.4 VKS 1 scherm begrijpen (kilometer/uur) 1.4.1.5 VKS 1 scherm begrijpen (logo restaurant op locatie) subtotaal: 5 Communiceren via elektronische media 1.6.1.1 VKS 1 outlook: een nieuwe e-mail schrijven (hoe openen?) 1.6.1.2 VKS 1 outlook: zien dat er een nieuwe e-mail is (hoe?) 1.6.1.3 VKS 1 outlook: mogelijk besmette e-mail 1.6.2.1 VKS 1 outlook: een bijlage toevoegen (waar klikken?) subtotaal: 4
102
BIJLAGE 7: SAMENSTELLING TOETSBOEKJES SUBSCREENING Toetsboekje 1 opgave 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11a 11b 12 13 14 opgave 1
2
code refkader
geschat VKS-niveau Deel 1 Rekenen dat1.1 1 get1.1 1 get1.2 1 get1.3 1 get1.4 1 get1.5 1 get1.6 1 get1.7 1 get1.8 1 get1.9 1 get1.12 1 get1.14 1 rui15 1 rui12 1 rui11 1 Deel 2 Lezen ver1.1 1 ver1.1 1 ver1.1 1 ver1.1 1 ver1.1 1 ver1.1 1 ver1.1 1 ver1.1 1 ver1.2 1 ver1.2 1 ver1.2 1 ver1.2 1 ver1.2 1 ver1.2 1 ver1.2 1 Deel 3 Schrijven beoordelingsaspect eigen naam voornaam straat en nummer postcode telefoonnummer interimarbeid uitkeringsaanvraag spelling gehele opdracht eerste motivatie wens baan tweede motivatie wens baan eerste motivatie passende baan tweede motivatie passende baan eerste te stellen vraag tweede te stellen vraag
vraagtype mk4 open mk4 mk4 mk4 open open open open mk3 mk3 mk3 open mk3 open mk3 mk3 mk3 mk3 mk3 mk3 mk3 mk3 mk3 mk3 mk3 mk3 mk3 mk3 mk3 soort beo-asp inhoud inhoud inhoud inhoud inhoud inhoud inhoud vorm inhoud inhoud inhoud inhoud inhoud inhoud
103
Toetsboekje 2 opgave 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 1 2 3a 3b 4 5 6 7 8 9 10 11 opgave 1
2
code refkader
geschat VKS-niveau Deel 1 Rekenen dat2.1 2 dat2.1 2 get2.10 2 get2.2 2 get2.3 2 get2.4 2 get2.6 2 get2.6 2 get2.7 2 get2.7 2 get2.8 2 rui2.2 2 rui2.4 2 get1.15 1 get1.5 1 Deel 2 Lezen ver1.2 1 ver1.2 1 ver1.4 1 ver1.4 1 ver2.1 2 ver2.1 2 ver2.2 2 ver2.2 2 ver2.2 2 ver2.4 2 ver2.4 2 ver2.5 2 Deel 3 Schrijven beoordelingsaspect aanhef door klant gebeld probleem douche tijdstip bellen ondertekening vorm globaal spelling grammatica structuur en samenhang briefconventies aanhef plaats benodigd materiaal eerste taak: koken tweede taak: strijken derde taak: afwassen ondertekening vorm globaal spelling grammatica structuur en samenhang e-mail-conventies
vraagtype mk3 mk3 mk4 op op op mk4 open open open open gesl op mk3 open mk3 mk3 mk3 mk3 mk3 mk3 mk3 mk3 mk3 mk3 mk3 mk3 soort beo-asp inhoud inhoud inhoud inhoud inhoud vorm vorm vorm vorm conventies inhoud inhoud inhoud inhoud inhoud inhoud vorm vorm vorm vorm conventies
104
BIJLAGE 8: EINDVERSIE INDICATOR LAAGGELETTERDHEID
105
INDICATOR LAAGGELETTERDHEID
Handleiding voor de consulent
EINDVERSIE
September 2009
106
Inleiding indicator Waarom aandacht voor laaggeletterdheid? Veel werkzoekenden ondervinden problemen bij het vinden van werk of het volgen van een opleiding omdat zij laaggeletterd zijn. Daarom wil de VDAB deze klanten al aan het begin van het begeleidingstraject opsporen. Dat biedt de mogelijkheid om tijdig passende ondersteuning te bieden. De vaststelling van laaggeletterdheid gebeurt in twee stappen: 1
De afname van de Indicator Laaggeletterdheid Deze eenvoudige test is bedoeld om ongeletterdheid en potentiële laaggeletterdheid te detecteren. De test wordt afgenomen door de consulent tijdens het intakegesprek.
2
De afname van de Subscreening Laaggeletterdheid Deze uitgebreide test wordt afgenomen bij klanten die niet ongeletterd, maar wel potentieel laaggeletterd zijn volgens de uitslag van de indicator.
Wat is het doel van de indicator De indicator is niet meer dan een voorselectie voor de intensievere subscreening. Deze test geeft dus geen volledig beeld van een geletterdheidsniveau, maar moet slechts in staat zijn drie groepen te onderscheiden: 1 2 3
De ongeletterden voor wie de verdere screening niet relevant is en voor wie op dat moment al duidelijk is dat een alfabetiseringstraject moet worden uitgestippeld. De potentieel laaggeletterden, die aan de subscreening moeten meedoen. De personen die voldoende geletterd zijn voor werk of opleiding.
Bij wie moet de test worden afgenomen? Iedereen die zich voor de eerste maal bij de VDAB aanmeldt en mogelijk laaggeletterd is, moet aan de test deelnemen. Het gaat daarbij om de volgende groep: • •
Iedereen die niet beschikt over een diploma TSO of hoger. Personen van buitenlandse afkomst die niet beschikken over een diploma hoger onderwijs, met uitzondering van mensen met de Nederlandse nationaliteit
Niet aan de test worden onderworpen: • • •
Klanten die het Nederlands niet machtig zijn; zij worden doorverwezen naar het Huis van het Nederlands. Klanten die een NT2-opleiding hebben gevolgd Klanten die begeleiding van een NODO-instructeur krijgen of hebben gekregen
Welk niveau van geletterdheid wordt getest? De indicator moet uitmaken of iemand minimaal het niveau van geletterdheid haalt van de eerste graad secundair onderwijs. Dit niveau komt globaal overeen met het eindniveau van basiseducatie en met het tweede niveau van de Vlaamse Kwalificatiestructuur voor opleiding en werk: VKS 2. In de subscreening wordt verder gedifferentieerd binnen de niveaus VKS 1 (komt globaal overeen met eindniveau basisonderwijs) en VKS 2.
107
Inleiding indicator Waaruit bestaat de indicator? In de indicator worden de drie verschillende aspecten van geletterdheid getest: ICT, taal en rekenen. De test vindt plaats in twee fases: 1
De detectie van ongeletterden Dit betreft een eenvoudige lees- en schrijftaak om vast te stellen of een klant al dan niet ongeletterd is. Deze taak moet door alle klanten van de doelgroep worden gemaakt. Klanten met een onvoldoende resultaat in fase 1 worden doorverwezen naar een alfabetiseringstraject.
2
De detectie van laaggeletterden Dit betreft twee rekentaken, een ICT-taak en een leestaak . Deze taken moeten alleen door klanten met een voldoende resultaat in fase 1 worden uitgevoerd. ICT wordt getoetst aan de hand van een lijstje vragen, voor rekenen en lezen zijn echte taken voorzien. Voor klanten met een onvoldoende resultaat in fase 2 wordt bekeken of ze worden doorverwezen naar de subscreening.
