Schoolondersteuningsplan Prinsentuin Andel
Datum: augustus 2014 Door: R. Nijssen
Inleiding.
Als Samenwerkingsverband De Langstraat hebben we besloten dat er een format gepresenteerd zal worden dat gebruikt wordt door alle scholen. Dit format kan gelinkt worden aan het ondersteuningsplan van het SWV en biedt het voordeel dat we allen dezelfde taal en gegevens aanleveren aan belangstellenden. In dit Schoolondersteuningsplan legt de school vast welk ondersteuningsaanbod ze heeft in basis en extra zorg en legt de school vast hoe de expertise is gegarandeerd of behouden blijft ten behoeve van het aanbod. Op basis van dit ondersteuningsplan wordt de vraag naar ondersteuning, financiën en personeel geformuleerd richting de eigen school en SWV. Scholen hebben een inspanningsverplichting om uit eigen middelen in de lumpsum professionalisering en/of scholing van personeel te realiseren. Het SWV heeft met alle schoolbesturen de verplichting om een dekkend ondersteuningsaanbod te realiseren en te financieren. Scholen bepalen zelf met inachtneming van de wettelijke voorschriften wat in het ondersteuningsplan komt.
Andel, augustus 2014
R. Nijssen
Hoofdstuk 2 – Organisatie Onderwijs en Zorg
2.1
Algemene gegevens van de school
Prinsentuin Andel Buitenlaan 2 Postbus 24 T 0183-447474 F 0183-447479 E
[email protected] I www.prinsentuinandel.nl PRINSENTUIN ANDEL Prinsentuin valt onder het bevoegd gezag van het Regionaal Opleidingen Centrum (ROC) West-Brabant. Het ROC West-Brabant is gevestigd in Etten Leur. Het postadres luidt: ROC West-Brabant Postbus 699 4870 AR Etten-Leur T: 076 – 504 80 00 Prinsentuin verzorgt het vmbo-onderwijs in Andel in de sector Groen. De algemeen directeur van Prinsentuin is de heer A.C.J. Flink. Onder zijn verantwoordelijkheid vallen ook Prinsentuin van Cooth in Breda, Oudenbosch en Halsteren, ’t Bergse VMBO in Bergen op Zoom, Westerpoort in Tholen, Scala in Teteringen, Effent in Oosterhout, Praktijkschool Breda en De Rotonde in Breda. De heer Flink is bereikbaar op het adres: Centraal Kantoor Frankenthalerstraat 13 4816 KA Breda Postbus 6956 4802 HZ Breda T: (076) 572 39 00 F: (076) 572 39 10 E:
[email protected] 2.2
Regio
Ligging van de school Prinsentuin heeft een grote regionale onderwijsfunctie. Leerlingen komen niet alleen uit het Land van Heusden en Altena, maar ook uit de Bommelerwaard, de streek rondom Waalwijk en Kaatsheuvel als ook de regio Oosterhout, Dongen, Raamsdonksveer en Geertruidenberg. Schoolleiding Vestigingsdirecteur: Mevr. E. Messing Buitenlaan 2 4281 NX Andel 0183-447474
Adjunct-directeur, tevens plaatsvervangend directeur: Dhr. A. Nijssen Buitenlaan 2 4281 NX Andel 0183-447474 Een aantal directietaken is gedelegeerd aan docenten met een coördinerende taak. Deze algemene coördinatoren zijn: Onderbouw vmbo Mevr. K. Bos Buitenlaan 2 4281 NX Andel 0183-447474 Bovenbouw vmbo Dhr. H. Weijtens Buitenlaan 2 4281 NX Andel 0183-447474 De mentor is contactpersoon voor leerling en ouders/ verzorgers van iedere groep. Bij de start van het schooljaar ontvangt iedere leerling de naam van de mentor. Mentoren zijn telefonisch bereikbaar op school onder de pauzetijden. Prinsentuin verzorgt vmbo-onderwijs in de basisberoepsgerichte, kaderberoepsgerichte en de gemengde leerweg voor circa 760 leerlingen. Er zijn 65 docenten aan de school verbonden. Daarnaast zijn er 25 personen als onderwijsondersteunend personeel werkzaam. Busvervoer Prinsentuin in Andel heeft een regionale functie. Onze leerlingen komen uit een gebied met een straal van ca. 30 km. Het busvervoer is erg goed geregeld. De busdiensten zijn afgestemd op de schooltijden.
2.3 Zorgorganisatie Schema van de interne zorgorganisatie (zorgstructuur), organogram als voorbeeld: Directie
E. Messing
Adjunct/Zorg
R. Nijssen
Zorgcoördinator
Orthopedagoog
M. Rijvers
M. Rijvers
Orthopedagoog
K. de Jong
Leerlingbegeleiders
AB-ers REC
Mentoren
36 mentoren
Docenten
27 docenten
In een bijlage opnemen het functieprofiel zorgcoördinator, coördinator onderbouw, bovenbouw en zorgteam. Zie bijlage.”Functieprofiel zorgcoördinator, coördinator onderbouw en zorgteam”. (bijgevoegd)
2.4
Functie OT
Het Ondersteuningsteam (OT) Prinsentuin heeft een OT. In het ondersteuningsteam participeren de belangrijke externe partners in zorg. Het OT richt zich op: - Interventie en samenwerking - Consultatie - Doorverwijzing - Eindevaluatie en nazorg Het OT draagt bij aan de permanente kwaliteitsbewaking van de school. Het OT bestaat uit de zorgcoördinator, een orthopedagoog*, de ambtenaar leerplicht, de schoolarts, de CJG-er, AB-er van REC 4, BJZ (op afroep) en directie (op afroep) Het OT komt om de zes weken bij elkaar in deze samenstelling. De afspraken, gemaakt binnen het OT, worden genotuleerd. Echter is er de behoefte ze nog meer te borgen. Bij onze school is deze borging extra gecompliceerd omdat er binnen het zorg netwerk sprake is van vele verschillende partners, verspreid over een grote regio. Bij onze laatste kwaliteitsmeting (november 2010) is dit als ontwikkelpunt geconcludeerd.
Het OT heeft het voordeel dat onze leerlingen worden gezien en gekend. De missie van Prinsentuin is ook gericht op optimale ontplooiing van elke leerling. Veel problemen, aan de orde komend in de vergaderingen, zijn complex en schooloverstijgend. Mentoren en docenten gaan lang door in hun begeleiding, soms ook over de grenzen van het regulier onderwijs. Deze valkuil van de school heeft o.a. geresulteerd in een goede zorgstructuur met veel deskundigheid, maar als een leerling eenmaal in beeld is van het OT, is een oplossing vaak gecompliceerd.
