Screeningsinstrument Verslaving en Psychiatrie voor de maatschappelijke opvang
Tony van Rooij Niels Mulder Elske Wits Agnes van der Poel Dike van de Mheen
In opdracht van Onderzoekscentrum 03
Dankwoord
Voor u ligt de rapportage van het onderzoek naar een nieuw kort screeningsinstrument dat verslavingsen psychiatrische problemen meet bij bezoekers van de maatschappelijke opvang. Bij ongeveer 300 bezoekers is een vragenlijst met mogelijke onderdelen voor het screeningsinstrument (screener) afgenomen, naast de – lange – CIDI, de gouden standaard. Wat dat oplevert leest u in dit rapport. Dit onderzoek is uitgevoerd in opdracht van Onderzoekscentrum O31 en financieel mogelijk gemaakt door het Zorgkantoor Rotterdam. Om de kwaliteit en inbedding van het onderzoek te bewaken is er een begeleidingscommissie samengesteld die wij hier bedanken voor hun deskundige advies: – prof. dr. Niels Mulder, O3/Erasmus MC, Rotterdam – dr. Harry de Koning, Erasmus MC, Rotterdam – Geertien Pols, CVD, Rotterdam – drs. Christl van Gerven, dienst SoZaWe, Rotterdam – prof. dr. Judith Wolf, Trimbos-instituut, Utrecht; Radboud Universiteit, Nijmegen Ontwikkeling en toetsing van een screeningsinstrument
Op deze plaats ook een woord van dank aan de drie enthousiaste interviewers: Elsien Hofstra, Esther Petronia
“Verslaving en Psychiatrie” voor de maatschappelijke opvang
en Lotte Ploegmakers. Verder danken we de medewerkers en managers van de voorzieningen voor dag-
Tony van Rooij (IVO), Niels Mulder (O3/Erasmus MC), Elske Wits (IVO), Agnes van der Poel (IVO),
en nachtopvang voor hun gastvrijheid en medewerking aan het onderzoek.
Dike van de Mheen (IVO) Last but not least: zonder de medewerking van de bezoekers van de maatschappelijke opvang hadden Opdrachtgever: Onderzoekscentrum O3
we geen onderzoek kunnen doen. Bedankt voor jullie tijd en openhartigheid!
Financier: Zorgkantoor De onderzoekers Maart 2007
Rotterdam, februari 2007
IVO Heemraadssingel 194 3021 DM Rotterdam T 010 425 33 66
[email protected] 1
ISBN 978-90-74234-60-3
Onderzoekcentrum O3 is verbonden aan het Erasmus Medisch Centrum, afdeling psychiatrie en betreft een samenwerkingsverband tussen het EMC, de GGD Rotterdam e.o. en de ggz-instellingen in de regio Rijnmond. Het Onderzoekcentrum O3 doet onderzoek op gebied van de Openbare Geestelijke Gezondheidszorg (OGGz), speciaal met
Ontwerp en druk: Basement Grafische Producties, Den Haag
betrekking tot risicogroepen die zelfstandig geen hulp zoeken en de toepassing van drang en dwang in de psychiatrie.
Inhoudsopgave
1 Inleiding
6
2 Onderzoeksopzet
10
2.1
10
2.2 Gebruikte meetinstrumenten
11
2.3 Werving van respondenten
15
2.4 Aantallen en non-respons
16
2.5 Achtergrondgegevens van respondenten
17
Afbakening doelgroep
3 Resultaten Resultaten: mogelijke onderdelen screener
22
3.1
3.2 Resultaten cidi
25
3.3 Relaties tussen diagnoses van screeningsinstrument en CIDI-diagnoses
26
3.4 Cidi-diagnoses en reeds in zorg
3.5 Prevalenties sapas, asp en honos
4 Conclusie en discussie Kwaliteit screeningsinstrument
22
33 34 40
4.1
4.2 Vergelijking met ander onderzoek
43
40
4.3 Opvallende andere resultaten
46
4.4 Vervolgonderzoek
47
Literatuur
48
Bijlagen
Bijlage I
Bijlage II Achtergrondgegevens respondenten
Bijlage III Screener psychiatrie en verslaving maatschappelijke opvang
68
Bijlage IV Handleiding screeningsvragenlijst psychiatrie en verslaving mo
72
Algemene vragenlijst “verslaving en pyschiatrie”
52 60
inleiding Inleiding
Screeningsinstrument Verslaving en Psychiatrie Inleiding
In het onderzoek is gekozen voor het screenen op de best behandelbare, veelvoorkomende aandoeningen binnen de doelgroep, te weten depressie, psychotische stoornissen, en alcohol- en drugsverslaving. Het concept screeningsinstrument is ontwikkeld in samenwerking met O3 en de bij het project betrokken begeleidingscommissie. Het screeningsinstrument is getest op gevoeligheid (sensitiviteit en specificiteit, zie hoofdstuk 2) door het te vergelijken met een ‘gouden standaard’, de CIDI (zie hoofdstuk 2). Hiervoor zijn in 2006 ruim 300 gestructureerde interviews gehouden met dak- en thuislozen die gebruik maken
Hoofdstuk 1
van de Rotterdamse dag- en nachtopvang.
Inleiding De afgelopen jaren is in Nederland het besef gegroeid dat zich in de maatschappelijke opvang veel cliënten bevinden met psychiatrische problemen en verslavingsproblemen, zonder dat zij daarvoor de juiste zorg te krijgen. Dit heeft onder andere te maken met het ontbreken van de mogelijkheden voor een goede diagnostiek. Om de signalering van cliënten met mogelijke psychiatrische problematiek te verbeteren heeft het GGZ Onderzoekscentrum O3 van het Zorgkantoor in Rotterdam de opdracht gekregen een screeningsinstrument voor de maatschappelijke opvang te ontwikkelen. Met een systematische toepassing van dit screeningsinstrument zou de toeleiding naar de (bemoei-)zorg van patiënten met ernstige psychiatrische en/of verslavingsproblematiek moeten worden verbeterd. Het IVO heeft de uitvoering van het bijbehorende onderzoek voor zijn rekening genomen. In deze rapportage wordt van de resultaten verslag gedaan. De doelstelling van het onderzoek is het ontwikkelen van een eenvoudig en gevoelig screeningsinstrument voor medewerkers in de Rotterdamse dak- en thuislozenopvang om psychiatrische en verslavingsproblematiek te herkennen onder hun doelgroep. Dit screeningsinstrument wordt in 2007 geïntroduceerd in de dak- en thuislozenopvang. Vanaf 2006 moeten dakloze mensen die een slaapplaats nodig hebben in de nachtopvang zich melden bij Centraal Onthaal. Als zij voldoen aan de criteria (dakloos zijn, minimaal 23 jaar oud zijn, legaal in Nederland verblijven en binding met de regio Rotterdam hebben), dan krijgen zij een pasje. Met dit pasje heeft de cliënt toegang tot de nachtopvang. De zorginstellingen die nachtopvang bieden stellen voor iedere cliënt een zorgplan op. Doel daarvan is om direct een begin te maken met ketengerichte hulpverlening: het oplossen van de dakloosheid en de meestal daarbij aanwezige persoonlijke problematiek (uiteraard: voor zover als haalbaar is). Op deze manier wordt de door- en uitstroom in de nachtopvang bevorderd. Uiteindelijk streven is het beperken van het aantal dakloze mensen in Rotterdam (Gemeente Rotterdam, 2005/2006).
onderzoeks opzet Onderzoeksopzet
Screeningsinstrument Verslaving en Psychiatrie Onderzoeksopzet
2.1 Afbakening doelgroep Van dak- en thuisloosheid zijn uiteenlopende definities bekend. Een kernachtige definitie van dakloosheid is die van Spierings (1995): “dakloos is iemand die (tijdelijk) niet over een gegarandeerd onderdak voor de komende nacht beschikt”. Met het begrip thuisloosheid wordt gedoeld op een toestand van maatschappelijke en relationele kwetsbaarheid, waarin functionele en medemenselijke relaties niet of nauwelijks
Hoofdstuk 2
mogelijk zijn (LSTO, 1986). De operationele definitie van de onderzoeksgroep is overgenomen van Reinking en Kroon (1998), die deze definitie op hun beurt hebben afgeleid van een internationale standaard (Koegel en Burnam, 1988). Cliënten kwamen voor deelname aan het onderzoek in aanmerking wanneer zij in de dertig dagen vooraf-
Onderzoeksopzet
gaand aan het interview minstens één keer buiten, in openbare ruimten of in de nachtopvang (passantenverblijf) hebben geslapen én gebruik maakten van de dag- en nachtopvang voor daklozen. Respondenten die in de afgelopen maand vier of meer dagen per week buiten of in openbare ruimten hebben overnacht zijn als ‘buitenslaper’ benoemd.
De doelstelling van het onderzoek is de ontwikkeling van een kort screeningsinstrument om psychiatrische en verslavingsproblematiek te herkennen bij cliënten van de maatschappelijke opvang. Dit screenings instrument moet eenvoudig af te nemen zijn en gevoelig zijn, dat wil zeggen: meten wat het zou moeten
2.2 Gebruikte meetinstrumenten
meten. Om hierachter te komen is een vragenlijst met mogelijke onderdelen voor het screenings instrument bij ruim 300 cliënten van de maatschappelijke opvang afgenomen. Ook zijn bij hen onderdelen
Het totale interview bestond uit vier onderdelen:
van de “gouden standaard” afgenomen: de CIDI (Composite International Diagnostic Interview; WHO,
1. vragen die mogelijk onderdeel van de screener uit gaan maken (§2.2.1);
1997). Met deze zeer uitgebreide vragenlijst worden diagnoses gesteld op basis van de grondregels van
2. de CIDI, de gouden standaard (§2.2.2);
het DSM IV-diagnosesysteem. DSM IV staat voor de vierde (meest recente) versie van de Diagnostic
3. de SAPAS en de ASP om persoonlijkheidstoornissen te meten (§2.2.3); en
and Statistical Manual of Mental Disorders van de APA (American Psychiatric Association, 1994). Als de
4. de HoNOS om psychisch en sociaal functioneren te meten (§2.2.4).
diagnoses die met beide instrumenten (het screeningsinstrument en de CIDI) worden gemeten overeen-
Daarnaast zijn nog enkele vragen opgenomen over het gebruik van de geestelijke gezondheidszorg
komen, dan is het screeningsinstrument een gevoelig meetinstrument. De overeenkomst tussen beide
en de verslavingszorg. De complete vragenlijst (exclusief de CIDI) is opgenomen in bijlage 1.
instrumenten wordt uitgedrukt in sensitiviteit en specificiteit. Dit wordt uitgelegd bij de beschrijving van de resultaten (paragraaf 3.3). De onderzoeksvraag die binnen dit onderzoek wordt beantwoord luidt dan ook:
2.2.1 Vragenlijst met mogelijke onderdelen voor de screener Voor het samenstellen van de vragenlijst met mogelijke onderdelen voor de screener is zoveel mogelijk
In hoeverre komen de diagnoses voor depressie, psychotische stoornissen, alcoholproblematiek en drugs-
gebruik gemaakt van reeds bestaande screeners. Voor het screenen op depressie en psychotische stoor-
problematiek verkregen uit het nieuwe korte screeningsinstrument overeen met deze DSM-diagnoses uit
nissen zijn verschillende instrumenten gevonden en met elkaar vergeleken. Voor het screenen op alcohol-
de CIDI? Oftewel: is het screeningsinstrument bruikbaar als eenvoudig en gevoelig instrument om psychia-
verslaving zijn afgeleide vragen gebruikt van bestaande meetinstrumenten. Een korte vragenlijst voor het
trische en verslavingsproblemen bij de cliënten van de maatschappelijke opvang te meten?
screenen op drugsverslaving is niet gevonden; we hebben een vraag geconstrueerd die vergelijkbaar is met het criterium voor (bijna) dagelijks middelengebruik zoals die in de CIDI wordt gehanteerd (de gouden
In dit hoofdstuk wordt de doelgroep omschreven, de inhoud van de vragenlijst en de geselecteerde onder-
standaard die in dit onderzoek is toegepast, zie §2.2.2). Hieronder worden de diverse vragen per thema
delen van de CIDI. Ook aan bod komt de werving van de respondenten, en de achtergrondgegevens van de
besproken.
groep respondenten. Depressie en psychotische stoornissen Voor het screenen op welbevinden/depressie en psychotische stoornissen is de Prison Screening Questionnaire (PriSnQuest) (Shaw et al., 2003) in de vragenlijst opgenomen, een veelbelovend screeningsinstrument dat recent is ontwikkeld in Engeland. Hij is samengesteld uit vragen afkomstig van de General 10
11
Screeningsinstrument Verslaving en Psychiatrie Onderzoeksopzet
Health Questionnaire (GHQ; Goldberg en Williams, 1988) en de Psychosis Screening Questionnaire (PSQ; Bebbington en Nayani, 1995). Het screeningsinstrument bestaat uit acht vragen en is vertaald naar het Nederlands (zie tabel 1). In het huidige onderzoek is deze Nederlandse versie gebruikt. Alcoholproblematiek
Tabel 1: Overzicht mogelijke vragen voor het screeningsinstrument Diagnoses
Mogelijke vragen voor de screener
Depressie/ psychotische stoornissen
Vraag 14 t/m 21. PrsnQTotal (Prison Screening Questionnaire): 8 losse ja/nee-items die samen de somscore “PriSnQuest” vormen. – Ben je in de afgelopen 12 maanden bij een psychiater of andere hulpverlener van de geestelijke gezondheidszorg geweest? – Doe je tegenwoordig langer over de dingen waar je mee bezig bent? – Heb je de laatste tijd plezier in je gewone dagelijkse bezigheden? – Heb je de laatste tijd wel eens het gevoel gehad dat het leven zinloos is? – Heb je de laatste tijd wel eens de gedachte gehad dat je liever dood wil en weg van alles? – Heb je de laatste tijd wel eens het idee gehad dat je gedachten beïnvloed werden of bestuurd werden door iets of iemand anders (zonder dat je er zelf controle over hebt)? – Heb je de laatste tijd wel eens gedacht dat anderen plannen aan het maken waren om je iets ergs aan te doen? – Heb je de laatste tijd wel eens stemmen gehoord die woorden of zinnen zeiden terwijl er niemand bij je was die tegen je praatte?
Alcoholproblematiek
Vraag 23a/b en 24 a/b. De twee frequentie-items worden gemeten op een 5-puntsschaal, waarbij 1 = nooit, 2 = minder dan eens per maand, 3 = 1–3 keer per maand, 4 = 1–4 keer per maand, en 5 = dagelijks of bijna dagelijks. De twee controle-items zijn ja/nee-vragen. – Hoe vaak drink je 6 (vrouwen 4) of meer glazen alcohol op een dag? – Hoe vaak drink je 8 (vrouwen 6) of meer glazen alcohol op een dag? – Heb je ‘s ochtends wel eens alcohol gedronken om rustiger te worden of om minder last te hebben van trillende handen of misselijkheid? – Heb je, als je eenmaal begonnen bent met drinken, vaak moeite om weer te stoppen met drinken?
Drugs problematiek
Vraag 25a/a1/a2 t/m 25f/f1/f2:. Voor 6 middelen wordt gemeten: gebruik (ja/nee), (bijna) dagelijks gebruik (ja/nee) en door dokter voorgeschreven (ja/nee): a methadon b heroïne c cocaïne d medicijnen voor de roes e amfetaminen f cannabis
Nadelen van veel bestaande alcoholscreeners is dat in de vraagstelling wordt uitgegaan van de leefsituatie onder de algemene bevolking, bijvoorbeeld met een vraag over verzuim van school of werk door overmatig alcoholgebruik, of een vraag of men wel eens geïrriteerd was doordat familie/vrienden wel eens wat van hun alcoholgebruik zeiden. Dit type vragen sluit niet aan bij de leefwereld van de doelgroep in de maatschappelijke opvang. Bij voorkeur gaat een screeningsinstrument voor dak- en thuislozen over de hoeveelheid en de frequentie van het gebruik, en over verschijnselen die rechtstreeks met het overmatig alcoholgebruik te maken hebben (zoals ontwenningsverschijnselen). Gezocht is daarom naar een geschikte quantity/frequency-maat. De standaard van Garretsen (1983) bevat drie vragen. De antwoorden op deze drie vragen moeten achteraf op een bepaalde manier worden gecombineerd om te bepalen tot welke categorie drinker iemand behoort (van onthouder tot excessief drinker). Dit is praktisch niet haalbaar bij de intake van de maatschappelijke opvang, waar in zeer korte tijd de screening moet plaatsvinden. Daarom is de vraagstelling gereduceerd tot één vraag. Deze vraag is overgenomen uit de FAST (Fast Alcohol Screening Test; Hodgson et al., 2002). De FAST is een verkorte versie van de AUDIT (Alcohol Use Disorders Identification Test; Saunders et al, 1993) en begint met een enkele screeningsvraag over de frequentie van veel drinken, namelijk 8 of meer glazen op een dag voor mannen (6 of meer voor vrouwen) (zie tabel 1). Omdat de kritische hoeveelheid alcohol per dag in deze vraagstelling vrij hoog ligt voor Nederlandse normen (8 en 6 glazen) is een tweede vergelijkbare vraag in het interview meegenomen waarin deze grens lager ligt (6 en 4 glazen). In de analyses is nagegaan welk van deze vragen bij welk afkappunt de hoogste sensitiviteit en specificiteit heeft voor de screening op alcoholverslaving.
