SCHULDPOSITIE De schuldencrisis in Europa en de ontwikkelingen op financieel en economisch gebied van de laatste jaren hebben invloed op de manier van kijken naar de vermogenspositie van gemeenten. In een presentatie van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten voor raadsleden en portefeuillehouders financiën van de Zeeuwse gemeenten eerder dit jaar werd daarom in het algemeen ingegaan op de schuldpositie van gemeenten. Vervolgens verzocht de Goese gemeenteraad om informatie hierover. Deze notitie voorziet in dat verzoek door in te gaan op het begrip schuldpositie in het algemeen en op de ontwikkeling van de schuldpositie van de gemeente Goes in het bijzonder. De relatief hoge schuldpositie van Goes wordt verklaard door onder meer de grote investeringen in de laatste jaren en de rol van Goes als centrumgemeente. Ook worden de beperkte mogelijkheden om de schulden terug te dringen op een rijtje gezet. De huidige schuldenpositie van Goes leidt vooralsnog niet tot een ongewenste situatie.
Algemeen Voor het beoordelen van de vermogenspositie van gemeenten is de blik vaak gericht op het eigen vermogen op de balans. De aandacht voor het eigen vermogen van gemeenten lijkt ingegeven door het bedrijfsmatig denken over overheidshandelen. Maar gemeenten hebben geen aandeelhouders die kapitaal inbrengen en gaan niet failliet. De reserves op de balans van een gemeente zitten vast in bezittingen, zoals gebouwen, wegen e.d. Gemeenten hebben een consumptiehuishouding. Net als burgers maken gemeenten met hun bezit geen winst. Is voor de aanschaf van het bezit geld geleend, dan komen daar de rentekosten bovenop. De aandacht moet daarom meer uitgaan naar de rentedruk op de begroting. Daarentegen richt het Rijk zich op de schuld. De financiële vermogenspositie van gemeenten moet aan de hand van de schulden worden beoordeeld. Aanvullend kan ook de actiefzijde van de gemeentelijke balans worden bekeken teneinde vast te stellen of het gemeentelijk bezit nodig is voor de uitvoering van de publieke taak of wellicht afgestoten kan worden voor de aflossing van schulden.
Ontwikkeling schuldpositie Nederlandse gemeenten Het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) houdt de ontwikkeling van de schulden van Nederlandse gemeenten bij. Na afloop van ieder kwartaal leveren gemeenten aan het CBS cijfers over de balansstanden van de schulden en vorderingen. Jaarlijks leveren gemeenten een volledige set cijfers over de exploitatie en de balansposten aan. Met behulp van deze gegevens heeft de VNG in juni 2012 de schuldpositie van de gemeenten in kaart gebracht (naar de stand per 31 december 2010). De nettoschuld per inwoner kwam voor de gezamenlijke Nederlandse gemeenten uit op € 2.184 per inwoner en bedraagt daarmee 64% van de inkomsten. De nettoschuld wordt bepaald door de som van langlopende leningen, kortlopende schuld en overlopende passiva minus de langlopende uitzettingen, vorderingen, liquide middelen en overlopende activa. Uit de gegevens van de VNG komt naar voren dat de gemiddelde nettoschuld als aandeel van de exploitatie toeneemt naarmate de gemeente qua inwoners groter is. Daarentegen daalt bij een grotere omvang van de gemeenten de spreiding van de nettoschuld als aandeel van de exploitatie. Bij grote gemeenten (meer dan 100.000 inwoners) is in geval van investeringen eerder sprake van een ideaalcomplex. Ieder jaar doen zich wel investeringen van omvang voor, zodat de afschrijvingen (en aflossingen) min of meer gelijk oplopen met de financieringsbehoefte voor nieuwe investeringen. Kleine gemeenten doen maar eens in de zoveel jaar een grote investering. Dergelijke investeringen leggen een naar verhouding groot beslag op de middelen van kleine gemeenten. Het veroorzaakt
1/8
flinke schommelingen in de financieringsbehoefte. De relatief hoge schulden die kleine gemeenten voor een grote investering aangaan, worden in de jaren er na weer afgebouwd.