Hoe wordt de test afgenomen? De test wordt volledig ingebed in het intakegesprek. De verschillende taken sluiten nauw aan bij de onderwerpen die in dit gesprek aan de orde komen, zodat de tijdsbesteding aan de test zo beperkt mogelijk is. De test wordt afgenomen, gescoord en beoordeeld door de consulent aan de hand van de volgende documenten: • • • •
De toetstaken: werkwijze, opdrachten Scoreformulier en beoordelingswijze (1 kopie per klant) De documenten die bij de toets worden gebruikt als testmateriaal (bijlage 1 tot 5) Gespreksleidraad: geheugensteun voor de consulent tijdens het intakegesprek
Klanten die na een goed resultaat in fase 1 van de indicator doorgaan naar fase 2, moeten alle vier de taken uitvoeren. Alleen kandidaten die deze taken met voldoende resultaat afronden, worden geacht voldoende geletterd te zijn op bovengenoemd niveau. De taken in fase 2 van de indicator kunnen in willekeurige volgorde worden uitgevoerd, naar gelang het verloop van het intakegesprek. Indien het aangewezen blijkt, is het mogelijk om de indicator over meerdere gesprekken te spreiden. Schematische voorstelling van de twee fases van de indicator INDICATOR FASE 1
niet ongeletterd
voldoende geletterd op minimaal niveau VKS 2
INDICATOR FASE 2
potentieel laaggeletterd
SUBSCREENING
108
ongeletterd
Taken indicator Overzicht taken binnen onderdelen intake De taken van de indicator sluiten aan bij de intakeleidraad. Onderdeel Vooraf Jobaspiratie Werkzoekgedrag Reden Werkloosheid Sterkte-zwakte analyse Verder onderzoek Trajectvoorstel Rapport
Functie Taak 1 Taak 2 en 3 Taak 5b Taak 4 Taak 5a
De consulent maakt een keuze uit taak 5a of b, afhankelijk van het profiel van de klant: (Taak 5A voor mensen die voor een opleiding kiezen, Taak 5B voor de anderen) Introductie van de test bij de klant Maak duidelijk aan de klant waarom je af en toe opdrachten zal geven: In dit intakegesprek verzamelen we allerlei gegevens over uw vaardigheden. We houden dat bij in een dossier, zodat we samen met u een geschikte opleiding of een geschikte job vinden. Ik zal u daarom een aantal vragen stellen over allerlei aspecten van uw kunnen. Af en toe zal ik u ook vragen om iets te lezen of te schrijven. Hierdoor kunnen we nog een duidelijker beeld krijgen van wat u allemaal kunt. Taak 1: Checklist persoonsgegevens Wanneer? Bij het begin van het intakegesprek Werkwijze: Inleiding 1. Vraag de klant de fiche met persoonsgegevens in te vullen (zie bijlage 1). Als de klant al een dossier heeft, zeg dan dat je wil checken of de gegevens nog kloppen. Opdracht 2. Geef de klant de fiche en observeer zijn gedrag. 3. Als de klant aangeeft dat hij zelf de fiche niet kan invullen, stop dan hier de indicator. Je geeft aan dat dat niet erg is en overloopt de vragen mondeling met de klant. 4. Als de klant aarzelt en onzeker gedrag vertoont, spreek je hem aan en vraag je of er een probleem is. Probeer na te gaan of de klant ongeletterd is. Stop de indicator als dit het geval is. Los anders het probleem op en laat de klant het formulier verder invullen. 5. Als een klant ontwijkingsgedrag vertoont (genre ‘Ik heb mijn bril vergeten’), dan moet de mogelijke ongeletterdheid door de consulent op een veilige manier worden aangekaart en stopt de indicator. 6. Als de klant de fiche zelf kan invullen, ga je verder met de indicator. Controleer wel of alle gegevens zijn ingevuld. Afsluiten 7. Gebruik de gegevens op de fiche om het dossier van de klant in te vullen of te corrigeren. Score 8. Vul op het scoreformulier je eigen indruk in: is de klant ongeletterd, laaggeletterd of voldoende geletterd?
109
Taken indicator Taak 2: Vacatures Wanneer?
Gekoppeld aan thema jobaspiratie uit intakeleidraad: welk beroep wil de klant uitoefenen of welke opleiding wil de klant volgen?
Werkwijze Inleiding 1. Vraag de klant of hij weet welke job of opleiding hij wenst te volgen. 2. Vraag de klant in welke sector/ voor welk beroep hij denkt dat hij het meeste kans heeft om een job te vinden. Opdracht 3. Leg de klant één van de grafieken uit bijlage 2 voor waar dit kan uit afgelezen worden. Er zijn grafieken per provincie en één voor heel Vlaanderen. Kies ofwel één van de provincie waar klant woont ofwel de grafiek voor heel Vlaanderen 4. a) Bij een klant die weet welke job of opleiding hij wenst, zoek je desbetreffende sector op in de grafiek en vraag je: Zijn er veel of weinig vacatures in deze sector? Hoeveel vacatures zijn er? b) Bij een klant die niet weet welke job of opleiding hij wenst, vraag je: In welke sector zijn er de meeste vacatures? Hoeveel vacatures zijn er in deze sector? Afsluiten 5. Praat nog kort verder over hoe deze gegevens zich nu verhouden tot wat de klant wil, zodat hij zich bewust is van zijn kansen op arbeidsmarkt. Taak 3: Interimsector Wanneer? Aansluitend op taak 2 Werkwijze Inleiding 1. Neem de grafiek uit de vorige taak en wijs de klant erop dat er zeer veel vacatures zijn in de interimsector en dat het gaat over veel verschillende jobs. Opdracht 2. In bijlage 3 vind je tabellen met een overzicht van de verschillende jobs binnen de interimsector en de percentages van de vacatures voor deze jobs. Er zijn tabellen per provincie en één voor heel Vlaanderen. Kies ofwel een tabel van de provincie waar de klant woont ofwel de tabel voor heel Vlaanderen. Leg deze voor aan de klant. 3. De klant moet voor een bepaald beroep uitrekenen over hoeveel jobs het gaat. Als de klant een idee heeft welke job hij wenst te doen, zoek dan of deze job in de tabel staat en laat hem het percentage van deze job berekenen. 4. Stel de volgende vragen: Hier zie je de verschillende beroepen staan in de interimsector en hoeveel procent vacatures er zijn. Bij “totaal” zie je hoeveel vacatures er zijn in heel de interimsector. Kan je mij zeggen hoeveel vacatures er nu zijn voor job x? Bereken hiervoor het percentage.
110
Taken indicator Taak 4: Computervaardigheden Wanneer? Gekoppeld aan thema sterkte-zwakteanalyse uit de intakeleidraad en/of bij het invullen ‘bureauticakennis’ uit ’Mijn VDAB’. Werkwijze: In de groep van wie deze toets moet afgenomen worden, heb je enerzijds klanten van wie het dossier ‘Mijn VDAB’ al ingevuld is, ofwel omdat dit bij een vorige aanmelding al gebeurde, ofwel omdat ze dit thuis deden. Anderzijds is er ook een groep mensen die nog geen dossier heeft. • Bij klanten van wie het dossier ‘Mijn VDAB’ nog niet is ingevuld, zijn er verschillende situaties mogelijk. o
Er is in het lokaal een computer aanwezig, waarop de klant ‘Mijn VDAB’ kan invullen. De klant doet dit zonder problemen: de klant is voldoende geletterd in het domein ICT je mag dit deel van de indicator overslaan en naar de volgende taak gaan De klant geeft aan dat hij het dossier niet kan invullen de klant is onvoldoende geletterd in het domein ICT je mag dit deel van de indicator stoppen; de klant gaat naar de subscreening De klant heeft problemen bij het invullen Je vult samen met de klant het dossier verder in. Als je bij bureauticakennis komt, stel je de vragen hieronder.
o
Is er in het lokaal geen computer beschikbaar, waarop de klant ‘Mijn VDAB’ kan invullen, dan vul je het dossier op jouw computer in. Als je bij bureauticakennis komt, stel je de vragen hieronder.
• Bij klanten van wie het dossier ‘Mijn VDAB’ al is ingevuld, overloop je het dossier. Als je bij bureauticakennis komt, stel je de vragen hieronder. Inleiding 1. Vertel je klant dat je nu zal informeren naar zijn gebruik van computerprogramma’s. Opdracht 2. Stel de volgende vragen en vul in of de klant volgens jou voldoende geletterd is voor ICT. Vraag eventueel door als het niet duidelijk is of de klant het programma voldoende beheerst. a) Welke computerprogramma’s ken je? Als je een brief moet schrijven, welk programma gebruik je daar dan voor? b) Gebruik je soms Word? Waarvoor? Vraag eventueel door: a. Kan je bijvoorbeeld een foto invoegen in een document? Hoe doe je dat? b. Als je een stukje tekst van één sollicitatiebrief in een andere brief wil plakken, hoe doe je dat dan? c) Gebruik je soms Excel? Waarvoor? Vraag eventueel door: • Als je een tabel maakt en je merkt dat je een kolom te weinig hebt aangemaakt ,hoe los je dat dan op? d) Als je wil weten of welke vacatures er zijn,, hoe kan je dat dan te weten komen via internet? Zoek je dat zelf op of vraag je dat aan iemand anders? Vraag eventueel door: Is Google de enige manier om informatie te achterhalen? e) Heb je al met een computergestuurde machine gewerkt? Wat moest je daar dan mee doen? Moest je die machine zelf instellen?
111
Taken indicator
Antwoordsleutel 4 Met voldoende bedoelen we dat uit wat de klant zegt, blijkt dat hij of zij al enige notie heeft waarvoor het programma dient en met reeds met een aantal van deze programma’s heeft gewerkt. a) Word b) Extra vragen bij Word: i. Een foto invoegen doe je door in het menu op ‘invoegen’ en dan op ‘afbeelding’ te klikken. Je selecteert dan een bestand dat op je computer staat en klikt op ‘invoegen’. Daarna pas je de layout en de grootte van de foto aan. ii. Een stukje tekst in een ander document plakken doe je door het stukje tekst te selecteren, te knippen en naar je andere document te gaan. Daar ga je met de cursor op de plaats staan waar het stukje tekst wil invoegen en dan klik je op ‘plakken’. c) Extra vragen bij Excel: • Je kan een kolom invoegen door op de plaats waar die kolom moet komen te gaan staan met je cursor en dan via het menu op ‘invoegen’ en ‘kolom’ te klikken. d) Extra vragen bij Internet • Je kan Google gebruiken, maar ook het internetadres intikken van een bedrijf waar je wil gaan werken, als je dat hebt. Je kan bijvoorbeeld ook websites met vacatures raadplegen.
Afsluiten 3. Ga verder met het overlopen van het dossier.
