Schoolondersteuningsprofiel
“Je mag zijn wie je bent”
Schoolondersteuningsprofiel Montessori Lyceum Flevoland
1
Inhoudsopgave Inleiding Visie op begeleiding en zorg e I. Basisbegeleiding en -‐zorg 1 lijn • In de lessen • Mentoraat • Leerlingbespreking II. Extra begeleiding en zorg 2e lijn • Dyslexie • Meer-‐ en Hoogbegaafden • Counseling • Faalangstreductie • ZAT III. Specialistische begeleiding en zorg 3e lijn IV. Wat verwachten wij van leerlingen? V. Wat verwachten wij van ouders? VI. Waar streven wij naar?
pag. 3 pag. 4 pag. 7
pag. 10
pag. 16 pag. 17 pag. 18 pag. 19
Schoolondersteuningsprofiel Montessori Lyceum Flevoland
2
Inleiding Voor jullie ligt het schoolondersteuningsprofiel (SOP) van het Montessori Lyceum Flevoland 2013-‐2014. Het oude zorgplan is omgeschreven naar een ondersteuningsplan en aangepast voor het schooljaar 2013-‐2014 en er is een blik op de toekomst beschreven waarbij het MLF invulling geeft aan de stelselwijzing Passend Onderwijs. Daarin beschrijven we de ondersteuning die MLF aan (zorg)leerlingen kan bieden. Wij kunnen niet alle kinderen bedienen. We zullen de grenzen van onze zorg aan moeten geven. Het ondersteuningsprofiel is mede richtinggevend aan onze professionele ontwikkeling en bepaalt onze grenzen en uitdagingen op het gebied van de zorg die wij in school aan leerlingen willen en kunnen bieden. Het ondersteuningsprofiel van het MLF moet worden bekeken in samenhang met de andere scholen van het samenwerkingsverband. Het samenwerkingsverband dient een dekkend aanbod voor de regio te verzorgen. Omdat niet alles rondom Passend Onderwijs duidelijk is in verban met de politieke ontwikkelingen is de beschrijving in dit document niet uitputtend. Het document is een groeidocument. Het geeft de richting aan die het MLF in wil slaan. De stelselwijziging Passend Onderwijs gaat door en het MLF zal zich moeten voorbereiden op een toekomst waarbij we meer leerlingen in school moeten begeleiden die voorheen werden opgevangen in het speciaal onderwijs. Dit alles heeft onder andere te maken met het wegvallen van de rugzakfinanciering. Concreet betekent dit dat meer leerlingen met een (en komend schooljaar ook nog) clusterindicatie de komende jaren het reguliere onderwijs in zullen stromen. De mogelijkheid om van het Speciaal Onderwijs gebruik te maken wordt verder beperkt. Ouders krijgen in hun keuze voor een reguliere school ook meer rechten. De taak van de school is om ouders meer bij school te betrekken. Dat biedt mogelijkheden voor een nauwere samenwerking en het delen van verantwoordelijkheid voor het functioneren van hun kind op school. De ontwikkelingen leggen een druk of beter gezegd een uitdaging bij scholen maar ook bij het Samenwerkingsverband van Almere. De samenwerkingsverbanden krijgen een zorg/ondersteuningsbudget dat verdeeld moet worden onder de verschillende scholen. Het samenwerkingsverband in Almere zal in de toekomst zorgdragen voor de verdeling van die extra zorgmiddelen. De beoordeling waarop die verdeling zal plaatsvinden is nog niet (helemaal) duidelijk. In het samenwerkingsverband zijn alle VO-‐scholen vertegenwoordigd. De “Handelingsgericht werken” methode wordt hiervoor maatgevend. Het belang van dossiervorming en het vastleggen van afspraken wordt nog belangrijker. In de klankbordgroep van het samenwerkingsverband worden de verschillende mogelijkheden om Passend Onderwijs verder in te voeren besproken. De plannen en de werkzaamheden wat betreft de zorg zullen de komende jaren in het kader van de invoering van Passend Onderwijs staan.
