Schoolgids basisschool De Aanloop schooljaar 2011-2012
de kleur van
Schoolgids basisschool De Aanloop schooljaar 2011-2012
bezoekadres
telefoon fax
Basisschool De Aanloop Frederik Maystraat 33 4614 EG Bergen op Zoom 0164 – 210191 0164 – 210192
www.aanloop.nl
[email protected]
3 schoolgids Basisschool De Aanloop 2011-2012
Inhoud
De Aanloop… een stukje van je leven
7
ABBO, laat uw kind bijzonder zijn
9
hoofdstuk 1
De School
11
hoofdstuk 2
Dagelijkse gang van zaken
15
hoofdstuk 3
De kinderen
21
hoofdstuk 4
De ouders
25
hoofdstuk 5
De zorg voor de kinderen
33
hoofdstuk 6
Het onderwijs
39
hoofdstuk 6a
Lezen en taal
40
hoofdstuk 6b
Rekenen en wiskunde
50
hoofdstuk 6c
Andere vakken
54
hoofdstuk 7
Ontwikkelingsgericht Onderwijs (OGO)
57
hoofdstuk 8
OGO en de leerkracht
61
hoofdstuk 9
De ontwikkeling van ons onderwijs
65
Namen
68
70
Verklarende woordenlijst en afkortingen
5 schoolgids Basisschool De Aanloop 2011-2012
De Aanloop… een stukje van je leven Basisschool De Aanloop is een stukje van je leven. Niet alleen voor de kinderen, maar ook voor u. In de loop van zo’n acht jaar basisonderwijs brengt uw kind heel veel tijd door in school en is het toevertrouwd aan de zorg van onze juffen en meesters. Onze school wil samen met de ouders en verzorgers de zorg voor onze kinderen zo goed mogelijk vorm geven. Wij stellen alles in het werk om uw kind een fijne en leerzame basisschooltijd te bieden. Juist omdat de basisschool een belangrijk stuk van je leven vormt, kies je zo’n school met zorg uit. Scholen verschillen in werkwijzen, sfeer en resultaten. Ze verschillen in kwaliteit. Dat maakt het kiezen niet makkelijker. De overheid heeft daarom aan de (basis)scholen gevraagd een schoolgids te maken. Deze gids moet ouders helpen bij het bewust kiezen van een basisschool. In onze schoolgids geven we informatie over wat openbaar onderwijs inhoudt, hoe de school, het onderwijs en de zorg voor de kinderen is georganiseerd, hoe de contacten met ouders lopen en wat onze resultaten zijn.
We bekennen kleur Het jaarthema van deze schoolgids is De kleur van OGO. We dompelen u onder in alle kleuren van de regenboog. Zo krijgt u een kleurrijk beeld van onze school. In deze schoolgids ziet u de kleuren van ons onderwijssysteem OGO, of voluit Ontwikkelingsgericht Onderwijs. Voor ons is OGO hét concept dat kleur geeft aan ons onderwijs. Daarom staan in deze gids veel kleurrijke foto’s van betrokken, leergierige kinderen. Ook de ouderactiviteiten geven we dit jaar een kleurrijk tintje. Zo sloten we de eerste infoavonden af met een zomers gekleurd drankje in onze cocktailbar. We willen graag dat ouders, opa’s en oma’s, de oppas en andere verzorgers én natuurlijk de kinderen zich thuis voelen in onze school. Een kleurrijke wereld: kleurrijk in de klassen en de gangen. Met een uniek onderwijsconcept en kinderen die op school in geuren en kleuren vertellen over hun interesses. Iedere kleur mag er zijn. Voor al die kleuren is er plaats op De Aanloop. Zo maken we met al die kleuren samen, een kleurrijk geheel. We zoeken in onze onderwijsthema’s mensen op die kleur geven aan onze samenleving. We halen de samenleving in de school door activiteiten te koppelen aan de wereld buiten de school. Rond het thema kleurrijke wereld gaan we bijvoorbeeld op bezoek bij een echte kunstenaar. Dat geeft veel inspiratie en kleur!
Ook voor nieuwe ouders Deze gids is bedoeld voor ouders die nu al een kind op school hebben èn voor ouders van toekomstige leerlingen. Aan wie al kinderen op school heeft, leggen we verantwoording af over onze manier van werken. De andere ouders kunnen in deze gids lezen wat zij mogen verwachten als hun kind leerling van onze school wordt. ‘Nieuwe’ ouders worden van harte uitgenodigd voor een bezoek aan onze school. Op die manier kunnen wij nog meer vertellen over de school en laten zien hoe wij werken. Kortom, deze schoolgids geeft informatie waarvan wij hopen dat u het gevoel krijgt dat De Aanloop de juiste school is voor u en uw kind. De schoolgids is met uiterste zorg samengesteld en bedoeld om op al uw vragen antwoord te geven. Als u toch nog vragen of opmerkingen heeft, laat het ons dan weten. Ilse Elshof
directeur 7 schoolgids Basisschool De Aanloop 2011-2012
ABBO, laat uw kind bijzonder zijn ABBO biedt: • kwaliteit • laagdrempeligheid voor een • bijzondere toekomst Scholen van ouders voor kinderen ABBO-scholen zijn bijzonder. Ze zijn door u, door de ouders gesticht. Ons bestuur bestaat uit ouders met brede bestuurlijke kwaliteiten. U, onze klant, bent dus ook onze bestuurder. Daarom zijn we sterk klantgericht en laagdrempelig. Door deze bestuursvorm zijn alle ABBO-scholen vernieuwend bezig. De betrokkenheid van bestuurders is groot, want zij zijn zelf ook ouders van een of meer kinderen op de ABBO-scholen. Deze bijzondere kwaliteitsborging levert uniek en hoogwaardig onderwijs op voor uw kind. Alle ABBO-scholen zijn laagdrempelig en de betrokkenheid van ouders wordt sterk gewaardeerd. Wij nemen ouders echt serieus. Door de kleinschaligheid van ABBO hebben wij ruimte, tijd en aandacht voor ouders en kinderen. ABBO-scholen zijn moderne scholen met daarbij passende faciliteiten. De autonomie ligt bij de directeuren. Door de verantwoordelijkheid bij hen te leggen, vormen ze het middelpunt van onze ondernemende organisatie. De directeuren realiseren zich dat de maatschappij verandert en dus verandert ook het toekomstig werkveld van onze kinderen. We weten dat een groot percentage van de kinderen die nu ons onderwijs volgen, later een baan krijgt die nu nog niet bestaat. Dit vraagt om een bijzondere aanpak. Op ABBO-scholen krijgen alle kinderen toekomstgericht onderwijs. Uw kind merkt dat het ruimte en begeleiding krijgt om een zelfstandig en volwaardig lid van deze maatschappij te worden. Bijzonder aan ABBO is dat de scholen verschillende concepten volgen. Toch vormen zij een eenheid, want alle scholen houden rekening met de verschillen tussen de kinderen. Elk kind is bijzonder en wordt ook zo behandeld en benaderd. Laat uw kind bijzonder zijn onder de vleugels van ABBO.
9 schoolgids Basisschool De Aanloop 2011-2012
hoofdstuk 1
De School
Veel ouders in en ver buiten Bergen op Zoom kiezen bewust voor basisschool De Aanloop. Er zitten natuurlijk heel veel kinderen uit onze wijk ‘Meilust’ op onze school, maar ook kinderen uit andere wijken en uit Halsteren, Oud-Vossemeer en Steenbergen. Dit geeft aan dat De Aanloop een fijne en goede basisschool is! Dat willen wij graag zo houden.
Richting Basisschool De Aanloop is een neutraal bijzondere basisschool. Neutraal bijzonder onderwijs is toegankelijk is voor iedereen in de leeftijd van 4 tot 12 jaar, waarbij we respect hebben voor ieders mening. Gelijkwaardigheid, tolerantie en transparantie zijn uitgangspunten voor neutraal bijzonder onderwijs. Dat wil zeggen dat er niet wordt gekeken naar godsdienst, huidskleur of levensovertuiging. De term neutraal bijzonder verwijst o.a. naar de stichtingsvorm uit het verleden. De Aanloop is meer dan 35 jaar geleden door ouders gesticht en dit is nog altijd merkbaar. Ouders spelen een belangrijke rol binnen De Aanloop. Wij zijn een laagdrempelige school waar ouders altijd welkom zijn en de inbreng van ouders gewaardeerd wordt. Het bestuur van de school, de stichting Algemeen Bijzonder BasisOnderwijs (ABBO), bestaat voor een groot gedeelte uit ouders.
Situering van de school
De Aanloop ligt aan de Fred. Maystraat midden in de wijk Meilust. Een groene wijk en rondom de school is ook veel groen te vinden. We geven les aan kinderen in de groepen 1 t/m 8. Op het plein is ook een peuterspeelzaal en een voor- en naschoolse opvang gehuisvest.
Schoolgrootte
Op 1 oktober 2010 telde onze school 210 kinderen. Dit betekent dat we in het schooljaar 2011-2012 met 8 groepen starten. Er zijn 5 combinatiegroepen, een instroomgroep, een groep 7 en een eindgroep 8 (0-1, 1-2, 2-3, 3-4, 5-6, 5-6, 7 en 8). We werken dit schooljaar met 13 leerkrachten op onze school, zowel leerkrachten met een volledige betrekking als leerkrachten met een deeltijdbetrekking. Daarnaast is er 1 conciërge. Stagiaires van verschillende opleiding lopen bij ons stage. Vier leerkrachten maken gebruik van BAPO. BAPO staat voor Bevordering ArbeidsParticipatie Ouderen. Het is een regeling die de arbeidsduur vermindert voor oudere leerkrachten.