Hoofdstuk 3 – Ondersteuningsstructuur
3.1 Visie en missie. Visie De school wil iedere leerling de mogelijkheid bieden om het maximale uit zichzelf te halen door zijn talenten te benutten en verder te ontwikkelen en door te leren omgaan met zijn beperkingen. Elke leerling, die belemmeringen ondervindt in zijn ontwikkeling komt in aanmerking voor begeleiding . De begeleiding is afgestemd op de behoefte van iedere leerling (maatwerk). Zorg, geboden aan leerlingen is geïntegreerd en in samenhang opgenomen in het onderwijsleerproces, zodat voor er voor leerlingen de mogelijkheid bestaat het maximale uit zichzelf te halen. De begeleiding is afgestemd op de behoefte van de leerling waar het uitgangspunt is om recht te doen aan verschillen. Missie Door een krachtige leeromgeving zal deze begeleiding (zorg) zoveel mogelijk in de reguliere lessen en in de begeleiding door de mentor worden geboden. Daar waar nodig levert de school ondersteuning en zorg buiten de reguliere lessen. Daarvoor beschikt de school over een uitgebreid intern begeleidingsaanbod. De leerling wordt gekend. Docenten en mentoren zijn op de hoogte van de kwaliteiten en belemmeringen van de leerling en zijn directe omgeving. Zij zijn bekwaam om maatwerk te leveren in de lessen. Ouders zijn verantwoordelijk en worden als zodanig gekend en betrokken bij de zorg die aan leerlingen wordt geboden. Onderwijs en zorg vloeien in elkaar over. Het systeem van de zorg is samenhangend met en geïntegreerd in het schoolsysteem. Prinsentuin kenmerkt zich door een sterke basisstructuur en een veilig schoolklimaat. Binnen de schoolcultuur is er sprake van een goede afstemming tussen onderwijs en begeleiding ( tweedeen derdelijns zorg), waardoor er sprake is van een vangnet voor kinderen die extra zorg en aandacht behoeven.
3.2 Doelen/Verwachte resultaten We splitsen onze doelen en verwachtingen uit in verschillende lagen van begeleiding. Wat hoort bij elke laag. Vrij vertaald: Basis, Basis plus en zwaardere ondersteuning (eventueel in combinatie met externe instanties.). Eerstelijnszorg. Het doel wat Prinsentuin Andel haar zelf stelt voor de komende jaren is om de voorsprong op het gebied van zorg aan leerlingen, waar nu sprake van is, te behouden. Vele zaken verlopen goed en moeten we continueren. Docenten, begeleiders, leden van het zorgteam zijn goed op elkaar ingespeeld. In het kader van Passend onderwijs is het van groot belang binnen ons zorgprofiel (Bijlage 8). onze mogelijkheden en onmogelijkheden duidelijk aan te geven. We willen de capaciteit van de eerstelijnszorg vergroten en verbeteren. Dit is de zorg door mentor en vakdocent. In de onderbouw ligt het accent op ondersteuning in de basisvaardigheden voor rekenen en taal en op het gebied van de studievaardigheden. (Reken en taalbeleid) Aandacht voor de leerproblemen, die met name bij de vakken Nederlands, Engels en wiskunde een rol spelen. En aandacht voor gedragsproblemen, die een juiste werkaanpak belemmeren, zoals problemen met structureren, ordenen, concentratie en motivatie. We streven op Prinsentuin maatwerk na. De ruimte hiervoor vinden we bij de KWT uren (Keuzewerktijd), mentorlessen, steunlessen en tevens lessen RT. Dit betekent dat, voor wat betreft de onderbouw, in het programma van Nederlands, Engels en Wiskunde ruimte gemaakt wordt om leerlingen een aangepast programma te kunnen bieden. In principe wordt dit programma in de lessen zelf aangeboden. De docent is verantwoordelijk voor het aanbieden, begeleiden en controleren van het aangepaste programma. Op verzoek van de docent kan het zorgteam de docent zelf ondersteunen dan wel de leerling hulp bieden. Hulp van het zorgteam aan de leerling buiten de les is een kortdurend traject (in principe niet langer dan 2 maal 8 weken) . Passend bij de behoefte van de leerling. Deze kortdurende hulp aan de leerling door experts kan indien nodig een vervolg krijgen door een aanvullend of aangepast programma. Ook wordt er van de eerstelijnszorg steeds meer expertise gevraagd op het gebied van specifieke leerproblemen. Taak van docenten is het signaleren van problemen, leerlingen met problemen in de les begeleiden door uitvoeren van het (individuele) handelingsplan, aanpassen van instructie, werkvorm en lesstof. Tevens behoort het tot de taak van docenten veel voorkomende leerproblemen zoals dyslexie en dyscalculie te signaleren. De docenten zijn bekend met de kenmerken van veel voorkomende leerproblemen. Zij dienen op grond daarvan, samen met de leden van het zorgteam, uitvoering te geven aan een handelingsplan. Zij dienen de gegevens van veel gebruikte tests van de basisscholen te kunnen interpreteren. De docenten voor Nederlands, Engels, Duits en Wiskunde moeten bekwaam zijn om naar aanleiding van de signalering het probleem in beperkte mate verder te onderzoeken om op grond daarvan een aanpassing te kunnen doen in het programma van de leerling en/of een aanvraag te kunnen doen voor steunles van een expert.
