FhWaj_`aedZ[hm_`i
Schoolplan 2016-2019
\ Elke leerling telt
Laatste update: 3 maart 2016
Inhoudsopgave 1. Voorwoord: ‘De schoolorganisatie en de kaders van de schoolplanontwikkeling’
5
2. Doel van het schoolplan 2016-2019 2.1 Rol schoolplan in het schoolbeleid
7 7
3. Beschrijving van het Stanislascollege 3.1 Oorsprong Delft 1948 3.2 Visie van het Stanislascollege ‘missie en kernwaarden’ 3.3 De levensbeschouwelijke identiteit van het Stanislascollege 3.4 De strategische positie van de scholen van het Stanislascollege 3.5 Organisatiestructuur en besturingsfilosofie van bestuur en scholengemeenschap 3.6 Organisatiestructuur van Stanislascollege Praktijkonderwijs
9 9 10 13 14 16 17
4. Kwaliteitsbeleid 4.1 Kwaliteitszorg van de scholengemeenschap 4.2 Visie 4.3 Kwaliteitsafspraken van de school voor de komende 4 jaar
19 19 20 21
5. Onderwijsbeleid 5.1 De maatschappelijke opdracht van het praktijkonderwijs 5.2 De ambitie van de school: ‘Elke leerling telt’ 5.3 Doelen van de school 5.4 Onderwijsprogramma’s 5.5 Beleidsvoornemens om de ambitie 2016-2019 waar te maken 5.6 Passend onderwijs en onderwijsondersteuningsprofiel 5.7 Schoolklimaat: persoonlijke aandacht, acceptatie en veiligheid 5.8 Onderwijstijd 5.9 Verzuimbeleid
25 25 25 26 27 29 33 35 35 35
1
6. Contacten met ouders/ouderbetrokkenheid 6.1 De mentor: de eerste contactpersoon voor ouders 6.2 Voortgangsgesprekken met ouders 6.3 Individueel ontwikkelingsplan en ontwikkelingsperspectief met ouders 7. De maatschappelijke rol van de school 7.1 Contacten met stakeholders (belanghebbenden) van het praktijkonderwijs 7.2 Netwerkschool 7.3 Maatschappelijk betrokken bij het bedrijfsleven 7.4 Maatschappelijk betrokken in de buurt 7.5 Contacten met het Curatorium/Maatschappelijke Raad
37 37 37 37
8. Relatie met het gemeentelijk beleid & andere partners 8.1 Terugblik 8.2 Wat willen we bereiken in 2016-2019
43 43 44
9. Personeelsbeleid 9.1 Terugblik 9.2 Situatie: aantrekkelijk werkgeverschap en gunstige functieverdeling 9.3 Wat willen we bereiken? 9.4 Aantrekkelijk werkgeverschap 9.5 Specifiek beleid van Stanislascollege Praktijkonderwijs
47 47 47 48 51 51
10. Financieel beleid
53
11. Bijlagen 11.1 Schoolgegevens 11.2 Organigram Lucas Onderwijs 11.3 Lijst met verklaring van afkortingen
55 55 57 58
39 39 39 39 40 40
3
1. Voorwoord ‘De schoolorganisatie en de kaders van de schoolplanontwikkeling’ Het Stanislascollege is een scholengemeenschap met zes scholen gevestigd in Delft, Pijnacker-Nootdorp en Rijswijk. In Delft hebben de scholen een katholieke signatuur, in Rijswijk en Pijnacker-Nootdorp zijn de scholen interconfessioneel. De scholengemeenschap is het enige Jezuïetencollege in Nederland, op basis van de overeenkomst met de Nederlands-Vlaamse provincie van de Jezuïetenorde en het lidmaatschap van de Europese organisatie van Jezuïetenscholen (JECSE). Bestuurlijk maakt het Stanislascollege deel uit van de Stichting Lucas Onderwijs, een groot regionaal schoolbestuur voor PO en VO dat statutair is gevestigd in Den Haag. Het bevoegd gezag ligt bij het tweehoofdig College van Bestuur. De Algemeen Directeur van het Stanislascollege is één van de vier instellingsdirecteuren die, met het CvB, deel uitmaken van het BMT VO (Bestuurlijk ManagementTeam) van het VO van de Stichting. Tijdens de looptijd van het schoolplan 2011-2015 van het Stanislascollege is binnen de Stichting Lucas onderwijs gewerkt aan een reorganisatie die in het begin van 2016 zijn beslag zal krijgen. De reorganisatie leidt tot een indeling in drie regio’s in plaats van in vier instellingen. De scholen van het Stanislascollege komen vermoedelijk met het Montaigne Lyceum (vml onderdeel van Esloo) in één regio. De scholen krijgen binnen de regio meer verantwoordelijkheid voor de eigen beleidsontwikkeling, de kwaliteit van het onderwijs, het onderwijsrendement en het financiële beheer van de schoolorganisatie. De schooldirecteuren komen regelmatig in het Directorium bijeen met de Regiodirecteur en de Regiomanager bedrijfsvoering. In het Directorium komen gemeenschappelijke en schooloverstijgende zaken aan de orde en worden daarover afspraken gemaakt. Ook is het Directorium een orgaan voor onderlinge ondersteuning, kennisuitwisseling en deling van good practices. Door de reorganisatie wordt niet meer gewerkt met één schoolplan dat geldt voor alle locaties van het Stanislascollege, maar wordt er voor elke school een schoolplan gemaakt. De schoolplannen van de scholen van het Stanislas delen natuurlijk wel bepaalde hoofdstukken en er komen wel deels dezelfde onderwerpen in voor. Dit schoolplan is tot stand gekomen in samenspraak met het schoolmanagement, docenten van de school, de deelraad, het Curatorium, de Identiteitsraad en de MR. Veel leesplezier! Han van Beek Directeur Stanislascollege Praktijkonderwijs
5
2. Doel van het schoolplan 2016-2019 Het schoolplan beschrijft allereerst het algemene beleid. Wat voor school willen we zijn? Waar kiezen we voor? Daarnaast richt het schoolplan zich op het beleid met betrekking tot de kwaliteit van het onderwijs dat binnen de school wordt uitgevoerd en omvat het voor de komende vier jaar (2016-2019) het langetermijnbeleid op gebied van onderwijs, identiteit, personeelsbeleid en de bewaking en verbetering van het onderwijsrendement. Het schoolplan is voor de school een waardevol middel, aangezien het houvast biedt bij de invulling van de kernwaarden, de missie, de visie, de ambities en de onderwijsplannen van de school. De dagelijkse organisatie van de school is zo ontstaan en nodigt uit tot het maken van keuzes ‘voor vandaag en morgen.’ Met het schoolplan maken we gebruik van de wens om vooral een langetermijnvisie op consistente wijze bepalend te laten zijn voor ons handelen. Het jaarplan van de school geeft vervolgens concrete invulling aan het schoolplan op de korte termijn en biedt de mogelijkheid om in te spelen op actuele situaties.
2.1 Rol en functie schoolplan in het schoolbeleid Met het schoolplan leggen we verantwoording af aan de Onderwijsinspectie over het gevoerde en te voeren beleid, maar in de eerste plaats is het voor onszelf een waardevol middel omdat het houvast biedt bij het verbeteren van onze kwaliteit. Het schoolplan is een levend document dat elk jaar wordt geëvalueerd en bijgesteld via de Kaderbrief van de Regiodirectie en met medewerkers van de school. Met elkaar ontwikkelen we het beleid, realiseren we onze doelen en evalueren we de resultaten. De school vindt het belangrijk dat het schoolplan door medewerkers wordt gedragen en uitgewerkt.
7
3. Beschrijving van het Stanislascollege 3.1 Oorsprong Delft 1948 In 1948 stichtten de paters jezuïeten in Delft het Sint-Stanislascollege. Dit werd het zesde en laatste jezuïetencollege in Nederland. De paters waren expliciet uitgenodigd door de katholieke bevolking van Delft en het Westland om een school te stichten. Het was de bedoeling dat katholieke jongens middelbaar onderwijs zouden kunnen volgen in de katholieke zuil. De meisjes kwamen pas in 1966. Tot die tijd was er voor hen het in 1950 door katholieke leken opgerichte Lodewijk Makeblijde College te Rijswijk. In de tweede helft van de 20ste eeuw klonk wereldwijd op de jezuïetencolleges de roep om de maatschappelijke veranderingen ook in het onderwijs door te laten klinken. Binnen de jezuïetenorde kwam het tot een herbezinning op de kern van het jezuïetenonderwijs. Dat resulteerde in een brochure ‘Karakteristieken van de jezuïetenopvoeding’ (1986). Op basis daarvan kwam men tot een uitwerking voor de praktijk van het onderwijs: ‘Ignatiaanse Pedagogiek’ (1994). Hoewel in de loop der jaren het aantal paters op het Stanislascollege afnam, bleef het college grote waarde hechten aan de katholieke identiteit. Deze speelde een doorslaggevende rol bij de fusie met de toenmalige katholieke scholen voor mavo- en vbo-onderwijs in Delft (1995). Onder invloed van de maatschappelijke ontwikkelingen tegen het eind van de 20ste eeuw was het voor scholen belangrijk met een eigen gezicht naar buiten te treden. Op basis van de band met de jezuïeten en de onderwijsontwikkelingen binnen de jezuïetenorde koos de schoolleiding in 1999 van harte voor het lidmaatschap van de Europese jezuïetenorganisatie en voor de Ignatiaanse Pedagogiek. Het Stanislas is nog het enige jezuïetencollege en als zodanig lid van de Europese organisatie van jezuïetencolleges (JECSE) in Nederland. Het Stanislascollege is een bloeiende en moderne scholengemeenschap met zes katholieke en interconfessionele scholen voor jongeren uit Delft, Midden-Delfland, Westland, Pijnacker-Nootdorp, Rijswijk en Den Haag.
9
3.2 Visie van het Stanislascollege ‘missie en kernwaarden’ Het Stanislascollege maakt bestuurlijk deel uit van de Stichting Lucas Onderwijs. De grondslagtekst van de Stichting is ontleend aan de traditie van de christelijke geloofsgemeenschap. De uitgangspunten van het Stanislascollege sluiten aan bij de waarden die in Lucas-verband zijn geadopteerd: • respect als basis voor correcte omgangsvormen; • naastenliefde als christelijke basiswaarde die gericht is op ‘het goede doen’: de opofferende zorg voor de ander en de zorg voor de zwakkeren; • genade als basis voor het nemen van besluiten op onze scholen die recht doen aan ‘vallen en opstaan’, fouten mogen maken en kansen bieden; • ontwikkeling als basis voor (hoge) onderwijsdoelen en verspreiding van de aandacht voor duurzaamheid e.d.; • bezieling als basis voor de houding van onze medewerkers om zich te laten inspireren tot meer dan een materiële kijk op de werkelijkheid.
Missie van het Stanislascollege
Het Stanislascollege wenst dat door de samenwerking van leiding, medewerkers, leerlingen en ouders telkens nieuwe generaties jongens en meisjes geholpen en begeleid worden om uit te groeien tot verantwoordelijke volwassenen, die bereid zijn met en voor anderen te leven, overeenkomstig de lijfspreuk van Stanislas: ‘voor het hogere ben ik geboren’. Dit betekent dat het er om gaat het beste uit jezelf te halen en dat ten dienste te stellen van God en de medemens.
