Schoolpian 2015 2019 -
Brinnummer: 13VV
Nassaustraat 10, 4902 NA Oosterhout www.dezwaaikom.nI
Inhoud
Voorwoord
pagina 2
Hoofdstuk 1; Wie zijn wij
3
Hoofdstuk 2: Het onderwijskundig beleid, opbrengsten en onderwijsaanbod
6
2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 2.6
6 9 10 14 14 17
De leer- en vormingsgebieden Nederlandse taal en rekenen en wiskunde Het domein Wonen Het domein Werken Het domein Vrije tijd Het domein Burgerschap Het onderwijsaanbod Engels, Handvaardigheid en Bewegen en sport
Hoofdstuk 3: De instroom van nieuwe leerlingen
19
3.1 De toelating 3.2 De eerste zes weken na inschrijving
19 19
Hoofdstuk 4: De leerlingenbegeleiding en leerlingenzorg
21
4.1 4.2 4.3 4.4
21 23 24 25
Instrumenten waarmee we de voortgang in de ontwikkeling volgen Werken met IOP’s Zorgniveau 2 Zorgniveau 3
Hoofdstuk 5: De kwaliteitszorg op De Zwaaikom
26
Hoofdstuk 6: De professionalisering
29
6.1 Sturen op vakmanschap 6.2 Het persoonlijk basisrecht op scholing
Hoofdstuk 7: Overige wettelijk verplicht informatie
29 30
31
Bijlage: meerjaren ontwikkelagenda De Zwaaikom
1
Voorwoord Dit is het schoolpian 2015 —2019 van praktijkschool De Zwaaikom te Oosterhout. Deze school ressorteert onder het gezag van de Stichting Delta-onderwijs. De Stichting Delta-onderwijs stelt zich, zonder winstoogmerk, ten doel het geven van openbaar en katholiek onderwijs in afzonderlijke scholen voor onderscheidenlijk openbaar en katholiek onderwijs. De Zwaaikom is een school op katholieke grondslag. Dit betekent dat wij expliciet stilstaan bij vraagstukken rondom de identiteit van onze leerlingen en de ontwikkeling hiervan. Wij geven vorm aan onze katholieke signatuur door het beleven van waarden in een christelijk perspectief. Wij doen dit op een eigentijdse wijze, wat inhoudt dat er vooral ruimte is voor verbroedering en het benadrukken van overeenkomstige waarden en nonnen. De Zwaaikom wil de katholieke identiteit vooral uitdragen door de hand te reiken en respect te tonen. Wij doen dit vanuit een zelfbewuste grondhouding omdat wij weten waar we voor staan en willen staan. De Zwaaikom heeft een educatieve taak, die wij mede invullen vanuit een stelsel van spirituele en morele waarden die hun bedding en voedingsbodem vinden in de katholieke traditie. Hierdoor geïnspireerd geven wij op school eigentijds vorm aan de overdracht van die waarden en normen, die in de christelijke traditie al eeuwenlang richtinggevend zijn. In dit schoolplan verantwoordt De Zwaaikom de wijze waarop in de komende periode het onderwijs is ingericht en georganiseerd. In de paragraaf ‘visie’ verwoordt de schoolleiding ‘haar stip aan de horizon’. De visie schetst het beeld van de school die De Zwaaikom in 2019 wil zijn. Om dit kwaliteitsniveau te bereiken zal de schoolleiding fasegewijs en doelgericht beleid voeren. Praktijkschool De Zwaaikom heeft twee wettelijke opdrachten. In de eerste plaats is er de wettelijke opdracht leerlingen in hun ontwikkeling te begeleiden naar zo zelfstandig mogelijk functionerende volwassenen. Tussen de maatschappelijke eisen waaraan leerlingen van De Zwaaikom moeten (gaan) voldoen en hun ontwikkelingsmogelijkheden ligt een spanningsveld. Het is aan onze school om dit spanningsveld zo goed mogelijk te overbruggen met een op hun niveau en ontwikkelingsmogelijkheden afgestemd onderwij saanbod. Daarnaast draagt de Wet Referentieniveaus praktijkscholen op de reeds verworven taal- en rekenvaardigheden van leerlingen te onderhouden en daar waar mogelijk of in dienst van het zelfstandig maatschappelijk functioneren, op een hoger niveau richting 1f te brengen. De vakken Nederlandse taal en rekenen en wiskunde zijn dan ook een structureel onderdeel van het totale curriculum en duidelijk herkenbaar in de onderwijspraktijk. Leeswïjzer In hoofdstuk 1 introduceert De Zwaaikom zichzelf. Hoofdstuk 2 bevat een verantwoording van het onderwijskundig beleid en de opbrengsten die we met ons onderwijs beogen. In de hoofdstukken 3 en 4 verantwoorden wij onze zorg- en begeleidingsstructuur. Hoofdstuk 5 beschrijft de wijze waarop we op De Zwaaikom vorm en inhoud geven aan de kwaliteitszorg. Hoofdstuk 6 is gewijd aan de professionalisering. In hoofdstuk 7 staat de overige wettelijke verplichte informatie. De meerjaren ontwikkelagenda is een integraal onderdeel van dit schoolplan en als bijlage toegevoegd Het schoolplan verwijst bij de beschrijving van de verschillende beleidsterreinen naar katernen. Deze katernen bevatten de informatie en instrumenten die zowel leraren en medewerkers als de schoolleiding nodig hebben bij het realiseren van de visie.
Stichting Delta-onderwijs Oosterhout namens het bestuur, De heer L. Oomen voorzitter
2
Hoofdstuk 1 ‘Wie zijn wij’
Onze school is een kleine school voor praktijkonderwijs. Praktijkonderwijs is bedoeld voor leerlingen waarvan redeljkerwijs kan worden verwacht dat zij niet in staat zijn één van de leerwegen van het voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs (vmbo) al dan niet in combinatie met leerwegondersteunend onderwijs, met een diploma of getuigschrift af te sluiten (Wet op het voortgezet onderwijs, artikel 10 onder g, lid 1). Praktijkonderwijs is in beginsel dan ook eindonderwijs. Onze leerlingen zijn jongeren waarbij er vertrouwen is dat door de specifieke setting waarin zij zijn geplaatst, zij naar hun mogelijkheden zullen profiteren van het onderwijs dat hen wordt geboden. Onze doelgroep Leerlingen die praktijkonderwijs volgen zijn leerlingen die gedurende hun schoolloopbaan even lang primair onderwijs hebben gevolgd als hun leeftijdgenootjes maar daarbij een leerachterstand hebben opgelopen van drie jaar of meer. Zij hebben deze leerachterstand op ten minste twee van de volgende vier domeinen: het technisch lezen, het begrijpend lezen, het spellen en het inzichteljk rekenen. Minimaal één van deze twee domeinen betreft het inzichteljk rekenen of het begrijpend lezen. Daarnaast werken bijkomende gedrags- en/of sociaal-emotionele problemen vaak negatief in op het schoolse leren en ontwikkelen. Wij realiseren ons terdege dat onze doelgroep voor hun onderwijssucces in hoge mate van ons afhankelijk is. Wij voelen dan ook een grote persoonlijke betrokkenheid bij onze leerlingen en gaan bij de inrichting en vormgeving van het onderwijs zoveel mogelijk uit van de mogelijkheden en interesses van leerlingen. Onze school telt tussen de 165 en 185 leerlingen verspreid over vijf leerjaren. Onze medewerkers Er werken 39 mensen op de Zwaaikom. De directeur leidt een schoolteam dat bestaat uit een ondersteuningscoördinator, een bovenbouwcoördinator, een onderbouwcoördinator, een praktijkcoördinator, een orthopedago(o)g(e), een logopedist€, groepsleraren, praktijkieraren een schoolmaatschappelijk werk(st)er, een remedial teacher, een conciërge en schoonmaakpersoneel. Al het personeel spant zich dagelijks in om onze leerlingen hoogwaardig onderwijs te bieden en dat in een prettige en veilige sfeer. Onze missie Onze school staat in de katholieke traditie. Geïnspireerd door deze traditie beschouwen wij als onze opdracht leerlingen zo goed mogelijk toe te rusten voor de toekomst. Het is onze missie om samen met de jongeren en hun ouders een perspectief naar de toekomst te creëren, zodat deze groep kwetsbare jongeren zo actief en zelfstandig mogelijk in onze geletterde, gecijferde en gedigitaliseerde samenleving kan participeren. Onze leerlingen moeten straks in staat zijn zo zelfstandig mogelijk te werken, te wonen, hun vrije tijd zinvol te besteden en burger te zijn. Een ander belangrijk uitgangspunt is dat jongeren leren door positieve ervaringen en niet door falen. Dus gaan wij op De Zwaaikom steeds uit van de individuele mogelijkheden, talenten en ambities van onze leerlingen. Branchecursussen zijn een structureel onderdeel van ons onderwijsaanbod. Bij het kijken naar ontwikkeling van leerlingen focussen wij op zestien algemene, relevante competenties waarvan de negen competenties van de entree-opleiding onderdeel zijn. De keuze voor deze competenties waarborgt de doorgaande lijn in het onderwijsaanbod voor leerlingen die na het praktijkonderwijs door willen en kunnen leren binnen een ROC. Wanneer wij constateren dat leerlingen de mogelijkheid hebben om zich te ontwikkelen tot een niveau dat ligt op het niveau van het MBO dan dagen wij die leerlingen ook daartoe uit. Onze visie Praktijkschool De Zwaaikom realiseert haar missie door met leerlingen systematisch en doelgericht te werken aan individuele leertrajecten die enerzijds aansluiten bij hun ontwikkelingsniveau en mogelijkheden en anderzijds gericht zijn op de competenties die deelname aan de maatschappij
3
vereisen. Binnen de visie van De Zwaaikom is het van groot belang dat leerlingen niet alleen zicht krijgen op hun beperking, maar ook ontdekken waar hun individuele kwaliteiten liggen om die vervolgens krachtig (leren) te ontwikkelen en benutten. Ons doel is dat leerlingen op dit punt een positief en realistisch zeifbeeld ontwikkelen. De leidinggevenden en medewerkers van De Zwaaikom zijn de professionals die dit mogelijk maken door in dialoog met de leerling te bepalen wat de leerling nodig heeft om zich optimaal te ontwikkelen. De Zwaaikom is opbrengstgericht en haalt het maximale uit leerlingen. De school biedt leerlingen de mogelijkheid te leren in zo levensecht mogelijke situaties en via aantrekkelijke (toepassingsgerichte) werkvormen. De cultuur binnen de school nodigt uit tot groei, tot professionalisering en continu leren van alle betrokkenen. De schoolcultuur verbindt en kenmerkt zich door een sfeer van wederzijds respect en vertrouwen. Deze beide waarden vormen het cement van de schoolorganisatie. Er is cohesie tussen leraren; leraren werken constructief samen. Zowel schoolleiding als leraren leveren via hun voorbeeldgedrag een belangrijke bijdrage aan de ethische en morele vorming van leerlingen. De omgang met elkaar is open en eerlijk; de stelregel is ‘afspraak is afspraak’ en ‘spreek elkaar aan als dit niet het geval is’. Het onderwijsaanbod is praktisch van aard; leerlingen leren door doen. Uitgangspunt daarbij is de maatschappelijke zelfredzaamheid. De theorie is ondersteunend aan de doelen van het praktijkonderwijs; het zo zelfstandig mogelijk functioneren van leerlingen binnen de domeinen wonen, werken, vrije tijd en burgerschap. Binnen het onderwijsaanbod neemt de toeleiding naar arbeid een steeds belangrjkere plaats in. Het onderwijsaanbod in de eerste twee leerjaren richt zich op kennismaking met verschillende werkgebieden, in het derde leerjaar kunnen leerlingen voor het eerst één of twee vakken laten vallen waarvoor ze zich niet interesseren. De andere praktijkvakken verdiepen het onderwijsaanbod zodat leerlingen in dit zogeheten transitiejaar kunnen ontdekken waar hun werkelijke interesse ligt. In de leerjaren vier en vijf werken leerlingen vervolgens doelgericht aan leerdoelen die relevant zijn voor het werkgebied van hun keuze. De school stimuleert de leerlingen tot deelname aan bij hen passende beroepskwalificerende en/of-ondersteunende programma’s. De stage, het leren op de werkplek, sluit aan bij het uitstroomperspectief van de leerling. De school ziet de stagebedrjven als gelijkwaardige partners in de ontwikkeling van leerlingen en werkt in een doorlopende dialoog met hen samen. Een succesvolle match vraagt om maatwerk. Samen met de bedrijven zoeken stagebegeleider en ketenpartners naar de optimale aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt. Leraren beheersen de ambachtelijke vaardigheden en zijn vakbekwaam. Ze zijn in staat te reflecteren op het eigen pedagogisch-didactisch handelen. Zij stemmen het onderwijsaanbod af op de onderwijsbehoeften van leerlingen. Elke leerling leert op basis van het groepsontwikkelpian (GOP) en een individueel ontwikkelingsplan (bP). Het GOP bevat de basisleerroute. Het IOP is het instrument waarmee de school komt tot een goede en verantwoorde match tussen het onderwijsaanbod en de wensen, ambities en mogelijkheden van leerlingen. Het bevat de individuele leerroute: basisstof die op het niveau van de leerling is afgestemd en zelf gekozen teerinhouden. De verhouding basisleerroute individuele leerroute verandert gedurende de schoolloopbaan ten gunste van de individuele leerroute naarmate leerlingen zich ontwikkelen en meer eigen keuzes maken. Leerlingen leggen hun ontwikkeling vast in het portfolio. Het portfolio bevat bewijzen van competenties en certificaten van zowel de praktische en vakspecifieke als de cognitieve vaardigheden die tijdens het werken en leren op school en de stage zijn verkregen. Het portfolio illustreert hoe de transitie van school naar wonen, werken, vrije tijd en burgerschap verloopt. De school gaat, tot twee jaar nadat de leerlingen de school hebben verlaten, na of leerlingen zich met succes in de uitstroombestemming kunnen handhaven. —
Elke leerling heeft een mentor. De mentor is de eerst aanspreekbare voor zowel leerlingen als ouders en verantwoordelijk voor de begeleiding van de leerling. De mentor bewaakt het leer- en ontwikkelingsproces van de leerlingen via IOP-gesprekken, methodegebonden en methode onafhankelijke toetsen. De IOP-gesprekken zijn enerzijds gericht op het welbevinden van de leerlingen maar anderzijds wordt ook nadrukkelijk gesproken over het onderwijsaanbod, de vorderingen van de teerling en het portfolio.
