Signalen van autismespectrumstoornissen (ASS) bij baby’s en peuters Screening in de Vlaamse kinderdagverblijven en Diensten voor Opvanggezinnen Mieke Dereu Mieke Meirsschaut Inge Schiettecatte Griet Pattyn Dr. Ruth Raymaekers Dr. Petra Warreyn Prof. Dr. Herbert Roeyers
Overzicht Deze vorming bestaat uit vier delen: Deel 1 is een inleiding op “Wat is ASS”. In deel 2 hebben we het over “Vroege sociaal-communicatieve vaardigheden” die zeer belangrijk zijn in de ontwikkeling van een kind. In deel 3 gaan we uitgebreid in op de signaallijst. We overlopen alle uitspraken van de signaallijst en illustreren ze met videofragmenten van kinderen met ASS en normaal ontwikkelende kinderen. In het laatste deel wordt ingegaan op hoe u met de signaallijst zelf aan de slag kan.
Deel 1: Inleiding Autisme – Wat is het? We spreken van autisme of van een autismespectrumstoornis (ASS). Het is een pervasieve ontwikkelingsstoornis. Pervasief, in de betekenis van “ingrijpend, indringend”. Het is namelijk een stoornis die een impact heeft op de totale ontwikkeling van een kind, meerbepaald op drie domeinen: sociale interactie verbale en non-verbale communicatie beperkte, zich herhalende en stereotiepe patronen van gedrag, interesses en activiteiten. Men spreekt van een autismeSPECTRUMstoornis omdat het gaat om een spectrum van stoornissen; er is een enorme variëteit aan symptomen, aanvangsleeftijd, comorbide stoornissen,...
Sociale subtypes De beperkingen bij ASS zijn het meest duidelijk op het vlak van sociale interactie, vandaar dat men daar ook een onderscheid maakt in sociale subtypes: afzijdig: neemt zelf weinig initiatief en interageert weinig passief: neemt zelf weinig initiatief, maar interageert wel actief-maar-bizar: neemt zelf wel initiatief en interageert wel, maar op een vreemde manier Gemeenschappelijk aan de drie subtypes is dat er geen wederkerigheid is, geen héén en wéér contact maar éénrichtingsverkeer.
1
Diagnose – stabiele diagnose Er is reeds heel wat onderzoek uitgevoerd naar de stabiliteit van een vroege ASS-diagnose. Hierbij kijkt men of de symptomen van ASS stabiel blijven over de tijd. Uit onderzoek is gebleken dat de diagnose op een leeftijd van 2 jaar reeds stabiel gesteld kan worden.
Waarom screenen naar ASS bij baby’s en peuters? Definitie screening: bij een grote groep mensen, in dit geval kinderen, een zelfde onderzoek uitvoeren (= de signaallijst invullen). De kinderen die positief scoren (= wat kan betekenen dat er problemen zijn) worden verder onderzocht, om te kijken of er effectief een probleem is. Er zijn een aantal redenen om naar ASS te screenen bij baby‟s en peuters. Vroege diagnose - ...: de gevoelige periode, waarin kinderen best in staat zijn iets te leren Realistischere verwachtingen t.a.v. kind ...
De e l 2 : Vroege sociaal-communicatieve vaardigheden Definitie vroege sociaal-communicatieve vaardigheden: een aantal vaardigheden die kinderen nodig hebben als basis om hun verdere taal- en sociale ontwikkeling op voort te bouwen. Uit onderzoek is gebleken dat kinderen met ASS in het bijzonder problemen hebben met een drietal vaardigheden: imitatie gedeelde aandacht doen-alsofspel
Imitatie Jonge kinderen leren door de mensen uit hun omgeving te imiteren. Imitatie of het nabootsen van: gezichtsuitdrukkingen: glimlachen gebaren: „Doe eens dada', kushandje werpen manipuleren van voorwerpen: al snel willen kinderen zelf het lepeltje vasthouden als ze fruitpap krijgen andere handelingen: „koken zoals mama', „met de auto rijden zoals papa'
Bij ASS: Als je een kind met ASS vraagt om een complexere beweging met een voorwerp te imiteren (blokje in potje,
2
potje uitgieten zodat blokje op tafel valt, potje omdraaien en blokje bovenop onderkant van potje leggen), dan imiteren ze bv. enkel het eindresultaat (namelijk het blokje bovenop de onderkant van het potje leggen).
