Komt dat zien!
Wat ga je doen? Je leert wat een aanplakbiljet is. Je maakt er zelf een.
© Uitgeverij Zwijsen B.V., Tilburg
Op verkenning
door: Ilse Poort
1
•
tk
taalkaart 1 Komt dat zien!
1
Bekijk het aanplakbiljet.
2
Waarom hebben circusmensen dit aanplakbiljet opgehangen? Schrijf de letter van het goede antwoord op. a. Ze willen dat de mensen hun circusdieren kopen. b. Ze willen dat veel mensen naar hun optreden komen kijken. c. Ze willen het aanplakbiljet verkopen. d. Ze willen dat veel mensen naar hun circuslessen komen.
3
Schrijf twee dingen op die je in Circus Magic kunt zien.
4
Welke informatie staat op het aanplakbiljet? Neem het schema over en vul het in. Wie? Wat? Waar? Wanneer?
5
Wat is een ander woord voor aanplakbiljet? Kies uit: de folder – de poster – het entreebewijs – het verkeersbord.
B
tm_b_TK_01.indd 1
20-07-07 13:50:34
6
Heb jij weleens een aanplakbiljet gezien? Waar hing het en wat stond erop? Schrijf dat op. Je mag ook zelf iets bedenken.
7
Teken twee grote cirkels, de ene rood, de andere groen. In de groene cirkel schrijf je de woorden die wel op een aanplakbiljet horen. In de rode cirkel schrijf je de woorden die niet op een aanplakbiljet horen. Kies uit: spannend – gratis – saai – vorige week – bijzonder – niet leuk. Uitleg
8
Wil je de mensen laten weten dat je een optreden geeft? Maak dan een aanplakbiljet. Een aanplakbiljet is een groot vel papier. Op het aanplakbiljet zet je informatie over jouw optreden. Bijvoorbeeld wat je gaat doen. Ook schrijf je op waar en wanneer je gaat optreden. Je kunt opschrijven waar de mensen kaarten kunnen kopen. En hoeveel de kaarten kosten. Zet ook een foto of tekening op je aanplakbiljet. Hang het aanplakbiljet op plaatsen waar veel mensen komen. Als zij lezen over het optreden, komen ze misschien wel kijken.
Aan de slag 9
Bedenk nu zelf een aanplakbiljet. Lees de vragen. Schrijf de dikgedrukte woorden op. Schrijf het antwoord voor jouw aanplakbiljet erachter. Wie geeft het optreden? Wat gaan ze doen? Wanneer is het optreden? Waar is het optreden? Hoeveel kost het optreden? Waar kun je kaartjes kopen?
10
Pak nu een groot vel papier. Maak hierop jouw aanplakbiljet. Maak er ook een tekening bij. Hang je aanplakbiljet op een goede plek.
B
tm_b_TK_01.indd 2
20-07-07 13:50:38
Lees eerst de bijsluiter
Wat ga je doen? Je leert wat een bijsluiter is. Je maakt er zelf een.
© Uitgeverij Zwijsen B.V., Tilburg
Op verkenning 1
Bekijk de bijsluiter.
2
Wanneer lees je deze bijsluiter? Schrijf de letter van het goede antwoord op. a. als je veel moet hoesten b. als je last hebt van buikpijn c. als je zelf een hoestdrankje wilt maken d. als je iets leuks wilt lezen
3
Damian is zes jaar en hij moet veel hoesten. Schrijf de letters van de zinnen op. Schrijf het goede schuingedrukte woord erachter. a. Damian mag op een dag twee/drie keer Hoestweg nemen. b. Hij mag dan twee/drie theelepels. c. Het babyzusje van Damian moet ook hoesten. Zij mag wel/niet Hoestweg nemen. d. Na drie dagen hoest Damian niet meer. Hij moet wel/niet naar de huisarts.
4
2
•
tk
taalkaart 2 Lees eerst de bijsluiter
Niet doen, want ___
Bekijk de tekening. Wat zegt de moeder van Damian, denk je? Schrijf het op.
door: Ilse Poort
Zo, ik hoest niet meer. Ik gooi dit weg.
door: Tina van de Leur - © Uitgeverij Zwijsen, Tilburg
tm_b_TK_02.indd 3
B
20-07-07 13:51:18
5
Op welk plaatje zie je de bijsluiter? Schrijf de goede letter op. a.