We willen onze leerlingen niet alleen een uitstekende opleiding geven, maar hen ook helpen om uit te groeien tot verantwoordelijke volwassenen die hun talenten willen ontplooien en oog hebben voor anderen. Wij zien vorming en opvoeding als een gezamenlijke verantwoordelijkheid van ouders en school. School en ouders zijn dus partners, met de leerkracht als onderwijsprofessional en de ouders als ervaringsdeskundigen.
10
De kernwaarden
De kernwaarden van het Stanislascollege zijn: 1. Heel de mens. Niet alleen kennisontwikkeling maar ook de vorming en ontplooiing van talenten en waarden staan centraal. Nieuwe ervaringen gaan deel uitmaken van de belevingswereld van de leerlingen; we stimuleren hen hierop te reflecteren. Gezien de uiteenlopende achtergronden van leerlingen is maatwerk en aandacht voor ieders mogelijkheden geboden om in ieder het beste naar boven te halen. 2. Oog voor de ander. Medewerkers en leerlingen werken en leren in een sfeer van samenwerking en collegialiteit. Er is respect voor menselijke verhoudingen en culturen. De medewerkers van het Stanislascollege handelen en beoordelen met compassie. 3. Hoge doelen nastreven. We stimuleren iedereen het beste uit zichzelf te halen en talenten te ontwikkelen. Vanuit hun eigen kracht kunnen leerlingen dan andere mensen en de maatschappij uiteindelijk het beste van dienst zijn.
11
Ignatiaanse Pedagogiek
De missie wordt verder uitgewerkt in de Ignatiaanse pedagogiek. De kenmerken van die pedagogiek sluiten goed aan bij de hierboven geformuleerde doelstellingen van de Stichting Lucas Onderwijs en de kernwaarden. In de Ignatiaanse Pedagogiek: • gaan we uit van een positief wereldbeeld op basis van het geloof dat ‘God te zoeken en te vinden is in alle dingen’ (bezieling); • zien wij de leerlingen als gewenst en bemind door de Schepper en hopen wij dat zij hun kwaliteiten en talenten leren beschouwen als een kostbaar geschenk (genade); • is het onderwijs gericht op uitgroei en rijping van ‘heel de mens’, dus niet alleen op kennisverwerving, maar ook op de ontplooiing van de affectieve, motorische, creatieve, intuïtieve, sociale en religieuze vermogens (bezieling en ontwikkeling); • is studeren een menswordingsproces, een zoeken naar waar het écht om gaat: mens zijn mét en vóór de ander en handelen vanuit compassie naar het voorbeeld van Jezus (respect en naastenliefde); • ligt methodisch grote nadruk op ervarend leren en reflectie daarop. Op het Stanislascollege bundelen we deze uitgangspunten in een pedagogische methode met de volgende basiselementen: Context • Aan leerlingen wordt een veilige leeromgeving geboden waarin zij zich geborgen weten en waarin zij zorg en persoonlijke aandacht krijgen. • De relatie tussen docent en leerling is op vertrouwen en samenwerking gebaseerd. Er wordt met humor en compassie van fouten geleerd. De principes van ’positive behaviour support’ zijn hierbij behulpzaam. Ervaring en reflectie We streven naar ervarend en gepersonaliseerd leren, zodat leerlingen persoonlijk betrokken zijn bij de leerstof en het leerproces, en over de betekenis van het geleerde reflecteren. Deze reflectie breidt zich ook uit tot hun studie-aanpak en hun sociale gedrag.
12
3.3 De levensbeschouwelijke identiteit van het Stanislascollege Onze scholengemeenschap heeft een levensbeschouwelijke en een onderwijskundige identiteit. We hebben vanwege hun oorsprong en ontwikkeling, katholieke scholen in Delft en interconfessionele scholen in Pijnacker en Rijswijk binnen onze organisatie. De scholen zijn verschillend, niet alleen vanwege het opleidingsaanbod (van Praktijkonderwijs tot aan Gymnasium) maar ook vanwege de plaats in de regio (grootstedelijke scholen in Rijswijk verschillen sterk van die in Delft en Pijnacker). Dit heeft natuurlijk effecten voor de invulling van de levensbeschouwelijke identiteit en tóch werken de scholen elk vanuit het Christelijk perspectief. Als gevolg van de ontzuiling, de onkerkelijkheid en de pluriformiteit in het religieus en cultureel landschap ontmoeten binnen onze scholen mensen met verschillende achtergronden elkaar. De culturele en levensbeschouwelijke verscheidenheid is daarbij geen hinderpaal maar juist een rijkdom: de veilige schoolomgeving biedt alle kansen om te oefenen in het samenleven met respect voor ieders veiligheid. Dit is op termijn een dienst aan de samenleving. We zijn ook wat dat betreft een open organisatie. Scholen zijn waardengemeenschappen. We kiezen ervoor om te werken vanuit de christelijke waarden en staan daarbij open voor ontwikkelingen in onze omgeving. We baseren ons werk op de overtuiging dat de christelijke waarden en normen die in de ‘Grondslag Verdiept’ staan en die in de Ignatiaanse Pedagogiek worden toegespitst, onontbeerlijk zijn in de begeleiding van kinderen op weg naar volwassenheid. Daar komen dan ook onze antwoorden vandaan op ingewikkelde vraagstukken als onderwijsachterstandenbeleid, sociale rechtvaardigheid, passend onderwijs en burgerschapsvorming. Vanuit dat perspectief willen we onze scholen organiseren en vormgeven waar het gaat om beleidsvraagstukken, leiderschap, collegialiteit en de omgang met onze leerlingen en hun ouders. De keuze van het Stanislascollege voor de Ignatiaanse Pedagogiek leidt tot keuzes in de beleidsontwikkeling en in de ondersteuning van onze medewerkers. Door uitleg van ons gedachtegoed aan onze nieuwe medewerkers, door gerichte bezinnings- en verdiepingsactiviteiten en praktische studiedagen houden we het Ignatiaanse gedachtegoed levend. De keuze voor onze levensbeschouwelijke identiteit is ook bepalend voor de inrichting van het onderwijs, waarvan de lessen levensbeschouwing, vieringen, goede doelen, maatschappelijke stages en levensbeschouwelijke projecten deel uitmaken. Reflectie binnen de klas bij elk vak en bij buitenklassikale activiteiten is daarbij een belangrijk element. LeerKRACHT en PBS blijken belangrijke hulpmiddelen bij reflectie onder leerkrachten. Om deze activiteiten te coördineren heeft de scholengemeenschap een Algemene Coördinator Identiteit en elke school een eigen werkgroep identiteit met coördinator. De Stanislasbrede Identiteitsraad bespreekt het beleid en de uitvoering en coördineert de activiteiten. Elke school van het Stanislascollege kan keuzes maken vanuit de wens om optimaal vorm te geven aan de gemeenschappelijke doelstellingen die in dit hoofdstuk van het schoolplan verwoord staan. Daarnaast bezint elke school zich gedurende de looptijd van dit schoolplan regelmatig op de concrete vormgeving van de eigen identiteit zodat de gewenste en de werkelijke identiteit goed overeenkomen.
13
Praktijkonderwijs en ‘Identiteit’
Op onze school zitten leerlingen vanuit verschillende culturele en levensbeschouwelijke groepen. De leraren staan voor de taak abstracte begrippen praktisch en begrijpelijk te vertalen. Daarbij gaat het om de volgende aspecten: • het omgaan met elkaar; • het pedagogisch handelen; • het onderwijs; • het omgaan met levensbeschouwingen. De komende jaren willen we nadrukkelijk in het onderwijs opnemen dat de leerlingen kennis nemen van de diverse levensbeschouwelijke richtingen en worden geholpen bij het ontwikkelen van een eigen levensvisie. We zien het als onze taak om aan de leerlingen mee te geven: • dat denken en praten over je innerlijke drijfveren heel prettig is; • dat je als mens meer kunt betekenen voor de wereld; • dat geloof, hoop en liefde nooit aan kracht kunnen inboeten. We leren kinderen respectvol om te gaan met elkaars verschillen en overeenkomsten. Daarbij gaan wij uit van wat ons bindt in plaats van wat ons scheidt. Praktijkonderwijs en de rol van de werkgroep Levensbeschouwelijke Vorming
Op het Stanislascollege Praktijkonderwijs is een werkgroep bezig met het onderwerp Identiteit. De werkgroep denkt mee over alle aspecten van identiteit en levensbeschouwing in het onderwijs en helpt mee met de organisatie van de vieringen, zoals het kerstfeest, de Palmpasen-optocht en de goededoelenacties.
3.4 De strategische positie van de scholen van het Stanislascollege Tijdens de looptijd van het vorige schoolplan 2011-2015 zijn keuzes gemaakt ten aanzien van de strategische positie van onze scholen. Stanislascollege H. Roland Holstlaan in Rijswijk bestaat nu niet meer. Het Mavo-onderwijs is geïntegreerd in het Stanislascollege Rijswijk, het Havo- en Vwo-onderwijs zijn afgebouwd. Mede door deze strategische herpositionering heeft het overleg over huisvesting met de gemeente een nieuwe impuls gekregen en kwam er in 2012 een overeenkomst tot herhuisvesting en financiering daarvan tot stand. Stanislascollege Praktijkonderwijs en Stanislascollege Rijswijk zijn met ingang van het schooljaar 2015-2016 gehuisvest in het verbouwde en gerenoveerde gebouw aan de P.C. Boutenslaan. Met de keuze voor ‘Beweegvmbo’ is een strategische positie gekozen die de toekomst van het Stanislascollege Rijswijk veilig moet stellen.