4
Er zijn ten minste drie bP-gesprekken per jaar. Zowel mentor als leerlingen bereiden het bP-gesprek goed voor. De mentor krijgt de leerpunten van collega’s die met de leerling werken, zodat hij/zij weet waaraan de leerling bij bepaalde vakken en/of werkplek kan of moet werken. Elk bP-gesprek begint met een evaluatie. Leerling en mentor evalueren de resultaten en de afspraken uit de vorige periode en maken samen de balans op. De mentor geeft feedback op de prestaties van de leerling. Vervolgens bespreken zij hoe de leerling zich in de komende periode verder wil en kan ontwikkelen. De mentor legt daarbij de mogelijk ingebrachte leerpunten en voorstellen aan de leerling voor. Leerlingen beslissen in toenemende mate zelf wat zij naast het basisaanbod in de volgende bP-periode willen oppakken en leren. Leerling en mentor leggen vervolgens in het IOP vast waaraan leerlingen in de komende periode gaan werken, wanneer leerlingen dat gaan doen, hoe de school leerlingen begeleidt om ‘dat wat zij willen Ieren’ tot een succes te maken en hoe leerlingen laten zien dat de doelen zijn bereikt. Deze nieuwe afspraken zijn weer onderwerp van evaluatie aan het einde van de volgende IOP periode. -
-
De schoolleiding heeft visie en weet mensen te verbinden. De visie op ‘opbrengstgericht werken’ werkt als een gezamenlijk gedragen referentiekader van waaruit iedereen handelt. De schoolleiding biedt ruimte aan de professionals, ziet erop toe dat teamleden consequent de afgesproken gedragslijnen volgen en treedt op als medewerkers inefflcint functioneren. De schoolleiding houdt medewerkers, en zo nodig leerlingen en ouders, goed op de hoogte van veranderingen in de omgeving van de school. De schoolleiding is erop uit het specifiek eigene van het praktijkonderwijs binnen het voortgezet onderwijs te behouden. De school beschouwt ouders als ‘partners in onderwijs en opvoeding’. Ouders zijn onderdeel van de schoolgemeenschap. De relatie tussen ouders en school is gebaseerd op openheid en wederzijdsheid: wederzijdse informatie, wederzijds begrip en respect en wederzijds vertrouwen. De school zet doelgericht verschillende instrumenten in om de betrokkenheid van ouders te bevorderen. Praktijkschool De Zwaaikom is een netwerkschool, staat open voor de wereld buiten de school, gebruikt die omgeving waar nodig en zorgt ervoor dat de leerlingen goed in de buitenwereld terechtkomen.
5
Hoofdstuk 2
Het onderwijskundig beleid Opbrengsten en onderwijsaanbod
De opbrengsten van ons onderwîjs Wij koppelen als school voor praktijkonderwijs onze doelen voor het onderwijs aan de toekomst van onze leerlingen. Daar staan wij voor. Wij werken opbrengstgericht en zetten ons planmatig in voor het verbeteren van de vorderingen van leerlingen. Wij doen dit door hoge, maar haalbare doelen te stellen, gericht hieraan te werken en leerlingen systematisch te volgen in hun voortgang. Gericht werken aan hoge opbrengsten betekent in de eerste plaats goed onderwijs. Dat wil zeggen onderwijs door competente leraren die effectief instructie geven, die hun onderwijsdoelen, inhouden en didactiek kunnen afstemmen op verschillen tussen leerlingen en die reflecteren op het effect van hun lessen.
Wij willen met ons onderwijs de volgende opbrengsten bereiken: 1. De leerlingen behalen het opleidingsniveau dat mag worden verwacht; 2. De leerlingen ontwikkelen zich volgens een individuele leerroute; 3. De leerlingen functioneren naar verwachting in het vervolgonderwijs of het werkveld. Het belang van een gedegen en haalbaar onderwijsprogramma Uit de meta-analyse van 35 jaar onderwijsresearch van Marzano blijkt dat de meest positieve invloed op schoolprestaties een gedegen en haalbaar onderwijsprogramma is. Daarop hebben wij in de twee achterliggende schooljaren dan ook gefocust. Daarnaast moet ons onderwijsprogramma flexibel zijn. Voor scholen voor praktijkonderwijs zijn maatwerk en Ieerlinggerichtheid uitgangspunten. Heldere leerljnen die flexibel inzetbaar zijn in de individuele leerroutes van leerlingen, helpen om daadwerkelijk planmatig onderwijs op maat te kunnen realiseren. Ons onderwijsprogramma noemen wij ‘de kast van De Zwaaikom’. In dit hoofdstuk leggen we op hoofdlijnen uit hoe wij deze kast hebben gevuld. In het schooljaar 2013 —2014 zijn wij gestart met het transparant maken van het curricutum. In deze schoolplanperiode gaan we daarmee verder. In ons meerjarenbeleidspian staat in welke periode we welk onderdeel van het curriculum uitwerken.
In dit hoofdstuk geven we steeds eerst aan welke opbrengsten we bij welke domeinen nastreven gevolgd door een beschrijving van het onderwijsprogramma waarmee we deze opbrengsten willen realiseren. We doen dit in paragraaf 2.1 voor de leer- en vormingsgebieden Nederlandse taal en rekenen en wiskunde, in paragraaf 2.2 voor het domein Wonen, in paragraaf 2.3 voor het domein Werken en in paragraaf 2.4 voor het domein Vrije Tijd. De opbrengsten en het onderwijsaanbod voor het domein Burgerschap staan in paragraaf 2.5. In paragraaf 2.6 lichten we kort toe hoe we aan het vak Engels, het vak handvaardigheid en het domein Bewegen en sport vorm en inhoud geven. 2.1
De leer- en vormingsgebieden Nederlandse taal en rekenen en wiskunde
De opbrengsten Nederlandse taal en rekenen en wiskunde Met het onderwijsaanbod Nederlandse taal en rekenen en wiskunde willen wij de volgende opbrengsten bereiken: 1. De leerling heeft ten minste basiskennis van de Nederlandse taal en rekenen en wiskunde; 2. De leerling kan deze basiskennis toepassen in relevante situaties bij het maatschappelijk functioneren; 3. De teerling is in staat de verworven basisvaardigheden Nederlandse taal en rekenen en wiskunde te onderhouden en zo mogelijk uit te breiden; 4. De leerling kan, samen met zijn/haar mentor, bij hem/haar passende doelen in zijn/haar IOP opnemen en ernaar toe werken. Het onderwijsaanbod Nederlandse taal en rekenen en wiskunde Het onderwijsaanbod Nederlandse taal, rekenen/wiskunde (en informatiekunde) is een structureel onderdeel van ons totale curriculum en herkenbaar in de onderwijspraktijk. De leerdoelen zijn
6
vastgelegd in leerljnen met leerdoelen die gericht toebedeeld zijn aan de uitstroombestemming. De leerljnen Nederlandse taal en rekenen/wiskunde lopen tot en met niveau 1F. Uitgangspunt is dat leerlingen die straks willen doorstromen naar een entreeopleiding, in staat zullen moeten zijn om bij ons minimaal dit niveau te halen. Twee leerroutes Onze leerlingen volgen twee leerroutes, namelijk een basisleerroute en een individuele leerroute. De basisleerroute is groepsgericht onderwijs toegespitst op de bevordering van de maatschappelijke redzaamheid van de leerling, het zoveel mogelijk zelfstandig kunnen functioneren in onze geletterde en gecijferde samenleving. De leerljnen bevatten leerstof gericht op taal- en rekenvaardigheden die de redzaamheid en het functioneren in een toekomstige woon- en werksituatie bevorderen. De individuele leerroute sluit aan op de cognitieve en sociaal-emotionele mogelijkheden van leerlingen, het ontwikkelingsperspectief en de uitstroombestemming. Voor leerlingen met het ontwikkelingsperspectiefEntreeopleiding betekent dit dat wij bij zowel Nederlandse taal als rekenen en wiskunde het streefniveau van ten minste referentieniveau 1 f hanteren. De verhouding basisleerroute individuele leerroute verandert steeds meer ten gunste van de individuele leerroute naarmate leerlingen zich ontwikkelen en eigen keuzes maken. —
Het onderwijsaanbod van de basisleerroute De inhoud van de basisleerroute Nederlandse taal en Rekenen en wiskunde is samengevat in keminhouden en vastgelegd in het GroepsOntwikkeiPlan (GOP). a. Nederlandse taal De basisleerroute Nederlandse taal bestrijkt drie vaardigheidsdomeinen: mondelinge taalvaardigheid, leesvaardigheid, en schrjfvaardigheid.
1.
Bij mondelinge taalvaardigheid gaat het om de gespreksvaardigheid, de luistervaardigheid en de spreekvaardigheid. Bij mondelinge taalvaardigheid is het niet alleen belangrijk dat jongeren taalvaardiger worden, maar gaat het er ook om dat ze leren reflecteren op hun eigen mondelinge taalgedrag. Dat betekent dat onze jongeren leren hun eigen spreek- en luistergedrag te plannen, te sturen, te bewaken en te controleren, dat ze patronen en rollen in gesprekken herkennen, zich bewust zijn van communicatieve houding, beurtwisseling en rolverdeling in gesprekken. Het stimuleren van taalgebruiksbewustzijn is onderdeel van de dagelijkse routine en komt in alle leerjaren bij alle vakken aan de orde. Daarnaast werken we daaraan planmatig. We doen dit als volgt: In de leerjaren 1 tot en met 3 zijn in de basisleerroute de leerdoelen ‘mondelinge taalvaardigheid’ uit de methode Leefstijl opgenomen, de methode die we gebruiken bij het stimuleren van de sociaal-emotionele vaardigheden bij leerlingen. Het aanleren van strategieën voor begrjpend luisteren is tevens onderdeel van Nieuwsbegrip XL, de methode die we bij het begrjpend lezen gebruiken. Vanaf leerjaar 4 gaan leerlingen met de uitstroomperspectieven Dagbesteding en Arbeid verder met Nieuwsbegrip XL en Strux.
2.
Leesvaardigheid richt zich op het lezen van zakelijke teksten, fictionele, narratieve en literaire teksten. In de eerste twee leerjaren bestaat de basisleerroute uit Nieuwsbegrip Basis en Nieuwsbegrip XL. Nieuwsbegrip is een aanpak waarbij leerlingen een tekst lezen over een actueel onderwerp. Aan die actuele tekst zijn leesbegrip- en woordenschatoefeningen gekoppeld die tot doel hebben leerlingen strategisch te laten lezen. In de basislessen van Nieuwsbegrip staan vijf strategieën centraal die tegelijkertijd de leerlijnen vormen. Deze strategieën zijn: voorspellen, ophelderen van onduidelijkheden, samenvaften, vragen stellen en relaties/verwijswoorden. Daarnaast oefenen leerlingen het sturen van het eigen leesgedrag met strategieën als ‘doel
bepalen’, ‘oriëntatie op de tekst’ en ‘actualiseren van kennis en woordenschat’. Leerlingen vormen zich een beeld van de tekst via het visualiseren, bijvoorbeeld door het maken van een sleutelschema bij de tekst. Leerlingen met de uitstroomprofielen Dagbesteding en Arbeid blijven in de hogere leerjaren verder werken met Nieuwsbegrip Basis en/of Nieuwsbegrip XL. Dit is een bewuste keuze. De informatieve teksten en de daarop inhoudelijk aansluitende filmpjes zorgen er
7
namelijk voor dat leerlingen op de werkplek kunnen meepraten over thema’s die spelen in de actualiteit of op basis daarvan een praatje kunnen starten met collega’s. 3.
Schrijfvaardigheid is belangrijk bij het functioneren en communiceren in het dagelijks leven. Het onderwijsaanbod op een praktijkschool zoals De Zwaaikom is hierop expliciet gericht. De functionaliteit staat centraal. In de leerjaren 1 en 2 werken de leerlingen met Schrijven, deel 1 en 2 van Strux, aangevuld met de schrijfopdrachten van Nieuwsbegrip XL. In het transitiejaar werken leerlingen met de uitstroomprofielen Dagbesteding en Arbeid verder met deze methoden. In de leerjaren 4 en 5 oefenen leerlingen de schrjfvaardigheden in de context van stage en werk.
b. Rekenen en wiskunde Leidend voor dit onderwijsaanbod in de basisvormende leerjaren is Promotie. Promotie is gericht op competentieverwerving via praktische activiteiten. De leerstof is gegroepeerd rond thema’s die de redzaamheid bevorderen. In leerjaar 1 staan de thema’s Zakrekenmachine, Meten 1, Geidrekenen en Tijd centraal. In leerjaar 2 bestaat het onderwijsaanbod uit de thema’s Inhoud, Meten 2, Temperatuur en Wegen. In leerjaar 3 het transitiejaar sluit de basisleerroute aan bij het uitstroomperspectief van de leerlingen. • Leerlingen met het uitstroomperspectief Dagbesteding of Arbeid werken verder met Promotie. In leerjaar 3 komen de thema’s Aflezen, Meten 3 en Verhoudingen aan de orde. Hun basisleerroute sluit in de leerjaren 4 en 5 af met het thema Op jezelf. In Op jezelf wordt een substantieel deel van de leerstof uit de leerjaren 1 tot en met 3 geïntegreerd in de context van met name de domeinen ‘wonen’ en ‘werken’ herhaald en verder verdiept. • Leerlingen met het uitstroomperspectief Entreeopleiding volgen vanaf leerjaar 3 uitsluitend een individuele leerroute. -
—
Het onderwijsaanbod van de individuele leerroute De inhoud van de individuele leerroute ligt vast in het Individueel OntwikkelingsPlan (IOP) van de leerling.