Schoolondersteuningsprofiel Montessori Lyceum Flevoland
3
Visie op onderwijs, begeleiding en zorg De leerlingenzorg op het MLF gaat uit van het principe van een geïntegreerde leerlingbegeleiding. Geïntegreerde leerlingbegeleiding houdt op het MLF in dat de volgende gebieden uit het leerproces van de leerling integraal terugkomen in de begeleiding binnen de lessen. De docent besteedt evenredig veel aandacht aan het proces ‘leren leren’, het proces ‘leren leven’ en het proces ‘leren kiezen’. Het MLF heeft voor deze wijze van begeleiden gekozen omdat het leerproces van de leerling verder gaat dan de persoon die kennis tot zich moet nemen. De leerling is een mens in ontwikkeling en zal zich dus ook op school binnen de lessen als mens mogen ontwikkelen. Het MLF wil de leerling en de docent stimuleren aandacht te hebben voor en te reflecteren op het cognitieve proces van het kind en het sociaal-‐emotionele proces en het keuzeproces. Bovenstaande doen we met als uitgangspunt voor alle begeleiding op school: ‘help mij het zelf te doen’. Het sluit aan bij 4 Montessori karakteristieken voor het voortgezet onderwijs: -‐ Totale ontwikkeling: montessori-‐onderwijs biedt een bredere vorming aan dan alleen gericht op cognitieve doelen. -‐ Leren keuzes maken: het is een voorwaarde voor de ontwikkeling van de zelfstandigheid dat leerlingen leren om keuzes te maken. -‐ Leren door reflectie: reflectie vormt voor de leerkracht en leerlingen de basis voor het handelen om vast te stellen waar een leerlingen staat in zijn of haar ontwikkeling. -‐ Leren als sociaal proces: leerlingen zijn in de leeftijdsfase van het voortgezet onderwijs erg gericht op het sociaal functioneren met leeftijdsgenoten. Het van en met elkaar leren is een belangrijke karakteristiek van vmo-‐scholen. Vanwege de visie op onderwijs en ontwikkeling van leerlingen is er binnen het MLF specifiek gekozen om geen zorgklas in te richten. Je mag zijn wie je bent op het MLF en ondersteuning van leerlingen vindt plaats in de leergebieden en de klassen. Je mag zijn wie je bent Op het MLF mag je zijn wie je bent. Medewerkers, leerlingen en ouders hebben zich inmiddels vereenzelvigd met dit adagium. Dit resulteert in een bepaalde vanzelfsprekendheid met betrekking tot de acceptatie en begeleiding van leerlingen. Voor de dagelijks begeleiding en didactiek in de lessen is een aangepaste, voorbereide omgeving ontwikkeld die sterk meebeweegt met de behoeftes van de leerling. ‘Je mag zijn wie je bent’ en daarbij heeft de leerling dan soms bepaalde aanpassingen nodig zoals bijvoorbeeld een mondelinge proef, een plek om even stil te werken of juist veel structuur, duidelijkheid en begrenzing bij de taken die je als leerling te doen hebt. Leerlingen die specialistische ondersteuning nodig hebben komen op verschillende manieren binnen op het MLF. De meesten worden door de basisschool aangemeld in Digidoor waarna een orthopedagoog het dossier van de leerling zal onderzoeken. De orthopedagoog neemt hiervoor contact op met de basisschool en voert gesprekken met de ouders en de leerling. Alles om een duidelijk beeld te krijgen van de ondersteuningsbehoefte van de leerling. De PCL (permanente commissie leerlingzorg) zal vervolgens een advies geven over de setting waarbinnen een leerling naar verwachting het best zou kunnen functioneren. Schoolondersteuningsprofiel Montessori Lyceum Flevoland
4
Wanneer een leerling het advies regulier onderwijs krijgt wordt door de zorgcoördinator onderzocht of een plaatsing op het MLF mogelijk is. De zorgcoördinator bekijkt hiervoor het dossier en voert gesprekken met de leerling en zijn ouders. Kernwoord voor de intake is luisteren. Luisteren naar de behoeftes van leerling, ouders, mentor en docenten. Vervolgens kijken of deze behoeftes binnen de mogelijkheden van het MLF vervuld kunnen worden. Transparantie staat hierbij voorop. Een vereist voor plaatsing is dat de verwachting er is dat de leerling de mogelijkheden heeft minimaal een VMBO-‐TL diploma te halen. Het instroomniveau is bij de aanname van leerlingen dus erg van belang. Door de keuzevrijheid van leerlingen binnen het MLF en de grote ruimtes waarbinnen les wordt gegeven is het van belang dat de leerling hierop voorbereid wordt en de mogelijkheid heeft dit (onder begeleiding) aan te kunnen. Zoals eerder beschreven kijkt het MLF vooral naar het individu. Het wordt vanzelfsprekend gevonden dat leerlingen verschillen. Deze verschillen bestaan en worden gerespecteerd. In de praktijk betekent dit dat er vrijuit gesproken wordt over gedrag van de leerling, lichamelijke beperkingen en de zaken die de leerling daarbij nodig heeft om op school goed te kunnen functioneren. Om verder vorm te geven aan onze onderwijsvisie ook voor deze groep leerlingen, zijn er verschillende protocollen geschreven die onze manier van begeleiden voor docenten en ouders voor deze groep leerlingen inzichtelijk maakt. Handelingsplan Leerlingen met een indicatie of waar zorg is omtrent gedrag krijgen aan het begin van het schooljaar een handelingsplan. Dit handelingsplan wordt opgesteld met medewerking van mentor, leerling, ouders, waar nodig casemanager en/of overige buitenschoolse ondersteuning. Deze start wordt geïnitieerd door de zorgcoördinator. Het handelingsplan wordt 3 keer per schooljaar geëvalueerd met de betrokkenen zoals reeds beschreven (zie deel II: extra zorg en begeleiding). Mocht het nodig gevonden worden dan is het mogelijk vaker te evalueren. In het handelingsplan worden de specifieke behoeften beschreven van de leerling om onderwijs te kunnen volgen. Daarbij wordt een bondige werkwijze geformuleerd. Er staat te lezen welke didactische en pedagogische aanpak past bij de leerling. In de werkwijze worden zowel de rol van mentor, vakdocent, leerling en ouders beschreven. Na goedkeuring van alle partijen wordt dit handelingsplan door de mentor in het hele team toegelicht. In de lessen De lengte en indeling van de lessen dragen er toe bij dat de leerling in de lessen begeleid kan worden. Er is een voorspelbaarheid, een begrenzing en veel ruimte voor docenten om leerlingen individueel te ondersteunen. Dit alles maakt dat er op het MLF ruimte is voor specialistische begeleiding binnen de lessen. Ambulante begeleiding van leerlingen vindt waar mogelijk plaats binnen de lessen en in de leerruimtes. Schoolondersteuningsprofiel Montessori Lyceum Flevoland
5
Mentoraat Verder is op het MLF ervoor gekozen om ook voor deze groep leerlingen de mentor de spil in de dagelijkse begeleiding te maken. De mentor is daarom voor leerling, docent en ouder het eerste aanspreekpunt binnen de school. Mentoren van leerlingen die specialistische begeleiding nodig hebben, hebben in die begeleiding al een aantal jaren ervaring of zijn hiertoe extra geschoold. Voor het goed functioneren van onze geïntegreerde leerlingbegeleiding is het van belang dat een aantal onderdelen specifiek worden beschreven. Docenten, leerlingen en ouders krijgen daardoor een goed beeld van wat onze leerlingbegeleiding inhoudt en kunnen naar aanleiding daarvan adequaat actie ondernemen. Daarom is het goed om een aantal onderdelen fysiek in de school te plaatsen middels lessen, voorlichtingen en themamiddagen/avonden. Ieder schooljaar staan onderdelen als ‘leren plannen’, ‘omgaan met pesten’, ‘afname SVL’, ‘scholing ASS’, ‘voorlichting dyslexie’ en ‘voorlichting SGA’ op het programma Schoolondersteuningsprofiel Montessori Lyceum Flevoland
6
I.
