Schriftelijk kunsthistorisch werk
Richtlijnen en voorschriften voor het vervaardigen van een scriptie op het gebied van de Kunstgeschiedenis
Radboud Universiteit Nijmegen Faculteit der Letteren Afdeling Kunstgeschiedenis ©2014 Tekst: Faculteit der Letteren Vormgeving & druk: Macxmedia, Nijmegen
Inhoud 1
Inleiding
5
2
Het kunsthistorisch-bibliografische apparaat
5 8
3
Opbouw, vormgeving en afwerking van een scriptie
3.1
Formele eisen
3.2
De indeling van een scriptie
3.3
Spelling, taal en stijl
3.4 Het vermelden van personen
4 Literatuur- en bronvermelding
11
4.1 Algemene aanwijzingen
4.2 De notatie van aangehaalde bronnen en publicaties
5. De besproken kunstwerken
18
6. Verwijzen en annoteren
19
7. Citeren versus plagiëren
21
Bijlagen
22
Checklist voor schriftelijk kunsthistorisch werk
Beoordelingscriteria voor scripties
Verantwoording van de zoekgang
Bibliografie
28
Schriftelijk kunsthistorisch werk
1 Inleiding Het schrijven van een scriptie of werkstuk op het gebied van de Kunstgeschiedenis vergt specifieke vaardigheden.1 Bovendien moet dergelijk schriftelijk werk voldoen aan bepaalde inhoudelijke en formele eisen. Deze handleiding, bedoeld voor studenten in de Kunstgeschiedenis aan de Radboud Universiteit Nijmegen, geeft informatie over het doen van het voorbereidend (literatuur)onderzoek en richtlijnen voor de formele verzorging van een scriptie. De meest relevante informatie komt in dit document ter sprake. Er bestaan daarnaast verschillende publicaties over dit onderwerp die je ook kunt gebruiken.2 Overleg bij onduidelijkheden altijd met de begeleidend docent. Wie moeite heeft met het eigenlijke schrijfproces, kan te rade gaan bij publicaties die zijn bedoeld als ‘schrijfhulp’,3 of de (gratis) assistentie inroepen van het Academisch Schrijfcentrum (ASN) van de RU.4 Voor bachelor- en masterscripties moet volgens de richtlijnen van de Letterenfaculteit een scriptieovereenkomst tussen begeleider en student worden afgesloten. Daarin worden doel- en probleemstelling van het werkstuk beschreven, en afspraken over het werkplan vastgelegd. Ook voor de beoordeling zijn richtlijnen en formulieren opgesteld (Bijlage 2). Bijlage 3 beschrijft het onderdeel ‘Verantwoording van de zoekgang’ dat deel uitmaakt van het eerstejaarswerkstuk. Gebruik de checklist om na te gaan of je aan de belangrijkste (formele) voorwaarden van het schriftelijk kunsthistorisch werk hebt voldaan (Bijlage 1).
2 Het kunsthistorisch-bibliografische apparaat Een scriptie gaat altijd uit van een geproblematiseerd stukje kennis. Daarom kan het onderzoek nooit op het werk van slechts één auteur zijn gebaseerd. Het onderzoek dat voorafgaat aan het schrijven van een kunsthistorische scriptie, begint vrijwel altijd met een inventarisatie van de literatuur die relevant is voor het gekozen onderwerp en de wetenschappelijke benadering ervan. Voor een eerste oriëntatie hierop kun je catalogi raadplegen van (wetenschappelijke) bibliotheken. Op de website van de Nijmeegse UB vind je ingangen tot verschillende digitale zoeksystemen, zoals RUQuest, PiCarta en Web of Science (inloggen met studentnummer).5 Voor kunsthistorisch onderzoek 1 2 3 4 5
De termen ‘scriptie’ en ‘werkstuk’ worden in deze handleiding in dezelfde betekenis door elkaar gebruikt. Over het vervaardigen van een scriptie bijvoorbeeld: Eco 2010, Mirande en Wardenaar 2011, Nederhoed 2007. Zie ook Becker 1997. Bijvoorbeeld Renkema 2012. Zie voor informatie: www.ru.nl/asn (geraadpleegd op 29 augustus 2013). www.ru.nl/ubn (geraadpleegd op 29 augustus 2013).
5
6
Schriftelijk kunsthistorisch werk
bijzonder relevant is ook de catalogus van de bibliotheek van het Rijksmuseum Amsterdam, die afzonderlijk kan worden geraadpleegd,6 maar ook is opgenomen in PiCarta. Daarnaast is de catalogus van de bibliotheek van het Rijksbureau voor Kunsthistorische Documentatie (RKD) in Den Haag, die niet via PiCarta kan worden benaderd, van belang.7 Voor uitgebreider bibliotheekonderzoek kun je gebruikmaken van de online toegankelijke catalogi van andere bibliotheken in binnen- en buitenland, die je via algemene zoekmachines doorgaans gemakkelijk kunt vinden. Houd bij het zoeken in deze catalogi steeds het verband tussen het onderwerp en de aard van de bibliotheek voor ogen: voor een onderzoek naar Victoriaanse kunst is het nuttiger te zoeken in de catalogus van de British Library of de National Art Library in Londen dan in die van de Bibliothèque Nationale of het Institut d’Histoire de l’Art in Parijs; voor een onderzoek naar het impressionisme geldt het omgekeerde. Om een compleet overzicht te krijgen van relevante gespecialiseerde literatuur, inclusief artikelen in tijdschriften en boeken, is het noodzakelijk ook andere zoeksystemen en databanken te gebruiken. Sommige daarvan bestaan alleen in papieren vorm, andere zijn ook in digitale vorm raadpleegbaar via de UB-website (onder de link ‘Zoeksystemen A-Z’).8 Voor kunsthistorisch onderzoek zijn bijvoorbeeld de Bibliography of the History of Art (kortweg BHA) en de Art Index van belang. Daarnaast bestaat de mogelijkheid om via bepaalde databanken niet alleen titels van tijdschriftartikelen te vinden, maar ook de volledige tekst ervan te doorzoeken, zoals in JSTOR en Project MUSE.9 Ook hier geldt dat de relevantie van bepaalde databanken samenhangt met het onderwerp van je onderzoek. Vanzelfsprekend pas je, naast deze systematische zoekmethode, ook de ‘sneeuwbalmethode’ toe, waarbij je literatuurverwijzingen vindt in de noten en de bibliografie van de literatuur die je al hebt gevonden. Wat betreft de selectie van bronnen is het van groot belang de meest relevante, recente literatuur te gebruiken. Overzichtswerken, handboeken en algemene encyclopedieën zijn nuttig om je snel een beeld te vormen van een onderwerp, maar worden doorgaans
6 7 8 9
http://library.rijksmuseum.nl (geraadpleegd op 29 augustus 2013). http://explore.rkd.nl/nl/explore (geraadpleegd op 29 augustus 2013). Voor een ‘inleiding in de kunsthistorische bibliografie’ met verwijzingen naar bibliografieën en repertoria, zie Becker 1997; zie onder meer ook Wilk-Mincu 1992; voor online bibliografieën, zie www.ru.nl/ubn/literatuur_zoeken/zoeksystemen_a-z/ (geraadpleegd op 29 augustus 2013). JSTOR via de zoeksystemenpagina van de UB; Project MUSE: http://muse.jhu.edu (geraadpleegd op 29 augustus 2013).