2.2.2 Gouden standaard: CIDI Als gouden standaard voor het diagnosticeren van depressie, psychotische stoornissen en verslaving is
Omdat niet zeker is of deze bepaling van de mate van alcoholgebruik alléén voldoende is om alcoholverslaving
gekozen voor het Composite International Diagnostic Interview (CIDI) (WHO, 1997). Met de CIDI worden
te signaleren zijn in het interview twee aanvullende vragen gesteld over problemen rond het alcoholgebruik.
diagnoses gesteld op basis van de grondregels van het DSM IV-diagnosesysteem. DSM IV staat voor Diagnostic
De eerste gaat over ‘s ochtends alcohol drinken om rustiger te worden en de tweede over vaak moeite
and Statistical Manual of Mental Disorders van de American Psychiatric Association (APA, 1994).
hebben met stoppen met drinken (zie tabel 1). In de analyses is bepaald of deze twee vragen nodig zijn.
Dit instrument (DSM IV met de CIDI) wordt internationaal veel toegepast, met name in epidemiologische studies. De CIDI onderscheidt zich van andere instrumenten doordat het ook kan worden afgenomen door
Drugsproblematiek
getrainde interviewers die geen clinici zijn. Uit de CIDI is de volgende selectie van secties in het interview
Gevraagd is naar het (bijna) dagelijks gebruik van methadon, heroïne, cocaïne, medicijnen voor de roes
opgenomen:
(‘pillen’, benzo’s, seresta, valium), amfetamine (speed) en cannabis. Het afkappunt van (bijna) dagelijks
A – demografische gegevens;
gebruik van deze middelen is gelegd bij 5 of meer dagen per week, ofwel 20 of meer dagen in de afgelopen
E – depressieve en dysthyme stoornissen;
maand. Dit is conform de CIDI en conform de vraagstelling zoals die binnen het DMS van het IVO is gehanteerd.
G – schizofrenie en andere psychotische stoornissen;
2
J – stoornissen in het gebruik van alcohol; In tabel 1 staat een overzicht van de variabelen die direct relevant voor het screeningsinstrument zijn.
L – stoornissen in het gebruik van middelen;
Ze zijn onderverdeeld naar diagnoses op het gebied van depressie/psychotische stoornissen en verslaving
P – interviewer observaties;
aan verschillende middelen.
X – interviewer beoordelingen.
12
13
Screeningsinstrument Verslaving en Psychiatrie Onderzoeksopzet
2.2.3 Persoonlijkheidsstoornissen: SAPAS en ASP
2.2.6 Overige vragen
Twee reeds beproefde korte screeners voor persoonlijkheidsstoornissen zijn in de vragenlijst opgenomen
De volgende achtergrondgegevens zijn in het interview aan de orde gekomen: geboortedatum, geboorteland
om een indruk te krijgen van de prevalentie van deze stoornissen. Dit zijn de Standardized Assessment
(zelf, vader en moeder), geslacht, burgerlijke staat, huisvestingssituatie, opleiding en bronnen van inkomsten.
of Personality – Abbreviated Scale (SAPAS) en de screener anti-sociaal gedrag (ASP).
2.2.7 Begrijpelijkheid van het screeningsinstrument
De SAPAS meet met acht vragen het voorkomen van persoonlijkheidsstoornissen. De vragen en de scores
Aanvullende kwalitatieve gegevens over de kwaliteit en bruikbaarheid van de mogelijke onderdelen voor
staan in §3.5.1. Het instrument is in Engeland onderzocht en bruikbaar bevonden (Moran et al., 2003;
de screener zijn verkregen door systematisch de ervaringen van de interviewers tijdens de gegevens-
Germans et al., 2005).
verzameling vast te leggen. Gelet is op de begrijpelijkheid van de vraagstelling en de eenduidigheid van de verkregen antwoorden. Op basis van de ervaringen met de eerste tientallen interviews zijn in enkele
De ASP meet met in totaal dertien vragen of iemand anti-sociaal gedrag vertoont. De vragen en de scores
vragen moeilijk te begrijpen frases of begrippen vervangen door eenvoudiger taal.
staan in §3.5.2. In het onderzoek is gewerkt met de door Reinking en Kroon (1998) bewerkte versie van Schrijvers et al. (1997). Deze screener is ook meegenomen in het Utrechtse daklozenonderzoek (Reinking en Kroon, 1998).
2.3 Werving van respondenten
De SAPAS en de ASP zijn niet op sensitiviteit en specificiteit onderzocht aan de hand van een gouden
Bij ruim 300 bezoekers van dag- en nachtopvangvoorzieningen in Rotterdam is zowel de gouden standaard
standaard voor persoonlijkheidsstoornissen. Het interview zou veel te lang zijn geworden zijn wanneer
(de CIDI) als het screeningsinstrument afgenomen. De interviews zijn afgenomen op acht locaties voor
een dergelijke gouden standaard was meegenomen.
dag- en nachtopvang: vier locaties van het Leger des Heils, twee locaties van het CVD, de Pauluskerk en
2.2.4 Psychisch en sociaal functioneren: HoNOS
De Ontmoeting. De interviews in de dagopvang zijn verspreid over de dag afgenomen. Op locaties voor nachtopvang is ’s avonds geïnterviewd.
Als toevoeging aan de bovenstaande screeners is besloten om een eenvoudige uitkomstmaat voor psychisch en sociaal functioneren in het onderzoek mee te nemen, de Health of the Nation Outcome
De interviews zijn afgenomen door drie getrainde interviewers. Zij hebben een training gevolgd voor het
Scales (HoNOS). Deze is in Engeland ontwikkeld in opdracht van het Ministerie van Volksgezondheid (Wing
afnemen van de CIDI en de overige onderdelen van de vragenlijst. Het gehele interview is vooraf getest.
et al., 1998) en naar het Nederlands vertaald door Mulder et al. (2004a). Het instrument heeft twaalf items
De vragenlijst en de onderzoeksprocedure zijn goedgekeurd door de Cliëntenraad van het CVD.
en is verdeeld in vier subschalen: gedragsproblemen, beperkingen, symptomatologie en sociale problemen. Ook de drie aanvullende HoNOS-vragen zijn meegenomen in het onderzoek: maniforme ontremming,
De interviewers hebben een aselecte werving van respondenten nagestreefd door steeds de derde persoon
motivatie voor behandeling en compliance met medicatie. De vragen en de scores staan in §3.5.3.
die binnenkwam of zich in een groepje bevond te benaderen. Op sommige locaties was deze methode
De HoNOS heeft een redelijke tot goede betrouwbaarheid (Mulder et al., 2004a).
moeilijk toepasbaar vanwege een te grote belangstelling van de cliënten. In deze situaties zijn in de rij met
2.2.5 Gebruik van ggz en verslavingszorg Om te achterhalen of de respondenten ooit en op dit moment gebruik maken van de zorg en wat zij
wachtenden nummertjes uitgedeeld, waarmee de betreffende cliënten zeker waren van een interview en de anderen niet meer hoefden te dringen en te wachten voor een interview. De gemiddelde duur van het interview was 75 minuten. De respondenten hebben een vergoeding van 10 euro gekregen.
vinden van de zorg, is hen hierover een aantal vragen gesteld. Allereerst is hen een drietal uitspraken over de hulpverlening in het algemeen voorgelegd: 1) Ik heb veel hulpverleningsinstellingen van binnen
Om te voorkomen dat een respondent tweemaal zou worden geïnterviewd is een aantal maatregelen
gezien; 2) Ik weet de weg te vinden binnen de hulpverlening; en 3) Ik ben met veel hulpverleners in contact
genomen. In de eerste plaats is wekelijks een actuele lijst van namen en persoonlijke identificatiecodes
geweest. Ook is gevraagd of zij ooit een psychiater of hulpverlener bezocht hebben in de geestelijke
gemaakt die de interviewers bij aanvang van het interview op hun laptop konden inzien en vergelijken
gezondheidszorg en de verslavingszorg, en welk type hulp zij daarbinnen ontvangen hebben (ambulant,
met de naam die de respondent opgaf. Bij twijfel werd deze naam geverifieerd bij de medewerkers van de
vrijwillig intramuraal, gedwongen intramuraal). Vervolgens is gevraagd of de respondent op dit moment
interviewlocatie of bij andere cliënten. Ook hebben de cliënten voor het bezoek aan de meeste locaties een
gebruik maakt van de ggz en/of de verslavingszorg. Als zij dat niet doen, dan is gevraagd waarom niet. Als
pas nodig waar de naam op vermeld staat. De interviewers hebben regelmatig naar deze pas gevraagd. Ten
laatste vraag (van het gehele interview) heeft de interviewer een oordeel gegeven over of de respondent
tweede hebben de interviewers onderling ter controle en aanvulling op deze informatie minimaal wekelijks
doorverwezen zou moeten worden naar de verslavingszorg en/of de ggz. Onder andere in §2.5.2 worden
besproken wie zij hadden geïnterviewd. Hierbij kwamen soms fraudegevallen aan het licht. Sommige ‘fraude-
de resultaten van deze vragen gegeven.
rende’ respondenten vielen tijdens het interview door de mand, bijvoorbeeld doordat ze lieten merken dat ze een vraag al kenden. In de volgende paragraaf worden de bruto en netto aantallen interviews besproken.
14
15
Screeningsinstrument Verslaving en Psychiatrie Onderzoeksopzet
Omdat in 2007 een vervolgonderzoek zal plaatsvinden onder dezelfde groep respondenten (zie 4.4) is
De gemiddelde non-respons ligt op 21%, dat wil zeggen dat gemiddeld 21% van de aangesproken mensen
tijdens het interview toestemming gevraagd voor het registreren van de (roep)naam en een persoonlijke
niet wilde meewerken aan het onderzoek. De non-respons voor de verschillende locaties ligt tussen de
identificatiecode (initialen en geboortedatum). Respondenten hebben hiervoor een toestemmingsformulier
0 en 53% (in absolute aantallen tussen de 0 en 19 personen). Bij De Steiger was er geen enkele non-respons,
ondertekend. Dit toestemmingsformulier is – na enige aanpassingen – goedgekeurd door de Cliëntenraad
dus hier heeft iedereen die gevraagd werd om deel te nemen aan het onderzoek dat ook gedaan.
van het CVD. Uiteindelijk hebben alle respondenten meegewerkt aan de registratie van persoonsgegevens.
Bij Havenzicht was er 3% non-respons (1 persoon weigerde deelname), bij Het Baken 17% (16 personen), bij de Pauluskerk 22% (14 personen), bij De Hille 25% (19 personen), bij De Ontmoeting 26% (11 personen) en bij De Kajuit 53% (18 personen). De hoge non-respons bij de Kajuit wordt zeer waarschijnlijk veroorzaakt
2.4 Aantallen en non-respons
door het hoge percentage oudere alcoholisten onder de cliënten. Deze hebben wellicht minder belang bij de 10 euro vergoeding dan de drugsverslaafde respondenten.
Het aantal na te streven interviews per locatie is vooraf bepaald aan de hand van de bekende capaciteit
In totaal vijftien interviews zijn voortijdig afgebroken vanwege taalproblemen of vanwege verwardheid van
per locatie (naar rato: hoe groter de capaciteit, hoe meer interviews). Ook is vooraf een globale schatting
de respondent.
gemaakt van het aantal buitenslapers dat zou moeten worden bereikt om tot de juiste verhouding te komen met de rest van de doelgroep. Uitgaande van een lijst van 160 buitenslapers van het CVD en een grof geschatte totale doelpopulatie van 1.000 personen3 is het percentage buitenslapers 16%. Besloten is
2.5 Achtergrondgegevens van respondenten
daarom om te streven naar 50 interviews met buitenslapers. Uiteindelijk bleken zonder extra inspanning voldoende buitenslapers te zijn bereikt via de reguliere werving van respondenten in de dagopvang.
De dataset bevat 297 individuele respondenten. Hieronder worden de belangrijkste gegevens gepresenteerd. Voor een compleet overzicht van de achtergrondgegevens, zie bijlage 2.
In totaal zijn 320 interviews afgenomen en bleven er na opschoning 297 bruikbare interviews over (dit is de netto respons). In totaal zijn dus 23 interviews niet meegenomen in de analyses. Het merendeel daarvan was
2.5.1 Algemeen
dubbel (respondenten die twee of zelfs drie keer geïnterviewd waren) en in deze gevallen is telkens het eerste
Het grootste deel van de respondenten (93%) is man. Vrijwel alle respondenten zijn alleenstaand
interview in de analyses meegenomen. Daarnaast is een klein aantal interviews afgevallen omdat de kwaliteit
(71% ongehuwd en 23% gescheiden). De gemiddelde leeftijd is 43 jaar (met een standaarddeviatie van
in het geding was (door taalproblemen en door de geestelijke – verwarde – toestand van de geïnterviewde).
9 jaar); de oudste respondent is 73 en de jongste 21 jaar. Ongeveer de helft van de respondenten is in Nederland geboren (48%), maar ook Suriname (15%), Nederlandse Antillen (11%) en Marokko (10%)
Alle respondenten zijn geworven op de plaats waar ook hun interview is afgenomen (zie tabel 2)4.
komen veel voor. Deze verdeling is vrijwel identiek aan het geboorteland van beide ouders.
Tabel 2: Locaties dag- en nachtopvang respondentwerving (n=297)
Het opleidingsniveau is relatief laag: ongeveer 5% heeft geen enkele opleiding afgerond, 40% heeft lager onderwijs afgerond en 24% heeft een LBO afgerond. Nog eens 18% heeft middelbaar onderwijs afgerond
Locatie
abs.
%
Het Baken
80
27
De Hille
58
20
Pauluskerk
52
18
De Sluis
41
14
De Ontmoeting
32
11
De Kajuit
16
5
Havenzicht
11
4
dan 15 jaar in, 8% langer dan 10 jaar, 19% langer dan 5 jaar, 50% langer dan 1 jaar en 88% langer dan
De Steiger
7
2
1 maand. De grootste groep respondenten (38%) zit tussen één maand en één jaar in zijn of haar huidige
Totaal
297
*101
(MVO/MBO). Bij het bekijken van de laatst gevolgde/huidige opleiding is te zien dat een groot deel van de respondenten LBO gevolgd heeft of nog volgt (45%). Zo’n 9% volgde het laatst lager onderwijs (LO en LVO) en 26% volgde het laatst middelbaar onderwijs (MVO en MBO). Het lijkt er op dat een groot deel van de respondenten de basisschool heeft afgerond en vervolgens op het LBO is afgehaakt. Wat huisvesting betreft slaapt het grootste deel van de respondenten vier of meer nachten per week in een passantenverblijf (67%). Een kleinere groep slaapt op straat (15%), of bij familie, kennissen of vrienden
* Door afronding tellen de percentages op tot meer dan 100%.
(11%). Hoe lang de respondenten in deze huisvestingssituatie zitten verschilt heel sterk: 5% zit er langer
huisvestingssituatie. Zeven van de tien de respondenten hebben inkomsten uit een uitkering (58% bijstandsuitkering en 11% WAO-uitkering). Dertig procent heeft inkomsten benoemd in de verzamelcategorie “anders, namelijk…”.
16
17
Screeningsinstrument Verslaving en Psychiatrie Onderzoeksopzet
Zij noemen hier: voorschotten op uitkeringen, klusjes bij vrienden of op de (nacht) opvang, en steun
nodig zouden vinden. Zo’n 28% van hen weet niet van welke instelling zij gebruik zouden maken. De
van familie. Voor 50% van de alle respondenten is de bijstandsuitkering de meest belangrijke bron van
anderen noemen vooral Bouman GGZ als hulpverlenende instantie, maar ook het Riagg en afkickcentra
inkomsten, voor 10% is dat de WAO-uitkering en voor 16% inkomsten die vallen in de restcategorie “anders”.
in het algemeen. De overige 27% (46 personen) zouden geen gebruik maken van de verslavingszorg als
2.5.2 Hulpverlening Meer dan de helft van de respondenten zegt veel hulpverleningsinstellingen van binnen te hebben gezien
zij hulp nodig zouden hebben. De meesten geven als reden hiervoor: denken geen hulp nodig te hebben van de verslavingszorg (44%), niet denken dat de verslavingszorg helpt (30%), slechte ervaringen met de verslavingszorg (23%), en tot slot de strenge regels (14%).
in het verleden (52%). Ook geeft meer dan de helft van de respondenten aan dat ze met veel hulpverleners in contact zijn geweest (58%). Tot slot geeft tweederde deel van de respondenten (69%) aan dat ze de
De persoonlijke indruk van de interviewers was dat 64% van alle respondenten zou moeten worden
weg binnen de hulpverlening goed weten te vinden.
doorverwezen naar de verslavingszorg.