De plaatsing van een kind op school
Als u uw kind op onze school wil aanmelden, dan maakt u een afspraak met de directeur Ilse Elshof. Zij zet tijdens deze ontmoeting het onderwijs op onze school uiteen en samen neemt u een kijkje in de school. Natuurlijk heeft u alle gelegenheid om vragen te stellen. Vanaf vier jaar kunnen kinderen naar school. Voorafgaand aan de vierde verjaardag mogen de kinderen gewenningsbezoeken afleggen. Dit houdt in dat de kinderen een aantal dagdelen kunnen ’inlopen‘ in hun toekomstige groep. Kinderen die van een andere basisschool komen, kunnen direct worden geplaatst.
hoofdstuk 1
11 schoolgids Basisschool De Aanloop 2011-2012
Ontwikkelingsgericht Onderwijs Op de Aanloop werken wij volgens het onderwijsconcept Ontwikkelinggericht Onderwijs afgekort OGO. Dit onderwijsconcept voeren wij in samenwerking met ‘De activiteit’ stapje voor stapje in. Maar wat houdt OGO precies in? In ieder geval is het onderwijs dat kinderen helpt hun volle persoonlijkheid te ontwikkelen. Dat is, kort maar krachtig, de kern. Verder zijn de belangrijkste kenmerken van OGO en dus het onderwijs op De Aanloop: • Ontwikkelingsgericht onderwijs is gericht op een brede persoonsontwikkeling (zoals samenwerken, communiceren, initiatieven nemen, plannen maken) die altijd verbonden wordt aan kennis en vaardigheden (schrijven, lezen, woordenschat enz). • Het gaat om betekenisvolle activiteiten, binnen een bepaald thema (bijvoorbeeld de schoenenwinkel, we gaan op reis, de bakker, de dierentuin enz.) Deze activiteiten hebben een sociaal cultureel karakter, dat wil zeggen activiteiten uit de echte wereld (schoenen kopen in de winkel, een treinkaartje kopen bij het loket enz.) waarin kinderen inbreng kunnen hebben in keuze en planning. In de onderbouw gebeurt dit vooral door middel van spel en spelen. In de bovenbouw gaan de kinderen meer onderzoeken (hoe zit dat? waarom is dat zo?) • De rol van de leerkracht is belangrijk binnen OGO. Leerkrachten zoeken steeds naar wat leerlingen zelf willen en al (bijna) kunnen. Daar baseren ze hun aanbod op. Zo wordt er een zone van naaste ontwikkeling gecreëerd, waardoor leerlingen hun eigen ontwik-keling signaleren omdat ze merken dat de activiteit én zij zelf er beter van worden. • De leerkracht probeert een goed evenwicht te vinden tussen enerzijds de betekenis van activiteiten voor de leerlingen (hebben ze er iets mee, doet het ze iets?) en anderzijds de doelen die de leerkracht wil bereiken met de activiteit. Binnen traditioneel onderwijs zie je nog vaak dat het doel van de leerkracht voorop staat en dat er voorbij wordt gegaan aan het feit of de activiteit betekenis heeft voor de leerlingen. Een gevolg kan zijn dat leerlingen afhaken en dat uiteindelijk het doel niet wordt bereikt. • In begeleide keuzes helpen leidsters en leerkrachten hun leerlingen om initiatieven te nemen en plannen te maken voor hun activiteiten. Vooral kleine groepsactiviteiten maken het mogelijk om met hen samen te spelen, te praten, te denken en te werken. Meer achtergrondinformatie over OGO staat in hoofdstuk 7
Veilige school
Veiligheid is iets waar je altijd aan werkt: voor, tijdens en na schooltijd. Je doet het overal: in de klas, op de speelplaats, op straat. We doen het samen: met de kinderen, de ouders, het team. Wij besteden daaraan aandacht door onder andere gesprekken in de groepen over waarden en normen en we trachten de kinderen het verschil tussen wenselijk en niet-wenselijk gedrag duidelijk te maken. We erkennen dat pesten niet te voorkomen is, maar we weten dat het wel te bestrijden is. De rol van de leerkracht is daarbij cruciaal. De rol van de groep eveneens. Via de soemo-kaarten (sociaal emotionele opvoedingskaarten) geven we hier vorm aan. Dit schooljaar wordt de cito-toets sociaal emotionele ontwikkeling bij de groepen 5 t/m 8 afgenomen.
Sociale veiligheid Een veilige school is een plek waar iedereen zich veilig voelt. De verantwoordelijkheid voor een veilig schoolklimaat ligt primair bij de school zelf. Maar het is ook van belang dat anderen hun verantwoordelijkheid nemen. De school is niet de plaats om alle maatschappelijke problemen op te lossen.
hoofdstuk 1
Hoe scholen die veilige (leer)omgeving vormgeven, bepalen ze zelf. Belangrijk is dat sociale veiligheid een vaste plek krijgt in het schoolbeleid. Gedragsregels Voor een veilig sociaal klimaat is het van belang dat een school problemen in een vroeg stadium onderkent en daarop reageert. Het is belangrijk dat leerlingen graag naar school gaan en dat de leerkrachten hen serieus nemen. De school gaat bestaand sociaal onveilig gedrag tegen. Maar de school stimuleert sociaal gedrag ook actief. Een voorbeeld hiervan is het invoeren van gedragsregels. In de ABBO-gedragscode worden de gedragsregels voor leerlingen, ouders en schoolteamleden aangegeven. Onderwerpen die daarin o.a. opgenomen zijn: omgang met collega’s, omgang met leerlingen, omgang met ouders, kledingvoorschriften. Op iedere ABBO-school is de notitie ‘ABBO-gedragscode’ beschikbaar voor belangstellenden.
Actief burgerschap binnen OGO ‘De bereidheid en het vermogen deel uit te maken van een gemeenschap en daar een actieve bijdrage aan te leveren’, zo luidt de omschrijving van actief burgerschap. Het vak burgerschap is officieel een kerndoel geworden, onderdelen die daar onder vallen zijn normen en waarden, burgerschapsvorming, voorkomen van segregatie. De school heeft daarin een maatschappelijke opdracht. Leerlingen leren om hun persoonlijke levensbeschouwing bewust in te vullen, te verdiepen en als dat gewenst is te vernieuwen. Kenmerkend is dat pluriformiteit en diversiteit worden erkend: je mag zijn wie je bent. De school is een oefenplaats voor goed burgerschap. In de klas, op het schoolplein en in andere ruimtes op school krijgt de leerling te maken met processen, gedragingen en gebeurtenissen die ook voorkomen in de ‘echte’ samenleving. Op school wordt de leerling gestimuleerd voor zijn mening uit te komen en respect te hebben voor mensen die anders zijn. Hij kan zijn sociale competenties verder ontwikkelen, wordt zich bewust van zijn sociale rechten en plichten en kan meedenken en mee beslissen. De school is voor de leerling een venster op de samenleving. De invoering van burgerschapsvorming in het primaire en voortgezet onderwijs is geslaagd als scholen in Nederland zich bewust zijn van hun rol als oefenplaats van goed burgerschap en als hun onderwijs en schoolcultuur die rol optimaal ondersteunen. Op school geven we daar invulling aan door alle leerlingen kennis aan te reiken van en kennis te laten maken met verschillende achtergronden en culturen van leeftijdgenoten. Belangrijk is dat het kind bij alles wat het ontmoet of aangeboden krijgt zichzelf kan blijven. Het moet de dingen op zijn eigen wijze kunnen hanteren en opnemen om ermee aan zichzelf te bouwen. Zo ontstaat een begin van vrijheid, zelfstandigheid en verantwoordelijkheid. Binnen het OGO concept is dit een vanzelfsprekendheid.
De rechten van het kind De Verenigde Naties en UNICEF hebben op 20 november 1989 het Verdrag voor de Rechten van het Kind aangenomen. Het verdrag formuleert de bescherming waar kinderen op een groot aantal terreinen recht op hebben. Recht op goed onderwijs, adequate zorg en een verantwoorde opvoeding zijn een aantal van deze rechten. De daarin genoemde rechten vormen de basis voor ons handelen. In de activiteiten van de school zullen deze rechten van het kind een belangrijke plaats krijgen.
13 schoolgids Basisschool De Aanloop 2011-2012
hoofdstuk 2
Dagelijkse gang van zaken
Schooltijden groepen 1 en 2
groep 3 t/m 8
maandag
8.30 – 12.00 uur 13.15 – 15.15 uur
8.30 – 12.00 uur 13.15 – 15.15 uur
dinsdag
8.30 – 12.00 uur 13.15 – 15.15 uur
8.30 – 12.00 uur 13.15 – 15.15 uur 8.30 – 12.15 uur
woensdag donderdag
8.30 – 12.00 uur 13.15– 15.15 uur
8.30 – 12.00 uur 13.15 – 15.15 uur
vrijdag
8.30 – 12.00 uur 13.15 – 15.15 uur
8.30 – 12.00 uur 13.15 – 15.15 uur
Begin en einde schooltijd Een kwartier voor aanvang van de lessen is er toezicht op het schoolplein door twee personeelsleden, dit gebeurt ook in de pauze van de kinderen. Als het tijd is, gaan de kinderen de school in. Na de eindtijd gaan de kinderen naar huis of blijven tussen de middag op school over onder leiding van TSO ZO. Ouders die iets met de leerkracht willen bespreken kunnen dit het best na schooltijd doen. Een afspraak maken kan ook.
Maatregelen om schoolverzuim te voorkomen Ziekte Bij ziekte van uw kind verwachten we van u dat u voor schooltijd de conciërge van de school hiervan op de hoogte brengt (bijvoorbeeld telefonisch).
Vakantierooster schooljaar 2011 – 2012 Herfstvakantie
maandag 24 oktober
vrijdag 28 oktober
Kerstvakantie
maandag 26 december
vrijdag 6 januari
Voorjaarsvakantie
maandag 20 februari
vrijdag 24 februari
2e Paasdag
maandag 9 april
Meivakantie
maandag 23 april
Hemelvaart
hoofdstuk 2
donderdag 17 mei
Pinkstervakantie
maandag 28 mei
Zomervakantie
maandag 2 juli
vrijdag 4 mei vrijdag 18 mei
vrijdag 10 augustus
15 schoolgids Basisschool De Aanloop 2011-2012
Extra verlof – wanneer heeft uw kind er recht op? Vanaf 4 jaar mogen kinderen naar de basisschool, vanaf 5 jaar zijn ze leerplichtig. Onderwijs is van groot belang voor de toekomst van uw kind. Onderwijs vergroot de kansen in de maatschappij van morgen. Het is daarom erg belangrijk dat uw kind alle lessen op school volgt. Gemiste lessen kunnen gemiste kansen zijn. In de ‘Leerplichtwet’ staat dat het de taak van de ouders is om ervoor te zorgen dat hun kind iedere dag naar school gaat. Een leerling mag nooit zomaar van school wegblijven. Wanneer extra verlof? Extra verlof wordt aangevraagd bij de directeur van de school. Dit moet schriftelijk twee maanden van tevoren gedaan worden. Een formulier is verkrijgbaar op school. Verlof voor extra vakantie buiten om schoolvakanties is niet toegestaan. Het is niet zo dat men recht heeft op 10 dagen extra vakantieverlof per jaar. Extra verlof mag alleen verleend worden: • wegens de specifieke aard van het beroep van de ouder(s), • als werkgeversverklaring overlegd kan worden met opgave van reden, • wegens gewichtige omstandigheden. Als aan deze voorwaarde(n) is voldaan dan mag één keer per schooljaar verlof verleend worden, niet langer dan 10 schooldagen en niet in de eerste twee lesweken van het schooljaar. (Bij de specifieke aard van het beroep kan bijvoorbeeld worden gedacht aan een ouder die vaart en niet tijdens de schoolvakanties aan de wal kan zijn.) Wanneer geen extra verlof? Goedkopere vakantie buiten het seizoen, door anderen betaalde vakantie, het ophalen van familie, midweek of weekeinde vakanties, al jaren niet op vakantie geweest, al tickets gekocht of reserveringen gedaan, meereizen met anderen, al een ander kind vrij of ‘er wordt toch geen les meer gegeven’ zijn geen redenen voor extra verlof. De directeur is wettelijk verplicht om bij ongeoorloofd schoolverzuim de leerplichtambtenaar op de hoogte te brengen, die kan eventueel een proces-verbaal opmaken.