Schriftelijk kunsthistorisch werk
niet geciteerd omdat ze zich baseren op de wetenschappelijke literatuur die je zelf zou moeten raadplegen. Een digitale encyclopedie als Wikipedia geeft, vanwege de enorme reikwijdte aan onderwerpen en het grote aantal auteurs, niet altijd betrouwbare informatie, al kan het nuttig zijn de eventueel vermelde literatuur waarop een lemma is gebaseerd zelf na te slaan. Naast veel oppervlakkige, als bron voor wetenschappelijk onderzoek onbruikbare websites, verschijnen er ook steeds meer wetenschappelijk verantwoorde websites, die een rijke aanvulling vormen op andere publicaties en zoekinstrumenten. Deze websites vallen uiteen in verschillende categorieën, waarvan er hieronder enkele worden behandeld. •
Steeds meer instellingen laten boeken en andere documenten scannen en stellen die via het internet ter beschikking. Vaak betreft dit uit copyrightoverwegingen oudere literatuur. Dat kan een nadeel zijn, maar evengoed een voordeel als het gaat om oude, elders soms moeilijk vindbare primaire bronnen. Dergelijk materiaal kan op dezelfde manier gebruikt en geciteerd worden als papieren publicaties.
•
Sommige wetenschappelijke tijdschriften worden, naast een papieren versie of uitsluitend, online gepubliceerd. Zulke periodieken, zoals Nineteenth-Century Art Worldwide, hebben in beginsel dezelfde waarde als andere wetenschappelijke publicaties.10 In de regel worden ze ook op dezelfde manier geciteerd.
•
Op sommige door academici opgezette webomgevingen komen beide voorgaande voorzieningen samen. Een website als het rond de kunstenaar Dante Gabriel Rossetti opgebouwde rossettiarchive.org, biedt allerlei wetenschappelijk geredigeerd origineel bronnenmateriaal en/of secundaire literatuur.11 Een deel van het materiaal op dit soort websites (bijvoorbeeld integraal beschikbare boeken) wordt net zoals papieren publicaties gebruikt en geciteerd; een ander deel van het materiaal, zoals uitsluitend online gepubliceerde wetenschappelijke essays, kan eveneens gebruikt worden maar moet op de voor websites geëigende manier geciteerd worden.
•
Websites van musea zijn nuttig om snel informatie te checken, maar kunnen slechts voorzichtig gebruikt worden als wetenschappelijke bron: populariserende teksten zijn bijvoorbeeld geen wetenschappelijke bronnen; integraal online gepubliceerde bestandscatalogi zijn dat wel.
•
Bijzonder nuttige bronnen voor het zoeken naar beeldmateriaal zijn de vele beelddatabanken die online beschikbaar zijn: RKD images, Bildindex, Web Gallery of Art,
10 11
www.19thc-artworldwide.org/ (geraadpleegd op 29 augustus 2013). www.rossettiarchive.org (geraadpleegd op 29 augustus 2013).
7
8
Schriftelijk kunsthistorisch werk
Bridgeman Art Library (een commercieel initiatief), Artprice (geveilde werken), enzovoort.12 Het beeldmateriaal zelf dat op deze websites wordt aangeboden is echter niet altijd van voldoende kwaliteit om gebruikt te worden en met de aangeboden informatie moet altijd kritisch en voorzichtig worden omgesprongen.
3 Opbouw, vormgeving en afwerking van een scriptie 3.1 Formele eisen Deze aanwijzingen hebben betrekking op conventionele, papieren scripties. Voor werkstukken in digitale vorm moeten vooraf met de docent duidelijke afspraken worden gemaakt over de vormgeving en afwerking. •
De scriptie bestaat uit enkelzijdig geprinte A4-bladen, die na het titelblad zijn genummerd. Gebruik een goed leesbaar lettertype, regelafstand 1,5. Houd een ruime marge aan ten behoeve van aantekeningen van de docent.
•
Afhankelijk van de aard van het werkstuk moeten tenminste twee en soms meer exemplaren worden gemaakt. Je begeleider kan je hierover inlichten. Bewaar in elk geval altijd een exemplaar voor jezelf, dat je bij een bespreking meeneemt.
•
Zet de verschillende onderdelen van de scriptie onder aparte kopjes.
•
Zorg voor een logisch opgebouwde en duidelijk gestructureerde tekst. Verdeel de tekst in alinea’s, die niet alleen elk een helder afgebakende hoeveelheid informatie bevatten, maar ook onderling een inhoudelijke samenhang vertonen. Zorg ervoor dat duidelijk is waar een nieuwe alinea begint, bijvoorbeeld door de tekst aan het begin van een alinea te laten inspringen.
3.2
De indeling van een scriptie Een scriptie bestaat uit een aantal vaste onderdelen: •
Titelpagina. Vermeld op de titelpagina, naast de titel van de scriptie, je naam en studentnummer, de datum van voltooiing van het werkstuk, de naam van de scriptiebegeleider en het studieonderdeel waarvoor de scriptie is bedoeld.
•
Inhoudsopgave. Verwijs met paginanummers naar de bladzijden waarop de diverse onderdelen beginnen.
•
12
Voorwoord (facultatief).
http://explore.rkd.nl/nl/explore/images; www.bildindex.de; www.wga.hu; www.bridgemanart.com; www.artprice.com (alle geraadpleegd op 29 augustus 2013).
Schriftelijk kunsthistorisch werk
•
Inleiding. Hier presenteer je kort het onderwerp en de probleemstelling.
•
Onderzoeksverslag. Dit gedeelte van de scriptie bestaat uit hoofdstukken, paragrafen, etc., die als min of meer afgeronde onderdelen in een logische verhouding tot elkaar staan. Vermijd daarin bijzaken en beperk je tot zaken die binnen het kader van het onderwerp passen en dus relevant zijn voor de probleemstelling. Bij een iconografisch onderwerp als de Kruisiging van Christus hoeft niet eerst te worden uitgelegd hoe de Bijbel in elkaar zit, in een scriptie over naziarchitectuur hoeft niet te worden uitgelegd waarom Adolf Hitler het in Duitsland voor het zeggen kreeg, en in een onderzoek naar de betekenis van een enkel kunstwerk is het doorgaans niet nodig eerst een uitvoerige biografie van de maker ervan te schrijven.
•
Conclusie, met een kritische evaluatie van de probleemstelling en de onderzoeksresultaten.
•
Noten. Deze worden doorlopend genummerd. De voorkeur verdient het gebruik van voetnoten, die vanzelfsprekend onderaan de bladzijde staan waar er in de hoofdtekst naar wordt verwezen.
•
(Bronnen en) bibliografie (zie ook hoofdstuk 4).
•
Afbeeldingen. Verwijs in de tekst naar afbeeldingen door bijvoorbeeld achteraan een zin <(afb. 1)> toe te voegen.13 Neem geen afbeeldingen op waarnaar vanuit de hoofdtekst niet wordt verwezen. Elke afbeelding heeft een bijschrift (zie ook hoofdstuk 5). Bij voorkeur bundel je de afbeeldingen achteraan, en plaats je ze niet in de lopende tekst, omdat de lay-out anders vaak in het honderd loopt. Indien je er toch voor opteert om de afbeeldingen in de tekst op te nemen, moet je extra zorg dragen voor een correcte en aangename lay-out. In dat geval dien je ook, voor- of achterin de scriptie, een aparte lijst van afbeeldingen toe te voegen, met daarin alle vereiste informatie over het afgebeelde werk.
•
Andere bijlagen, bijvoorbeeld lange citaten of kopieën van archiefstukken (facultatief).