Waarom lenen gemeenten? Gemeenten lenen doorgaans om investeringen te betalen. Het gaat dan om investeringen met een meerjarig nut. De jaarlijkse lasten (rente en afschrijving) worden gedragen binnen de jaarlijkse exploitatie. Het aantal jaren dat de exploitatie deze lasten moet dragen, is in overeenstemming met het nut dat de investering heeft. Enkele voorbeelden in Goes: schouwburg De Mythe, diverse scholen, het Stadskantoor, Masterplan Binnenstad en parkeergarage Westwal. De hoge schuldenpositie hangt dus samen met de investeringen, die de laatste decennia ten behoeve van inwoners en bedrijven zijn gedaan.
Kengetallen schuldposities van gemeenten Voor een vergelijking van de schuldposities van gemeenten is het kengetal schuld per inwoner minder geschikt. Ten eerste houdt de ene gemeente meer werkkapitaal aan dan de andere gemeente. Een correctie hiervan door uit te gaan van de nettoschuld verwijdert deze verschillen. Ten tweede bestaan er grote verschillen in inkomsten per inwoner tussen gemeenten. Een gemeente met hogere inkomsten per inwoner kan een hogere schuld per inwoner aangaan. Bij procentueel gelijke rentelasten als aandeel van de exploitatie kan een gemeente met hogere inkomsten absoluut gezien hogere rentelasten per inwoner dragen. Het kengetal nettoschuld als aandeel van de exploitatie is beter bruikbaar omdat dat kengetal corrigeert voor de verschillen in aangehouden werkkapitaal. Een relatieve maat uitgedrukt in procenten maakt een vergelijking met andere gemeenten goed mogelijk. Het kengetal geeft juist een indicatie van het aandeel van de rentelasten van de schulden in de totale exploitatie. En het draait bij een blik op de schulden juist om de vraag of de rentelasten als gevolg van hoge schulden niet te veel begrotingsruimte opslokken. Een ander kengetal dat mogelijk geschikt is voor de vergelijking van schuldposities, is de debt ratio. Dit kengetal drukt uit in hoeverre het totale bezit op de balans is belast met schulden. Maar de bruikbaarheid van dit kengetal voor het vergelijken van schuldposities van gemeenten hangt af van strakke boekhoudregels voor het activeren en waarderen van het bezit op de gemeentelijke balans. De boekhoudregels voor gemeenten kennen in dit opzicht juist vrijheidsgraden, waardoor het kengetal debt ratio minder geschikt is voor een vergelijking van de schuldposities. Zo wordt er door gemeenten verschillend omgegaan met investeringen in activa met een maatschappelijk nut (activering of direct ten laste van de exploitatie).
Schuldpositie gemeente Goes Op de lijst van alle Nederlandse gemeenten gerangschikt naar de hoogte van de nettoschuld als aandeel van de exploitatie die de VNG in juni 2012 heeft gepubliceerd staat de gemeente Goes in 2010 op rang 406.
Omschrijving Gemeente Goes Gemiddelde Nederlandse gemeenten Gemiddelde gemeenten in Zeeland
Debt ratio 2010 80%
Nettoschuld per inwoner 2010 € 4.346
Schuldevolutie per inwoner 2010 € 73
Bouwgrond en leningen/ exploitatie 2010 54%
64%
60%
€ 2.184
€ 217
36%
87%
68%
€ 2.420
€ 164
27%
Nettoschuld/ exploitatie 2010 148%
Toelichtingen:
•
Voor de nettoschuld van een gemeente is uitgegaan van de som van balansposten vaste schuld, kortlopende schuld (inclusief crediteuren) en overlopende passiva. Daarop is vervolgens in mindering gebracht de som van de balansposten langlopende uitzettingen, kortlopende vorderingen en uitzettingen, liquide middelen (kas, bank en giro) en overlopende activa.