De individuele leerroute is in de eerste leerjaren vooral gericht op de domeinen Technisch lezen en Taalverzorging van het leergebied Nederlandse taal en op de domeinen Getallen en getalrelaties en Bewerkingen van het leergebied Rekenen en wiskunde. Een vast onderdeel van het domein Taalverzorging is de spelling en grammatica. In beginsel gaat het hier om groepsgewijs onderwijs met behulp van de methode Spelling langs de lijn. In Spelling langs de lijn zijn de leerljnen uitgewerkt in drie arrangementen: basis, verdiept en (zeer)intensief. In het TOP staat welk arrangement de leerling krijgt geboden. Daarnaast gebruiken wij de adaptieve, digitale programma’s Taalzee en De Rekentuin. Beide programma’s sluiten naadloos en als vanzelf aan bij het prestatieniveau van de leerlingen. Taalzee bevat elf verschillende taalspellen: Werkwoorden, Woord benoemen, Zinsontieden, Flits, Dictee, Woordvormen, Lettermix, Goed gespeld?, Lezen, Woordenschat en Spreekwoorden. De Rekentuin bevat de rekenspellen: optellen, aftrekken, vermenigvuldigen, delen, snelheidsmix, breuken, tellen, cijferreeksen, klokkijken, cijfers, bloemencode (logisch redeneren) en slowmix (hoofdrekenen). De Rekentuin is van groot belang bij het automatiseren van rekenvaardigheden. Taalzee is gericht op het onderhouden en uitbreiden van taalvaardigheden tot en met referentieniveau 4F; De Rekentuin is gericht op het onderhouden en uitbreiden van rekenvaardigheden tot en met referentieniveau 3F. Aan het einde van leerjaar twee kunnen de leerlingen besluiten te stoppen met het oefenen van de kale taal- en rekenvaardigheden. Dit betekent niet dat leerlingen niet meer bezig zijn met spelling en grammatica of met rekenen. Leerlingen met de uitstroombestemming Dagbesteding of Arbeid nemen die onderdelen op in hun TOP. Uitgangspunt is dat elke leerling zich op een bij hem/haar passend niveau zich voor wat betreft lezen, schrijven en rekenen kan redden in de maatschappij. Geletterdheid is namelijk een fundamentele voorwaarde voor duurzame inzetbaarheid op de arbeidsmarkt, de zelfredzaamheid van jongeren en sociale cohesie (het voorkomen van uitsluiting). Voor wat betreft het oefenen kiezen we voor functionele taal- en rekentaken, taken die zijn gekoppeld aan (simulaties van)
8
de beroepspraktijk, wonen, Vrije tijd of burgerschap. Zo maken leerlingen werkstukken, verslagen en schrijven ze brieven waarbij wij gericht aandacht besteden aan lay-out, bladspiegel en revïsie van teksten of stappen bij onderdelen van Nederlandse taal en/of rekenen en wiskunde over naar de leerwerkboeken van uitgeverij Deviant. In de arbeidsmarktgerichte leerjaren is de individuele leerroute expliciet gericht op de sector die de leerlingen hebben gekozen. Stage is een heel belangrijk onderdeel van het onderwijsaanbod. Op zowel de werkvloer als de praktijklessen komen de taal- en rekenvaardigheden die nodig zijn om goed binnen de sector te kunnen functioneren, op een natuurlijke manier aan de orde. Leerpunten vanuit de praktijkopdrachten of wensen van leerlingen krijgen een plek in het IOP van de leerling. Leerlingen met het uitstroomprofiel Entreeopleiding vervolgen hun individuele leerweg aan de hand van Deviant. Via de leerwerkboeken Via Vooraf— Op weg naar 1F, Via Vervolg 1F, Startrekenen Vooraf Op weg naar 1 F, Startrekenen 1f en Startrekenen 2f kunnen de leerlingen hun taal- en rekenvaardigheden respectievelijk uitbouwen tot en met referentieniveau 2f. -
De differentiatie van de leerlijnen De (cognitieve) mogelijkheden van onze leerlingen verschillen sterk. Daarom hebben wij het onderwijsaanbod Nederlandse taal en rekenen en wiskunde op basis van de kenmerken van onze leerlingenpopulatie gedifferentieerd. Onze leerlingen stromen uit naar beschermde arbeid c.q. Dagbesteding, Arbeidsmarkt of de Entreeopleiding. In de leerlijnen staan de leerdoelen voor leerlingen die naar beschermde arbeid of dagbesteding gaan in kolom BA, in kolom A staan de leerdoelen voor leerlingen die naar Arbeid uitstromen en kolom 1f staan de leerdoelen die beheerst moeten worden als een leerling wil doorstromen naar vervolgonderwijs en dus om daar succesvol te kunnen zijn moet voldoen aan de eisen van referentieniveau 1f. —
-
De uitstroombestemming van de leerling is richtinggevend voor de leerstof die de aanbiedt. Het leerstofaanbod Nederlandse taal is concentrisch opgebouwd. Leraren en bieden de leerstof- daar waar mogelijk gedurende de opleiding steeds op een hoger niveau aan. Het leerstofaanbod rekenen en wiskunde daarentegen is meer hiërarchisch opgebouwd. Deze leerstof is gedifferentieerd naar de uitstroomprofielen. Zwakkere leerlingen worden tot en met leerjaar 2 zo ver mogelijk meegenomen, maar niet overvraagd. Uitgangspunt is dat leerlingen hun leeftijd effectief gebruiken. Als de leraar vaststelt dat een leerling niet meer profiteert, op non-actief staat, valt hij/zij bij dat betreffende domein of onderdeel terug op de leerdoelen van de betreffende leerlijn die hoort bij het (te verwachten) uitstroomprofiel van die leerling. De leerling krijgt in dat geval programmagerichte leerstof geboden die nodig is om op het eigen niveau of binnen de gekozen sector naar behoren te kunnen functioneren. Bij alle domeinen zijn voor leerlingen die meer kunnen, de leerljnen aangevuld met leerdoelen die lopen tot en met het beheersingsniveau van referentieniveau 1f. -
2.2
Het domein Wonen
De opbrengsten voor het domein Wonen Met het onderwijsaanbod Wonen willen wij de volgende opbrengsten bereiken: 1. De leerling is in staat een woonruimte te regelen; 2. De leerling is in staat een woonruimte in te richten; 3. De leerling is in staat de woon- en leefruimte te onderhouden; 4. De leerling kan zorgen voor een gezonde voeding; 5. De leerling weet hoe hij/zij kan bijdragen aan zijn/haar persoonlijke gezondheid; 6. De leerling kan zorgen voor zijn/haar persoonlijke hygiëne; 7. De leerling kan zorgen voor zijn/haar kleding en uiterlijke presentatie; 8. De leerling kan de eigen geidzaken en administratie beheren; 10. De leerling kan kleine reparaties in en om het huis op een veilige manier uitvoeren; 11. De leerling kan huisdieren en planten verzorgen; 12. De leerling kan zelfstandig reizen.
9
Het onderwijsaan bod domein Wonen Het praktijkonderwijs heefi de wettelijke opdracht leerlingen in hun ontwikkeling te begeleiden naar zo zelfstandig mogelijk functionerende volwassenen. Het onderwijsaanbod Wonen is erop gericht leerlingen een kennisbasis en een vaardigheidsniveau te bieden dat hen in staat stelt zo zelfstandig mogelijk te wonen. Zelfstandig wonen houdt in dat een jongere in staat moet zijn zelfstandig een huishouden te voeren. Wonen is sterk verbonden met de dingen die we in ons huis doen: slapen, eten, televisie kijken etc. In het schooljaar 2014—2015 is met behulp van een pilot ervaren hoe het domein in het curriculum kan worden ingepast. Op basis van onze ervaringen is besloten het onderwijsaanbod te ordenen in thema’s. In de thema’s worden de verschillende taken die bij het zelfstandig Wonen horen, geïntegreerd. Vanaf het schoo]jaar 2015—2016 gaan we hier daadwerkelijk invulling aan geven. ‘Wonen’ is ook sterk gekoppeld aan ‘thuis voelen’. Het woord ‘thuis’ roept beelden en gevoelens op. ‘Thuis’ is verbonden met veilig voelen, met ontspannen, met sfeer. Een gezellig ingerichte leefruimte die aansluit bij de dagelijkse ritmes, beïnvloeden het humeur c.q. de stemming positief. Deze gevoelens werken op hun beurt weer positief in op de ‘veerkracht’, de energiebron voor het opvangen van tegenvallers en het omgaan met stress. Met ons onderwijsaanbod Wonen willen we ook op dit punt een inspiratiebron zijn voor leerlingen. We oefenen met hen hoe zij leefruimten in verschillende stijlen kunnen inrichten, zodat ze straks over een reeks van ideeën beschikken die zij kunnen toepassen als zij van hun leefomgeving een ‘eigen thuis’ maken.
2.3
Het domein Werken
De opbrengsten van het domein Werken De kernopdracht voor het praktijkonderwijs is leerlingen te begeleiden bij het ontwikkelen van zowel werknemers- en als vakvaardigheden. Het ‘domein werken’ is dan ook een dominant onderdeel van ons curriculum. Binnen dit domein onderscheiden we de basisvormende leerjaren met het transitiejaar als overgang naar de arbeidsmarktgerichte leerjaren. In elke periode streven we naar specifieke (tussen)opbrengsten. De opbrengsten van de basisvormende leerjaren De eerste twee leerjaren zijn de basisvormende leerjaren. In deze jaren willen wij de volgende primaire opbrengsten bereiken: 1. Leerlingen leren praktische alledaagse vaardigheden die hun zelfredzaamheid vergroten; 2. Leerlingen maken kennis met de competenties voor de beroepshouding; 3. Leerlingen ervaren welke vaardigheden er nodig zijn om verder te gaan in een bepaalde sector; 4. Leerlingen maken een eerste keuze voor doorontwikkeling in gemiddeld drie sectoren of vakrichtingen. De opbrengsten in het transitiejaar In het derde leerjaar, het transitiejaar, willen wij de volgende opbrengsten bereiken: 1. De leerling ontwikkelt algemene competenties om goed te kunnen functioneren op de stageplek; 2. De leerling kan, samen met zijn/haar mentor, bij hem/haar passende doelen in zijn/haar IOP opnemen en er naar toe werken. 3. De leerling komt tot een definitieve keuze voor een beroepsrichting en een uitstroombestemming. De opbrengsten van de arbeidsmarktgerichte leerjaren De leerjaren vier en vijf zijn de arbeidsmarktgerichte leerjaren. In deze leerjaren werken we aan de volgende opbrengsten: 1. De leerling kan, samen met zijn/haar mentor, bij hem/haar passende doelen in zijn/haar IOP opnemen en er naar toe werken; 2. De leerling kiest voor een bij hem/haar passend beroep of vervolgopleiding; 3. De leerling beschikt over de voor het werk of de opleiding vereiste kennis en vaardigheden. 4. 80% van de leerlingen beschikt over één of meerdere diploma’s/certificaten van branchecursussen;
10
Het onderwijsaanbod Werken in de basisvormende leerjaren In de basisvormende leerjaren maken leerlingen kennis met de beroepspraktijk van zes sectoren: Horeca, Zorg en Welzijn, Techniek, Textiel, Handel & Verkoop en Groenvoorziening. In de basisvormende leerjaren ligt het primaat voor de kwaliteit van het onderwijs bij het onderwijsaanbod. De school voorziet in een rijk aanbod, in de veronderstelling en met de overtuiging dat een krachtige leeromgeving en een activerende didactiek de brede ontwikkeling en de actieve betrokkenheid van leerlingen bij het eigen leerproces stimuleert. In leerlijnen is vastgelegd uit welke kerninhouden de oriëntatie op een sector bestaat en welke leerdoelen daarmee worden nagestreefd. Het onderwijsaanbod Werken in het transîtiejaar De Zwaaikom stelt leerlingen aan het einde van het tweede leerjaar in de gelegenheid een sector te prioriteren en een sector te laten vallen. Prioriteren betekent dat de leerling in het derde leerjaar in ieder geval in die sector onderwijs gaat volgen. De sector die leerlingen laten vallen, komt in het transitiejaar niet meer terug. De richting Dienstverlening neemt een aparte plaats in. Leerlingen die deze richting kiezen maken kennis met alle cursusmogelijkheden die we in het vierde en vijfde leerjaar binnen de sectoren Horeca, Zorg en welzijn en Handel en verkoop aanbieden. Wij kiezen weloverwogen voor deze constructie. Het gedurende een langere periode bezig zijn binnen één sector, stelt leerlingen in staat een reëel beeld op te bouwen van de beroepseisen van de betreffende sector in relatie tot de eigen mogelijkheden. Elke sector kent namelijk vaardigheden die voor de uitoefening van het beroep onmisbaar zijn. Het is heel belangrijk dat leerlingen zich deze vaardigheden eigen kunnen maken. Daarnaast hebben leerlingen ook de basiskennis van het vakgebied nodig om straks hun beroep goed uit te kunnen voeren. Het beheersen van deze basiskennis en -vaardigheden moet tot de mogelijkheden behoren. Toegerust met praktische ervaringskennis maken leerlingen aan het einde van het derde jaar een definitieve keuze voor een sector.
Daarnaast krijgen de leerlingen in het derde leerjaar een nieuw vak, het vak Arbeidstraining. Tijdens de arbeidstraining oefenen leerlingen werknemers- en arbeidsvaardigheden. Bij arbeidstraining bootsen we de arbeidssituatie na en simuleren we een productiebedrjf. We trekken daarvoor productiewerk van buiten aan. De producten die de leerlingen maken, gaan naar de klanten van het bedrijf en moeten dus goed zijn. Het ondenvijsaanbod Arbeidstraining richt zich op de volgende leerpunten: • De zelfstandigheid: de leerling voert zelfstandig zonder hulp of overleg een opdracht uit • Het inzet tonen: de leerling werkt geconcentreerd en toont inzet • Het discipline tonen: de leerling houdt zich aan regels en afspraken • Een goede indruk maken: let op persoonlijke hygiëne en uiterlijk • Het werken onder druk: de leerling blijft het werk goed doen als het druk is • Het aanpassen: de leerling kan flexibel zijn tijdens het werk • Het veilig werken: de leerling houdt zich aan veiligheidsregels • Het volgens een plan werken: de leerling heeft inzicht en overzicht over de uit te voeren werkzaamheden • Het netjes werken: de leerling kan kwaliteit leveren • Het problemen oplossen: de leerling kan op tijd om hulp vragen • Het werken met anderen: de leerling kan goed samenwerken • Het opkomen voor jezelf: de leerling bespreekt problemen met zijn/haar begeleider • Het praten en luisteren: de leerling kan instructie van leidinggevende volgen, zelf duidelijk uitleg geven aan anderen, let op zijn/haar taalgebruik en kan luisteren naar de mening van anderen • Het leiderschap tonen: de leerling geeft zelf het goede voorbeeld • Het leren: de leerling toont betrokkenheid/interesse in het werk • De motorische vaardigheden: de leerling heeft een goede fijne en/of een goede grove motoriek Daarnaast bereiden we leerlingen in het transitiejaar voor op de stage via onze werkervaringsprojecten, kortweg WEP-stages genoemd. Tijdens deze WEP-stages laten we leerlingen wennen aan het werken in een bedrijf. Leerlingen maken kennis met de arbeidsmarkt en de eisen die daar aan goed
11
werknemerschap worden gesteld. Bij de WEP-stages zijn niet zozeer de wensen van de leerlingen bepalend. In overleg met de leraren Arbeidstraining stellen de stagebegeleiders vast ‘welke leerling’ ‘wat’ ‘waar’ het beste kan leren, zij het dat we daarbij gelimiteerd zijn door de mogelijkheden die de arbeidsmarkt biedt. Op De Zwaaikom kunnen leerlingen drie typen WEP-stages volgen. In de eerste plaats is er een groepsstage bij twee productiebedrijven. Leerlingen die naar een productiebedrjf gaan, lopen per toerbeurt in een blok van vier weken één dag of halve dag stage. Ze gaan op eigen gelegenheid of worden door de stagebegeleider naar de werkplek gebracht. Het werken zelf gebeurt onder begeleiding van het bedrijf. Een voor De Zwaaikom unieke WEP-stage is die van de technische dienst. Leerlingen gaan in toerbeurt vier weken mee met een begeleider naar de scholen van Stichting Delta-Onderwijs te Oosterhout. Zij werken daar aan allerlei klussen in het kader van klein onderhoud. De derde moge]ijkheid is ‘meedraaien’ op één van de scholen van Stichting Delta-Onderwijs. Leerlingen voeren onder leiding van de conciërge van de betreffende scholen allerlei werkzaamheden uit zoals koffie zetten, opruimen, kopiëren etc. Het onderwijsaanbod Werken in de arbeidsmarktgerichte leerjaren Aan het einde van het transitiejaar kiest elke leerling voor een sector of vakrichting. Leerling en mentor stellen op hoofdlijnen vast hoe het uitstroomprogramma eruit ziet. De periodieke planning van het onderwijsaanbod gaat via het bP van de leerling. Stage zet de loopbaanontwikkeling van een leerling verder in gang en bevordert een passende beroepskeuze. Het werkend leren is gericht op de verdere ontwikkeling van competenties bij leerlingen, het doet een beroep op alle domeinen van een beroepscompetentieprofiel. Stage is zo’n een krachtig leermiddel, omdat het werkend leren plaatsvindt in een functionele context. De individuele stage in de arbeidsgerichte leerjaren is in beginsel gekoppeld aan de sector of vakrichting die leerlingen hebben gekozen. De beroepsorïënterende stage De meeste leerlingen starten in het vierde leerjaar met de beroepsoriënterende stage. Dit betekent dat de leerling stage loopt bij een commercieel bedrjfofbij een maatschappelijke organisatie. Voor wat betreft de stage zijn de leerjaren vier en vijf verdeeld in twee perioden die lopen van september tot eind januari en van eind januari tot eind juni. In die perioden lopen leerlingen twee of drie dagen stage. De intensiteit van de stage maakt dat leerlingen diepgaand kennis maken met het toekomstig beroep en op de werkplek vaardigheden aanleren c.q. verbeteren om het beroep straks goed te kunnen uitvoeren. De begeleiding op de stageplek gebeurt door de stagebegeleider van het bedrijf of instelling. Het is de taak van deze stagebegeleider om leerlingen vertrouwd te maken met de spelregels binnen het bedrijf en de structuur van de Organisatie en ervoor zorg te dragen dat de leerling zoveel mogelijk gevarieerde taken krijgt. De stagebegeleider van het bedrijf en die van De Zwaaikom houden samen in de gaten of de stage van de leerling goed en conform de bedoeling verloopt. Uitgangspunt is dat de stagebegeleider van De Zwaaikom de stagebedrijven gemiddeld één keer per vier schoolweken bezoekt. Vanzelfsprekend bespreken beide stagebegeteiders tijdens deze contacten samen met de leerling de voortgang. Daarnaast gaan zij na of het programma op de school en het stageprogramma binnen het bedrijf of instelling goed op elkaar aansluiten en zo niet, wat er op dit punt beter kan. Ook bij de beoordeling van de beroepsoriënterende stage is het zogeheten ‘bolleijesformulier’ leidend. Daarop geeft de stagebegeleider van het bedrijf aan in welke mate de stagiair(e) het beoogde gedrag laat zien. Op basis van het ingevulde bolletjesformulier melden de stagebegeleiders van De Zwaaikom aan de mentor of praktijkleraar 5f er c.q. welke leerpunten wat hen betreft opgenomen zouden kunnen worden in het IOP. De leerlingen ontvangen aan het einde van de stageperiode een bewijs voor het portfolio. Op het bewijs staat bij welk (type) bedrijf de leerling gedurende welke periode stage heeft gelopen en over welke competenties en vakvaardigheden de leerling beschikt. Uitgangspunt is dat leerlingen na elke stageperiode naar een ander bedrijf gaan. De plaatsingsstage We spreken van een plaatsingsstage als de stage-biedende Organisatie de intentie heeft de leerling een arbeidsplaats aan te bieden. Tijdens de plaatsingsstage werken school en bedrijf daar gezamenlijk naar toe, waardoor de overgang van school en stage naar werk geleidelijk plaatsvindt. Onze ambitie is om zoveel mogelijk leerlingen met het uitstroomproflel Arbeid (>90%) in de tweede periode van het
12
vijfde leerjaar in een plaatsingsstage te plaatsen. Tijdens de terugkomdagen op de school trainen we de leerling op nog (verder) te ontwikkelen competenties en/of (vak)vaardigheden, die noodzakelijk zijn om goed te kunnen functioneren in het bedrijf. Deze leerpunten zijn opgenomen in het IOP van de leerling. Leerlingen met het OPP ‘beschermde arbeid’ kunnen op dit moment nog stage lopen bij een Sociale Werkplaats zoals !GO in Oosterhout. Tot nu toe was voor een plaatsingsstage of een dienstverband een ‘Indicatie Sociale Werkplaats’ vereist. Plaatsing is vanaf 1januari 2015 niet meer mogelijk, omdat de Wet sociale werkvoorziening (Wsw) alleen nog geldt voor mensen die op 1 januari 2015 een dienstverband in de Wsw hadden. De Zwaaikom zal samen met de gemeente voor deze leerlingen naar een nieuwe invulling moeten zoeken. Zodra deze informatie bekend is wat de mogelijkheden voor deze groep leerlingen zijn, vermelden we dit in het stagebeleidsplan.