3.3
Spelling, taal en stijl •
Spelling, grammatica en interpunctie moeten uiteraard foutloos en goed verzorgd zijn.14 Gebruik daarvoor de meest recente edities van woordenboeken als Van Dale (via de website van de UB ook in digitale vorm beschikbaar) en de Woordenlijst
13 14
Waar in deze handleiding in de lopende tekst voorbeelden van een bepaalde formulering of notatie worden gegeven, staan die tussen punthaken. Er wordt hier uitgegaan van in het Nederlands geschreven scripties. Als je een werkstuk (volgens voorschrift, zoals in de research masteropleiding, of na dispensatie) in een andere taal schrijft, gelden mutatis mutandis uiteraard dezelfde eisen.
9
10
Schriftelijk kunsthistorisch werk
Nederlandse taal (ofwel het ‘Groene Boekje’, ook online beschikbaar).15 Renkema’s Schrijfwijzer geeft veel nuttige informatie over spelling en taal.16 Een uitvoerige beschrijving van alle aspecten van de grammatica van de Nederlandse taal biedt de Algemene Nederlandse Spraakkunst (ANS).17 •
Schrijf in goedlopende en heldere zinnen waarin je een stijl en toon hanteert die aansluiten bij het wetenschappelijke karakter van de tekst. Vermijd spreektaal in zowel vorm als in woordkeuze, maar pas ook op voor ouderwets, plechtstatig taalgebruik (zoals <welke> in plaats van
als betrekkelijk voornaamwoord).
•
Vermijd afkortingen. Het is een kleine moeite een term of uitdrukking voluit te typen: <met betrekking tot> in plaats van <m.b.t.>; in plaats van < i.p.v.> en in plaats van of . Door af te zien van afkortingen maak je het beeld van de tekst rustiger en daarmee beter leesbaar.
•
Neem namen van bijvoorbeeld steden, historische figuren en dergelijke op in de vorm die in het Nederlands gebruikelijk is. Wees hier extra alert op als je anderstalige publicaties als bron gebruikt. Je schrijft dus in plaats van het Engelse en in plaats van het Franse . Veel bekende heersers kennen een vernederlandste naam, zoals voor de Franse koning . Voor sommige heiligen geldt iets vergelijkbaars: voor . Namen van kunstenaars worden vrijwel altijd in hun oorspronkelijke vorm gebruikt. Slechts de namen van enkele, zeer beroemde, kunstenaars hebben een Nederlandse vorm gekregen: of in plaats van , <Titiaan> in plaats van <Tiziano>. Namen van pausen, die in andere talen vaak worden aangepast, komen in het Nederlands vrijwel altijd in hun Latijnse vorm voor, dus bijvoorbeeld niet maar . Gebruik voor de juiste schrijfwijze van geografische namen een Nederlandstalige atlas; voor de te gebruiken naamsvariant van een kunstenaar de database RKD artists.18 Raadpleeg bij twijfel een algemene encyclopedie.
•
Voor de vakterminologie raadpleeg je lexica en (vak)woordenboeken.19
•
Gebruik de spellingchecker van je tekstverwerkingsprogramma. Let erop dat niet alle fouten daardoor worden gedetecteerd: wanneer in de tekst staat in plaats van komt er geen foutmelding, en evenmin wanneer woorden ontbreken. Een
15 16 17 18 19
Het ‘Groene Boekje’: Woordenlijst Nederlandse taal, zie ook http://woordenlijst.org (geraadpleegd op 29 augustus 2013); Van Dale groot woordenboek der Nederlandse taal, in digitale vorm (ook voor een aantal andere talen) beschikbaar via de zoeksystemenpagina van de UB (in de alfabetische lijst onder de ‘V’). Renkema 2012. Algemene Nederlandse Spraakkunst 1997, zie ook http://ans.ruhosting.nl/e-ans (geraadpleegd op 29 augustus 2013) . http://explore.rkd.nl/nl/explore/artists#query (geraadpleegd op 29 augustus 2013). Voor een ingang op dergelijke boeken, zie Becker 1997.
Schriftelijk kunsthistorisch werk
tekst vele keren nalezen en opnieuw nalezen is daarom een absolute noodzaak. Het best rendeert nalezen en corrigeren op papier, met de pen in de hand. Nalezen op het scherm is vermoeiender voor de ogen en brengt altijd minder fouten aan het licht. 3.4
Het vermelden van personen
Als je in de tekst namen van auteurs van gebruikte publicaties wilt opvoeren, noem je alleen hun naam, zonder titel: <Jansen schrijft…>. Als je informatie vermeldt die je persoonlijk van iemand hebt ontvangen, vermeld je diens gegevens juist wel zo volledig mogelijk: <Mw. dr. ir. A.J. Jansen te Nijmegen was zo vriendelijk mij op deze bijzonderheid te wijzen>.
4 Literatuur- en bronvermelding Een onderscheid moet worden gemaakt tussen gepubliceerde en ongepubliceerde bronnen. Tot de eerste categorie behoren boeken, catalogi, tijdschriftartikelen en websites. Ongepubliceerde bronnen kunnen bijvoorbeeld archiefstukken zijn, brieven in particulier bezit, maar ook opnamen van interviews die je zelf hebt afgenomen. Bij het gebruik van dat soort bronnen is het van belang je ervan te vergewissen of de eigenaar / auteursrechthebbende van het materiaal geen bezwaar heeft tegen openbaarmaking ervan. Bibliografie en lijst van ongepubliceerde bronnen bevatten alle in de hoofdtekst genoemde of in de noten aangehaalde verwijzingen naar bronnen en publicaties. Publicaties of bronnen die niet worden aangehaald, vormen gratuite ‘opvulling’ en moeten dus niet worden opgenomen in de bibliografie of lijst met bronnen. De lijst met ongepubliceerde bronnen gaat vooraf aan de bibliografie. De aangehaalde bronnen worden meestal per soort bron en/of per archiefinstelling en archieffonds bij elkaar geplaatst. De bibliografie van gepubliceerde bronnen wordt meestal op alfabetische volgorde (van auteursnaam) georganiseerd, in één lijst waarin geen onderscheid wordt gemaakt tussen boeken, artikelen of internetpublicaties. Websites kunnen onder een apart kopje worden opgenomen. 4.1
Algemene aanwijzingen Citeer de informatie die je opneemt in de titelbeschrijvingen niet naar het omslag van een boek, maar naar de titelpagina en/of de ISBN-informatie.20 Indien je in het boek zelf
20 ISBN staat voor ‘International Standard Book Number’ en behelst een systeem waarin elk gepubliceerd boek voorzien wordt van een uniek nummer. Tegenwoordig worden de gegevens die aan het ISBN zijn gekoppeld vaak opgenomen op een van de eerste pagina’s van een boek.
11
12
Schriftelijk kunsthistorisch werk
bepaalde informatie (zoals de plaats of het jaar van uitgave) niet vindt, maar je die wel in een andere bron hebt aangetroffen, kun je die gegevens tussen rechte haken toevoegen, bijvoorbeeld: <[Amsterdam] 1932>. Ook andere extra informatie die van belang is voor je betoog, zoals de echte naam van een auteur die onder pseudoniem publiceert, kan tussen rechte haken worden toegevoegd, bijvoorbeeld: •
Ivan Lermolieff [pseudoniem van Giovanni Morelli], Kunstkritische Studien über italienischen Malerei, Leipzig 1890.