Illustratie imitatie Han (22 maanden; normale ontwikkeling) doet alles mooi na, eveneens de symbolische imitatietaakjes (bv. blokje wordt vliegtuig).
Gedeelde aandacht Het delen van aandacht is de basis en de voorwaarde om te kunnen communiceren met mensen en om te kunnen leren. We verstaan hieronder dat je je aandacht voor iets deelt met iemand. Normaal ontwikkelende kinderen kunnen dit vanaf 9 maanden. Aandacht delen kan op verschillende manieren: op vragende/imperatieve wijze: nl. om iets te vragen/krijgen. Bv. „Koek?' op declaratieve wijze: nl. om te tonen dat je iets leuk/interessant vindt. Bv. „Kijk, vliegtuig' volgend: wanneer een kind reageert op het initiatief van iemand anders om aandacht te delen initiërend: wanneer een kind zelf begint met aandacht delen
Bij ASS: Kinderen met ASS delen vaak wel aandacht vanuit hun behoeften (honger, moe,...). Kinderen met ASS refereren minder vaak sociaal. Kinderen met ASS tonen vaak minder emoties tijdens het delen van aandacht.
Illustratie gedeelde aandacht Rémi (30 maanden, algemene ontwikkelingsvertraging) volgt het wijzen naar de posters en wijst zelf ook naar een aantal prenten.
Doen-alsofspel Doen alsof een voorwerp iets anders is: Banaan als telefoon gebruiken. Niet-bestaande eigenschap aan iets toekennen: Pop laten praten, stappen, ziek zijn. Zich een niet-aanwezig voorwerp inbeelden: Doen alsof je aan het stofzuigen bent zonder iets in de handen te hebben. Als deze drie spelvaardigheden verworven zijn, dan kunnen ze gecombineerd worden tot verhaal-fantasiespel, bv. „van mama en papa spelen‟.
3
Bij ASS: Indien doen-alsofspel: vaak altijd exact zelfde scenario naspelen
Illustratie doen-alsofspel Winne (30 maanden, normale ontwikkeling) toont hier een mooi verworven doen-alsofspel, zoals morsen met het kommetje, het popje te slapen leggen.
De e l 3 : De signaallijst nader bekeken Zoals reeds gezegd: bij ASS zijn er problemen op drie domeinen: Sociale interactie Communicatie (verbaal en nonverbaal) Stereotiepe gedragingen en interesses We overlopen nu de uitspraken van de SL volgens die drie domeinen, te beginnen met... Algemene opmerking bij de SL: We spreken van zelden/nooit omdat het kind het gedrag misschien SOMS wel kan tonen, maar dan eerder uitzonderlijk en veel minder dan leeftijdsgenootjes die zich normaal ontwikkelen.
Domein sociale interacties Sociale gerichtheid Wij zijn allemaal sociale wezens, wij zijn gericht op het contact met andere mensen: Pasgeborene zoekt oogcontact met zijn mama/papa tijdens de voeding Baby heeft plezier in kiekeboespelletjes Normaal ontwikkelende kinderen kijken liever naar mensen dan naar voorwerpen
Illustratie geen interesse in anderen Axel (20 maanden, ASS) reageert niet op zijn naam, loopt weg, gaat op in eigen spel en besteedt geen aandacht aan de volwassenen in het lokaal.
Illustratie wél sociale glimlach Michiel (ongeveer 12 maanden, ASS) laat hier een mooi voorbeeld van sociale glimlach zien.
4
Item 23 Alsof die persoon een kraan is waarmee hij iets kan nemen. Deze kinderen doen dit ook als ze er zelf aan kunnen. Je ziet soms ook dat kinderen met ASS de vinger van hun mama nemen om naar iets te wijzen (in een boekje bv.)
Illustratie gebruik hand Liam (38 maanden, ASS) gebruikt de hand van zijn mama als een kraan om een stukje „taart‟ naar haar mond te brengen en gebruikt de vinger van de onderzoekster om prenten in een boekje aan te wijzen.