2/8
• • •
Voor de omvang van de exploitatie is uitgegaan van het totaal van de baten voor mutatie en bestemming reserves. Het kengetal schuldevolutie geeft aan of er ten opzichte van 2009 sprake is van een stijging of daling van de nettoschuld per inwoner. Een positief bedrag betekent een stijging van de nettoschuld per inwoner. Het percentage in de laatste kolom geeft aan hoe groot de ‘voorraden’ bouwgrond, onderhanden werk inclusief bouwgrond in exploitatie en leningen aan derden (niet zijnde verbonden partijen) zijn.
Uit voorgaande overzicht kan worden afgeleid dat de gemeente Goes een relatief hoge schuldpositie heeft. Op alle ratio’s scoort Goes minder dan het gemiddelde in Nederland en ook ten opzichte van het gemiddelde in Zeeland is sprake van een zwakkere positie. De hoogte van de nettoschuld hangt ook samen met de centrumfunctie van een gemeente. De gemeente Goes had per 1 januari 2010 zelf 36.625 inwoners, maar vervult een centrumfunctie voor circa 100.000 inwoners. Bij een dergelijk inwoneraantal ligt de gemiddelde nettoschuld in Nederland tussen € 2.407,-- en € 2.850,--. Bij de gemeente Goes is deze € 4.346,--. Ook als centrumgemeente heeft Goes dus een hoge schuldpositie. Ten aanzien van de berekening van de nettoschuld dient echter te worden opgemerkt dat deze is bepaald op basis van de informatie die de gemeenten periodiek aanleveren aan het CBS. De langlopende uitzettingen van de gemeente Goes in de vorm van de hypothecaire geldleningen aan het personeel en de leningen aan het ziekenhuis en Inter Expo Goes B.V. zijn bij deze berekening niet in mindering gebracht op de nettoschuld. Deze uitzettingen zijn in de rapportages aan het CBS niet zichtbaar en daardoor niet gecorrigeerd. Het in mindering brengen van de langlopende leningen, met uitzondering van de langlopende leningen aan verbonden partijen en de langlopende leningen aan derden uit hoofde van de publieke taak, op de nettoschuld is echter toegestaan. De betreffende langlopende leningen zouden immers door de gemeente verkocht kunnen worden (afstoten). Een berekening van de nettoschuld en de overige indicatoren waarin rekening wordt gehouden met de voornoemde opmerkingen leidt tot het volgende beeld:
Berekening door VNG op basis van IV3-rapportages (bedragen x € 1.000) Vaste schulden
2009
2009
2010
151.765
137.543
149.335
143.264
136.961
4.646
21.796
6.452
13.089
3.800
-28.633
-27.057
-25.112
-1.293
-1.188
-1.079
0
-2.000
-2.000
Saldo vlottende activa en passiva (excl. Voorraden)
2010
Berekening op basis van jaarrekeningen 2011
Af: langlopende uitzettingen (hypothecaire geldleningen personeel) Af: lening Inter Expo Goes B.V. Af: lening ziekenhuis Nettoschuld
156.411
159.339
125.861
126.108
112.570
131.582
107.566
131.587
106.072
123.564
119%
148%
96%
119%
91%
Baten exploitatie (excl. onttrekkingen aan reserves) Nettoschuld in % van de exploitatie Debtratio Nettoschuld per inwoner