Meer dan de helft van de respondenten (59%) heeft ooit een psychiater of andere hulpverlener in de verslavingszorg bezocht. Voor de algemene geestelijke gezondheidszorg geldt dat iets minder dan de helft
Het Drug Monitoring Systeem (DMS) is een door het IVO ontwikkeld onderzoekssysteem. In een DMS wordt continu
2
van de respondenten (43%) ooit een hulpverlener heeft bezocht. Dertig procent (88 personen) heeft ooit
informatie verzameld over drugs, druggebruik en daarmee samenhangende verschijnselen en problematiek. De onder-
in beide typen zorg een hulpverlener bezocht. Indien een respondent een hulpverlener bezocht (ongeacht
zoeksgroep bestaat uit (bijna) dagelijks gebruikers van heroïne, cocaïne en andere drugs. Het DMS combineert kwantita-
het type), dan was dit vaak vrijwillig: 38% bezocht een hulpverlener in de ambulante zorg en nog eens
tieve (survey) en kwalitatieve (veldwerk, interviews) onderzoeksmethoden. Het veldwerk wordt gedaan door community
42% is vrijwillig opgenomen geweest in een kliniek. Een minderheid van 19% is gedwongen opgenomen
fieldworkers: harddruggebruikers die rapporteren over gebeurtenissen en fenomenen in de scene. Periodiek wordt een
geweest in een kliniek.
survey gehouden onder een steekproef van ongeveer 200 druggebruikers. Verder worden er interviews gehouden met druggebruikers en met sleutelinformanten (onder andere hulpverleners en politie). In Rotterdam heeft een DMS gelopen
Geestelijke gezondheidszorg
van 1994 t/m 2003. De methodologie staat beschreven in o.a. Mheen, Van de et al. (accepted) en Barendregt et al.
Ten tijde van het interview was 16% van de respondenten onder behandeling of begeleiding van een hulpverlener in de geestelijke gezondheidszorg. Voor de overige 84% geldt dat als zij op dit moment
(2005). Van het aantal dak- en thuislozen in Rotterdam is alleen een jaarcijfer bekend uit 2001 (4.607 personen) en de omvang
3
hulp nodig zouden hebben, dat 76% van hen (189 personen) dan gebruik zou maken van de geestelijke
van de vaste kern in dat jaar (1.114 personen), geteld in de Dak- en thuislozenmonitor 2001-2002 (Jansen et al., 2002).
gezondheidszorg. Een kwart geeft aan niet te weten van welke ggz-voorziening zij gebruik zouden maken.
Gedurende een heel jaar worden veel cliënten geregistreerd die slechts enkele malen van de opvang gebruik maken.
Anderen noemen onder andere het Riagg, Bouman GGZ en de huisarts als opties. De overige 24% (61
Hierdoor is het jaarcijfer een aantal malen hoger dan het aantal dak- en thuislozen dat tot de vaste kern behoort. In het
personen) zou geen gebruik maken van de voorzieningen van de geestelijke gezondheidszorg als zij hulp
huidige onderzoek is uitgegaan van het aantal dak- en thuislozen dat tot de vaste kern behoort. Dit is een ongeveer een
nodig zouden hebben. De meest genoemde redenen hiervoor zijn: niet denken dat de geestelijke gezondheidszorg helpt (31%), denken geen hulp nodig te hebben van de geestelijke gezondheidszorg (35%) en
kwart van het totaal aantal dak- en thuislozen dat in een jaar tijd werd geteld. Er is nagegaan of er “residentiële daklozen” geïnterviewd zijn, omdat die uitgesloten waren van deelname aan het
4
slechte ervaringen met de geestelijke gezondheidszorg (21%).
onderzoek (o.a. personen die wonen in een sociaal pension). Volgens de interviewers zijn er waarschijnlijk enkele residentieel daklozen “doorgeglipt”, vooral bij De Hille zou dit gebeurd kunnen zijn. Het is plausibel dat het overgrote
Aan het einde van het interview moest de interviewer een persoonlijk oordeel vellen over de hulpbehoefte van de respondent.
deel niet-residentieel dakloos is. Hierbij is niet expliciet naar methadonverstrekking gevraagd.
5
De persoonlijke indruk van de interviewers was dat 27% van alle respondenten zou moeten worden doorverwezen naar de geestelijke gezondheidszorg. Verslavingszorg In de laatste 12 maanden heeft ruim de helft van de respondenten (55%) contact gehad met enige vorm van verslavingszorg (methadonprogramma, kliniek, ambulante behandeling, justitiële zorg of gebruiksruimte). Bij afname van het interview was 42% van de respondenten onder behandeling of begeleiding van een hulpverlener in de verslavingszorg5 – dit percentage is aanzienlijk hoger dan het percentage dat gebruik maakt van de geestelijke gezondheidszorg. Van de overige 58% die op dit moment geen hulp ontvangt van de verslavingzorg zou 73% (123 personen) er wel gebruik maken als zij dat op dit moment 18
19
resultaten Resultaten
20
Screeningsinstrument Verslaving en Psychiatrie Resultaten
Tabel 4: Somscore PriSnQuest (n=297)
Hoofdstuk 3 Resultaten
Somscore
abs.
%
0 punten
18
6
1 punt
77
26
2 punten
64
22
3 punten
73
25
4 punten
36
12
5 punten
22
7
6 punten
4
1
7 punten
3
1
3.1.2 Alcoholproblematiek
3.1 Resultaten: mogelijke onderdelen screener
Om alcoholproblematiek te meten zijn vier vragen gesteld: twee over de frequentie van veel drinken
3.1.1 Depressie/psychotische stoornissen
en twee over de ervaren controle over drinken. In tabel 5 is te zien dat 21% van de respondenten in de
Depressie/psychotische stoornissen zijn gemeten met acht items (zie tabel 3 en §2.2.1). Meer dan de helft
afgelopen 12 maanden dagelijks of bijna dagelijks 6 of meer glazen alcohol dronk (vrouwen 4 of meer glazen),
van de respondenten heeft geen plezier in de dagelijkse bezigheden (55%; tabel 3). Ruim de helft heeft de
en dat 18% dagelijks of bijna dagelijks 8 of meer glazen dronk (vrouwen 6 of meer). Aan de andere kant
laatste tijd wel eens het gevoel gehad dat het leven zinloos is (54%). De somscore van de acht items is bij
van het spectrum heeft 55% nooit 6 of meer glazen alcohol op een dag gedronken (vrouwen 4 of meer),
ruim de helft van de respondenten 0, 1 of 2 (tabel 4). Ruim 90% scoort maximaal 4 punten, en een kleine
en 62% dronk nooit 8 of meer glazen (vrouwen 6 of meer). Bijna een kwart (24%) van alle respondenten
10% scoort 5 of meer punten.
heeft wel eens ‘s ochtends alcohol gedronken om rustiger te worden of om minder last te hebben van trillende handen of misselijkheid (tabel 6). Als laatste heeft 21% van alle respondenten vaak moeite om
Tabel 3: Acht items van PriSnQuest (n=297, meerdere antwoorden mogelijk)
te stoppen met drinken als ze eenmaal begonnen zijn met drinken.
Item
abs.
%
Geen plezier in dagelijkse bezigheden
163
55
Gevoel dat het leven zinloos is
160
54
Langer doen over dingen
110
37
Gedachte liever dood en weg van alles
98
33
Bij psychiater of ggz-hulpverlener geweest
69
23
Gedacht dat anderen je iets ergs wilden aandoen
47
16
Stemmen gehoord terwijl er niemand was
43
15
Idee dat gedachten beïnvloed of bestuurd werden
33
11
Tabel 5: Frequentie van het drinken van 6 of 8 glazen (vrouwen 4 of 6 glazen) op een dag (n=295)
22
Frequentie
≥ 6 glazen (mannen) ≥ 4 glazen (vrouwen)
≥ 8 glazen (mannen) ≥ 6 glazen (vrouwen)
abs.
%
abs.
%
Nooit
162
55
182
62
Minder dan eens per maand
28
9
20
7
1–3 keer per maand
11
4
10
3
1–4 keer per week
32
11
29
10
Dagelijks of bijna dagelijks
62
21
54
18
23
Screeningsinstrument Verslaving en Psychiatrie Resultaten
3.2 Resultaten CIDI
Tabel 6: Ervaren controle over alcohol drinken (n=294) Controle
abs.
%
‘s Ochtends drinken om rustiger te worden
70
24
Vaak moeite met stoppen met drinken
62
21
In de tabellen 8, 9, 10 en 11 is een overzicht opgenomen met de voor het screeningsinstrument relevante CIDI-diagnoses: depressie, psychotische stoornissen, alcohol- en middelengebruik. Deze diagnoses zijn steeds gesteld voor 293 respondenten; voor hen konden alle diagnoses gesteld worden. Voor depressie is een aantal diagnoses samengenomen, namelijk de directe diagnoses voor depressie en
3.1.3 Middelengebruik
dysthymia. In totaal hebben 83 respondenten (28%) enige vorm van depressie, volgens de DSM-diagnoses
Er is gevraagd naar het gebruik van zes middelen: methadon, heroïne, cocaïne, medicijnen voor de roes,
(zie tabel 8). Voor psychotische stoornissen zijn de directe diagnoses voor schizofrenie en diagnoses
amfetaminen en cannabis. Voor elk middel zijn drie vragen gesteld: gebruik je dit middel (ja/nee), gebruik
die sterk samenhangen met schizofrenie (manie met psychotische symptomen, waanstoornis, schizo-
je dit middel dagelijks of bijna dagelijks (d.w.z. op 5 of meer dagen per week) (ja/nee), en heeft de dokter
affectieve stoornis) samengenomen. In totaal zijn 14 respondenten (5%) positief gediagnostiseerd
je dit middel in de afgelopen 12 maanden voorgeschreven?
voor een psychotische stoornis (zie tabel 9). Van de respondenten hebben er 93 (32%) een positieve DSM-diagnose voor alcoholproblematiek (zie tabel 10). Voor drugs geldt dat 89 respondenten (30%)
Ongeveer een derde deel van de respondenten gebruikt methadon, cannabis, cocaïne en/of heroïne
een positieve DSM-diagnose hebben voor problemen met opiaten, 15 (5%) met cocaïne, 47 (16%) met
(zie tabel 7). Opvallend is dat bijna alle gebruikers deze middelen dagelijks of bijna dagelijks gebruiken
medicijnen voor de roes, 20 (7%) met amfetaminen en 16 (5%) met cannabis (zie tabel 11).
(88–98%, tweede kolom). Methadon en medicijnen krijgt een groot deel op voorschrift van de dokter. Tabel 8: DSM-diagnoses depressie uit de CIDI (n=293) Tabel 7: Middelengebruik in de afgelopen 12 maanden (n=297) Middel
Gebruik (n=297)
(Bijna) dag. gebruik (% = n van gebruik)
Op voorschrift dokter (% = n van gebruik)
abs.
%
abs.
%
abs.
%
Methadon
103
35
101
98
95
92
Cannabis
98
33
94
96
2
2
Cocaïne
96
32
85
89
–
–
Heroïne
90
30
86
96
2
2
Medicijnen voor de roes
40
13
35
88
28
70
Amfetaminen
2
1
–
–
–
–
Depressie
Positieve Diagnose
DSM IV diagnose 296.21 Major Depression Single Mild
24
DSM IV diagnose 296.22 Major Depression Single Moderate
8
DSM IV diagnose 296.23 Major Depression Single Severe
34
DSM IV diagnose 296.31 Major Depression Recurrent Mild
5
DSM IV diagnose 296.32 Major Depression Recurrent Moderate
3
DSM IV diagnose 296.33 Major Depression Recurrent Severe
7
DSM IV diagnose 300.4 Dysthymia
4
Enige vorm van DSM-depressie (totaal)
83
Tabel 9: DSM-diagnoses psychotische stoornissen uit de CIDI (n=293)
24
Psychotische stoornissen
Positieve Diagnose
DSM IV diagnose 295 Schizophrenia
7
DSM IV diagnose 295.40 Schizophreniform
3
DSM IV diagnose 295.70 Schizoaffective
–
DSM IV diagnose 297.1 Delusional Disorder
1
DSM IV diagnose 298.8 Brief Psychotic Disorder
3
Enige vorm van DSM-psychotische stoornis (totaal)
14
25
Screeningsinstrument Verslaving en Psychiatrie Resultaten
3.3.1 Depressie
Tabel 10: DSM-diagnoses alcohol uit de CIDI (n=293)
Alcohol
Positieve Diagnose
DSM IV diagnose 303.90 Alcohol Dependency
79
DSM IV diagnose 305.00 Alcohol Abuse
14
DSM-diagnose alcohol (totaal)
93
Om een totaal aantal diagnoses van enige vorm van depressie te krijgen wordt een aantal DSM-diagnoses voor depressie samen genomen tot één ja/nee DSM IV-diagnose voor enige vorm van depressie (zie tabel 8). Er zijn volgens het DSM-systeem 83 respondenten (28%) met een diagnose op het gebied van depressie. Dit komt overeen met in ander onderzoek gevonden prevalenties (32% in Utrecht, Reinking en Kroon, 1998 en 29% in Den Haag, Wolf et al., 2002). De volgende stap is om deze gouden standaard-diagnose naast het equivalente, voorgestelde screener
Tabel 11: DSM-diagnoses middelengebruik uit de CIDI (n=293)
onderdeel te zetten, om zo te bepalen hoe goed dit screeneronderdeel de aanwezigheid van depressie kan voorspellen. In de vragenlijst met mogelijke onderdelen voor de screener is de PriSnQuest gebruikt (een
Middelengebruik
Positieve Diagnose
DSM IV diagnose 304.00 Opioid Dependency
86
DSM IV diagnose 305.50 Opioid Abuse
5
DSM-diagnose opiaten (totaal)
89
DSM IV diagnose 304.20 Cocaine Dependency
15
de CIDI, om op die manier te beoordelen of het screeningsinstrument beter presteert dan gewoon te
DSM IV diagnose 305.60 Cocaine Abuse
–
“gokken”. In de figuren is de exact diagonale lijn de gokkans. Als de curve boven deze diagonale lijn ligt,
DSM-diagnose cocaïne (totaal)
15
DSM IV diagnose 304.10 Sedative Dependency
47
DSM IV diagnose 305.40 Sedative Abuse
1
In tabel 12 wordt voor elk van de “cutoff” scores weergegeven hoe hoog de sensitiviteit is, dat betekent
DSM-diagnose medicijnen (totaal)
47
de frequentie waarmee een positieve screenuitkomst gevonden wordt als depressie ook daadwerkelijk
DSM IV diagnose 304.40 Amphetamines Dependency
20
aanwezig is volgens de gouden standaard. Ook laat de tabel zien hoe de specificiteit is, dat is de kans dat
DSM IV diagnose 305.70 Amphetamines Abuse
–
DSM-diagnose amfetaminen (totaal)
20
Er moet uiteindelijk gekozen worden voor een cutoff score op de PriSnQuest waarbij de balans van
DSM IV diagnose 304.30 Cannabis Dependency
16
sensitiviteit en specificiteit optimaal is. In de praktijk betekent een hogere sensitiviteit namelijk een lagere
DSM IV diagnose 305.20 Cannabis Abuse
–
specificiteit (en andersom). Bij deze screener zal de keuze eerder uitvallen voor een hogere sensitiviteit:
DSM-diagnose cannabis (totaal)
16
somscore van acht ja/nee vragen) om depressie en psychotische stoornissen te meten. Met behulp van een ROC-curve wordt nu gekeken hoe goed de PriSnQuest de aanwezigheid van depressie (DSM) kan voorspellen (figuur bij tabel 12). ROC staat voor “Receiver Operating Characteristic”. De ROC-
3.3 Relaties tussen diagnoses van screeningsinstrument en CIDI-diagnoses In hoeverre komen de resultaten van de vragen voor het screeningsinstrument overeen met de diagnoses van de gouden standaard, de CIDI? In deze paragraaf worden deze resultaten vergeleken met de CIDI-
curve zet in ons geval het screeningsinstrument af tegen de variabele “wel/geen diagnose” volgnes
dan is het screeningsinstrument een goede voorspeller. Vervolgens kijken we naar de sensitiviteit en specificiteit. De PriSnQuest heeft scores van 0 t/m 8.
een negatieve screenuitkomst gegeven wordt als depressie ook werkelijk afwezig is volgens de gouden standaard. Een ideaal screeningsinstrument heeft zowel een hoge sensitiviteit als een hoge specificiteit.
het is belangrijker om alle gevallen te vinden en door te verwijzen en “op de koop toe te nemen” dat er ook mensen die de diagnose niet hebben voor niets worden doorverwezen. Twee voorbeelden om sensitiviteit en specificiteit toe te lichten (met tabel 12). • Voorbeeld 1. Bij een cutoff score van 2 items op de PriSnQuest wordt 83% van de gediagnosticeerde depressieve respondenten ook als depressief gescoord met het korte screeningsinstrument. Van de respondenten zonder DSM-diagnose voor depressie wordt 38% door het screeningsinstrument ook als niet-depressief gescoord. • Voorbeeld 2. Bij een cutoff score van 5 items op de PriSnQuest wordt 17% van de gediagnosticeerde
diagnoses depressie (§3.3.1), psychotische stoornissen (§3.3.2), alcoholproblematiek (§3.3.3) en drugs
depressieve respondenten met het screeningsinstrument als depressief bevonden. Maar liefst 93% van
problematiek (§3.3.4). In de paragraaf over depressie wordt uitgelegd hoe de verschillende scores vergeleken
de respondenten zonder DSM diagnose voor depressie wordt correct als niet-depressief bestempeld.
worden en worden de gehanteerde begrippen verduidelijkt: ROC-curve met de daarbij behorende Area under the Curve, de significantie (p-waarde) van de ROC-curve, sensitiviteit en specificiteit. 26
27
Screeningsinstrument Verslaving en Psychiatrie Resultaten
Tabel 12: Depressie: diagnose van screeningsinstrument afgezet tegen DSM-diagnose Sensitiviteit
Specificiteit
≥0
100%
0%
≥1
95%
6%
≥2
83%
38%
59%
59%
≥4
34%
81%
≥5
17%
93%
≥6
5%
99%
≥7
1%
99%
the curve 0,671, een lichte verbetering t.o.v. de totaalscore. De sensitiviteit is 78% en de specificiteit 53%.