De organisatie van de school De school is verdeeld in een onderbouw en een bovenbouw. In de onderbouw – de groepen 0-1, 1-2, 2-3 en 3-4 – geven deze leerkrachten les:
In de bovenbouw – de groepen 5-6, 7 en 8 – geven deze leerkrachten les: groep 5-6
groep 5-6
groep 7
groep 8
Camiel Luijsterburg
Anneke van Baal Rob Battes
Carlijne Groenewal
Arthur Zoutenbier Annette Schuurman Margreet Siebelink
Nanette van Gent en Pieter Bas de Jonge zijn vaste vervangers.
De samenstelling van het team naam
groep/functie/taak
Anneke van Baal
groep 5-6, schoolcontactpersoon
Rob Battes
groep 5-6, adjunct-directeur
Cora Bogers
remedial teacher
Ilse Elshof
directeur
Eefke Franken
groep 3-4, leescoördinator
Nicole van Ginneken
groep 2-3, onderbouwcoördinator
Carlijne Groenewal
groep 7
Hanan Haduch
instroomgroep 0-1
Henk Hiltjes
conciërge
Annie Heeraman-Shipwal
schoonmaak
Camiel Luijsterburg
groep 5-6, reken- en techniekcoördinator
Margreet Siebelink
groep 8 (woensdag), preventiemedewerker + compensatieverlof
Henk Slobbe
ICT-coördinator, intern begeleider
Carla de Vos
groep 1-2, OGO-coördinator
instroomgroep 0-1
groep 1-2
groep 2-3
groep 3-4
Arthur Zoutenbier
groep 8, bovenbouwcoördinator
Hanan Hadouch
Carla de Vos en Nazli Sener (Lio-leerkracht)
Eva van Zundert Nicole van Ginneken
Eefke Franken
Eva van Zundert
groep 2-3, orthopedagoog/ OB groepen
vaste invallers Nanette van Gent
Pieter Bas de Jonge
hoofdstuk 2
17 schoolgids Basisschool De Aanloop 2011-2012
Om ervoor te zorgen dat ieder kind de aandacht krijgt die het nodig heeft, hebben we de volgende schoolorganisatie: Directie De directie van de school bestaat uit directeur Ilse Elshof, de adjunct-directeur Rob Battes. Coördinatoren De onderbouw en de bovenbouw worden elk aangestuurd door een bouwcoördinator: Nicole van Ginneken is onderbouwcoördinator en Arthur Zoutenbier is bovenbouwcoördinator. Managementteam De directeur, de adjunct-directeur, de bouwcoördinatoren en de Intern Begeleider, vormen met elkaar het managementteam van de school.
Buitenschoolse activiteiten voor kinderen en binnenschoolse activiteiten buiten reguliere programma De opgave van deelnemers aan buitenschoolse activiteiten verloopt via de school (bijvoorbeeld voetbaltoernooi, lijnbaltoernooi, debattoernooi). De deelname zelf aan die buitenschoolse activiteiten vindt plaats onder verantwoordelijkheid van de betreffende ouders. Binnen OGO worden vooral in de oriëntatiefase regelmatig excursies georganiseerd. Deelname aan activiteiten buiten het reguliere lesrooster binnen schooltijd vindt plaats onder de verantwoording van school. Alle kinderen doen mee aan deze activiteiten, zoals Cumenu-activiteiten (monumentendag, jazzdag), excursies en kampen, sinterklaasviering, kerst. Bezwaren hiertegen kunt u kenbaar maken aan de start van het schooljaar zodat we voor een alternatief programma kunnen zorgen.
De begeleiding en inzet van stagiaires van de Pabo en ROC Ook het komende schooljaar lopen weer een aantal stagiaires in verschillende groepen stage. De directeur onderhoudt, samen met de stagebegeleider van school, Rob Battes, de contacten met de PABO (Pedagogische Academie voor Basis Onderwijs) en ROC (Regionaal OpleidingsCentrum). Aan de PABO wordt de opleiding tot leraar basisonderwijs gevolgd, aan het ROC de opleiding tot klassenassistent. Onze school begeleidt een aantal stagiaires. Dit schooljaar geeft een LIO leerkracht les aan de kinderen van groep 1-2. Een LIO-leerkracht studeert af door het zelfstandig geven van les op enkele dagen als volwaardig leerkracht. Dit gebeurt wel onder verantwoordelijkheid van de groepsleerkracht. Naast deze LIOleerkracht hebben we een Pabo-student in groep 3-4 en twee SPW (ROC) in de groepen 2-3 en 5-6.
Scholing van leraren Ieder jaar nemen de leerkrachten deel aan nascholingscursussen, zodat we onze onderwijskennis op peil houden. Op grond van persoonlijke leeragenda’s nemen directeuren deel aan cursussen en worden er gezamenlijke studiedagen georganiseerd voor alle directeuren. Het personeel volgt nascholing op verschillende gebieden. De onderbouw van De Aanloop volgt dit schooljaar nascholing op het gebied van ‘De digitale Horeb leren kennen’. Wij worden begeleid door Lorien de Koning vanuit ‘De Activiteit’. Op de website van De Aanloop vindt u de agenda waarop alle voor ouders en leerlingen belangrijke data van de school vermeld staan. Ook via de schoolnieuwsbrieven worden deze data tijdig aangekondigd.
Aansprakelijkheid/ Schoolverzekering voor leerlingen Tijdens schooltijd kunnen er ongelukjes gebeuren. De vraag of de directie en groepsleerkrachten van de school aansprakelijk zijn voor eventuele schade die uw kind oploopt of een ander toebrengt, is niet zomaar te beantwoorden. Het gaat bij aansprakelijkheid namelijk om de vraag wat redelijk en billijk is. Er zijn situaties waarin u als ouder of verzorger aansprakelijk bent. In dat geval kunt u een beroep doen op uw eigen verzekering tegen wettelijke aansprakelijkheid (WA-verzekering). Voor alle kinderen op school heeft het bestuur van ABBO een schoolongevallenverzekering afgesloten. De dekking van deze verzekering is uitsluitend van kracht tijdens schooluren, evenementen in schoolverband en ook gedurende een uur hiervoor en hierna. Zoveel als het rechtstreeks komen naar en het gaan van genoemde activiteiten vergt. Deze verzekering kan alleen uitkeren als er iets vervelends onder verantwoordelijkheid van de school gebeurt en de eigen verzekering niet uitbetaalt. De directie is niet aansprakelijk voor het wegraken van, of schade toebrengen aan, schrijfgerei, speelgoed, skateboards, mobiele telefoons, enz. die uw kind mee naar school neemt.
hoofdstuk 2
19 schoolgids Basisschool De Aanloop 2011-2012
hoofdstuk 3
De kinderen
De kwaliteit van het onderwijs Ieder kind is anders. Daar spelen we als school op in. Zo halen we met behulp van onze onderwijsmethoden het optimale uit uw kind op het gebied van basisvaardigheden (taal, lezen, rekenen) en sociaal-culturele vaardigheden. De kinderen moeten voldoen aan de kerndoelen voor het basisonderwijs. Dit kan betekenen dat ze extra hulp nodig hebben om te kunnen leren (zie hoofdstuk 5). Om bovenstaande te kunnen realiseren, moeten we als school kwaliteitsonderwijs leveren, dit betekent voor de leerkrachten onder meer jaarlijks bijscholen. Met ons leerlingvolgsysteem bewaken we de doorgaande ontwikkeling van de kinderen. De resultaten en vorderingen van uw kind vermelden we in het portfolio van uw kind en dit bespreken we met u tijdens portfoliogesprekken.
Uitstroom voortgezet onderwijs De schoolkeuze voor het voortgezet onderwijs is afhankelijk van: • de capaciteiten van het kind (wat kan het kind?) • de kwaliteit van de basisschool (voldoen aan de kerndoelen) • omgevingsinvloeden (welke uitdagingen worden er geboden?). Wij stellen ons ten doel om het maximale uit ieder kind te halen. Aard en aanleg van het kind zijn belangrijke factoren. De beste school voor voortgezet onderwijs voor uw kind is de school die het best past bij de capaciteiten van uw kind. De leerresultaten aan het eind van groep 8 worden vastgesteld door de Cito-eindtoets, waaraan alle leerlingen deelnemen en de NIO-toets (Nederlandse Intelligentietest voor Onderwijsniveau) van EDUX in november. De resultaten van De Aanloop liggen boven het niveau dat op grond van de kenmerken van de leerlingenpopulatie mag worden verwacht. Dit betekent dat de prestaties in de afgelopen drie jaren hoger liggen dan die van vergelijkbare scholen.