De gecertificeerde branchecursussen Wij willen leerlingen zo optimaal mogelijk via een bij hen passende leerroute richting de arbeidsmarkt brengen. Gecertificeerde branchecursussen vergroten de mogelijkheden van leerlingen op een baan. Daarom zijn de volgende branchecursussen onderdeel van het onderwijsaanbod van de school: • Sector Groenvoorziening: M3O-diploma niveau 1: Assistent medewerker natuur en groen. • Sector Handel en Verkoop: Kennis Centrum Handel Branchecertificaat: Winkelmedewerker met kassa; Kennis Centrum Handel Branchecertificaat: Werken in de logistiek/Orderverzamelaar. • Sector Horeca: SVH-diploma: Horeca-assistent niveau 1; SVH-diptoma: Keukenvaardigheden Restaurant; SVH-Certificaat: Basisbekwaamheid Horeca; SVH-diploma: Medewerker Cafébedrjf; SVH: Verklaring Sociale Hygiëne; HACCP-Certificaat: Voedselveiligheid. • Sector Techniek: Stichting Hout en Meubel: Branchecertificaat niveau 1; NIL-diploma: Mig Mag lassen niveau 1; NIL-diploma: Mig Mag lassen niveau 2. • Sector Textiel: MODINT, assistent medewerker interieur/confectie. • Sector Zorg en Welzijn: SVS-Certificaat: Schoonmaak in de groothuishouding, traditioneel; SVS-Certificaat: Schoonmaak in de groothuishouding, microvezel; MBO-diploma Niveau 1: Helpende in de Zorg.
•
Algemeen: Veilig op stage. Daarnaast trekt de school daar waar nodig en gewenst van buiten opleidingen van derden aan.
Leerlingen die opgeleid zijn in de beroepspraktijk van een sector, maar waarvoor het behalen van een branchecertificaat niet haalbaar is, sluiten de opleiding af met een certificaat Praktijkonderwijs. Leerlingen kunnen de volgende certificaten behalen: • PRO-certificaat: Praktijkrichting Consumptieve Technieken • PRO-certificaat: Werken in de Schoonmaak • PRO-certificaat: Werken in de Zorg • PRO-certificaat: Praktij krichting Hout • PRO-certificaat: Werken in de Textiel • PRO-certificaat: Medewerker Magazijn • PRO-certificaat: Baliemedewerker • PRO-certificaat: Winkelmedewerker • PRO-certificaat: Werken in de Groenvoorziening.
13
2.4
Het domein Vrije tijd
De opbrengsten voor het domein Vrije Tijd Met het onderwijsaanbod Vrije tijd beogen wij de volgende opbrengsten: 1. De leerling kan activiteiten (helpen) organiseren voor vrijetijdsbesteding met anderen; 2. De leerling beschikt over vaardigheden ten dienste van vrijetijdsbesteding; 3. De leerling kan keuzes maken voor wat betreft zijn/haar vrijetijdsbesteding en kan de praktische zaken daarvoor regelen; 4. De leerling kan veilig omgaan met internet en sociale media. Het onderwijsaanbod domein Vrije Tijd De ontwikkeling van dit curriculum is opgenomen in de meerjarenbeleidsagenda. Onder Vrije tijd verstaan we de tijd die niet besteed hoeft te worden aan verplichte of noodzakelijke activiteiten zoals (huishoudelijk) werk, zorg en leren. Vrije tijd associëren we in het algemeen met de mogelijkheid om dat te doen wat je graag doet, zoals het beoefenen van een hobby, televisie kijken, muziek luisteren of erop uit gaan. De belangrijkste doelstelling van het onderwijsaanbod Vrije Tijd is dat leerlingen leren hoe zij hun vrije tijd kunnen besteden. Om dat te kunnen bereiken moeten leerlingen weet hebben van het brede scala van vrjetijdsactiviteiten, zodat ze een ruim spectrum aan keuzemogelijkheden opbouwen. Om straks zelfstandig de Vrije tijd te kunnen besteden, moeten leerlingen echter niet alleen weten welke mogelijkheden er zijn, ze moeten ook beschikken over kennis en vaardigheden en er natuurlijk plezier aan beleven. Dat laatste is nu eenmaal eigen aan vrijetijdsbesteding. In het schooljaar 2015 2016 starten we een pilot, zodat we in het schooljaar 2016 2017 kunnen starten met het vorm en inhoud geven aan dit domein. —
—
2.5
Het domein Burgerschap
Bij het actief bevorderen van burgerschap is ‘kennis’ in de vorm van weten, inzien en begrijpen onmisbaar. De overdracht van kennis richt zich niet alleen op de democratische geletterdheid en het inzicht in het karakter van onze multiculturele en pluriforme samenleving. Het gaat ook om kennis van sociale situaties en van de nonnen die daar gelden. ‘Kennis’ alleen is echter niet toereikend. Leerlingen moeten ook in staat gesteld worden om een democratische gezindheid te ontwikkelen en met hun sociaal-communicatieve vaardigheden te oefenen zodat zij in staat zijn om straks daadwerkelijk een bijdrage te leveren aan een leefbare samenleving. Net waarderen en respecteren van anderen, van andere opvattingen is de essentiële grondhouding waarnaar wij streven. Kemwaarden van ons schooiklimaat zijn: gelijkwaardigheid, verdraagzaamheid en respect. Wij zetten doelgericht in op het bewust leren omgaan met de verhouding tussen individuele en algemene belangen en de sociale veiligheid van leerlingen. De Bij • • • • • •
• •
•
opbrengsten voor het domein Burgerschap het domein Burgerschap streven wij de volgende opbrengsten na: De leerling waardeert en respecteert andere opvattingen De leerling houdt rekening met wat een ander wil De leerling erkent dat de ander evenveel recht heeft op eigen opvattingen dan hij/zijzelf De leerling gedraagt zich vanuit respect voor algemeen aanvaarde waarden en normen De leerling kan conflicten en ruzie (helpen) oplossen. De teerling respecteert de rol van gezagsdragers, waaronder politie, justitie en onderwijsgevenden, bij het oplossen van conflicten De leerling heeft een open houding naar de samenleving De leerling laat in zijn/haar gedrag zien dat hij/zij bereid is persoonlijke contacten te leggen met medeleerlingen c.q. mensen uit verschillende culturen en sociale achtergronden zonder daarbij de eigen identiteit uit het oog te verliezen De leerling ontwikkelt een democratische gezindheid
14
• • • • • • • • •
De leerling is bereid liet eigen gedrag en de eigen opvattingen te spiegelen aan bestaande wetten, normen, regels en rechten De leerling beschikt over vaardigheden die nodig zijn bij contacten met andere mensen De leerling beschikt over rolneming vaardigheden vanuit een besef van de eigen identiteit De leerling kent de kernwaarden van de democratische rechtstaat (gelijkheidsbeginsel, vrijheidsbeginsel, mensenrechten, basiskenmerken van ons rechtssysteem) De leerling kan vertellen hoe onze parlementaire democratie werkt De leerling kent de belangrijkste rechten en plichten van burgers in Nederland De leerling is in staat om met inzicht te (gaan) stemmen bij verkiezingen De leerling kan op hoofdlijnen vertellen hoe het recht werkt De leerling kent de belangrijkste rechten en plichten van een werknemer.
Het onderwïjsaanbod van het domein Burgerschap Op De Zwaaikom onderscheiden wij vier aandachtsvelden waarbinnen burgerschapsvorming inhoudelijk vorm en inhoud krijgt. Ten eerste bieden wij een structureel onderwijsaanbod gericht op de bevordering van de sociale competenties. In de tweede plaats maken leerlingen via ons onderwijsaanbod Leefstijl kennis met ‘basiswaarden en de democratische rechtsstaat. Het omgaan met de diversiteit in de samenleving komt daarnaast op andere en verschillende manieren aan de orde, zoals bij de stages. Ons laatste aandachtsveld is het schoolklimaat. We lichten achtereenvolgens het onderwijsaanbod van de vier aandachtsvelden nader toe. 1.
Het onderwijsaanbod ter bevordering van de sociate competentie Bij sociale competentie gaat het om een repertoire aan kennis, vaardigheden en houdingen die een leerling kan benutten in de omgang met zichzelf en de ander. De ontwikkeling van sociale competentie is een aspect van de identiteitsontwikkeling, waarbij de identiteit vorm krijgt in interactie met anderen en de omgeving. Sociale competentie wordt opgebouwd in ervaringen die worden opgedaan in concrete activiteiten. Wij gebruiken daarvoor de methode Leefstiji voor het voortgezet speciaal onderwijs van Edu Actief. Deze uitgave van Leefstiji biedt een onderwijsprogramma bedoeld voor de eerste drie leerjaren van onder meer het praktijkonderwijs. Leefstijl wil bevorderen dat jongeren opgroeien tot zelfstandige, sociaal vaardige en betrokken mensen. Het programma is opgebouwd uit dezelfde acht thema’s waaraan steeds drie lessen worden gewijd. De thema’s worden steeds verder uitgediept. Het lesmateriaal voor leerjaar 3 bevat extra lessen ter voorbereiding op stage en werk. -
-
De thema’s van Leefstijl zijn: Thema 1: Goed begonnen is half gewonnen Thema 2: Heldere communicatie Thema 3: Sterk door gevoelens Thema 4: Goed voor mezelf Thema 5: Sterk in samenwerk Thema 6: Opgelost! Thema 7: Maak jouw keuze Thema 8: De maatschappij en jij Leefstijl is gebouwd op het Driecirkelmodel. Dit model geeft de onderlinge relatie weer tussen verschillende vaardigheden, lessen en thema’s die bedoeld zijn om leerlingen te stimuleren tot verantwoordelijk en sociaal gedrag. De thema’s in de binnencirkels zijn meer fundamenteel dan specifiekere sociale vaardigheden in de buitencirkel. Voor meer complexere interacties is namelijk een basis nodig van fundamentele sociaal-emotionele vaardigheden. In de binnencirkel gaat het om de basisaspecten van sociaal gedrag zoals zelfvertrouwen. In de tussencirkel draait het om sociale intelligentie en de basïsregels voor een effectieve communicatie. De buitencirkel omvat de meer complexe sociale vaardigheden, vaardigheden waarbij een beroep wordt gedaan op de vaardigheden en basisaspecten uit de binnencirkels.
15
2.
Het onderwijsaan bod ‘basiswaarden en de democratische rechtstaat’ Onze methode Leefstijl volgt de Stichting LeerplanOntwikkeling, de SLO. De SLO verdeelt Actief Burgerschap in drie domeinen: democratie, participatie en identiteit. Deze drie domeinen zijn door de SLO uitgewerkt als leerljnen voor burgerschapsvorming.
Leefstiji geeft bij elk thema aan ‘waaraan’ bij ‘welk domein’ wordt gewerkt. Het onderdeel kennis wordt niet alleen gevuld via Leefstiji, maar ook via het onderwijsaanbod Cultuur en maatschappij. Bij dit vak leren leerlingen: • dat Nederland een rechtsstaat is die gebaseerd is op een Grondwet; • onze volksvertegenwoordiging gekozen wordt door middel van vrije en eerlijke verkiezingen • wij een parlementair stelsel hebben waarbij de volksvertegenwoordiging het laatste woord heeft bij de vraag of de regering of een minister aan het bewind mag blijven • wij grondrechten hebben die het individu beschermen tegen de macht van de Staat • Nederland een monarchie is. Wij hebben een koningshuis dat via erfopvolging werkt en waarbij de positie van de Koning(in) in de Grondwet geregeld is • dat de beslissingen in een democratie niet rechtstreeks door burgers worden genomen, maar via organen die door de bevolking gekozen zijn, zoals de Tweede Kamer en de provinciale staten • dat een Nederlandse burger het recht heeft om te kiezen. Personen die geen Nederlander zijn, mogen alleen deelnemen aan de verkiezingen voor de gemeenteraad • in Nederland het stelsel van evenredige vertegenwoordiging geldt. Dit houdt in dat de zetels aan een politieke partij toebedeeld worden in evenredigheid met het aantal stemmen dat het krijgt. In het derde leerjaar breiden wij het onderwijsaanbod Burgerschap uit met het leerwerkboek Kies van uitgeverij Deviant. De inhouden uit dit leerwerkboek corresponderen met de vier dimensies van het vak burgerschap: de politiek-juridische dimensie, de sociaalmaatschappelijke dimensie, de economisch dimensie en de dimensie vitaal burgerschap. In tien thema’s komen de dimensies in wisselende samenstelling geïntegreerd aan de orde. 3.