Illustratie armpjes niet uitstrekken Jonathan (16 maanden, ASS) strekt zijn armpjes niet uit en kijkt soms zelfs weg van zijn papa.
Illustratie wél plezier in sociaal spel Winne (30 maanden, normale ontwikkeling) toont duidelijk plezier in het spel: met de onderzoeker (kiekeboe) met z'n mama („ik ga je pakken')
Illustratie geen plezier in sociaal spel Keano (20 maanden, werkhypothese ASS, prematuur) heeft geen plezier tijdens het kiekeboespel noch met onderzoekster noch met mama.
Illustratie geen meekijken Axel (20 maanden, ASS) kijkt niet mee met onderzoekster wanneer ze de aandacht op het konijn tracht te vestigen.
Illustratie geen volgen van wijzen Dimitri (41 maanden, ASS + verstandelijke beperking) kijkt naar de wijsvinger van de onderzoekster in plaats
5
van mee te kijken in de richting waarnaar gewezen wordt. Belangrijke opmerking: Bij wijzen gaat het altijd om voorwerpen die geen van beide personen in de handen houdt.
Illustratie wél wijzen Winnes (30 maanden, normale ontwikkeling) mama zit in de hoek van de kamer. Hij deelt aandacht met zijn mama en verbaliseert voortdurend wat hij ziet. Ook Han (22 maanden, normale ontwikkeling) gaat gaan wijzen.
Illustratie wél tonen Winne (30 maanden, normale ontwikkeling) houdt een voorwerp vast en toont het aan zijn mama. Ook Han (22 maanden, normale ontwikkeling) doet dit. Algemene opmerking: Bij tonen houdt het kind het voorwerp dat hij/zij toont wel in de hand.
Domein communicatie Taalproductie Mensen communiceren o.a. via taal: mama's/papa's praten al vanaf het 1e levensuur met hun baby. Jonge kinderen met ASS maken minder brabbelgeluiden, ze kraaien minder. Sommige kinderen met autisme spreken helemaal niet, andere leren spreken maar gebruiken taal amper om te communiceren. Ongeveer 1 op 4 kinderen met ASS ontwikkelt geen spraak. Kinderen met autisme die kunnen spreken, praten vaak met een eigenaardige intonatie (vlak, hoog, te luid, te stil), vertonen echolalie (laatste woorden van een zin letterlijk herhalen), eigenaardig woordgebruik (zelf woorden/taaltje uitvinden, Nederlands accent), …
Items 26 tot 29 Losse woorden: maar dan meer dan „mama', „papa', „dada‟,... Spontaan twee-woordzinnen: dus niet door anderen na te zeggen wel bv.: „koek hebben', „bal spelen', „is ziek', „pijn gedaan', „ik moet hebben',... Achteruitgang: binnen het autismespectrum zijn er ook diagnoses waarbij kinderen eerst normaal ontwikkelen, om dan plots bepaalde vaardigheden (zoals taal) die ze al verworven hadden, te verliezen.
Domein communicatie Reageren op communicatie
6
Als wij in gesprek zijn met iemand, als wij praten of communiceren dan is dat een aanéénschakeling van iets zeggen, daarop reageren, opnieuw iets zeggen, enzovoort... Bij kinderen met ASS begint communicatie vaak al moeilijk omdat zij niet altijd adequaat reageren op communicatie.
Illustratie taal op 3 jaar Eerst hoor je Michiels (ong. 36 maanden, ASS) broer aan het woord. Hijzelf zegt „paas-koken‟ (= paasklokken). Hij ontwikkelt spraak, maar het gaat zeer traag. Hij herhaalt wat z‟n broer zegt. Hij is moeilijk verstaanbaar.
Illustratie geen taal gebrui!ken Michiel (ongeveer 36 maanden, ASS) gebruikt zijn taal niet om iets te zeggen of duidelijk te maken: hij wil namelijk niet gaan zitten en houdt zich stijf ipv dat gewoon te zeggen.
Illustratie geen reactie op naam Axel (20 maanden, ASS) reageert niet op zijn naam of op aanraking. Hij reageert wel op geluid: wanneer de onderzoekster op tafel tikt, kijkt hij even naar de vingers.