112
Taken indicator KIES TAAK 5A voor mensen die voor een opleiding kiezen KIES TAAK 5B voor de anderen Taak 5A: Leesvaardigheid Wanneer? Gekoppeld aan thema trajectvoorstel uit de intakeleidraad Werkwijze: Inleiding 1. Bespreek met de klant zijn opleidingsbehoeften. 2. Vertel dat niet iedereen dezelfde voorkeuren en mogelijkheden heeft om te leren en dat je de verschillende leermethodieken van de VDAB graag met hem of haar wilt bespreken. Opdracht 3. Laat de klant de tekst in bijlage 4 in zijn geheel lezen. (Bron tekst: http://vdab.be/opleidingen/leervormen.shtml) 4. Stel de volgende vragen: a) Welke manier van leren past het beste bij jou/ spreekt jou het meest aan? Waarom? b) Waarom past/spreekt … (noem een andere manier van leren uit de tekst) minder goed bij jou/ je minder aan? Antwoordsleutel 5A Met onvoldoende bedoelen we dat uit wat de klant zegt, blijkt dat hij of zij de tekst niet goed begrepen heeft en die zodoende niet kan toepassen op zijn of haar eigen situatie. Afsluiten 5. Ga verder door op de opleiding(en) die de klant wil en kan volgen. Vertel ook dat de tekst die hij of zij gelezen heeft op de website staat en welke informatie over opleidingen en werk zoeken daar nog meer te vinden is.
113
Taken indicator Taak 5B: Leesvaardigheid Wanneer? Gekoppeld aan thema werkzoekgedrag uit de intakeleidraad Werkwijze: Inleiding 1. Bespreek met de klant zijn sollicitatie-ervaring. 2. Stel het onderwerp van ‘de verborgen arbeidsmarkt’ aan de orde door te vertellen dat bedrijven vaak eerst op een informele manier een geschikte kandidaat voor een job proberen te vinden. Zeg dat het interessant is te weten hoe je zulke verborgen jobs vindt. Opdracht 3. Laat de klant de tekst in bijlage 5 in zijn geheel lezen. (Bron tekst: http://vdab.be/carrierelectuur/solliciteren/zoeken_verborgenarbeidsmarkt.shtml) 4. Stel dan de volgende vragen: a) Welke van de manieren om een job te vinden lijkt jou de meeste kansen te geven? Waarom? b) Heb je al een van die manieren uitgeprobeerd? Indien ja, geef eens een voorbeeld? Indien nee, waarom heb je bijvoorbeeld …. (noem een van de manieren) nog niet uitgeprobeerd? Antwoordsleutel 5B Met onvoldoende bedoelen we dat uit wat de klant zegt, blijkt dat hij of zij de tekst niet goed begrepen heeft en die zodoende niet kan toepassen op zijn of haar eigen situatie. Afsluiten 5. Ga door op andere mogelijkheden om werk te zoeken, waar de klant nog niet aan gedacht heeft. Vertel ook dat de tekst die hij of zij gelezen heeft op de website staat en welke informatie over werk zoeken en opleidingen daar nog meer te vinden is.
114
INDICATOR LAAGGELETTERDHEID
Gespreksleidraad voor de consulent
EINDVERSIE
115
Naam klant: ..............................................................................…………… FASE 1 Taak 1: Checklist persoonsgegevens Wanneer? Bij het begin van het intakegesprek •
fiche hier stopt de indicator ga verder met de indicator
klant kan deze fiche NIET invullen klant kan deze fiche GEDEELTELIJK OF WEL invullen
FASE 2 Taak 2: Vacatures Wanneer? Gekoppeld aan thema jobaspiratie uit intakeleidraad: welk beroep wil de klant uitoefenen of welke opleiding wil de klant volgen? •
één van de grafieken uit bijlage 2 (één van de provincie waar klant woont ofwel Vlaanderen) klant die weet welke job of opleiding hij wenst: Zijn er veel of weinig vacatures in deze sector? Hoeveel vacatures zijn er?
klant die niet weet welke job of opleiding hij wenst: In welke sector zijn er de meeste vacatures? Hoeveel vacatures zijn er in deze sector?
Taak 3: Interimsector Wanneer? Aansluitend op taak 2 •
één van de tabellen uit bijlage 3 (één van de provincie waar de klant woont ofwel Vlaanderen)
Bereken het aantal vacatures voor job X. Taak 4: Computervaardigheden Wanneer? Gekoppeld aan thema sterkte-zwakteanalyse uit de intakeleidraad en/of bij het invullen ‘bureauticakennis’ uit ’Mijn VDAB’. De klant vult ‘Mijn VDAB’ ter plekke in Stel de volgende vragen. Vraag eventueel door. a) Welke computerprogramma’s ken je? Welk programma om een te brief schrijven? b) Waarvoor gebruik je Word? • Hoe foto invoegen in een document? • Hoe stukje tekst van één sollicitatiebrief in een andere brief plakken? c) Waarvoor gebruik je Excel? • Hoe kolom toevoegen? d) Hoe internet gebruiken om vacatures te vinden? • Is Google de enige manier om informatie te achterhalen? e) Heb je gewerkt met computergestuurde machine? Wat moest je doen? Ook zelf instellen? Taak 5: Leesvaardigheid A. voor mensen die voor een opleiding kiezen Wanneer? Gekoppeld aan thema trajectvoorstel uit de intakeleidraad tekst in bijlage 4. a) Welke manier van leren past het beste bij jou/ spreekt jou het meest aan? Waarom? b) Waarom past/spreekt … (noem een andere manier van leren uit de tekst) minder goed bij jou/ je minder aan?
B. voor de anderen Wanneer? Gekoppeld aan thema werkzoekgedrag uit de intakeleidraad tekst in bijlage 5 a) Welke van de manieren om een job te vinden lijkt jou de meeste kansen te geven? Waarom? b) Heb je al een van die manieren uitgeprobeerd? Indien ja, geef eens een voorbeeld? Indien nee, waarom heb je bijvoorbeeld …. (een van de manieren) nog niet uitgeprobeerd?
116
INDICATOR LAAGGELETTERDHEID
Scoreformulier en beoordelingswijze voor de consulent
EINDVERSIE
117
Naam klant: ................................................................... …………… FASE 1 Taak 1: Checklist persoonsgegevens Vermoeden: de klant is ongeletterd
laaggeletterd
voldoende geletterd
FASE 2 Taak 2: Vacatures veel of weinig vacatures / in welke sector de meeste vacatures Hoeveel vacatures
juist juist
fout fout
juist
fout
Taak 3: Interimsector aantal interimvacatures voor job X Taak 4: Computervaardigheden De klant vult ‘Mijn VDAB’ ter plekke in en doet dit probleemloos sla dit onderdeel van de indicator over en ga verder naar de volgende taak van de indicator De klant heeft de kans om ‘Mijn VDAB’ ter plekke in te vullen, maar geeft aan dit niet te kunnen voldoende onvoldoende
Klant vult 'MIjn VDAB' ter plekke probleemloos in Hier niets invullen indien klant zich in een andere situatie bevindt (zie hieronder)
De klant bevindt zich in een andere situatie en beantwoordt de vragen van de consulent. De consulent vraag eventueel wat door op de antwoorden van de klant. Welke computerprogramma’s voldoende onvoldoende Word voldoende onvoldoende Excel voldoende onvoldoende Acces voldoende onvoldoende internet voldoende onvoldoende Met onvoldoende bedoelen we dat uit wat de klant zegt, blijkt dat hij of zij nog geen of zeer weinig notie heeft waarvoor het programma dient en er nog niet heeft mee gewerkt. Taak 5: Leesvaardigheid manier van leren / manieren om een job te vinden + waarom waarom andere manier van leren minder passend OF voorbeeld manier om job te vinden / waarom een van de andere manieren nog niet uitgeprobeerd?
voldoende voldoende
onvoldoende onvoldoende
Met onvoldoende bedoelen we dat uit wat de klant zegt, blijkt dat hij of zij de tekst niet goed begrepen heeft en die zodoende niet kan toepassen op zijn of haar eigen situatie Klant heeft 1 of meer keer onvoldoende op vraag 2 t.e.m. 5 Klant heeft 0 keer onvoldoende op vraag 2 t.e.m. 5
118
klant gaat naar de subscreening klant gaat niet naar de subscreening
INDICATOR LAAGGELETTERDHEID
Bijlagen voor de consulent
EINDVERSIE
119
Bijlage 1
Per klant 1 fiche gebruiken. Kopiëren op stevig papier.
CHECKLIST PERSOONSGEGEVENS
Persoonlijke gegevens Voornaam: ...................................................................................................... man vrouw Familienaam: ............................................................................................................................. Straat: ........................................................................…………….......Nr: ......... Bus: ............... Postnummer: .......................................... Woonplaats: .............................................................. Tel: ......................................................... GSM: ......................................................................... E-mail:..................................................... Rijbewijs (categorie):................................................. Geboortedatum: ......................................Geboorteplaats.........................................................
CHECKLIST PERSOONSGEGEVENS
Persoonlijke gegevens Voornaam: ...................................................................................................... man vrouw Familienaam: ............................................................................................................................. Straat: ........................................................................…………….......Nr: ......... Bus: ............... Postnummer: .......................................... Woonplaats: .............................................................. Tel: ......................................................... GSM: ......................................................................... E-mail:..................................................... Rijbewijs (categorie):................................................. Geboortedatum: ......................................Geboorteplaats.........................................................
CHECKLIST PERSOONSGEGEVENS
Persoonlijke gegevens Voornaam: ...................................................................................................... man vrouw Familienaam: ............................................................................................................................. Straat: ........................................................................…………….......Nr: ......... Bus: ............... Postnummer: .......................................... Woonplaats: .............................................................. Tel: ......................................................... GSM: ......................................................................... E-mail:..................................................... Rijbewijs (categorie):................................................. Geboortedatum: ......................................Geboorteplaats.........................................................