1,0
De sensitiviteit gaat dus iets achteruit (van 83% naar 78%), maar voor de specificiteit is dit een aanzienlijke verbetering (van 38% naar 53%).
0,8
3.3.2 Psychotische stoornissen 0,6
≥3
Voor de DSM diagnose depressie bleek bij een cutoff score ≥ 2 op de vier depressie items de area under ROC Curve
0,4
Sensitivity
PriSnQuest
Voor psychotische stoornissen worden een aantal DSM-diagnoses (schizofrenie en andere psychotische stoornissen; zie tabel 9) gebruikt als gouden standaard. Veertien respondenten (5%) worden positief gediagnostiseerd.
0,2
De gehele PriSnQuest voorspelt de DSM-diagnose significant beter dan kansniveau. Dat blijkt uit de ROC-curve die een Area under the curve heeft van 0,771, met een significantie van 0,001 (tabel 13).
1 - Specificity 0,0
≥8
0%
0,0
100%
0,2
0,4
0,6
0,8
1,0
Bij een cutoff score van ≥ 3 is de sensitiviteit met 86% goed en de specificiteit met 56% redelijk.
Diagonal segments are produced by ties.
Area = 0,629 (0,559–0,699); p = 0,001.
Tabel 13: Psychotische stoornissen: diagnose van screeningsinstrument afgezet tegen DSM-diagnose PriSnQuest
Sensitiviteit
Specificiteit
≥0
100%
0%
≥1
100%
6%
kansniveau. Voor de DSM-diagnose depressie (zie bovenstaande ROC-curve) is de Area under the curve groter
≥2
93%
33%
dan 0,5, namelijk 0,629. De PriSnQuest geeft een significante voorspelling (p = 0,001) van DSM-depressie.
≥3
86%
56%
≥4
57%
80%
≥5
36%
91%
≥6
21%
99%
≥7
7%
≥8
0%
Als voorbeeld wordt hierboven een ROC curve weergegeven. Onder de ROC-curve staat de interpretatie van de curve. De Area under the curve geeft aan hoe goed er voorspeld wordt: 1,00 is een perfecte test, 0,5 is kansniveau (gokkans = diagonale lijn), en lager dan 0,5 betekent dat de test het slechter doet dan het
In het vervolg van dit resultatenhoofdstuk zal alleen de interpretatie van de ROC-curves worden vermeld, dus de “Area under the curve” cijfers. De curves zelf worden niet weergegeven. Samenvattend depressie De PriSnQuest (somscore van acht items) is een goede voorspeller voor de aanwezigheid van enige vorm van depressie. Voor de DSM-diagnose scoort de PriSnQuest significant hoger dan kansniveau
100%
Area = 0,771 (0,648–0,894); p = 0,001.
(p < 0,05). De sensitiviteit van de PriSnQuest als screeningsinstrument voor depressie is goed: 83% bij cutoff score ≥ 2 voor de samengevoegde DSM-diagnose. De specificiteit is minder goed: slechts 38% van
Vijf procent van de respondenten heeft dus een positieve diagnose voor een (actuele) psychotische
de respondenten zonder DSM-diagnose voor depressie wordt door het screeningsinstrument ook als niet-
stoornis. Dit is vergelijkbaar met onderzoek dat eerder in Den Haag onder dak- en thuislozen is uitgevoerd
depressief gescoord bij een cutoff score ≥ 2.
(Wolf et al., 2002). Het is echter lager dan in een aantal andere onderzoeken wordt gevonden. In Utrecht bijvoorbeeld zijn percentages van 15 gevonden onder dezelfde doelgroep (Reinking en Kroon, 1998).
Extra analyse De PriSnQuest is, zoals hiervoor uiteengezet (pargraaf 2.2.1), een bestaand instrument van 8 items om
Het is waarschijnlijk dat het aantal diagnoses van psychotische stoornissen in ons onderzoek wordt onder-
depressie en pychotische stoornissen vast te stellen. Analyses naar de validiteit (ROC curve, en sensiti-
schat omdat een deel van de respondenten medicijnen gebruikt die psychotische stoornissen onderdrukken:
viteit en specificiteit) zijn dan ook gedaan voor het totale instrument. Wij hebben extra analyses gedaan
de CIDI houdt hier geen rekening mee7. In de HoNOS wordt wel naar medicatie gevraagd: van 130 respon-
waarin het instrument gesplitst is in een deel dat gebruikt wordt om depressie na te vragen en een deel
denten is informatie over het medicijngebruik beschikbaar. Van deze groep van 130 respondenten zijn er 18
dat gebruik wordt om psychotische stoornissen na te vragen. Vraag 15 t/m 18 uit de screener (zij bijlage 1)
die medicatie tegen stemmen/psychoses gebruiken. Slechts twee van hen hebben ook een DSM-diagnose voor
hebben betrekking op depressie en vraag 19 t/m 21 op psychotische stoornissen. Vraag 14 heeft op geen
een psychotische stoornis. Van deze 18 blijven er dus 16 over zonder diagnose. Als deze 16 bij de 14 DSM-
van beide betrekking en is in deze analyse weggelaten .
diagnoses opgeteld worden, dan komt het totaal aantal diagnoses op 30, dat is 10% van de totale groep.
6
28
29
Screeningsinstrument Verslaving en Psychiatrie Resultaten
Als de somscore van de PriSnQuest van deze 30 respondenten wordt vergeleken met de DSM-diagnose,
hoge specificiteit van 78%. Bij een cutoff score van ≥ 3 is de sensitiviteit nog steeds hoog met 86% en
dan blijkt dat deze een goede voorspeller is. De Area under the curve wordt iets hoger (van 0,771 naar
is de specificiteit 89%. Om te screenen op alcoholproblematiek lijkt de keuze voor vraag 23a (6 of meer
0,785), en de voorspelling blijft significant. De sensitiviteit en specificiteit zijn vergelijkbaar met de eerdere
glazen voor mannen en 4 of meer voor vrouwen) en een cutoff score van 2 of 3 het beste.
voorspelling (zonder de 16 “extra” respondenten): bij een cutoff score van ≥ 3 is de sensitiviteit met 86% goed en de specificiteit met 56% redelijk.
Tabel 14: Alcohol: resultaten van voorgestelde screeningsvragen afgezet tegen DSM-diagnose 23a: hoe vaak 6 of meer glazen op één dag (vrouwen 4 of meer)
Area = 0,914 (0,872–0,955); p = 0,000.
Concluderend: de PriSnQuest is een goede voorspeller voor psychotische stoornissen. Als het screenings-
23b: hoe vaak 8 of meer glazen op één dag (vrouwen 6 of meer)
Area = 0,901 (0,856–0,947); p = 0,000.
instrument echter alle respondenten die ooit psychotische klachten hadden wil opsporen, dus ook degenen
24a: ‘s ochtends alcohol drinken om rustiger te worden
Area = 0,794 (0,731–0,858); p = 0,000.
die op dit moment medicatie tegen psychotische stoornissen gebruiken, dan is het nodig om een extra
24b: vaak moeite met stoppen als eenmaal begonnen met drinken
Area = 0,712 (0,642–0,781); p = 0,000.
vraag te stellen. Dat kan een vraag naar gebruik van medicatie tegen psychotische stoornissen zijn. Echter: voor het doel van het screeningsinstrument is het niet nodig om degenen die medicatie voor psychotische
Tabel 14a: Alcohol: voorgestelde screeningsvragen (veel drinken) afgezet tegen DSM-diagnose
stoornissen gebruiken te diagnosticeren, want ze krijgen al medicatie en zijn dus al doorverwezen. Cutoff score
Extra analyse
≥ 6 glazen (mannen) ≥ 4 glazen (vrouwen)
≥ 8 glazen (mannen) ≥ 6 glazen (vrouwen)
Sensitiviteit
Specificiteit
Sensitiviteit
Specificiteit
≥0
100%
0%
100%
0%
≥1
100%
1%
100%
1%
score ≥ 1 op deze drie items de area under the curve 0,810, een verbetering ten opzichte van de totaalscore.
≥2
90%
78%
86%
85%
De sensitiviteit is 79% en de specificiteit 71%. De sensitiviteit gaat evenals bij depressie iets achteruit
≥3
86%
89%
83%
93%
≥4
82%
92%
75%
95%
≥5
61%
98%
55%
99%
In de extra analyses, waarin het instrument gesplitst is in een deel dat gebruikt wordt om depressie na te vragen en een deel dat gebruikt wordt om psychotische stoornissen na te vragen, is voor psychotische stoornissen specifiek gekeken naar vraag 19 t/m 21. Voor psychotische stoornissen bleek bij een cutoff
(van 86% naar 79%), en voor de specificiteit is de verbetering aanzienlijk (van 56% naar 71%).
3.3.3 Alcoholproblematiek De CIDI bevat een tweetal diagnoses op het gebied van alcohol (afhankelijkheid met 79 diagnoses en misbruik met 14 diagnoses in onze dataset). Deze zijn samengevoegd in één DSM-diagnose voor alcoholproblematiek: 93 respondenten (32%) hebben een positieve DSM-totaaldiagnose. In de vragenlijst met mogelijke onderdelen voor de screener zijn vier losse vragen naar alcoholgebruik opgenomen (twee naar de frequentie van veel drinken en twee naar de controle over het drinken). Om te kijken hoe goed de individuele vragen in het screeningsinstrument problemen met alcohol voorspellen
Tabel 14b: Alcohol: voorgestelde screeningsvragen (controle over drinken) afgezet tegen DSM-diagnose Controle over drinken
Sensitiviteit
Specificiteit
‘s Ochtends drinken om rustig te worden (vraag 24a)
63%
95%
Vaak moeite met stoppen met drinken (vraag 24b)
49%
93%
wordt voor de DSM-totaaldiagnose gekeken hoe goed de vier individuele alcoholvragen deze voorspellen. Voor de DSM-totaaldiagnose voor alcoholproblematiek voorspellen alle vragen significant hoger dan
3.3.4 Drugsproblematiek
kansniveau (alle Area’s under the curve zijn hoger dan 0,5 en alle p’s zijn 0,000; zie tabel 14). Alle vragen
Over zes middelen is gevraagd of het betreffende middel wel of niet wordt gebruikt door de respondent,
zijn dus goede voorspellers, echter, de vragen naar veel drinken naderen – met een Area under de curve
en of hij het middel (bijna) dagelijks gebruikt. De vraag naar (bijna) dagelijks gebruik wordt voor elk van
van > 0,9 – de perfecte test. Hierbij voorspelt de frequentie van het gebruik van 6 of meer glazen op een
de middelen afgezet tegen de DSM-diagnoses (zie tabel 17).
dag voor mannen de DSM-diagnose net iets beter dan de frequentie van 8 of meer glazen op een dag. De sensitiviteit van de vragen naar controle over drinken is laag; zie tabel 14b. We laten ze daarom hier
Methadon en heroïne
verder buiten beschouwing. De sensitiviteit en specificiteit van de vragen naar frequentie van veel drinken
De DSM-diagnose voor opiaatafhankelijkheid is 89 keer gesteld. In tabel 17 worden de resultaten voor frequent
(vraag 23a en 23b) voor DSM-alcoholproblematiek zijn wel interessant om nader te bekijken (tabel 14a).
methadon- en heroïnegebruik uit de voorgestelde screeningsvraag afgezet tegen deze gecombineerde
Dan blijkt dat de vraag naar de frequentie van 6 of meer glazen op een dag voor mannen en 4 of meer
DSM-diagnose. Voor beide diagnoses hebben de voorgestelde screeningsvragen (zowel methadon als
voor vrouwen iets beter voorspelt dan de vraag naar 8 of meer glazen op een dag voor mannen en 6 of
heroïne) een voorspellende waarde boven kansniveau. De sensitiviteit van de methadon-voorspelling is
meer voor vrouwen. Bij een cutoff score van ≥ 2 heeft deze vraag een hoge sensitiviteit van 90% en een
beter dan die van de heroïne-voorspelling (resp. 91% en 79%, met een specificiteit van resp. 53% en 69%).
30
31
Screeningsinstrument Verslaving en Psychiatrie Resultaten
3.4 CIDI-diagnoses en reeds in zorg
Cocaïne De DSM-diagnose voor cocaïneafhankelijkheid is 15 keer gesteld, en de diagnose vanuit de voorgestelde screeningsvraag wordt afgezet tegen deze DSM-diagnose (ook tabel 17). De voorspelling is boven kansniveau
Hoeveel van de respondenten die een positieve CIDI-diagnose hebben – op depressie, psychotische stoor-
(Area > 0,5), maar is niet significant met een p van 0,131. Waarschijnlijk hangt het gebrek aan significantie
nissen, alcoholproblematiek en drugsproblematiek – zijn reeds in zorg bij de geestelijke gezondheidszorg
samen met het kleine aantal cocaïne-diagnoses. Daarom geven de sensitiviteit (78%) en de specificiteit
en/of de verslavingszorg? Dat is de vraag die in deze paragraaf wordt beantwoord.
(52%) wel een indicatie. Van de respondenten is 16% (46 personen) op dit moment onder behandeling of begeleiding van een Medicijnen voor de roes
hulpverlener in de geestelijke gezondheidszorg, en 42% (126 personen) in de verslavingszorg8. Er is een overlap:
De DSM-diagnose voor afhankelijkheid van medicijnen is 47 keer gesteld. In tabel 17 wordt de vraag naar
22 respondenten krijgen op dit moment hulp van beide typen zorg (zie tabel 18). Dat betekent dat bijna de
(bijna) dagelijks gebruik van “medicijnen voor de roes” afgezet tegen deze DSM-diagnose. Voor deze diagnose
helft van degenen die hulp ontvangen van de ggz ook hulp ontvangen van de verslavingszorg. Uit tabel 18
heeft de voorgestelde screeningsvraag geen voorspellende waarde boven kansniveau. De sensitiviteit en
blijkt verder dat de helft van de respondenten op dit moment niet in zorg is bij de ggz en verslavingszorg.
specificiteit zijn daarom niet weergegeven. Tabel 18: Hulp van ggz en verslavingszorg op dit moment (n=297)
Amfetaminen (speed)
Hulp
abs.
%
De DSM-diagnose voor afhankelijkheid van amfetaminen is 20 keer gesteld. De voorgestelde screenings-
Geen hulp van ggz en vz
147
50
Alleen ggz
24
8
Alleen vz
104
35
Beide
22
7
Totaal
297
100
vraag voorspelt deze DSM-diagnose ongeveer op kansniveau en is niet significant (p = 0,564); zie tabel 17. De sensitiviteit en specificiteit zijn daarom niet weergegeven. Cannabis De DSM-diagnose voor cannabisafhankelijkheid is 16 keer gesteld. In tabel 17 wordt de voorgestelde screeningsvraag afgezet tegen deze DSM-diagnose. Voor deze diagnoses heeft de screeningsvraag geen voorspellende waarde boven kansniveau. Bovendien is hij niet significant. De sensitiviteit en specificiteit
In tabel 19 zijn de respondenten die een positieve DSM-diagnose hebben verdeeld over de vier categorieën
zijn daarom niet weergegeven.
van zorggebruik. Van de respondenten met een diagnose op het gebied van depressie en/of psychotische stoornissen is ongeveer de helft in zorg (52-50%). Een derde deel van de respondenten met depressie
Tabel 17: Drugs: resultaat van screeningsinstrument afgezet tegen DSM-diagnose
krijgt alleen hulp van de verslavingszorg (34%). Let op dat het aantal respondenten met een diagnose voor een psychotische stoornis laag is. Van de respondenten met een diagnose op het gebied van alcohol-
Screeningsinstrument: (bijna) dagelijks gebruik
Area under the curve
p
Sensitiviteit
Specificiteit
problematiek is bijna de helft niet in zorg (48%). Van degenen met een drugsverslaving is ongeveer de
Methadon
0,721 (0,640–0,801)
0,000
91%
53%
helft tot 85% in zorg. Het merendeel krijgt (ook) hulp van de verslavingszorg.
Heroïne
0,742 (0,663–0,821)
0,000
79%
69%
Cocaïne
0,650 (0,479–0,821)
0,131
78%
52%
Medicijnen voor de roes
0,429 (0,284–0,573)
0,356
–
–
Amfetaminen (speed)
0,563 (0,334–0,791)
0,564
–
–
Cannabis
0,403 (0,185–0,620)
0,385
–
–
Tabel 19: CIDI-diagnoses en wel/niet in zorg* Positieve diagnose
n
geen zorg
alleen ggz
alleen vz
beide
DSM-depressie
83
48%
12%
34%
6%
DSM-schizofrenie
14
50%
29%
7%
14%
DSM-alcohol
93
48%
11%
30%
11%
DSM-opiaten
89
27%
2%
61%
10%
DSM-cocaïne
15
40%
20%
27%
13%
Voor methadon, heroïne en cocaïne voorspellen de voorgestelde screeningsvragen beter dan kansniveau.