81%
80%
81%
81%
75%
€ 4.271
€ 4.346
€ 3.436
€ 3.439
€ 3.070
43%
54%
20%
26%
20%
Bouwgrond en leningen in % van de exploitatie **
** De correctie van de nettoschuld met de langlopende uitzettingen leidt ook tot correctie bij deze ratio.
Het beeld betreffende de schuldpositie van de gemeente Goes wijzigt door deze herrekening aanzienlijk. Desondanks blijft sprake van een hoge schuldpositie. De nettoschuld is in 2010 ten opzichte van 2009 met ‘slechts’ € 0,5 miljoen (0,4%) toegenomen. Omdat de totale exploitatie in 2009 erg hoog was als gevolg van de hoge baten uit hoofde van grondexploitaties (met name de projecten Goese Schans, Mannee en De Poel II), was de nettoschuld uitgedrukt in een percentage van de exploitatie in 2009 relatief hoog. Eliminatie van deze hogere
3/8
baten (er stonden immers ook fors hogere lasten tegenover) leidt tot een nettoschuld percentage van 124%. Zowel absoluut als relatief (uitgedrukt in een percentage van de baten in de exploitatie) is in 2011 sprake van een daling van de nettoschuld ten opzichte van 2010. Dit wordt met name veroorzaakt doordat er in 2011 ruim € 16 miljoen is afgelost op aangetrokken leningen, terwijl er slechts één nieuwe lening van € 10 miljoen is aangegaan. Als we rekening houden met de toekomstige ontwikkelingen, zoals verwerkt in de begroting 2013 en de meerjarenraming, dan vertoont de nettoschuld uitgedrukt in een percentage van de exploitatie het volgende beeld: (bedragen x € 1.000) Netto schuld per 1 januari
2013 124.944
2014 134.340
2015 130.041
2016 124.792
Geraamde mutaties 2013-2016: Nieuwe langlopende leningen
21.500
8.500
15.000
15.000
Aflossing langlopende leningen
-12.104
-12.799
-20.249
-19.853
Netto schuld ultimo boekjaar
134.340
130.041
124.792
119.939
Exploitatie
107.136
110.555
109.917
110.966
Netto schuld in % van de exploitatie 125% 118% 114% 108% Toelichting: In bovenstaande tabel wordt er vanuit gegaan dat de vlottende activa en vlottende passiva op hetzelfde niveau blijven.
Op basis bestaande Europese normen en onderzoeken in het verleden kan worden gesteld dat bij een nettoschuld die groter is dan 100% van de exploitatie voorzichtigheid geboden is en dat bij een nettoschuld die groter is dan 150% van de exploitatie sprake is van een ongewenste situatie. Uitgaande van deze ‘normen’ is bij de gemeente Goes voorzichtigheid geboden. In voorgaand overzicht is nog geen rekening gehouden met het effect dat de inzet van de reserve majeure projecten zal hebben op de schuldpositie van de gemeente. Hierbij merken wij op dat dekking van investeringen niet hetzelfde is als financiering van investeringen. Dat investeringen gedekt worden uit bijvoorbeeld de reserve majeure projecten wil niet zeggen dat er geen nieuwe leningen moeten worden aangetrokken teneinde over voldoende liquide middelen te beschikken om de betreffende investeringen daadwerkelijk te betalen. Of anders verwoord: door de reserves (eigen vermogen) aan te wenden moet, bij een gelijkblijvende financieringsbehoefte, meer vreemd vermogen worden aangetrokken. Wet Hof Het Rijk heeft op 24 september 2012 de Wet Houdbare overheidsfinanciën (Wet Hof) ingediend bij de Tweede Kamer. Deze legt gemeenten strakke regels op aangaande het financieringstekort. De Wet Hof bepaalt nu dat Rijk en decentrale overheden een gelijkwaardige inspanning gaan leveren om het tekort weer volgens Europese afspraken terug te dringen. De eurolanden hebben eerder afgesproken om hun tekort in structurele termen (gecorrigeerd voor conjunctuurwisselingen) in evenwicht te brengen. De wet verbindt normstellingen aan het tekort, voortkomend uit de ontwikkeling van de EMU schuld en het EMU saldo. Aangezien dit in feite normen zijn gebaseerd op het kasstelsel van de rijksoverheid, kan dit vergaande en ongewenste gevolgen hebben voor de volgens het stelsel van baten en lasten ingerichte begrotingssystematiek van gemeenten. Zulke beperkingen op de schuldontwikkeling hebben grote invloed op de investerings- en dekkingsstrategie van de gemeente. Lopende en gedekte investeringen moeten doorgaans nog gefinancierd worden. De gemeente gebruikt haar reserves en voorzieningen ook als eigen financieringsmiddel. Het inzetten van reserves en voorzieningen heeft effect op de verhouding tussen het eigen en het vreemd vermogen. Wanneer een gemeente veel investeringen heeft uitstaan en hier nog geld voor moet lenen, kan de Wet Hof dit investeringsbeleid ernstig belemmeren. Volgens de decentrale overheden remt het wetsvoorstel de lokale en regionale investeringen. Veel regionale en lokale initiatieven die de economie stimuleren, zullen moeten worden geschrapt.