De begeleiding van de overgang van kinderen naar het voortgezet onderwijs In groep 8 bereiden we de kinderen voor op de overstap naar het voortgezet onderwijs. Onze school onderhoudt nauwe contacten met het voortgezet onderwijs. In november wordt de NIO-toets afgenomen. Deze toets meet naast schoolse vaardigheden ook de sociaal-emotionele kant, de capaciteiten en belangstellingswereld van de kinderen. De kosten voor deze toets zijn voor rekening van de school.
hoofdstuk 3
21 schoolgids Basisschool De Aanloop 2011-2012
U treft hieronder een overzicht van de uitstroomgegevens naar het voortgezet onderwijs van de afgelopen schooljaren Vmbo basis
Vmbo kader
Vmbo theoretisch
HAVO
VWO
totaal
2006-2007
1
1
2
5
20
29
2007-2008
2
0
2
27
5
36
Vmbo basis
Vmbo kader
Vmbo theoretisch
Vmbo t / HAVO
HAVO
HAVO/ VWO
VWO
Gymnasium
2008-2009
0
0
1
9
4
11
8
2
35
2009-2010
0
2
8
8
3
7
6
4
38
2010-2011
0
1
4
4
7
5
4
1
26
Schorsing en verwijdering Wanneer het gedrag van een leerling zodanig uit de hand loopt, dat hij of zij op school niet meer te handhaven is, kan de leerling worden geschorst (tijdelijk) of verwijderd (voorgoed). De beslissing om te schorsen of te verwijderen ligt bij het schoolbestuur. De directeur dient het verzoek tot schorsing of verwijdering schriftelijk in bij het ABBO-bestuur. Het bestuur probeert altijd eerst voor de leerling een andere school te vinden. Wanneer dat na acht weken nog niet is gelukt, dan pas mag de school de leerling de toegang weigeren. Uiteraard gaat aan dit alles overleg met de ouders vooraf. Ouders kunnen de inspectie inschakelen wanneer dit overleg mislukt. Wanneer het bestuur ondanks alle bemiddelingspogingen bij de beslissing blijft, dan kunnen de ouders binnen 6 weken schriftelijk bezwaar aantekenen. Het schoolbestuur heeft vier weken de tijd om op dit bezwaarschrift te reageren. Blijft het bestuur bij de verwijdering, dan kunnen de ouders bij de rechter in beroep gaan.
Hoog – en meer begaafdheid Uit onderzoek naar hoogbegaafdheid blijkt dat de basis van hoogbegaafdheid ligt in het samenspel van drie componenten: hoge intellectuele capaciteiten, creativiteit en motivatie. Naast buitengewone capaciteiten (intelligentie die boven het gemiddelde ligt) moet het kind ook gemotiveerd zijn en creativiteit bezitten om tot hoogbegaafde prestaties te komen. Om van hoogbegaafdheid te kunnen spreken moeten in ieder geval die drie persoonlijkheidskenmerken aanwezig zijn. We hebben voor deze groep kinderen de ‘Pittige Plus Torens’ aangeschaft. Deze ‘Pittige Plus Torens’ bevatten een slimme leerlijn en een hoogbegaafdenleerlijn. Omdat wij uitgaan van het unieke in elk kind, vinden we het belangrijk om ook die talenten volop kansen te bieden. Bij het intakegesprek met de ouders krijgen we al specifieke informatie. Ook in andere gesprekken met ouders en/of het kinderdagverblijf kan (het vermoeden van) hoogbegaafdheid een aandachtpunt zijn. Als een leerkracht vermoedt dat een leerling hoogbegaafd is, dan spiegelt hij/zij ter verkenning de kenmerken en profielen van hoogbegaafde leerlingen aan de betreffende leerling. Op school begeleidt de leerkracht de hoogbegaafde leerling zoveel mogelijk zelf door de lesstof te versnellen of te compacten of te verrijken. Dit schooljaar zijn we gestart met een pilot Spaans. Deze wordt gegeven door Mieke de Moor. Contact tussen ouder(s) en leerkrachten is essentieel voor de verdere aanpak. Dit biedt de mogelijkheid informatie uit te wisselen en het bevordert ook het opbouwen van een bondgenootschap, dat erop gericht is de prestaties en het gevoel van eigenwaarde van het kind te stimuleren.
hoofdstuk 3
23 schoolgids Basisschool De Aanloop 2011-2012
hoofdstuk 4
De ouders
Het belang van de betrokkenheid van ouders Ouders en leerkrachten van De Aanloop werken samen aan de opvoeding van de kinderen. Daarom vinden we het belangrijk dat ouders betrokken worden bij school. Door goed contact weten de ouders ook waar de leerkrachten en de kinderen op school mee bezig zijn.
Informatie In deze schoolgids informeren we u en ook in onze schoolnieuwsbrieven vindt u informatie over activiteiten die van belang zijn. Er wordt gewerkt aan een nieuwe website. Hierop zullen alle informatiebrieven verschijnen. We organiseren in het begin van het schooljaar een informatieavond voor alle ouders van iedere groep. Daarnaast organiseren we jaarlijks een workshopavond. De ouders van kinderen uit groep 8 krijgen voorlichting over het voortgezet onderwijs. Drie keer per schooljaar nodigen we u uit om de vorderingen en resultaten van uw kind te bespreken met de groepsleerkracht. Daarnaast bestaat altijd de mogelijkheid om met de groepsleerkracht, de intern begeleider of de directeur eventuele vragen of opmerkingen te bespreken.
Inspraak ouders in de school De medezeggenschapsraad (MR) Alle ouders kunnen meedenken en meepraten over de school. Dit kan via de medezeggenschapsraad. In deze raad zitten drie ouders. Alle ouders van De Aanloop kiezen tijdens de MR-verkiezing deze drie ouders. Ze nemen voor twee jaar plaats in de MR. Daarna kunnen ze nog eenmaal worden herkozen. Ook drie teamleden maken deel uit van de medezeggenschapsraad. De directeur is adviserend lid. De medezeggenschapsraad geeft adviezen en neemt besluiten over onderwerpen die met het beleid van de school te maken hebben.
De ouderraad Iedere groep heeft klassenouders die samen de ouderraad vormen. De adjunct-directeur is namens het team bij de ouderraads-vergaderingen aanwezig. Deze raad houdt zich vooral bezig met de dagelijkse gang van zaken. De ouderraad bereidt de schoolreisjes, feesten en sportactiviteiten voor en zij helpt bij de uitvoering ervan. Uiteraard gebeurt een en ander in overleg met de leerkrachten.
De gemeenschappelijke medezeggenschapsraad (GMR) Alle ABBO-scholen zijn vertegenwoordigd in de GMR door ouders en personeelsleden. De GMR komt vijf à zes keer per schooljaar bijeen. Er worden schooloverstijgende aangelegenheden besproken, bijvoorbeeld het Arbeidsomstandighedenbeleidsplan, bestuursformatieplan, de begroting enzovoort.
hoofdstuk 4
25 schoolgids Basisschool De Aanloop 2011-2012
Ouderhulp Om alles op school goed te kunnen laten verlopen tijdens de lessen krijgen we hulp van ouders. Leesouders, computerhulpouders, hulp bij handenarbeid, hulp bij excursies, bij schoolreizen zijn hier voorbeelden van. In elke groep kan hun hulp ingezet worden, dit hoeft niet speciaal in de groep van zoon of dochter.
Verzoek vrijstelling lessen Kinderen die extra hulp nodig hebben, krijgen die extra hulp op school van de groepsleerkracht of de remedial teacher. De ouders van het betreffende kind zijn op de hoogte van deze extra hulp en regelmatig worden ze op de hoogte gebracht van de ontwikkeling van hun kind. Er zijn ook ouders die deze extra hulp van bijvoorbeeld orthopedagogen of psychologen buiten de eigen school zoeken. Het heeft de voorkeur dat deze extra hulp na schooltijd genoten wordt. Als er echter geen andere mogelijkheid is dan deze extra hulp onder schooltijd plaatsvindt dan moet hierover overleg met de directie plaatsvinden. De directie kan aangeven op welke moment dat bij hoge uitzondering mogelijk is. We maken een afspraak over wat er in de plaats komt van de gemiste onderwijsactiviteiten.
Schoolmaatschappelijk werk/ Wat kan schoolmaatschappelijk werk betekenen? Het schoolmaatschappelijk werk maakt samen met leerlingen, hun ouders en leerkrachten problemen inzichtelijk en bespreekbaar. Als dat nodig is, legt het schoolmaatschappelijk werk contact met gespecialiseerde hulp buiten school in overleg met de betrokkenen.
Contactpersoon Wij willen u informeren over wat u kunt doen als u een klacht heeft over de school of iemand op die school. De school is aangesloten bij Stichting KOMM (Klachten Over Machts Misbruik) en heeft ook de klachtenregeling van de stichting overgenomen. De volledige Klachtenregeling met toelichting is op school aanwezig en ligt natuurlijk ter inzage. In de Klachtenregeling wordt onderscheid gemaakt tussen klachten over machtsmisbruik en ‘overige’ klachten. Onder machtsmisbruik verstaan we seksuele intimidatie, discriminatie en/of racisme, agressie, geweld, pesten. De overige klachten kunnen bijvoorbeeld gaan over begeleiding van leerlingen, toepassing van strafmaatregelen, beoordeling van leerlingen, de schoolorganisatie. We gaan ervan uit dat u met een klacht in eerste instantie naar de betrokkene(n) gaat, bijvoorbeeld de leerkracht. Komt u er samen niet uit, dan kunt u bij de directie van de school terecht. Bent u nog niet tevreden, dan kunt u het bevoegd gezag (het bestuur) inlichten. Het bevoegd gezag zal samen met u naar een oplossing zoeken. Mogelijk maakt het bevoegd gezag hierbij gebruik van de kennis van een externe deskundige (bijv. een jeugdarts bij klachten over de schoolhygiëne). U kunt ook beslissen de klacht bij de landelijke klachtencommissie in te dienen. Soms is er sprake van ernstige klachten, over een vorm van machtsmisbruik. U kunt daarbij denken aan seksuele intimidatie, discriminatie, agressie, geweld, pesten. Het is belangrijk om deze klachten
hoofdstuk 4
niet binnen de school zelf af te handelen, maar daarvoor onafhankelijke, externe deskundigen in te schakelen. De klachtenregeling van de VBS voorziet hierin. Binnen de school kunt u een beroep doen op de interne contactpersoon, buiten de school op de externe vertrouwenspersoon. Wilt u een officiële klacht indienen, dan kan dat bij de onafhankelijke klachtencommissie. Binnen de school is één persoon aangewezen, bij wie terecht kunt met een klacht over machtsmisbruik en/of intimidatie door iemand van de school (personeel, leerlingen, ouders, vrijwilligers, stagiaires enz.). U vindt de naam onderaan dit stuk. De contactpersoon zal naar uw verhaal luisteren en samen met u kijken wat er nu gaat gebeuren. De contactpersoon gaat niet zelf met de klacht aan de slag, maar verwijst u door naar de externe vertrouwenspersoon. De school heeft meerdere vertrouwenspersonen aangezocht via de GGD, die deskundig zijn op het terrein van machtsmisbruik en de gevolgen ervan. Via het secretariaat van de GGD kunt u in contact komen met deze personen. De externe vertrouwenspersoon zal met u over de klacht praten en kijken welke volgende stappen wenselijk zijn. Dat kan een vorm van hulpverlening zijn of het indienen van een klacht. U beslist welke stappen u wilt zetten, de vertrouwenspersoon ondersteunt u desgewenst daarbij. U kunt ook rechtstreeks contact opnemen met de vertrouwenspersoon, in dat geval slaat u de stap naar de interne contactpersoon over. Wanneer de klachtencommissie klaar is met haar onderzoek, doet ze uitspraak of de klacht wel of niet gegrond is. Bij een gegronde klacht wordt bovendien een advies aan het bevoegd gezag gegeven over te nemen maatregelen. Het bevoegd gezag, de klager en de aangeklaagde krijgen de uitspraak en het advies op schrift. Het bevoegd gezag beslist wat ze met het advies van de klachtencommissie doet en laat dat aan alle partijen weten. Als ze het advies van de klachtencommissie niet opvolgt, moet ze dat uitvoerig toelichten.