Het omgaan met de diversiteit van de samenleving c.q. de school als oefenplaats Burgerschapsvorming houdt voor ons in: de vorming van mensen tot burgers in een democratische samenleving. Burgerschapsvorming is daarom oefenen in burgerschap. Burgerschap leerje het beste in de praktijk, door op te treden als een actieve, jonge burger. Zo ervaar je hoe onze samenleving in elkaar zit en hoe je maatschappelijke ontwikkelingen kunt beïnvloeden. Dit gebeurt niet alleen bij de Leefstijliessen. Onze school is immers een samenleving in het klein. Onze school is behalve de plaats waar cognitief geleerd wordt, ook een ‘oefenplaats’ voor goed burgerschap. In de klas, op het schoolplein, in de kantine, worden leerlingen geconfronteerd met processen, gedragingen en gebeurtenissen die ook voorkomen in de ‘echte’ samenleving, zoals meningsverschillen, ruzies, pestgedrag, geweld, maar ook groepsvorming, sympathie, samenwerking, inspraak en tolerantie. Basiswaarden als vrijheid van meningsuiting, gelijkwaardigheid van mensen, begrip van wat voor de ander wezenlijk is, verdraagzaamheid en het afwijzen van discriminatie, maar bijvoorbeeld ook het op een goede manier kunnen oplossen van problemen of een democratische houding, krijgen dus niet alleen methodisch aandacht. Vaardigheden en kennis die bij burgerschapsvorming aan de orde zijn, zijn geïntegreerd en verankerd in het hele onderwijs en de pedagogische aanpak.
Een krachtig instrument bij het oefenen in burgerschap is een leerlingenraad. Met ingang van het schooljaar 2015 —2016 gaat onze leerlingenraad van start. De leerlingenraad bestaat uit door leerlingen gekozen vertegenwoordigers en behartigt de belangen van leerlingen die direct te maken hebben met thema’s uit de dagelijkse routine. De leerlingenraad is er om mee te denken, mee te praten en mee te beslissen over dat wat er op school gebeurt. Onze
16
leerlingenraad luistert naar de ideeën, voorstellen, vragen, moeilijkheden en mogelijke klachten van alle leerlingen. Daarnaast is sprake van een directe verbinding van leden van de medezeggenschapsraad met de leden van de leerlingenraad. Leden van de medezeggenschapsraad wonen periodiek een vergadering van de leerlingenraad bij en andersom. Zo komen de onderwerpen die voor leerlingen interessant zijn aan bod in de MR en kunnen leerlingen niet alleen meedenken en meebeslissen maar ook zelf belangrijke zaken kunnen aandragen. De leerlingenraad vergadert vier keer perjaar. Onze leerlingenraad doet actief mee aan het organiseren van evenementen op school en brengt gevraagd en ongevraagd advies uit aan de directie en de medezeggenschapsraad, met name over zaken die leerlingen direct aangaan. -
4.
-
Het schooiklimaat in relatie tot burgerschapsvormïng Wij hebben niet alleen optimale aandacht voor de ondenvijsprestaties, maar zijn actief preventief gericht op het voorkomen van vormen van wangedrag en gevoelens van onveiligheid bij leerlingen. Wij zorgen voor een ‘veilige en zorgzame leeromgeving’. Wij gaan ervan uit dat wij door structurele preventieve maatregelen risico’s voor wat betreft de burgerschapsvorming tijdig op het spoor komen. We doen dit als volgt:
•
In de eerste plaats beschikken wij over een schoolveiligheidspian. Onderdeel van dit plan is de incidentenregistratie. De mentoren houden de incidentenregistratie bij. Wij bespreken ‘incidenten’ uitvoerig met de daarbij betrokken partijen. Er is altijd sprake van een actie. We verantwoorden ons handelen op dit punt via het jaarverslag. In ons meerjarenbeleidspian is de actualisatie van het schoolveiligheidspian opgenomen.
•
Alle medewerkers kunnen dagelijks -via het leerlingvolgsysteem Magister- weten of sprake is van ongeoorloofd gedrag. Mentoren gebruiken de informatie tijdens de bP besprekingen en coachingsmomenten met de leerlingen. Daar waar nodig stimuleren zij leerlingen leerdoelen burgerschap op te nemen in het IOP. Indien leerlingen daartoe niet bereid zijn, wordt de leerling aangemeld voor een leerlingbespreking in het zorgteam.
•
Op onze school zijn de schoolregels voortdurend van kracht. In het managementoverleg bespreken wij of de regels nog adequaat zijn en/of bijgesteld moeten worden.
•
Tijdens de pauzes surveilleren vijf collega’s op het plein en in de school.
•
Veiligheid is een agendapunt in teamvergaderingen en vanaf het schooijaar 2015 —2016 ook in de vergaderingen van de leerlingenraad.
•
Wij screenen onder meer zaken als ‘het welbevinden’ en ‘het sociaal aanvaard voelen’ van leerlingen met behulp van de SCOL. Leerlingen die zorgelijke scores behalen, krijgen van ons (individuele) begeleiding. Soms bieden we een rots- en watertraining aan, soms ook toetst de orthopedagoog door. Vervolgacties kunnen zijn: doorverwijzing naar de schoolmaatschappeljk werkster, MEE, bureau Jeugdzorg en/of onze orthopedagoog. Tot slot: Wij vangen ook signalen van anti-sociaal gedrag en/of radicalisering op via ons onderwijsaanbod sociale competentie ofwel Leefstijl.
2.6
Het onderwijsaanbod Engels, handvaardigheid en Bewegen en sport
Engels In de leerjaren 1 tot en met 3 gaan de leerlingen aan de slag met het vak Engels. Wij bieden Engels omdat het verstaan en spreken van de Engelse taal belangrijk is om binnen en buiten onze landsgrenzen te kunnen communiceren. In leerjaar 1 en 2 gebruiken wij de methode Let’s get started van Promotie. Deze methode is ontwikkeld voor leerlingen van het praktijkonderwijs. Met Let’s get
17
started oefenen leerlingen praktijksituaties op het gebied van wonen, werken en recreëren. Zo zijn ze straks in staat om een toerist in Nederland in het Engels de weg te wijzen en kunnen ze zelf op vakantie in het Engels een maaltijd te bestellen. Uitgangspunt bij het vak Engels is dat leerlingen starten op het basisniveau. In leerjaar 3 gaan leerlingen verder met de methode Engels Vooraf van Deviant. Ook deze methode is speciaal ontwikkeld voor onze doelgroep. In Engels Vooraf ligt de nadruk op de vaardigheden luisteren, lezen en gesprekken voeren. Het leerwerkboek wordt ondersteund door veel functionele foto’s en audio- en videofragmenten. Het leerwerkboek bestaat uit acht herkenbare thema’s: 1. Familie & vrienden 2. Wonen 3. Hobby’s & uitgaan 4. Vervoer 5. Gezondheid & ziekte 6. Contact 7. Werk 8. Geld Handvaardigheid Bij het vak handvaardigheid maken leerlingen kennis met zoveel mogelijk verschillende materialen en de daarbij horende gereedschappen. De meeste aandacht gaat uit naar de mogelijkheden van het vormen en vervormen van deze materialen naar ruimtelijke objecten. De leerstof en de beoogde doelen voor de leerjaren 1 tlm 3 liggen vast in het didactisch groepsplan. In de arbeidsmarktgerichte leerjaren krijgen de leerlingen dit vak niet meer aangeboden. Bewegen en sport c.q. lichamelijke oefening In de lessen lichamelijke opvoeding komen zowel de bewegings- als persoonsgebonden doelen geïntegreerd aan bod. De beoogde doelen liggen vast in een schooleigen leerljn. De leerlijn vermeldt per leerjaar de kerninhouden, de onderdelen die aan bod komen en de beoogde leerdoelen. De bewegingsdoelen zijn met name gericht op het ontwikkelen van de motorische vaardigheden. Bij de persoonsgebonden doelen gaat het om de ontwikkeling van het zelfconcept en het sociaal functioneren. Leren bewegen is namelijk bij uitstek een groepsactiviteit. Leerlingen verkennen en ontwikkelen naast hun mogelijkheden in de rol van beweger ook die in de rol van ondersteuner en organisator. Er wordt veelvuldig een beroep gedaan op verschillende sociale en regelvaardigheden. In tal van situaties wordt van leerlingen verwacht dat ze elkaar helpen, onderling rollen en taken verdelen, op veiligheid letten, respectvol met elkaar omgaan, zorgzaam zijn voor elkaar, met elkaar regels afspreken, samenwerken en samen spelen. Leerlingen leren eenvoudige regeltaken vervullen, zoals elkaar hulp verlenen, aanwijzingen geven en coachen, organiseren en rollen als scheidsrechter of jury vervullen. Deze sociale en regeltaken maken het niet alleen mogelijk samen te bewegen, maar bieden leerlingen de mogelijkheid te leren hoe ze die activiteiten met elkaar veilig op gang kunnen brengen en op gang kunnen houden. Ze leren verantwoordelijkheid te dragen voor het eigen bewegen en dat van anderen, ook als de onderlinge verschillen groot zijn.
18
Hoofdstuk 3
De instroom van nieuwe leerlingen
Met de inpassing van het praktijkonderwijs in de wet Passend Onderwijs krijgen de samenwerkingsverbanden de verantwoordelijkheid voor onder meer de toewijzing van leerlingen en de bekostiging van het praktijkonderwijs. Het samenwerkingsverband beslist op aanvraag van het bevoegd gezag of de leerling toelaatbaar is tot het praktijkonderwijs. De aanvraag gaat vergezeld van een op de desbetreffende leerling betrekking hebbend onderwijskundig rapport als bedoeld in artikel 42 van de Wet op het primair onderwijs en artikel 43 van de Wet op de expertisecentra en de op schrift gestelde zienswijze van de ouders. Indien het samenwerkingsverband heeft bepaald dat de leerling toelaatbaar is tot het praktijkonderwijs, beslist het bevoegd gezag van de school voor praktijkonderwijs na overleg met de ouders van de leerling over de toelating van de leerling. Als een samenwerkingsverband een beschikking heeft afgegeven voor een leerling en de leerling is ingeschreven op een school voor praktijkonderwijs, volgt automatisch de bijbehorende bekostiging. Het samenwerkingsverband zit daar niet tussen. In dit hoofdstuk lichten we toe wat er gebeurt als ouders van nieuwe leerlingen zich melden bij onze school. In paragraaf 3.1 lichten we de toelating toe. In paragraaf 3.2 schetsen we wat er in de eerste zes weken na de plaatsing van een leerling op onze school gebeurt. 3.1 De toelating Praktijkschool De Zwaaikom is aangesloten bij het regionaal samenwerkingsverband Breda en omstreken. Dit samenwerkingsverband bepaalt dus of een leerling op onze school toelaatbaar is. Voordat wij overgaan tot het aanvragen van een beschikking doorlopen wij met ouders en leerlingen een vaste procedure.
Het zijn de ouders die het initiatief nemen om hun kind bij ons in te schrijven. Meestal doen zij dit op advies van de toeleverende school. Na de aanmelding nodigt onze ondersteuningscoördinator de ouders uit voor een kennismakingsgesprek. Het kennismakingsgesprek is erop gericht wederzijds zoveel mogelijk informatie uit te wisselen. Ouders krijgen het verzoek alle voor de plaatsing mogelijk relevante documenten beschikbaar te stellen zoals het onderwijskundig rapport dat door de toeleverende school is opgesteld. In het onderwijskundig rapport onderbouwen de scholen hun advies. Het rapport vermeldt onder meer de opgelopen leerachterstanden, relevante gedragskenmerken en mogelijke sociaal-emotionele problemen. De aanleverende scholen zijn echter niet verplicht in het onderwijskundig rapport de resultaten van een recent intelligentieonderzoek op te nemen. Indien deze informatie ontbreekt, doet onze orthopedagoog een aanvullend onderzoek. Het is de taak van de ondersteuningscoördinator het dossier van de leerling zo compleet mogelijk te maken. Aanmelding betekent nog niet dat een leerling ook wordt geplaatst. 0p De Zwaaikom is het gebruikelijk dat nieuwe leerlingen twee dagdelen naar de school komen om deel te nemen aan de kennismakingsdagen. Tijdens dit dagdeel observeren de ondersteuningscoördinator, de orthopedagoog en de directeur de leerlingen. Op grond van de uitkomsten van deze observaties en de analyse van het leerlingdossier en evenuteel aanvullende didactisch en/of psychologisch onderzoek besluit het Zorgadviesteam (ZAT) onder eindverantwoordelijkheid van de directeur of een leerling tot de doelgroep van het praktijkonderwijs behoort. Als dit antwoord positief is, vragen wij een beschikking bij het samenwerkingsverband aan. Met de ouders van leerlingen die naar ons oordeel of dat van het samenwerkingsverband niet op het praktijkonderwijs toelaatbaar zijn, volgt een gesprek. Deze ouders ondersteunen we bij het vinden van een passende plaats op een andere school binnen het samenwerkingsverband. Ons samenwerkingsverband volgt daarbij een eigen procedure. 3.2 De eerste zes weken na inschrijving Nadat de leerling op onze school is ingeschreven, stelt het bestuur het ontwikkelingsperspectief(OPP) vast. Ons bestuur heeft deze opdracht gedelegeerd naar de orthopedagoog. Onze procedure is erop gericht dat het eerste OP? uiterlijk binnen zes weken na plaatsing door de ouders en leerling is
19
ondertekend. Het opstellen van het eerste OPP is een taak van onze orthopedagoog. Zij doet dit op basis van dossieranalyse. Bij de bepaling van het OPP gebruikt zij diverse informatiebronnen uit het dossier van de leerling zoals IQ-scores, uitkomsten van (psychologisch) onderzoek, medische gegevens, informatie over eerder verleende hulp en ondersteuning, behaalde leerresultaten en informatie over de thuissituatie. Het eerste ontwikkelingsperspectief bevat de verwachte uitstroombestemmi ng van de leerling en de onderbouwing daarvan. Bij de onderbouwing gaat het om de samenhangen de argumenten die relevant zijn voor het onderwijs aan de leerling. De onderbouwing vermeldt ten minste de bevorderende en belemmerende factoren die van invloed zijn op het onderwijs aan de leerlin g, de ondersteuningsbehoefte en de wijze waarop daarin wordt voorzien. Dit in relatie tot de voor de uitstroombestemming vereiste kennis en vaardigheden. Het gaat hier om leerling- en contextfactoren die het ondenvijsleerproces kunnen beïnvloeden en die (mede) bepalen of een leerling een bepaalde uitstroombestemming kan bereiken. Na de vaststelling van het OPP door de orthopedagoog, stuurt de schoot het OPP naar de ouders met daarbij de uitnodiging voor een gesprek. Dit gesprek heeft de status van ‘een op overeenstemming gericht overleg’. Het kan voorkomen dat een ouder of leerlin g het niet eens is met het ontwikkelingsperspectief. In dat geval kan de ouder een klacht indienen bij het bestuur of een onderwijsconsulent om advies vragen. Ouders kunnen hun geschi l ook voorleggen aan de landelijke geschillencommissie passend onderwijs. Deze commissie brengt binnen tien weken een oordeel uit aan het schoolbestuur. Het OPP is de basis voor het individueel ontwikkelingsplan (IOP).