Een niet onbelangrijke component binnen Prinsentuin is het pedagogisch didactisch klimaat c.q. een veilige motiverende leeromgeving. Docenten bieden in hun lessituatie de ruimte en mogelijkheid om leerlingen met sociaal-emotionele - en gedragsproblemen te helpen. Zij streven eenheid in de begeleiding na en evalueren dat regelmatig in mentorgesprekken met de coördinator van betrokken leerjaar. De coördinator stuurt in dezen het evaluatieproces. Het (individuele) handelingsplan is de leidraad voor de docenten en is onderwerp van overleg in teamvergaderingen. De docent is verantwoordelijk voor de uitvoering van het handelingsplan in de les. Op verzoek van de docent/ coördinator kan het zorgteam de docent zelf ondersteunen dan wel de leerling hulp bieden. Ook hier is de hulp van het zorgteam aan de leerling buiten de les een kortdurend traject (in principe niet langer dan 2 maal 8 weken). Tweedelijnszorg. ( Zorg door de experts) Mentoren en docenten worden in hun begeleiding aan leerlingen ondersteund door experts voor wat betreft het herkennen van problemen, aanpassing van het programma en begeleiding van een leerling. Voor het signaleren en het herkennen van leerproblemen kan het IOT (intern ondersteuningsteam = orthopedagoog en coördinator) zowel een groep docenten als individuele docenten ondersteunen. Dat kan door collegiale consultatie, begeleiden van de eigen vakgroep, verzorgen van studiebijeenkomsten, enz. De specialist kan leerstof en materialen aanreiken. De RT/steunles wordt in kleine groepen gegeven door experts gedurende een beperkte tijd. Docenten kunnen voor een leerling steunles onderbouwd aanvragen. Deze ondersteuning is intensief en gericht op de leerstrategie en de werkwijze. De steunles wordt gegeven door experts. Dat wil zeggen dat de experts geschoold en bekwaam is om leerlingen met leerproblemen adequaat te helpen. De ondersteuning is kortdurend: in principe niet langer dan 2 maal 8 weken. Indien de specialist langduriger ondersteuning nodig vindt, wordt een nieuwe aanvraag gedaan. Voor een intensieve begeleiding is het nodig dat steunlesgroepen in principe niet groter zijn dan 5 tot 8 leerlingen. Dit betekent tevens dat het programma dat de leerling in het kader van zijn begeleiding doorloopt onderdeel is van zijn schoolprogramma en de experts een specifiek deel daarvan begeleidt in de steunlessen. De rest van het programma wordt geoefend in de les (in KWT of thuis) onder verantwoordelijkheid van de docent. Voor leerlingen, die RT/steunles krijgen, wordt door de expert een kort handelingsplan opgesteld. Daarin is opgenomen wat in de steunles wordt behandeld, welke ondersteuning in de reguliere les wordt gegeven en welke aanvullende oefeningen in de les of thuis worden gedaan. De expert heeft hierover overleg met de docent. Na afsluiting van de RT/steunles geeft de expert in de evaluatie aan welke ondersteuning de leerling in de les nog nodig heeft. Het aantal specialisten kan in aantal worden vergroot door scholing en dient in de toekomst zoveel mogelijk breed inzetbaar te zijn. Een belangrijke taak van de experts is het ondersteunen van de docenten. In onze organisatie is de meest voor de hand liggende manier in dezen de collegiale consultatie, de hulp aan de eigen vakgroep. Dit houdt in: de begeleiding van (de hulp aan) docenten met betrekking tot de begeleiding van een individuele leerling, de aanpak van een specifiek leerprobleem in de les en ook ondersteuning bij de uitvoering van de het taal- en rekenbeleid.
Een andere belangrijke taak van de experts is de directe hulp aan leerlingen in steunlessen. De planning van de steunles hangt af van het rooster van de leerling. De RT leerkracht, die direct deel uit maakt van het zorgteam, deelt de leerlingen in op grond van de aangevraagde hulp. Het is belangrijk dat de experts breed inzetbaar zijn d.w.z. of in zijn of haar eigen rooster veel ruimte heeft om ingezet te worden voor de ondersteuning of dat zijn of haar expertise op verschillende gebieden ligt, zodat er sprake is van een bekwame begeleiding aan leerlingen met diverse leerproblemen. Op grond van de meest voorkomende leerproblemen en op grond van de huidige vraag naar ondersteuning zijn experts nodig op het gebied van: Engels en Wiskunde in de onder- en bovenbouw en voor Nederlands in de onderbouw. Verder zijn er experts nodig die deskundig zijn op het gebied van dyslexie en dyscalculie. De experts werken professioneel onder leiding van de coördinator onder/ bovenbouw en het directielid met zorg in het pakket. De experts vergroten hun bekwaamheid door intervisie bijeenkomsten. Ook is er de mogelijkheid van nascholing, waarbij in aanmerking genomen dient te worden dat de geboden scholing relevant is voor de dan geldende onderwijs- leersituatie, waarbij de expert deel uitmaakt van de Prinsentuin organisatie. Belangrijk binnen de scholing is dat er aandacht is voor de werkwijze van de experts en moeilijk te begeleiden problemen. Niet alleen het profiel van de leerling maar ook het schoolprogramma en de werkwijze in de les zijn leidraad bij de opstelling van het handelingsplan. Voor leerlingen met een zeer ernstige en/of gecompliceerde problematiek geeft het zorgteam advies aan mentor, vakdocenten en ouders. Zij stelt ook het handelingsplan op. Het zorgteam voert samen met de mentor het handelingsplan uit of begeleidt de docent bij de uitvoering. Dit geldt ook voor hulp op sociaal emotioneel gebied.
Derde lijnszorg. (Hulp van buiten de school) Bij zeer ernstige en gecompliceerde (leer)problemen wordt bekeken welke hulp de school kan bieden. De coördinator onder/bovenbouw kan, na consultatie bij het zorgteam, besluiten dat een langer traject (meer dan 16 weken) van begeleiding door een specialist nodig is. In het beleid van de school is aangegeven wat de grenzen zijn aan de hulp die leerlingen op het gebied van leerproblemen of sociaal-emotionele problemen kunnen krijgen. De hulp vraag kan de expertise van de school te boven gaan. Ook kan de hulpvraag een te zwaar beroep doen op de zorgmogelijkheden van de school. Dat laatste kan het geval zijn als voor leerlingen langdurig individuele hulp nodig is, op meer gebieden hulp van een expert nodig is, de hulp van de expert intensief moet zijn of hulp van een expert gedurende zeer lange tijd nodig is. Indien de hulp, die nodig is, niet, of voor een deel niet door de school geboden kan worden, wordt door de zorgcoördinator aan ouders geadviseerd over hulp buiten de school, nadat overleg heeft plaats gevonden met de afdelingscoördinator .Dit kan in het OT (Ondersteuningsteam), maar is niet strikt noodzakelijk. Soms vraagt een hulpvraag om een pragmatischer (snellere) oplossing. Je kunt niet altijd wachten op de volgende bijeenkomst van het OT. Het betreft hier geen leerproblemen, maar problemen op sociaal emotioneel gebied. De school geeft aan hoe de afstemming van schoolse en buitenschoolse zorg wordt geregeld. Daartoe is overleg geweest met de ouders en met de buitenschoolse hulpverlener. Voor leerlingen met een extra ondersteuningsbehoefte (situatie december 2014)wordt in overleg met de ambulante begeleider afgesproken welke taken de ambulante begeleider kan uitvoeren in de ondersteuning van de docenten en mentoren en in de directe ondersteuning van de leerling. Daarbij geeft de school haar grenzen van zorg, die zij kan bieden, aan. Ook in geval van een OPP geldt dat in het geval de school en de ambulante begeleider de hulp niet kunnen bieden, de school aan de ouders advies uitbrengt over hulp buiten de school. Voor de (voorheen) LGF leerlingen met een cluster 4 indicatie komen er ambulant begeleiders van Stichting Het Driespan om het aantal begeleiders in de school te beperken en om de begeleiders de school beter te leren kennen.