14
Met een school dichtbij woningen én bedrijven kan ook het Praktijkonderwijs goed uit de voeten vanwege de mogelijkheid van arbeidssimulatie. De scholen van het Stanislascollege in Rijswijk willen de komende jaren in toenemende mate aantrekkelijk zijn voor leerlingen uit Rijswijk zelf en Voorburg en minder afhankelijk zijn van Den Haag. Met de afbouw van het Havo- en Vwo-onderwijs in Rijswijk is impliciet - doch bewust - de keuze gemaakt om de Delftse scholen een rol te laten spelen in het opvangen van leerlingen uit het nieuwbouwgebied tussen Delft en Rijswijk. Dat wil zeggen dat er geen voornemen bestaat om in Rijswijk-Zuid scholen te bouwen, al dan niet door verplaatsing. Dat wil tevens zeggen dat daarmee een optimalisatie wordt ingebouwd van het gebruik van de beschikbare ruimte van de scholen in Delft. Het gebouw van Stanislascollege Westplantsoen (Havo en Vwo) is tijdens de afgelopen schoolplanperiode uitgebreid en gemoderniseerd maar wederom maximaal gevuld. Dat wordt niet alleen veroorzaakt door eigen aanwas vanuit de brugklas maar ook door de grote instroom vanuit 4 Mavo en 3 Havo van het Stanislascollege Reinier de Graafpad. Mede om die reden is in het schooljaar 2014-2015 gestart met de voorbereiding van opbouw van een bovenbouw Havo aan het Reinier de Graafpad. In de komende schoolplanperiode moet die bovenbouw op zo’n manier zijn gerealiseerd dat niet alleen niveau en omvang op orde zijn, maar dat er ook een onderscheidend onderwijsaanbod is zodat het Stanislascollege Reinier de Graafpad een grotere aantrekkelijkheid krijgt. In de meerjarenbegroting van Stanislascollege Westplantsoen wordt uitgegaan van een verminderde instroom vanuit het Reinier de Graafpad. Voor het Westplantsoen wordt geen actief krimpbeleid (numerus fixus) gevoerd. In het IHP tussen schoolbesturen en gemeente Delft is vastgelegd dat voor de combinatie “Delflandcollege” (CLD + GC) het komend jaar nieuwbouw gerealiseerd wordt. Stanislascollege Krakeelpolderweg kiest voor een onderwijsinhoudelijk sterk beleid en een onderscheidend profiel (loopbaanschool en gepersonaliseerd leren). In de nieuwe schoolplanperiode moet de school inhoudelijk en gebouwelijk moderniseren. Het Stanislascollege Pijnacker heeft in de afgelopen schoolplanperiode goede resultaten behaald, zowel wat betreft de noodzakelijke aanwas van leerlingen als wat betreft het niveau van het onderwijs en de onderwijsresultaten. Het is van belang deze successen te consolideren. Hoewel de school de enige voorziening voor VO in de gemeente PijnackerNootdorp is, is er marketingtechnisch geen sprake van een monopolie-positie omdat er vanuit Lansingerland, Voorburg, Zoetermeer en Den Haag stevig wervingsbeleid wordt gevoerd in Pijnacker-Nootdorp, hetgeen onder meer blijkt uit de nieuwbouw van scholen tegen de gemeentegrens aan. In Lucas- en Regioverband wordt uiteraard in de komende schoolplanperiode proactief deelgenomen aan strategisch overleg over onderwijsvoorzieningen in de regio.
15
3.5 Organisatiestructuur en besturingsfilosofie van bestuur en scholengemeenschap Aan het eind van de vorige schoolplanperiode is de reorganisatie van de Stichting Lucas Onderwijs ter hand genomen. De reorganisatie leidt tot een indeling in drie regio’s in plaats van in vier instellingen. Vermoedelijk zal vanaf 2018 het Montaigne Lyceum tot de regio Delft gaan behoren. De scholen binnen de regio krijgen tijdens de komende schoolplanperiode meer verantwoordelijkheid voor de eigen beleidsontwikkeling, de kwaliteit van het onderwijs, het onderwijsrendement en het financiële beheer van de schoolorganisatie. Met de invoering van de regio’s en de introductie van de Regiodirecteur, vervallen de functies Voorzitter Centrale Directie en Lid Centrale Directie. De drie Regiodirecteuren, in vergadering bijeen in het BMT-VO (bestuursmanagementteam voortgezet onderwijs), adviseren het CvB van de Stichting en maken met elkaar en met het CvB afspraken op strategisch en tactisch gebied. Het andere adviesorgaan wordt gevormd door het BMT-PO. De meeste beleidsontwikkelings- en uitvoeringstaken worden overeenkomstig het managementstatuut in mandaat uitgevoerd door de regiodirecteur of, onder diens verantwoordelijkheid, door de schooldirecteur. De ondersteunende administratieve processen die onder meer dienen om gegevens en kengetallen te verzamelen ten behoeve van het CvB, worden gedeeltelijk op de instelling uitgevoerd door medewerkers die in lijn onder de hoofden van de afdelingen van het bestuursbureau vallen. De Regiomanager bedrijfsvoering organiseert de ondersteuning van de scholen en de beheerstaken van de organisatie en brengt deze in lijn en in vergelijking met de beheersinstrumenten van de Stichting Lucas Onderwijs. De Regiomanager bedrijfsvoering rapporteert aan het CvB en informeert en adviseert de Regiodirecteur. De Regiodirecteur is integraal verantwoordelijk in zijn regio. De Schooldirecteuren verrichten hun werkzaamheden onder verantwoordelijkheid van de Regiodirecteur die daarvoor in periodieke verantwoordingsgesprekken, verantwoording aflegt aan het CvB. Tijdens de komende schoolplanperiode wordt de benaming van de functies locatie en Locatiedirecteur herzien. In plaats van locatie zal voortaan worden gesproken over ‘school’. De Locatiedirecteuren van scholen met een lyceum, gaan de benaming ‘Rector’ voeren. De andere Locatiedirecteuren heten dan ‘Directeur’. Binnen de Stichting Lucas Onderwijs wordt gewerkt met een besturingsfilosofie die ervan uitgaat dat bevoegdheden zo laag mogelijk in de organisatie worden gelegd. Deze filosofie gaat gepaard met een systeem van KPI’s en controles dat het CvB én het management voortdurend in staat stelt om de onderwijskwaliteit en de bedrijfsprocessen op elk niveau te monitoren en te beoordelen. Onder verantwoordelijkheid van het CvB verricht de Regiodirecteur zijn taken. Diens bevoegdheden worden geregeld in een managementstatuut. Onder verantwoordelijkheid van de Regiodirecteur verricht de schooldirecteur zijn taken. Diens bevoegdheden worden geregeld in een mandaatregeling. De verhoudingen worden formeel geregeld in verantwoordingsgesprekken en verantwoordingsdocumenten als commitmentbrieven, beoordelingen en gespreksverslagen. De Regiodirecteur vormt samen met de Schooldirecteuren en de Regiomanager bedrijfsvoering, het Directorium (managementteam) van het Stanislascollege.
16
3.6 Organisatiestructuur van Stanislascollege Praktijkonderwijs De directeur is eindverantwoordelijk voor de portefeuilles personeel, organisatie, onderwijs en financiën. De portefeuille zorg wordt gedeeltelijk gemandateerd aan de Zorgcoördinator. Er is een Teamleider onderbouw en een Teamleider bovenbouw. Zij zijn integraal verantwoordelijk voor hun afdeling. De mentoren vallen onder verantwoordelijkheid van de Teamleider. Elke klas heeft een eigen mentor en in het eerste leerjaar daarnaast ook een vast klaslokaal. De school kent per vakgebied een vakdocent voor de praktijkvakken. Personele organisatie en functieverdeling
• • • • • • • • •
Directeur: portefeuilles personeel, organisatie en financiën Teamleiders (2): verantwoordelijk voor onderbouw en bovenbouw Coördinator zorg (1): portefeuille zorg Mentoren (14): verdeeld over leerjaren 1 t/m 5 (Vak)docenten (4): voor de vakken algemene techniek, zorg en welzijn, lichamelijke opvoeding, ICT Orthopedagoog (extern) en remedial teacher Onderwijsinstructeurs (10) en Technisch onderwijsassistenten (TOA) (2) Administratief medewerker en conciërge Docenten en instructeurs: inzetbaar in meerdere vakgebieden
17
18
4. Kwaliteitsbeleid 4.1 Kwaliteitszorg van de scholengemeenschap Systematisch werken aan onderwijskwaliteit
Systematisch verzamelen van informatie gericht op verantwoording over en analyse van de geleverde kwaliteit is redelijk tot goed in ontwikkeling binnen de school. De PCDA-cyclus (Plan, Do, Check, Act) is de basis voor het kwaliteitsbeleid van de school. Evaluaties van het werken met het schoolplan en het jaarplan leverden input op voor de jaarlijkse kaderbrief Stanislascollege, het schoolplan en het jaarplan. Toezicht Inspectie op onderwijskwaliteit
De onderzoeken van de inspectie hebben de afgelopen jaren geleid tot toekenning van het basisarrangement. De inspectie heeft wel een aantal tekortkomingen geconstateerd op het gebied van het onderwijsleerproces. De school gaat zich in ieder geval richten op de volgende speerpunten: 1. leerlingen krijgen effectieve feedback op hun leerproces; 2. de school gaat doelgerichter werken aan de opbouw van de lessen; 3. de school gaat doelgerichter werken aan de kwaliteit van de opbrengsten; 4. de school borgt de kwaliteit van het onderwijsproces; 5. de leraar stemt de instructie en verwerking af op de verschillen tussen de leerlingen. Kwaliteitsverbetering en kwaliteitszorg in de klas
Kwaliteit zien als een cruciaal onderdeel van elk proces binnen onze school vraagt om verbetering. In de komende vier jaren van het schoolplan gaat de school zich hierop focussen. Wij willen het systeem van kwaliteitszorg steeds verder ontwikkelen, zodat het integraler, proactiever en ook meer gedreven wordt door de docent voor de klas. De kwaliteit van ons onderwijs valt of staat met de successen in de klas. Kwaliteitszorg vinden we over vier jaar terug in het gedrag van alle medewerkers en in alle geledingen van de school.
19
4.2 Visie
‘De schoolleiding stimuleert een onderzoekende houding bij de leerKRACHTEN, die met grote regelmaat de kwaliteit van hun eigen activiteiten analyseren. De school gaat actief in gesprek met leerlingen, ouders en de omgeving. De school betrekt hen bij het verbeteren van de kwaliteit van het onderwijs.’
Bestuurders en leidinggevenden zetten zich voortdurend in om de kwaliteit van het onderwijs te verbeteren. In het schoolplan wordt rekening gehouden met de doelstellingen en richtlijnen die het CvB van de Stichting Lucas Onderwijs heeft neergelegd in de kaderbrief Lucas, het strategisch beleidsplan en het sectorakkoord 2014 van de VO-raad. Jaarlijkse planning en verantwoording van doelen vindt plaats via het jaarverslaggesprek en de maandelijkse managementgesprekken tussen Directeur en Regiodirecteur. Kwaliteitszorg binnen de school is ook te vinden in: • de rapportage over kwaliteit binnen en naar buiten, o.a. in de schoolgids, folders en toelichtingen in Scholen op de Kaart en Vensters voor Verantwoording; • de zelfevaluaties, collegiale visitaties Lucas, collegiale lesobservaties en visitaties van Inspectie; • de schoolplancyclus en jaarplancycli van teams/afdelingen.
20
4.3 Kwaliteitsafspraken van de school voor de komende 4 jaar 1. Verbetering kwaliteitsbewaking van het onderwijsproces in de klas
De school/docent evalueert, werkt doelgericht en borgt de kwaliteit van het onderwijsproces in de klas. De school/docent werkt doelgerichter aan de kwaliteit van de opbrengsten. Acties: Het leerKRACHT-programma volgen waarbij een verandering in gedrag en cultuur structureel plaatsvindt ter verbetering van de kwaliteit in de klas, het zorgvuldig monitoren van opbrengsten en Teamleiders/teams maken (prestatie)afspraken over resultaten en leerprocessen in de klas. 2. Verbetering gebruik van instrumenten ter vergroting van het eigenaarschap en de betrokkenheid bij het leerproces
Alle MT-leden maken gebruik van Magister en hebben inzicht in de inspectiebeoordelingen. Acties: Alle betrokkenen zijn op de hoogte van het gebruik van Vensters voor Verantwoording en het schooldossier/inspectie. Docenten worden op de hoogte gesteld van de resultaten en acties worden in overleg afgesproken. 3. Resultaten tevredenheidsenquêtes inzetten om de kwaliteit van het onderwijs te verbeteren
De leerling-, ouder- en personeelstevredenheidsonderzoeken van Vensters voor Verantwoording/ Kwaliteitscholen/Prozo worden tweejaarlijks uitgezet en vormen een basis voor het verbeteren van de kwaliteit van ons onderwijs. Actie: In de jaarplannen worden deze resultaten zichtbaar gemaakt en vertaald naar verbetering van het onderwijskundig beleid en acties in de klas. 4. Lesobservatie punt: effectieve feedback op het leerproces
Het geven van procesfeedback en feedforward op het leerproces. Dit is meer dan alleen aangeven wat goed of fout is en waarom, of alleen complimenten geven aan leerlingen. Actie: • De school/docent gaat zich meer richten op: ‘Wat moet de leerling doen om de volgende stap in de ontwikkeling te zetten?’ • Na de les met de leerlingen terugkijken op het doel van de les maar ook op het proces. • Tevens wordt effectieve feedback bij de lesobservaties als onderwerp ingezet.