Domein communicatie Non-verbale communicatie Merk op: ongeveer 65% van de betekenis van een boodschap wordt non-verbaal gegeven (namelijk via oogcontact, gelaatsuitdrukking, gebaren, lichaamshouding,...). Gebaren: mensen maken gedurende sociale interacties ook gebruik van gebaren om iets te communiceren (neen schudden, zwaaien, „zooo groot!', „geef het aan mij', „shht!'); sommige kinderen met autisme doen dit niet. Kinderen met ASS begrijpen gebaren ook niet altijd of ze begrijpen ze verkeerd. Gelaatsuitdrukking: tijdens sociale interacties kan je aan andere mensen hun gelaatsuitdrukking zien hoe die persoon zich voelt; kinderen met ASS hebben zelf vaak een vlakke gelaatsuitdrukking. Ze gebruiken hun gelaatsuitdrukkingen soms ook ongepast, zoals glimlachen bij verdriet/pijn.
Illustratie oogcontact vermijden Jonathan (16 maanden, ASS) heeft hier wel plezier in het contact met zijn papa, maar hij kijkt hierbij vooral naar de mond van z'n papa of hij kijkt weg.
7
Je ziet ook dat kinderen met ASS soms vanuit de ooghoeken kijken.
Illustratie gebaren Han (22 maanden, normale ontwikkeling) maakt een beschrijvend gebaar („allemaal weg') nadat alle speelgoed is opgeruimd en hij niks terugvindt.
Item 19 Zeker bij normaal-ontwikkelende JONGE kinderen kan je emotie gemakkelijk van hun gezichtje aflezen: ohh! (mooi!) versus Uhh! (bang – geschrokken).
Illustratie weinig gelaatsuitdrukking Michiel staat te dansen: je veronderstelt dat hij het leuk vindt, maar je kan het niet van z'n gezicht aflezen. Hij doet mee, imiteert de groep, maar blijft aan de kant - hij doet mee maar NAAST de groep.
Illustratie wél imitatie Winne (30 maanden, normale ontwikkeling) imiteert zowel de beweging als de geluiden. Hij laat de auto rijden, hij laat het blokje rijden (placeholder voor auto). Hij laat de kikker springen en kwaken. Hij doet alsof de maatbeker een vliegtuig is.
Illustratie geen imitatie Axel (20 maanden, ASS) weigert te imiteren.
Domein rigiditeit/stereotypieën Rigiditeit: hieronder verstaan we „het eng vasthouden aan bepaalde gewoontes' Stereotiep: hieronder verstaan we „iets steeds weer op dezelfde manier herhalen'
Domein rigiditeit/stereotypieën Spel
8
manipulatief spel: in de mond stoppen, ermee slaan, iets laten vallen,... functioneel spel: rijden met een auto, roeren met een lepeltje, telefoon aan oor houden,... doen - alsofspel of symbolisch spel: doen alsof je aan het stofzuigen bent
Domein rigiditeit/stereotypieën Spel Bij kinderen met autisme is deze spelontwikkeling vaak verstoord. Enkele voorbeelden passief in hoekje zitten of gewoon rondlopen zonder een echt doel om het even wat je hen geeft, ze spelen steeds op dezelfde wijze aan de wieltjes van een auto draaien ipv er mee te rijden ze hebben een zeer beperkte fantasie, hun doen-alsofspel is beperkt
Illustratie weinig gevarieerd manipulatief spel Jonathan (14 maanden, ASS) neemt, ondanks alle speelgoed rondom hem, niets vast. Alle speelgoed ligt rondom hem. Hij loopt rond te tafel, trapt op het speelgoed en slaat op tafel.
Illustratie wél functioneel spel Michiel (ongeveer 36 maanden, ASS) toont wel iets van functioneel spel (met hamer kloppen). Merk wel op dat z‟n mama het spel eerder leidt/stuurt.
Illustratie wél symbolisch spel Winne (30 maanden, normale ontwikkeling) geeft de pop een bordje, maakt taart (van plasticine), steekt de kaarsjes aan, blaast ze uit, zingt een liedje.