Contactgegevens • Interne contactpersonen op schoolniveau: Anneke van Baal. • Vertrouwenspersoon op niveau van onze stichting: Rob de Jong Bereikbaar via 0164 – 292256 (werk) 0164 – 241749 (thuis) of 06 – 51852519 of
[email protected] • Externe vertrouwenspersonen: • Secretariaat Jeugdgezondheidszorg, bereikbaar via telefoon 076 – 5282241, G.G.D. West-Brabant. • Stichting KOMM t.a.v. mevr. A. de Koning, postbus 2086, 4800 CB Breda, telefoon 076 – 5245500,
[email protected] • de volgende websites en telefoonnummers kunnen van belang zijn: • voor informatie of vragen over onderwijs:
[email protected], www.onderwijsinspectie.nl, telefoon 0800 – 8051 (gratis) • voor klachtmeldingen over seksuele intimidatie, seksueel misbruik, ernstig psychisch of fysiek geweld: meldpunt vertrouwensinspecteurs 0900 – 1113111 (lokaal tarief)
Ouderbijdrage De ouderbijdrage is een vrijwillige bijdrage van de ouders. Zonder dit geld zijn allerlei excursies en festiviteiten zoals Sint, Kerst, playbackshow, Paasontbijt, afscheidsfeesten, onmogelijk. Deze activiteiten kunnen niet vanuit het reguliere budget worden betaald maar we vinden ze wel belangrijk voor onze kinderen. De ouderbijdrage bedraagt dit schooljaar € 30,- per kind.
27 schoolgids Basisschool De Aanloop 2011-2012
Sponsoring De school voert een terughoudend beleid als het gaat over sponsoring. Als er sprake is van sponsoring moet dit aan de volgende eisen voldoen: • de sponsoring moet verenigbaar zijn met de pedagogische en onderwijskundige taak en doelstelling van de school. Bovendien moet het in overeenstemming zijn met de goede smaak en het fatsoen • sponsoring mag de objectiviteit, de geloofwaardigheid, de betrouwbaarheid en de onafhankelijkheid van het onderwijs niet in gevaar brengen • sponsoring mag de onderwijsinhoud en/of de continuïteit van het onderwijs niet beïnvloeden.
Video-opnamen Het kan voorkomen dat van een kind, van een groepje kinderen of een schoolklas video-opnames worden gemaakt. Het gaat dan altijd om gebruik in het kader van onderwijskundige redenen binnen de school. We maken bijvoorbeeld gebruik van video – opnames om onze lesinstructie te kunnen vastleggen en daarna in ons team te kunnen bespreken. Ook passen we deze werkwijze toe bij het lesgeven van studenten van de PABO. Als de opnamen gebruikt gaan worden buiten de school, zullen we u dat vooraf melden en om uw toestemming vragen. Als u bezwaar heeft tegen het gebruik buiten de school van video-opnames waar uw kind op staat, dan u kunt u dat kenbaar maken bij de groepsleerkracht van uw kind.
Schoolfotograaf Om het jaar bezoekt een schoolfotograaf de school. De schoolfotograaf maakt verschillende foto’s: een portretfoto (waarvan afdrukken in diverse afmetingen worden geleverd) en een groepsfoto. Daarnaast wordt voor gezinnen met meerdere kinderen op school de zogenaamde ‘broertjes-zusjes-foto gemaakt.
Foto’s en website Onze school heeft een website, www.aanloopboz.nl , waar we regelmatig foto’s op zetten van leerlingen van onze school. We laten op onze website zien aan welke activiteiten onze leerlingen meedoen – zowel binnen als buiten onze school. Als u bezwaar heeft tegen het plaatsen van een foto waar uw kind op staat op onze website, dan u kunt u dat kenbaar maken bij de groepsleerkracht van uw kind.
Informatie aan gescheiden ouders Het spreekt voor zich dat de school ouders informeert over de vorderingen van hun kind. Maar hoe nu als gescheiden bent? De opvoedende ouder krijgt natuurlijk alle informatie van de school. Maar ook de niet-opvoedende ouder heeft recht op bepaalde informatie van de school. Dit is geregeld in het Burgerlijk Wetboek (artikel 1-377c). In dit artikel is bepaald dat een school verplicht is de ouder, die niet met het ouderlijke gezag is belast, informatie te verstrekken als deze daarom vraagt. De school hoeft de informatie niet te verstrekken als zij deze informatie ook niet aan de ouder die met het ouderlijke gezag is belast, zou verstrekken of als het belang van het kind door het verstrekken van informatie in het geding komt. Bij gescheiden ouders vindt de informatieverstrekking via de schooldirectie plaats. De niet-opvoedende ouder moet deze informatie schriftelijk bij de schooldirectie aanvragen. Stuurt u daarbij een kopie van een wettelijk toegestaan legitimatiebewijs mee, zodat de school zeker weet dat het om een (niet-opvoedende) ouder van de leerling gaat.
hoofdstuk 4
29 schoolgids Basisschool De Aanloop 2011-2012
De schooldirectie neemt naar beide ouders toe een neutrale opstelling in. De school mengt zich niet in conflicten tussen ouders en zorgt voor een onpartijdige houding. De directie maakt een eigen afweging of het belang van het kind in het geding komt bij informatieverstrekking aan de nietopvoedende ouder. Het feit dat het kind zelf tegen de informatieverstrekking is, is op zichzelf geen reden om het verzoek te weigeren. Dit geldt ook voor de situatie waarin de opvoedende ouder tegen de informatieverstrekking is. De directie informeert de opvoedende ouder over het ontvangen verzoek om informatie. Daarbij geeft de directie aan dat alleen redenen die het belang van het kind aangaan, tegen het verzoek kunnen worden ingebracht. Als er geen (wettelijke) belemmeringen zijn, willigen we het verzoek om informatie in. In principe gebeurt dit binnen een maand. Als er voor de behandeling van het verzoek meer tijd nodig is, delen we dit uiteraard aan de verzoeker mee. Meestal bestaat het informeren uit het toezenden van een kopie van het portfolio met een korte toelichting. Een kopie van deze toelichting geven we ook aan de opvoedende ouder. Aan anderen dan de ouders (zoals advocaten) wordt geen informatie verstrekt om de onpartijdigheid van de schooldirectie te waarborgen. De schooldirectie is wettelijk wel verplicht om informatie over kinderen te verstrekken aan de Raad voor de Kinderbescherming. Als de schooldirectie van oordeel is bepaalde informatie niet te verstrekken, dan kan de niet-opvoedende ouder aan de rechter verzoeken te bepalen dat de gevraagde informatie alsnog wordt verstrekt.
Overblijfmogelijkheden Tijdens de pauze wordt er goed opgelet dat kinderen eten èn spelen. Zo hebben ze een moment van rust, maar kunnen ze ook even ontladen. ’s Middags kunnen ze er dan weer vol energie ertegenaan. Is het een regenachtige dag? Geen probleem. In dat geval kunnen de kinderen in de ruimtes van de naschoolse opvang terecht, waar veel en leuk speelgoed is. Weer eens wat anders dan thuis. Mocht uw zoon of dochter allergisch reageren op een voedingsmiddel, dan horen wij dat graag. En ook als uw kind in verband met uw geloofsovertuiging bepaalde producten niet mag eten, horen wij dat graag zodat wij daar rekening mee kunnen houden. Wat de kinderen tijdens de lunch aangeboden krijgen, staat in onze flyer en het TSO-reglement. Hierin staat ook hoe wij de kinderen uit de klassen ophalen van groep 1, 2 en 3 en hoe de pauze verder verloopt. U kunt de flyer en het reglement afhalen bij de school of de TSO-coördinator of downloaden via de website www.zokinderopvang.nl, onder ‘opvangvormen’ en vervolgens kiezen voor de desbetreffende vestiging. Zo werkt het liefst met vrijwilligers vanuit de school, omdat zij dicht bij de kinderen staan. Uiteraard staat hier een vergoeding tegenover. De vrijwilligers worden op kosten van Zo geschoold. Als u dit leuk lijkt, kunt u zich als vrijwilliger aanmelden bij de coördinator.
[email protected]
van school mag best eens komen spelen. In de vakanties is de opvang de hele dag geopend. Dan organiseren we allerlei extra activiteiten in het kader van themaweken, zoals de kookweek, de theaterweek, de circusweek enzovoort. Ook uitstapjes maken naar het bos of het strand behoort tot de mogelijkheden. Ook voorschoolse opvang is mogelijk. Uw kind wordt dan vanaf 7.30 uur opgevangen in een rustige omgeving. Zo biedt buitenschoolse opvang in- of exclusief de vakanties, flexibele opvang of alleen in de vakanties. Voor meer informatie kunt u bellen naar het centraal kantoor, 070 – 3458563 of mailen naar
[email protected] of kijk op www.zo-unltd.nl Kinderopvang is niet verplicht. Het staat ouders vrij om wel of niet een vorm van kinderopvang te kiezen. Ook de keuze welke aanbieder u kiest voor de buitenschoolse kinderopvang is vrij. TussenSchoolseOpvang (TSO) Zo Kinderopvang & Bso regelt de tussenschoolse opvang (TSO) binnen onze school. Zo is een middelgrote kinderopvangorganisatie met 14 locaties voor dagopvang, naschoolse opvang en een peuterspeelzaal. De coördinator van de TSO is Sandy Janssen. Zij is te bereiken via 06 – 21395906. Om over te kunnen blijven, moet uw kind ingeschreven zijn bij Zo. Uw zoon of dochter kan dan voor € 3,10 per keer op school een boterham eten. Maar uw kind kan natuurlijk ook incidenteel een boterham op school eten. Dit kan met een strippenkaart en dit kost € 3,35 per keer. Ook in dit geval sluit u van tevoren een overeenkomst met de kinderopvangorganisatie. Inschrijven kan via een aanmeldingsformulier dat te vinden is op www.zokinderopvang.nl, onder ‘over inschrijven’ en vervolgens kiezen voor ‘aanmeldformulier’.