Basisbegeleiding en -‐zorg voor alle leerlingen 1e lijn 1. In de lessen
Zelfverantwoordelijk leren leren De manier van werken op het MLF is op een aantal punten anders dan de manier van werken op andere scholen in de regio. We vinden het belangrijk dat leerlingen hun eigen schoolwerk leren te plannen; zij zijn medeverantwoordelijk voor hun eigen leren. We gaan er daarbij vanuit dat Montessorileerlingen willen leren en zich verbinden aan het idee dat ze dat op het MLF zo zelfstandig mogelijk leren doen. Daarom kan een leerling voor een beperkt deel van de lestijd zelf bepalen waaraan hij/zij werkt. Niets doen aan de leerstof is geen optie! Wij gaan er vanuit dat alle leerlingen, als ze voldoende tijd besteden aan het schoolwerk, de opdrachten uit het quint (een vijfde periode in het jaar) in de vastgestelde periode af kunnen krijgen. We verwachten daarom dat de leerlingen zich aan het normtempo houden. Om dit normtempo te kunnen volgen, houden de docenten het tempo van de leerlingen goed in de gaten. Dit betekent dat vakdocenten regelmatig aandacht besteden aan plannen, afspraken maken en nakomen. De tempovrijheid van de leerling is dus een ‘vrijheid in verbondenheid’: in dit geval verbonden met onze maatschappij die eisen stelt aan normtempo en normniveau en verbonden met het leren van andere leden in de groep. Naarmate de leerlingen beter in staat blijken te zijn zelf de verantwoordelijkheid voor het werktempo te nemen, krijgen zij daarvoor meer de gelegenheid. Naast de rol van tempobewaker heeft de vakdocent ook de taak te coachen op het “leren leren” van de leerling. Het aanleren van studievaardigheden voor het betreffende vak hoort traditiegetrouw bij de rol van de vakdocent. Vanzelfsprekend hoort ook de individuele begeleiding van de leerling binnen de vakles tot de verantwoordelijkheid van de docent. Omdat het Montessorionderwijs zelfstandigheid, samenwerken en eigen verantwoordelijkheid zo belangrijk vindt, zijn die speerpunten ook terug te vinden in onze manier van werken. De lesdagen en lesuren zijn daar specifiek op samengesteld: er zijn 3 soorten lessen: Basisuur: instructie in homogene qua niveau (mh of hv) Leergebieduur: zelfstandig werken in heterogene groepen qua niveau (mhv) KWT: zelfrooster uren in heterogene groepen qua niveau én leeftijd (mhv en 1 t/m 6) Stergroepen De basis van ons onderwijs is niet de klas met 25-‐30 leerlingen, maar de stergroep van drie leerlingen. Een mentor begeleidt vijf stergroepen. Leerlingen binnen een stergroep hebben een gezamenlijke verantwoordelijkheid en kennen een wederzijdse ‘zorgplicht’ ten opzichte van elkaar. Dit wordt onder andere bereikt door de groepsopdrachten. Per quint wisselt de samenstelling van de stergroep; uit de mentorgroep van twaalf leerlingen zullen steeds nieuwe stergroepen gevormd worden. Dit ‘sociaal leren’ zal door de aandacht voor het gesprek tussen leraar en leerling en de leerlingen onderling een betere verwerking van de leerstof geven. Daarnaast heeft de stergroep natuurlijk tot doel de sociale vaardigheden verder te ontwikkelen. Samenwerken is niet altijd makkelijk; daarom worden de stergroepen ondersteund en begeleid door de mentoren. Schoolondersteuningsprofiel Montessori Lyceum Flevoland
7
Studievolgsysteem (Quintplan) Binnen het Montessorionderwijs is een goed leerlingvolgsysteem belangrijk. Een goede individuele begeleiding van de leerling is afhankelijk van juiste en actuele informatie voor iedereen. Daarom maakt het Montessori Lyceum Flevoland gebruik van een speciaal voor haar ontworpen digitaal LeerlingVolgSysteem: het LVS. Hierin wordt -‐ binnen de wettelijke grenzen en verplichtingen -‐ informatie opgenomen over tempo, niveau en andere gegevens die voor het leerproces belangrijk zijn. Het systeem biedt de leerlingen een overzicht van de leerstof die per vak en leergebied tijdens de vijf quinten van het jaar moet worden verwerkt. Centraal binnen het LVS is het Quintplan. Hiermee zal de leerling het werk (leren) plannen. Tevens is in het LVS zichtbaar hoever de leerling is en op welk niveau de leerstof is verwerkt. Feedback en beoordelingen van docenten, reflecties van de leerlingen, afspraken of verslagen van gesprekken met mentoren of docenten; alles kan worden vastgelegd en bekeken in het LVS. Tijdens de eerste quint zal er veel aandacht besteed worden aan het leren werken met het LVS. Ook voor de ouders wordt hierover een aantal informatiebijeenkomsten georganiseerd. 