4/8
De wetgevers komen voor een klein deel tegemoet aan de kritiek die deze koepels hebben geleverd op het wetsvoorstel. De belangrijkste wijziging is dat de wetgever is afgestapt van een maximaal tekort voor de afzonderlijke gemeenten, provincies en waterschappen. Er komt nu een maximum van het nationale begrotingstekort voor alle decentrale overheden samen. Dat moet aan het begin van elke nieuwe kabinetsperiode worden bepaald, maar ligt voor dit en volgend jaar in elk geval op 0,5 procent van het bbp, wat neerkomt op ongeveer drie miljard euro. De koepelorganisaties wijzen nog steeds het huidige wetsvoorstel af, maar zijn graag bereid het gesprek aan te gaan met het volgende kabinet over andere, minder schadelijke manieren waarmee ze dezelfde doelen kunnen bereiken. “Voldoen aan Brusselse regels en effectief economisch herstelbeleid kunnen prima samen gaan,” zegt voorzitter Peter Glas van de Unie van Waterschappen. 1 Schatkistbankieren Alle decentrale overheden moeten vanaf 2013 schatkistbankieren. Gemeenten, provincies, waterschappen en gemeenschappelijke regelingen zijn dan verplicht om hun tegoeden aan te houden bij het ministerie van Financiën. Schatkistbankieren is afgesproken in het begrotingsakkoord 2013 en gepubliceerd in de Staatscourant van 4 juni 2012.
Toezicht op schuldpositie van gemeenten In het kader van het toezicht heeft de toezichthouder, de provincie, de volgende hulpmiddelen ter beschikking: • het EMU-saldo;
• •
de kasgeldlimiet; de renterisiconorm.
Het EMU-saldo geeft alleen informatie over de bijdrage van gemeenten aan het totale EMUsaldo/EMU-tekort. De kasgeldlimiet en de renterisiconorm zijn ingevoerd om renterisico’s te beperken. De genoemde ratio’s geven daarom slechts beperkt inzicht in (de ontwikkeling van) de schuldpositie van een gemeente. De drie normen worden hier nader toegelicht.
EMU-saldo De definitie van het EMU-saldo is grofweg: het verschil tussen de inkomsten en de uitgaven van een overheidsorgaan in een bepaald jaar. Informatie over (de ontwikkeling van) het EMU-saldo wordt jaarlijks verstrekt aan het CBS. In de meeste recente opgave aan het CBS is voor de jaren 2011 en 2012 uitgegaan van een positief EMU-saldo. Voor de ontwikkeling van het EMU-saldo van de gemeente Goes vertoont het volgende beeld:
1
Info. Binnenlands Bestuur 24-09-2012
5/8
(bedragen x € 1.000) 2013
EMU-saldo 1 Exploitatiesaldo vóór toevoeging aan c.q. onttrekking uit reserves 2
Afschrijvingen ten laste van de exploitatie
3
Bruto dotaties aan de post voorzieningen ten laste van de exploitatie
4
Investeringen in (im)materiële vaste activa die op de balans worden geactiveerd
5
Baten uit bijdragen van andere overheden, de Europese Unie en overigen, die niet op de exploitatie zijn verantwoord en niet al in mindering zijn gebracht bij post 4
6
Baten uit desinvesteringen in (im)materiële vaste activa (tegen verkoopprijs), voor zover niet op exploitatie verantwoord
7
Aankoop van grond en de uitgaven aan bouw-, woonrijp maken e.d. (alleen transacties met derden die niet op de exploitatie staan)
8
Baten bouwgrondexploitatie, voor zover niet op exploitatie verantwoord
9
Lasten op balanspost voorzieningen voorzover deze transacties met derden betreffen
10
Lasten i.v.m. transacties met derden, die niet via de onder post 1 genoemde exploitatie lopen, maar rechtstreeks ten laste van de reserves (inclusief fondsen en dergelijke) worden gebracht en die nog niet vallen onder één van bovenstaande posten
11
Verwachte boekwinst bij verkoop van effecten
2014
2015
2016
+
1.731
2.927
1.836
2.231
+
6.284
6.664
6.615
6.514
+
5.570
5.571
5.571
5.571
-/-
13.087
776
2.972
1.159
+
-
…
…
…
+
-
…
…
…
-/-
-
…
…
…
…
…
…
+
-/-
5.613
5292
5257
5277
-/-
-
…
…
…
-/-
-
…
…
…
-5.115
9.094
5.793
7.880
Berekend EMU-saldo
Door grote investeringen in 2013 waaronder de nieuwbouw van Pontes van 9 miljoen is het berekend EMU-saldo voor de gemeente Goes in 2013 negatief. Vanaf 2014 is het EMU-saldo positief.