Illustratie geen symbolisch spel Axel (20 maanden, ASS) geeft de pop geen eten of drinken ook niet wanneer dit gevraagd wordt. Hij steekt wel het eetgerei in eigen mond. Axel op 27maanden vertoont geen spontaan fantasiespel maar vervalt in stereotiep manipulatief spel.
Illustratie blinkend voorwerp doen toellen
9
Axel (48 maanden, ASS) is gefascineerd door blinkend voorwerp: hij laat het tollen en bekijkt het van heel dichtbij. Verder vertoont hij geen spontaan fantasiespel.
Domein rigiditeit/stereotypieën Vreemde reactie op prikkels Kinderen met autisme hebben soms een eigenaardige reactie op geluiden, op lichtinval, op aanrakingen, … veel ouders denken aanvankelijk dat hun kind gehoorproblemen heeft/doof is, omdat het vaak niet reageert op geluiden Sommige kinderen met ASS zijn overgevoelig voor geluid en stoppen hun oren dicht met hun handjes
Illustratie vreemd zintuiglijk gedrag: zien en horen Michiel (ongeveer 16 maanden, ASS) houdt hier een stuk speelgoed (stuur-paneel) voor zijn oogjes, tegen zijn gezicht gedrukt. Mogelijke verklaring: hij vindt de trilling aangenaam?
Illustratie snelle frustratie Liam (38 maanden, ASS) reageert boos wanneer hij twee balletjes (die het hele onderzoek in zijn handen heeft gehouden) moet afgeven. Deze woede-aanval duurde een half uur. Opmerking: in het begin van fragment is er geen beeld maar het geluid is belangrijk.
Domein rigiditeit/stereotypieën Stereotypieën Stereotypieën: Fladderen met handen = naast lichaam of ter hoogte van het hoofd Wiegen = van voor naar achteren Friemelen met de vingers net voor het eigen gezicht Complexe bewegingen/houdingen: op tenen lopen
Illustratie stereotypieën Lasha (36 en 48 maanden, ASS en verstandelijke beperking) loopt fladderend rond in het onderzoekslokaal; ook aan tafel fladdert ze af en toe. Op 48 maanden neemt ze een vreemde houding aan, wiegt ze en draait ze rond haar eigen as.
10
Illustratie mooie momenten Michiel (ongeveer 24 maanden, ASS) heeft plezier in sociaal spelletje met mama en richt haar aandacht op een auto (oogcontact, wijzen en benoemen).
92
De e l 4 : Gebruik van de signaallijst
In dit laatste deel wordt er ingegaan op hoe voorzieningen voor kinderopvang na het volgen van deze vorming zelf aan de slag kunnen met de signaallijst. Er wordt ingegaan op hoe deze vragenlijst gescoord wordt en welke interpretaties aan deze score dienen gegeven te worden.
93
Totaalscore vroege signalen van ASS
Na het invullen van de signaallijst, kan eenvoudig de totaalscore berekend worden door na te gaan hoeveel items werden aangekruist t.e.m. item 25. Recent valideringsonderzoek naar de vragenlijst toonde aan dat 2 of meer aangekruiste items een verhoogd risico op ASS aangeeft bij kinderen in de Vlaamse kinderopvang. Er zijn echter ook heel wat kinderen die geen ASS blijken te hebben en die een paar signalen vertonen op jonge leeftijd. Daarom raden wij aan om kinderen na een paar maanden nogmaals te screenen met de lijst vooraleer ouders onnodig ongerust te maken over de ontwikkeling van hun kind. Indien na een paar maanden nog steeds twee of meer signalen zichtbaar zijn, kunnen ouders aangesproken worden en kan hen gevraagd worden om ook een vragenlijst die peilt naar signalen van ASS in te vullen. Wanneer een kind echter al bij het eerste invullen 4 of meer signalen van ASS vertoont, kunnen ouders onmiddellijk aangesproken worden, zonder de signaallijst een tweede maal in te vullen. Wanneer uit de score op de oudervragenlijst naar ASS ook een indicatie voor ASS blijkt, is het aangewezen om het kind door te sturen voor verder onderzoek binnen een Centrum voor Ontwikkelingsstoornissen (COS), Referentiecentrum Autisme (RCA) of een Centrum voor Ambulante Revalidatie (CAR). Wanneer de ouders ervoor kiezen de vragenlijsten niet in te vullen of op de oudervragenlijsten geen duidelijke problemen aangaven, wordt er geen onmiddellijk gevolg gesteld aan de positieve screen op de signaallijst. Wel wordt aan ouders gevraagd alert te blijven bij de verdere ontwikkeling van hun kind.