20
Hoofdstuk 4
De leerlingenbegelefding en leerlingenzorg
In de leerlingenbegeleiding en leerlingenzorg onderscheiden wij drie zorgniveaus. Niveau 1 is bedoeld voor alle leerlingen en geïntegreerd in onze begeleidingsstructuur. Op dit niveau is de mentor aan zet. Niveau 2 komt in beeld als de mentor problemen signaleert in de ontwikkeling van leerlingen en hij/zij daarvoor een beroep doet op de collega’s of onze eigen interne deskun digen. Niveau 3 is aan de orde als we een beroep doen op ketenpartners zoals externe deskundigen. Onze primaire insteek is zowel onderwijskundig als pedagogisch. Doord at wij hoge verwachtingen van de leerlingen hebben en het onderwijs zo inrichten dat leerlingen aan die verwachtingen kunnen voldoen, ervaren zij succes. Deze succeservaringen werken positie f in op het zelfbeeld, het competentiegevoel en het gedrag; effecten die op hun beurt weer positief mwerken op de leerresultaten. Om goed te kunnen aansluiten bij de persoonlijke wensen en mogelijkheden van leerlingen en individuele ontwikkeling mogelijk te maken, is maatw erk nodig. Het IOP is voor ons het instrument dat ons daarbij helpt. In paragraaf 4.1 beschrijven we de instrumenten waarmee we de voortgang in de ontwikkeling van leerlingen volgen. In paragraaf 4.2 leggen we uit hoe we het leer- en ontwikketingsproces van leerlingen bewaken en stimuleren. In de paragrafen 4.3. en 4.4 lichten we respectievelijk de tweedeen derdelijnszorg toe. 4.1 a.
Instrumenten waarmee we de voortgang in de ontwik keling volgen De theorïevakken c.q. de theoretische componenten van de domeinen Wonen, Werken Vrije tijd en Burgerschap
In de dagelijkse routine volgen we de voortgang van de leerlin gen bij de basisleerroute met de methodegebonden toetsen van Promotie, Nieuwsbegrip Basis, Nieuwsbegrip XL, Spelling langs de lijn en Deviant. Wij doen dit als volgt: • De resultaten van de leerlingen bij Promotie maken we inzichtelijk via een webbased tool waarin alle leerdoelen zijn vastgelegd. Door aan te vinken welke doelen de leerling op welk moment beheerst, komt de voortgang in beeld. Daarnaast is het via deze tool ook mogelijk de resultaten van de leerling bij rekenen en wiskunde te relateren aan het eindniveau van de verschillende uitstroomprofielen. Dit is niet mogelijk bij Nederlandse taal. Leerlingen krijgen na elke toets een bewijs van de door hen beheerste doelen voor hun portfol ïo. • De additionele digitale programma’s van Taalzee en De Rekentuin registreren automatisch de leerstofstand van de leerlingen. De registratie biedt inzicht in veelgemaakte fouten, sterke en zwakke punten van leerlingen en de tijd die leerlingen aan de oefenstof hebben besteed. Leraren kunnen aanklikken op welk niveau zij de resultaten van de leerlingen willen bekijken bijvoorbeeld op niveau groep zes. De registraties bieden leraren handva tten voor doelgerichte instructie aan zowel individuele leerlingen als groepen leerlingen. • Bij Nieuwsbegrip horen strategietoetsen en sneltoetsen. Met behulp van de strategietoetsen stellen de leraren vast in hoeverre leerlingen de strategieën voor begrjpend lezen beheersen. De sneltoetsen nemen zij af na iedere blokles. Deze toets toetst het algemeen leesbegrip van de leerlingen bij informatieve teksten. • Leerlingen met de uitstroombestemming Entreeopleidi ng werken in beginsel vanaf het transitiejaar met Deviant. Deviant bevat instaptoetsen, oefento etsen en deeltoetsen die worden vrijgegeven nadat de bijbehorende oefeningen door leerlin gen voldoende zijn gemaakt. Daarnaast zijn er oefentoetsen per domein waarmee de leerling na het maken van de deeltoetsen kan oefenen voor de eindtoets. Het is de leraren die de eindtoets vrjge eft. De eindtoets wordt altijd onder toezicht afgenomen. Als de eindtoets niet wordt gehaal d, kan de leerling opnieuw oefenen en opgaan voor de herkansingseindtoets. Leerlingen die de eindtoets behaald hebben, krijgen daarvan een bewijs.
21
Daarnaast volgen wij één keer per jaar de voortgang van de cognitieve ontwikkeling in de leerjar en 1, 2 en 3 met methodeonafliankelijke toetsen. Wij gebruiken daarbij bij: • het technisch lezen: de DM1 en AVI-toetsen; • het begrijpend lezen: de toetsen van Aernoutse en Kapinga; • de spelling: het Pi-dictee; • rekenen en wiskunde: de Cito (speciale) toetsen Rekenen en wiskunde. • de sociale competentie: de SCOL. In de toetskalender staat wanneer we deze toetsen afnemen. b. De sociale competenties In de leerjaren 1 tlm 3 volgen wij de ontwikkeling van de sociale compe tentie met behulp van de SCOL. De SCOL is webbased en brengt in kaart hoe sociaal compe tent een leerling zich in verschillende situaties op school gedraagt. Het digitale instrum ent bestaat uit zesentwintig vragen, verdeeld over acht categorieën van sociaal competent gedrag: ervaringen delen, aardig doen, samen werken en doen, een taak uitvoeren, jezelf presenteren, een keuze maken, opkomen voor jezelf, omgaan met ruzie. Twee keer per jaar vullen zowel de leerlin gen als hun mentoren de vragenlijst in. Zowel de voortgang van individuele leerlingen als die van groepe n leerlingen komt in beeld. De resultaten zijn voor ons uitgangspunt voor planmatig onderw ijs, zowel groepsgewijs als individueel. De handleiding van de SCOL biedt de mentoren hiervoor suggesties. De resultaten op schoolniveau analyseren wij in het kader van de kwaliteitszorg en de beleids vorming c. De ontwikkeling van de competentïes Wij volgen de ontwikkeling van de competenties met onze competentiemonitor. Onze competentiemonitor bestaat uit zestien onderdelen: • Zelfstandig werken; • Inzet tonen; • Discipline tonen; Goede indruk geven; Werken onder druk; • Aanpassen; • Veilig werken; • Volgens een plan werken; • Netjes werken; • Problemen oplossen; • Werken met anderen; • Werken met klanten; • Opkomen voor jezelf; • Praten en luisteren; • Leiderschap tonen; • Leren; • Motorische vaardigheden. Leerlingen ontwikkelen deze competenties op allerlei plaatsen in en buiten de school. De competenties zijn vertaald naar concreet waarneembaar gedrag. Zowel vakleraren als mentoren vullen twee keer per jaar de competentiemonitor in. d. De vakvaardigheden Het totale onderwijsaanbod voor de praktijkvakken is uiteengelegd in leerjaren, leerljnen, kerninhouden en leerdoelen die zijn vastgelegd in Excel. De praktijkleraren volgen de voortgang van de leerlingen bij de vakvaardigheden met behulp van deze leerlijnen. Zij doen dit periodiek en via ‘systematische observatie’. De bevindingen registreren zij in een digitale tool. Aan het einde van het schooljaar ontvangen de leerlingen een bewijs waarop staat welke doelen zij gedurende het schooljaar zijn gaan beheersen.
22
e. De stagevorderïngen We gebruiken onze competentiemonitor ook om de voortgang van de leerlingen bij de stage te volgen . Voor wat betreft de stage hebben we de competentiemonitor aangevuld met het onderd eel ‘motorische vaardigheden’. We kennen drie type stages: de werkervaringsstage (WEP-stage), de beroepsoriënterende stage en de plaatsingsstage. Het zijn de externe stagebegeleid ers die aan het einde van de verschillende type stages de leerlingen beoordelen met behulp van het bolletjesformulier dat dus zeventien competenties bevat. Daarop geven zij op basis van de onderliggend e criteria aan in welke mate de leerlingen het beoogde gedrag laat zien. Op basis van het ingevu lde bolletjesformulier melden de stagebegeleiders aan de mentor van de leerling 6f c.q. welke leerpunten wat hen betreft opgenomen zouden kunnen worden in zijn/haar IOP. De mentor legt in het IOP-gesprek de ingebrachte leerpunten aan de leerling voor. In samenspraak met de mento r beslist de leerling wat hij/zij in de volgende TOP-periode wil oppakken en leren. Leerlingen krijgen na de beëindiging van de stages een bewijs van deelname c.q. beheerste competenties voor het portfolio. f. Het portfolio Leerlingen tonen dat wat zij beheersen aan via hun portfolio. Het portfolio bevat naast ‘bewijzen’ van behaalde resultaten in de praktische vakken, certificaten/(deel)kw alificaties gericht op beroep of arbeid en gerealiseerde competenties, ook ‘bewijzen’ van de opgeda ne kennis en beheerste vaardigheden Nederlandse taal, rekenen en wiskunde, cultuur en maatschappij , informatiekunde etc. 4.2 Werken met IOP’s Elke leerling heeft een mentor. De mentor is de eerst aanspr eekbare voor zowel leerlingen als ouders en verantwoordelijk voor de begeleiding van de leerling. In het GOP staat de basisleerroute; in het 10? staan de individuele doelen die de leerling wil bereiken. De mentor begeleidt het teer- en ontwikkelingsproces van de leerlingen in de dagelijkse routine tijdens coachingsmomenten en meer formeel met de bP-gesprekken. De coaching is in het algeme en gericht op het welbevinden van de leerlingen; in de IOP-gesprekken gaat het vooral om het onderwijsaanbod, de vorderingen van de leerling en het portfolio. Het format voor het 10? bestaat uit een aantal vaste ‘kopjes’ zodat gewaarborgd is dat alle ontwikkelingsdomeinen de revue passeren. Het portfolio is gekoppe)d aan zowel het GO? als het IOP/OPP. Elke leerling moet daarin dus ook een aantal verplichte bewijzen en producten opnemen.
Er zijn drie IOP-gesprekken per jaar. In augustus bespre ekt de mentor het GO? en het IOP voor het komende jaar, in februari vindt de tussenevaluatie plaats en in juni de eindevaluatie. Een IOP-periode duurt dus een jaar met halfjaarlijks de mogelijkheid tot bijstelling. In het lOP-gesprek kijken mentor en leerling samen terug en vooruit. De wederzijdse informatieoverd racht Leerlingen volgen theorie- en praktijkiessen, werken bij de arbeidstraining of gaan op stage. De mentor moet dus weten ‘hoe de leerling het bij deze vakken en/of op die plek doet’. Afgesproken is dat leraren elkaar als er zich bijzonderheden voordoen op de hoogte houden en informeren onder andere via Magister. Daarnaast zijn er de halfjaarlijkse groeps besprekingen. Tijdens deze besprekingen zijn alle leraren die bij een groep leerlingen betrokken zijn aanwezig. De leraren bespreken eerst het algemene beeld van de groep. Daarna worden leerlingen individueel doorgesproken. De mentor neemt de uitkomst van de groeps bespreking mee in het IOP-gesprek met de leerling. -
-
Het IOP-gesprek Elk bP-gesprek begint met een evaluatie. Leerling en mentor evalueren de resultaten en de afspraken uit de vorige periode en maken samen de balans op. De mentor geeft feedback op de prestaties van de leerling. Vervolgens bespreken zij hoe de leerling zich in het komende halfjaar verder wil en kan ontwikkelen. De mentor legt daarbij de ingebrachte leerpun ten en voorstellen aan de leerling voor. Leerlingen beslissen in toenemende mate zelf wat zij naast het basisaanbod in de volgende IOP periode willen oppakken en leren. Leerling en mentor leggen vervolgens in het TOP vast waaraan de -
-
23
leerling in de komende periode gaat werken, hoe de school de leerling daarbij helpt en hoe de leerlin g bewijst dat hij/zij de beoogde doelen heeft bereikt. Deze nieuwe afspraken zijn weer uitgangspunt voor het evaluatiegesprek aan het begin van de volgende IOP-periode. Toewerken naar de uitstroombestemming In het derde leerjaar herjkt de orthopedagoge op basis van de analyse van de vorderingen van de leerling, het ontwikkelingsperspectief. Ze stelt voor alle leerlingen vast of de tot dan toe gerealiseerde vorderingen in lijn zijn met de verwachte en geplande uitstroombestemmi ng. Een besluit tot op- of afstroom is altijd een besluit van het ZAT. De orthopedagoge legt haar ziensw ijze dan ook voor aan de leden van het ZAT. Het uitstroomprofiel en de uitstroombestemming is uitgangspunt voor het verdere onderwijsaanbod en kan gericht zijn op uitstroom naar dagbesteding, werk met begeleiding, werken binnen het vrije bedrijf en vervolgonderwijs in een Entreeopleiding. De individuele leerroute is vanaf dat moment dus gericht op de competenties en opleidingsdoelen van de gekozen beroepsfuncti e of vervolgopleiding. Het portfoÏio van de leerling bewijst welke van deze competenties en doelen de leerling gedurende de laatste fase van het onderwijs realiseert c.q. heeft gerealiseerd. Het illustre ert hoe de transitie van school naar wonen, werken, vrije tijd en burgerschap verloopt. 4.3 Zorgnïveau 2 De mentor is de spil bij de voortijdige onderkenning van problemen hij leerlingen. Bij vroegtijdige onderkenning gaat het niet alleen om leerlingen die extra aandac ht nodig hebben vanwege een leerprobleem of een stagnatie op een bepaald ontwikkelingsdome in. Het gaat ook om leerlingen die beter presteren dan verwacht of leerlingen met een specifiek talent. Er is sprake van tweedelijnszorg als de mentor een beroep doet op ons eigen interne Zorgadviesteam. Het Zorgadvïesteam Ons zorgadviesteam bestaat uit: • de ondersteuningscoördinator; • de orthopedagoog; • de directeur; • de maatschappelijk werker.
Het ZAT is een belangrijke schakel binnen onze zorgstructuur . Het is de taak van het ZAT mentoren te ondersteunen bij het nauwkeurig formuleren en analyseren van de ervaren problematiek c.q. het zoeken naar interventies, het zo nodig opstellen van een individ ueel handelingsplan, het uitvoeren en het evalueren van de ingezette interventies. Niet alle leden van het ZAT zijn als vanzelfsprekend overal bij betrokken. Leraren brengen een leerling in via een aanmeldformu]ier waarop zij onder meer de hulpvraag formuleren en welke interventies er al zijn ondernomen en wat de effecten daarva n waren. Het ZAT komt elke drie weken bij elkaar. De mentor die de leerling inbrengt doet mee aan de bespreking in het ZAT. -
-
Interne mogelijkheden tot extra zorg Op De Zwaaikom hebben we een aantal mogelijkheden om leerlin gen extra zorg en begeleiding te bieden. Wij bieden bij: • Persoonlijke problemen: gesprekken met ondersteuningscoörd inator of schoolmaatschappeljk werker; • Grote structuurbehoefte: extra ondersteuning bij het opstarten en afsluiten van de dag door ondersteunings coördinator of mentor; • Sociaal-emotionele problemen: psychologisch onderzoek, advisering en begeleiding door de orthopedagoog; • Leerproblematiek: Psychologisch onderzoek en advisering door de orthopedagoog. Remedial teaching door RT-er; • Spraak-taal problemen: logopedische hulp door onze logope diste;
24
•
Sociaal-maatschappelijke problemen: maatschappelijke hulp door onze schoolmaatschappel ijk werker; • Problemen voorafgaand of bij de stage: extra stage-voorbereiding en ondersteuning door onze stagebegeleiders. Alle interventies en resultaten daarvan zijn terug te vinden in het dossier van de betreff ende leerlingen. 4.4 Zorgniveau 3 Als het ZAT concludeert dat het handelingsrepetoire van de school is uitgeput of als de mogelijkheden om het probleem te tackelen de kerntaak van de school te ver overschrijdt, schake len we onze ketenpartners in. Wij hebben een breed netwerk waarop wij in dat geval kunnen terugvallen.