Kasgeldlimiet Ter beperking van renterisico’s op de korte schuld dienen de gemeenten te voldoen aan de kasgeldlimiet. Dit betekent dat de korte schuld voor gemeenten maximaal 8,5% van het begrotingstotaal mag bedragen. De korte schuld bestaat uit de opgenomen gelden met een oorspronkelijke rentetypische looptijd korter dan één jaar en de schuld in rekening-courant en is bedoeld voor het financieren van lopende uitgaven. (bedragen x € 1.000) Kasgeldlimiet Totaal jaarbegroting (lasten) Percentage
2013
2014
2015
107.136
110.555
109.917
2016
8,50%
8,50%
8,50%
8,50%
9.107
9.397
9.343
9.432
-8.008
-8.008
-8.008
-8.008
1.099
1.389
1.335
1.424
110.966
Kasgeldlimiet Gemiddelde netto vlottende schuld (-/-)/ gemiddeld overschot vlottende middelen * Ruimte (+) / overschrijving (-) *
Bij de bepaling van de netto vlottende schuld is uitgegaan van de vastgestelde balans per 31 december 2011 in de jaarrekening 2011.
6/8
Renterisiconorm Met behulp van de renterisiconorm wordt bepaald welk renterisico de gemeente loopt op haar vaste schuld (leningen met een looptijd van langer dan één jaar). De renterisiconorm is bepaald op 20% van het begrotingstotaal. Dat wil zeggen dat de jaarlijks verplichte aflossingen en de renteherzieningen niet meer mogen bedragen dan 20% van het begrotingstotaal. Hierbij is een minimumbedrag bepaald van € 2,5 miljoen. Het uitgangspunt van de renterisiconorm is het beheersen van de renterisico’s op langlopende schulden. Dit gebeurt door het aanbrengen van spreiding in de looptijden van de leningen. Hiermee wordt voorkomen, dat een groot deel van de leningen tegelijk opnieuw moet worden afgesloten, met het risico van snel oplopende rentelasten. (bedragen x € 1.000) Renterisiconorm 1 Renteherzieningen * 2
Aflossingen
3
Renterisico (1 + 2)
4a
Begrotingstotaal
4b
Percentage regeling
4
Renterisiconorm (4a x 4b)
5a
Ruimte onder renterisiconorm (4 > 3)
5b
Overschrijding renterisiconorm (3 > 4)
2013
2014
2015
2016
11.500
7.500
7.500
7.500
12.104
12.799
20.249
19853
23.604
20.299
27.749
27.353
107.136
110.555
109.917
110.966
20%
20%
20%
20%
21.427
22.111
21.983
22.193
-
1.812
-
-
5.766
5.160
2.177
Het beeld in voornoemde tabel is sterk vertekend omdat het renterisico op de roll-over leningen beperkt is doordat er renteplafonds zijn afgesproken. Als we deze renteherzieningen buiten beschouwing laten dan wordt de renterisiconorm niet overschreden.