95
Oudervragenlijsten voor ASS – ESAT
Men kan voor jonge kinderen verschillende oudervragenlijsten gebruiken om te screenen naar ASS. Eén daarvan is de ESAT. Dit instrument is ontwikkeld in Nederland en er werd een grootschalig onderzoek verricht naar de waarde van dit instrument bij meer dan 30 000 kinderen rond 14 à 15 maanden. Het instrument is dus zeker geschikt voor kinderen van deze leeftijd. De auteurs vermelden dat ze hun items in de lijst zodanig gekozen hebben dat deze zo min mogelijk leeftijdsgevoelig zijn, waardoor de vragenlijst ruimer kan toegepast worden bij kinderen met een ontwikkelingsleeftijd jonger dan 36 maanden. Er is een volledig educatief pakket van de ESAT beschikbaar bij Bohn Stafleu van Loghum, voorzien van een theoretische en een praktische handleiding. In deze laatste wordt dieper ingegaan op elk item van de lijst en er zit ook een DVD bij met illustraties van de items om dit nog te verduidelijken. Bedoeling is dat professionelen
11
op deze manier goed de items kunnen beoordelen, de 14 vragen van de lijst aan de ouders van het kind stellen, maar wel zelf beoordelen of het signaal nu wel of niet aanwezig is bij het kind. Let bij gebruik van deze vragenlijst op de eerder lage sensitiviteit: deze vragenlijst mist op 14 à 15 maanden nog 3 op 4 kinderen met ASS. Dus 3 op 4 kinderen met ASS halen de cut-off van 3 of meer signalen van ASS op de ESAT niet en vertonen dus minder signalen. Bijgevolg kan je best kinderen die net niet scoren toch goed blijven opvolgen. Anderzijds dien je kinderen die wél positief scoren op deze vragenlijst zeker door te verwijzen voor verder onderzoek naar de mogelijke aanwezigheid van een ASS.
96
Oudervragenlijsten voor ASS – M-CHAT
Deze vragenlijst is ontwikkeld voor kinderen van 24 maanden, maar kan gebruikt worden bij kinderen tussen 16 en 30 maanden. De vragenlijst is vrij te verkrijgen: http://www2.gsu.edu/~psydlr/Diana_L._Robins,_Ph.D..html. Op deze webpagina vind je een officiële Nederlandse vertaling van de vragenlijst. Je vindt er ook Engelstalige scoringsinstructies en een follow-up interview. De vragenlijst wordt meegegeven aan de ouders en is door hen snel en makkelijk in te vullen. De M-CHAT detecteert veel kinderen met ASS, maar geeft ook heel wat „vals positieven‟, d.w.z. kinderen die de stoornis niet hebben, vertonen ook vaak voldoende signalen van ASS om boven de grenswaarden aangegeven in de scoringsinstructies te scoren. Om dit aantal „vals positieven‟ te verlagen, wordt aangeraden om samen met de ouders in een interview nogmaals de aangeduide signalen te overlopen. Dit gebeurt door een professioneel die dan kan oordelen of ouders niet té snel bepaalde signalen bij hun kind herkennen en kan het aantal vals positieven verlagen. Dit interview is niet naar het Nederlands vertaald, maar is gratis beschikbaar op bovenstaande webpagina in het Engels. Een kind scoort op deze lijst boven de cut-off (m.a.w. indicatief voor ASS) indien de ouders twee van zes kritieke items aanduidden op de lijst of drie of meer items aanduidden in totaal.