2. Mentoraat In de onderbouw kennen we een groepsmentoraat én een individueel mentoraat. De mentoren zijn verantwoordelijk voor de individuele en stergroepbegeleiding. Deze persoonlijke mentor is de spil van de begeleiding bij ons op school. Hij/zij begeleidt de leerling bij drie verschillende aspecten het leerproces, het sociaal-‐emotionele proces en het keuzeproces. Iedere leerling heeft eens per twee weken een individueel gesprek met de mentor; de WerkBespreking. Dan wordt onder andere de planning voor de komende tijd gemaakt en er wordt besproken hoe de leerling in de vorige periode gewerkt heeft. Wanneer een leerling of een stergroep problemen heeft met het schoolwerk en de planning daarvan, wordt er door de leerling(en) en de mentor samen naar mogelijke oorzaken en oplossingen gezocht. Leerlingen uit het eerste en tweede jaar krijgen één van de twee mentoren als individuele mentor toegewezen die hen het hele jaar begeleidt. In leerjaar 3 kiezen de leerlingen een individuele mentor uit de hele groep van docenten waarvan ze les hebben. Daarnaast is er in leerjaar 3 een groepsmentor die de studiebegeleiding en de loopbaanoriëntatie (LOB) verzorgt. De individuele mentor onderhoudt contacten met alle betrokkenen en is voor ouders het eerste aanspreekpunt van de school. 3. Leerlingbespreking De leerlingbespreking is een 6 wekelijkse bijeenkomst onder leiding van de zorgcoördinator van docenten waarin gesproken wordt over (de begeleiding van) leerlingen. De mentor kan een leerling opgeven voor de leerlingbespreking als hij een probleem ervaart met de leerling. Dit kan gaan om werkhouding, achterstanden of planningsproblemen maar ook om afspraken naar het team uit te leggen en te verduidelijken. Bij de aanmelding is het van belang dat de mentor de vraag aan de vergadering duidelijk formuleert. De zorgcoördinator verzamelt alle aanmeldingen en maakt op volgorde van aanmelding een planning voor de vergadering. Schoolondersteuningsprofiel Montessori Lyceum Flevoland
8
De bespreking van de leerlingen gaat volgens het principe van “halen en brengen” van iedere deelnemende docent wordt verwacht dat hij een inbreng heeft in de vergadering. Het is dus niet noodzakelijk de leerling les te geven om aan de vergadering deel te nemen. Voor de mentoren geldt dat het van belang is de vergadering goed voor te bereiden en helder te hebben wat zij van de vergadering willen weten. Afspraken die gemaakt worden in de leerlingbespreking worden door de zorgcoördinator in SOM vastgelegd Schoolondersteuningsprofiel Montessori Lyceum Flevoland
9
II. Extra begeleiding en ondersteuning Het betreft hier leerlingen die meer ondersteuning en of begeleiding nodig hebben dan die geboden wordt vanuit de basis om hun schoolloopbaan succesvol te doorlopen. Dit is begeleiding welke niet (meer) geboden op het niveau van de mentor maar op het niveau van de zorgcoördinator en het ZAT. A Dyslexie 1. Inventariseren en intake Aan het begin van het schooljaar worden de leerlingen die binnen zijn gekomen vanuit het basisonderwijs geïnventariseerd. Dit gebeurd door de dyslexiecoördinator. Daarna wordt een intakegesprek gevoerd om helder te krijgen waar de behoeftes van de leerling liggen op het gebied van begeleiding. Er wordt ingegaan op de begeleiding zoals de leerling die kreeg in het basisonderwijs, de relevante punten van de dyslexieverklaring en de ideeën van de leerling over de begeleiding op het MLF. In het gesprek zal ook aan de orde komen bij welk vak de leerling de meeste moeite ondervindt. Er zal worden onderzocht om welke specifieke aspecten van dat vak het gaat. Verder wordt aan de leerling uitgelegd welke momenten en vormen van begeleiding bij ons worden gebruikt. De uitkomst van het intake gesprek wordt gebruikt als basis van het handelingsplan. 2. Handelingsplan De dyslexiecoördinator verwerkt de gegevens uit het intake gesprek in een handelingsplan. Dit plan wordt besproken met de leerling en de ouders door de coördinator. De mentor en de betrokken vakdocent(en) worden door de dyslexiecoördinator op de hoogte gebracht van het handelingsplan. Waar nodig worden er zaken verduidelijkt en uitgelegd omtrent de begeleiding van de leerling in de vakles(sen). Ook hier geldt dat er in het schooljaar regelmatig een evaluatiegesprek plaatsvindt tussen docent, mentor en coördinator. Dit kan op initiatief van de dyslexiecoördinator gebeuren maar het is vanzelfsprekender dat de vakdocent of mentor deze stap maakt. Zij zien immers direct in de les hoe de vorderingen van de leerling zijn. Het handelingsplan zal worden opgenomen in het Zorglvs zodat iedere docent altijd toegang heeft tot deze informatie. 3. In de lessen De manier waarop wij dagelijks werken, blijkt dyslectici een aantal voordelen te bieden: • Leerlingen mogen proeven (proefwerken) altijd herkansen. • Leerlingen kunnen binnen de leergebieduren, KWT en het mentoruur extra aandacht besteden aan de voor hen lastige onderdelen van de stof. • Leerlingen kunnen de lesstof mondeling met de docent doornemen. • Leerlingen hebben houvast aan de van tevoren vastgelegde structuur van de lesstof in ons Quintplan. • Leerlingen kunnen, binnen grenzen, hun werktempo in de les zelf bepalen. • Leerlingen krijgen veel zelfvertrouwen door de ontspannen manier van werken. • Leerlingen kunnen met een eigen laptop werken of met een computer van school. Schoolondersteuningsprofiel Montessori Lyceum Flevoland