Wat is totaalfinanciering? De gemeente Goes werkt vanuit totaalfinanciering. Dit wil zeggen dat wij op basis van onze liquiditeitsbehoefte al of niet overgaan tot het aantrekken van leningen. Deze beoordeling wordt dagelijks gemaakt door de medewerker treasury in samenspraak met het afdelingshoofd Financiën. Er is dus in principe geen relatie tussen de investeringskredieten zoals die door de raad beschikbaar worden gesteld en het lenen van geld op de kapitaalmarkt. Wij trekken pas geld aan op het moment dat we voorzien dat er ook betalingen verricht moeten worden. Dit biedt een aantal voordelen:
• • •
De administratieve lastendruk wordt beperkt: er hoeft geen relatie te worden gelegd tussen nieuwe kredieten en bijbehorende financiering. Dit bevordert optimaal rentebeheer en kostenbesparing: door dagelijks rentestanden te bekijken en snel te beslissen kunnen we leningen goedkoper afsluiten en zo hoeven we geen rente te betalen op leningen die we (nog) niet nodig hadden. We hebben meer flexibiliteit tussen kortlopende en langlopende geldleningen: kort geld is goedkoper dan lang geld en zolang we binnen de gestelde kasgeldlimiet blijven is er ook geen noodzaak om langlopende leningen af te sluiten.
Het is wel zo dat in tijden van veel grote investeringen in korte tijd we meer geld uitgeven, sneller de kasgeldlimiet bereiken en we als gevolg daarvan kasgeldleningen zouden moeten omzetten in langlopende leningen. Een nadeel van totaalfinanciering is dat je vooraf geen zekerheid hebt over de rente die betaald moet worden op aan te trekken leningen. Die kan dan hoger uitvallen dan waar we in de begroting en bij de kredietramingen rekening mee houden. Het is wel mogelijk om vooraf een rentepercentage af te spreken, maar dit geeft inflexibiliteit en leidt tot onnodige kosten als de werkelijke rente op dat moment lager is. Gezien de rentestanden van dit moment (laag), maken we daar dus nu geen gebruik van.
7/8
Mogelijkheden tot terugdringen schuldpositie De externe schulden van een gemeente kunnen worden teruggedrongen door:
•
Daar waar mogelijk het faseren van investeringen (in feite weer gaan sparen voordat we overgaan tot grote uitgaven).
•
De kosten te verlagen (minder externe uitgaven).
•
Kritisch blijven kijken naar de mogelijkheden van het verkopen van activa die niet nodig zijn voor de uitvoering van de publieke taak.
•
Het vergroten van de overige inkomsten (bijv. hogere gemeentelijke belastingen). In het collegeprogramma 2010-2014 wordt het volgende uitgangspunt genoemd: “De belastingdruk wordt aangepast op basis van de inflatie en de tarieven worden zoveel mogelijk kostendekkend gemaakt.”
•
Verkoop gemeentebezit (bijv. parkeergarage): per investering kritisch kijken naar mogelijkheden zoals huur en lease wat deze keuzes betekenen voor de exploitatie.
•
Instellen van een schuldenplafond: als gemeente Goes binnen de gestelde normen zelf bepalen wat een acceptabel (maximaal) schuldenplafond is.
•
Zoeken naar andere financieringsbronnen, zodat er minder leningen aangetrokken hoeven te worden.
•
Afvragen bij iedere financiering: is de te financieren voorziening wel een publieke taak? Financiering kan een vast onderdeel worden van de afwegingen bij de begroting en bij elk investeringsbesluit.
De mogelijkheden voor een gemeente om de schulden terug te dringen zijn gelijk aan de mogelijkheden die burgers op dat gebied hebben. Bovendien hangt de hoogte van de nettoschuld ook samen met de centrumfunctie van de gemeente Goes. De gemeente Goes had per 1 januari 2010 zelf 36.625 inwoners, maar vervult een centrumfunctie voor circa 100.000 inwoners. Uitgangspunt voor het daadwerkelijk terugdringen van de schulden is dat de financiële ruimte die beschikbaar komt door de genoemde maatregelen ook gebruikt wordt voor het aflossen van de lopende leningen.
Goes, 17 oktober 2012.
8/8