DSM-medicijnen roes
47
53%
19%
21%
6%
Voor de opiaten is deze voorspelling ook significant.
DSM-amfetaminen
20
15%
10%
55%
20%
DSM-cannabis
16
38%
–
56%
6%
Samenvattend drugsproblematiek
* De rijen tellen op tot 100% (=n positieve diagnose). Door afronding tellen sommige percentages op tot meer dan 100. 32
33
Screeningsinstrument Verslaving en Psychiatrie Resultaten
3.5.2 ASP
3.5 Prevalenties SAPAS, ASP en HoNOS
De ASP meet anti-sociaal gedrag. De ASP bestaat uit zeven items over gedrag voor het 15e levensjaar en De SAPAS, ASP en HoNOS zijn in de vragenlijst opgenomen om inzicht te krijgen in de prevalentie van
zes items over gedrag als volwassene. Op de individuele jeugditems scoort steeds tussen de 2 en 22% van
persoonlijkheidsstoornissen en psychosociale problematiek binnen de doelgroep van het onderzoek.
de respondenten positief (zie tabel 21a). Op de totale ASP (jeugd en volwassen) scoort iemand positief als hij zowel in het jeugd- als in het volwassenendeel één item positief scoort én een totale score van drie
3.5.1 SAPAS
of hoger heeft. Tweehonderd respondenten scoorden negatief op de ASP (tabel 21b). De resterende 97
De Standardized Assessment of Personality – Abbreviated Scale (SAPAS) is een schaal waarop een hoge
respondenten (33% van het totaal) scoort positief op de ASP (tabel 21b).
score in verband wordt gebracht met persoonlijkheidsstoornissen. Op de acht individuele vragen antwoordt steeds tussen de 16 en 57% positief (zie tabel 20a). Voor de somscores geldt dat bij drie positieve antwoorden nader onderzoek naar persoonlijkheidsstoornissen wordt aangeraden. Voor de respondenten
Tabel 21a: Positieve scores op de ASP (n=297 jeugd en n=115 volwassen) ASP
abs.
%
– Heb je voor je 15e meer dan eens in een gevecht een wapen gebruikt of iemand met een wapen bedreigd
62
21
– Heb je voor je 15e ooit iemand gedwongen tot seksueel contact met jou?
5
2
– Heb je voor je 15e ooit met opzet een dier verwond of gedood? (laat buiten beschouwing: jagen, vissen,
22
7
– Ben je voor je 15e ooit in lichamelijke opzicht wreed geweest tegenover andere mensen?
29
10
– Natuurlijk vertelt niet iedereen altijd de waarheid, maar loog je veel toen je nog een kind of een tiener was?
66
22
betekent dit dat bij 63% (188 personen) een vermoeden van persoonlijkheidsstoornis bestaat (zie tabel 20b). (zoals een stuk hout, een mes, of een pistool)?
Tabel 20a: Positieve scores op de SAPAS (n=296) SAPAS
abs.
%
– Heb je in het algemeen moeite met het maken en behouden van vrienden?
89
30
– Zou je jezelf als een typische eenling beschrijven?
145
49
– Heb je in het algemeen vertrouwen in andere mensen?*
155
52
– Heb je gewoonlijk moeite je zelfbeheersing te bewaren?
72
24
– Ben je impulsief van aard?
127
43
– Als je loog, was dat dan om te ontkomen aan lichamelijke straf of seksueel misbruik?
36
12
– Maak je je gewoonlijk snel zorgen?
168
57
– Heb je voor je 15e ooit dingen gestolen in een situatie waarin je direct contact had met het slachtoffer (zoals
18
6
– Heb je in het algemeen de neiging sterk op anderen te leunen?
48
16
– Ben je in het algemeen een perfectionist?
151
51
– Heb je sinds je 15e meerdere keren je partner geslagen of dingen naar zijn/haar hoofd gegooid?
29
25
– Heb je sinds je 15e een kind zodanig voor zijn broek gegeven of geslagen dat het kneuzingen had, in bed moest
1
1
88
77
– Ben je ooit veroordeeld wegens een ernstig misdrijf?
65
57
– Vind je dat je vaak gelogen hebt sinds je volwassen bent?
50
43
– Heb je naar aanleiding van de genoemde gebeurtenissen (herhaal de dingen die de respondent heeft genoemd
63
55
verdelgen van ratten, muizen of insecten)
bij tasjesroof, iemand van achteren neerslaan, afpersing, gewapende overval)? Volwassen (n=115, omdat deze vragen alleen gesteld worden bij één of meer positieve antwoorden in het jeugddeel – 182 respondenten scoorden 0 in jeugddeel)
* Bij deze vraag is “nee” als positief gescoord.
Tabel 20b: Somscores9 SAPAS (n=296)
blijven of naar een dokter moest? Somscore SAPAS
abs.
%
0
4
1
1
37
13
2
67
23
3
63
21
4
59
20
5
45
15
6
14
5
7
6
2
8
1
-
– Ben je sinds je 15e meer dan eens in een gevecht verwikkeld geraakt waarin het tot het uitdelen van rake
34
klappen kwam? (afgezien van partner en kinderen)
in vraag 27 t/m 37) meer dan eens langdurig getobd of gepiekerd omdat je je naar, verdrietig of schuldig voelde over de gevolgen van het gebeurde voor de ander(en)?
35
Screeningsinstrument Verslaving en Psychiatrie Resultaten
Tabel 21b: Somscores10 ASP (n=297) Somscore SAPAS
abs.
Tabel 22: Scores op de HoNOS (n=297; in tabel: absolute aantallen respondenten) Scores *
% HoNOS
Gem.
0
1
2
3
4
Miss.
1. Hyperactief en agressief gedrag
0,5
205
49
26
13
4
-
2. Zelfverwonding
0,2
251
26
3
1
5
11
3. Alcohol, drugs of medicatie
2,5
42
30
48
91
86
-
4. Cognitieve problemen
0,7
165
70
41
18
1
2
5. Lichamelijke problemen
0,6
178
57
44
7
3
8
6. Hallucinaties en waanvoorstellingen
0,4
234
17
23
19
2
2
7. Depressieve stemming
0,8
159
73
44
13
7
1
3.5.3 HoNOS
8. Psychiatrie/gedrag overig
0,7
178
25
52
21
2
19
De Health of the Nation Outcome Scales (HoNOS) telt vijftien items over psychosociale problematiek.
Sociale problemen 9. Sociale contacten
2,6
14
31
70
128
53
1
10. ADL-activiteiten
2,3
11
24
141
113
6
2
11. Woonomstandigheden
3,7
-
3
34
10
243
3
geen of onvoldoende informatie voorhanden is. Voor een precieze interpretatie van de scores, zie Mulder
12. Gebruik vaardigheden beroep/vrije tijd
2,7
4
33
168
86
6
-
et al. (2004).
Gemiddelde totaalscore (items 1–12)
– Maniforme ontremming
0,0
291
5
1
-
-
-
– Motivatie voor behandeling
0,8
200
28
22
24
21
2
– Compliance met medicatie
0,5
225
18
7
10
19
18
0-1-2
200
-
3
17
18
4
22
23
5
26
27
6
13
13
7
7
7
8
8
8
9
3
3
10
1
1
Gedragsproblemen
Beperkingen
Symptomatologie
Elk item behelst een gebied waarop respondenten problemen kunnen ervaren (meetperiode is de afgelopen twee weken). De scores lopen van 0 t/m 4. Hierbij staat 0 voor geen probleem, 1 voor ondergeschikt probleem waarvoor geen actie is vereist, 2 voor licht maar duidelijk aanwezig probleem, 3 voor matig ernstig probleem en 4 voor (zeer) ernstig probleem. De waarde “missing” wordt gegeven als er
Aanvullende items:
In tabel 22 is te zien dat de respondenten hoog scoren op middelengebruik: gemiddeld 2,5 op het item “Alcohol, drugs of medicatie”. Ook wordt hoog gescoord op de items die vallen onder sociale problemen. Met name de (te verwachten) problemen op het gebied van woonomstandigheden scoren hoog (gemiddeld 3,7). De totale gemiddelde score voor alle items ligt op 17,5. Het lijkt erop dat de respondenten in eerste instantie meer sociale dan psychiatrische hulp nodig hebben.
* 0 = geen probleem, 1 = ondergeschikt probleem (geen actie vereist), 2 = licht probleem, 3 = matig probleem en 4 = (zeer) ernstig probleem. Miss. = missing, geen informatie voorhanden. Gem. = gemiddelde score.
Ook in de somscore van de PriSnQuest van 8 items is bij wijze van proef gekeken wat het weglaten van het eerste item
6
voor invloed had op de validiteit. Omdat die niet noemenswaardig veranderde is besloten om t.b.v. de vergelijkbaarheid met de literatuur het gehele instrument te gebruiken in de berekening. 7
Wij gebruikten de CIDI versie die diagnoses stelt over problemen in de afgelopen 12 maanden. De CIDI die de referentieperiode “ooit” heeft, diagnosticeert ook alle respondenten die ooit psychotische klachten hebben gehad . In totaal gebruiken 103 respondenten methadon, en 90 van hen (87%) geven aan op dit moment hulp te krijgen van de
8
verslavingszorg. Een somscore van 1 op de SAPAS betekent dat er op één van de 8 items het antwoord “ja” werd gegeven door de
9
respondent. Een somscore van 2 correspondeert dan met twee keer “ja”. Berekend indien er in beide gedeeltes 1 item positief werd gescoord en de totale score 3 of hoger is.
10
36
37
conclusie Conclusie en discussie
38
Screeningsinstrument Verslaving en Psychiatrie Conclusie en discussie
diagnostiek en hulp te bieden. In tabel 23 staat voor elke diagnose schematisch beschreven hoe gevoelig het voorgestelde screeningsinstrument is. Depressie Er is op depressie gescreend met behulp van de PriSnQuest. De PriSnQuest is een bestaand meet instrument dat screent op depressie en psychotische stoornissen. De PriSnQuest is een goede voorspeller
Hoofdstuk 4
voor de DSM-diagnose depressie. In extra analyses is gekeken naar de gevoeligheid van de PriSnQuest als alleen naar de depressie-items wordt gekeken. Ook dan is de PriSnQuest een goede voorspeller. Bij praktische implementatie moet wel rekening gehouden worden met een minder sterke specificiteit van het instrument. Dit heeft tot gevolg dat een aantal cliënten een onterechte positieve uitslag op dit onderdeel van de screener zal hebben.
Conclusie en discussie
Psychotische stoornissen Ook op psychotische stoornissen is gescreend met de PriSnQuest, en ook voor deze diagnose is het een
4.1 Kwaliteit screeningsinstrument
goede voorspeller. Ook bij de screening van psychotische stoornissen moet rekening gehouden worden met een iets minder sterke specificiteit van het instrument. Wanneer hier gebruik wordt gemaakt van alleen de items van de PriSnQuest die betrekking hebben op psychotische stoornissen verbetert de specificiteit.
De doelstelling van het onderzoek is het ontwikkelen van een eenvoudig en gevoelig screeningsinstrument “Verslaving en Psychiatrie” voor medewerkers in de dak- en thuislozenopvang om psychiatrische en
Alcoholproblematiek
verslavingsproblematiek te herkennen onder hun doelgroep.
De vier voorgestelde vragen om op alcohol te screenen (twee naar frequentie van veel drinken en twee naar de controle over het drinken) voorspellen alle vier de DSM-diagnose voor alcoholproblematiek. De
De onderzoeksvraag luidde als volgt:
vraag naar de frequentie van 6 of meer glazen op een dag voor mannen (en 4 of meer op een dag voor vrouwen) voorspelt de diagnose het best.
In hoeverre komen de diagnoses voor depressie, psychotische stoornissen, alcoholproblematiek en drugsproblematiek verkregen uit het nieuwe korte screeningsinstrument overeen met de DSM-diagnoses uit de
Drugsproblematiek
CIDI? Oftewel: is het screeningsinstrument bruikbaar als eenvoudig en gevoelig instrument om psychiatrische
In het voorgestelde screeningsinstrument is gevraagd naar het wel of niet (bijna) dagelijks gebruiken
en verslavingsproblemen bij de cliënten van de maatschappelijke opvang te meten?
van zes verschillende drugs. De DSM-diagnose opiaatafhankelijkheid wordt goed voorspeld door de vragen naar het (bijna) dagelijks gebruik van methadon en van heroïne. Beide vragen voorspellen
In de volgende paragrafen worden deze vragen beantwoord.
4.1.1 Gevoeligheid screeningsinstrument Met de gevoeligheid van het screeningsinstrument wordt bedoeld of het instrument meet wat het zou
goed, de vraag naar methadongebruik voorspelt iets beter. Voor cocaïne zou de voorgestelde vraag (met enige voorzichtigheid) een voorspeller kunnen zijn – het aantal aanwezige diagnoses is laag waardoor de betrouwbaarheid van de voorspeller minder groot is. Voor de drie overige middelen is de screener geen goede voorspeller van de DSM-diagnoses, te weten medicijnen voor de roes, amfetaminen en cannabis.
moeten meten. Of anders gezegd, betekent een positieve score op het screeningsinstrument ook echt een diagnose volgens de DSM? Sensitiviteit en specificiteit zijn hierbij belangrijke begrippen. Het screenings
Concluderend
instrument heeft een hoge sensititiviteit als het een probleem signaleert dat ook door de DSM wordt
Bij ongeveer 300 bezoekers is een vragenlijst afgenomen met mogelijke onderdelen voor het screenings-
vastgesteld (hoge overeenkomst in positieve diagnoses). Het screeningsinstrument heeft een hoge
instrument. Er is onderzocht hoe goed elk van de voorgestelde screeneronderdelen kan voorspellen welke
specificiteit als het net als de DSM een negatieve score geeft (hoge overeenkomst in negatieve diagnoses).
psychiatrische diagnose(s) een cliënt heeft.
In de praktijk geldt: hoe hoger de sensitiviteit, hoe lager de specificiteit. Voor ons screeningsinstrument
De voorgestelde screeningsvragen zijn voor de herkenning van psychiatrische problematiek – depressie
zullen we een hogere sensitiviteit zwaarder laten wegen dan een hogere specificiteit, omdat we het
en psychotische stoornissen – goed bruikbaar. De voorgestelde vragen zijn ook voor herkenning van
belangrijker vinden om ieder probleem te signaleren dan om ten onrechte iemand door te verwijzen naar
verslavingsproblematiek goed bruikbaar. Als het gaat om alcoholproblematiek is er één vraag die iets beter
de zorg voor het stellen van een diagnose. Het doel is immers om deze problematische doelgroep betere
voorspelt dan de andere drie vragen. Ook zijn de voorgestelde vragen gericht op opiaten goed bruikbaar.
40
41
Screeningsinstrument Verslaving en Psychiatrie Conclusie en discussie
Voor problemen met cocaïne is de voorgestelde vraag waarschijnlijk bruikbaar, maar hiervoor is verder
hadden verder geen op- en aanmerkingen over de andere onderdelen van het screeningsinstrument.
praktijkonderzoek nodig. Alcohol, opiaten en cocaïne worden door vele bezoekers van de maatschappelijke
Om een eenduidige afname van het screeningsinstrument te bevorderen is een handleiding geschreven
opvang gebruikt (Lempens et al., 2003). De vragen naar de overige middelen zoals medicijnen voor de
met instructie over de vragen in de screener en een bespreking van mogelijke valkuilen bij afname. Deze
roes, amfetaminen en cannabis waren geen goede voorspelers van de feitelijke overeenkomstige diagnose.
handleiding is als bijlage 4 opgenomen in dit rapport. In combinatie met deze handleiding is de ontwikkelde
Mogelijke verklaring hiervoor is dat de strenge criteria voor diagnose bij incidenteel gebruik van deze
screener een eenvoudig en toegankelijk instrument geworden.
middelen niet snel gehaald worden. De vragen die goed voorspellen worden gebundeld worden tot één nieuw, kort screeningsintrument
4.2 Vergelijking met ander onderzoek
(zie bijlage 3 voor het instrument). Deze screener richt zich op depressie, psychotische stoornissen, en problematisch gebruik van alcohol, heroïne, methadon, en cocaïne. Cocaïne wordt in het screenings
Vergelijking met andere steden
instrument meegenomen, aangezien het middel relevant is voor deze doelgroep en omdat de gevonden
Is nu de groep van bijna 300 respondenten uit de Rotterdamse maatschappelijke opvang vergelijkbaar met
voorspellende waarde voor cocaïne verder onderzoek verdient.
groepen dak- en thuislozen uit onderzoek in andere steden? In Den Haag en Utrecht is de afgelopen jaren onderzoek gedaan naar dak- en thuislozen (resp. Wolf et al., 2002 en Reinking en Kroon, 1998). In tabel 24
Voor het uiteindelijke screeningsinstrument wordt gekozen voor een afkappunt van 2 op de depressie-items
worden de groepen met elkaar vergeleken.
van de PriSnQuest en een afkappunt van 1 op de items voor psychotische stoornissen. Voor de alcoholvraag wordt gekozen voor een afkappunt van 3. De oorspronkelijke eerste vraag van de PriSnQuest (zie Bijlage 1,
In het Rotterdamse onderzoek is 93% man; dat lijkt veel, hoewel in Utrecht eerder ook een percentage
vraag 14) wordt niet opgenomen in de scores maar is bij toepassing van de screener relevant is om te
van ruim 90% mannen gevonden is. Voor Rotterdam kan de verklaring er in liggen dat (ex-)prostituees
achterhalen of een respondent al in de zorg bekend is.
in speciale 24-uurs-voorzieningen opgevangen worden; niet in de dag- en nachtopvang. Er verblijven dus waarschijnlijk minder vrouwen in de maatschappelijke opvang dan elders in het land.