97
Oudervragenlijsten voor ASS – SCQ-NL
Deze vragenlijst is gebaseerd op het ouderinterview ADI-R, wat internationaal vaak gebruikt wordt om de diagnose ASS te stellen. De vragenlijst kan worden meegegeven aan ouders en wordt door henzelf ingevuld. De vragenlijst werd ontwikkeld voor kinderen vanaf 4 jaar. Onderzoek naar de waarde en bruikbaarheid van dit instrument gebeurde dan ook vooral voor kinderen vanaf 4 jaar. Recent gebruikt men de SCQ-NL ook bij kinderen vanaf 24 maanden. Uit een aantal buitenlandse studies blijkt dit instrument ook voor deze jongere kinderen bruikbaar, mits aangepaste scoring. In de oorspronkelijke handleiding bij de vragenlijst werd de cut-off bepaald op 15 signalen van ASS; m.a.w. pas wanneer kinderen 15 of meer signalen van ASS opgenomen in de lijst vertonen, is dit indicatief voor ASS. Voor kinderen jonger dan 4 jaar lijkt dit iets te „streng‟ en verlaag je deze cut-off beter naar 11 signalen. Dus wanneer een kind 11 of meer signalen van ASS vertoont, wordt best verder onderzoek gedaan naar de mogelijke aanwezigheid van een autismespectrumstoornis. Deze vragenlijst werd officieel naar het Nederlands vertaald en is genormeerd voor Vlaamse kinderen. De vragenlijst is te verkrijgen bij Sig v.z.w. (zie www.sig-net.be).
12
98
Taalmijlpalen
In de signaallijst staat ook een sectie opgenomen die peilt naar de taalontwikkeling van jonge kinderen. Deze sectie wordt niet meegenomen in het al of niet bepalen of kinderen positief screenen voor ASS en eventueel moeten doorverwezen worden voor verder onderzoek. De items handelen over de taalontwikkeling en kunnen dan ook enkel een indicatie geven of het kind mogelijks een vertraagde taalontwikkeling kent.
99
Taalmijlpalen
In deze taalsectie werden internationale taalmijlpalen overgenomen: kinderen zouden moeten brabbelen op 12 maanden, enkele losse woordjes kunnen spreken op16 maanden en twee-woordzinnen kunnen spreken op 24 maanden. Uit ons onderzoek in de Vlaamse kinderopvang blijkt echter dat vele kinderen deze taalmijlpalen pas later bereiken. Hierbij dient ook rekening gehouden te worden met eventuele meertalige opvoeding. Bij kinderen die enkel Nederlands als moedertaal hebben, valt op dat ongeveer 1 op 5 kinderen op 16 maanden nog geen losse woordjes gebruikt in de kinderopvang. Ook spreekt ongeveer 1 op 8 kinderen nog geen twee-woordzinnen aan 24 maanden. Deze taalmijlpalen blijken dus voor Vlaamse kinderen binnen de kinderopvang iets te „streng‟.
100
Taalmijlpalen
Bij kinderen die meertalig worden opgevoed (bv. mama spreekt Nederlands, papa Frans) of anderstalige kinderen die in een Nederlandstalige crèche zitten (bv. moedertaal is Marokkaans) liggen de leeftijden waarop de kinderen voor het eerst woordjes gaan gebruiken en twee-woordzinnen gaan spreken nog later. Men dient dus heel voorzichtig te zijn met het interpreteren van „falen‟ op deze taalmijlpalen. Het is zeker niet de bedoeling dat we ouders onnodig ongerust maken wanneer hun kind pas later dan deze mijlpalen gaat praten.
101
Taalmijlpalen
Indien je de signaallijst ook wil gebruiken om de taalontwikkeling te evalueren, zijn een aantal punten van belang: kan het kind op 24 maanden wél woordjes spreken, kan het kind op 36 maanden wél twee-woordzinnen spreken, spreekt het kind thuis meer of beter en is er ooit een verlies aan taalvaardigheden geweest (taalachteruitgang bv. kon al woordjes spreken, maar verviel dan voor een aantal maanden terug in enkel brabbelen)? Bij een grotere taalachterstand of achteruitgang in de taalontwikkeling, kan je eventueel gebruik maken van de N-CDI‟s. Deze oudervragenlijsten zijn eenvoudig te scoren en geven toch al een goede inschatting van het taalniveau van jonge kinderen (8 tot 30 maanden) op vlak van taalbegrip en taalexpressie. De handleiding voorziet in een stroomdiagram waarin duidelijk staat aangegeven wanneer verder taalonderzoek (en dus verwijzing voor een logopedisch onderzoek) nodig is.
13