Sinds 1januari 2015 zijn de gemeenten verantwoordelijk voor dejeug dzorg. Wij doen kunnen een beroep doen op: • Sociaal wijkteam in Oosterhout,; • Centrum Jeugd en Gezin in Geertruidenberg en Made/Drimm eten; • WIZ(werk, inkomen en zorg) afdeling zorg in Dongen; • Sociaal team in Gilze en Rijen. MEE • Bij vragen rondom uitkeringen, stage- en werkbegeleiding: arbeidsconsulent van MEE; • Training Girls Talk (sekse specifiek counseling programma over seksualiteit en weerbaarheid); • Sociaal-emotionele problemen: Rots- en watertraining (weerb aarheidstraining). GGD en afdelingen leerplicht van verschillende gemeenten: • Terugdringen en beheersbaar maken van ziekteverzuim: project Mzl (medische advisering ziek gemelde leerlingen); • Terugdringen schoolverzuim: leerpl ichtambtenaar. De veilige schoot: Dit is een samenwerking tussen de scholen van het voortgezet onderwijs van het samenwerkingsverband Breda EO, politie, gemeente, bureau Halt en openbaar ministerie; • Voorkomen en bestrijden van overlast, vandalisme en crimin eel gedrag én het creëren van een (sociaal) veilig klimaat op en rondom de school; • Gevaar voor veiligheid van de leerling: Veilig thuis. Verder hebben we nauwe samenwerking met: • William Schrikkergroep: voogdijfunctie en jeugdreclasse ring; MST: multi systeem therapie vanuit verschillende organisaties; • PMT (psychomotorische therapie) is een therapievorm die zeer geschikt is voor onze doelgroep. PMT kan onder andere worden ingezet om faalangst te vermin deren, weerbaarheid te vergroten, zeifbeeld te versterken, agressie beter te reguleren of om contac ten te leggen en te onderhouden. Aangezien er meerdere leerlingen PMT krijgen, is er een nauwe samenwerking ontstaan met de Praktijk voor psychomotorische kindertherapie L.B.D. De therapi e vindt plaats in de gymzaal van onze school; • • • • • •
Herlaarhof: breed diagnostisch onderzoek; Idris: orthopedagogisch behandelinstituut; Prisma en Amarant: pedagogische ondersteuning van ouders , verblijf, begeleiding voor vrije tijd; flexinos (REC3); Driespan (REC4); Spreekhoom (REC2).
25
Hoofdstuk 5
De kwaliteitszorg op De Zwaaikom
Goed onderwijs verzorgen is een kernopdracht van elke school. Dit impliceert dat de school inzicht heeft in de onderwijskwaliteit, maatregelen neemt om de onderwijskwaliteit te bewak en en daar waar nodig te verbeteren en te borgen. Ons kwaliteitsbeleid is dynamisch van aard. Het richt zich niet alleen op het cyclisch proces, de PDCA-cyclus, maar omvat ook een inhoudelijke uitwerking van de beoogd e onderwijskwaliteit op de school zoals verwoord in onze visie. Ons kwaliteitsbeleid is zo ingericht dat het handvatten biedt voor zowel het interne als het externe toezicht. Het interne toezicht vindt plaats in de vorm van evaluaties en controleactiviteiten; voor wat betreft het externe toezicht ligt de focus op de verantwoording over de gerealiseerde onderwijskwaliteit. —
—
Binnen onze kwaliteitszorg meten wij op twee manieren: kwantitatief en kwalitatief. Bij ‘opbrengstgericht werken’ zijn de onderwijsresultaten immers een middel om de kwaliteit van het onderwijs te verbeteren. We lichten beide werkwijzen achtereenvolg ens toe. a.
Kwantitatief meten Kwantitatief meten verwijst naar hoeveelheid. Met onze kwanti tatieve metingen brengen wij in beeld hoeveel leerlingen het opleidingsniveau behalen dat mag worden verwacht. Jaarlijks brengen wij in kaart: • Het aantal leerlingen dat uitstroomt naar arbeid, beschermde arbeid, arbeid en leren, leren, het vmbo en dagbesteding; • Het aantal leer]ingen dat een diploma heeft gehaald op niveau 1 in welke sector; • Het aantal leerlingen dat in welke sector een (branche)certificaat heeft behaald; • Het aantal leerlingen dat gunstiger, conform of ongunstiger uitstroomt dan de beoogde uitstroombestemming (het OP?); • Het aantal leerlingen dat tussentijds naar welke bestem ming uitstroomt; • De bestendiging na twee of meer jaar; • De achtergrondgegevens van de uitgestroomde leerlingen.
Bovenstaande gegevens verzamelen en analyseren we jaarlijk s. Wij zetten deze data in de eerste plaats af tegen de standaarden die de onderwijsinspectie hantee rt. Wij hanteren deze standaarden als minimum streefniveau en treffen -als daartoe aanleiding is- gerichte maatregelen. Daarnaast willen we in deze schooiplanperiode werken aan school-eigen standaarden. We gaan vanaf het schooljaar 2015—2016 starten met het in kaart brengen van het leerrendement met behulp van de resultaten van leerlingen bij de methodeonafhankelijke toetsen uit het leerlingvolgsysteem. We richten ons daarbij op zowel de cognitieve als sociale opbren gsten van ons onderwijs. Ook willen we in deze schoolplanperiode met de praktijkieraren verken nen of het mogelijk is om ook voor de praktijkvakken tot school-eigen standaarden te komen, bijvoo rbeeld 90 ¾ van de leerlingen die voor een bepaalde branchecursus kiezen, behalen daadwerkelij k een branchecertificaat. Elke twee jaar peilen we de tevredenheid van ons management en personeel, onze ouders en onze leerlingen. We doen dit met behulp van de vragenljsten van het instrument Stimulans, ontwikkeld door het Platform Praktijkonderwijs. In Stimulans komen alle mogelijke aspecten die van invloed zijn op de tevredenheid over en de uitstraling van onze school , aan de orde. In de vragenlijst voor het management en personeel staan standaarden en indicatoren. De ondervraagden geven bij elke indicator een oordeel over de door hen ervaren kwaliteit. De vragenljsten voor ouders en leerlingen bevatten met name uitspraken over de kwaliteit van de teerlingenzorg, de kwaliteit van de lessen, het gebouw, de schoolregels, de begeleiding etc. De keuzemogelijkheden van de ondervraagden bij de uitspraken zijn: helemaal oneens, oneens , eens, helemaal eens en ‘weet ik niet’. Stimulans verwerkt de uitkomsten van de vragenljsten tot een normrapport met een vier puntschaat. Het normrapport berust op een benchmark verrich t bij meer dan 90% van alle scholen
26
voor praktijkonderwijs. De norm voor een goede score ligt op gemiddeld 3,50 of hoger, voor voldoende op gemiddeld 3,00 tot 3,49 en voor onvoldoende gemiddeld onder 3,00. De normrapporten maken inzichtelijk hoe tevreden onze betrokkenen zijn in relatie tot de landeli jk gemiddelde tevredenheid. Maar daar blijft het natuurlijk niet bij. We analys eren de normrapporten ook om te achterhalen welke elementen nog beter kunnen en waar mogelijkhed en tot verbetering liggen. Deze verbeterpunten nemen we vervolgens op in de ontwikkel- of beleids agenda. De mening van stagebedrijven en partners in de omgeving meten we één keer in de vier jaar. Ook daarbij gebruiken wij de vragenlijsten uit Stimulans. b.
Kwalitatief meten
Kwalitatief meten verwijst naar hoedanigheid. Dan gaat het om het evalueren van de kwaliteit. In onze visie hebben wij beschreven wat wij verstaan onder kwalitatief goed praktijkonderwijs. In de komende vier jaar gaan we door met innoveren en het dooron twikkelen van reeds ingezette innovaties. Daarnaast besteden we systematisch aandacht aan borging, het behouden van kwaliteit. Onze leraren zijn verantwoordelijk voor de kwaliteit van het onderwijsieerproces. Zij zijn degenen die de kwaliteit daarvan moeten borgen. Het gaat dan om de kwaliteit van onder meer het leerstofaanbod, het (ortho)pedagogisch-didactisch handelen, het klassenmanagement, het schoolklimaat, kortom: de kern van het primaire proces . Jaarlijks monitoren en evalueren we op schoolniveau de kwaliteit van het onderwijsieerproces. We doen dit als volgt: zowel de directeur als de onder- en bovenbouw- en praktij kcoördinator verzamelen via lesbezoek informatie over de kwaliteit van het primaire proces. Op De Zwaaikom gebruiken wij daarbij een kijkwijzer die geënt is op de zeven lerarencompetenties die door de overheid in het Besluit Bekwaamheidseisen zijn vastgelegd. Elk jaar kiezen we een specifiek element van het onderw ijsieerproces. We stemmen onze keuze af de ontwikkelagenda van dat betreffende jaar. Daarna ast controleren en monitoren we via de kijkwijzer de afspraken die we met elkaar op schoolniveau voor wat betreft de Organisatie en inrichting van het onderwijsieerproces hebben gemaakt. Wij analyseren de verzamelde gegevens en zetten ze af tegen onze kwalitatieve standaarden en afspraken. Dit leidt op schoolniveau tot een conclusie c.q. een oordeel over de kwaliteit van aspecten van het onderwijsleerproces, kortom: de kwalit eit van dat aspect van het onderwijs in de dagelijkse routine. Onze bevindingen en conclusies gebruiken we zowel voor de controle en monitoring van het ingezette beleid als bij het uitzetten van toekomstig beleid. De meerjaren ontwikkelagenda
Onze meerjaren ontwikkelagenda vermeldt aan de hand van onze missie en visie de beleidsvoornemens van De Zwaaikom voor de komende jaren. De Zwaaikom kiest de komende jaren voor de volgende drie actieÎijnen: 1. Innovatie en doorontwikkeling van het curriculum; 2. Verdere professionalisering van medewerkers zowel didactisch als pedagogisch; 3. Innovatie en doorontwikkeling van de kwaliteitszorg . De drie actieljnen staan niet op zichzelf. Wij willen synerg etisch innoveren. Het geheel moet dus meer zijn dan de som der delen. In onze meerjaren ontwik kelagenda staat aan welke thema’s we in welke periode zullen werken en via welke middelen we de gestelde organisatiedoelen willen realiseren (zie bijlage). Daarnaast hebben we in de actielijn ‘overige thema’s’ de thema’s ondergebracht waaraan we in dat schooljaar willen werken, maar die niet direct met de drie andere actief ijnen samenhangen. Het beoogde en ingezette beleid werken we uit in jaarlijk se schoolontwikkelplannen. De jaarlijkse schoolontwikkeiplannen
Met deze uitwerking van de meerjaren ontwikkelagenda in jaarlijkse schoolontwikkelpiannen scheppen we niet alleen duidelijkheid, maar ook rust voor onze medewerkers. We stellen de ontwikkelagenda jaarlijks vast en sluiten daarmee andere zaken uit. We zijn er namelijk van
27
overtuigd dat het beter is om een aantal zaken goed te doen en tot een succes te maken, dan overal ad hoc op te reageren en daardoor in een veelheid van activiteiten te verzanden. Jaarlijks evalueren we op een plenaire bijeenkomst samen met onze medewerkers 6f c.q. in welke mate de beoogde doelstellingen van dat jaar zijn gerealiseerd. De uitkomsten van onze evaluatie zijn -daar waar nodig- weer aanknopingspunten voor (de bijstelling van) het vervolgbeleid.
28
Hoofdstuk 6
De professionalisering
Onze ambities voor deze schooiplanperiode sluiten nauw aan bij de gezamenlijke ambiti es voor de sector voortgezet onderwijs zoals neergelegd in het Sectorakkoord VO. Het sectora kkoord VO bouwt nadrukkelijk voort op de eerder genomen maatregelen en afgesloten akkoor den: het Bestuursakkoord 2012—2015 en het Actieplan Beter Presteren uit 2011. Met deze initiatieven is toentertijd door de overheid in samenspraak met de VO-raad een belangrijke impuls gegeve n aan het verbeteren van de onderwijskwaliteit via onder meer opbrengstgericht werken, het beter inspele n op verschillen tussen leerlingen, het versterken van een ambitieuze leercultuur op schole n en het versterken van het leren door leraren en school leiders. Het Sectorakkoord VO bestendigt en verstev igt de ingeslagen weg van het Bestuursakkoord en het Actieplan Beter Presteren. De Zwaaikom wil een lerende Organisatie Zijn. in die zin werken we dan ook graag mee aan de realisatie van de prioriteiten die in het Sectorakkoord Voortgezet Onderw ijs zijn afgesproken. Wij zijn er namelijk van overtuigd dat het in een lerende Organisatie niet alleen gaat om aanpassingsvermogen. Het toenemende tempo van veranderingen binnen het onderw ijs vraagt ook om een flexibele organisatie. Daarom moet ‘de impuls tot leren’ verder gaan dan het zich aanpassen aan deze veranderingen en zich richten op generatief -het patroondoorb rekend- leren en creativiteit. Het is onze taak als schoolleiding om te bouwen aan een structuur en een cultuur waarin medewerkers continu hun vakmanschap uitbreiden zodat ze ook in staat zijn het onderw ijs van de toekomst vorm te geven. Om de doelen uit ons meerjarenbeleidsplan te kunnen realiseren maken we als schoolleiding steeds een verantwoorde afweging tussen vraaggerïchte en de door ons aangestuurde scholing. Met andere woorden ‘wat kunnen en willen we als schoolleiding overlat en aan de individuele ontwikkelwens en capaciteit van de individuele medewerkers en wat willen we op overstijgend niveau aanbieden’. In paragraaf 6.1 leggen we uit hoe we sturen op vakmanschap . In paragraaf 6.2 lichten we toe hoe we omgaan met het persoonlijk basisrecht op scholing. 6.1 Sturen op vakmanschap Voor goed onderwijs zijn competente leraren van cruciaal belang. Van alle invloed die scholen hebben op het leren en ontwikkelen van leerlingen, wordt 67% van het effect bepaald door de leraar (Marzano, 2003 en 2007). Deze invloed heeft zowel betrekking op succes als op falen. Op De Zwaaikom gaan we uit van loopbaanbeleid waarin ruimte is voor de persoo nlijke ontwikkeling van het personeel. Dit uitgangspunt is herkenbaar in onze gesprekkencyclus. Onze gesprekkencyclus bestaat uit twee opeenvolgende functioneringsgesprekken, waarin explici et de persoonlijke ontwikkeling aan de orde komt. Afspraken worden vastgelegd en vormen (de basis voor) het Persoonlijk Ontwikkelings Plan. Minimaal eens in de drie jaar wordt een beoordelingsgesprek gevoerd waarbij de beroepscompetenties door de directeur worden beoordeeld. Aanvullend en op maat worden er tussentijds ook voortgangsgesprekken gevoerd met personeelsleden door de directeur. Het opnemen van verslagen van voortgangsgesprekken, flinctionerings- en/of beoordelingsg esprekken in het bekwaamheidsdossier behoort tot de verantwoordelijkheid van de werknemer zelf. Daarnaast gaan wij met ingang van schooljaar 2015-20 16 onze leraren stimuleren zich te registreren bij het lerarenregister VO. In het lerarenregister houden leraren bij welke scholings- en professionalisedngsactiviteiten ze ondernemen om hun vakbek waamheid te onderhouden, zichtbaar te maken en daarover het gesprek aan te gaan. In het Bestuu rsakkoord VO is het streefdoel opgenomen dat in 2015 50% van de leraren is geregistreerd. Ook in het regeerakkoord zijn hier afspraken over gemaakt. De verantwoordelijkheid voor inschrijven voor het register ligt echter bij leraren zelf. Registratie gebeurt op vrijwillige basis. Op De Zwaaikom is het percentage geregistreerde leraren in 2015 lager dan het streefdoel van 50%. In de komende jaren zullen we als schoolleiding het onderwerp ‘Lerarenregister’ regelmatig op de agenda van de teamvergader ing plaatsen daarbij in ogenschouw nemend dat het kabinet voornemens is de bekwaamheidseisen uit het Lerarenregister en de bijscholingsplicht van leraren vanaf 2017 wettelijk verank eren.