3.3
Onderwijsondersteuningprofielen in de school
3.4
Beschrijving (zie format) basisondersteuning
Reeds aangegeven bij de doelen en verwachtingen in hoofdstuk 3.2 zien we een uitbreiding van onze basisondersteuning, tot uitdrukking komende in onze ambities. Onder basisondersteuning rekenen wij bij Prinsentuin: epilepsie, ADHD, Gilles de la Tourette,, faalangst, onrust/concentratieproblemen, leerproblemen, astma, eczeem, dyslexie en hyperventilatie als orthobeelden.
3.5
Beschrijving extra ondersteuning met Plus of Ambitie
Tot onze ambities (tot uitdrukking komend in onze tweedelijnszorg) rekenen wij: zeer slecht ziend, slechthorend, slechthorend/spraaktaal, lichamelijke handicap (mits praktijklessen adequaat, eventueel met aanpassingen) gevolgd kunnen worden, PTSS / automutilatie, PDD-NOS, angststoornissen, NLD (weliswaar geen officiële stoornis uit het de DSM, maar wel behorend tot de ambities van Prinsentuin Andel) en affectieve verwaarlozing.
3.6
Beschrijving zorg, wanneer de grenzen van de school worden overschreden
Onze grens, waarbij in aanmerking kan worden genomen dat elke individu afzonderlijk gescreend kan worden ligt bij de volgende orthobeelden: blind, verstandelijk gehandicapt/emotionele problematiek, downsyndroom, reactieve hechtingsstoornis/ externaliserend gedrag, dwanghandelingen, ODD, hoogbegaafd-sensitief en hoogbegaafd/gedragsproblematiek
3.7
Waar sterk in en waar nog ontwikkeling nodig als het om ondersteuning gaat
Hiervoor verwijs ik graag naar onze ambities. Het mag duidelijk zijn dat de school ondertussen meer ervaring heeft met PDD-NOS (de populatie hiervan is nu eenmaal groter) dan bijvoorbeeld bij zeer slecht ziend. We bekwamen ons steeds binnen al onze ambities en houden ons goed op de hoogte van de ontwikkelingen binnen onze basisondersteuning.
Hoofdstuk 4 – Leerlingenstromen
4.1 Overzicht leerlingenstromen Los van de invoering van passend onderwijs is de schoolleiding continu bezig met de leerlingenstromen. De in-, door- en uitstroomgegevens worden derhalve met enige regelmaat besproken. Bijlage I behorend bij hoofdstuk 4 geeft een goed beeld van welke leerlingen Prinsentuin bezoeken. Met de invoering van passend onderwijs bestaat de mogelijkheid dat leerlingenstromen op enig moment veranderen. De verwachting is dat deze verandering van geringe omvang zal zijn. Dit heeft zeker te maken met het feit dat leerlingen reeds van heinde en verre naar Andel komen. Onze school kenmerkt zich, door o.a. een solide begeleidingsstructuur, met een lage afstroom van leerlingen. Hierdoor kunnen we ons huidig beleid vooralsnog handhaven en zijn komend schooljaar nog geen interventies noodzakelijk.
Hoofdstuk 5- Doorlopende leer- en ondersteuningslijnen 5.1 Verlengd aanmeldingstraject (VAT)
In samenwerking met het samenwerkingsverband van het primair onderwijs is een verlengd aanmeldingstraject opgezet. Dit traject is bedoeld om een overstap van PO naar VO, voor leerlingen met extra ondersteuningsbehoeften, goed te reguleren. Het tijdspad ziet er als volgt uit:
Eind groep 7
De IB-er selecteert de leerlingen, die in aanmerking komen voor een verlengd traject. Deze leerlingen met een extra ondersteuningsbehoefte worden besproken door de groepsleerkracht van groep 7 en 8, de directie, de IB-er en de onderwijsondersteuner. Ook ouders kunnen aangeven dat zij voor hun kind een VAT willen volgen. De leerlingen met een LGB zijn vanaf groep 7 in beeld. Voor leerlingen zonder LGB wordt preventieve ambulante begeleiding aangevraagd. Eind groep 7 De vergadering van de leerkracht van groep 7 en 8, de directie, IB-er en onderwijsondersteuner komen tot een voorlopig advies. Ze bespreken dat met de ouders. Ouders hebben de mogelijkheid om zich te oriënteren op de scholen voor VO. Begin groep 8 De leerlingen, die voor een VAT in aanmerking komen, worden aangemeld bij de coördinator van WSNS. De coördinator van WSNS informeert de projectleider VAT van het SWV. Beiden oriënteren zich, stellen verhelderende vragen, beoordelen of gegevens toereikend zijn en komen met een advies voor scholen met een passend ondersteuningsprofiel. Scholen voor PO en VO worden op de hoogte gesteld van het advies, vervolgens de ouders. Ouders hebben de mogelijkheid zich nader te oriënteren en een keuze te maken. Vóór de Ouders (van leerlingen met een VAT) maken bekend wat hun schoolkeuze is. herfstvakantie De leerling (met een VAT) wordt aangemeld bij de school voor VO. De coördinator van groep 8 van het SWV WSNS en de projectleider VAT en de directeur van het SWV worden op de hoogte gebracht van de aanmeldingen. De scholen van VO ontvangen van hun coördinator een overzicht van de leerlingen en hun schoolkeuze. Vóór de Er vindt een warme overdracht plaats tussen PO en VO. PO en VO zijn partners in kerstvakantie het proces om de leerling de grootst mogelijke kansen te bieden. Beide partners brengen in beeld welke begeleiding de leerling nodig heeft en welke “middelen” nodig zijn. Eind januari Het VO neemt een beslissing. groep 8 Bij toelating maken PO en VO afspraken over de verdere begeleiding van de leerling in OPP. Bij afwijzing geldt de zorgplicht. De school voor VO meldt dit besluit aan de ouders, de school voor PO en aan de ACT van het VO. De VO-school geeft daarbij aan waarom zij zelf niet kan voldoen aan de zorgplicht Tussen februari De ACT van het VO onderzoekt nader de ondersteuningsvraag van de leerling, die en april/mei niet toegelaten is, stelt vast of extra onderzoek nodig is, welke extra groep 8 ondersteuning nodig is voor de leerling en welke middelen daarvoor nodig zijn. De ACT van het VO komt met een school, die passende zorg kan bieden. De directeur SWV VO wordt ingelicht over het advies en bekrachtigd dit na overleg met de directeur VO.