6
b.
c.
Waar zit een bijsluiter bij? Kies meer antwoorden. Schrijf ze op. Kies uit: pil tegen keelpijn – lolly – drankje tegen hoofdpijn – pleister – appel – pil tegen oorpijn. Uitleg
7
Krijg je pillen of een drankje van de dokter? Dan zit er altijd een bijsluiter bij. In de bijsluiter staat belangrijke informatie. Zoals wanneer je de pillen of het drankje moet nemen. En hoe je de pillen of het drankje moet innemen. Ook staat er hoeveel je mag nemen. Je moet de bijsluiter altijd goed lezen. En bewaren in het doosje. Voor een volgende keer.
Aan de slag 8
Bedenk nu een bijsluiter. Lees de vragen. Schrijf de dikgedrukte woorden op. Schrijf het antwoord voor jouw bijsluiter erachter. Wat is de naam van de pil of het drankje? Hoe lang is het houdbaar? Waartegen helpt het? Hoe vaak mag je het nemen? Hoeveel mag je nemen? Zijn er nog bijzonderheden?
9
Neem nu een blaadje papier. Maak hier jouw bijsluiter op.
B
tm_b_TK_02.indd 4
20-07-07 13:51:24
Gewonnen?
Op verkenning 1
3
Wat ga je doen? Je leert wat sportuitslagen zijn. Je maakt zelf sportuitslagen.
•
tk
taalkaart 3 Gewonnen?
Bekijk het plaatje.
door: Ilse Poort
© Uitgeverij Zwijsen B.V., Tilburg
Even kijken of mijn club gewonnen heeft.
2
Wat leest Karin? Schrijf het goede antwoord op. Kies uit: een strip – een lied over haar club – de sportuitslagen.
3
Waar staan sportuitslagen meestal? Schrijf de drie goede antwoorden in je schrift. Kies uit: in een televisiegids – in de krant – op een poster – op internet – op teletekst.
4
Waarom bekijkt Karin de sportuitslagen? Schrijf de letter van het goede antwoord op. a. Ze wil weten wanneer haar club moet spelen. b. Ze wil weten of haar club gewonnen heeft. c. Ze wil weten wat hockey is.
5
Karin heeft de uitslagen gelezen. Denk je dat ze nu blij is of verdrietig? Teken haar gezicht. Teken er ook een spreekwolk bij. Schrijf hierin wat ze zegt.
door: Tina van de Leur - © Uitgeverij Zwijsen, Tilburg
tm_b_TK_03.indd 5
B
20-07-07 13:51:53
6
Schrijf de letters van de zinnen op. Schrijf erachter: waar of niet waar. a. Rood-wit heeft verloren. b. Amersfoortse Hockeyclub staat op nummer 1. c. Trainen Loont heeft zaterdag tegen Hup Hup gespeeld. d. Er is zaterdag elf keer gescoord.
7
Lees wat de jongens zeggen. Kijk naar de uitslagen bij opdracht 1. Weet jij nu bij welke club elke jongen speelt? Schrijf het op. Doe het zo: ___ speelt bij ___ . We hebben niet gescoord.
Wij staan onderaan.
Wij scoorden vijf keer.
Uitleg 8
Wil je weten of jouw favoriete sportclub heeft gewonnen? Bekijk de sportuitslagen. De sportuitslagen staan in de krant. Maar ook op internet en op teletekst kun je sportuitslagen vinden. Zoek eerst de juiste sport op. Daarna kun je zien of jouw club heeft gewonnen. Ook kun je in de stand opzoeken waar jouw club staat. Hebben ze vaak gewonnen? Dan staan ze hoog. Hebben ze vaak verloren? Dan staan ze laag. Aan de slag
9
Bedenk nu zelf sportuitslagen. Schrijf de letters van de vragen op. Schrijf erachter wat je bedenkt. a. Van welke sport maak je de sportuitslagen? b. Op welke dag is er gesport? c. Welke clubs of mensen deden mee? Bedenk er zes. d. Wat waren de uitslagen? e. Wat is de stand?
10
Neem een vel papier. Maak de sportuitslagen zoals je ze bedacht hebt. Zorg dat alles heel duidelijk is. En natuurlijk ook mooi. Maak er een tekening bij of plak plaatjes.
B
tm_b_TK_03.indd 6
20-07-07 13:51:58