Auteursnaam Bij de vermelding van de auteursnaam kun je de voornaam voluit vermelden of alleen de voorletter(s); en je kunt die voor, of achter de achternaam plaatsen. Het is allemaal correct, als je een eenmaal gekozen systeem maar consequent blijft hanteren. Titels en ambtsaanduidingen (zoals prof., jkvr., kard.) blijven achterwege, evenals aanduidingen van bijvoorbeeld de religieuze orde waartoe de auteur behoort (SJ, OFM etc.). Vermeldingen van auteursnamen in bibliotheekcatalogi kunnen overigens niet altijd zomaar worden overgenomen: bibliotheken geven soms zoveel mogelijk informatie over een auteur, zoals volledig uitgeschreven voornamen. Ook in die gevallen moet in de bibliografie de naam worden gebruikt waaronder de auteur doorgaans publiceert. Als er meerdere auteurs zijn noem je ze allemaal, tenzij het er meer zijn dan drie; in dat geval noem je alleen de eerste auteur met de toevoeging <e.a.> (en anderen; et alii). Anoniem verschenen publicaties kun je in de bibliografie plaatsen onder de eerste letter van de titel. Titel Titels van boeken, bundels en tijdschriften worden gecursiveerd. Let er op dat titel en eventuele ondertitel – hoe ze ook geschreven worden op de titelpagina van een boek of in een bibliotheekcatalogus – in de bibliografie op een consequente manier van elkaar worden gescheiden, bijvoorbeeld door middel van een dubbele punt (zoals in de bibliografie van deze handleiding), een puntkomma, of een punt die dan wordt gevolgd door een hoofdletter. Plaats van uitgave Indien plaats en/of jaar van publicatie onbekend zijn, wordt dit aangegeven met de afkortingen (zonder plaats) of <s.l.> (sine loco), dan wel (zonder jaar) of
Schriftelijk kunsthistorisch werk
<s.a.> (sine anno). Als de uitgever in meerdere plaatsen is gevestigd, worden die alle genoemd, tenzij het er meer dan drie zijn; in dat geval wordt alleen de eerste vermeld, met de toevoeging <etc.>. Aan namen van steden in de Verenigde Staten kan de afkorting van de staat worden toegevoegd om de plaatsen te onderscheiden van naamgenoten elders, bijvoorbeeld: , <Memphis TN>, <Syracuse NY>. Let er op dat je de plaatsnaam niet verwart met bijvoorbeeld de namen van staten, universiteiten of uitgeverijen: ‘Yale’, bijvoorbeeld, is de naam van een universiteit en van haar ‘University Press’, maar niet van de stad (dat is New Haven). De plaats waar de uitgeverij van de University of Pennsylvania is gevestigd, is niet (de staat) Pennsylvania, maar University Park. Naam van de uitgever Je kunt er voor opteren de naam van de uitgeverij van een boekpublicatie (tussen haakjes achter de plaats van uitgave) toe te voegen. Daarmee geef je de lezer direct een idee van de status en soms ook de kwaliteit van de publicatie; gespecialiseerde wetenschappelijke uitgeverijen staan voor wetenschappelijke publicaties doorgaans beter aangeschreven dan lokale of zeer breed georiënteerde uitgeverijen. Sommige begeleiders hechten hieraan meer belang dan andere. Taal De naam van de plaats van uitgave volgt de taal waarin de scriptie is geschreven. Je schrijft dus niet maar , en niet <Milano> maar <Milaan>. Ditzelfde geldt voor de naam van de plaats waar een tentoonstelling of veiling is gehouden, waarbij de naam van de betreffende instelling weer wel zijn oorspronkelijke vorm behoudt, bijvoorbeeld: <Parijs (Musée du Louvre)> en . Gebruik van hoofdletters Eigennamen worden zoals gebruikelijk met een hoofdletter geschreven. In titels van Duitstalige publicaties geldt dat ook voor alle zelfstandig naamwoorden. In Engelstalige titels kan het hoofdlettergebruik twee verschillende vormen aannemen: ofwel op dezelfde manier als in het Nederlands, ofwel in een ander systeem waarin elk inhoudswoord (werkwoord, zelfstandig naamwoord, bijvoeglijk naamwoord, bijwoord) met een hoofdletter wordt geschreven. In een werkstuk dient één van twee systemen consequent te worden gevolgd. Vergelijk de volgende voorbeelden (in deze handleiding
13
14
Schriftelijk kunsthistorisch werk
wordt verder het eerste systeem toegepast): •
Aukje Vergeest, The French collection: nineteenth-century French paintings in Dutch public collections, Amsterdam 2000.
•
Aukje Vergeest, The French Collection: Nineteenth-Century French Paintings in Dutch Public Collections, Amsterdam 2000.
Afkortingen Ofschoon het gebruik van afkortingen in de lopende tekst moet worden vermeden, kunnen afkortingen (anders dan bijvoorbeeld het voor de hand liggende voor <pagina>, of voor ) in noten en bibliografie nuttig zijn. Haal je veelvuldig een bepaalde publicatie of bijvoorbeeld documenten uit een bepaald archief aan, dan kun je overwegen de verwijzingen daarnaar in afgekorte vorm weer te geven. Bij het gebruik van dergelijke afkortingen moet je een lijst van afkortingen en hun verklaringen in het werkstuk opnemen. 4.2
De notatie van aangehaalde bronnen en publicaties Er zijn veel verschillende methodes om archiefmateriaal en andere ongepubliceerde bronnen te beschrijven. De vuistregel is steeds dat alle informatie die nodig is om derden toe te laten de desbetreffende bron terug te vinden, in een logische volgorde vermeld dient te worden. Je zult dergelijk materiaal lang niet altijd nodig hebben voor het schrijven van een scriptie of werkstuk. Raadpleeg je begeleider voor de beste manier om in jouw specifieke geval ongepubliceerd materiaal te verantwoorden. Ook voor het beschrijven van de titel van aangehaalde publicaties bestaan veel verschillende systemen. Welk systeem je ook wilt hanteren, het is van groot belang dat je dat op consequente en volledige wijze doet. De hiernavolgende aanwijzingen voor de meest voorkomende titelbeschrijvingen sluiten aan bij de notatie zoals die in de recente kunsthistorische praktijk wijdverspreid is, en verdienen daarom de voorkeur.21 Boektitels Van boektitels worden de volgende gegevens vermeld (let op het gebruik van cursief en interpunctie): •
Naam van de auteur / Naam van de redacteur (red.), Titel: inclusief eventuele ondertitel, Plaats en jaar van uitgave (eventuele reekstitel of andere informatie).
21
Zie Eco 2010, 88-108 voor meer informatie over dit onderwerp, bijvoorbeeld over hoe om te gaan met originelen en vertalingen.
Schriftelijk kunsthistorisch werk
Voorbeelden: •
Joanna Woods-Marsden, Renaissance self-portraiture: the visual construction of identity and the social status of the artist, New Haven en Londen 1998.
•
Harald Hendrix en Jeroen Stumpel (red.), Kunstenaars en opdrachtgevers, Amsterdam 1996 (Utrecht Renaissance studies, deel 2).
Tentoonstellingscatalogi Indien een boek is verschenen als catalogus bij een tentoonstelling, dan zijn er verschillende manieren om dat aan te geven. Traditioneel worden titels van tentoonstellingscatalogi voorafgegaan door de aanduiding . Ze kunnen dan in een alfabetisch geordende bibliografie worden opgenomen onder de naam van de plaats waar de expositie plaatsvond. Je kunt ook een aparte sectie ‘Tentoonstellingscatalogi’ opnemen. De titelbeschrijving bestaat dan uit de volgende onderdelen: •
Tent. cat. Plaats van de tentoonstelling (locatie van de tentoonstelling), Titel: ondertitel, Plaats en jaar van uitgave (eventueel opmerkingen over samenstellers, de auteurs van de essays, etc.).