April/mei groep 8
Tegelijk met de leerlingen, die volgens het reguliere traject doorstromen naar het VO, krijgen ook de laatste leerlingen van het VAT een besluit over de plaatsing. De ACT van het VO heeft vastgesteld welke extra ondersteuning nodig is voor de leerling en heeft een school gevonden die een passende zorg kan bieden. De directeur SWV VO wordt ingelicht over het advies en bekrachtigd dit na overleg met de directeur VO.
5.2 Het OPP. Voor leerlingen met een extra zorgbehoefte zal een Ontwikkelingsperspectief (OPP) gemaakt worden. Voor dit OPP verwijs ik graag naar bijlage 1. Het OPP wordt opgesteld voor die leerlingen, die meer ondersteuning nodig hebben dan de basiszorg biedt. Bij de volgende indicaties zal de school een OPP opstellen: Indien de leerling op grond van de didactische vorderingen in aanmerking komt voor plaatsing, maar op grond van gedragsgegevens niet; Indien er sprake is van een gedragsproblematiek bij de leerling, welke niet onderzocht is, omdat er geen handelingsverlegenheid in het PO was en er geen zorgbudget is aangevraagd; Indien de leerling niet alleen problemen op school heeft, maar ook thuis en op straat, waarvoor soms ook hulp geboden wordt door jeugdhulpverlening; Indien de leerling moeite heeft met de overgang van het PO naar het VO; Indien er sprake is van ouders, die geen goed beeld van de problematiek van hun kind hebben, de lat te hoog leggen, zich niet kunnen vinden in de school, die qua zorg het best aansluit bij de problemen van hun kind. Leerlingen vanuit het VAT starten met een OPP. Dit OPP volgt de leerling gedurende de gehele schoolcarrière. Alle leerlingen, ook met een OPP, die uitstromen naar het mbo / havo worden door mentor, decaan en / of transfercoach begeleid bij hun keuze. Het OPP wordt gesloten als de basiszorg voldoende blijkt te zijn. Dit zal tijdens de evaluatie worden besproken. Een overdrachtsdossier, wat door de ontvangende school wordt aangeboden, wordt nauwgezet ingevuld en daar waar nodig begeleid met een “warme overdracht”. Decanen ‘volgen’ de leerlingen nog gedurende het eerste jaar op de vervolgopleiding.
Hoofdstuk 6- Beleid ouders / verzorgers
In het kader van passend onderwijs is de positie van de ouders en de leerlingen heel belangrijk. De privacy is geregeld in artikel 17a lid 14 WVO. Ten aanzien van de ondersteuningsbehoeften en het onderwijsarrangement hebben ouders/verzorgers en leerlingen bepaalde wensen. Bij het formuleren van het OPP zijn de ouders/verzorgers mede ondertekenaar van het perspectief. Gedurende het hele proces blijft de school verantwoordelijk voor de communicatie met en de informatievoorziening richting ouders en leerling. De school verwacht ook van ouders/verzorgers een open communicatie. 6.1 Informatieverstrekking De informatieverstrekking ten aanzien van de ondersteuningsmogelijkheden naar ouders/verzorgers is geborgd in voorlichtingsbrochures en presentaties. De website van de school heeft een apart hoofdstuk over onze ondersteuningsmogelijkheden . Tot slot zijn de mentoren, de zorgcoördinator en de leerjaarcoördinatoren nauw betrokken bij de individuele ondersteuningsvragen. Medezeggenschap van de ouders is geregeld en geborgd in de uitvoering van de Ondersteuningsplanraad (OPR). De OPR is samengesteld op het niveau van het Samenwerkingsverband. Voor verdere informatie zie www.swvdelangstraat.nl
6.2 Doorverwijzen en afspraken met instanties Bij aanmelding Bij aanmelding wordt bij extra ondersteuning een traject gevolgd waarbij binnen zes (uiterlijk tien) weken door school wordt onderzocht welke extra ondersteuning nodig is en of de school dat kan bieden. Zo niet, dan moet de school met ouders op zoek naar een andere reguliere school met passend onderwijs. In het traject van extra ondersteuning en proces van aanmelding en toelating geeft de school ruimte voor de visie van de ouders en de leerling. Mogelijke wensen ten aanzien van de invulling van de ondersteuningsbehoefte zullen gemotiveerd in het aanmeldingsdossier opgenomen worden. Indien mogelijk houdt de ACT bij het formuleren van haar advies rekening met de visie en de wens van ouders en de leerling. Als het in het belang van de leerling niet mogelijk is om aan deze wensen te voldoen, dan is het noodzakelijk dat de ACT zorgt voor een goede verslaglegging en een heldere uiteenzetting van haar motivatie. ACT stuurt haar advies over het arrangement en eventuele opmerkingen (zienswijze) naar de school (zorgcoördinator) en de school voor VO stuurt het naar de ouders/verzorgers. Ook voor de verdere uitvoering van het arrangement is de school het communicatiekanaal naar ouders. Het SWV heeft een bezwaarprocedure met betrekking tot toelaatbaarheid, zodat ouders weten wat zij kunnen doen als ze het niet eens zijn met een beslissing van de school of een advies van de ACT ten aanzien van toelaatbaarheid. Uiteindelijk is de school (in het kader van de zorgplicht) waar de leerling is aangemeld, verantwoordelijk voor de communicatie met de ouders.