120
La nd -, tu in -e D n ra bo nk sb Te en ou , xt vo w ie Vi ed l, s kl se ed ing H en rij in ou g ta tba en en s k c m h eu G oe ra be is fis el ch Ene lind u e rg C st n he ie r m ijv., en ie Pr ie p w ,r ap od at ie uc ub e b r tie ,k r er a va en rto n bo kun n uw st st m at of er ia le n M et aa O l ve rig Bo uw e Ba in nk d us en Tra tri ns ,v e po er H ze or rt ec e k. ,p nl a o os gi s te tie n k te In le fo co rm m at Han G ic a d r a el U a itz , d en ge en ien ve s st drh en en u a se an ur D l O i be nt ens ect ie dr sp te ka . an n n a ni to ng an re p n ,c ul ers o t u O ne pe ur n nb en sp ar e or M be t aa st ts u ch r ap Ge On en de zo pe rw nd lijk ijs he e An di id e s de zo ns re tv rg e di en rlen st i ve ng rle ni ng
Bijlage 2
Vacatures Vlaanderen 2008
70 000
60 000
50 000
40 000
30 000
20 000
10 000
0
121
La nd -, D ra t nk uin -e Te en n ,v xt oe bos ie l, di bo kl u ed ng H en w in ou g te n ta b en sc ak m eu hoe G b is ra el fis En elin ch d e u rg e st C ni ie ri e he jv e m . n , ie Pr pa w ,r at od pi u er e uc b tie ber r, k en arto va n n bo kun st uw st m at of er ia le n M et aa O l ve rig Bo uw e Ba in d nk us en Tra tri ns ,v e p H er or ze ort e e k. , p n lo ca os g t e isti ek n te In l ec fo om rm H an G at ar ic d el a a U en ges itz , di en en ve st drh e n en uu a r an se D le ie O be c n nt tie dr st sp . ka an en nt aa ni o r n ng pe en ,c r ul so tu n O pe ur e en nb n sp ar or e M be t aa st ur ts ch e O ap Ge nd n zo pe er nd w lijk ijs he e i d An ds ie zo ns de rg tv re er di l en en i st ve ng rle ni ng
Bijlage 2
Vacatures Antwerpen 2008
16 000
14 000
12 000
10 000
8 000
6 000
4 000
2 000
0
122
La nd -, D ra t nk uin -e Te en n ,v xt oe bos ie l, di bo kl u ed ng H en w in ou g te n ta b en sc ak m eu hoe G b is ra el fis En elin ch d e u rg e st C ni ie ri e he jv e m . n , ie Pr pa w ,r at od pi u er e uc b tie ber r, k en arto va n n bo kun st uw st m at of er ia le n M et aa O l ve rig Bo uw e Ba in d nk us en Tra tri ns ,v e p H er or ze ort e e k. , p n lo ca os g t e isti ek n te In l ec fo om rm H an G at ar ic d el a a U en ges itz , di en en ve st drh e n en uu a r an se D le ie O be c n nt tie dr st sp . ka an en nt aa ni o r n ng pe en ,c r ul so tu n O pe ur e en nb n sp ar or e M be t aa st ur ts ch e O ap Ge nd n zo pe er nd w lijk ijs he e i d An ds ie zo ns de rg tv re er di l en en i st ve ng rle ni ng
Bijlage 2
Vacatures Limburg 2008
6 000
5 000
4 000
3 000
2 000
1 000
0
123
La nd -, D ra t nk uin -e Te en n ,v xt oe bos ie l, di bo kl u ed ng H en w in ou g te n ta b en sc ak m eu hoe G b is ra el fis En elin ch d e u rg e st C ni ie ri e he jv e m . n , ie Pr pa w ,r at od pi u er e uc b tie ber r, k en arto va n n bo kun st uw st m at of er ia le n M et aa O l ve rig Bo uw e Ba in d nk us en Tra tri ns ,v e p H er or ze ort e e k. , p n lo ca os g t e isti ek n te In l ec fo om rm H an G at ar ic d el a a U en ges itz , di en en ve st drh e n en uu a r an se D le ie O be c n nt tie dr st sp . ka an en nt aa ni o r n ng pe en ,c r ul so tu n O pe ur e en nb n sp ar or e M be t aa st ur ts ch e O ap Ge nd n zo pe er nd w lijk ijs he e i d An ds ie zo ns de rg tv re er di l en en i st ve ng rle ni ng
Bijlage 2
Vacatures Oost-Vlaanderen 2008
16 000
14 000
12 000
10 000
8 000
6 000
4 000
2 000
0
124
La nd -, D ra t nk uin -e Te en n ,v xt oe bos ie l, di bo kl u ed ng H en w in ou g te n ta b en sc ak m eu hoe G b is ra el fis En elin ch d e u rg e st C ni ie ri e he jv e m . n , ie Pr pa w ,r at od pi u er e uc b tie ber r, k en arto va n n bo kun st uw st m at of er ia le n M et aa O l ve rig Bo uw e Ba in d nk us en Tra tri ns ,v e p H er or ze ort e e k. , p n lo ca os g t e isti ek n te In l ec fo om rm H an G at ar ic d el a a U en ges itz , di en en ve st drh e n en uu a r an se D le ie O be c n nt tie dr st sp . ka an en nt aa ni o r n ng pe en ,c r ul so tu n O pe ur e en nb n sp ar or e M be t aa st ur ts ch e O ap Ge nd n zo pe er nd w lijk ijs he e i d An ds ie zo ns de rg tv re er di l en en i st ve ng rle ni ng
Bijlage 2
Vacatures Vlaams-Brabant 2008
7 000
6 000
5 000
4 000
3 000
2 000
1 000
0
125
La nd -, tu in -e D n ra bo nk sb Te en ou , xt vo w ie Vi ed l, s kl se ed ing H en rij in ou g ta tba en en s k c m h eu G oe ra be is fis el ch Ene lind u e rg C st n he ie r m ijv., en ie Pr ie p w ,r ap od at ie uc ub e b r tie ,k r er a va en rto n bo kun n uw st st m at of er ia le n M et aa O l ve rig Bo uw e Ba in nk d us en Tra tri ns ,v e po er H ze or rt ec e k. ,p nl a o os gi s te tie n k te In le fo co rm m at Han G ic a d r a el U a itz , d en ge en ien ve s st drh en en u a se an ur D l O i be nt ens ect ie dr sp te ka . an n n a ni to ng an re p n ,c ul ers o t u O ne pe ur n nb en sp ar e or M be t aa st ts u ch r ap Ge On en de zo pe rw nd lijk ijs he e An di id e s de zo ns re tv rg e di en rlen st i ve ng rle ni ng
Bijlage 2
Vacatures West-Vlaanderen 2008
20 000
18 000
16 000
14 000
12 000
10 000
8 000
6 000
4 000
2 000
0
126
Bijlage 3 Vacatures in de interimsector – Vlaanderen 2008
BEROEP Landbouwer, visser Groevearbeider
Percentage 1% 1%
Werknemer verkeer
1%
Textielarbeider Confectiearbeider Metaalproduktiearbeider Precisiemecanicien
1% 1% 1% 1%
Diamantbewerker Metaalbewerker Elektricien Houtbewerker Schilder, behanger Bouwarbeider
1% 3% 1% 1% 1% 1%
Drukkerijarbeider Glas- en cementarbeider Arbeider voeding Arbeider scheikunde Andere ambachten Inpakker Machinist, kraanbestuurder Havenarbeider, magazijnier Handlanger algemeen Bewaker
1% 1% 2% 1% 1% 1% 1%
BEROEP Paramedicus, verzorging Leerkracht 3e/4e graad secundair Leerkracht 1e/2e graad secundair Leerkracht basisonderwijs Andere onderwijs Rechtsgeleerde Kunstenaar en mediapersoneel Tekenaar Technicus Boekhouder Maatschappelijk assistent Bibliothecaris, archivaris Economist, adv. bedrijfsbeheer Opvoeder Informaticus Andere hogere bedienden Kader openbare besturen Kader privé-sector Secretaresse, dactylografe Andere bureaubedienden
4%
Vertegenwoordiger
4%
4% 1%
Verkoper TOTAAL 66 488 vacatures
9%
Hotel- en keukenpersoneel Huisbewaarder en schoonmaker Andere in de diensten Architect, meetkundige Ingenieur Natuur-,scheikundige Bioloog Medicus
2% 9% 1% 1% 4% 1% 1% 1%
127
Percentage 1% 1% 1% 1% 1% 1% 1% 1% 4% 4% 1% 1% 2% 1% 3% 7% 1% 8% 4% 27%
Bijlage 3 Vacatures in de interimsector – Antwerpen 2008
BEROEP Landbouwer, visser Werknemer verkeer
Percentage 1% 1%
Textielarbeider
1%
Confectiearbeider Metaalproduktiearbeider Precisiemecanicien
1% 1% 1%
Diamantbewerker Metaalbewerker Elektricien Houtbewerker Schilder, behanger Bouwarbeider
1% 3% 1% 1% 1% 1%