Voorbeeld: •
Tent. cat. Amsterdam (Museum Het Rembrandthuis), Langs Amsterdamse grachten: tekeningen van het Koninklijk Oudheidkundig Genootschap, [Varik] 2013 (samengesteld door Leonoor van Oosterzee en Bert Gerlagh; ook in een Engelstalige editie verschenen).
Een tweede manier om naar tentoonstellingscatalogi te verwijzen is ze te behandelen als een boek of bundel. In zulke gevallen kan de publicatie als een boek (dus met auteursnaam eerst) worden vermeld, en wordt de locatie van de betreffende expositie na de titel vermeld. De titels worden dan in de alfabetisch geordende bibliografie op auteursnaam opgenomen. Voorbeeld: •
Eddy de Jongh en Jan Piet Filedt Kok, Peter Vos – Metamorfosen (tent. cat. Fondation Custodia Parijs en Museum Het Rembrandthuis Amsterdam), Bussum 2013.
Voor beide mogelijkheden geldt dat je erop moet letten dat de plaats waar de tentoonstelling is gehouden niet per definitie ook de plaats van uitgave van de catalogus is.
15
16
Schriftelijk kunsthistorisch werk
Voorbeeld: •
Bernard Aikema en Boudewijn Bakker (red.), Schilders van Venetië: opkomst en bloei van de Venetiaanse vedute (tent. cat. Rijksmuseum Amsterdam), Den Haag 1990.
Soms wordt een tentoonstelling achtereenvolgens op meerdere plaatsen gehouden. Vermeld die plaatsen tot een maximum van drie, bij meer dan drie noem je alleen de eerste met de toevoeging <etc.>. Veilingcatalogi Veilingcatalogi worden in de regel niet opgenomen in literatuurlijsten. In noten kun je naar dergelijke publicaties verwijzen door ‘Veiling’ te vermelden, gevolgd door de plaats en, tussen haakjes, de naam van het betreffende veilinghuis en de datum van de veiling. Voorbeeld: •
Veiling Amsterdam (Sotheby’s), 15 november 2012.
Als er redenen zijn om (bijvoorbeeld bij heel specifieke of historische veilingcatalogi) toch de volledige titel te citeren, dan kun je de catalogus als een boek beschrijven: •
Catalogue of the Collection of Modern Pictures and Water Colour Drawings [...] of the Late Ernest Gambart [...] Sold by Auction by Messrs. Christie, Manson & Woods [...] on Saturday, May 2, and Monday, May 4, 1903, Londen 1903.
Titels van artikelen in periodieken en verzamelwerken De titelbeschrijving van een tijdschriftartikel bevat de volgende onderdelen (let op het gebruik van cursiveringen, aanhalingstekens, haakjes en interpunctie): •
Naam van de auteur, ‘Titel: eventuele ondertitel van het artikel’, Titel: eventuele ondertitel van het tijdschrift nummer van de jaargang (jaartal), nummer van de aflevering, paginanummer(s) van het artikel NB: Bij artikelen in periodieken wordt de plaats van uitgave niet vermeld.
Voorbeelden: •
Ron Manheim, ‘The “Germanic” van Gogh: a case study of cultural annexation’,
•
Mieke Rijnders, ‘De verzameling van het Van Abbe, deel V: de periode W.J.A. Visser
Simiolus: Netherlands Quarterly for the History of art 19 (1989), 4, 277-288. 1936-1942’, Jong Holland 15 (1999), 3, 48-53. NB: in titels van artikelen in dagbladen wordt, in plaats van jaargang en jaartal, de precieze datum vermeld.
Schriftelijk kunsthistorisch werk
Titels van bijdragen aan verzamelwerken (zoals congresbundels, feestbundels, tentoonstellingscatalogi, lexica etc.) bevatten de volgende onderdelen: •
Naam van de auteur van de bijdrage, ‘Titel van de bijdrage’, in: Naam van redacteur(en) van de bundel (red.), Titel van de bundel / catalogus, Plaats en jaar van uitgave, Paginanummers van de bijdrage.
Voorbeelden: •
Rüdiger Klessmann, ‘Adam Elsheimer: Bemerkungen zur Rezeption seiner Kunst im Norden’, in: Volker Manuth en Axel Rüger (red.), Collected opinions: essays on Netherlandish art in honour of Alfred Bader, Londen 2004, 42-53.
•
Sanda Miller, ‘Brancusi, Constantin’, in: Jane Turner (red.), Dictionary of art, New York en Londen 1996, IV, 658-662.
•
Peter Humfrey, ‘Lorenzo Lotto: la vita e le opere, con una cronologia’, in: David Alan Brown, Peter Humfrey en Mauro Lucco (red.), Lorenzo Lotto: il genio inquieto del Rinascimento (tent. cat. Bergamo, Accademia Carrara di belle arti), Milaan 1998, 5-13.
Haal je veel verschillende bijdragen uit een en dezelfde verzamelbundel aan, overweeg dan de bundel als afzonderlijk boek in je bibliografie op te nemen, en de titel ervan in de verwijzingen naar de afzonderlijke bijdragen afgekort weer te geven. Bijvoorbeeld: •
Rüdiger Klessmann, ‘Adam Elsheimer: Bemerkungen zur Rezeption seiner Kunst im Norden’, in: Manuth en Rüger (red.) 2004, 42-53.
•
Sanda Miller, ‘Brancusi, Constantin’, in: Turner (red.) 1996, IV, 659-662.
Digitale bronnen Sommige wetenschappelijke tijdschriften verschijnen niet alleen op papier maar ook als ‘full text’-bestand op het internet. De Nijmeegse UB heeft abonnementen op een groot aantal van dergelijke publicaties. Indien je een artikel uit een dergelijk tijdschrift wilt citeren, dien je de voor papieren tijdschriften gebruikelijke titelbeschrijving te geven, dus niet het internetadres. Bijvoorbeeld: het tijdschrift Art bulletin is voorhanden in zowel papieren vorm als in de vorm van een ‘full text’-bestand. Een artikel van Linda Stone-Ferrier over gezichten op Haarlem dat in Art bulletin is gepubliceerd en dat je, bijvoorbeeld via JSTOR als ‘full text’-bestand hebt geraadpleegd citeer je niet als: •
www.jstor.org/view/00043079/sp020303/02x5757k/,
maar als: •
Linda Stone-Ferrier, ‘Views of Haarlem: a reconsideration of Ruisdael and Rembrandt’, Art Bulletin 77 (1985), 3, 417-436.
17
18
Schriftelijk kunsthistorisch werk
Indien je informatie betrekt van websites kun je dat verantwoorden door te verwijzen naar de URL. Omdat websites gemakkelijk kunnen veranderen of kunnen worden opgeheven, is het daarbij van belang in de noot de datum waarop de betreffende site werd bezocht, te vermelden, bijvoorbeeld door de toevoeging of . Via internet beschikbaar beeldmateriaal (online multimedia) kan een belangrijke rol spelen voor kunsthistorisch onderzoek. De beschrijving van dergelijke bronnen (bijvoorbeeld YouTube video’s) bevat de volgende componenten: •
Naam van de maker, ‘Titel: eventuele ondertitel’, Type bron, Tijdsduur, Op internet gezet door (), Datum, URL (geraadpleegd op […]) .