Tussenvoorzieningen De tussenvoorzieningen zijn de bovenschoolse voorzieningen voor leerlingen die tijdelijk meer intensievere begeleiding nodig hebben op het gebied van gedrag en/of sociaal-emotioneel functioneren. In principe hebben de tussenvoorzieningen, de bedoeling de leerling terug te laten keren naar de eigen school. In andere gevallen zijn de tussenvoorzieningen nodig om elders de juiste onderwijsplaats voor de leerling te vinden en de doorstroom daarnaar toe mogelijk te maken. Het SWV realiseert op deze wijze een dekkend en samenhangend netwerk van voorzieningen binnen en tussen scholen voor VO en VSO-scholen cluster 3 en 4. Zij wil aan de leerlingen een ononderbroken ontwikkelingsproces bieden op een zo passend mogelijke plaats. Leidend voor een passende plaats zijn: de ontwikkelingsmogelijkheden en kwaliteiten van de leerling, de wens van de ouders en de (on)mogelijkheden van de school om een passend traject aan te bieden. In het Passend Onderwijs zal er gesproken worden over Tussenvoorziening of OPDC (Orthopedagogisch didactisch centrum). Ons OPDC bestaat uit de volgende functies: Rebound, Crisisplaats (Time Out), Herstart, Op de rails en Plusvoorziening. Rebound Een reboundvoorziening biedt tijdelijke opvang aan leerlingen met gedragsproblemen voor wie de zorg die de eigen school kan bieden niet langer toereikend is. Betrokkenheid van de eigen school gedurende het verblijf van een leerling in rebound is een vereiste: de leerling blijft dan ook ingeschreven op de school van herkomst. De leerling volgt gewoonlijk een programma waarin onderwijs en gedragsbeïnvloeding centraal staan, met het doel zo snel mogelijk terug te keren in het reguliere onderwijs, bij voorkeur op de eigen school, of anders op een andere school binnen het SWV. Het programma dat de leerling volgt is maatwerk en is vastgelegd in een individueel handelingsplan. Bij vertrek van de leerling wordt deze voorzien van een gefundeerd advies over het voor hem meest passende vervolg en een eindverslag met aanbevelingen voor de vervolgsituatie. In alle gevallen verzorgt de onderwijsondersteuner van de opvangende school de nazorg om de terugkeer te vergemakkelijken en de in rebound bereikte resultaten in het VO te behouden. Crisisplaats Een crisisplaats is bedoeld voor een leerling, die vanwege zijn gedrag een zodanig onveilige situatie op school heeft veroorzaakt, dat hij of zij met onmiddellijke ingang niet meer wordt toegelaten. De crisisplaats is in ons SWV ondergebracht bij de Rebound en heeft tot doel de leerling in ± 3 weken weer terug te laten keren naar school. Er wordt gewerkt aan inzicht in het gedrag dat leidde tot de onveilige situatie en aan het herstel van de relatie met de school. Terugkeer op school wordt weer gemonitord door de onderwijsondersteuner van de opvangende school.
Herstart Herstart is voor leerlingen die meer dan vier weken thuiszitten, zonder uitzicht op plaatsing op een school. De leerlingen zijn bekend bij een ambtenaar leerplichtzaken. De leerplichtambtenaar verzoekt deze voorziening om toelating en levert een dossier aan. De directeur van het SWV laat na overleg met de projectleider OPDC de leerling wel of niet toe. Herstart heeft tot doel te bepalen welke school het beste past bij deze thuiszitters en hen weer leren wennen aan het ritme en de regelmaat van naar school gaan. Op de Rails Op de Rails is bedoeld voor leerlingen met structurele gedragsproblemen, waardoor de veiligheid van de leerling, medeleerlingen en/of leerkrachten in gevaar komt. Leerlingen met een gediagnostiseerde stoornis zijn uitgesloten van de begeleiding van “ Op de Rails”. De leerling moet minstens 12 jaar oud zijn. De leerling blijft ingeschreven op de school van herkomst.
Op de Rails heeft een helder doel: terugkeer naar school, naar het reguliere onderwijs. De leerling doet mee aan een onderwijsprogramma dat veel persoonlijke aandacht en begeleiding biedt. Er wordt gewerkt met duidelijke regels en afspraken. Zo krijgt de leerling de kans een nieuwe start te maken.
Plusvoorziening De Plusvoorziening is een gezamenlijk initiatief van de ministeries van OCW en Jeugd en Gezin. Voor deze jongeren geldt de term 'overbelast' en/of gestapelde problematiek. Deze jongeren lopen een groot risico om als 'drop out' in de statistieken terecht te komen. Overbelaste jongeren beschikken in principe over de capaciteiten om hun schoolloopbaan met minimaal een startkwalificatie af te sluiten, maar lopen door een opeenstapeling van problemen (gedragsproblemen, psychische problemen, instabiele thuissituatie, schulden en criminaliteit in de directe omgeving) een groot risico op zowel school- als maatschappelijke uitval. Een plusvoorziening is een combinatieprogramma van zorg en hulpverlening, onderwijs en (indien nodig) arbeidstoeleiding, waarbij een duidelijke structuur voor en verbondenheid met de jongere voorop staan. Een initiatief met enkel een onderwijs- of zorgcomponent is dus geen plusvoorziening. Een plusvoorziening kan verschillende vormen aannemen, afhankelijk van het aantal jongeren dat als 'overbelast' aangemerkt kan worden, de aard van hun problematiek en reeds bestaande voorzieningen in de regio. Toelichting op tussenvoorziening OPDC en bovenschoolse ondersteuning Wij hebben in ons verband te maken met vijf gemeenten (Waalwijk, Wijk en Aalburg, Heusden, Loon op Zand en Woudrichem), waarbij er in Waalwijk een tussenvoorziening is, Rebound en Rebound Plus, die enerzijds gefinancierd wordt vanuit Reboundgelden en anderzijds vanuit de gemeente en VSV-subsidiegelden. Het OPDC wordt vooralsnog gehuisvest in het Jeugdcentrum Tavenu. Een jeugdwerker/orthopedagoog in de tussenvoorziening is ingezet om de link tussen school, werk, thuis en vrije tijd te handhaven bij leerlingen met een complexe problematiek. Een samenwerking die wij graag willen voortzetten. De tussenvoorziening staat sinds twee jaar onder leiding van praktijkonderwijs MET te Waalwijk en wordt ook als een plusvoorziening ingericht met subsidiegeld van VSV – RMC Tilburg. Hierdoor zijn we enerzijds in staat om de vaardigheden en expertise van de Praktijkschool te benutten voor onze leerlingen, anderzijds zijn we in de gelegenheid om leerlingen met een zwaardere problematiek te begeleiden in hun pogingen om een plekje te verwerven in de maatschappij of vervolgopleiding. Het SWV heeft nu met de gemeente Waalwijk afspraken over de opvang en begeleiding. Dat geldt niet voor de overige gemeenten. Het is wel zo dat leerlingen vanuit andere VO-scholen c.q. gemeenten gebruik kunnen maken van de tussenvoorziening. De tussenvoorziening zal zich met de integratie van Herstart en Op de rails ook meer gaan toeleggen op die taken. De tussenvoorziening heeft ook een OT dat op dezelfde manier functioneert als de OT’s op scholen, zij het dat de problematieken heftiger zijn. 6.3 Bezwaar/Klachtenprocedure De wet op het voortgezet onderwijs verplicht het ROC West- Brabant om een klachtenregeling vast te stellen en een klachtencommissie in te stellen. Volgens de wet kunnen ouders, leerlingen en personeelsleden klachten indienen over gedragingen en beslissingen van het bestuur of het personeel. Hieronder behoren ook de klachten als ouders/verzorgers de uitvoering van de zorgplicht onvoldoende vinden. Het klachtrecht heeft een belangrijke signaalfunctie. Door de klachtenregeling ontvangen het bestuur en de school signalen die hen kunnen ondersteunen bij het verbeteren van de kwaliteit van het onderwijs en de goede gang van zaken op school. Met de klachtenregeling van het ROC WestBrabant streven we daarom naar een zorgvuldige behandeling van klachten. Zo wordt niet alleen
het belang van de betrokkenen gediend, maar ook het belang van de school. Het spreekt voor zich dat klachten op een behoorlijke manier worden afgehandeld. Daarbij nemen we ook ten opzichte van de aangeklaagde een behoorlijke afhandeling in acht.