Drukkerijarbeider Glas- en cementarbeider Arbeider voeding Arbeider scheikunde Andere ambachten Inpakker Machinist, kraanbestuurder Havenarbeider, magazijnier Handlanger algemeen Bewaker
1% 1% 1% 1% 1% 1% 1%
BEROEP Percentage Paramedicus, verzorging 2% Leerkracht 3e/4e graad 1% secundair Leerkracht 1e/2e graad 1% secundair Andere onderwijs 1% Rechtsgeleerde 1% Kunstenaar en 1% mediapersoneel Tekenaar 1% Technicus 5% Boekhouder 4% Maatschappelijk assistent 1% Bibliothecaris, archivaris 1% Economist, adv. 1% bedrijfsbeheer Opvoeder 1% Informaticus 3% Andere hogere bedienden 8% Kader openbare besturen 1% Kader privé-sector 7% Secretaresse, dactylografe 4% Andere bureaubedienden 30%
4%
Vertegenwoordiger
3%
4% 1%
Verkoper TOTAAL 14 908 vacatures
8%
Hotel- en keukenpersoneel Huisbewaarder en schoonmaker Andere in de diensten Architect, meetkundige Ingenieur Natuur-,scheikundige Bioloog Medicus
2% 11% 1% 1% 5% 1% 1% 1%
128
Bijlage 3 Vacatures in de interimsector – Limburg 2008
BEROEP Landbouwer, visser Werknemer verkeer Confectiearbeider Metaalproduktiearbeider Metaalbewerker Elektricien Houtbewerker Schilder, behanger Bouwarbeider Drukkerijarbeider Glas- en cementarbeider Arbeider voeding Arbeider scheikunde Andere ambachten Inpakker Machinist, kraanbestuurder Havenarbeider, magazijnier Handlanger algemeen Bewaker Hotel- en keukenpersoneel Huisbewaarder en schoonmaker Andere in de diensten Architect, meetkundige Ingenieur Bioloog Paramedicus, verzorging Andere onderwijs Rechtsgeleerde Kunstenaar en mediapersoneel Tekenaar Technicus Boekhouder Economist, adv. bedrijfsbeheer Opvoeder Informaticus Andere hogere bedienden Kader privé-sector Secretaresse, dactylografe Andere bureaubedienden Vertegenwoordiger Verkoper TOTAAL 5 579 vacatures
Percentage 1% 2% 1% 1% 4% 2% 1% 1% 3% 1% 1% 1% 1% 1% 1% 1% 2% 4% 1% 2% 14% 2% 1% 5% 1% 1% 1% 1% 1% 2% 4% 3% 1% 1% 4% 8% 5% 1% 28% 2% 6%
129
Bijlage 3 Vacatures in de interimsector – Oost-Vlaanderen 2008
BEROEP Landbouwer, visser Groevearbeider Werknemer verkeer Textielarbeider
Percentage 1% 1% 2% 1%
Confectiearbeider Metaalproduktiearbeider Precisiemecanicien Metaalbewerker Elektricien Houtbewerker
1% 1% 1% 4% 1% 1%
Schilder, behanger Bouwarbeider Drukkerijarbeider Arbeider voeding Arbeider scheikunde Andere ambachten Inpakker Havenarbeider, magazijnier Handlanger algemeen Bewaker
1% 1% 1% 1% 1% 1% 1% 6%
Hotel- en keukenpersoneel Huisbewaarder en schoonmaker Andere in de diensten Architect, meetkundige Ingenieur Natuur-,scheikundige Bioloog Medicus
2%
BEROEP Paramedicus, verzorging Andere onderwijs Rechtsgeleerde Kunstenaar en mediapersoneel Tekenaar Technicus Boekhouder Maatschappelijk assistent Bibliothecaris, archivaris Economist, adv. bedrijfsbeheer Opvoeder Informaticus Andere hogere bedienden Kader openbare besturen Kader privé-sector Secretaresse, dactylografe Andere bureaubedienden Vertegenwoordiger
5% 1%
Verkoper TOTAAL 15 197 vacatures
11% 1% 1% 5% 1% 1% 1%
130
Percentage 1% 1% 1% 1% 1% 4% 3% 1% 1% 2% 1% 3% 5% 1% 7% 4% 24% 5% 10%
Bijlage 3 Vacatures in de interimsector – Vlaams-Brabant 2008
BEROEP Landbouwer, visser Werknemer verkeer Confectiearbeider Precisiemecanicien Metaalbewerker Elektricien Houtbewerker Schilder, behanger Bouwarbeider Drukkerijarbeider Arbeider voeding Andere ambachten Inpakker Machinist, kraanbestuurder Havenarbeider, magazijnier Handlanger algemeen Bewaker Hotel- en keukenpersoneel Huisbewaarder en schoonmaker Andere in de diensten Architect, meetkundige Ingenieur Bioloog Medicus Paramedicus, verzorging Andere onderwijs Rechtsgeleerde Kunstenaar en mediapersoneel Tekenaar Technicus Boekhouder Maatschappelijk assistent Economist, adv. bedrijfsbeheer Opvoeder Informaticus Andere hogere bedienden Kader privé-sector Secretaresse, dactylografe Andere bureaubedienden Vertegenwoordiger Verkoper TOTAAL 6 267 vacatures
Percentage 1% 2% 1% 1% 2% 1% 1% 1% 1% 1% 1% 1% 1% 1% 9% 3% 1% 3% 6% 1% 1% 3% 1% 1% 1% 1% 1% 1% 1% 3% 2% 1% 1% 1% 4% 5% 9% 7% 26% 8% 12%
131
Bijlage 3 Vacatures in de interimsector – West-Vlaanderen 2008
BEROEP Landbouwer, visser Werknemer verkeer Textielarbeider Confectiearbeider Metaalproduktiearbeider Diamantbewerker Metaalbewerker Elektricien Houtbewerker Schilder, behanger Bouwarbeider Drukkerijarbeider Glas- en cementarbeider Arbeider voeding Arbeider scheikunde Andere ambachten Inpakker Machinist, kraanbestuurder Havenarbeider, magazijnier Handlanger algemeen Bewaker
Percentage 1%
BEROEP Percentage Paramedicus, verzorging 1% Leerkracht 3e/4e graad secundair 1% Andere onderwijs 1% Rechtsgeleerde 1% Kunstenaar en mediapersoneel 1% Tekenaar 2% Technicus 4% Boekhouder 2% Maatschappelijk assistent 1% Bibliothecaris, archivaris 1% Economist, adv. bedrijfsbeheer 1% Opvoeder 1% Informaticus 3% Andere hogere bedienden 7% Kader openbare besturen 1% Kader privé-sector 10% Secretaresse, dactylografe 3% Andere bureaubedienden 26% Vertegenwoordiger 5% Verkoper 10% TOTAAL 18 317 vacatures
1% 1% 1% 1% 1% 4% 1% 1% 1% 1% 1% 1% 4% 1% 1% 2% 1% 2% 6% 1%
Hotel- en keukenpersoneel Huisbewaarder en schoonmaker Andere in de diensten Architect, meetkundige Ingenieur Natuur-,scheikundige Bioloog Medicus
3% 7% 1% 1% 4% 1% 1% 1%
132
Bijlage 4
LEERMETHODIEKEN In de opleidingendatabank vind je talloze opleidingen. Als je een opleiding volgt, kan je kiezen uit vijf leervormen. We zetten ze even op een rijtje. Groepsleren Je volgt een traject in groep, met vaste startdatum en een gemeenschappelijk leertraject. Je wordt begeleid door een instructeur/coach. Je krijgt alle nodige leermiddelen en materialen ter beschikking voor het gemeenschappelijk leertraject. Open leren Je volgt een opleiding op maat en met een persoonlijk leertraject. Je wordt begeleid door een instructeur/coach. Je krijgt alle nodige leermiddelen en materialen ter beschikking voor je persoonlijk leertraject. Afstandsleren Na het bepalen van je persoonlijk leertraject haal je het benodigde leermateriaal. Leren doe je thuis of op het werk. Je wordt begeleid door een instructeur/coach via een afgesproken communicatievorm. Webleren Met webleren studeer je via een pc met internetaansluiting. Je bepaalt zelf wat en wanneer je leert. Het cursusmateriaal is 24 uur op 24 online beschikbaar. Een coach volgt je vorderingen. Communicatie met je coach verloopt via de virtuele leeromgeving. Blended leren Je kan ook opleidingsvormen combineren. Leren in een opleidingscentrum, aangevuld en afgewisseld met een (gedeelte van een) webcursus blijkt heel effectief te zijn. Deze mengvorm heet 'blended leren'. Om zo goed mogelijk bij de beroepsrealiteit aan te sluiten verlopen vele van deze opleidingen in nauwe samenwerking met de bedrijfswereld. Zo heb je ook de mogelijkheid om een opleiding te volgen en stage te lopen binnen een onderneming (IBO).