‘Wereldliteratuur’ Zeer bekende werken uit de wereldliteratuur (zoals de Bijbel, of de werken van Dante en Shakespeare), waarvan de indeling in de vele edities die ervan bestaan telkens identiek is, hoeven niet in de bibliografie te worden opgenomen. Je kunt er in de lopende tekst of in een noot op een afgekorte manier naar verwijzen. Voorbeelden: •
Genesis 11: 1-91.
•
Dante, Paradiso, Canto XXV, 113.
•
Shakespeare, King Lear, Act IV, Scene vii.
•
Ovidius, Metamorphosen, Lib. XIV, 320-396.22
5 De besproken kunstwerken Namen of titels van kunstwerken worden gecursiveerd en in principe gegeven in de taal waarin je je werkstuk schrijft. Zeker als de benaming niet meer behelst dan een aanduiding van de voorstelling van het kunstwerk, zoals <Madonna met kind>, , is er geen reden die te geven in een andere taal. In sommige gevallen is de bijnaam van het kunstwerk echter zo bekend, dat overwogen kan worden die als titel te gebruiken , . In gevallen (vrijwel altijd betreft het werken van moderne of hedendaagse kunst) waar de kunstenaar zelf een titel heeft gegeven aan het kunstwerk, wordt die titel doorgaans onvertaald overgenomen , <Jeff Koons, Ushering in banality>. Werken van bouwkunst worden doorgaans aangeduid met hun oorspronkelijke naam,
22 Zie Eco 2010, 100-101.
Schriftelijk kunsthistorisch werk
zoals of , tenzij ze zo bekend zijn dat er in het Nederlands een vaste aanduiding voor bestaat, zoals <Sint-Pieter, Rome>, <Eiffeltoren, Parijs>. Van elk kunstwerk waarvan een afbeelding in de scriptie is opgenomen, moeten in het bijschrift de volgende gegevens worden vermeld: a. Naam van de maker(s) (bij prenten of werken van kunstnijverheid kan het nodig zijn de naam van de ontwerper te onderscheiden van de uitvoerend kunstenaar), b. Titel, c. datering, d. techniek, e. materiaal (soms vallen ‘techniek’ en ‘materiaal’ samen, zoals bij ), f. afmetingen (hoogte x breedte [eventueel x diepte]; afmetingen in centimeters, behalve bij heel kleine of heel grote objecten; geef duidelijk aan welke eenheid je hanteert), g. Huidige verblijfplaats, h. Naam van de eigenaar en – indien van toepassing – van de bruikleengever, i. De bron waarvan de afbeelding is betrokken (naam fotograaf, titel van de publicatie of website) Je kunt onder de afbeelding ook enkel de maker, titel en datum vermelden. In dat geval moet er een aparte lijst met afbeeldingen aan het werkstuk worden toegevoegd waarin alle informatie, zoals hierboven opgesomd, wordt gegeven. Van ieder besproken maar niet afgebeeld werk, dienen in een noot dezelfde gegevens – behoudens uiteraard onderdeel (i) – te worden vermeld.
6 Verwijzen en annoteren Een wetenschappelijk werkstuk kenmerkt zich onder meer door de bibliografische naspeurbaarheid van de mededelingen die erin worden gedaan. Dit wil zeggen dat een lezer van je werk in principe jouw gedachtegang, voor zover die is gebaseerd op al dan niet gepubliceerde bronnen, moet kunnen controleren. Steeds wanneer je informatie ontleent aan dergelijke bronnen, moet je dit dus op adequate wijze verantwoorden. Dit doe je door het gebruik van noten waarin je een duidelijke en consequente verwijzing opneemt naar je bron.23
23
Met behulp van het programma ‘Endnote’ kun je persoonlijke databases van literatuurreferenties maken en in je manuscripten het verwijzen naar literatuur verzorgen. Zie voor informatie: www.ru.nl/ubn/diensten/literatuur_verwerken/ (geraadpleegd op 29 augustus 2013).
19
20
Schriftelijk kunsthistorisch werk
Er zijn verschillende manieren om een noot vorm te geven. Vaak wordt een systeem gebruikt waarin de noten afgekorte verwijzingen bevatten naar publicaties waarvan de volledige beschrijvingen in de bibliografie zijn opgenomen. In de noten komen dus geen uitvoerige titelbeschrijvingen voor, en ook geen, vaak nogal verwarrende, verwijzingen als op. cit. (opus citatum, dat wil zeggen ‘aangehaald werk’). Naar boektitels en artikelen wordt verwezen door steeds alleen de achternaam van de auteur en het jaar van uitgave te vermelden. Als er van de hand van een en dezelfde auteur, in een en hetzelfde jaar meerdere publicaties zijn verschenen en je wilt er daarvan twee of meer aanhalen, dan moet het onderscheid uit de notatie duidelijk worden, bijvoorbeeld: en . Voeg in dat geval een soortgelijke vermelding toe aan de betreffende referenties in de bibliografie zodat de correspondentie tussen noot en bibliografische referentie duidelijk is. Tentoonstellingscatalogi worden in de noten afgekort tot ‘Tent. cat.’ gevolgd door de plaats waar de expositie plaatsvond en het jaar waarin de catalogus verscheen . Meestal zul je verwijzen naar een bepaalde passage in een publicatie: in dat geval voeg je de desbetreffende paginanummers uiteraard toe aan je noot. Wanneer je naar een volledig artikel of boekwerk verwijst, kun je de paginanummers achterwege laten. Voorbeelden van afkortingen die verwijzen naar publicaties waarvan de volledige titelbeschrijvingen elders in dit document als voorbeeld zijn opgevoerd: •
Klessmann 2004, 42, 50.
•
Tent. cat. Amsterdam 1990, cat. 14.
Als je dit systeem hanteert, kun je het beste voetnoten (geen eindnoten) gebruiken: de lezer ziet dan de verwijzing in een oogopslag onder aan de pagina en hoeft niet eerst naar het eind van de tekst te bladeren om een eindnoot te vinden en vervolgens de bibliografie te raadplegen. Plaats de nootnummers in de hoofdtekst zoveel mogelijk aan het eind van een zin of desnoods een zinsdeel, steeds na de punt of eventueel een ander leesteken. Noten kun je, behalve voor literatuurverwijzingen, ook gebruiken voor het vermelden of verduidelijken van min of meer bijkomstige zaken, die in de hoofdtekst niet op hun plaats zijn. Vermijd evenwel om systematisch een ‘dubbel betoog’ te houden dat zich deels in de tekst en deels in de noten situeert.