Hoofdstuk 7 – Financiën Voor de (extra) ondersteuning van leerlingen, docenten en teams wordt op basis aantal LGFleerlingen per 1 oktober 2013 van het SWV een bedrag ontvangen. Met dit bedrag moet in schooljaar 2014/15 alle extra ondersteuning binnen de school gegeven worden. Voor leerlingen en situatie waar dat voor nodig wordt daartoe een ontwikkelingsperspectief opgesteld met daar aan verbonden middelen, ondersteuning, tijd en omvang. 7.1 Budgetten voor 2014/15 In 2014/15 wordt er (eenmalig) voor gekozen apart een budget toe te kennen aan de leerlingen met een nog geldige LGF-beschikking. Op basis van de nieuw opgesteld ontwikkelingsperspectieven is het wellicht mogelijk met minder budget uit te komen. Voor nieuwe ondersteuningsarrangementen (dus ook voor nieuwe leerlingen) is een ook budget beschikbaar. Als deze bedragen ontoereikend is zal er ruimte gevonden moeten worden in LGF-arrangementen of moet het expertisebudget verlaagd worden. De schoolleiding maakt hierin de keuzes. 7.2. Toekenning arrangementen De toekenning van de extra ondersteuning vindt niet meer plaats op basis van leerlingkenmerken alleen, maar ook op basis van de handelingsverlegenheid van de docenten, het onderwijsteam. Toezicht op de effectieve en efficiënte inzet van de ondersteuningsmiddelen is geboden. De directie wijst voor extra ondersteuning ondersteuningsarrangementen toe en bewaakt het budget. In 2014-2015 wordt het schoolondersteuningsbudget verdeeld in: een leerlingenbudget De ondersteuningsarrangementen worden gebruikt om leerlingen daadwerkelijk extra te ondersteunen. De facilitering gaat veelal naar het zorgteam en de mentoren. Ook kunnen uit dit budget middelen worden aangeschaft. een schoolbudget Hieronder vallen de inzet van zorgcoördinator en als de interne ondersteuning ontoereikend is. een expertisebudget Hieronder vallen de scholings- en andere professionaliseringskosten. Naar eigen inzicht kan de locatie de van het SWV ontvangen middelen verdelen en daarmee aan te onderscheiden posten een budget toekennen. De middelen zijn bedoeld om ingezet te worden voor (extra) ondersteuningsarrangementen.
Bijlage 1. OPP Ontwikkelingsperspectief Algemene gegevens Naam leerling m/v Wettelijk vertegenwoordiger Adres, Postcode en Woonplaats Telefoonnummer Geboortedatum School Klas Nationaliteit Socio-culturele achtergrond
Prinsentuin
Basisonderwijs Voortgezet onderwijs Naam Functie Verantwoordelijk voor* Telefoonnummer E-mail adres Naam Functie Verantwoordelijk voor* Telefoonnummer E-mail adres Naam Functie
Schoolloopbaan Contactpersoon van de school voor primair onderwijs
Contactpersoon van de school voor voortgezet onderwijs
Opsteller van dit OPP
Mevr. Bos coördinator onderbouw Intake 0183 447474
[email protected] Mevr. Bos
* Bijvoorbeeld: overdracht of intake Toelaatbaar verklaard voor Afgegeven op / geldend tot
Cognitieve gegevens (indien aanwezig) Datum afname
Gebruikte IQ-test
TIQ
VIQ
PIQ/ SIQ
Verwerkingssnelheid
Opmerking: de gegevens mogen niet ouder zijn dan 2 jaar na dagtekening
Onderzoeker/instantie
Vastgestelde gedragsdiagnose (indien aanwezig) Datum afname
Omschrijving
Onderzoeker/ instantie
Hulpmiddel / huidige medicatie
Diagnostisch beeld (ook zonder DSM IV of 5 diagnose) Opmerkingen: bijvoorbeeld bij ‘hulpmiddelen of medicatie’ aangeven door wie voorgeschreven en op welke datum; zicht op therapietrouwheid
Bevorderende & belemmerende factoren Factor Cognitief Leerattitude (taak- en werkhouding, concentratie, zelfstandigheid) Sociaal functioneren (in de klas, interactie in vrije situaties) Emotioneel functioneren (zelfvertrouwen, zelfbeeld, motivatie) Medisch / fysiek Onderwijsleersituatie (leeromgeving, leerstofaanbod, instructie) Thuissituatie/buiten/school
Bevorderend
Belemmerend
Didactische gegevens: Instroomniveau Onderdeel Technisch lezen Begrijpend lezen Spellingvaardigheid Rekenen & Wiskunde Opmerking Onderdeel Taal Rekenen/Wiskunde Studievaardigheden Wereldoriëntatie Totaalscore Opmerking Onderdeel
Vaardigheidsscore (eventueel ook DL/DLE’s) Cito LOVS DL DLE Cito LOVS
Bij voorkeur trendanalyses toevoegen Basisonderwijs: Cito Eindtoets groep 8
Voortgezet onderwijs: niveau toetsen (aangeven instrument, bijvoorbeeld Cito VVO) Leerjaar 1 Leerjaar 2
Leerjaar 3
Taal – Nederlands Rekenen/Wiskunde Engels Studievaardigheden
Eerder geboden ondersteuning en effecten Eerder geboden ondersteuning
Effect / rendement
Wat werkt voor deze leerling in deze situatie? Wat is er al gedaan? Bijv. ‘minimale gebruiksaanwijzing met maximaal 2 handvatten’.