21
22
5. Gebruik Magister door ouders
Ouders worden meer betrokken bij het leerproces van hun kinderen. Actie: Alle ouders krijgen toegang tot Magister. 6. Collegiale Visitaties Lucasscholen
De school werkt met het instrument ‘Collegiale Visitatie Lucas en CVO’ Deze visitatie vindt eenmaal per twee á drie jaar plaats. Actie: De volgende collegiale visitatie vindt plaats in april 2016. De bevindingen worden verwerkt in het eerstvolgende jaarplan van de school. 7. Leerlingvolgsysteem
De school heeft een up-to-date leerlingvolgsysteem en maakt daar gebruik van bij het maken van handelings-/ ontwikkelingsplannen en algemene analyses op groeps- en leerlingniveau. Actie: Het beter benutten van het leerlingvolgsysteem door in samenspraak met de werkgroep Ict en Curriculum de mogelijkheden te inventariseren en implementeren. Overstappen naar een ander leerlingvolgsysteem is mogelijk. Scholingsplan ter verbetering van de kwaliteit van het leerproces in de klas
Actie: Een scholingsplan voor docenten gericht op bovengenoemde kwaliteitsafspraken wordt jaarlijks samengesteld. Docenten weten welke kennis en vaardigheden van hen worden verwacht. De schoolleiding zal jaarlijks bezien in hoeverre het nodig is om aandacht te besteden aan het scholen en ondersteunen van leraren op gebied van (zelf-)reflectie en waardenopvoeding zodat niet alleen de cognitieve vorming van onze leerlingen goed uit de verf komt. De docenten kunnen deze scholing opnemen in het bekwaamheidsdossier.
23
24
5. Onderwijsbeleid 5.1 De maatschappelijk opdracht van het Praktijkonderwijs
Hoofddoelstelling Scholen voor praktijkonderwijs houden rekening met oplopende jeugdwerkloosheid en afnemende economische activiteit waardoor het toeleiden naar werk moeilijker wordt. Om o.a. deze reden heeft de Inspectie besloten de doelen van het Praktijkonderwijs te veranderen. De daadwerkelijke output op werk wordt minder zwaar meegewogen in de beoordeling. De hoofddoelstelling en tevens ‘maatschappelijke opdracht’ van het praktijkonderwijs is om leerlingen voor te bereiden op zelfstandig functioneren en participeren in de maatschappij. Hierbij staan vier domeinen centraal: wonen, werken, vrije tijd en burgerschap. De focus komt te liggen op ‘het onderwijsproces’ en ‘de kwaliteitszorg’. Hier richt de school zich dan ook de komende jaren op richten.
5.2. Ambitie van de school ‘Elke leerling telt’ Vanuit de focus heeft de school de ambitie dat elke leerling telt en dat de leerling gedurende de schoolloopbaan zijn eigen mogelijkheden en kansen leert benutten. De individuele leerling is steeds het vertrekpunt van alle processen binnen en buiten de school. De leerdoelen worden per leerling aangepast aan de mogelijkheden van en kansen van de leerling. Dit gebeurt door onderwijs op maat te bieden in een veilige, vertrouwde, uitdagende en sterke leeromgeving, waarin de leerling zich geborgen weet. We werken met ervarend en gepersonaliseerd leren, zodat leerlingen betrokken zijn bij de leerstof en het leerproces. Ook telt elke leerling als de school de maatschappelijke opdracht met succes vervult zodat de leerlingen met plezier terugkijken naar hun leerloopbaan op onze school! De school werkt aan deze ambities door: • intensieve samenwerking met bedrijven/instellingen en omgeving voor stages en werkplekken; • intensieve samenwerking met ROC’s voor het behalen van een entreediploma-ROC; • het curriculum te optimaliseren met een uitdagend onderwijsconcept; • ouders intensief te betrekken bij de ontwikkeling van hun kind, zodat ook thuis gerichte ondersteuning kan worden gegeven; • het verbeterprogramma leerKRACHT verder in te voeren, waarbij leren van en met elkaar centraal staat en waarbij kwaliteitszorg hoog in het vaandel staat.
25
5.3 Doelen van de school •
Sociale redzaamheid Na het doorlopen van het praktijkonderwijs kunnen leerlingen zelfstandig en volwaardig participeren in de maatschappij. Ze zijn in staat zelfstandig te werken, te wonen, hun vrije tijd zinvol te besteden en burger te zijn.
•
Werknemerschap en arbeidsgeschiktheid
Leerlingen ontwikkelen een aantal algemene competenties en daarnaast een aantal specifieke, gerelateerd aan het beroep dat bij hen past. Het praktijkonderwijs gaat daarbij uit van de individuele mogelijkheden en talenten van leerlingen. De leerling is in staat om via onderwijs- en stagetrajecten arbeid te verwerven, te verrichten en te behouden in een bedrijf of instelling. •
Doorstroming naar vervolgonderwijs
Om leerlingen die daartoe in staat zijn, door te kunnen laten stromen naar de entree-opleiding, is er een convenant afgesproken met ROC Mondriaan
26
5.4. Onderwijsprogramma’s De vier domeinen van het Praktijkonderwijs zijn: 1. Wonen 2. Werken 3. Vrije tijd 4. Burgerschapsvorming De hoofddoelstelling van het praktijkonderwijs is het zelfstandig functioneren en participeren van leerlingen in de maatschappij. Omdat het praktijkonderwijs voor veel leerlingen eindonderwijs is, is het belangrijk dat de school de leerlingen kansen en mogelijkheden biedt om zich op diverse vlakken te ontwikkelen. Programma’s Praktijkonderwijs onderbouw & bovenbouw Vaste kern
De vaste kern van onze programma’s is gericht op het verwerven van de algemene beroepscompetenties: kennis, houding en vaardigheden, die in allerlei soorten werk van belang zijn. Het aanleren en verwerven van beroepscompetenties kan het best gebeuren in motiverende en rijke leeromgevingen die zich zowel binnen als buiten het schoolgebouw kunnen bevinden. De maatschappelijke- en beroepsstages buiten de school zijn dan ook belangrijke elementen om de 4 domeinen van het praktijkonderwijs vorm te geven: wonen, vrije tijd en burgerschap. Leerlingen op het praktijkonderwijs worden door achterstand en beperkte aanleg niet in staat geacht een startkwalificatie te behalen. De leerlingen verschillen bovendien sterk in aanleg, motivatie, ontwikkelingsniveau en interesse. Het onderwijs moet dus zijn afgestemd op de leer- en ontwikkelingsbehoeften van de leerling. Het onderwijsaanbod is dan ook gebaseerd op de kerndoelen VO, die voor onze leerlingen geformuleerd gaan worden. Op basis van de gegevens uit het door de basisschool aangeleverd OKR, wordt na de start van leerjaar 1, binnen drie maanden een voorlopig uitstroomprofiel vastgelegd. In het derde leerjaar wordt het uitstroomprofiel bekeken en besproken met de leerling en de ouders. Dit wordt vastgelegd in het IOP en OPP. Op basis wat de doelen zijn wordt er een profiel gekozen welke in de school aanwezig is. Ook het stagetraject staat in het teken van het aangegeven uitstroomprofiel. Leerlingen die de capaciteiten hebben om naar een entree-opleiding te gaan krijgen in leerjaar 5 een meer uitgebreid theoriepakket. Elke leerling heeft zijn eigen mogelijkheden en kansen. Deze worden gedurende de schoolloopbaan steeds duidelijker. Het volgen van de leerlingen is hierbij een voorwaarde. Het onderwijs draait om bewustmaking van de sterke kanten van de leerling en om het verder uit te bouwen via een individuele, positieve pedagogische benadering.
27
Uitgangspunten bij het vormgeven van de programma’s
•
Positieve ervaringen opdoen tijden het leerproces Jongeren leren door positieve ervaringen. Daarom blijft het praktijkonderwijs uitgaan van de individuele, positieve mogelijkheden, talenten en ambities van de leerling. De verschillen tussen leerlingen zijn te groot om ze langs eenzelfde meetlat te leggen. Als leerlingen een kwalificatie kunnen halen op niveau 1- of 2, moeten ze vooral gesteund worden die ook te halen. Voor anderen kunnen succeservaringen liggen in het behalen van certificaten en/of het samenstellen van een portfolio waarmee zichtbaar wordt wat ze kunnen, wie ze zijn en wat ze willen. Zij stromen uit naar een baan naar aanleiding van een succesvolle stage.
•
Competenties ontwikkelen Leerlingen leven na hun schooltijd in een complexe wereld. De school zal hen moeten toerusten met de vermogens daar mee om te gaan. Keuzes maken, reflectie op eigen houding, vaardigheden, kennis, omgaan met veranderende omstandigheden, enz. zijn noodzakelijke competenties. Het zijn competenties die gericht ontwikkeld moeten gaan worden. Maar wel stapsgewijs, in een tempo en op een manier die bij een individuele leerling past. Daarbij is het essentieel dat leerlingen weten wat ze moeten leren en terugkijkend beseffen dat ze iets geleerd hebben. We willen ons richten op de competenties die de maatschappij vraagt. De school ziet de leerling niet als een ‘moeilijk lerende met beperkingen’, maar als een ‘anders lerende met kansen’. We willen met ons onderwijsbeleid maximale ontplooiingskansen bieden.
•
Burgerschapsvorming De school ziet zichzelf en de omgeving als oefenplaats waarin burgerschap en integratie zichtbaar worden en waarin leerlingen kunnen oefenen met sociale competenties. Dit past bij de grondslag en de kernwaarden van de school, bij de Ignatiaanse Pedagogiek en bij wat de maatschappij vraagt. Daarnaast wordt tijdens de lessen aan de hand van een methode les gegeven over actualiteiten. De onderwerpen die op dat moment in de maatschappij, in de wereld of in de wijk spelen worden besproken. Leerlingen worden gemotiveerd en uitgedaagd om met elkaar in discussie te gaan en hun mening te vormen.
•
Leren door te doen Onze leerlingen zijn gebaat bij onderwijs waarbij ‘leren door te doen’ centraal staat. De school is in al zijn facetten gericht op het versterken van de kwaliteiten van de leerling zodat hij na het verlaten van de school zich zelfstandig kan handhaven in de maatschappij. De periode op onze school zien we als een onderdeel van de leerloopbaan waarin de leerlingen een toekomstperspectief gaan ontwikkelen.