Tabel 23: Gevoeligheid van het korte screeningsinstrument in vergelijking met de CIDI-diagnoses Aantal DSMdiagnoses
Cutoff score
Problematiek
Depressie
83
2 3
83% 59%
Psychotische stoornissen
14
2 3
Alcohol
93
Heroïne
89
Methadon Cocaïne
15
Sensitiviteit
Specificiteit
Ook lijkt de gemiddelde leeftijd in het Rotterdamse onderzoek wat hoog. Echter, een bekend verschijnsel
Cutoff score PriSnQuest selectie items*
Sensitiviteit
Specificiteit
38% 59%
2
78%
53%
93% 86%
33% 56%
1
79%
71%
2 3
90% 86%
78% 89%
-
79%
69%
-
91%
53%
-
78%
52%
is de verstopping van de maatschappelijke opvang in de Nederlandse steden. De verstopping wordt veroorzaakt door een groot aantal mensen die de opvang als een min of meer permanente verblijfsvoorziening gebruiken. (Overigens is de verstopping van de Rotterdamse opvang de belangrijkste reden voor de totstandkoming van Centraal Onthaal, het centrale loket waar ook het screeningsinstrument afgenomen gaat worden.) Een – groot – deel van de mensen die een aantal jaren geleden in de opvang te vinden waren,
* Hier is de cutoff score bepaald bij gebruik van alleen de items voor respectievelijk depressie (vraag 15 t/m 18 bijlage 1) en voor psychotische stoornissen (vraag 19 t/m 21)
4.1.2 Eenvoud screeningsinstrument
zijn er nu nog steeds te vinden. Het onderzoek in Den Haag en Utrecht is ongeveer 5 à 6 jaar geleden uitgevoerd en daar lag de gemiddelde leeftijd op 37-38 jaar. Dit is de toename van de gemiddelde leeftijd met het huidige onderzoek in Rotterdam. Wat burgerlijke stand betreft komen de groepen uit de verschillende onderzoeken overeen: 91-96% is alleenstaand. Wat culturele herkomst betreft lijkt de Rotterdamse groep dak- en thuislozen op de groep feitelijk daklozen uit Den Haag (bijna de helft Nederlands en ruim eenderde deel uit Suriname, de Antillen, Indonesië, Marokko en Turkije).11 Met betrekking tot het opleidingsniveau en het percentage dat een uitkering geniet zijn er wel verschillen tussen de groepen dak- en thuislozen uit de verschillende steden, maar deze zijn niet groot. Een derde deel tot de helft is laag opgeleid, en ruim 70% ontvangt een uitkering.
Behalve dat het screeningsinstrument gevoelig moet zijn, moet het ook eenvoudig af te nemen zijn. De
Gekeken naar de diagnoses van depressie, psychotische stoornissen, alcoholproblematiek en drugs-
interviewers hebben tijdens het interviewen van de 300 dak- en thuislozen specifiek gelet op moeilijkheid
problematiek valt op dat er geen opvallende verschillen zijn tussen de verschillende groepen dak- en
van de vragen voor de respondenten. Van één onderdeel, namelijk de PriSnQuest, hebben de interviewers
thuislozen. Het enige dat vermeldenswaardig is, is dat bijna eenderde deel van de Rotterdamse groep
aangegeven dat de respondenten de vragen soms moeilijk te begrijpen vinden. De vraag of de respondent
te kampen heeft met alcoholproblematiek; in de andere steden is dit maximaal een kwart van de dak- en
tegenwoordig langer doet over de dingen waar hij mee bezig is, behoeft bij velen toelichting. De interviewers
thuislozen. Het percentage dak- en thuislozen dat hulp ontvangt van de geestelijke gezondheidszorg en/of
42
43
Screeningsinstrument Verslaving en Psychiatrie Conclusie en discussie
de verslavingszorg laat (in zoverre als de getallen vergelijkbaar zijn) ook geen opvallende verschillen zien. Concluderend: de Rotterdamse groep dak- en thuislozen lijkt voor een groot deel op de groepen dak-
Tabel 24: Vergelijking groep respondenten met onderzoek in Den Haag (Wolf et al., 2002) en Utrecht (Reinking en Kroon, 1998)
en thuislozen die onderzocht zijn in Den Haag en Utrecht. Vergelijking met ander Rotterdams onderzoek Recent is in de Rotterdamse maatschappelijke opvang (feitelijk en residentieel dak- en thuislozen)
Rotterdam feitelijk daklozen n=297
DH feitelijk daklozen n=103
DH residentieel daklozen n=100
Utrecht feitelijk daklozen n=150
Achtergrond
onderzoek gedaan naar het functioneren van huisartsenpraktijk “de Straatdokter” (Van der Poel
– Man
93%
80%
74%
92%
et al., 2005). Deze huisartsenpraktijk maakt deel uit van de sociaal-medische zorg aan de doelgroep,
– Gem. leeftijd/sd (range)
43 jaar/9 jaar (21-73 jaar)
37 jaar/10 jaar (18-66 jaar)
46 jaar/15 jaar (18-81 jaar)
38 jaar/10 jaar (18-60+ jaar)
t/m november) telde het cliëntenbestand van de Straatdokter 250 unieke cliënten, van wie 87% van
– Burgerlijke staat
94% alleenstaand
96% alleenstaand
91% alleenstaand
96% alleenstaand
het mannelijk geslacht is. De gemiddelde leeftijd van de cliënten lag op ruim 40 jaar; elf procent was
– Afkomst
48% NL 15% Suriname; 11% NL Antil; 10% Marokko; 2% Turkije 14% anders
49% NL 37% Marokko, NL Antil, Indonesië, Turkije, Suriname 15% anders
68% NL 21% Marokko, NL Antil, Indonesië, Turkije, Suriname 11% anders
60% NL 12% Marokko; 9% Suriname; 3% NL Antil 16% anders
– Opleiding
46% geen/laag 41% lbo/mbo 9% hvo+ (3% onbepaald)
52% geen/laag 33% lbo/mbo 16% hvo+
33% geen/laag 54% lbo/mbo 13% hvo+
51% geen/laag 34% lbo/mbo 15% hvo+
– Uitkering
71%
84%
91%
70%
– Depressie
28% afg. jaar
29% actueel
13% actueel
32% actueel
– Psychotische stoornissen
5% afg. jaar
5% actueel
5% actueel
15% actueel
– Alcoholproblematiek
32% afg. jaar
22% actueel
15% actueel
22% actueel
– Drugsproblematiek
30% opiaten 7% amfetamine 5% cocaïne 5% cannabis
53% actueel (zonder specificatie)
4% actueel (zonder specificatie)
54% actueel (zonder specificatie)
– Ooit contact ggz
43%
32%
57%
38%
– Contact ggz
huidig 16%
afg. 6 maanden 17% ambulant 24% intramuraal (cat. zijn niet uitsluitend)
afg. 6 maanden 30% ambulant 47% intramuraal (cat. zijn niet uitsluitend)
afg. 6 maanden 13% enig contact
– Ooit contact vz
59%
59%
36%
60%
– Contact vz
afg. 12 mnd 55% iets in vz
afg. 6 maanden 21% ambulant excl. meth.pr. 47% methadon programma 36% intramuraal (cat. zijn niet uitsluitend)
afg. 6 maanden 15% ambulant excl. meth.pr. 9% methadon programma 25% intramuraal (cat. zijn niet uitsluitend)
afg. 6 maanden 60% iets in vz incl. meth.pr. 25% iets in vz excl. meth.pr.
en houdt praktijk op acht locaties van de dag- en nachtopvang. In een kwartaal van 2004 (september
60 jaar of ouder. De groep respondenten van het huidige onderzoek kan niet helemaal vergeleken worden met de groep cliënten van huisartsenpraktijk de Straatdokter, maar de groepen lijken op elkaar qua geslacht (ongeveer 90% man) en gemiddelde leeftijd (40-43 jaar).
Diagnoses
Hulp/zorg
huidig 42%
44
45
Screeningsinstrument Verslaving en Psychiatrie Conclusie en discussie
4.3 Opvallende andere resultaten
Het is niet mogelijk in de uiteindelijke screener ook deze vragenlijsten op te nemen, het screenings instrument zou dan te lang worden. Wel maken deze resultaten duidelijk dat deze doelgroep een groep is
Dubbele diagnose
met grote multiproblematiek, waar in de zorg voor deze groep extra rekening mee gehouden moet worden.
Naar aanleiding van de resultaten kwam de vraag naar voren in hoeverre er sprake is van dubbele diagnose van verslavingsproblematiek enerzijds en depressie/psychotische stoornissen anderzijds. Van de 293 respondenten blijkt dat twee derde (66%) een of meerdere van de relevante DSM diagnoses
4.4 Vervolgonderzoek
worden gevonden. Van deze groep heeft bijna 40% twee of meer DSM diagnoses. Van de respondenten met een DSM diagnose depressie blijkt bijna de helft ook een diagnose alcohol problematiek te hebben en
Het ontwikkelen van de screener is onderdeel van een meerjarenproject met als doelstellingen (1) de
ongeveer een derde een diagnose opiaat en/of cocaïne problematiek. Van de respondenten met een DSM
ontwikkeling en implementatie van een kort screeningsinstrument Psychiatrie & Verslaving voor de
diagnose psychotische stoornissen heeft ongeveer een derde alcoholproblematiek en tevens een derde
maatschappelijke opvang en (2) de evaluatie van de zorgtoeleiding van dak- en thuislozen in Rotterdam.
opiaat -dan wel cocaïne problematiek.
In 2007 vindt de implementatie van het screeningsinstrument in de maatschappelijke opvang plaats, en zal in een vervolgonderzoek de tweede doelstelling centraal staan. Enerzijds wordt hierin een beeld
In zorg?
geschetst van de ontwikkeling in de psychosociale problematiek en het zorggebruik van de onderzoeks-
De helft van de respondenten ontvangt geen hulp of zorg van de geestelijke gezondheidszorg en de
groep. Anderzijds levert de evaluatie informatie op die op beleidsniveau relevant is voor alle partijen
verslavingszorg. Ruim eenderde deel (35%) krijgt hulp van de verslavingszorg, 8% van de ggz en 7%
in de zorgketen: hoe goed werkt de keten op dit moment en waar liggen de verbeter- en knelpunten?
van zowel de ggz als de verslavingszorg. Deze percentages komen bij lange na niet overeen met het aantal
Ten behoeve van dit vervolgonderzoek worden zoveel mogelijk van de 293 geïnterviewde dak- en thuis-
DSM-diagnoses dat gesteld is, en ook niet met de inschatting van de interviewers. Ongeveer de helft van
lozen opnieuw getraceerd om de verbetering of verslechtering in hun toestand vast te stellen, door middel
degenen met een DSM-diagnose op psychiatrie (depressie dan wel psychotische stoornissen) krijgt geen
van gestructureerde interviews. Daarnaast wordt kwalitatieve informatie over het zorgtoeleidingsproces
hulp van de ggz en/of de verslavingszorg. Ook de helft van degenen met een DSM-positieve diagnose op
verkregen door het volgen van 20 cliënten na aanmelding bij het loket van de maatschappelijke opvang,
het gebied van alcoholproblematiek krijgt geen hulp. Op het gebied van drugsproblematiek krijgt een groter
Centraal Onthaal. De problematiek en zorgbehoeften van deze cliënten worden door middel van een semi-
deel van degenen met een DSM-diagnose hulp, maar ook hier krijgt nog steeds de helft tot 15% geen zorg.
gestructureerd interview in kaart gebracht bij aanmelding. Na drie maanden zijn de 20 cliënten opgezocht om te zien hoe hun zorgtoeleiding is verlopen.
Als het screeningsinstrument systematisch wordt toegepast in de maatschappelijke opvang, dan kan bewerkstelligd worden dat een groter percentage cliënten op de (juiste) plaats in de zorg terecht komt.
Om de effectiviteit van de screener nader te onderzoeken wordt bovendien vanaf begin 2007 een imple-
Hierbij helpt het dat de “motivatie voor behandeling” onder de respondenten volgens de HoNOS hoog was.
mentatieonderzoek uitgevoerd, waarbij de uitkomsten volgens de screener vergeleken worden met het professionele oordeel van psychiaters. Doelstelling hierbij is het verder verfijnen van de screener en het
Negatief beeld van zorg
faciliteren van de praktische implementatie in het Rotterdamse zorgtoeleidingstraject.
Bij de respondenten heerst over het algemeen geen positief beeld van de zorg: van de mensen die geen gebruik maken van de geestelijke gezondheidszorg of de verslavingszorg zegt een kwart dit ook niet te gaan doen als zij hulp nodig zouden hebben. Voor de helft is dit gebaseerd op de gedachte dat de geestelijke
Een grove vergelijking met de Rotterdamse bevolking van 16-64 jaar laat zien dat ook ca. 50% autochtoon is. Het
11
gezondheidszorg of verslavingszorg niet helpt of op slechte ervaringen met de zorg.
percentage Antillianen is groter dan binnen de Rotterdamse bevolking (3%), het percentage Turken kleiner (8%).
Hopelijk kan een betere toeleiding naar de zorg dit negatieve beeld van de zorg onder de doelgroep
Overige percentage zijn in grote lijnen vergelijkbaar.
verbeteren. In het vervolgonderzoek (zie hieronder) zal dit expliciet naar voren moeten komen. SAPAS, ASP, HoNOS De bovenstaande vragenlijsten waren in het onderzoek meegenomen om een indruk te krijgen van de prevalentie. Zij waren geen onderdeel van de screener. Volgens de SAPAS is er bij 63% een vermoeden van persoonlijkheidsstoornis. Bij 33% is een anti-sociale persoonlijkheid gemeten volgens de ASP. De HoNOS laat een hoge gemiddelde score op middelengebruik en sociale problemen zien (ADL-activiteiten, sociale contacten en woonomstandigheden). Een totaal gemiddelde score van 17,5 is hoog vergeleken met normscores (Mulder et al., 2004). 46
47
Screeningsinstrument Verslaving en Psychiatrie Literatuur
Literatuur
Moran, P., Leese, M., Lee, T. (2003). Standardised Assessment of Personality – Abbreviated Scale (SAPAS): preliminary validation of a brief screen for personality disorder. British Journal of Psychiatry, 183: 228–232.
APA (American Psychiatric Association) (1994). Diagnostic and statistical manual of mental disorders,
Mulder, C.L., Staring, A.B.P., Loos, J., Buwalda, V.J.A, Kuijpers, D., Sytema, S., Wierdsma, A.L. (2004a).
4th edition (DSM IV). Washington, DC: American Psychiatric Press.
De Health of the Nation Outcome Scales (HoNOS) in de Nederlandse bewerking. Handleiding. Rotterdam: GGZ Groep Europoort.
WHO (World Health Organization) (1997). Composite Internation Diagnostic Interview (CIDI). Basisversie 2.1 – 12 maanden. Amsterdam: WHO-CIDI Training en Referentie Centrum, Psychiatrisch Centrum AMC.
Mulder, C.L., Staring, A.B.P., Loos, J., Buwalda, V.J.A, Kuijpers, D., Sytema, S., Wierdsma, A.L. (2004b). De Health of the Nation Outcome Scales (HoNOS) als instrument voor ‘routine outcome assessment’.
Barendregt, C., Van der Poel, A., Van de Mheen, D. (2005). Tracing selection effects in three non-probability
Tijdschrift voor psychiatrie, 46(5): 273–284.
samples. European Addiction Research, 11(3): 124–131. Reinking, D., Kroon, H. (1998). Opgevangen in Utrecht. Dakloosheid en zelfverwaarlozing in de regio Bebbington, P., Nayani, T. (1995). The Psychosis Screening Questionnaire. International Journal of Methods
Midden-Westelijk Utrecht. Utrecht: Trimbos-instituut.
on Psychiatric Research, 5: 11-20. Wolf, J., Zwikker, M., Nicholas, S., Van Bakel, H., Reinking, D., Van Leiden, I. (2002). Op achterstand. Garretsen, H.F.L. (1983). Probleemdrinken: prevalentiebepaling, beïnvloedende factoren en preventie
Een onderzoek naar mensen in de marge van Den Haag. Utrecht: Trimbos-instituut.
mogelijkheden. Lisse: Swets & Zeitlinger. Saunders, J.B., Aasland, A., Babor, T.F., Fuente, J.R.D., Grant, M. (1993). Development of the Alcohol Use Gemeente Rotterdam (2005/2006). Productomschrijving Centraal Onthaal. Via www.rotterdam.nl.
Disorders Identification Test (ADIT): WHO collaborative project on early detection of persons with harmful alcohol consumption – II. Addiction, 88, 791-804.