29
Uitgangspunt voor onze sturing op vakmanschap is Integraal personeels beleid (IPB). IPB veronderstelt dat de kwaliteiten en ambities van individuele personeels leden afgestemd zijn op de doelen die wij als Organisatie nastreven. Wij zijn ervan overtuigd dat het effectief benutten van de kwaliteiten van medewerkers bijdraagt aan de kwaliteit en de kwaliteitsverbetering van het onderwijs. Om daadwerkelijk kwaliteit te kunnen leveren is het creëren van een positieve omgeving waarin ontplooiing, waardering en erkenning als normaal worden besc houwd, een absolute voorwaarde. Bovendien zijn wij ons als leidinggevenden van De Zwa aikom sterk bewust van het effect van het eigen gedrag, van onze voorbeeldfunctie. Een kwaliteits gerichte houding wordt immers pas echt ‘huisstijl’ als wij als leidinggevenden deze houding zelf actief en voor medewerkers traceerbaar, voorleven. 6.2 Het persoonlijk basisrecht op schoting Deskundigheidsbevordering c.q. professionalise ring is een basisrecht van alle medewerkers. Iede reen heeft in dejaartaak een minimaal budget van 5% van de taakomvang hiervoor beschikbaar. Zo heef t een fulltime leraar per schooljaar binnen de voor hem geldende jaartaak recht op ten minste 83 klokuren voor deskundigheidsbevordering en professionaliseringsactiviteiten. Medewerkers beslissen zelf hoe zij dit basisrecht inzetten. De werkgeve r kan het basisrecht benutten voor het realiseren van organisatiedoelen, maar dit kan uitsluitend als de betrokken werknemer daarmee instemt. Werknem ers verantwoorden zich achteraf in de reguliere gesprekkencyclus over de wijze waarop zij het basisrecht hebben aangewend.
Wij hebben met elkaar afgesproken wat we onde r deskundigheidsbevordering of professionaliseringsactiviteiten verstaan. Het gaat dan om: a. formele scholing: cursussen, trainingen, conferenties en daarmee gelijk te stellen activ iteiten op school-, team-, afdelings- of sectieniveau; b. activiteiten gericht op het verbeteren van of reflecteren op de uitvoering van de opgedrag en werkzaamheden: intervisie, coaching, collegiale consulatie, klassenbezoeken bij elkaar of ande re daarmee gelijk te stellen activiteiten op scho ol, team, afdelingsniveau; c. deelname aan (digitale) netwerken en activ iteiten van vak- en beroepsverenigingen; d. meer algemene literatuurstudie, bestu dering van vakilteratuur. Daarnaast is afgesproken dat de activiteiten in het kader van individuele deskundigheidsbe vordering in beginsel niet mag leiden tot lesuitval. Som s kan -in overleg met de leidinggevende- beslo ten worden tot lesvervanging. DeskundigheidsbevordeHng die plaatsvindt in lestijd, kan niet worden opgenomen in de verantwoording over de inzet van het persoonlijk budget.
30
Hoofdstuk 7
Overige wettelijk verplichte informatie
Artikel 24 lid 1 van de Wet op het voortgezet onderwijs (WVO ) bepaalt dat in het schoolpian het beleid ten aanzien van de aanvaarding van materiële bijdrag en of geldelijke bijdragen, niet zijnde ouderbijdragen of op de onderwijswetgeving gebaseerde bijdragen is opgenomen. Lid 3 bepaalt dat er een document inzake evenredige vertegenwoordiging van vrouwen in de schoolleiding moet zijn zoals bedoeld in artikel 32d van de WVO. Voor wat betreft De Zwaaikom is sponsoring niet aan de orde. Bij de benoeming van nieuwe leden van de schoolleiding streven wij naar evenredige vertege nwoordiging van vrouwen en mannen. Wij sluiten hiermee aan bij het beleid van de stichting waartoe wij behoren.
31
—
—
_
—
_
_
— — _
— — _
—
a S S
a
— S
_J
LJ
[ZIJ
CE] EE] EE]
Innovatie: Differentiatie Leerstofaanbod Nederlandse taal.
Theorievakken
Doorontwikkeling: Actualiseren leerstofaanbod Rekenen en wiskunde. Borging: Actualiseren katem Rekenen en wiskunde
Innovatie: Pilot leerstofaanbod leerjaren 1 en 2.
Domein Vrije tijd
Borging: Evalueren kwaliteit onderwijsaanbod Rekenen en wiskunde.
EE]
1
Borging: Evalueren kwaliteit onderwijsaanbod Nederlandse taal.
Borging: Evalueren katem Vrije tijd.
Borging: Evalueren onderwijsaanbod alle leerjaren. Actualiseren katem Wonen.
Borging: Evalueren leerstofaanbod Wonen/Vrije Tijd.
2018-2019
EE]
2016-2017 2017-2018 Actielijn 1: Curriculumontwikkeling Borging: Evaluatie leerstofaanbod Wonen/Vrije Tijd. Borging: Onderwijsaanbod leerjaren 1 en 2. Actualiseren katem Wonen. Innovatie: Borging: Pilot Organisatie en Organisatie en leerstofaanbod leerstofaanbod leerjaren 3 t/m leerjaren 3 t/m 5. 5. Aanvullen katern Wonen met Organisatie en leerstofaanbod leerj aren 3 t/rn 5 Innovatie: Vaststellen leerstofaanbod leerjaren 1 en 2. Borging: Verantwoording Organisatie en leerstofaanbod. Borging: Differentiatie leerstofaanbod Nederlandse taal.
Meerjaren ontwikkelagenda De Zwaaikom
Innovatie: Vaststellen leerstofaanbod leerjaren 1 en 2. Innovatie: Pilot Organisatie leerstofaanbod leerjaren 1 en 2.
2015-2016
EE]
__________________________
Domein Wonen
Thema’s
L_J
EE
Pedagogisch handelen
Effectieve leertijd
Didactisch handelen
Thema’s
Lichamelijke opvoeding
Thema’s Domein Werken
1
E F
Innovatie: Omgaan met autistische leerlingen.
Doorontwikkeling: Werken met niveaudifferentiatie tijdens lessen.
2015-2016
EEJ
2017-2018 Borging: Eval ueren kwaliteit uitstroom Entreeopleiding. Indien mogelijk: uitbreiding. Borging: Evalueren kwaliteit gebruik Beroepsoriëntatieprogramma Doorontwikkeling: Verder verbeteren relatie tussen leren op stage en schools Ieren. Borging: Evalueren kwaliteit hefiruckopleiding. Innovatie: VCA in onderwijsaanbod.
E
2016-2017 2017-2018 Actielijn 2: Professionalisering Doorontwikkeling: Borging: Werken met Evalueren kwaliteit niveaudifferentiatie tijdens niveaudifferentiatie tijdens lessen. lessen Doorontwikkel en: Vergroten effectieve leertijd. Borging: Vastleggen ondersteuningsaanbod autistische leerlingen.
Borging: Evalueren onderwij saanbod Lichamelijke opvoeding
Doorontwikkel ing: Expliciteren onderwij saanbod Lichamelijke opvoeding
Innovatie: Oriëntatie op VCA.
Borging: Evalueren kwaliteit hefiruckopleiding. Innovatie: VCA in onderwijsaanbod.
Innovatie: Implementeren Beroepsoriëntatieprogramma Innovatie: Uitwerken relatie tussen leren op stage en schools leren.
2016-2017 Doorontwikkeling: Uitbreiding uitstroom aantal entreeopleidingen.
EE
Innovatie: Aanbieden Hefiruckopleiding.
2015-2016 Doorontwikkeling: Uitbreiding uitstroom entreeopleidingen met sector consumptief. Innovatie: Kiezen Beroepsoriëntatieprogramma
EEE
Borging: Evalueren kwaliteit niveaudifferentiatie tijdens lessen. Borging: Effectieve leertijd
2018-2019
Borging: Evalueren kwaliteit onderwij saanbod VCA
Borging: Evalueren kwaLiteit relatie tussen leren op stage en schools leren.
2018-2019 Borging: Eval ueren kwaliteit uitstroom Entreeopleiding. Indien mogelijk: uitbreiding.
2
E1
EE
t1
P&C-cyclus
Onderwijsinhoudelijke
Thema’s
Personeelsbeleid
1
Innovatie: Actualiseren toetsinstrumentarium kernvakken theorie. Innovatie: Pilot interpreteren groeps- en schooloverzichten SCOL.
2015-2016
1
Borging: Evalueren kwaliteit toetsinstrumentarium. Borging: Onderwijsinhoudelijke P&Ccyclus SCOL.
Doorontwikkeling: Toetsinstrumentarium actualiseren Innovatie: Ontwikkelen systematiek onderwijsinhoudelijke P&C SCOL.
2016-2017 2017-2018 Actielijn 3: Kwaliteitsbeleid
Innovatie: Opzetten pilot vraaggestuurde intercollegiale consultatie op docentenniveau met PrOscholen in Brabant.
Borging: Intercollegiale consultatie op managementniveau met PrOscholen in Brabant.
Innovatie: Opzetten vraaggestuurde intercollegiale consultatie op docentenniveau met PrOscholen in Brabant.
Borging: Evalueren kwaliteit vraaggericht systeem collegiale consultatie. Borging: Intercollegiale consultatie op managementniveau met PrO scholen in Brabant.
2018-2019
EE
Borging: Onderwijsinhoudelijke P&C cyclus SCOL.
Borging: Evalueren kwaliteit toetsinstrumentarium’
1 2018-2019
EE]
Borging: Vastieggen ondersteunings aanbod leerlingen met oppositionele gedragsproblemen. Borging: Vastieggen vraaggericht systeem collegiale consultatie.
EE]
2017-2018
EE:
Innovatie: Omgaan met leerlingen met oppositionele gedragsproblemen.
EE:
2016-2017
Scholing middenmanagement
EE:
Scholing middenmanagement Scholing HRM directeur
EE]
Innovatie: Opzetten intercollegiale consultatie op managementniveau met PrOscholen in Brabant.
EE]
Innovatie: Opzetten pilot intercollegia]e consultatie op managementniveau met PrOscholen in Brabant.
EE:
Innovatie: Opzetten vraaggericht systeem collegiale consultatie.
EE:
Innovatie: Pilot vraaggericht systeem collegiale consultatie.
FEl
Collegiale consultatie
EE]
2015-2016
EE:
Thema’s
EE]
3
-
EE
Terugdringen ziekteverzuim
Leerlingenraad
Doorontwikkeling: Terugdringen ziekteverzuim
Doorontwikkeling: Inrichting en aankleding lokalen en aula. Deze ruimtes aanpassen aan behoeften van leerlingen, Innovatie: Installeren leerlingenraad.
Leeromgeving
2015-2016
Innovatie: Formuleren transitiebeleid. Borging: Actualiseren katern Leerlingenzorg.
1 2016-2017 Overige_thema’s Borging: Evalueren werking veiligheidspian. Doorontwikkeling: Inrichting en aankleding lokalen en aula. Deze ruimtes aanpassen aan behoeften van leerlingen. Borging: Evalueren functioneren leerlingenraad. Doorontwikkeling: Terugdringen ziekteverzuim
Innovatie: Evalueren transitiebeleid. Doorontwikkeling: Verbeteren kwaliteit leerlingbespreking.
Doorontwikkeling: Positionering Compscore.
fl
Doorontwikkeling: Competentiemonitor (Compscore).
E
2016-2017 Innovatie: Pilot interpreteren groeps- en schooloverzichten kernvakken theorie.
Borging: Actualiseren veil igheidspian.
1
EEE
2015-2016
EE
Veiligheidsplan
Thema’s
Transitie naar Arbeidsmarkt Leerlingenzorg
Thema’s Onderwijsinhoudelijke P&C-cyclus (vervolg)
1
EE ]
Borging: Evalueren werking veiligheidspian Doorontwikkeling: Inrichting en aankleding lokalen en aula. Deze ruimtes aanpassen aan behoeften van leerlingen, Borging: Evalueren functioneren leerlingenraad. Doorontwikkeling: Terugdringen ziekteverzuim
2017-2018
2018-2019
Borging: Kwaliteit transitiebeleid. Borging: Evalueren kwaliteit leerlingenzorg. Actualiseren katern leerlingenzorg.
2018-2019 Borging: Onderwijsinhoudelijke P&C cyclus kernvakken theorie
i
4
Borging: Evalueren werking veiligheidsplan Doorontwikkel ing: Inrichting en aankleding lokalen en aula. Deze ruimtes aanpassen aan behoeften van leerlingen. Borging: Evalueren functioneren leerl ingenraad. Doorontwikkel ing: Terugdringen ziekteverzuim
EE
2017-2018 Innovatie: Ontwikkelen systematiek onderwijsinhoudeljke P&C kernvakken theorie Katern Kwaliteitszorg. Borging: Kwaliteit Competentiemonitor (Compscore) in katem Kwaliteitszorg. Borging: Kwaliteit transitiebeleid. Borging: Kwaliteit leerlingbespreking.
L] .]
E.
2015-2016
Doorontwikkeling: Actualiseren website en schoolgids.
Thema’s
Schoolgids en website Doorontwikkeling: Actualiseren website en schoolgids.
2016-2017
EEZ
Doorontwikkeling: Actualiseren website en schoolgids.
2017-2018
Doorontwikkeling: Actuatiseren website en schoolgids.
2018-2019
EE
5
EE
Instemming en vaststelling
Dit schoolpian 2015 -2019 is door het bevoegd gezag van Praktijkschool De Zwaaikom overeenkomstig de bepaling in artikel 24e eerste lid van de Wet op het voortgezet onderwijs vastgesteld met instemming van de medezeggenschapsraad conform de bepalingen in artikel 10 onder b van de Wet medezeggenschap op schoten.
Verklaring Hierbij verklaart de medezeggenschapsraad van De Zwaaikom in te stemmen met het Schoolplan geldend voor de periode 1 augustus 2015 tot en met 1 augustus 2019. Namens de medezeggenschapsraad, Plaats: Datum: i? o7-O,’Ç Naam: functie:
Het bevoegd gezag van Praktijkschool De Zwaaikom heeft het Schooiptan getdend voor de periode 1 augustus 2015 tot en met 1 augustus 2019 vastgesteld. Namens de Stichting Delta-onderwijs Oosterhout,
Plaats: Q Datum: Naam:
-
-
L
functie:VDC1iç(
S Oc r-Q
‘-
L)CL-
oOrGkuLJJjs
_
—
_
—
— _
— _ _
— _ S
S
e
e S S
e
a