Opvang na schooltijd en in de vakanties (VSO/TMO/BSO) Voor kinderen van 4 tot en met 12 jaar biedt Zo buitenschoolse opvang. Hier kan uw kind zich na een drukke schooldag heerlijk ontspannen. Enthousiaste en goed opgeleide pedagogisch medewerkers staan klaar om uw kind te begeleiden. Nadat de kinderen zijn opgehaald van school, wordt er eerst gezamenlijk iets gegeten en gedronken. Daarna is het tijd om te spelen. Er is van alles te doen! Samen bouwen, knutselen, verkleden, met de barbie’s spelen, computeren of buiten voetballen en verstoppertje doen. Alvast huiswerk maken of lekker een boekje lezen kan natuurlijk ook. En een vriendje of vriendinnetje
hoofdstuk 4
31 schoolgids Basisschool De Aanloop 2011-2012
hoofdstuk 5
De zorg voor de kinderen
Het zorgteam Het zorgteam bestaat uit de Intern Begeleider Henk Slobbe, de Remedial Teacher Cora Bogers, en een gediplomeerd orthopedagoog, Eva van Zundert.
Intern Begeleider
Henk Slobbe is verantwoordelijk voor de totale zorgstructuur van de school. Hij stuurt de RT-er aan, onderhoudt de zorgcontacten zowel intern als extern, coacht leerkrachten met betrekking tot de zorg, voert de consultgesprekken, bewaakt de zorgafspraken en is verantwoordelijk voor de archivering betreffende de zorg. Hij bezoekt de vergaderingen van het overkoepelend orgaan WSNS, Bopklas.
Remedial Teacher
Cora Bogers is verantwoordelijk voor de uitvoerende zorg. Zij werkt met een handelingsplan zoveel mogelijk binnen de groep, als dat nodig is ook buiten de groep. De kinderen met een Leerling Gebonden Financieringsbudget worden door haar begeleid. De eigen leerkracht is en blijft eindverantwoordelijk voor de kinderen in zijn/haar groep.
Orthopedagoog
Eva van Zundert is naast leerkracht ook orthopedagoog. Zij is bevoegd om testen af te nemen op (ortho)pedagogisch gebied. Samen met Henk Slobbe is zij eindverantwoordelijk voor het (hoog)begaafdenbeleid van de school. Basisschool De Aanloop heeft relatief veel kinderen die begaafd dan wel hoogbegaafd zijn. Voor deze groep kinderen hebben we pittige plustorens en zijn we dit jaar gestart met een pilot Spaans.
Het volgen van de ontwikkeling van de kinderen Sommige kinderen hebben extra instructie nodig. Als de overige kinderen aan de slag zijn gegaan, heeft de leerkracht gelegenheid om die extra instructie te geven. Natuurlijk houden we er rekening mee dat kinderen die extra instructie krijgen minder tijd hebben om de stof te verwerken. Door deze werkwijze is het niet vanzelfsprekend dat alle kinderen even ver zijn. Van ieder kind houden we de ontwikkeling bij met behulp van een leerlingvolgsysteem. We doen dit voor rekenen, spelling, technisch- en begrijpend lezen, en woordenschat-, taal- en rekenontwikkeling (kleutergroepen). We toetsen alle kinderen een paar keer per jaar op hun ontwikkeling in de onderdelen rekenen, spelling, technisch lezen, begrijpend lezen, taalontwikkeling en rekenontwikkeling (kleutergroepen) en woordenschatontwikkeling. Deze gegevens zetten we in het leerlingvolgsysteem en we bespreken de gegevens met de groepsleerkrachten en de intern begeleider.
De verslaggeving van gegevens over leerlingen door de groepsleraar Van iedere leerling houden we een dossier bij. Daarin nemen we gegevens op over het gezin (zoals opgegeven op het inschrijfformulier), de leerling-besprekingen, gesprekken met ouders, speciale onderzoeken, handelingsplannen en testen rapportgegevens van de verschillende jaren. Drie keer per schooljaar ontvangt u een portfolio. In het portfolio staan de vorderingen van de leerling nauwkeurig
hoofdstuk 5
33 schoolgids Basisschool De Aanloop 2011-2012
omschreven. Kinderen krijgen het portfolio mee naar huis en tegelijkertijd nodigen we de ouders uit om het rapport op school met de leerkrachten te bespreken. Ook op andere momenten kunt u informatie wensen of kan de leerkracht met u overleggen. Het is altijd mogelijk om op korte termijn een afspraak te maken. Op onze school bespreken we de vorderingen van alle kinderen tijdens de voortgangsbesprekingen. Deze voortgangsbesprekingen vinden drie keer per schooljaar plaats in de onderbouw en bovenbouw. Kinderen die dan opvallen, bijvoorbeeld als zich problemen voordoen bij het leren lezen, bespreken we in een speciale bespreking, de leerlingbespreking. Dan gaan we na wat de problemen van het kind precies zijn. We gebruiken de vorderingen- en registratielijsten en de ervaringen van de leerkracht om te kunnen bekijken wat we aan het probleem kunnen doen. Meestal is het zo dat we een handelingsplan opstellen waarin we beschrijven welke activiteiten we zullen ondernemen Dit kan betekenen dat het kind extra ondersteuning krijgt van de intern begeleider of dat in de groep extra werk aangeboden wordt. Dit bespreken we uiteraard altijd met de ouders. Soms komen we er zelf niet uit. In overleg met u kunnen we dan besluiten hulp in te roepen van een extern deskundige, bijvoorbeeld iemand van de schoolbegeleidingsdienst.
Speciale zorg voor kinderen Wat is zorgverbreding? Onder zorgverbreding verstaan we de uitbreiding van maatregelen en activiteiten op school om zo goed mogelijke zorg aan de kinderen aan te kunnen bieden. Speciaal voor kinderen met leerproblemen, sociaal-emotionele problemen of lichamelijke problemen. Ook kinderen die meer aankunnen dan de normale oefenstof, komen in aanmerking voor extra zorg. We gaan ervan uit dat het onderwijs het kind hoort te volgen, niet andersom. Met ’onderwijs op maat’ kunnen we kinderen beter binnen de school helpen en hoeven we minder kinderen te verwijzen naar een speciale school. We hebben de laatste jaren veel aandacht geschonken aan de zorgverbreding. De intern begeleider is de stuwende kracht binnen de zorgverbreding. Hij coördineert de zorg, werkt met kinderen, onderhoudt de contacten met leerkrachten en ouders, beheert de orthotheek (alle orthopedagogische leermiddelen, boeken, spellen e.d), verzamelt de extra oefenstof, leidt de leerlingbesprekingen enzovoort. De speciale zorg voor kinderen met specifieke behoeften Leerlinggebonden financiering (= LGF of ‘rugzakje‘) Ons beleid is gericht op onderwijs aan kinderen met verschillende onderwijsbehoeftes. Dat houdt in dat we ons onderwijs ook willen afstemmen op de onderwijsbehoeften van een kind met een handicap. De uitgangspunten van adaptief onderwijs staan daarbij centraal. Dat wil zeggen dat we de drie basisbehoeftes van leerlingen als centraal uitgangspunt in ons onderwijs opgenomen hebben: behoefte aan relaties, competentie en autonomie. De ouders die bij ons op school een kind met een handicap aanmelden, zullen we vanuit die positieve intentie benaderen. We gaan zo nauwkeurig mogelijk na wat de mogelijkheden van onze school zijn voor het verzorgen van onderwijs aan hun kind. We gaan bij het onderzoeken van de mogelijkheden uit van de volgende uitgangspunten: • een kind heeft recht op onderwijs, samen met andere kinderen uit de omgeving • een kind met een handicap heeft recht op integratie in het reguliere onderwijs • ouders hebben keuzevrijheid bij het kiezen van een school voor hun kind • de afweging of de school wel of niet onderwijskundig in staat is om het kind op te vangen, vindt plaats aan de hand van zo objectief mogelijk criteria, waarbij het in eerste instantie om de mogelijkheden die er wel zijn, niet om wat niet kan
hoofdstuk 5
• alle afwegingen bespreken we in een open communicatie met de ouders van het kind • voor elk individueel kind met een handicap, dat wordt aangemeld bij onze school, bepalen we afzonderlijk wat voor mogelijkheden we hebben om het onderwijs aan dit kind op onze school te verzorgen • de zwaarte van de handicap in combinatie met de mogelijkheden van onze school spelen een rol bij de afweging (maximaal één leerling per groep) • we maken gebruik van externe ondersteuning als we advies willen bij de afweging • we maken gebruik van een draaiboek, waar de stappen in het afwegingsproces zijn beschreven. De ouders zijn op de hoogte van dit draaiboek. Besluitvormingsproces Bij het afwegen of we het kind met een handicap kunnen opvangen op onze school, maken we gebruik van een draaiboek. We gaan daarbij uit van een positieve beschikking van het Commissie voor Indicatiestelling (CVI). We betrekken de ouders nadrukkelijk in het totale proces. De school neemt binnen acht weken een besluit. Het duurt dus maximaal acht weken vanaf de aanmelding tot en met de mededeling over het besluit voor u weet of uw kind op onze school wordt opgevangen. Bij de besluitvorming over plaatsing spelen ook de grenzen van integratie een rol, bijvoorbeeld: • weigering van de ouders om de grondslag van de school te respecteren • de orde en veiligheid wordt te veel verstoord (kan een rol spelen bij gedragsproblematiek) • de verzorging en behandeling interfereert te veel in het onderwijs • het leerproces van andere kinderen wordt verstoord • er is gebrek aan opnamecapaciteit. (De eerste en laatste overwegingen gelden niet specifiek voor kinderen met een handicap). De beschikbare middelen, de Leerling Gebonden Financiering (= LGF of ‘rugzakje‘), worden door de school ingezet voor personele inzet, inzet externe hulp, overleg met externen, materialen enzovoort. Langdurig zieke kinderen Sinds 1 augustus 1999 zijn basisscholen zelf verantwoordelijk voor het onderwijs aan langdurig zieke kinderen. Een uitzondering hierop zijn kinderen die in een academisch ziekenhuis worden behandeld. Het gaat om die kinderen die gedurende langere tijd in een ziekenhuis zijn opgenomen of langdurig ziek thuis zijn. Voor kortdurende ziekmeldingen kunnen de bestaande schoolafspraken worden gehandhaafd. Het is van groot belang, dat de school tijdens het ziek zijn contacten organiseert met het zieke kind. Het is natuurlijk belangrijk ervoor te zorgen dat het leerproces zo goed mogelijk doorloopt. Nog belangrijker is het gevoel van het zieke kind ‘erbij’ te blijven horen. Dat kan op allerlei manieren plaatsvinden. Het zieke kind kan worden bezocht door de groepsleerkracht en medeleerlingen en/of het kan op bepaalde tijden volgens afspraak de school bezoeken. Als dit om medische redenen niet mogelijk is, kan er gebruik gemaakt worden van b.v. video-opnamen in de klas en/of thuis, telefonisch contact met klasgenootjes en evt. contact met behulp van e-mail en webcam. Het spreekt vanzelf, dat brieven, kaartjes en tekeningen een belangrijke rol spelen in het onderhouden van het contact tussen school en het zieke kind. Per situatie bekijken we wat de mogelijkheden zijn. Veel hangt af van de medische behandeling en de draagkracht van kind, ouders en school.