10
De leerling krijgt in de vakles de beschikking over een ‘dyslexiekaart’. Op deze kaart zien de docent en de leerling in 1 oogopslag op welke extra ondersteuning de leerling recht heeft. Op de kaart is er ruimte om handmatig, bijvoorbeeld naar aanleiding van een leerlingbespreking of evaluatie, aanvullingen te schrijven. De kaart wordt gemaakt en ingevuld door de dyslexiecoördinator. De leerling heeft recht op de begeleiding zoals die in de kaart staat vermeld. Hij mag de vakdocent hierover aanspreken wanneer de leerling denkt dat er iets niet goed gaat in de begeleiding. De leerling mag ook in gesprek gaan wanneer hij merkt dat er een verbetering of verandering in de begeleiding nodig is. De leerling zal deze ideeën ook met de dyslexiecoördinator moeten kortsluiten. Kortom van de leerling wordt dus verwacht, zoals op het MLF gebruikelijk is, dat ook hij initiatieven neemt om zijn begeleiding zo goed mogelijk te houden. 4. Mentoraat Naast de regulier begeleiding door de mentor (zie deel I: ondersteuning in de breedte) is er voor gekozen om de dyslexiecoördinator binnen de leergebieden te laten begeleiden. Op die manier wordt de begeleiding zichtbaar en kunnen we werken aan de acceptatie van dyslexiebegeleiding bij leerlingen en bij docenten. De dyslexiecoördinator plant met iedere leerling een moment in waarop zij het leergebied ingaat om met de leerling te kijken naar de vakspecifieke problemen. Deze planning komt net als de ‘werkbespreking’ vast te liggen zodat met leerling, ouders, mentoren en vakdocenten altijd concreet te communiceren valt over de momenten van begeleiding.
B Meer-‐ en Hoogbegaafden Meer-‐ en Hoogbegaafde leerlingen hebben op het MLF de mogelijkheid het VWO in 5 jaar te doorlopen. Meer-‐ en Hoogbegaafden hebben het vaak niet makkelijk binnen het voortgezet onderwijs en de begeleiding van meer-‐ en hoogbegaafden heeft daarom een duidelijke plek gekregen binnen de ondersteuningsstructuur van het MLF. Er is naast de hoogbegaafdencoördinator, die het eerste aanspreekpunt is en voor de dagelijkse begeleiding zorgt, per vakkencluster een V-‐coach aangesteld. Deze coaches dragen zorg voor de vakinhoudelijke begeleiding van de leerlingen zodanig dat er versneld en verdiept kan worden waar nodig en mogelijk. Het is de bedoeling dat meer-‐ en hoogbegaafde leerlingen die hierbij gebaat zijn de driejarige onderbouw van het VWO bij ons in twee jaar kunnen doorlopen. 1. Inventarisaties en intake Hoogbegaafde leerlingen komen op verschillende manieren binnen op het MLF. Sommige komen via het Leonardo onderwijs. Dit onderwijs is speciaal ingericht voor hoogbegaafde kinderen. Anderen komen via regulier basisonderwijs. Wanneer een hoogbegaafde leerling aangemeld wordt doet de hoogbegaafdencoördinator de overdracht met de basisschool. De beste manier om alle hoogbegaafde leerlingen tijdig als zodanig te herkennen zodat ze in het NEO-‐onderwijs kunnen instappen is om alle instromende leerlingen aan een IST-‐test te onderwerpen. Dit lijkt echter voorlopig financieel niet haalbaar. Naast reeds gediagnosticeerde leerlingen proberen we via cito-‐score en door middel van gesprekken met leraren uit het PO bij de warme overdracht zoveel mogelijk hoogbegaafde leerlingen te selecteren voor zij gaan deelnemen aan het onderwijs op het MLF. Wanneer leerlingen die niet reeds bij aanvang van Schoolondersteuningsprofiel Montessori Lyceum Flevoland
11
het schooljaar gedetecteerd zijn buitengewoon goede resultaten leveren kunnen zij tot een paar maanden na aanvang nog instromen in het NEO-‐onderwijs 2. Handelingsplan De hoogbegaafdencoördinator verwerkt de gegevens uit het intake gesprek in een handelingsplan. Dit plan wordt besproken met de leerling en de ouders door de coördinator. De mentor en de betrokken vakdocent(en) worden door de coördinator op de hoogte gebracht van het handelingsplan. Waar nodig worden er zaken verduidelijkt en uitgelegd omtrent de begeleiding van de leerling in de vakles(sen). Ook hier geldt dat er in het schooljaar regelmatig een evaluatiegesprek plaatsvindt tussen docent, mentor en coördinator. Dit kan op initiatief van de hoogbegaafdencoördinator gebeuren maar het is vanzelfsprekender dat de vakdocent of mentor deze stap maakt. Zij zien immers direct in de les hoe de vorderingen van de leerling zijn. Het handelingsplan zal worden opgenomen in het Zorglvs zodat iedere docent altijd toegang heeft tot deze informatie. 3. In de vaklessen Voor deze leerlingen is er voor alle vakken een apart programma gemaakt (het NEO-‐Quint) waaraan zij in de vaklessen werken. Hierin is rekening gehouden met versnelling, verdieping en verbreding. Naast de reguliere begeleiding van de vakdocent kan in het leergebied tijdens de lessen en kwt’s, gebruik gemaakt worden van de in ieder vakkencluster aanwezige V-‐coach die opgeleid is om deze leerlingen met specifieke hulpvragen te begeleiden. Het volgen van de NEO-‐quints maakt het mogelijk om de onderbouw van 3 jaar in 2 jaar te doorlopen. 