Germans, S., Van Heck, G.L., Hodiamont, P.P.G. (2005). Een korte screeningstest voor persoonlijkheidsstoornissen. Tijdschrift voor Psychiatrie, 47: 5 (bespreking artikel Moran et al., 2003).
Schrijvers, C.T.M., Abbenhuis, G.M., Van de Goor, L.A.M., Garretsen, H.F.L. (1997). De prevalentie van complexe verslavingsproblematiek. Resultaten van een onderzoek bij druggebruikers in Rotterdam
Golberg, D., Williams, P. (1988). A user’s guide to the General Health Questionnaire (GHQ). Windsor, Berks:
en Groningen. Rotterdam: IVO.
Nfer-Nelson. Shaw, J., Tomenson, B., Creed, F. (2003). A screening questionnaire for the detection of serious mental Hodgson, R.J., Alwyn, T., John, B., Smith, A. (2002). The FAST alcohol screening test. Alcohol & Alcoholism,
illness in the criminal justice system. Journal of forensic psychiatry & psychology, 14(1): 138–150.
37: 61–66. Spierings, F. (1995). Tussen last en zorg. Over marginalisering en opvang. Rotterdam: Dienst SoZaWe. Jansen, H., Kolk, R., Maaskant, J., Stoele, M. (2002). Dak- en thuislozenmonitor 2001–2002. Rotterdam: Dienst SoZaWe en IVO.
Van der Poel, A., Krol, L., De Jong, W., Jansen, H. (2005). Huisartsenpraktijk ‘de Straatdokter’. Sociaal Medische Zorg aan dak- en thuislozen; verslag van een onderzoek naar het functioneren van de
Koegel, P., Burnam, A. (1988). Alcoholism among homeless adults in the inner city of Los Angeles.
Straatdokter in Rotterdam. Rotterdam: IVO.
Archives of General Psychiatry, 45: 1011–1018. WHO (World Health Organization) (1997). Composite Internation Diagnostic Interview (CIDI). Basisversie 2.1 Landelijke Stichting voor Thuislozenzorg en Onderdak (1986). Beleidsnota. Den Haag: LSTO.
– 12 maanden. Amsterdam: WHO-CIDI Training en Referentie Centrum, Psychiatrisch Centrum AMC.
Lempens, A., Van de Mheen, D., Barendregt, C. (2003). Homeless Drug Users in Rotterdam, the
Wing J.K., Beevor, A.S., Curtis, R.H. (1998). Health of the Nation Outcome Scales (HoNOS). Research and
Netherlands: Profile, Way of Life and the Need for Assistance. Substance Use & Misuse, 38: 339-375.
Development. British Journal of Psychiatry, 172: 11–18.
Van de Mheen, H., Coumans, A.M., Barendregt, C., Van der Poel, A. (accepted). A Drug Monitoring System: keeping a finger on the pulse by triangulation of qualitative and quantitative methods. Addiction Research & Theory, accepted for publication.
48
49
vragenlijst Algemene vragenlijst
50
Screeningsinstrument Verslaving en Psychiatrie Algemene vragenlijst
4
Wat is je huidige huisvestingssituatie? (4 of meer nachten per week)
op straat; in open lucht, in overdekte openbare ruimten, als portieken, fietsenstalling,
Bijlage 1 Algemene vragenlijst “Verslaving en Psychiatrie” I – Interviewgegevens
stations, winkelcentra, een auto, etc.
passantenverblijf (geef voorbeelden van laagdrempelige opvang in Rotterdam)
bij familie, vrienden of kennissen inwonend: tijdelijk, zonder uitzicht op langer verblijf
bij klanten in geval van prostitutie
woonvoorziening voor dak- en thuislozen in de maatschappelijke opvang (ook sociaal pension)
eigen zelfstandige woonruimte (met eigen huurcontract/ hypotheek)
bij familie, vrienden of kennissen inwonend: permanent, zonder huurcontract
particulier pension, logement, hotel
kraakpand, caravan, zomerhuisje, slooppand
woonvoorziening in de geestelijke gezondheidszorg of verslavingszorg
sterk wisselend: geen van deze situaties 4 of meer dagen per week
anders, nl. ____________
5
Hoe lang ben je al in deze huisvestingssituatie?
Meer dan 15 jaar
Meer dan 10 jaar
Meer dan 5 jaar
meer dan 1 jaar
G3 Plaats interview
1 maand – 1 jaar
G4 Tijdstip begin interview
1 week – 1 maand
Minder dan 1 week
G1 Interviewer G2 Datum
II – Algemene gegevens 1
Wat is je geboortedatum? (dd-mm-jj)
G
6
In welk land ben je geboren?
Nederland
In EU-land (zie toelichting)
In een ander Europees land
Suriname
Geslacht
Nederlandse Antillen
man
Marokko
vrouw
Turkije
Kaapverdische eilanden
Anders, nl. ____________
2
3
Wat is je burgerlijke staat?
ongehuwd
getrouwd
7
gescheiden
Nederland
weduwe/ weduwnaar
In EU-land (zie toelichting)
In een ander Europees land
Suriname
Nederlandse Antillen
52
In welk land is je moeder geboren?
53
Screeningsinstrument Verslaving en Psychiatrie Algemene vragenlijst
Marokko
11
Turkije
bijstandsuitkering
Kaapverdische eilanden
WAO-uitkering
Anders, nl. ____________
andere uitkering
werken via Topscore
verkopen van de Straatkrant
8
In welk land is je vader geboren?
Wat zijn je bronnen van inkomsten? (meerdere antwoorden mogelijk)
Nederland
ander legaal werk, wit: loondienst of uitzendbureau
In EU-land (zie toelichting)
ander legaal werk, zwart
In een ander Europees land
studiebeurs
Suriname
via vermogensdelicten: diefstal, inbraak, heling etc.
Nederlandse Antillen
via geweldsdelicten: beroving, overvallen, afpersing etc.
Marokko
prostitutie (zelf)
Turkije
prostitutie (ander)
Kaapverdische eilanden
werken voor dealer als koerier, portier, klantenzoeker, verkoper, weger etc.
Anders, nl. ____________
dealen voor eigen rekening: verkoop van heroïne en cocaïne
verkoop van pillen/ methadon/ speed etc.
uit (onder-)verhuur van woonruimte of postadres
9
BUO (LOM, ZMOK, BLO, MLK, ZMLK)
bedelen / vragen om geld
LO/LVO (basisonderwijs, LAVO, VGLO)
anders, nl. ____________
LBO (LTS, LEAO, Huish./nijverh.school)
MVO (MAVO, (M)ULO, IVO)
12
MBO (MTS, MEAO, MBVO)
bijstandsuitkering
HVO (HAVO, MMS)
WAO-uitkering
HBO (HTS, HEAO, Soc Acad, Hoge school)
andere uitkering
VWO (HBS, Atheneum, Gymnasium)
werken via Topscore
WO (Univ.)
verkopen van de Straatkrant
Anders, nl. ____________
ander legaal werk, wit: loondienst of uitzendbureau
ander legaal werk, zwart
10
Welke schoolopleiding heb je als laatste gevolgd of volg je nu?
Welke inkomstenbron levert het meeste op? (slechts één antwoord mogelijk)
Wat is je hoogst voltooide schoolopleiding?
studiebeurs
BUO (LOM, ZMOK, BLO, MLK, ZMLK)
via vermogensdelicten: diefstal, inbraak, heling etc.
LO/LVO (basisonderwijs, LAVO, VGLO)
via geweldsdelicten: beroving, overvallen, afpersing etc.
LBO (LTS, LEAO, Huish./nijverh.school)
prostitutie (zelf)
MVO (MAVO, (M)ULO, IVO)
prostitutie (ander)
MBO (MTS, MEAO, MBVO)
werken voor dealer als koerier, portier, klantenzoeker, verkoper, weger etc.
HVO (HAVO, MMS)
dealen voor eigen rekening: verkoop van heroïne en cocaïne
HBO (HTS, HEAO, Soc Acad, Hoge school)
verkoop van pillen/ methadon/ speed etc.
VWO (HBS, Atheneum, Gymnasium)
uit (onder-)verhuur van woonruimte of postadres
WO (Univ.)
bedelen / vragen om geld
Anders, nl. ____________
anders, nl. ____________
54
55
Screeningsinstrument Verslaving en Psychiatrie Algemene vragenlijst
III – Welbevinden 13
Achtergrondgegevens hulpverlening (geen onderdeel screener)
PrsnQuest
14
Ben je in de afgelopen 12 maanden bij een psychiater of andere hulpverlener in de geestelijke
gezondheidszorg geweest?
Ja
Nee
15
Doe je tegenwoordig langer over de dingen waar je mee bezig bent?
21
Heb je de laatste tijd wel eens stemmen gehoord die woorden of zinnen zeiden, terwijl er niemand bij
je was die tegen je praatte?
Ja
Nee
IV – Verslaving 22
Afgelopen 12 maanden contact met verslavingszorg (geen onderdeel screener)
Alcohol
23a Nu volgen enkele vragen over je alcoholgebruik in de afgelopen 12 maanden.
Ja
Nee
Nooit
Minder dan eens per maand
1 – 3 keer per maand
16
Heb je de laatste tijd plezier in je gewone dagelijkse bezigheden?
Hoe vaak drink je 6 (vrouwen 4) of meer glazen* alcohol op een dag? (* zie toelichting)
Ja
1 - 4 x per week
Nee
Dagelijks of bijna dagelijks
17
Heb je de laatste tijd wel eens het gevoel gehad dat het leven zinloos is?
23b Nu volgt een zelfde soort vraag:
Ja
Nee
Nooit
Minder dan eens per maand
1 – 3 keer per maand
18
Heb je de laatste tijd wel eens de gedachte gehad dat je liever dood wil en weg van alles ?
Hoe vaak drink je 8 (vrouwen 6) of meer glazen* alcohol op een dag? (* zie toelichting)
Ja
1 - 4 x per week
Nee
Dagelijks of bijna dagelijks
19
Heb je de laatste tijd wel eens het idee gehad dat je gedachten beïnvloed werden of bestuurd werden
24a Heb je ’s ochtends wel eens alcohol gedronken om rustiger te worden of om minder last te hebben
door iets of iemand anders (zonder dat je er zelf controle over hebt)?
Eventueel toevoegen: Denk je dat andere mensen dit waarschijnlijk niet zouden geloven als je het zou
Ja
uitleggen?
Nee
Ja
Nee
20
Heb je de laatste tijd wel eens gedacht dat anderen plannen aan het maken waren om je iets ergs
aan te doen?
Ja
Nee
56
van trillende handen of misselijkheid?
24b Heb je, als je eenmaal begonnen bent met drinken, vaak moeite om weer te stoppen met drinken?
Ja
Nee
57
Drugs 25
Nu volgen een paar vragen over het gebruik van medicijnen en drugs in de afgelopen 12 maanden.
–
Welke van de volgende middelen gebruik je dagelijks of bijna dagelijks?
(d.w.z. 5x per week of vaker)
Welke middelen heeft een dokter je in de afgelopen 12 maanden voorgeschreven?
–
(bijna) dagelijks gebruik
op voorschrift
Methadon
ja
nee
ja
nee
Heroïne
ja
nee
ja
nee
Cocaïne
ja
nee
ja
nee
Medicijnen voor de roes
(‘pillen’, benzo’s, seresta, valium)
ja
nee
ja
nee
Amfetamine (speed)
ja
nee
ja
nee
Cannabis
ja
nee
ja
nee
V – Persoonlijkheid 26
SAPAS (geen onderdeel screener)
VI – Gedrag 27-38 ASP (geen onderdeel screener)
VII – Huidige hulpverleningscontacten 39
Uitspraken hulpverlening (geen onderdeel screener).
40-42 Momenteel in ggz? Als nee, indien nodig wel gebruik ervan maken. Als nee, reden geen gebruik
maken (geen onderdeel screener).
43-45 Momenteel in verslavingszorg? Als nee, indien nodig wel gebruik ervan maken. Als nee, reden geen
gebruik maken (geen onderdeel screener).
VIII – Interviewer beoordeling 46 Indruk interviewer dat respondent doorverwezen zou moeten worden naar ggz (geen onderdeel
screener).
47
Indruk interviewer dat respondent doorverwezen zou moeten worden naar verslavingszorg (geen
onderdeel screener).
58
gegevens Achtergrondgegevens respondenten
Screeningsinstrument Verslaving en Psychiatrie Achtergrondgegevens
Tabel B: Geboorteland (n=297)
Bijlage 2 Achtergrondgegevens respondenten
Respondent
Diens moeder
Diens vader
Nederland
48%
46%
43%
Suriname
15%
16%
18%
Nederlandse Antillen
11%
10%
9%
Marokko
10%
10%
11%
EU-land
5%
5%
6%
Turkije
2%
2%
2%
Ander Europees land
1%
1%
1%
Kaapverdië
-
-
-
Ander land
8%
11%
10%
Algemeen Tabel C: Opleiding (n=297) Tabel A: Geslacht, burgerlijke staat en leeftijd (n=297) abs.
%
– Man
275
93
– Vrouw
22
7
– Ongehuwd
212
71
– Getrouwd
10
3
– Gescheiden
71
24
– Weduwe/ weduwnaar
4
1
Geslacht
Burgerlijke staat
Leeftijd – Min – max
21 – 73 jaar
– Gemiddeld
43 jaar (sd 9 jaar)
60
Laatste/ huidige opleiding
Hoogst voltooide opleiding
abs.
%
abs.
%
Geen
-
-
14
5
BUO = LOM, ZMOK, BLO, MLK, ZMLK
6
2
3
1
LO/ LVO = basisonderwijs, LAVO, VGLO
27
9
120
40
LBO = LTS, LEAO, Huish./nijverh.school
134
45
70
24
MVO = MAVO, (M)ULO, IVO
34
11
27
9
MBO = MTS,MEAO, MBVO
42
14
26
9
HVO = HAVO, MMS
12
4
5
2
HBO = HTS, HEAO, Soc.Ac., Hogeschool
13
4
10
3
VWO = HBS, Atheneum, Gymnasium
4
1
9
3
WO = universiteit
10
3
4
1
Anders
15
5
9
3
61
Screeningsinstrument Verslaving en Psychiatrie Achtergrondgegevens
Tabel D: Huidige huisvestingssituatie en duur (n=297)
Tabel E: Bronnen van inkomsten (n=297) abs.
%
Genoemd (meer antw. mogelijk) (n=297)
– Passantenverblijf
199
67
abs.
%
abs.
%
– Op straat (buiten of in openbare ruimte)
44
15
Bijstandsuitkering
171
58
149
51
– Bij familie, vrienden of kennissen (tijdelijk)
34
11
WAO-uitkering
32
11
30
10
– Woonvoorziening binnen MO (sociaal pension)
4
1
Vermogensdelicten
24
8
12
4
– Kraakpand, caravan, zomerhuisje, slooppand
4
1
Werken via Topscore
21
7
8
3
– Sterk wisselend (geen van de situaties ≥ 4 dagen/week)
4
1
Ander legaal werk, zwart
20
7
12
4
– Eigen zelfstandige woonruimte
3
1
Bedelen/ vragen om geld
15
5
8
3
– Particulier pension, logement, hotel
2
1
Ander legaal werk, wit
13
4
8
3
– Anders
3
1
Andere uitkering (dan bijstand/ WAO)
8
3
4
1
Dealen eigen rekening (heroïne/ cocaïne)
6
2
4
1
Huisvestingssituatie
Duur van deze huisvestingssituatie
Belangrijkste bron (één antwoord mogelijk) (n=290)
– Meer dan 15 jaar
15
5
Verkopen van Straatkrant
4
1
3
1
– Meer dan 10 jaar
9
3
Werken voor drugsdealer
4
1
3
1
– Meer dan 5 jaar
33
11
Verkoop van pillen/ methadon/ speed etc.
3
1
1
-
– Meer dan 1 jaar
91
31
Prostitutie
1
-
-
-
– Tussen 1 maand en 1 jaar
113
38
Anders
89
30
48
17
– Tussen 1 week en 1 maand
32
11
– Minder dan 1 week
4
1
Hulpverlening algemeen Tabel F: Uitspraken over hulpverlening (n=297) * Uitspraak
1
2
3
4
5
Ik heb veel hulpverleningsinstellingen van binnen gezien
13%
32%
3%
33%
19%
Ik weet de weg te vinden binnen de hulpverlening
9%
17%
6%
43%
26%
Ik ben met veel hulpverleners in contact geweest
9%
29%
4%
38%
21%
* 1 = helemaal oneens, 2 = oneens, 3 = niet oneens, niet eens, 4 = eens, 5 = helemaal eens
62
63
Screeningsinstrument Verslaving en Psychiatrie Achtergrondgegevens
Tabel G: Ooit psychiater/ hulpverlener bezocht (n=296)
Tabel I: Indruk interviewer (n=296) abs.
%
Ooit psychiater/ hulpverlener gezocht – Nee
81
27
– Ja, in geestelijke gezondheidszorg
39
13
– Ja, in verslavingszorg
88
30
– Ja, in beide typen zorg
88
30
– Ambulante zorg (nooit kliniek)
82
28
– Vrijwillige opname kliniek, naast evt. ambulante begeleiding van ggz
91
31
– Gedwongen opname, naast evt. andere hulpverlening binnen ggz
42
14
Zou respondent moeten worden doorverwezen naar ggz
abs.