35 schoolgids Basisschool De Aanloop 2011-2012
We kunnen deze activiteiten natuurlijk alleen in goed overleg met de ouders van het zieke kind uitvoeren. We realiseren ons, dat de ouders van een langdurig ziek kind een moeilijke periode doormaken en dat er op verschillende gebieden veel van hen wordt gevraagd. Volgens de wet kan de school bij ondersteuning aan zieke leerlingen een beroep doen op de schoolbegeleidingsdienst. In Bergen op Zoom en omstreken is dat EDUX. Medewerkers van EDUX kunnen scholen helpen bij het zo goed mogelijk begeleiden van het onderwijsproces tijdens de periode van ziekte. We volgen in dat geval de volgende procedure: 1 Als duidelijk is, dat een leerling langer dan 2 weken in een ziekenhuis wordt opgenomen of ziek thuis is, neemt de groepsleerkracht en/of de intern begeleider en/of zorgcoördinator van de school contact op met de ouders om de situatie door te spreken. 2 De groepsleerkracht(en) en de intern begeleider nemen in overleg met de directie en de ouders van het zieke kind het besluit om wel of geen externe hulp van de schoolbegeleidingsdienst in te schakelen. 3 De school ontwikkelt in overleg met de ouders een planmatige aanpak (wel of niet met externe begeleiding). 4 De school blijft verantwoordelijk voor de te ontwikkelen en uit te voeren aanpak. Tijdens het uitvoeren van de aanpak vindt regelmatig overleg met de ouders plaats.
hoofdstuk 5
37 schoolgids Basisschool De Aanloop 2011-2012
hoofdstuk 6
Het onderwijs
Op De Aanloop werken we in thema’s. De thema’s helpen de kinderen en dagen ze uit om te groeien in de wereld. Ze bieden volop mogelijkheden voor interactie en communicatie. De kinderen kunnen persoonlijke ervaringen en belevenissen uitwisselen. Ze delen ideeën en gedachten, ze werken samen met anderen en iedereen krijgt en neemt verantwoordelijkheid. Een thema moet voor de leerlingen interessante kwesties bevatten die in betekenisvolle activiteiten aan te pakken zijn. Met andere woorden: de activiteiten binnen het thema moeten voldoende mogelijkheden bieden om ontwikkeling en leren te ondersteunen. Thema en activiteiten horen onlosmakelijk bij elkaar. De duur van het thema is 6 à 8 weken. Het thema levert inhoud voor sociaal-culturele activiteiten die voortkomen uit: • de concrete leefsituatie van de kinderen • actuele gebeurtenissen • de sociaal-culturele wereld We kiezen thema’s die de moeite waard zijn voor de leerlingen. Binnen het thema werken we met 5 fasen: • fase 0 (vooraf) in deze fase kijken we of het thema voldoende activiteiten biedt tot onderzoek en spel • fase 1 in deze fase verkennen we het thema in volle breedte met brede en wisselende startactiviteiten. De leerkracht maakt in deze fase zijn/ haar doelstellingen bekend • fase 2 in deze spelfase (onderbouw) en onderzoeksfase (bovenbouw) bieden we betekenisvolle activiteiten aan waarbinnen we de gestelde doelen willen bereiken • fase 3 in fase 3 sluiten we het thema af. • fase 4 we evalueren het thema. We bekijken welke doelen zijn gehaald door welke leerlingen. Dit leggen we schriftelijk vast. • fase 5 de leerkracht evalueert zijn of haar leerkrachtgedrag. We bekijken ook vast de aandachtspunten voor het volgend thema.
OGO-mappen Binnen De Aanloop werken we met een activiteitenmap (appeltjesgroen). Deze map gebruiken tijdens de hele themaplanning (6 tot 8 weken). Naast de activiteitenmap gebruiken we het logboek (geelgroen) voor planning en reflectie en het kinderdagboek om bijzonderheden over de kinderen en afspraken met ouders op te schrijven. De individuele ontwikkeling van de kinderen wordt via observatielijsten bijgehouden. Dit zijn de doelenlijsten vanuit de kerndoelen van het ministerie van onderwijs, cultuur en wetenschappen. De leerkracht houdt de complete ontwikkeling van uw kind op sociaal-emotioneel gebied, werkhouding, motoriek, concentratie bij op de doelenlijsten die weer zijn gerelateerd aan het portfolio. We gebruiken dit schooljaar om te bekijken of een digitale versie van het kinderdagboek handig werkt. De onderbouw, groep 1 tot en met 4, krijgt daarbij ondersteuning van Lorien de Koning van ‘De Activiteit’.
hoofdstuk 6
39 schoolgids Basisschool De Aanloop 2011-2012
hoofdstuk 6a
Lezen en taal
Lezen- en taalonderwijs in de onderbouw Spelactiviteiten en geletterdheid Als uw kind speelt, krijgt het impulsen om plannetjes te maken, om problemen te bespreken en op te lossen. Kinderen communiceren met elkaar en geven vorm aan hun eigen ideeën. Terwijl ze aan het spelen zijn, leren ze de betekenis van geschreven taal kennen. Eerst doen ze alsof ze kunnen lezen en schrijven, maar vervolgens leren ze echt en goed schrijven. Dat is belangrijk want anders kunnen andere kinderen het niet lezen. Zo leren kinderen woorden, begrippen, regels en afspraken die belangrijk zijn bij het lezen en schrijven. Het spelen ontwikkelt zich van rollenspel naar thematisch rollenspel. Interactie is daarbij essentieel. De kinderen spreken af wie welke rol heeft. Wie is verkoper, wie klant? We kijken na het spelen terug op het spel. Wat kan er volgende keer beter of anders en hoe kunnen we het spel interessanter maken? Als de kinderen tevreden zijn over hun spel, kunnen ze het presenteren aan de groep. Jonge kinderen vertellen over hun ervaringen, oudere kinderen kunnen een presentatiescript schrijven. Als leerkracht hebben we een belangrijke rol bij het spel. We stellen de groepen samen en hebben het te bereiken doel voor ogen. We houden daarbij natuurlijk ook het niveau van de kinderen in de gaten. Groep 1-2 Geletterdheid, zo begint dat... De kansen van kinderen in het onderwijs en daarna hangen sterk af van goed en graag kunnen lezen en schrijven. Het proces van beginnende geletterdheid speelt zich af in de hele onderbouw, te beginnen in groep 1. We bieden de leerlingen in de groepen 1 t/m 4 daarom gevarieerde, rijke en met elkaar samenhangende activiteiten aan. Samen met de kinderen zijn we daarbij bezig op vijf gebieden: • thema’s • spelactiviteiten • gespreksactiviteiten • leesactiviteiten • teksten schrijven Al deze kernactiviteiten van kinderen en leerkrachten vragen om interacties en dialogen. Gespreksactiviteiten vervullen daarom een belangrijke rol. Lees-schrijfactiviteiten Lezen en schrijven heeft voor de kinderen in groep 1-2 grote waarde. Als ze lezen en schrijven horen ze bij de wereld waar ze zo graag deel van uit willen maken. Als toegang naar de wereld is boeken lezen interessant en noodzakelijk. We praten met de kinderen over personen, dingen, verschijnselen en gebeurtenissen uit hun directe omgeving. We lezen samen en we schrijven samen. En wat uw kind zelf nog niet kan, wordt door ons ingevuld. Zo krijgen kinderen al op jonge leeftijd optimale kansen om hun ‘functionele geletterdheid’ te ontwikkelen.
hoofdstuk 6
Handschriftontwikkeling Meestal is in groep 1-2 de handmotoriek nog niet ver genoeg ontwikkeld. De kinderen gebruiken daarom kant-en-klaar lettermateriaal. Eerst bieden we alle letters los aan. Daarna gebruiken we de methode ´Schrijfdans´. We doen dat in groep 1-2 en groep 2-3. De ontwikkeling van het handschrift volgt in groep 3. Creëren van een leesomgeving Natuurlijk is er in de groep ook plaats en tijd om zelf te lezen. • Er is een boeken/leeshoek ingericht In de boeken/leeshoek kan uw kind voor zichzelf lezen. Er is voor elk kind iets van zijn gading. we zorgen voor een gevarieerd aanbod met prentenboeken, informatieboeken, kindertijdschriften, zelfgemaakte verhalenboeken, boekjes voor beginnende lezers, boekjes voor gevorderde lezers, woordkaarten etc. • Weektekst/ groepstekst/ tekst van de week Aan het begin van de week maken we met de groep een tekst waar minimaal één signaalwoord inzit dat een aantal keren in de tekst voorkomt. Alle letters van dat signaalwoord worden aangeboden. Bij een zelfstandig naamwoord hoort een lidwoord. • Boek van de week. Iedere week staat een boek centraal waaruit de voorwaarden voor begrijpend lezen worden aangeboden. begrijpend lezen gebruiken we ook voor leesmotivatie, leesstrategieën, soorten teksten/boeken, opzoekstrategieën etc. • Afhankelijk van het thema wordt er gekozen voor de lees/luisterhoek Dit is een hoek waar kinderen kunnen luisteren naar boeken of verhalen op een bandje en/of CD. De cassetterecorder/ CD speler is goed te bedienen. Het aanbod is divers: Er zijn (gesproken) prentenboeken, verhalen over het thema, liedjes, informatieboeken • Thema (lees)tafel Kinderen nemen ‘eigen’ spullen mee voor de thematafel. Bij deze spullen maken de kinderen woordkaartjes. Eventueel breiden we deze woordkaartjes uit met korte zinnen. Ieder woord is voorzien van een lidwoord. Op deze thematische leestafel leggen we boekenen platen die passen bij het thema dat in de klas aan de orde is. Groep 3 en 4 Geletterd worden gaat niet vanzelf... Als uw kind in groep 3 komt, kan het waarschijnlijk zijn of haar eigen naam schrijven. Ook lukt het meestal wel om een kort briefje te schrijven. Zelfstandig schrijven en lezen is de volgende stap. In groep 3 en 4 schenken we aandacht aan het verder ontwikkelen van de communicatieve vaardigheden, het goed onder woorden brengen van de eigen bedoelingen en gedachten. De sleutel om succesvol te leren lezen en schrijven is voor de kinderen het ontdekken van het alfabet: zien en horen dat ze met letters klanken kunnen weergeven. Natuurlijk gaat dat niet vanzelf. We geven de kinderen daar directe instructies bij. Het blijkt dat ze het alfabet en het met letters woorden maken het beste leren als ze hun eigen teksten schrijven. Dat is dan ook een belangrijk onderdeel van het lees-, taal- en schrijfonderwijs in groep 3 en 4.