4. Mentoraat De dagelijkse gang van zaken wordt begeleid door de mentor. Hij is verantwoordelijk voor de werkbespreking en signaleert eventuele problemen. Hij is in eerste instantie verantwoordelijk voor de voortgang en het welbevinden van de leerling. Deze begeleiding wordt zo nodig ondersteund door een V-‐coach. De ondersteuning kan door de mentor zelf, de ouders of de leerling aangevraagd worden. Ook kan de ondersteuning ingezet worden naar aanleiding van een rapportvergadering. 5. V-‐coach Allereerst is de V-‐coach verantwoordelijk voor de begeleiding. De V-‐coach ondersteunt de mentor bij de begeleiding van de hoogbegaafde leerlingen. De V-‐coach geeft gespecialiseerde begeleiding in geval van onderpresteren. Deze begeleiding in de onderbouw dient persoonlijk te zijn ( POP training). In de bovenbouw daarentegen wordt deze begeleiding in groepen van 4-‐6 leerlingen ingezet. ( TOP training) Eventueel kunnen ook niet hoogbegaafde onderpresteerders aan deze trainingen deelnemen. De V-‐coach maakt waar nodig POP plannen in geval van leerlingen met speciale talenten op het gebied van sport of kunst. De V-‐coach begeleidt tevens de extracurriculaire activiteiten van de hoogbegaafde leerlingen. In de onderbouw gebeurt dit eventueel in samenwerking met de docent Vrije Keuze. Tevens is het van belang dat de V-‐coach bouwt aan een netwerk om deze extra curriculaire activiteiten mogelijk te maken. De V-‐coach onderhoudt contacten met universiteiten, hogescholen, het bedrijfsleven, de kunstwereld en maatschappelijke organisaties. Schoolondersteuningsprofiel Montessori Lyceum Flevoland
12
5. Extra KWT Voor deze leerlingen worden extra verdiepings-‐ en verbredings-‐KWT’s aangeboden waar ze gebruik van kunnen maken. C Counseling Counseling is een vorm van persoonlijke begeleiding voor leerlingen die – om wat voor reden dan ook – behoefte hebben aan een vertrouwelijk gesprek. De counselor helpt om zelf de weg uit het probleem te vinden. Het accent ligt meer op begeleiden dan leiden, meer op luisteren en meedenken dan dirigeren. Meestal zijn een paar gesprekken al voldoende om helderheid in het probleem te krijgen. Zo nodig kan de counselor de leerling doorverwijzen naar een passende hulpverlener buiten de school. Leerlingen kunnen op eigen initiatief naar de counselor gaan of op aanraden van de mentor. In deze omschrijving van de counseling op het MLF ligt de nadruk op de vertrouwelijkheid van de gesprekken tussen de leerling en de counselor. Het woord vertrouwelijk is verbonden aan het woord veiligheid. Veiligheid is een voorwaarde om te leren, om fouten te mogen maken. Specifieker kan gesteld worden dat met betrekking tot counseling veiligheid een belangrijke basisbehoefte is waaraan moet worden voldaan om in staat te zijn aan jezelf te kunnen en mogen ‘sleutelen’ zonder daarbij het gevaar te lopen afgewezen te worden. Om in de beeldspraak van ‘sleutelen’ te blijven kan de counselor als een gereedschap gezien worden dat de school de leerling ter beschikking stelt om te werken aan zichzelf. Als gevolg van het bovenstaande is het vanzelfsprekend dat de counselor geen ruggespraak houdt met mentor, vakleerkracht of schoolleiding over de voortgang van de gesprekken of om te checken of de leerling gemaakte afspraken met de counselor nakomt in de dagelijkse schoolpraktijk. Ook omgekeerd mag er geen sprake zijn van samenwerking in de begeleiding van de leerling. Ruggespraak kan er voor zorgen dat de visie van de counselor op de leerling gekleurder en minder objectief wordt. D Faalangstraining Faalangst is de angst om fouten te maken in situaties waarin je denkt/weet beoordeeld te worden. Vrijwel alle leerlingen ervaren in min of meerdere mate faalangst. In zekere mate werkt het bevorderend voor concentratie en inzet. Een teveel aan faalangst echter, kan belemmerend werken. Uit onderzoek is gebleken dat 10% van de leerlingen op een middelbare school last ondervindt van faalangst. De faalangstreductietrainging binnen het MLF heeft als doel het ondersteunen van de 10% van de leerlingen die last ondervinden van faalangst door herkenning, aanvaarding en oefening. De training vindt plaats in een kleine groep van maximaal 10 leerlingen waarbij geoefend wordt om veroordelende negatieve gedachten om te zetten in positieve helpende gedachten. Hierbij gaan leerlingen door oefeningen met ademhaling, spierspanning en visualisatie leren ontspannen. Leerlingen doen oefeningen en door het nabespreken van deze oefeningen herkennen zij gedragingen bij zichzelf en komen tot oplossingen bij zichzelf of anderen. Hierdoor is de training zelfontdekkend. Schoolondersteuningsprofiel Montessori Lyceum Flevoland
13