133
Bijlage 5 DE VERBORGEN ARBEIDSMARKT Een vacature publiceren en de sollicitaties opvolgen kost handenvol geld. Daarom proberen bedrijven vaak eerst op een informele manier een geschikte kandidaat te vinden. Volgens Sabine Tobback, loopbaanadviseur bij outplacementbureau ADV Consult wordt in economisch barre tijden 80% van de openstaande vacatures op informele wijze ingevuld. De meeste vacatures geraken dus nooit gepubliceerd. Jammer genoeg zoekt slechts 20% van de sollicitanten op de verborgen arbeidsmarkt. De vraag is: hoe vind je zo’n verborgen job? Wel, door in het netwerk terecht te komen van mensen die met verborgen vacatures in aanraking komen. Sabine geeft 3 tips. Bestaande netwerk De meest eenvoudige manier is het netwerk aanspreken dat je al hebt: je familie, vrienden en kennissen. Ben je op zoek naar een nieuwe job, licht dan je familie, vrienden en kennissen in. Gezien zij zelf ook over een netwerk beschikken, helpt dit je al een stuk vooruit. Je kan hen ook een mail sturen met je cv en vragen of zij die naar hún vrienden en kennissen willen doorsturen. Informatiegesprekken Een andere goede techniek om een netwerk uit te bouwen zijn informatiegesprekken. Kort gezegd komt zo'n gesprek hierop neer: je benadert een persoon die een job heeft die jou interesseert en vraagt hem of je eens langs mag komen voor meer informatie. Vervolgens stel je vragen over de functie, het takenpakket, de sector,… Je mag wel in geen geval vissen achter een job in dat bedrijf. Anders voelt je gesprekspartner zich bedrogen en verbrod je alles. Maak je een goede indruk tijdens het informatiegesprek dan loop je kans dat je gesprekspartner achteraf denkt: ‘Dat was een interessant profiel. Laten we hem ook maar eens opbellen voor die vacature.’ Zo krijg je een voet tussen de deur en word je een gezicht in plaats van een papieren cv. Je schakelt de concurrentie dus al gedeeltelijk uit. Jobbeurzen en andere events Je hoeft niet noodzakelijk braafjes een informatiegesprek te voeren achter een bureau. Het kan ook informeler op jobbeurzen of andere events. Sabine: ‘Zo is een aantal van mijn kandidaten uit de IT-sector recent naar een telecombeurs gegaan. Niet om software te kopen maar om hun public relations te onderhouden.’
134
BIJLAGE 9: SCOREFORMULIER SUBSCREENING Scoreformulier subscreening Boekje 1
Omcirkel de juiste score
Achtergrondvariabelen nr. competentiecentrum volgnr. deelnemer leeftijd geslacht (1 man 2 vrouw) taalachtergrond (1 ned 2 anderstalig )
1 1
2 2
Omcirkel de score van de kandidaat opgave itemnr Deel 1 Rekenen 1 10021 2 10031 3 10081 4 10091 5 10071 6 10051 7 10311 8 10331 9 10361 10 10101 11 10121 12 10111 13 10411 14 10382 15 10371 Deel 2 Lezen 1 1 20101 2 2 20111 3 3 20121 4 4 20131 5 5 20141 6 6 20151 7 7 20161 8 8 20171 9 9 20181 10 10 20191 11 11 20201 12 11b 20202 13 12 20211 14 13 20221 15 14 20231 Deel 3 Schrijven 1 30011 2 30012 3 30013 4 30014 5 30015 6 30016 7 30017 8 30018 9 30031
sleutel / beoordeling
score 0-1 /A B C D
C 126 A B C 4075 15 20 3 C A B vierkant, rechthoek, driehoek (minimaal 2) A de politie / het politiebureau
A 0 A A A 0 0 0 0 A A A 0 A 0
B 1 B B B 1 1 1 1 B B B 1 B 1
C C C C B A B A A A B A
A A A A A A A A A A A A
B B B B B B B B B B B B
C C C C C C C C C C C C
B C A
A A A
B B B
C C C
0 0 0 0 0 0 0 0 0
1 1 1 1 1 1 1 1 1
eigen naam voornaam straat en nummer postcode telefoonnummer interimarbeid uitkeringsaanvraag spelling gehele opdracht eerste motivatie wens baan
135
C
D
C C C
D D D
C C C C
10 30032 tweede motivatie wens baan 11 30033 eerste motivatie passende baan 12 30034 tweede motivatie passende baan 13 30035 eerste te stellen vraag 14 30036 tweede te stellen vraag evaluatievragen 1 vul score in (1/2/3) (plezier) 2 vul score in (1/2/3) (moeilijkheid) 3 vul score in (1/2/3) (toetstijd) 4 vul score in (1/2) (duidelijkheid)
136
0 0 0 0 0 1 1 1 1
1 1 1 1 1 2 2 2 2
3 3 3
Scoreformulier subscreening Boekje 2 Achtergrondvariabelen nr. competentiecentrum volgnr. deelnemer leeftijd geslacht (1 man 2 vrouw) taalachtergrond (1 ned 2 anderstalig )
Omcirkel de juiste score
1 1
2 2
Omcirkel de score van de kandidaat opgave itemnr Deel 1 Rekenen 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 Deel 2 Lezen 1 1 2 2 3 3a 4 3b 5 4 6 5 7 6 8 7 9 8 10 9 11 10 12 11 Deel 3 Schrijven 1 30051 2 30052 3 30053 4 30054 5 30055 6 30056 7 30057 8 30058 9 30059 10 30060 11 30091 12 30092 13 30093 14 30094 15 30095 16 30096
sleutel / beoordeling
score 0-1 /A B C D
C A B 12,5 8 2 C 5 30 / 30,00 nee 27 D 30 A 325
A A A 0 0 0 A 0 0 0 0 A 0 A 0
B B B 1 1 1 B 1 1 1 1 B 1 B 1
C C C
D
C
D
C
D
B B A C B C B C C A B A
A A A A A A A A A A A A
B B B B B B B B B B B B
C C C C C C C C C C C C
0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1
aanhef door klant gebeld probleem douche tijdstip bellen ondertekening vorm globaal spelling grammatica structuur en samenhang briefconventies aanhef plaats benodigd materiaal eerste taak: koken tweede taak: strijken derde taak: afwassen ondertekening
137
C
17 30097 vorm globaal 18 30098 spelling 19 30099 grammatica 20 30100 structuur en samenhang 21 30101 e-mail-conventies evaluatievragen 1 vul score in (1/2/3) (plezier) 2 vul score in (1/2/3) (moeilijkheid) 3 vul score in (1/2/3) (toetstijd) 4 vul score in (1/2) (duidelijkheid)
0 0 0 0 0 1 1 1 1
138
1 1 1 1 1 2 2 2 2
3 3 3
BIJLAGE 10: ITEM-RESPONS THEORIE Voor de analyses in een toekomstige pretest wordt geadviseerd gebruik te maken van een op de itemresponstheorie (IRT) gebaseerd meetmodel. Dergelijke modellen verschillen in een aantal opzichten nogal sterk van de klassieke testtheorie (Verhelst, 1993). Bij de klassieke testtheorie staan de toets en de toetsscore centraal. Het theoretisch belangrijkste begrip in deze theorie is de zogenaamde ware score, de gemiddelde score die de persoon zou behalen indien de test een oneindig aantal keren onder dezelfde condities zou worden afgenomen. Die notie geeft een van de belangrijkste (praktische) obstakels van deze theorie voor een pretest weer: het is problematisch om toetsscores te vergelijken die verkregen zijn in een onvolledig design2. Hoewel er methoden bestaan binnen de klassieke testtheorie om toetsscores te equivaleren (Engelen & Eggen, 1993), schiet deze benadering te kort als het gaat om de centrale vraag: hoe weten we dat de equivalering zinvol is? Op die vraag heeft de IRT een antwoord. In de IRT staat het te meten begrip of de te meten eigenschap centraal. De IRT beschouwt het antwoord op een item als een indicator voor de mate waarin die eigenschap aanwezig is. Het verband tussen eigenschap en item-antwoord is van probabilistische aard en wordt weergegeven in de zogenaamde itemresponsfunctie. Die geeft aan hoe groot de kans is op een correct antwoord als functie van de onderliggende eigenschap of vaardigheid. Formeler, zij Xi de toevalsvariabele die het antwoord op item i voorstelt. Xi neemt de waarde 1 aan in geval van een correct antwoord en 0 in geval van een fout antwoord. Als symbool voor de vaardigheid kiezen we θ. We wijzen erop dat θ niet rechtstreeks observeerbaar is. Dat zijn alleen de antwoorden op de opgaven. Dat is de reden waarom θ een 'latente' variabele wordt genoemd3. De item-responsfunctie fi(θ) is gedefinieerd als een conditionele kans:
f i ( θ ) = P ( X i = 1 |θ )
(1)
Een IRT-model is een speciale toepassing van formule 1 waarbij aan de functie fi(θ) een meer of minder specifieke functionele vorm wordt toegekend. Een eenvoudig en zeer populair voorbeeld is het zogenaamde Raschmodel (Rasch, 1960) waarin fi(θ) gegeven is door:
f i (θ )=
exp ( θ - β i ) 1 + exp ( θ - β i )
(2)
waarin βi de moeilijkheidsparameter van item i is. Dat is een onbekende grootheid die geschat wordt uit de observaties. De grafiek van formule (2) is weergegeven in figuur 1voor twee items, i en j, die in moeilijkheid verschillen. Deze figuur illustreert dat de item-responsfunctie een stijgende functie is van θ: hoe groter de vaardigheid, des te groter de kans op een juist antwoord. Indien de latente vaardigheid precies gelijk is aan de moeilijkheidsparameter βi, krijgen we:
f i ( β i )=
exp ( β i - β i ) 1 1 = = 1 + exp ( β i - β i ) 1 + 1 2
(3)
Daaruit volgt onmiddellijk een interpretatie voor de parameter βi: het is de 'hoeveelheid' vaardigheid die nodig is voor de kans van precies een half om het item i juist te beantwoorden. Uit de figuur blijkt 2
In de pretest worden veel meer opgaven uitgeprobeerd dan een individuele deelnemer binnen een reële toetstijd kan maken. Daarom maakt elke deelnemer een selectie uit alle opgaven. 3
Dit maakt duidelijk waarom men de modellen die ressorteren onder de IRT, ook wel aanduidt met 'latente trek'modellen.