%
Ja
81
27
Nee
215
73
Verslavingszorg Tabel J: Verslavingszorg in de afgelopen 12 maanden (n=297)
Namelijk Methadonprogramma, kliniek, ambulante behandeling, justitiële zorg en/of gebruiksruimte
abs.
%
Ja
162
55
Nee
135
45
Tabel K: Op dit moment niet in verslavingszorg, wel gebruik ervan maken als nodig? (n=297)
Geestelijke gezondheidszorg
abs.
Tabel H: Op dit moment niet in ggz, wel gebruik ervan maken als nodig? (n=296) abs.
%
abs.
%
Ja
46
16
Nee
250
84
%
abs.
%
Ja
126
42
Nee
171
58
– maar ik zou er wel gebruik van maken als ik het nodig zou hebben. Namelijk*:
123
73
– Weet niet
34
28
– BoumanGGz
34
28
– maar ik zou er wel gebruik van maken als ik het nodig zou hebben. Namelijk*:
189
– Weet niet
47
– Afkickcentrum
5
4
– Riagg
30
– Riagg
4
3
– BoumanGGz
21
– Overig
44
36
– Huisarts
11
– en ik zou er ook geen gebruik van maken als ik het Nodig zou hebben. Genoemde redenen**:
46
27
– Strenge regels
6
14
4
– Weet niet goed welke de mogelijkheden er zijn
4
9
3
– Denkt niet dat verslavingszorg goed kan helpen
13
30
10
– Is bang voor gedwongen opname
2
5
1
– Denkt geen hulp van versl.zorg nodig te hebben
19
44
15
– Slechte ervaringen met verslavingszorg
10
23
6
76
– ggz algemeen
7
– Overig
12
– en ik zou er ook geen gebruik van maken als ik het Nodig zou hebben. Genoemde redenen**:
61
24
– Strenge regels
4
5
3
– Weet niet goed welke de mogelijkheden er zijn
4
5
3
– Denkt niet dat ggz goed kan helpen
23
31
20
– Is bang voor gedwongen opname
2
3
2
– Denkt geen hulp van ggz nodig te hebben
26
35
21
– Slechte ervaringen met ggz
16
21
8
Belangrijkste reden (abs.)
Belangrijkste reden (abs.)
* 121 (van de 123) respondenten hebben antwoord gegeven op deze vraag: n=121 + meer antwoorden mogelijk. ** 43 (van de 46) respondenten hebben antwoord gegeven op deze vraag: n=43 + meer antwoorden mogelijk.
* 128 (van de 189) respondenten hebben antwoord gegeven op deze vraag: n=128 + meer antwoorden mogelijk. ** 59 (van de 61) respondenten hebben antwoord gegeven op deze vraag: n=59 + meer antwoorden mogelijk. 64
65
Tabel L: Indruk interviewer (n=297) Zou respondent moeten worden doorverwezen naar verslavingszorg
abs.
%
Ja
190
64
Nee
107
36
screener
Screener psychiatrie en verslaving
maatschappelijke opvang
66
Screeningsinstrument Verslaving en Psychiatrie Screener
I. PSYCHISCHE PROBLEMEN I. a Heb je in de afgelopen 12 maanden contact gehad met een hulpverlener van de verslavingszorg of
geestelijke gezondheidszorg?
( JA )
/
( NEE )
DEPRESSIEVE KLACHTEN
Bijlage 3
JA
NEE
JA
NEE
I. b Doe je tegenwoordig langer over de dingen waar je mee bezig bent?
I. c Heb je de laatste tijd minder plezier in je gewone dagelijkse bezigheden?
Screener psychiatrie en verslaving
I. d Heb je de laatste tijd wel eens het gevoel gehad dat het leven zinloos is?
maatschappelijke opvang
I. e Heb je de laatste tijd wel eens de gedachte gehad dat je liever dood wilt en weg van alles?
Onderzoekcentrum O3 en IVO
Totaal aantal keren “ja”: (bij twee of meer keren ‘ja’: nader onderzoek naar depressieve klachten)
Voorletter(s) en achternaam cliënt: PSYCHOTISCHE KLACHTEN
Geboortedatum: _____ - _____ - _____ De volgende vragen mondeling stellen aan de betrokkene; zie ook toelichting.
I. f Heb je de laatste tijd wel eens het idee gehad dat je gedachten beïnvloed werden of bestuurd werden door iets of iemand anders, zonder dat je er zelf controle over hebt?
I. g Heb je de laatste tijd wel eens gedacht dat anderen plannen aan het maken waren om je iets ergs aan te doen? I. h Heb je de laatste tijd wel eens stemmen gehoord die woorden of zinnen zeiden, terwijl er niemand bij je was die tegen je praatte? Totaal aantal keren “ja”: (bij één of meer keren ‘ja’: nader onderzoek naar psychotische klachten)
Z.O.Z.
68
69
II. ALCOHOL- EN DRUGSPROBLEMEN Bij één positief antwoord op onderstaande vragen: verder onderzoek naar alcohol- of drugsgebruik nodig.
Nu volgt een vraag over je alcoholgebruik in de afgelopen 12 maanden.
Ja, één of meer keren per maand
Nooit, of minder dan één keer per maand
JA
NEE
II. a Drink je wel eens 6 of meer glazen alcohol op één dag? (vrouwen: 4 glazen)
Nu volgen een paar vragen over het gebruik van drugs in de afgelopen 12 maanden. Welke van de volgende middelen gebruik je dagelijks of bijna dagelijks?
II. b (bijna) dagelijks gebruik heroïne of methadon:
psychiatrie en verslaving MO
II. c (bijna) dagelijks gebruik cocaïne:
III. SAMENVATTING
JA
NEE
depressieve klachten psychotische klachten overmatig alcoholgebruik (bijna) dagelijks heroïne/methadon (bijna) dagelijks cocaïne
IV. CONCLUSIE op basis van scores, én op basis van eigen oordeel Doorverwijzen naar geestelijke gezondheidszorg : Doorverwijzen naar verslavingszorg:
Toelichting: Toelichting: Toelichting: Toeli chting: 70
handleiding
Handleiding screeningsvragenlijst
JA / NEE JA / NEE
Screeningsinstrument Verslaving en Psychiatrie Handleiding vragenlijst
• In de tabellen het aantal keren “ja” optellen om een score te berekenen. • Voeg de uitslag van de screening (III. Samenvatting en IV. Conclusie) toe aan de samenvatting voor de TTC. • Bewaar het ingevulde screeningsformulier, bijvoorbeeld in het dossier van de cliënt. Bijsluiter? • De screener geeft een indicatie, maar geen diagnose. Als iemand positief scoort is het verstandig om
Bijlage 4
de cliënt door te sturen, maar de cliënt heeft zeker niet altijd een psychiatrische diagnose. Slechts een deskundige in de geestelijke gezondheidszorg kan een definitieve diagnose stellen. • De screener biedt ondersteuning, maar vervangt niet het gezonde verstand. U hebt als medewerker in de maatschappelijke opvang veel ervaring met de doelgroep. De screener ondersteunt uw oordeel, maar vervangt dit niet. Iemand die in de war is begrijpt misschien de vragen niet. Dit betekent dan niet dat de persoon geen hulp nodig heeft. Bij het invullen van ‘IV. Conclusie’ (wel of niet doorverwijzen
Handleiding screeningsvragenlijst psychiatrie
naar zorg) telt daarom het eigen oordeel van de intaker mee bij het eindoordeel. Geef een toelichting wanneer het eigen oordeel afwijkt van het oordeel van de screener.
en verslaving MO Toelichting op de vragen van de screener
Onderzoekcentrum O3 en IVO
Psychische problemen Het eerste onderdeel van de screener richt zicht op psychische problemen, in het bijzonder op depres-
Screener?
sieve klachten en psychotische klachten. Hierbij is het goed om te weten dat depressieve klachten veel
• De screener helpt eenvoudig en snel te beslissen of een cliënt moet worden doorverwezen voor verdere
voorkomen onder de bezoekers van de maatschappelijke opvang, terwijl psychotische klachten meer
diagnostiek in de ggz of verslavingszorg.
zeldzaam zijn.
• Het is een korte vragenlijst met vragen waarop “ja” of “nee” kan worden gescoord. De aandacht is gericht op depressieve en psychotische klachten, en verslaving.
I.a Heb je in de afgelopen 12 maanden contact gehad met een hulpverlener van de verslavingszorg of geestelijke gezondheidszorg?
Voor wie?
Aan de hand van deze vraag komt u er achter of iemand in het laatste jaar in behandeling is geweest.
• De screener is bedoeld voor medewerkers in de maatschappelijke opvang, om hen te helpen psychiatrische
Dit is van belang om een beeld van de cliënt te krijgen, maar ook omdat iemand die al onder behandeling
en verslavingsproblematiek te herkennen onder dak- en thuislozen. • De screener kan voor elke cliënt gebruikt worden die de Nederlandse taal verstaat, tenzij deze te sterk onder invloed of te verward is om te antwoorden.
is niet opnieuw hoeft te worden doorverwezen naar de ggz of verslavingszorg. Valkuilen: Er zijn onder de cliënten zeer verschillende beelden over wat wel en wat niet onder ‘zorg’ valt en wat de ‘geestelijke’ gezondheidszorg is. Verzekert u zich ervan dat de vraag goed begrepen wordt met doorvragen
Wanneer?
en het geven van voorbeelden. Mogelijke aanvullende vragen:
• Het is van belang om de screening enigszins in te leiden met wat algemene vragen over de toestand
– Heb je ergens een behandelprogramma gevolgd of ben je in een kliniek geweest?
van de cliënt. Probeer tijdens de zorgvraagverduidelijking de tijd te nemen om te praten over
– Heb je een psycholoog, coach, of mentor die jou begeleidt en advies geeft?
psychische klachten en verslavingsproblemen. Depressieve klachten: Hoe?
Het gaat bij deze vragen om de klachten in de laatste maand voorafgaand aan het gesprek. Klachten
• Leg de screener tijdens de zorgvraagverduidelijking naast de in te vullen formulieren. Bij onderwerp 6.
moeten minstens twee weken achter elkaar zijn voorgekomen.
‘Psychisch functioneren’ en onderwerp 8. ‘Verslaving’ moeten de vragen uit de screener worden gesteld en op het screeningsformulier worden ingevuld. 72
73
Screeningsinstrument Verslaving en Psychiatrie Handleiding vragenlijst
I.b Doe je tegenwoordig langer over de dingen waar je mee bezig bent?
via reguliere kanalen: kranten, media, de politie, of medewerkers in de maatschappelijke opvang die
Depressie gaat vaak gepaard met een vertraging in het denken en doen, moeite met concentratie, en
regels vastleggen en opdrachten geven. Eventueel kan een overdreven bezorgdheid over achtervolging /
moeite met het nemen van beslissingen. Deze vraag richt zich hierop.
beïnvloeding vanuit deze reguliere kanalen bij de volgende vraag gescoord worden.
Valkuil: Deze vraag wordt niet altijd even goed begrepen, waardoor het soms nodig is om aanvullende informatie
I.g Heb je de laatste tijd wel eens gedacht dat anderen plannen aan het maken waren om je iets ergs
te geven. Mogelijke aanvullingen zijn:
aan te doen?
– Is het tegenwoordig moeilijker om je te concentreren op een taak?
Valkuil:
– Heb je het idee dat je tegenwoordig langzamer denkt?
Evenals bij de voorgaande vraag gaat het hier om een overdreven angst dat anderen plannen over de cliënt maken. Scoor deze vraag niet positief als de cliënt gelijk zou kunnen hebben, bijvoorbeeld bij
I.c Heb je de laatste tijd minder plezier in je gewone dagelijkse bezigheden?
betrokkenheid in het criminele circuit.
Valkuil: Normaal gesproken wordt deze vraag goed begrepen, maar eventueel kan u deze vraag ook indirect
I.h Heb je de laatste tijd wel eens stemmen gehoord die woorden of zinnen zeiden, terwijl er niemand bij
stellen:
je was die tegen je praatte?
– Zeggen anderen wel eens dat je depressief of ongelukkig overkomt? Valkuil: I.d Heb je de laatste tijd wel eens het gevoel gehad dat het leven zinloos is?
Licht eventueel toe dat het niet gaat om het zelf verwoorden van gedachten in je hoofd of het herinneren
Valkuil:
van een gesprek. Scoor ook niet positief als de cliënt gelovig is en aangeeft met God te communiceren,
Het woord “zinloos” kan wel eens problemen opleveren. Als de respondent in plaats hiervan aangeeft dat
tenzij dit leidt tot abnormale gedragingen.
het leven doelloos is, uitzichtloos is, en als hij weinig hoop heeft voor de toekomst mag deze vraag positief gescoord worden.
Totaalscore psychotische klachten Bij de tweede tabel, over psychotische klachten, betekent een score van één of hoger dat iemand moet
I.e Heb je de laatste tijd wel eens de gedachte gehad dat je liever dood wilt en weg van alles?
worden doorverwezen voor verdere diagnostiek naar de eventuele aanwezigheid van een psychotische
Deze vraag wordt vrijwel altijd goed begrepen.
stoornis. Kruis dit ook aan in de tabel bij Samenvatting, op de achterkant van het formulier.
Totaalscore depressieve klachten
Alcohol- en drugsproblemen
Bij de eerste tabel, over depressieve klachten, betekent een score van twee of meer keren ‘ja’ dat iemand
De vragen gaan over het gemiddelde alcohol- en drugsgebruik in de afgelopen 12 maanden. Wanneer het
moet worden doorverwezen voor verdere diagnostiek naar de eventuele aanwezigheid van een depressie.
gebruik sterk wisselend is geweest en het gemiddelde gebruik moeilijk te bepalen is, dan uitgaan van de
Kruis dit aan in de tabel op de achterkant van het formulier, onder ‘III. Samenvatting’.
laatste 3 maanden.
Psychotische klachten:
Achter iedere vraag één vakje onder de twee antwoordmogelijkheden aankruisen.
Het gaat bij deze vragen om de klachten in de laatste maand voorafgaand aan het gesprek. Let erop dat
Hier betekent ieder antwoord in een zwart omkaderd vakje dat iemand moet worden doorverwezen voor
iemand die sterk in de war en/of psychotisch is, mogelijk deze vragen niet correct kan beantwoorden.
verdere diagnostiek (aankruisen bij ‘III. Samenvatting’). Er hoeft dus géén score te worden berekend door
Stuur iemand die te erg in de war is om deze vragen te kunnen beantwoorden altijd door voor verdere
meerdere antwoorden bij elkaar op te tellen, zoals bij de psychische problematiek.
diagnostiek, tenzij dit wordt veroorzaakt door middelengebruik en van tijdelijke aard is. Wacht in dat geval met afname van de screener tot iemand weer aanspreekbaar is.
II.a Hoe vaak drink je 6 of meer glazen alcohol op één dag? (vrouwen: 4 glazen) (één keer per maand // nooit, of minder dan één keer per maand)
I.f Heb je de laatste tijd wel eens het idee gehad dat je gedachten beïnvloed werden of bestuurd werden
Wanneer een mannelijke cliënt zegt één keer per maand of vaker 6 of meer glazen alcohol op een dag
door iets of iemand anders, zonder dat je er zelf controle over hebt?
te drinken, dan is de kans groot dat hij een alcoholprobleem heeft (vrouwen: 4 glazen of meer). Dit drank
Valkuil:
gebruik lijkt misschien niet erg veel, maar uit onderzoek in de maatschappelijke opvang is gebleken dat
Het gaat hier om beïnvloeding of besturing van buitenaf op een abnormale manier. Een cliënt die
deze vraag toch een goed onderscheid kan maken tussen dak- en thuislozen die mogelijk wel een alcohol-
telepathisch opdrachten ontvangt bijvoorbeeld. Het gaat hier expliciet niet om beïnvloeding van mensen
probleem hebben en dak- en thuislozen die geen alcoholprobleem hebben.
74
75
Screeningsinstrument Verslaving en Psychiatrie Notities
6 glazen alcohol staan gelijk aan:
4 glazen alcohol staan gelijk aan:
4 pijpjes of blikjes bier
3 pijpjes of blikjes bier
2 1/2 halve liters bier
2 halve liters bier
1/2 fles sherry
1/3 fles sherry
bijna 1 fles wijn
2/3 fles wijn
bijna 1/3 fles sterke drank
1/5 fles sterke drank
II.b (bijna) dagelijks gebruik heroïne of methadon // II.c (bijna) dagelijks gebruik cocaïne Deze vraag wordt meestal goed begrepen door cliënten. Het gaat om gebruik op vijf of meer dagen per week. Aangezien methadon vrijwel altijd vanuit gereguleerde programma’s wordt verstrekt, is het betwistbaar of iemand die aangeeft methadon te gebruiken doorverwezen moet worden. Hetzelfde geldt voor iemand die heroïne verstrekt krijgt.
Contactpersonen screeningsinstrument Elske Wits, Tony van Rooij, Patricia Vuijk (IVO), tel: 010 – 425 33 66 Het screeningsinstrument is ontwikkeld in een samenwerking van onderzoekcentrum O3 en IVO.
76
77
Screeningsinstrument Verslaving en Psychiatrie Notities
78
79
80