28
5.5. Beleidsvoornemens 2016-2019 om de ambities waar te maken Hieronder worden de beleidsvoornemens omschreven waaraan de school de komende 4 jaar gaat werken. De beleidsvoornemens worden jaarlijks vertaald naar aanpak en concrete geformuleerde activiteiten in de jaarplannen van 2016, 2017, 2018 en 2019. Beleidsvoornemen ‘Curriculum ontwikkeling: opbrengstgericht werken’
De huidige ontwikkeling binnen het praktijkonderwijs is dat de nadruk meer komt te liggen op het nemen van weloverwogen beslissingen met betrekking tot het lesaanbod dan op het eindresultaat. Van docenten wordt de komende jaren steeds meer verwacht dat zij de gemaakte keuzes kunnen onderbouwen. De docent moet aan kunnen geven wanneer aan welke streef- of beheersingsdoelen gewerkt wordt. Een weloverwogen en vastgelegd curriculum geeft zowel onderwijzend personeel als leerlingen houvast en duidelijkheid. De school verzamelt vanaf binnenkomst systematisch informatie over de kennis en vaardigheden van haar leerlingen. Deze signalering en analyses maken het mogelijk om het onderwijs af te stemmen op de onderwijsbehoeften van zowel groepen als individuele leerlingen. Wanneer leerlingen niet genoeg lijken te profiteren van het onderwijs gaat de school na waar de ontwikkeling stagneert en wat mogelijke verklaringen hiervoor zijn. Bovendien gaat zij na wat nodig is om eventuele achterstanden bij leerlingen te verkleinen. Doelen
• • • •
De persoon voor de klas is bewust van de stappen die genomen worden om tot een bepaald resultaat te komen. De persoon voor de klas heeft kennis van het curriculum en voldoende vaardigheden om om de vastgestelde onderwijsdoelen te bereiken. Het curriculum wordt gedragen door het onderwijzend en onderwijsondersteunend personeel van de school. Het curriculum houdt rekening met de vragen vanuit het bedrijfsleven die voortkomen vanuit de stages.
29
Beoogde resultaten
•
• • •
De school verzamelt vanaf binnenkomst systematisch informatie over de kennis en vaardigheden van de leerlingen. Deze signalering en analyses maken het mogelijk om het onderwijs af te stemmen op de onderwijsbehoeften van zowel groepen als individuele leerlingen. Er is een helder curriculum geformuleerd. In dit curriculum staat, per leerjaar, op welke momenten er aan welke streef- en beheersingsdoelen gewerkt wordt en hoe het behalen van de competenties wordt gecertificeerd. Leerlingen met achterstanden krijgen hulpprogramma’s en/of individuele begeleiding en hun resultaten zijn terug te vinden in het LVS. Er wordt een OP/OPP opgesteld dat nauw aansluit bij het curriculum.
Beleidsvoornemen ‘LeerKRACHT: elkaars vakmanschap centraal stellen’ Verbetercultuur
Met de start van leerKRACHT is een cultuur gestart van ‘elke dag samen een beetje beter’ te creëren doordat leraren van elkaar en met elkaar leren. Het leerKRACHT-programma helpt om van deze manier van samenwerken, de normale manier van werken te maken in de school. Er ontstaat een structuur waarbij leren van elkaars vakmanschap centraal staat ter verbetering van het onderwijs aan de leerlingen. Er wordt samengewerkt aan de hand van een drietal kerninstrumenten: bordsessie, gezamenlijke lesvoorbereiding en lesbezoek en feedback. Doelen
• •
Borgen van de nieuw ingeslagen verbetercultuur ten behoeve van verbetering van het onderwijsleerproces; Onderwijs: elke dag samen een beetje beter realiseren in het vakmanschap.
Beoogde resultaten
• •
30
De bordsessie, gezamenlijke lesvoorbereiding en onderlinge lesbezoeken zijn structureel ingebed in de organisatie. De personeelstevredenheid en leerlingentevredenheid scoren goed.
Beleidsvoornemen ‘Marktconform gevraagde competenties ontwikkelen en oefenen binnen en buiten het arbeidstrainingscentrum (ATC)’
Om onze leerlingen bij uitstroom naar de arbeidsmarkt “aantrekkelijk” te laten zijn en betere kansen te geven voor toekomstige werkgevers, dient er goed gekeken worden naar wat de markt vraagt aan competenties van onze leerlingen. Indien noodzakelijk wordt het onderwijsprogramma aangepast. Het onderwijs moet daarom flexibel zijn. Als de arbeidsmarkt een specifieke vraag heeft kan de school bekijken of ze intern hier wat mee kan doen. Als dit niet lukt dan dient er samenwerking gezocht te worden met leerwerkcentra of opleidingsinstituten. Ook inkoop van cursussen / branchegerichte opleidingen is een manier om leerlingen aantrekkelijker te maken voor de arbeidsmarkt. Doelen
• •
De kansen op de arbeidsmarkt vergroten door competentiegericht onderwijs. Maatwerk naar het bedrijfsleven/instellingen door vraaggericht onderwijs te verzorgen.
Beoogde resultaten
• •
Bedrijven/instellingentevredenheid scoort voldoende tot goed. Leerlingentevredenheid scoort voldoende tot goed.
31
Beleidsvoornemen ‘Ontwikkeling doorstroom naar entreediploma ROC’
Een aantal van onze leerlingen hebben de mogelijkheden om binnen onze school een entreediploma te behalen. Deze opleiding wordt in samenwerking met ROC Mondriaan vormgegeven voor de regio Den Haag. De samenwerking met ROC Mondriaan is zeer intensief. Er zijn regelmatig overleg momenten gepland gedurende het schooljaar en er zijn vaste contactpersonen binnen de school. Ook met andere ROC’s in de regio is het contact goed. Ook nadat de leerling onze school heeft verlaten is er nog regelmatig overleg met de ROC’s over de voortgang van de leerling. Er is een nieuwe uitdaging ontstaan: kunnen onze leerlingen instromen met de zwaardere instroomeisen van de ROC’s zoals; referentieniveau 2F en bindend advies na 4 maanden. Het verscherpte aannamebeleid van het ROC is een aandachtspunt. Onze leerlingen kunnen niet (meer) zomaar instromen bij een vervolgopleiding. De eisen die gesteld gaan worden zullen zodanig hoog zijn dat een opleiding op niveau 2, bijna niet meer haalbaar zal zijn voor een praktijkschool leerling. Wel blijft de mogelijkheid bestaan om een entreediploma te behalen. Dit diploma geeft echter niet automatisch het recht om in te stromen op een ROC. In schooljaar 2015-2016 willen we in het vijfde leerjaar extra onderwijsuren inplannen voor leerlingen die voldoende capaciteiten en doorzettingsvermogen hebben, om doorstroming mogelijk te maken. Het entreediploma is in de plaats gekomen van het AKA-diploma. Doelen
• •
De school heeft het uitstroomniveau van de leerlingen in kaart gebracht en daarmee de verwachtingen over de vervolgloopbaan. Er is een gericht aanbod ingezet voor de invulling van de extra onderwijsuren.
Beoogde resultaten
• •
32
De school heeft een structuur waarbij het aanbod en kennis in de school, met name bij de lesgevers op hun vakgebied goed is. Het vervolgsucces voldoet ten minste aan de verwachtingen van de school en leerling.
5.6 Passend Onderwijs en ondersteuningsprofiel De school werkt samen met het SWV-Zuid-Holland-West en met regionale scholen. Er zijn gezamenlijk afspraken gemaakt over het ondersteuningsaanbod van deze regionale scholen. De school heeft een adequaat ondersteuningsprofiel. Bij de ondersteuning wordt een onderscheid gemaakt tussen basis-, breedte-, extra en diepteondersteuning. De basisondersteuning is op alle scholen voor voortgezet onderwijs gelijk, maar niet identiek. Schoolbesturen hebben samen vastgesteld wát tot de basisondersteuning behoort, maar elke school geeft dat vorm op de manier die aansluit bij de onderwijsvisie van de school (hoe/uitwerking). Daarnaast mag een school in de basisondersteuning nog een uitgebreider aanbod doen, aansluitend bij het profiel of de visie van de school. De breedteondersteuning kan per school verschillen. Het gaat dan om een aanbod voor een specifieke leerling cq. groep leerlingen die meer nodig heeft dan de basisondersteuning. De scholen hebben onderling afspraken gemaakt t.a.v. de verdeling van die extra ondersteuning over de scholen. De verdeling is tot stand gekomen op basis van expertise van een school, de wens om leerlingen met extra ondersteuning niet te concentreren op een beperkt aantal scholen en ook de mogelijkheden of beperkingen van een gebouw. De diepteondersteuning is bijzonder intensieve ondersteuning, die zeer gespecialiseerde kennis van de medewerkers vraagt en hoge eisen stelt aan een gebouw. Het is ondersteuning die onze school niet kan bieden en die binnen ons Samenwerkingsverband geconcentreerd is op het speciaal onderwijs (het VSO) of de bovenschoolse voorziening: het FlexCollege. Stand van zaken
Passend Onderwijs is nog in ontwikkeling. Binnen de partners is meer beweging gekomen, waardoor het vaker lukt om leerlingen een passende plek te bieden. De komende jaren zal de inspanning van de school zich richten op het verbeteren van: • de communicatie en samenwerking tussen SWV, scholen, ouders, zorgpartners en besturen; • de communicatie en samenwerking tussen de SOT-ter, SMW++ en zorgcoördinator; • de ondersteuning vanuit het ondersteuningsteam. Het basis- en extra ondersteuningsaanbod zijn omschreven in het ondersteuningsprofiel van de school dat te bekijken is op onze website.
33
34
5.7 Schoolklimaat: persoonlijke aandacht, acceptatie en veiligheid Persoonlijke aandacht, acceptatie en veiligheid van de leerlingen betekent dat: • leerlingen weten wie ze zijn; • leerlingen voorbereid zijn op levenslang leren en ontwikkelen; • leerlingen werken aan motivatie en plezier in leren; • leerlingen veranderingen ervaren als een gegeven; • leerlingen weten wat ze kunnen en willen; • leerlingen hun talenten ontdekken en optimaal ontwikkelen. Dit vraagt om een schoolklimaat dat gekenmerkt wordt door persoonlijke aandacht, acceptatie en veiligheid. Er is een schoolveiligheidsplan (SVP) opgesteld, waarin alle veiligheidsaspecten en procedures beschreven zijn. De aandacht voor de leerlingen en medewerkers zorgt ook voor een goede sfeer vanuit onze missie, visie en pedagogische benadering.
5.8 Onderwijstijd De school realiseert minimaal de wettelijke verplichte onderwijstijd. De norm van 1000 klokuren per leerjaar aan onderwijstijd wordt ruim gehaald. Als de leerling 15 jaar oud is en over voldoende (arbeids-)competenties beschikt om stage te lopen, worden 1000 klokuren vaak ruim overschreden.