Schriftelijk kunsthistorisch werk
7 Citeren versus plagiëren In sommige gevallen kan het nuttig zijn passages van andere auteurs integraal in je tekst op te nemen. Wees echter spaarzaam met citaten en gebruik ze alleen als ze echt nodig zijn. Dat kan met name in het geval wanneer de precieze formulering van de bron die je gebruikt belangrijk is, bijvoorbeeld omdat je een tijdgenoot van een kunstenaar citeert of omdat een andere auteur iets zo helder of bevlogen heeft verwoord dat een parafrase er afbreuk aan zou doen. Het spreekt vanzelf dat een citaat duidelijk als zodanig herkenbaar moet zijn: plaats een geciteerde passage daarom altijd tussen (enkele) aanhalingstekens en vermeld altijd de bron die je ervoor hebt gebruikt. Als lange citaten onvermijdelijk zijn, kun je ze het beste typografisch van de rest van de tekst afzonderen, bijvoorbeeld door er een apart blokje van te maken. Ter wille van de leesbaarheid verdient het aanbeveling anderstalige citaten in de hoofdtekst in het Nederlands te geven, en de oorspronkelijke tekst in een noot te plaatsen. Dit geldt des te meer voor citaten in oude of weinig courante talen. Als je citeert, doe dat dan zo veel mogelijk naar de oorspronkelijke tekst, en geef het duidelijk aan als dat niet gebeurt. Vermijd hoe dan ook niet-Nederlandse citaten die zelf al zijn vertaald (dus in een Nederlandse tekst bijvoorbeeld geen naar het Engels vertaald citaat naar een Italiaans origineel). Vermeld in een voetnoot of je een geciteerde tekst zelf vertaald hebt dan wel uit een andere, al bestaande vertaling geput hebt. Lange citaten kunnen in het algemeen het beste in een bijlage worden ondergebracht. Een citaat binnen een citaat wordt aangeduid door dubbele aanhalingstekens. Als je binnen een geciteerde passage iets weglaat, geef je dit aan door drie puntjes tussen rechte haken <[…]>; als je iets ter verduidelijking toevoegt, zet je de toevoeging ook tussen rechte haken.
LET OP: Citeren zonder bronvermelding getuigt niet alleen van wetenschappelijke armoede, maar is ook plagiaat: dat is diefstal en dus verboden. Ook als je een passage van een ander vertaalt of in je eigen woorden parafraseert, dien je altijd de bron te vermelden. Omdat plagiaat in werkstukken en scripties de laatste jaren helaas steeds vaker voorkomt, wordt hier door begeleiders en beoordelaars extra scherp op gelet. Overigens is plagiaat vaak gemakkelijk herkenbaar, voor docenten en al helemaal voor de computersoftware die ter opsporing ervan kan worden ingezet.
21
22
Schriftelijk kunsthistorisch werk
Bijlage 1 Checklist voor schriftelijk kunsthistorisch werk Dit document vervangt de richtlijnen voor schriftelijk kunsthistorisch werk niet. In de uitgebreidere richtlijnen vind je alle informatie voor het schrijven van werkstukken en scripties. Dit is een eerste checklist om na te gaan of je aan de belangrijkste (formele) voorwaarden van het schriftelijk kunsthistorisch werkstuk hebt voldaan. Controleer voor alle items of aan de gestelde eisen is voldaan en vink telkens af. Koppel bij twijfel terug naar de richtlijnen.
Formele eisen en lay-out Eis
Vink hier af
Je naam en studentnummer worden vooraan vermeld, alsook het vak, de docent en de opdracht. De titel van je werkstuk wordt eveneens vooraan vermeld. Een nietje of iets anders houdt de pagina’s van je werkstuk samen. Je pagina’s zijn genummerd (niet met potlood of balpen maar in het document zelf). De lay-out van je werkstuk is verzorgd en consistent: lettergrootte en lettertype zijn uniform, consistent gebruik van tabs en witregels, 1,5 interlinie, ruime marges (voor aantekeningen docent). Je afbeeldingen zijn van voldoende kwaliteit (niet gepixeld), genummerd en voorzien van volledige en correcte onderschriften. In je tekst verwijs je via de nummering naar de afbeeldingen.
Inhoud en structuur Eis Je hebt je gedachten goed geordend voor je begon te schrijven. Bij voorkeur heb je voor het eigenlijke schrijven een gedetailleerde structuur gemaakt met daarin alle onderdelen en aspecten van je onderwerp die je wilt behandelen, in een logische volgorde.
Vink hier af
Schriftelijk kunsthistorisch werk
De structuur van je tekst (paragraafindelingen enz.) volgt de structuur van je gedachtegang (bijvoorbeeld een nieuwe paragraaf voor een nieuwe gedachte). Je tekst vermijdt clichés en waardeoordelen. Vlak voor het indienen van je tekst heb je ervoor gezorgd dat er geen storende slordigheden zijn in de lay-out van je tekst (bijvoorbeeld een tussenkop helemaal onderaan een pagina) en heb je de paginanummers in je inhoudsopgave geactualiseerd.
Gebruik van bronnen en bronvermelding Eis Je hebt geen onwetenschappelijke (online) bronnen gebruikt (bijvoorbeeld Wikipedia). Je hebt je informatie niet uitsluitend op internet gezocht: je hebt ook in boeken (in de bibliotheek) gezocht en in artikelen in wetenschappelijke tijdschriften (die al dan niet digitaal beschikbaar zijn). Voor elk stukje informatie dat je gebruikt heb je in een voetnoot aangeduid aan welke bron je deze informatie ontleent. De verwijzingen in je tekst naar de voetnoten staan telkens na de punt. Achteraan je werkstuk bevindt zich een lijst van ongepubliceerde bronnen (alleen de aangehaalde bronnen). Achteraan je werkstuk bevindt zich een alfabetisch gerangschikte bibliografie met daarin alle literatuur die je hebt aangehaald in je tekst (alleen de aangehaalde literatuur). Je voetnoten, bronnenlijst en bibliografie zijn opgesteld volgens de regels van de kunst, met enkelvoudige aanhalingstekens (‘…’) en cursivering waar deze horen. Korte citaten worden voorafgegaan en afgesloten door enkelvoudige aanhalingstekens, lange citaten zijn als aparte tekstblokjes opgenomen in de tekst.
Vink hier af
23
24
Schriftelijk kunsthistorisch werk
Taal Hieronder vind je uitsluitend de meest voorkomende fouten. Telkens opnieuw nalezen en corrigeren blijft de boodschap. Doe dat bij voorkeur op een uitdraai van je document: zo merk je veel meer fouten op. Eis Je hebt je tekstverwerker de spelling van je tekst laten controleren. Daarmee haal je er evenwel nooit alle fouten uit: je hebt je tekst dus ook zelf nog enkele keren grondig nagelezen op fouten. Je hebt bij twijfel het ‘Groene Boekje’ geraadpleegd (woordenlijst.org), bijvoorbeeld voor het gebruik van hoofdletters (bijv. romaans i.p.v. Romaans, middeleeuwen i.p.v. Middeleeuwen, enz.). Je hebt bijzondere aandacht besteed aan vervoegingen (d/dt/t). Je hebt anderen desnoods gevraagd om je tekst hierop na te lezen. Je hebt het gebruik van spreektaal of al te vrijblijvende journalistieke taal vermeden. Je hebt het gebruik van afkortingen vermeden. Je hebt aanduidingen van eeuwen voluit geschreven (bijv. ‘de negentiende eeuw’, ‘zestiende-eeuws’ in plaats van ‘de 19de eeuw’, ‘16de-eeuws’). Voor kunstwerken heb je bij voorkeur de Nederlandse titel gebruikt, al zijn er, zie bij de Richtlijnen, uitzonderingen. Je hebt dit consequent voor alle kunstwerken in je tekst gedaan. Hetzelfde geldt voor namen van steden en historische figuren waarvoor een Nederlandse variant bestaat. De titels van kunstwerken zijn gecursiveerd in je tekst. Ook in je lopende tekst zijn titels van boeken gecursiveerd. Titels van artikelen in je tekst staan tussen enkelvoudige aanhalingstekens (‘…’). Het gebruik van tijden voor de werkwoorden in je tekst is consistent: er zijn geen storende wisselingen van heden en verleden.