139
duidelijk dat voor item j een grotere vaardigheid nodig is om diezelfde kans te bereiken, maar dit is hetzelfde als te zeggen dat item j moeilijker is dan item i. We kunnen de parameter βi dus terecht omschrijven als de moeilijkheidsparameter van item i. De implicatie van het bovenstaande is dat 'moeilijkheid' en 'vaardigheid' op dezelfde schaal liggen.
Figuur 1 Twee item-responscurven in het Raschmodel
Formule (2) is geen beschrijving van de werkelijkheid, het is een hypothese over de werkelijkheid die getoetst kan worden op haar houdbaarheid. Hoe zo'n toetsing grofweg verloopt, maken we duidelijk aan de hand van figuur 1. Daaruit blijkt dat, voor welk vaardigheidsniveau dan ook, de kans om item j juist te beantwoorden steeds kleiner is dan de kans op een juist antwoord op item i. Daaruit volgt de statistisch te toetsen voorspelling dat de verwachte proportie juiste antwoorden op item j kleiner is dan op item i in een willekeurige steekproef van personen. Splitst men nu een grote steekproef in twee deelsteekproeven, een 'laaggroep', met de vijftig procent laagste scores, en een 'hooggroep', met de vijftig procent hoogste scores, dan kan men nagaan of de geobserveerde p-waarden van de opgaven in beide deelsteekproeven op dezelfde wijze geordend zijn. Daarvan kan strikt genomen alleen sprake zijn als, in termen van de klassieke testtheorie uitgedrukt, alle opgaven eenzelfde discriminatie-index hebben. Dat echter blijkt lang niet altijd zo te zijn. Voordat we het door ons gebruikte model introduceren, moeten we eerst een opmerking maken over het schatten van de moeilijkheidsparameters in het Raschmodel. Hoewel de literatuur verschillende schattingsmethoden beschrijft, zijn er twee die tegenwoordig veel worden gebruikt. De eerste, die wordt aangeduid als de 'marginale grootste aannemelijkheidsmethode' (in het Engels: Marginal Maximum Likelihood, verder afgekort als MML), veronderstelt naast (2) ook nog dat de vaardigheid θ in de populatie een bepaalde verdeling heeft. De meeste computerprogramma's die IRT-analyses kunnen uitvoeren, veronderstellen een normale verdeling. Bovendien stelt deze methode de voorwaarde dat de steekproef die voor de schatting gebruikt wordt uit die verdeling een aselecte steekproef is. Is aan deze dubbele veronderstelling (normaliteit en aselecte steekproef) niet voldaan, dan is het model verkeerd gespecificeerd. Dit heeft tot gevolg dat er systematische fouten kunnen optreden in de schattingen van de itemparameters De tweede vaak toegepaste schattingsmethode is de 'conditionele grootste aannemelijkheidsmethode' (in het Engels: Conditional Maximum Likelihood, verder aangeduid als CML). Die maakt gebruik van het feit dat in het Raschmodel een afdoende steekproefgrootheid (sufficient statistic) bestaat voor de latente variabele θ, namelijk de ruwe score of het aantal correct beantwoorde items. Dat betekent grofweg dat, indien de itemparameters bekend zijn, alle informatie die het antwoordpatroon over de vaardigheid bevat, kan worden samengevat in de ruwe score; het doet er dan verder niet meer toe welke opgaven goed en welke fout zijn gemaakt. Hieruit vloeit voort dat de conditionele kans op een juist antwoord op item i,
140
gegeven de ruwe score, een functie is die alleen afhankelijk is van de itemparameters en onafhankelijk van de waarde van θ4. De CML-schattingsmethode maakt van deze functie gebruik. Het belangrijkste voordeel van deze methode is dat ze geen enkele veronderstelling maakt over de verdeling van de vaardigheid in de populatie, en dat het er niet toe doet hoe de steekproef is getrokken. Zelfs als dezelfde deelnemer verschillende keren aan het onderzoek deelneemt vormt dit geen enkel bezwaar (Verhelst & Kleintjes, 1993). De CML-schattingsmethode is echter niet bij elk meetmodel toepasbaar. Verhelst en Eggen (1993) stellen een meetmodel voor, het zogenaamde éénparameter logistisch model (One Parameter Logistic Model, afgekort: OPLM), waarin CML mogelijk is en dat, anders dan het Raschmodel, wel bestand is tegen 'omwisseling' van 'proporties juist' in verschillende steekproeven. De item-responsfunctie van het OPLM is gegeven door:
f i (θ )=
exp [ ai ( θ - β i ) ] , 1 + exp [ ai ( θ - β i )]
(4)
waarin ai de zogenaamde discriminatie-index van het item is. Door deze indices te beperken tot (positieve) gehele getallen, en door ze a-priori als constanten in te voeren, is het mogelijk CML-schattingen van de itemparameters βi te maken. In figuur 2 is de item-responscurve weergegeven van twee items i en j, die even moeilijk zijn maar verschillend discrimineren.
Figuur 2 Twee item-responscurven in het OPLM: zelfde moeilijkheid, verschillende discriminatie De schattingen worden berekend met het computerprogramma OPLM (Verhelst, Glas & Verstralen, 1995). Dit programma voert eveneens statistische toetsen uit op grond waarvan kan worden bepaald of het model de gegevens adequaat beschrijft. Omdat een aantal van deze toetsen bijzonder gevoelig is voor een verkeerde specificatie van de discriminatie-indices, zijn de uitkomsten van deze toetsen bruikbaar als modificatie-indices: ze geven een aanwijzing in welke richting deze discriminatie-indices moeten worden aangepast om een betere overeenkomst tussen model en gegevens te verkrijgen. Kalibratie van items volgens het OPLM is dan ook een iteratief proces waarin alternerend de modelfit van items wordt onderzocht middels statistische toetsing en de waarden van de discriminatie-indices worden aangepast op grond van de resultaten van deze toetsen. Deze aanpassingen geschieden in de praktijk op basis van een en 4
Een gedetailleerde uiteenzetting hierover kan men vinden in Verhelst, 1992.
141
hetzelfde gegevensbestand. Er kan dus kanskapitalisatie optreden. Indien een steekproef een voldoende grootte heeft, is het effect van deze kanskapitalisatie echter gering (Verhelst, Verstralen en Eggen, 1991). Hoewel het OPLM aanzienlijk flexibeler is dan het Raschmodel, heeft het met dit model toch een nadeel gemeen, waardoor het bij het kalibreren van meerkeuze-opgaven niet zonder meer bruikbaar is. Uit de formules (2) en (4) volgt dat, indien θ zeer klein is, de kans op een juist antwoord zeer dicht in de buurt van nul komt. Maar een deel van de items in het normeringsonderzoek zijn meerkeuze-items, zodat blind gokken een zekere kans op een juist antwoord impliceert. Er bestaan modellen die rekening houden met de raadkans, maar die laten geen CML-schattingsmethode toe. De ongeschiktheid van het Raschmodel of OPLM voor meerkeuzevragen is echter relatief: indien de items in vergelijking met de vaardigheid van de deelnemer niet al te moeilijk zijn, blijkt dat het effect van het raden op de overeenkomst tussen model en gegevens klein is. Door een verstandige dataverzamelingsprocedure toe te passen kan het OPLM toch toegepast worden op meerkeuzevragen, waarbij de overeenkomst tussen model en data de uiteindelijke doorslag over die geschiktheid moet geven.