5.9 Verzuimbeleid Het verzuimbeleid voldoet aan de wettelijke eisen. Op tijd komen is één van de belangrijkste voorwaarden om een baan te krijgen en te houden. Dat moeten de leerlingen leren. Daar wordt dagelijks aan gewerkt door een effectief registratiesysteem en consequente feedback aan de leerlingen. De school werkt nauw samen met een aantal partners om het verzuim effectief te bestrijden. Niet alleen houdt de school zich aan de regels van de wet leerplicht en hebben wij nauw contact met de diverse leerplichtinstanties, ook tijdens mentoruren en in persoonlijke gesprekken met de leerlingen en/of ouders wordt op dit belang gewezen. Leerlingen die ondanks alle preventieve acties toch nog te laat komen of onterecht verzuimen, moeten de gemiste tijd inhalen om zich bewust te worden van hun verantwoordelijkheid. Telkens wordt in overleg afgesproken wie welke actie onderneemt als er sprake is van verzuim.
35
36
6. Contacten met ouders/ouderbetrokkenheid Wij betrekken de ouders/verzorgers bij de studievoortgang van hun kind, onze leerling. Dat doen we omdat we het belangrijk vinden dat men thuis weet hoe het gaat op school en waar we naartoe werken. Zo kan ook thuis een betere en gerichtere ondersteuning worden geboden. De mening van de ouders stellen wij zeer op prijs daarom vragen we ouders om eens per twee jaar de oudertevredenheidsmeting in te vullen.
6.1 De mentor: de eerste contactpersoon voor ouders De mentor is de belangrijkste persoon voor de leerling en ouders. Op onze school krijgt elke klas verschillende vakken van zo min mogelijk verschillende docenten. Daarnaast heeft elke klas een mentor. De mentor geeft naast zijn/haar vakles ook mentorlessen aan de klas. In deze lessen wordt aandacht besteed aan de overgang naar de middelbare school. Daarnaast geeft de mentor studie- en begeleidingslessen aan de klas. De mentor is ook het eerste aanspreekpunt voor andere docenten die lessen geven aan ‘zijn’ klas. Maar ook de leerlingen en hun ouders/verzorgers kunnen altijd bij de mentor terecht voor vragen of als zij iets willen vertellen.
6.2 Voortgangsgesprekken met ouders Wij nodigen de leerling en zijn/haar ouders/verzorgers drie keer per jaar uit voor een voortgangsgesprek met de mentor. Tijdens dit gesprek wordt besproken hoe het gaat op school, waar is de leerling goed in en wat vindt de leerling moeilijk. Ook wordt besproken hoe we de leerling het beste kunnen ondersteunen richting de toekomst.
6.3 Individueel ontwikkelingsplan en ontwikkelingsperspectief met ouders Een individueel ontwikkelingsplan (IOP) is een plan waarin de leerling zelf aangeeft waar hij/zij de komende periode aan gaat werken. Dit kunnen vakinhoudelijke zaken zijn, maar ook sociale vaardigheden of praktische vaardigheden die tijdens de stage nodig zijn. Het IOP wordt samen met de mentor en ouders besproken. De ouders worden nauw betrokken bij het IOP-traject. Drie keer per schooljaar worden de ouders op school uitgenodigd om te horen en bespreken wat hun zoon/dochter wil bereiken. Daar hebben leerlingen de steun van ouders hard bij nodig. Ook het ontwikkelingsperspectief (OOP) wordt met de leerling in aanwezigheid van de ouders besproken. Indien gewenst is de zorgcoördinator bij een gesprek aanwezig.
37
38
7. De maatschappelijke rol van de school 7.1 Contacten met stakeholders (belanghebbenden) praktijkonderwijs Behalve met gemeenten, Samenwerkingsverbanden, ouders, toeleverende scholen en met het vervolgonderwijs, onderhouden de scholen van het Stanislascollege goede contacten met culturele instellingen, zorginstellingen en het bedrijfsleven. De komende jaren willen we de contacten met zorginstellingen en het bedrijfsleven intensiveren teneinde een optimale invulling van onze opleidingen te bewerkstelligen. Voor de Stanislascollege Praktijkonderwijs zijn onderstaande onderwerpen van belang.
7.2 Netwerkschool Een praktijkschool die geen netwerkschool is, kan voor de eigen leerlingen eigenlijk geen optimaal onderwijs verzorgen. Het is noodzakelijk om zichtbaar te zijn voor de omgeving en om open te staan voor de maatschappelijke tendensen. De komende jaren ontwikkelt de school zich tot een echte netwerkschool. Het doel is om duurzame relaties aan te gaan met instanties en bedrijven in de omgeving van de school.
7.3 Maatschappelijk betrokken bij het bedrijfsleven Een groot deel van de leerlingen van het Stanislascollege Praktijkonderwijs worden opgeleid om uit te kunnen stromen naar arbeid. De stages worden, voor zover dit mogelijk is, uitgevoerd in de omgeving van de school. De school bouwt aan een warme relatie met de stage bedrijven. Zo hebben we een vaste bezetting van het stagebureau en hebben de bedrijven een vast contactpersoon binnen de school.
7.4 Maatschappelijk betrokken in de buurt Sinds dit schooljaar is de school in zijn geheel gehuisvest in een woonwijk. De school wenst de buurtbewoners te laten profiteren van de mogelijkheden. Zo is het vaklokaal van het vak ‘handel’ ingericht als een echte winkel. Dit lokaal is niet alleen een oefenruimte maar biedt buurbewoners ook daadwerkelijk diensten aan. Buurtbewoners kunnen hier terecht voor het kopen van kleine cadeautjes, het drinken van een kopje koffie en het lezen van de ochtendkrant. In onze school kunnen buurtbewoners hun auto laten reinigen. Leerlingen die interesse hebben in het vak autopoets, k\ rijgen hier les van een instructeur en onder zijn leiding worden auto’s gereinigd. In de komende planperiode willen wij ook van start gaan met een dienstenwinkel voor de wijk. Te denken valt aan het uitlaten van de hond, boodschappendienst, kleine technische klusjes zoals het repareren van meubels en fietsen. Zo
39
krijgt de school een maatschappelijke functie in de wijk en krijgen buurtbewoners en leerlingen de kans om elkaar te leren kennen en te begrijpen.
7.5 Maatschappelijk betrokkenheid Om onze leerlingen betrokkenheid te laten ervaren bij de wereld in zijn geheel is de school actief op het gebied van goede doelen. Zo wordt er jaarlijks meegewerkt aan de kerstpakkettenactie van de voedselbank. Elk jaar kiezen we een ander doel dat door de medewerkers en leerlingen gedragen wordt.
7.6 Contacten met Curatorium / Maatschappelijke Raad Terugblik
Tijdens de looptijd van het Schoolplan 2011-2015 is het Curatorium ontwikkeld van een adviesorgaan voor de Centrale Directie naar een maatschappelijke raad voor alle scholen. Het Curatorium komt ongeveer 5 keer per jaar bij elkaar en bespreekt dan thema’s die door de school worden aangedragen. De afgelopen periode werd aandacht besteed aan sociale media en misbruik ervan (pesten); radicalisering en Jihadproblematiek; levensbeschouwelijke identiteit; zorg en passend onderwijs; de reorganisatie van de Stichting Lucas Onderwijs; kwaliteitsbeleid en het toetsingskader van de Inspectie. Bij de evaluatie in het schooljaar 2014-2015 is vastgesteld dat de bijeenkomsten van het Curatorium het meest productief zijn als de school met gerichte vragen komt zodat vanuit de referentiekaders van de leden (overheid; bedrijfsleven; kerken; zorg- en adviesinstellingen; rechterlijke macht; onderwijs) gerichte adviezen voor de ontwikkeling van het schoolbeleid kunnen worden gegeven. Wat willen we bereiken in 2016-2019?
We willen bevorderen dat er een directe verbinding van de scholen met het Curatorium ontstaat en dat bij allerlei vormen van lokale beleidsontwikkeling het inschakelen van het Curatorium gewoon wordt. Daarvoor is nodig dat in het Directorium regelmatig wordt gesproken over het Curatorium als adviesorgaan en dat de voorbereiding van de bijeenkomsten planmatig georganiseerd gaat worden. Vooraf kunnen vertegenwoordigers van de scholen worden uitgenodigd om mee te praten. Verslaglegging en een vorm van publicatie van de opbrengsten op de site is ook een te ontwikkelen middel. Dit komt op de agenda van het Directorium en van het Curatorium.
40
41
8. Relatie met gemeentelijk beleid & andere partners 8.1 Terugblik Tijdens de afgelopen jaren is er door het Stanislascollege structureel overleg gevoerd in en met de gemeenten Delft, Pijnacker-Noordorp en Rijswijk en naar aanleiding van specifieke zaken met de gemeenten Midden-Delfland en Den Haag. Afhankelijk van het thema werd het overleg gevoerd door de algemeen directeur (strategisch overleg; nieuwbouw; bestuurlijk overleg; LEA), een lid van het instellingsbureau (huisvestingsaanvragen; SMW, e.d.) of de schooldirecteur (LEA; SMW, e.d.). In het algemeen kan gesteld worden dat het overleg kwaliteitsvol, constructief en succesvol is geweest. Het overleg wordt gevoerd op basis van art. 118 van de WVO en de Code Goed Bestuur, maar vooral vanwege onze wens om voor de aan onze zorgen toevertrouwde leerlingen het best denkbare onderwijs en de beste kansen en zorg te geven. We vinden het dus vanzelfsprekend dat we actief meepraten en meebeslissen over de relatie tussen onderwijs en jeugdbeleid waarbij we de respectieve gemeentebesturen helpen met het dragen van de verantwoordelijkheden daarin. We zijn dan ook gezamenlijk actief geweest op gebieden als sport en cultuur, veiligheid (incl. radicalisering) en welzijn (incl. sport en zorg), optimale huisvesting en versterking van het voorzieningenniveau. Daarnaast hebben we actief geparticipeerd in overleg over veiligheid (VRIS) integratie en onderwijsachterstandenbeleid en over meer technische zaken als afstemming over inschrijvingsregels en aanmeldingssystematiek van nieuwe leerlingen, vroegtijdig schoolverlaters, leerplichtzaken, maatschappelijke stages, leerlingenstromen, het onderwijsaanbod en de aansluiting tussen PO en VO en tussen Vmbo en Mbo. Op deze gebieden waren niet alleen de gemeentebesturen onze gesprekspartners, maar natuurlijk ook de RMC-coördinator Haaglanden/Westland, de ROC-opleidingen in de regio (m.n. ROC Mondriaan en STC Rotterdam) de Samenwerkingsverbanden Zuid-Holland-West en Delflanden, de verschillende PO-VO-overlegtafels en de diverse onderwijsoverlegplatforms (LOKABEL in Delft; VOS in Haaglanden; Rectorenkring e.d.). De Algemeen Directeur was gedurende de schoolplanperiode 2011-2015 tevens (dagelijks) bestuurslid van de VKO, penningmeester van het SWV-Delflanden, voorzitter van het POVO overleg Delft en lid van de Stuurgroep Techniekagenda Haaglanden. Het overleg met de gemeente Rijswijk over de huisvesting van opleidingen van het Stanislascollege heeft in de afgelopen schoolplanperiode geleid tot een nieuw convenant met de gemeente en tot verbouwing, renovatie en uitbreiding van het gebouw aan de H. Roland Holstlaan, waardoor Stanislascollege Praktijkonderwijs en Stanislascollege Rijswijk daar sinds september 2015 adequaat en modern zijn gehuisvest. Het overleg met SWV en de POVO-gesprekspartners heeft op ons initiatief geleid tot harmonisatie van de aanmeldingsprocedures zodat vanaf 2016 in Haaglan-
43
den, Pijnacker-Nootdorp én Delft de systematiek naadloos aansluit. Het overleg met de andere schoolbesturen in Delft heeft - ook op ons initiatief - in 2015 geleid tot een aanpassing van het lokale RPO zodat vanaf 2015 de school aan het Reinier de Graafpad óók de bovenbouw van Havo kan gaan verzorgen. Tijdens de afgelopen periode is op initiatief van het Stanislascollege intensief en constructief overleg gevoerd over de uitvoering én over de gevolgen voor de school van de doorgaande weg die tussen Delft en Midden-Delfland zal worden aangelegd en pal langs het Stanislascollege Reinier de Graafpad zal lopen. Wat betreft de infrastructuur, veiligheid, bereikbaarheid, geluidsoverlast en gezondheid overleggen we vooral met de gemeente Delft. In de komende schoolplanperiode wordt het overleg hopelijk gunstig afgerond en vindt de realisatie plaats.