Vink hier af
Schriftelijk kunsthistorisch werk
Je hebt er zorg voor gedragen dat het onderwerp en het werkwoord overeenstemmen in getal (enkelvoud/meervoud), vooral bij soms verwarrende onderwerpen als ‘De decoratieve werking van spitsbogen, rozetten, pinakels en kruisbloemen is [...]’ (enkelvoudig onderwerp, dus niet: ‘zijn’!). In je tekst worden twee zinnen telkens gescheiden door een punt, niet door een komma. Je tekst vermijdt ‘wat’ als betrekkelijk voornaamwoord: gebruik ‘die’ of ‘dat’. Vermijd ook ‘welke’ als betrekkelijk voornaamwoord. Wanneer je woorden als ‘ze’, ‘het’, of ‘dit’ gebruikt, is het in je tekst steeds duidelijk naar wie of waarnaar deze woorden verwijzen. Let ook op de congruentie! Denk aan enkelvoud/meervoud: ‘het’ kan bijvoorbeeld nooit terugverwijzen naar iets dat eerder in je tekst in het meervoud staat. Denk aan het geslacht: ‘het’ kan bijvoorbeeld nooit terugverwijzen naar iets vrouwelijks. Je hoofdzinnen beginnen niet met voegwoorden zoals ‘maar’ en zijn geen vermomde bijzinnen die beginnen met uitdrukkingen als ‘Dit omdat...’. Je hebt ook zinnen vermeden die beginnen met woorden als ‘echter’ of ‘edoch’. Je hoofdzinnen hebben steeds een onderwerp en een daarbij behorende werkwoordsvorm. Je hebt ‘als’ alleen gebruikt om een voorwaarde uit te drukken, niet in een bepaling van tijd (waarvoor je woorden als ‘wanneer’ of ‘toen’ gebruikt).
25
26
Schriftelijk kunsthistorisch werk
Bijlage 2 Beoordelingscriteria voor scripties Aan de opleiding Kunstgeschiedenis van de Radboud Universiteit Nijmegen worden scripties beoordeeld op de volgende criteria, die betrekking hebben op zowel de vorm en de inhoud, als op de wijze waarop het werkstuk tot stand is gekomen: Inhoud •
Kent het werkstuk een duidelijke en helder uiteengezette probleemstelling? In hoeverre getuigt de probleemstelling van originaliteit?
•
Is het betoog helder, consistent en wetenschappelijk verantwoord onderbouwd uitgewerkt?
•
Komt de student in de uitwerking van de probleemstelling tot een duidelijke conclusie? In hoeverre neemt de student daarin een eigen standpunt in?
Vorm •
Kent het werkstuk een correcte en adequate woordkeus, zinsbouw, spelling, interpunctie? In hoeverre heeft de begeleider in dit opzicht corrigerend moeten optreden?
•
Kent het werkstuk een correcte en consequente annotatie en bibliografie? Is de wijze van citeren correct?
•
Is het werkstuk voorzien van relevante afbeeldingen en correcte bijschriften?
Proces •
In hoeverre is de student zelfstandig tot een adequate probleemstelling gekomen?
•
In hoeverre heeft de student zijn of haar probleemstelling op zelfstandige wijze uitgewerkt?
Schriftelijk kunsthistorisch werk
Bijlage 3 Verantwoording van de zoekgang Aan de opleiding Kunstgeschiedenis van de Radboud Universiteit Nijmegen schrijft iedere student aan het einde van de propedeuse, in het kader van de cursus ‘Methoden en vaardigheden’, een zogenaamd ‘eerstejaarswerkstuk’. Omdat dit de eerste substantiële scriptie is die de student in het kader van zijn studie Kunstgeschiedenis schrijft, geldt daarvoor een bijzondere verplichting die als doel heeft de student bewust te maken van de wijze waarop zij of hij zich een bibliografisch uitgangspunt voor het schrijven van een werkstuk heeft gevormd, en de heuristische systematiek die daarvoor is gevolgd. In dit onderdeel, getiteld ‘Verantwoording van de zoekgang’, beschrijf je hoe je relevante literatuur hebt gezocht, waarbij Beckers Boekenwijsheid als gids dient (zie ook de opmerkingen die in hoofdstuk 2 van deze handleiding zijn gemaakt over het kunsthistorisch-bibliografisch apparaat). Beperk je dus niet tot het simpelweg intikken van een zoekterm in de catalogus van de UB (de onvolledigheid van het resultaat van een dergelijke zoekactie is in hoofdstuk 2 al ter sprake gekomen), maar werk altijd met de Bibliographie de l’Histoire de l’Art (BHA) en de oudere bibliografische systemen die daarin zijn opgenomen (zie Becker 1997, 3.0.1; voor de ‘voorlopers’: 3.0.4. en 3.0.2). Gebruik daarnaast altijd ten minste één repertorium of bibliografie, zoals de Art Index (Becker 1997 3.0.3). Het spreekt vanzelf dat je in de professionele kunsthistorische praktijk altijd meer dan een onderdeel van het kunsthistorische apparaat zult moeten benutten. Geef in het onderdeel ‘Verantwoording van de zoekgang’ steeds beknopt maar duidelijk aan hoe je binnen dat apparaat hebt gezocht. Vermeld ook de manier waarop je, naast deze systematische zoekmethode, verder hebt gezocht met behulp van verwijzingen uit bijvoorbeeld literatuurlijsten en noten van eenmaal gevonden literatuur.
27
28
Schriftelijk kunsthistorisch werk
Bibliografie Algemene Nederlandse spraakkunst, Groningen 1997 (tweede, geheel herziene editie onder redactie van W[alter] Haeseryn e.a.), deel I-II. Jochen Becker, Boekenwijsheid: inleiding in de kunsthistorische bibliografie, Leiden 1997 (tweede, herziene en uitgebreide editie). Umberto Eco, Hoe schrijf ik een scriptie, Amsterdam 2010 (Nederlandse vertaling van Come si fa una tesi di laurea 1997). M.J.A. Mirande en E. Wardenaar, Scriptieproblemen, Groningen 2011 (vijfde editie). Peter Nederhoed, Helder rapporteren: een handleiding voor het schrijven van rapporten, scripties, nota’s en artikelen, Deventer 2007 (negende, herziene editie). Jan Renkema, Schrijfwijzer, Den Haag 2012 (vijfde editie) Barbara Wilk-Mincu, Wie finde ich kunstwissenschaftliche Literatur, Berlijn 1992 (Orientierungshilfen, deel 21). Van Dale groot woordenboek der Nederlandse taal, Utrecht 2005 (veertiende, herziene uitgave door Ton den Boon en Dirk Geeraerts; etymologie door Nicoline van der Sijs), deel I-III. Woordenlijst Nederlandse taal / Het ‘Groene Boekje’, Den Haag en Antwerpen 2005.
Websites http://ans.ruhosting.nl/e-ans http://explore.rkd.nl/nl/explore http://explore.rkd.nl/nl/explore/images http://explore.rkd.nl/nl/explore/artists#query http://library.rijksmuseum.nl http://muse.jhu.edu
Schriftelijk kunsthistorisch werk
http://woordenlijst.org http://www.19thc-artworldwide.org/ http://www.artprice.com http://www.bildindex.de http://www.bridgemanart.com http://www.rossettiarchive.org http://www.ru.nl/asn http://www.ru.nl/ubn http://www.ru.nl/ubn/diensten/literatuur_verwerken/ http://www.ru.nl/ubn/literatuur_zoeken/zoeksystemen_a-z/ http://www.wga.hu
29
30
Schriftelijk kunsthistorisch werk
Notities
Schriftelijk kunsthistorisch werk
Notities
31
32
Schriftelijk kunsthistorisch werk
Notities