142
BIBLIOGRAFIE Algemeen Bohnenn, E., Ceulemans, C., van de Guchte, C., Kurvers, J. & Van Tendeloo, T. (2004), Laaggeletterd in de Lage Landen. Hoge prioriteit voor beleid, Nederlandse Taalunie, Den Haag. Colpin, M., Gysen, S., Jaspaert, K., Heymans, R., Van den Branden, K. & Verhelst, M. (2006), Studie naar wenselijkheid en haalbaarheid van de invoering van centrale taaltoetsen in Vlaanderen in functie van gelijke onderwijskansen, CTO, Leuven. D’hertefelt, G., Drijkoningen, J., Van Thillo, W., Vermeersch, L. & Vienne, M. (2007), Studie naar de haalbaarheid van een doelmatig gebruik van een screeningsinstrument voor geletterdheid¸ CTO/HIVA/VOCB, Leuven/Mechelen. Engelen, R.J.H. & Eggen, T.J.H.M. (1993), Equivaleren. In: Eggen, T.J.H.M. & Sanders, P.F. (red.), Psychometrie in de praktijk, Cito, Arnhem. Groot, W. & van den Brink, H. (2006), Stil vermogen. Maatschappelijke kosten van laaggeletterdheid, Universiteit Amsterdam, Amsterdam. Houtkoop, W. (1999), Basisvaardigheden in Nederland. De ‘geletterdheid’ van Nederland: economische, sociale en educatieve aspecten van de taal en rekenvaardigheden van de Nederlandse beroepsbevolking, Max Goote Rapport, Amsterdam. Milanovic, M. & Weir, C.J. (eds.) (1998), Studies in Language Testing 6. Multilingual Glossary of Language Testing Terms, Prepared by ALTE Members, University of Cambridge ESOL Examinations and Cambridge University Press (CUP). OECD & Canada (2000), Final Report of the International Adult Literacy Survey, OECD, Paris and Ottowa. Padmos, T & Sannen, L. (2007), De G-factor in uw bedrijf of organisatie. Geletterdheid op de werkvloer, CTO/ HIVA, Leuven. http://www.ond.vlaanderen.be/geletterdheid/G-factor/bedrijfsbeleid/G-factor/default.htm PROVE (1996), Eindtermen Educatie, SVE, Amersfoort. Rasch, G. (1960), Probalistic models for some intelligence and attainment tests, Danish Institute for Educational Research. Copenhagen: Van Damme, D., Van de Poele, L. & Verhasselt, E. (1997), Hoe geletterd/gecijferd is Vlaanderen? Functionele taal- en rekenvaardigheden van Vlamingen in internationaal perspectief, Garant, Leuven. Veldhuijzen, N.H., Goldebeld, P. & Sanders, P.F. (1993), Klassieke testtheorie en generaliseerbaarheidstheorie. In Eggen, T.J.H.M. & Sanders, P.F. (red.), Psychometrie in de praktijk, Cito, Arnhem. Verhelst, N.D. (1993), Itemresponstheorie. In: Eggen, T.J.H.M & Sanders, P.F. (red.), Psychometrie in de Praktijk, pp. 83-178, Cito, Arnhem. Verhelst, N.D. & Glas, C.A.W. (1995), The one parameter logistic model. In: Fischer, G.H. & I.W. Molenaar, I.W. (eds.), Rasch models: Foundations, recent developments and applications, pp. 215-239, Springer, New York.. 143
Verhelst, N.D. & Kleintjes, F.G.M. (1993), Toepassingen van itemresponsetheorie. In: Eggen, T.J.H.M. & Sanders, P.F. (red.), Psychometrie in de Praktijk, Cito, Arnhem. Verhelst, N.D., Verstralen, H.H.F.M. & Eggen, T.H.J.M. (1991), Finding starting values for the item parameters and suitable discrimination indices in the one-parameter logistic model. Measurement and Research, Department Reports 91-10, Cito instituut voor Toetsontwikkeling, Arnhem. Vlaams ministerie van Onderwijs en Vorming, Strategisch Plan Geletterdheid Verhogen 2005-2011. Vlaamse regering (2005a), Beslissing van de Vlaamse regering van 24 juni 2005 over het strategisch plan van de Vlaamse Gemeenschap met betrekking tot het verhogen van de geletterdheid van de Vlaamse bevolking. Vlaamse regering (2005b), Operationeel Plan Geletterdheid verhogen (Bijlage bij de beslissing van de Vlaamse regering van 24 juni 2005). Wijers, M., Jonker, V., Huisman, J., van Groenestijn, M. & van der Zwaart, P. (2007), Raamwerk rekenen/wiskunde mbo. Versie 0.9, Utrecht. Bronnen referentiekader Adult Numeracy Core Curriculum, Department for Innovations, Universities & Skills, UK. www.dcsf.gov.uk/curriculum numeracy Bohnenn, E., Schulte, P., Steehouder, P. (1996), Eindtermen Basiseducatie. Nederlands, PROVE: Amersfoort. Bohnenn, E., Ceulemans, C., van de Guchte, C., Kurvers, J. & Van Tendeloo, T. (2004), Laaggeletterd in de Lage Landen. Hoge prioriteit voor beleid, Den Haag: Nederlandse Taalunie. Bohnenn, E., Jansen, F., Kuijpers, C., Thijssen, R., Schot, I. & Stockmann, W. (2007), Raamwerk Nederlands. Nederlands in (v)mbo-opleiding, beroep en maatschappij, in opdracht van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, MBO-RAAD/CINOP, ’s-Hertogenbosch. Cruciale Praktijksituaties Taal (2006), Bureau ICE i.s.m. Cito en ITTA. De Vlaamse kwalificatiestructuur. Een gemeenschappelijk instrument voor onderwijs, vorming en werk (2009). (versie 9 januari, ongepubliceerd document verkregen via Rita Dunon) Eindtermen ICT basisonderwijs, Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming. http://www.ond.vlaanderen.be/dvo/basisonderwijs/lager/eindtermen/ict.htm Eindtermen ICT eerste graad secundair A-stroom, Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming http://www.ond.vlaanderen.be/dvo/secundair/1stegraad/a-stroom/eindtermen/ict.htm Eindtermen Nederlands basisonderwijs, Vlaams Ministerie van Onderwijs http://www.ond.vlaanderen.be/dvo/basisonderwijs/lager/eindtermen/nederlands.htm
en
Vorming.
Eindtermen Nederlands eerste graad secundair A-stroom, Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming. http://www.ond.vlaanderen.be/dvo/secundair/1stegraad/a-stroom/eindtermen/nederlands.htm Eindtermen wiskunde basisonderwijs, Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming. http://www.ond.vlaanderen.be/DVO/basisonderwijs/lager/eindtermen/wiskunde.htm
144
Eindtermen wiskunde eerste graad secundair A-stroom, Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming. http://www.ond.vlaanderen.be/dvo/secundair/1stegraad/a-stroom/eindtermen/wiskunde.htm Equipped for the future. Performance Continuum for Use Math to Solve Problems and Communicate, National Institute for Literacy, Knoxville. http://eff.cls.utk.edu/ European Computer Driving License /International Licence. Syllabus Version 5.0 (2007), The European Computer Driving Licence Foundation Ltd., Dublin. Europees kwalificatiekader voor een leven lang leren (2008), Europese Commissie, Onderwijs en cultuur, Luxemburg: Bureau voor officiële publicaties der Europese Gemeenschappen. Framework voor gecijferdheid. www.gecijferdheid.nl/framewordk_gecijferdheid.htm Gal, I., van Groenestijn, M., Manly, M. (ret.), Schmitt, M.J., Tout, D., (2003) ALL: Adult Literacy and Lifeskills Survey. Adult numeracy and its assessment in the ALL survey: A conceptual framework and pilot results, Statistics Canada, Ottawa, Canada. Hoogland, K. (2003), Wiskundige geletterdheid en gecijferdheid, in Nieuwe Wiskrant 23-1, 31-37. Learning a Living: First results of the Adult Literacy and Life Skills Survey (2005), Statistics Canada, OECD, Paris – Canada. http://www.statcan.gc.ca/pub/89-603-x/2005001/4071714-eng.htm Leergebied Informatie en Communicatietechnologie – Modulaire opleiding Informatie- en communicatietechnologie (ICT) – AO BE 001. Opleidingsprofiel Volwassenenonderwijs: Basiseducatie, versie 2.0 BVR (2007), Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming. http://www.ond.vlaanderen.be/DVO/volwassenen/inhouden/basiseducatie/BVR_AO%20BE%20001_ 01-09-2007.pdf Leergebied Maatschappijoriëntatie – Modulaire opleiding Maatschappelijk participeren – AO BE 007. Opleidingsprofiel Volwassenenonderwijs: Basiseducatie, versie 2.0 BVR (2007), Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming. http://www.ond.vlaanderen.be/DVO/volwassenen/inhouden/basiseducatie/BVR_AO%20BE%20007_ 01-09-2007.pdf Leergebied Nederlands – Modulaire opleiding Nederlands (NT1) – AO BE 002. Opleidingsprofiel Volwassenenonderwijs; Basiseducatie, versie 2.0 BVR (2007), Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming. http://www.ond.vlaanderen.be/DVO/volwassenen/inhouden/basiseducatie/BVR_AO%20BE%20002_ 01-09-2007.pdf Leergebied Wiskunde – Modulaire opleiding Wiskunde – AO BE 005. Opleidingsprofiel Volwassenenonderwijs: Basiseducatie, versie 2.0 BVR (2007), Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming. http://www.ond.vlaanderen.be/DVO/volwassenen/inhouden/basiseducatie/BVR_AO%20BE%20005_ 01-09-2007.pdf Matthijse, W. (1996), Eindtermen Educatie. Rekenen 1 Wiskunde, PROVE: Amersfoort. Over de drempels met rekenen (2008), Rapport van de Expertgroep Doorlopende Leerlijnen, Enschede.
145
Padmos, T & Sannen, L. (2007), De G-factor in uw bedrijf of organisatie. Geletterdheid op de werkvloer, CTO/HIVA, Leuven. http://www.ond.vlaanderen.be/geletterdheid/G-factor/bedrijfsbeleid/G-factor/default.htm Raamwerk alfabetisering NT2 (2008), Cito, Arnhem. Vlaamse regering, Decreet betreffende de kwalificatiestructuur (verschenen Belgisch Staatsblad 16/07/2009). Wijers, M., Jonker, V., Huisman, J., van Groenestijn, M. & van der Zwaart, P. (2007), Raamwerk rekenen/wiskunde mbo. Versie 0.9, Utrecht.
146
Centrum voor Taal en Onderwijs Blijde-Inkomststraat 7 - bus 3319 B - 3000 Leuven Tel.: 016 32 53 67 Fax: 016 32 53 60 www.cteno.be