8.2 Wat willen we bereiken in 2016-2019? Het beleid ten aanzien van proactieve participatie in het lokale en regionale overleg van onze scholen wordt krachtig voortgezet. Dat gebeurt niet alleen vanwege de belangrijke doelstellingen t.a.v. jeugdbeleid en jeugdzorg, maar ook met het oog op de onderscheidende en strategische positie van onze scholen in de regio. Teneinde onze inbreng optimaal te voeden is het Stanislascollege allereerst actief in onderwijsontwikkeling en het overleg dat daarmee samenhangt (Techniekagenda, gepersonaliseerd leren, etc.). Er zal regelmatig intern overleg plaatsvinden over de vraag wie er aan het overleg deelneemt: is dat iets voor de Regiodirecteur, voor de Directeur of voor de staf? In de komende schoolplanperiode wordt overleg gevoerd over een nieuw RPO VO in het gebied Haaglanden/PijnackerNootdorp. Het spreekt vanzelf dat dit voor het Stanislascollege - en voor het Montaigne Lyceum - van groot belang zal zijn. In Delft wordt overlegd over de realisatie van het IHP en over de doorgaande weg die tussen Delft en Midden-Delfland komt te liggen en die pal langs het Stanislascollege Reinier de Graafpad zal lopen. We streven ernaar dat de bereikbaarheid van de school en de verkeersveiligheid van leerlingen en personeelsleden optimaal zijn, dat geluidsoverlast wordt bestreden zonder kosten voor de school en dat de toenemende uitstoot van fijnstof geen bezwaar zal opleveren voor de gezondheid in de school. In Rijswijk richten we ons de komende periode vooral op het overleg over jeugdzorg, sociale veiligheid en schoolmaatschappelijk werk. We willen in Pijnacker-Nootdorp bereiken dat er door verplaatsing van scholen en opleidingen geen bezwarende situatie ontstaat voor het bestaand onderwijsaanbod in Rijswijk, Pijnacker-Nootdorp of Delft. Tegelijkertijd zijn we op zoek naar mogelijkheden om kansen te pakken en initiatieven te starten om bedreigingen waar mogelijk vroegtijdig af te wenden.
44
45
46
9. Personeelsbeleid 9.1 De terugblik Tijdens de looptijd van het vorig schoolplan heeft het Stanislascollege te maken gehad met bezuinigingen die nodig waren geworden door: 1. de hoge kosten van het samenvoegen van de balansen en eigen vermogens van de scholen in Rijswijk en die van het Stanislascollege; 2. de hoge kosten van het in één keer en met ambitieuze doelstellingen invoeren van de functiemix; 3. de overheidsbezuinigingen op de bekostiging vanwege de hoge tegoeden in het VO. De bezuinigingsnoodzaak leidde tot een verzwaard taakbeleid dat voor twee schooljaren in DGO was overeengekomen met de vakbonden. In het schooljaar 2014-2015 zijn taakbeleid en bezuinigingen geëvalueerd met de vakbonden en werd uiteindelijk met de MR (en met instemming van een ruime meerderheid van de leraren) een nieuw taakbeleid afgesproken waarmee begrotingen en jaarrekeningen weer in evenwicht zijn. Hiermee zijn de roosters en de taaktoedeling voor 2015-2016 opgesteld en wordt bij het ingaan van het nieuwe schoolplan gewerkt. Dat betekent dat we weer volop kunnen inzetten op beleidsontwikkeling op allerlei gebied en de daarbij behorende scholings- en ondersteuningstrajecten kunnen bekostigen. Tijdens de afgelopen jaren is enerzijds aan de meeste individuele scholingswensen van leraren voldaan en hebben de scholen anderzijds groepsscholingen georganiseerd ter ondersteuning van de diverse schoolontwikkelingen.
9.2 De situatie: aantrekkelijk werkgeverschap en gunstige functieverdeling Het Stanislascollege is onderdeel van de Stichting Lucas Onderwijs, een aantrekkelijke werkgever met een grote interne arbeidsmarkt. Er zijn gunstige secundaire arbeidsvoorwaarden zoals diverse fiscale regelingen en een eigen kennis- en scholingscentrum, de Lucasacademie. Het Stanislascollege is één van de twee scholengemeenschappen met de gunstigste functiemix van het land.
47
9.3 Wat willen we bereiken? ‘Professionalisering: leerKRACHT; Wet BIO; PLG; eerstegraders; HRM beleid’ Als het ware onder het motto ‘noblesse oblige’ willen we de komende jaren onze uitstekend bezoldigde leraren stimuleren en uitdagen om met de leerlingen de top te bereiken. Daar is gebundelde onderwijskwaliteit voor nodig en actief opbrengstgericht werken door teams. Om dat te ondersteunen staan de komende jaren in het teken van verdere professionalisering. Binnen de looptijd van dit schoolplan wordt door middel van stimulering en facilitering gewerkt aan het digitaal bekwaamheidsdossier en het Leraren- en Schoolleidersregister. Daarmee sluiten we aan bij de Wet BIO die voorschrijft dat iedereen die op het Stanislascollege werkt, kan aantonen dat hij zijn bekwaamheden onderhoudt. Het opbrengstgericht werken door professionele teams (de Professionele Leergemeenschap) wordt een speerpunt van beleid. Dat is ook noodzakelijk als de scholen van het Stanislascollege in hun omgeving bij de top willen (blijven) horen. Een middel dat daartoe verder wordt geïmplementeerd is het McKinsey-systeem leerKRACHT. De scholen kiezen elk voor de snelheid en aard van het implementatiesysteem. Daarbij wordt er op gelet dat het eerste stadium (faciliteren van systematisch sectie- of teamoverleg) nu een stap verder en dieper wordt gebracht door daadwerkelijke bemoeienis met elkaar en spreiding van kennis en good practices, waarbij er wordt gesproken en afspraken worden gemaakt over de situatie in de klas en over het leerproces van de leerlingen. Met de nadruk op de Professionele LeerGemeenschap (de school als lerende organisatie) en de continue aandacht voor scholing en verbetering, conformeert het Stanislascollege zich aan de doelstellingen van het sectorakkoord 2014. Dit vloeit bovendien voort uit de lijfspreuk van Stanislas Kostka: ‘Voor het hogere ben ik geboren’. Onder meer vanwege de opbouw van een havo bovenbouw aan het Reinier de Graafpad, moet er actief en gericht beleid op het vergroten van het aantal eerstegraders plaatsvinden. Omdat het belangrijk is dat de havotop ‘van de school zelf’ wordt, mag de noodzakelijke en gewenste hulp vanuit het Westplantsoen of vanuit Pijnacker, niet het karakter van een overname krijgen. In de komende Schoolplanperiode zal het HRM-beleid van de Stichting Lucas Onderwijs verder versterkt worden. De in de stichting aanwezige deskundigheid wordt gebundeld en er wordt ingezet op inhoudelijk HRM-beleid. Daar zal het Stanislascollege nadrukkelijk in participeren, onder meer vanwege de ervaring met interne mobiliteit en optimalisering van formatieplanning.
48
De kernwaarden van het Stanislascollege spelen uiteraard ook een bepalende rol bij het personeelsbeleid. Met name de kernwaarde Oog voor de ander is van belang. Directie en medewerkers werken dus in een sfeer van samenwerking en collegialiteit. Er is aandacht voor menselijke verhoudingen en culturen. We willen handelen én elkaar benaderen en beoordelen met zorgvuldigheid en compassie. Niet alleen bij onderwijsontwikkeling maar ook bij andere ontwikkelingsaspecten van de organisatie, past het nadrukkelijk bij het Stanislascollege dat de medewerkers en -waar mogelijk en gewenst- ouders en leerlingen worden betrokken bij de planontwikkeling. Doelgroepenbeleid; nieuwe leraren; promotiebeleid; verzuimbeleid In het huidige taakbeleid zijn seniorenbeleid en startersbeleid opgenomen. Voor beide groepen zijn er faciliteiten. Nu er hier en daar formatieruimte is, gaan de scholen zich weer actiever bezig houden met de beproefde introductieprogramma’s voor nieuwe leraren. Daarbinnen zal nadrukkelijk aandacht zijn voor de identiteit en de cultuur (de mores) van de school en voor de kernwaarden van het Stanislascollege. We willen dat alle nieuwe leraren snel in staat zijn om een actieve rol te pakken, zowel op het vakgebied als in de waardenopvoeding. Statistisch gezien is het van belang de begeleiding een aantal jaren te laten duren, omdat veel nieuwkomers na korte tijd weer uit het onderwijs vertrekken. Daarnaast is het belangrijk om bij benoemingen sterk rekening te houden met het nieuwe overheidsbeleid op gebied van WW. Risicobeperking wordt daarbij met het oog op hoge uitkeringskosten steeds belangrijker. In de looptijd van dit schoolplan wordt daar beleid voor ontwikkeld en worden daar afspraken over gemaakt. Wanneer er managementtaken vrijkomen, hopen we en stimuleren we dat mensen vanuit de eigen gelederen solliciteren. De Directeuren/Rectoren bevorderen de deelname aan de managementopleidingen die in Lucasverband worden georganiseerd. Doorgaans worden managementprocedures wel opengesteld teneinde het keuzepalet te vergroten. Lucas-collega’s worden altijd uitgenodigd. In overleg met de nieuwe ARBO-dienst zal vanaf 2016 een actiever beleid gevoerd worden op het gebied van verzuimpreventie en verzuimbegeleiding. Daarbij zullen leidinggevenden geschoold worden en zullen instrumenten worden ingezet om de termijnbewaking te verbeteren teneinde zieke medewerkers optimaal te begeleiden en terug te geleiden naar effectief werk in een bevredigende setting.
49
Bevordering deskundigheid ICT, gepersonaliseerd leren, gedifferentieerde didactiek Leraren geven desgevraagd aan zich te willen scholen op enkele specifieke gebieden die naadloos aansluiten bij beleidsdoelstellingen van de Lucas en van dit schoolplan. Naast vakspecifieke scholing gaat het dan om zaken als 21st century skills en didactiek die rekening houden met de verschillende niveaus en leerstijlen binnen groepen. Binnen de looptijd van dit schoolplan willen we daar effectief uitvoering aan geven. Elk jaar wordt daar in de respectieve scholingsplannen invulling aan gegeven. Dat kan gebeuren in groepsscholingen, complete teamscholingen of in individuele scholingstrajecten.