Inventarisatie en intake Iedere leerling waarvan het vermoeden bestaat dat hij last heeft van faalangst kan door de mentor aangemeld worden voor een faalangstreductietraining. Elke leerling die aangemeld is krijgt een intakegesprek met de coördinator van de training. In dit gesprek wordt besproken waar hij/zij last van heeft, in welke mate en of er voldoende motivatie is om het aan te pakken middels een training. Indien het idee bestaat dat een leerling onvoldoende gemotiveerd is, danwel een hulpvraag heeft die niet beantwoord kan worden via training, dan neemt deze leerling niet deel aan de training. In de vaklessen Binnen de lessen observeren vakdocenten en mentoren het gedrag en de werkhouding van de leerlingen. De bedoeling is dat docenten voorgelicht worden over gedragingen die kunnen wijzen op faalangst. Docenten die deze gedragingen in leerlingen herkennen, kunnen hen – via de mentor (na overleg met ouders) -‐ aanmelden voor een intake. E Zorg Advies Team Wanneer de hulpvraag van een leerling te complex wordt, wordt de leerling besproken in het ZAT. De adviezen die worden gegeven kunnen verschillend van aard zijn. Het belang van de leerling is leidend bij het geven van de adviezen. Door als school samen te werken met verschillende externe instanties, is het mogelijk om voor 1 kind 1 plan te maken. Samenwerking met ouders is hierbij een voorwaarde. In het ZAT van het MLF werken de volgende instanties samen: • De zorgcoördinator • De orthopedagoog • Bureau Jeugdzorg (BJZ); biedt consultatie vanuit de jeugdhulpverlening en is ook beschikbaar om op school gesprekken met leerlingen te voeren en kan de aanmelding en -‐zo mogelijk ook-‐ de intake verzorgen voor leerlingen die verwezen worden naar BJZ; • Leerplichtaangelegenheden; biedt consultatie en kan bij schoolverzuim leerlingen (en ouders) oproepen voor een gesprek en -‐indien nodig-‐ sancties opleggen; • Fornhese; biedt consultatie vanuit de geestelijke gezondheidszorg; • Schooljeugdarts -‐ GGD; biedt consultatie en kan leerlingen oproepen voor een gesprek/onderzoek; • Jongere maatschappelijk werkende; biedt consultatie en is ook beschikbaar om, eventueel op school, gesprekken te voeren met leerlingen en/of ouders. • Jeugdwijkagent Politie Flevoland; biedt consultatie en kan ingeschakeld worden voor voorlichting en/of gesprekken.
Schoolondersteuningsprofiel Montessori Lyceum Flevoland
14
Werkwijze 1 Wanneer er zorgen zijn over een leerling wordt deze leerling eerst in de leerlingbespreking op de besproken. Belangrijk is dat de mentor van de leerling voldoende informatie verzamelt. De mentor overlegt over de leerling met de zorg coördinator. Wanneer er behoefte is aan consultatie, kan een leerling in het ZAT worden ingebracht. Te denken valt aan zorgen/problemen op het gebied van gedrag, het leren, aanwezigheid, lichamelijke gesteldheid, sociale contacten, verslaving, het gezin etc. 2 De zorgen over de leerling worden door de mentor e/o de zorgcoördinator besproken met de ouders en de leerling. In overleg met ouders wordt het aanmeldingsformulier ingevuld en ondertekend door de ouders. 3 Het ZAT overlegt elke zes weken op woensdagmiddag. Deelnemers ontvangen een rooster waarin staat wie wanneer aanwezig is. Tijdens het overleg wordt nader ingegaan op (het probleem van) de leerling en worden verhelderende vragen gesteld om zo tot een (begeleiding)advies te komen. Er wordt gekeken wat er op school kan worden gedaan om de leerling te begeleiden, wie dit het beste kan doen en/of welke instantie buiten school de leerling kan helpen. Om te kunnen beoordelen of een advies goed was en/of moet worden bijgesteld, komt de leerling in een volgende bespreking weer aan bod. 4 Het verslag wordt tijdens het overleg digitaal bijgewerkt. Van alle besproken leerlingen wordt kort de probleemsituatie beschreven, aangevuld met nieuwe ervaringen en actiepunten. Deelnemers ontvangen het verslag in de week van het overleg, zodat er voldoende tijd is om de actiepunten uit te voeren. Met alle informatie wordt vertrouwelijk omgegaan. Schoolondersteuningsprofiel Montessori Lyceum Flevoland
15
Specialistische begeleiding en zorg: 3e lijn De derde lijn is begeleiding buiten school. Verwijzing naar de derde lijn loopt via de tweede lijn en uiteraard met inbreng van en in overleg met de zorgcoördinator e.o. mentor. De begeleiding buiten school wordt gedaan door externe instanties. Sociaal-‐emotioneel • Als zich met leerlingen in school situaties voordoen, die voortkomen uit omstandigheden buiten school, maar die het functioneren van de leerling negatief beïnvloeden. • Als er gebruik gemaakt moet worden van specifieke deskundigheid. Verder zijn er contacten met de 3e lijn op drie manieren: -‐ in de zin van begeleiding e.o. zorg van leerlingen die bij ons op school zitten -‐ adviezen, consultatie en aanbod van specifieke deskundigheid bij het overstappen naar een andere school III.