Wat willen we bereiken? Korte termijn Maximaal 3 2x per jaar evaluatie Relevant in relantie tot belemmerende factoren Smart omschreven Jaardoel Gericht op overgang In relatie tot einddoel Einde schooljaar evalueren Aanbevelingen volgend schooljaar
Onderwijsbehoeften (Indicatie Vanuit Onderwijsbehoeften)
Beschrijf de behoefte Aandacht/tijd Onderwijsmateriaal
Afwisselend Overzichtelijk
Ruimtelijke omgeving
Expertise
Het docententeam kan een beroep doen op de expertise van het zorgteam. Zorgoverleg mentor-coördinator; coördinator-orthopedagoog, waarin … besproken wordt. Docenten dienen bekend te zijn met de problematiek van …. Twee keer per maand vindt er een teamvergadering plaats, waarin … wordt besproken en het plan van aanpak wordt herhaald. Hierbij is de orthopedagoog aanwezig.
Samenwerking andere organisaties (Bijvoorbeeld: a) Wekelijks gesprek met mentor b) (Dagelijks) aandacht c) Aandacht voor motivatie d) Aandacht vaardigheden en instructie e) Aandacht voor sociaal gedrag, namelijk……
Onderwijsbehoeften (HGW) HGW = Handelingsgericht werken. Zie ook de handelingswijzers uit het Ondersteuningsplan. Instructie
Check of ... de informatie begrepen heeft door haar te vragen wat ze gaat doen en hoe ze dit gaat aanpakken. Geef zo nodig individuele instructie. Korte, bondige instructie; Opdrachten in stappen; Afwisselend; Prikkelend aangeboden; Geef ... extra instructie als het gaat om spelling of rekenkundige zaken.
Feedback Leeractiviteiten
Structureer middels het bieden van een stappenplan (leerstofplanner) Uitdagend Afwisselend Afgebakend in tijd: maak tijdsafspraken met ..., waarbinnen ze een bepaalde opdracht gemaakt moet hebben.
Klasgenoten ouders/verzorgers
Deze leerling heeft…………
Ouders ondersteunen ... bij in haar welbevinden; Ouders stimuleren ... tot het maken van haar huis-/leerwerk en plannen hiervoor per dag een vast moment in. Ouders werken samen met school ten behoeve van de ontwikkeling van .... Behoefte aan nabijheid, herkenning en een positieve benadering.
Voortgezet onderwijsniveau (te behalen diploma) De leerling gaat onderwijs volgen op het volgende niveau gericht op verwacht en nagestreefd diploma:
praktijkonderwijs (zie dan IOP PrO) VMBO-basisberoepsgericht VMBO-kaderberoepsgericht VMBO-gemengd/theoretisch (MAVO) HAVO VWO anders, namelijk….. leerling komt in aanmerking voor LWOO
Opmerkingen:
Uitstroomniveau Arbeid MBO niveau 1 MBO niveau 2 MBO niveau 3 MBO niveau 4 HBO WO Opmerkingen:
Samenvattend Ondersteuningsbehoeften Ondersteuning in de klas
Actie Zoals hierboven beschreven bij de onderwijsbehoeften in dit OPP.
Ondersteuning vakgebied?
Steunles Vak
Ondersteuning zorgteam en AB
… zal in de eerste weken van het schooljaar wekelijks gesprekken hebben met de AB’er. Deze gesprekken zullen gericht zijn op het welbevinden van … en op de omgang met sociale contacten. Indien mogelijk worden deze gesprekken afgebouwd. Het zorgteam volgt de begeleiding aan … tijdens het zorgoverleg en tijdens de teamvergaderingen. Zo nodig wordt er advies gegeven in de begeleiding van ….
Uitgevoerd dd. Alle lesgevende docenten, tijdens de lessen gedurende het schooljaar. Steunles vanaf …., door steunlesdocent.
Ondersteuning mentor
…………………………….. …………………………….. De mentor brengt … in tijdens de teamvergaderingen en ziet toe op de begeleiding aan ….
Handtekeningen Datum Leerling Ouders/Verzorgers Naam School Functie Opsteller OPP
Handtekening
Hoe te handelen ? / Checklist ondersteuning No OMSCHRIJVING Ondersteuningsniveau 1 – signalering in de klas Docent lost het zelf op. 1 Docent overlegt met collega(‘s) en lost het zelf op. 2 Docent overlegt met mentor. Mentor neemt actie en lost het op. 3 4
SCHOOL EXTERN
SCHOOL INTERN
5 6
Mentor legt contact met ouders/leerling (deze stap wordt niet gezet als er sprake is van een problematiek die rechtstreeks herleidbaar is tot de ouders – dan volgt altijd contact met de zorgcoördinator – of als de vraagstelling docent-gerelateerd is). Mentor en docent lossen het op. Leerling is gekend in de oplossing. Bij blijvend probleem wordt in overleg met ouders/leerling (zie de eerdere opmerking over wanneer ouders wel/niet betrokken worden) opgeschaald naar ondersteuningsniveau 2.
Ondersteuningsniveau 2 7
Mentor brengt de leerling in IZO aan de hand van bespreekformulier – er wordt een oplossing gevonden (melding ouders). De mentor betrekt de zorg coördinator – er wordt een oplossing gevonden. Er vindt een triadegesprek plaats tussen ouders/leerling – mentor – zorg coördinator. In overleg met ouders/leerling wordt er opgeschaald naar niveau 3.
8 9 10 Ondersteuningsniveau 3 11 ZC’er zoekt in eigen netwerk naar oplossing en vindt deze. 12 ZC’er schakelt het OT in en meldt dit bij ouders/leerling en bij externe zorgpartners. 13 Er wordt een oplossing gevonden – melding ouders. 14 Er wordt een casusverantwoordelijke aangewezen. 15 Deze vindt een oplossing en meldt dat bij ZC’er en ouders/leerling. 16 OT (casusverantwoordelijke) doet melding bij ACT. Ondersteuningsniveau 4 17 18 19
In overleg met ouders/leerling komt ACT met een advies m.b.t. een arrangement binnen of buiten de school. ACT meldt advies aan school en aan directeur SWV. Directeur SWV bekrachtigd advies en oplossing. Advies wordt uitgevoerd.
JA
NEE