9.4 Aantrekkelijk werkgeverschap Mede als gevolg van het programma ‘Samen Sterker’ gaat de Lucas de komende jaren een krachtig HRM-beleid voeren. Dat zal enerzijds gericht zijn op kwaliteitsverbetering (zie boven) en anderzijds op optimale inzet van medewerkers binnen de arbeidsmarkt. Formatieafstemming zal in toenemende mate op bestuursniveau plaatsvinden, onder meer door de bevordering van vrijwillige mobiliteit en door proactief mobiliteitsbeleid bij aankomende frictie. Het Stanislascollege zal hier tijdens de looptijd van het schoolplan op anticiperen en actief aan meewerken.
9.5 Specifiek beleid van Stanislascollege Praktijkonderwijs Ieder personeelslid van de locatie dient breed inzetbaar te zijn. Vakdocenten en instructeurs worden geacht op minimaal twee vakgebieden over de vereiste knowhow te beschikken. Indien er door wisselingen of groei van het leerlingaantal personeel aangetrokken gaat worden, is de insteek dat er bevoegde docenten op de school komen te werken. Dit om de verhouding OP-OOP beter te krijgen.
51
10. Financieel beleid Het financieel beleid van het Stanislascollege wordt in belangrijke mate bepaald door het beleid van de Stichting Lucas Onderwijs. Vanaf 2016 zal iedere school een ‘eigen’ financiële boekhouding hebben met een resultatenrekening en een balans. Dit houdt onder andere in dat een resultaat van een jaar bij het eigen vermogen van die school opgeteld zal gaan worden. Daarmee wordt voor de Stanislasscholen een traject afgesloten waarin de school financieel steeds zelfstandiger ging opereren tot de zelfstandigheid die in het kader van het reorganisatie-programma van de Stichting Lucas Onderwijs, ‘Samen Sterker’ verlangd wordt. In de volgende fase is het van belang om toekomstige ontwikkelingen en beleidskeuzen op een goede manier te vertalen naar de financiële consequenties en die in een meerjarenperspectief te plaatsen. Daarbij moet gedacht worden aan het inzetten van personeelsleden, kwantitatief en kwalitatief, en investeringen op het gebied van huisvesting, meubilair en ICT. Dat leidt tot het maken van keuzen of de vraag of er samenwerking met partners gezocht moet gaan worden of een extra bijdrage van stakeholders verlangd wordt. Doel voor de komende vier jaar is om toekomstig beleid goed te gaan vertalen in de begroting en meerjarenbegroting. Vervolgens moet er goed gemonitord worden om na te gaan of de financiële consequenties kloppen of bijgesteld moeten (gaan) worden. Daartoe worden jaarlijks forecasts gemaakt en aan de hand van het opstellen van de jaarbegroting zal de meerjarenbegroting worden bijgesteld. Het gevolg zal zijn dat de school beter in staat is om de financiële gevolgen van beslissingen te overzien.
53
11. Bijlagen 11.1 Schoolgegevens Algemeen directeur: Westplantsoen 71 Drs. A.P..M. (Fons) Loogman 2613 GK Delft Regiomanager bedrijfsvoering: telefoon: (015) 750 60 50 Drs. N. (Nico) J. Olsthoorn e-mail:
[email protected] www.stanislascollege.nl brinnummer: 02DZ KvK:41158916 Stanislascollege algemeen
Stanislascollege Praktijkonderwijs Praktijkonderwijs
Directeur: J. (Han) van Beek vestigingsnummer: 000021069824 brinnummer: 02DZ-07
P.C. Boutenslaan 201 2283 EZ Rijswijk telefoon: (070) 394 05 65 e-mail:
[email protected] www.stanislascollege.nl/praktijkonderwijs
Stanislascollege Rijswijk vmbo bb | vmbo kb | mavo | lwoo
Directeur: A.I.M. (Fons) van den Broek vestigingsnummer: 000021069840 brinnummer: 02DZ-06
P.C. Boutenslaan 203 2283 EZ Rijswijk telefoon: (070) 319 70 10 e-mail:
[email protected] www.stanislascollege.nl/rijswijk
Stanislascollege Westplantsoen havo | vwo atheneum gymnasium gymnasium-plus
Rector: Westplantsoen 71 Mw. S. (Sonja) J. de Kreij-Reuvecamp 2613 GK Delft telefoon: (015) 750 60 50 vestigingsnummer: 000021069662 e-mail:
[email protected] brinnummer: 02DZ-00 www.stanislascollege.nl/westplantsoen
55
Stanislascollege Krakeelpolderweg vmbo bb | vmbo kb | vmbo gl/tl | lwoo
Directeur: Krakeelpolderweg 1 Drs. H.P.J.L. (Henrique) Dekkers 2613 NV Delft vestigingsnummer: 000021069611 e-mail:
[email protected] brinnummer: 02DZ-02 www.stanislascollege.nl/krakeelpolderweg Stanislascollege Reinier de Graafpad mavo plus | havo
Directeur: A. A. J. (Lodewijk) Dijkgraaf vestigingsnummer: 0000210699689 brinnummer: 02DZ-04
Reinier de Graafpad 1 2625 DT Delft telefoon: (015) 750 60 40 e-mail:
[email protected] www.stanislascollege.nl/reinierdegraafpad
Stanislascollege Pijnacker mavo | havo | vwo atheneum gymnasium
Rector: Drs. L.M.C. (Marcel) Kuit vestigingsnummer: 000021069719 brinnummer: 02DZ-03
56
Sportlaan 3a 2641 AZ Pijnacker telefoon: (015) 750 60 30 e-mail:
[email protected] www.stanislascollege.nl/pijnacker
11.2 Organogram Lucas Onderwijs College van Bestuur Lucas Onderwijs directeur bestuursbureau
secretariaat afdelingen: financiën, ICT, personeel & organisatie, facilitaire zaken, onderwijs & kwaliteit, advies & secretariaat
controller
bestuursadviseurs
voortgezet onderwijs
primair onderwijs 58 scholen verdeeld over 3 clusters
Esloo 6 scholen
De Haagse Colleges 6 scholen
ISW 7 scholen
Stanislascollege 6 scholen
algemeen directeur
stafdirecteur bedrijfsvoering
MR identiteitsraad
facilitair
Westplantsoen
ict
Reinier de Graafpad
pz
financieel
Krakeelpolderweg
pr
Pijnacker
Rijswijk
Praktijkonderwijs
In verband met de reorganisatie die momenteel plaatsvindt zal in maart 2016 zal een aangepast organigram gepubliceerd worden.
57
11.3 Lijst met verklaring van afkortingen BMT VO BPO CvB CVO DGO Functiemix Havo Hbo HRM IHP JECSE JMW KPI’s Kunskapsskolan LEA LOB Lwoo MAS
58
BestuursManagementTeam Voortgezet Onderwijs Begeleider (passend) onderwijs en zorg College van Bestuur Christelijk Voortgezet Onderwijs Decentraal Georganiseerd Overleg De ‘functiemix’ is de verdeling van leraren (in voltijdbanen, fte’s) over de verschillende salarisschalen. Schoolbesturen krijgen extra geld van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap om leraren promotie te kunnen geven naar hogere leraarsfuncties, met bijbehorende beloning. Hoger Algemeen Voortgezet Onderwijs Hoger BeroepsOnderwijs Human Resources Management Integraal Huisvestingplan Nederlands-Vlaamse provincie van de Jezuïetenorde en het lidmaatschap van de Europese organisatie van Jezuïetenscholen Jeugd Maatschappelijk Werker Key Performance Indicators; het middel om de vooruitgang en de kwaliteit te meten. Het zijn op voorhand overeengekomen parameters die het prestatieniveau van kritische bedrijfsactiviteiten weergeven. KPI’s helpen een organisatie de bedrijfsdoelstellingen te bereiken. Ze geven de onderneming de mogelijkheid de eigen prestaties te kennen, op te volgen en geven aan welke activiteiten voor verbetering vatbaar zijn. KPI’s creëren de mogelijkheid om de eigen prestaties te toetsen aan de prestaties van de concurrentie, met vergelijkbare activiteiten in vergelijkbare branches. Het Zweedse Kunskapsskolan EDucation stelt zich als doel scholen te ontwikkelen waarin elke leerling wordt gezien als een uniek individu die het maximale uit zichzelf haalt. Meer nog dan hij of zij ooit voor mogelijk had gehouden. Binnen de scholen wordt gewerkt volgens het KED-programma. Een bewezen onderwijsprogramma voor gepersonaliseerd leren binnen het voortgezet onderwijs. Lokale Educatieve Agenda Loopbaanoriëntatie Leerwegondersteunend onderwijs Maatschappelijke stage
Mavo Middelbaar Algemeen Voortgezet Onderwijs Mbo Middelbaar BeroepsOnderwijs MMP Magister Managementinformatie Platform MT Management Team Numerus fixus Als voor een opleiding een numerus fixus bestaat wordt slechts een beperkt aantal studenten tot die opleiding toegelaten. De Latijnse term staat voor vastgesteld aantal. Dit inperken kan nodig zijn als er onvoldoende faciliteiten zijn om alle studenten aan te nemen die de opleiding willen volgen. Soms speelt ook een protectionistische reflex waarbij een beroepsgroep de instroom van nieuwe mensen (‘concurrenten’) probeert in te perken.[1] Het is daarom niet altijd duidelijk wat de werkelijke reden voor de instelling van een numerus fixus is. OGO Ontwikkelingsgericht Onderwijs OOP Onderwijzend Ondersteunend Personeel PBS Positive Behaviour Support PO-VO Primair Onderwijs & Voortgezet Onderwijs PR Public Relations PTA Programma van toetsing en afsluiting RMC-coördinator Regionaal meld- en coördinatiepunten ROC Regionale Opleidings Centra RPO VO Regionaal Plan Onderwijsvoorzieningen Voortgezet Onderwijs SCB Stanislascollege Rijswijk SCK Stanislascollege Krakeel SCP Stanislascollege Pijnacker SCPrO Stanislascollege Praktijkonderwijs SCR Stanislascollege Reinier de Graafpad SCW Stanislascollege Westplantsoen SMW SchoolMaatschappelijk Werk SOP SchoolOndersteuningsProfiel SOTter Schoolondersteuningsteam SVP Schoolveiligheidsplan SWV-Delflanden SamenWerkingsVerband Delflanden VERUS Vereniging voor katholiek en christelijk onderwijs VKO Vereniging Katholiek Onderwijs Vmbo Voorbereidend Middelbaar BeroepsOnderwijs onderwijstype VO-raad De VO-raad is de sectororganisatie voor het voortgezet onderwijs en vertegenwoordigt meer dan 300 schoolbesturen en ruim 600 scholen in het voortgezet Onderwijs VOS VO-Schoolleidersberaad VRIS Veilig Rond en In School Vwo Voorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs. Wet BIO Wet op de beroepen in het onderwijs Zoco Zorgcoördinator
59
FhWaj_`aedZ[hm_`i
P.C. Boutenslaan 203 2283 EZ Rijswijk Telefoon (070) 394 05 65
[email protected] www.stanislascollege.nl