Schoolondersteuningsprofiel Montessori Lyceum Flevoland
16
IV. Wat verwachten wij van leerlingen? Wij verwachten van alle leerlingen dat ze een proactieve en positieve leerhouding hebben. Omdat leerlingen niet alleen maar wat komen halen maar ook wat komen brengen, spreken we hier onze verwachtingen uit over een achttal leerlingkenmerken: I. Ze vinden het leuk om te leren II. Ze vinden het prima dat anderen anders zijn dan zij. III. Samen met hun mentor zoeken zij de beste manier van werken. IV. Ze willen leren om zo zelfstandig mogelijk te leren. V. Ze leren plannen met het Quintplan. VI. Ze werken samen met hun ‘stergroep’ en steunen de leden daarvan. VII. Ze zijn zelf verantwoordelijk voor hun eigen (leer)gedrag. VIII. Ze zeggen tegen de docenten wat zij vinden. Geïntegreerde leerlingbegeleiding houdt op het MLF in dat alle ontwikkelingsprocessen van ‘leren leren’, ‘leren leven’ en ‘leren kiezen’ integraal terugkomen in de begeleiding binnen de lessen. Op school zijn leerlingen desalniettemin allereerst léérlingen. De aandacht van de leerlingen gaat dan ook op school voornamelijk uit naar het schoolwerk en pas in tweede instantie naar andere zaken en dan vooral daar waar die invloed hebben op het schoolwerk. Tijdelijk kan de aandacht opgeëist worden door zaken die niet direct met school te maken hebben maar wel het schoolwerk van leerlingen beïnvloeden of belemmeren. De focus zal niettemin op school altijd binnen redelijke tijd weer terug moeten keren naar het onderwijs aan de leerlingen. De leerlingen op het MLF krijgen geen verplicht huiswerk. Dat betekent echter niet dat een leerling thuis nooit iets aan het schoolwerk hoeft te doen. Ook als op school goed gebruik wordt gemaakt van de lessen, verwachten we dat thuis tijd aan schoolwerk besteed moeten worden om de eigen planning af te krijgen. In de brugklas is ruim een uur per dag heel normaal. Schoolondersteuningsprofiel Montessori Lyceum Flevoland
17
V. Wat verwachten wij van ouders? De school heeft de ouders nodig om samen met hen er voor te kunnen zorgen dat de leerling op school zich zo goed mogelijk ontwikkelt. Wij zien dat als een gedeelde verantwoordelijkheid voor een proces waarin alle partijen zoekende zijn en fouten mogen maken. Vanuit wederzijds respect elkaar aanspreken op zaken die minder goed gaan hoort daarbij, Wij verwachten van ouders dat zij een proactieve begeleidingshouding hebben. Onze leerlingen hebben hun ouders nodig om op school goed te kunnen presteren. Het MLF heeft de volgende verwachtingen van ouders uitgesproken. I. Ze vinden het prima dat hun zoon/dochter anders is dan andere leerlingen II. Ze volgen (en begeleiden) thuis actief hun zoon/dochter vanuit ons quintplan III. Ze bezoeken daartoe de voorlichtingsbijeenkomsten IV. Samen met hun zoon/dochter en de school zoeken zij de beste manier van werken V. Ze delen met school de informatie over de persoonlijke en gezinssituatie die nodig is om de leerling goed te kunnen begeleiden VI. Ze zijn er verantwoordelijk voor dat hun zoon/dochter thuis voldoende huiswerk maakt en ook kán maken VII. Ze gaan uit van het vertrouwen dat de medewerkers van het MLF hun zoon/dochter zo goed mogelijk probeert te begeleiden VIII. Zij zeggen wat ze vinden. Schoolondersteuningsprofiel Montessori Lyceum Flevoland
18
VI. Waar streven wij naar? Zoals eerder aangegeven zal met de invoering van Passend Onderwijs de financiering van de begeleiding van de leerlingen die extra begeleiding nodig hebben wijzigen. Hierbij geldt dat het MLF in staat moet zijn de leerling de begeleiding te bieden die nodig is. Voorwaarde hiervoor is dat de leerling in staat moet zijn minimaal een VMBO-‐TL diploma te kunnen halen. De hoeveelheid zorgleerlingen die wij kunnen bedienen is mede afhankelijk van: -‐ de zwaarte van de problematiek -‐ in hoeverre ouders meewerken met de school -‐ of er hulpverlening/ambulante begeleiding actief is -‐ de professionaliteit van de mentor/vakdocenten -‐ de mogelijkheid hulpmiddelen in te zetten Voor het aannemen van leerlingen met een ondersteuningsbehoefte geldt dat er voor de school een grens is aan de hoeveelheid geïndiceerde leerlingen. Het is niet mogelijk een harde grens te stellen en dat is ook niet het doel van dit document. Het bereiken van de grenzen van begeleiding is immers afhankelijk van meerdere factoren. Globaal kan gezegd worden dat de grens van begeleiding in zicht komt wanneer de leerling zijn eigen leerproces en dat van een andere leerlingen bij herhaling negatief beïnvloedt of de veiligheid van de leerling, medeleerlingen of personeel in het geding komt of wanneer de leerling een continue één op één begeleiding nodig heeft. Voor de komende jaren zal de nadruk van de ontwikkeling van de school liggen op de versteviging van het mentoraat. De mentor is zoals eerder aangegeven de spil in de begeleiding van de leerling met een ondersteuningsbehoefte en dit vergt bijzondere vaardigheden. De school wil de komende jaren sterk inzetten op het vergroten van deze vaardigheden. Naast versteviging van het mentoraat zal de mogelijkheid van het starten van een zorgklas verder onderzocht worden. Het is het uitgangspunt van het MLF om de begeleiding te laten plaatsvinden in de leerruimten en er geen aparte plek voor in te richten. De mogelijkheden en de vormgeving hiervan moeten nog verder onderzocht en uitgewerkt worden. Schoolondersteuningsprofiel Montessori Lyceum Flevoland
19