41 schoolgids Basisschool De Aanloop 2011-2012
Tekstvormen Verwoorden van een ervaring, gedachte of gebeurtenis in gesproken taal is voor kinderen in groep 3 meestal de eerste tekstvorm. Dan volgt een verslag van een activiteit en langzaam maar zeker komen er meer en ander soorten teksten bij: boekrecensies, informatietekstjes, lijstjes. Achtereenvolgens zien we: • schrijven en lezen in spel • mondelinge taal • denken over taal • tekstbegrip en zelf lezen • teksten zelf schrijven Als we daar wat uitgebreider naar kijken: • mondelinge taal • woordenschat uitbreiden Als kinderen nieuwe woorden willen weten, kunnen ze taal gaan inzetten die verder gaat dan benoemen en beschrijven. • tekstvaardigheid Er ontstaat gerichte aandacht voor de compositie van een tekst, voor de zinsbouw en de volgorde. • denken over taal Kinderen krijgen controle over het eigen taalgedrag en leren reflecteren op taaluitingen. Hier start de ontwikkeling in de richting van conventionele schrijfwijzen. Van krabbels naar krabbelboodschappen met vormen die op letters lijken, via spelling, naar ‘zoals het hoort’. • schrijfvaardigheid Het maken van teksten begint al op een vroeg moment. Als de interesse in geschreven taal groeit, gaan kinderen meer krabbelboodschappen maken. we ondersteunen kinderen in dit proces door ze uit te nodigen hun verhaal bij een tekening of krabbelboodschap te verwoorden. De leerkracht schrijft op wat het kind vertelt. Gespreksactiviteiten Als we gesprekken met de kinderen voeren heeft dat verschillende doelen. Bij elkaar zitten, over iets praten wat voor de kinderen belangrijk en interessant is, de kinderen beter leren denken, praten en communiceren. De denktaal wordt ontwikkeld. Zo kunnen ze hun gedachten verwoorden en relaties tussen zaken leggen. Ze doen voorspellingen, ze reflecteren op hun eigen handelen en ze leren in groepsverband te praten. Vanuit het gesprek kunnen we gaan lezen en schrijven of zaken afronden. Het gesprek kan een bron zijn voor vervolgactiviteiten. Fasen in het schrijfproces Als iets de moeite waard is om over te vertellen, is het meestal ook belangrijk genoeg om het papier te zetten. We gaan daarom samen met de kinderen op zoek naar interessante thema’s, waarmee we een gemeenschappelijke basis leggen voor gesprek en tekst.
hoofdstuk 6
• gemeenschappelijke basis De eerste stap in het schrijfproces is het opbouwen van een gemeenschappelijke basis. Denk hierbij aan het werken met een gemeenschappelijk thema, een hoek of spelactiviteiten • op verhaal komen We ‘regisseren’ de gesprekken zo dat ze van het mondeling op verhaal komen over gaan in een schriftelijke productie. Gespreksvormen zijn bijvoorbeeld het één op één gesprek, groepsgesprek, klassengesprek • schrijfplan maken De kinderen gaan structuur aanbrengen in hun tekst of verhaal (eerst - en dan - einde). We geven aanwijzingen over bijvoorbeeld de opbouw. Woordveld/woordweb • vormgeving We zorgen voor een veilig schrijfklimaat en ondersteunen de kinderen bij het tot stand komen van de eerste versie (kladversie) en tenslotte de definitieve versie. • wat doe je met de tekst Een kind schrijft een zin of een tekst aandachtiger en mooier schrijven als het weet dat er een publiek is dat de tekst wil lezen of als de tekst in het themaboek wordt opgenomen. Letterkennis functioneel uitbreiden We werken met signaalwoorden inclusief lidwoord (bv. het raam). Deze signaalwoorden hebben voor de kinderen betekenis. Signaalwoorden zijn overal te vinden: in de eigen teksten van kinderen, in groepsteksten of themateksten. Als we werken met signaalwoorden letten we op: • het woord als geheel bekijken • bekende letters analyseren en herkennen • nieuwe letters opmerken en leren • het woord synthetiseren • het automatiseren Zuiver schrijven (spelling) Wat je wil zeggen (of schrijven), moet zo precies mogelijk op papier komen. Zuiver schrijven (goed spellen) is daarbij van groot belang. Iedere week staat er in groep 3 en 4 een andere spellingskwestie centraal. Deze spellingskwestie komt terug in de tekst van de week. De kinderen oefenen op de spellingskwestie en via dictees kunnen wij de voortgang controleren. Voor het oefenen maken we gebruik van Woorden Totaal in het computerprogramma Ambrasoft en remediërend gebruiken we de methode Zuidvallei. Handschriftontwikkeling Handschriftonderwijs is in de groepen 3 en 4 van groot belang. Maar we beginnen er pas mee als er een aantal mijlpalen is behaald. Eerst moet bijvoorbeeld de voorkeursschrijfhand duidelijk zijn. En een kind moet gevoel hebben voor de schrijfen zithouding. Natuurlijk moeten de kinderen ruime kennis hebben van letters en ze moeten steeds beter en meer de rust nemen om een tekst over te nemen. Ook de positie van het papier is van belang. De kinderen leren eerst de letters, met de lussen en de verbindingen. Daarna worden woorden geschreven. We gebruiken de methode Schrijftaal, maar ook woorden uit eigen teksten voldoen prima.
43 schoolgids Basisschool De Aanloop 2011-2012
Als kinderen nog niet zelfstandig kunnen schrijven zijn er verschillende (hulp-)middelen in de groep aanwezig: • de computer • kant-en-klaar lettermateriaal zoals • linkprint • legoletters • letterdoor • magnetische letters • plakletters • omtrekletters • lees/taalspelmateriaal (bronnenboek methode leeslijn). Leesactiviteiten Lezen begint met samen lezen. Lezen is een gezamenlijke betekenis geven aan een geschreven tekst. Goed Ieren lezen vraagt om een leespartner. De leerkracht is in eerste instantie de aangewezen persoon. In de loop van de groepen 3 en 4 is er een ontwikkeling in het lezen van teksten. • eerst leest een kind de weektekst • vervolgens een eigen tekst • vervolgens een tekst van een ander kind, maar wel over hetzelfde thema • vervolgens een tekst van een ander kind, maar over een ander thema • vervolgens een tekst over hetzelfde thema, maar anders gedrukt • vervolgens een tekst gedrukt over een bekend thema • vervolgens een voorbereide tekst, over een minder bekend thema • en tenslotte een onvoorbereide tekst, over een minder bekend thema.
Lezen- en taalonderwijs in de bovenbouw Onderzoek in lezen, schrijven en taal Als uw kind in de bovenbouw zit, krijgt het (onderzoeks)activiteiten aangeboden die in elk geval drie vaste elementen omvatten: 1 het maken van een eindproduct dat kan zijn een ambachtelijk product, een presentatie of een actie 2 kijken naar het proces van onderzoek en 3 reflectie. Door (de opbouw van) deze activiteiten kijken de leerlingen kritisch naar hun eigen leer- en ontwikkelingsproces. Alleen als in onderzoeksactiviteiten deze drie elementen te herkennen zijn, is er sprake van activiteiten met ontwikkelingswaarde. Uw kind leert dan niet alleen vaardigheden, kennis en inzichten ,maar ontwikkelt zich ook als persoon. Naast deze drie elementen is het ook van belang dat er een zogenoemde cyclische dynamiek in de activiteiten zit waardoor er inzicht ontstaat (Wells, 1999). Hoe werkt dat. We beginnen met de ervaringen en kennis die de leerlingen al hebben met een onderzoeksobject of een onderzoeksvraag. We noemen dat systematiseren. Aan die bestaande ervaringen voegen
hoofdstuk 6
45 schoolgids Basisschool De Aanloop 2011-2012
we nieuwe informatie toe. Met die nieuwe informatie gaan ze aan de slag: ze hebben er gesprekken over, ze schrijven er teksten over, ze lezen er over en ze voeren proeven uit. Zo breiden ze uit wat ze al weten en kunnen. Ze kunnen dan beslissingen nemen over verder handelen en toepassen wat ze geleerd hebben. Vakoverstijgend en in samenhangend In de onderzoeksactiviteiten worden levensechte kwesties en onderwerpen onderzocht. Bij echte onderzoeksactiviteiten zijn verschillende vakdisciplines nodig om de kennis, inzichten en vaardigheden te leveren waarmee je als jonge onderzoeker verder kunt. Kennisdoelen uit de leergebieden mens en maatschappij en natuur en techniek. Daarnaast komen de brede bedoelingen zoals communiceren, argumenteren, redeneren, systematiseren aan bod. Maar ook taaldoelen en het werken met tekstverwerkingsprogramma’s. In de bovenbouw gaat het om het ontwikkelen van cognitieve taalfuncties die altijd verbonden zijn met inhouden en vaktaal Doelen en leerlijnen Leerstof vormt uw kind. Kennis en vaardigheden leveren ook een bijdrage aan de persoonsvorming van leerlingen. Het gaat om meer dan het behalen van de kerndoelen. Nieuwe kennis en inzichten krijgen voor de leerlingen een persoonlijke betekenis. Een leerlijn omvat de volgende kenmerken: • betekenisvol • beredeneerde keuze van doelen Onderzoek en thema’s Thema’s zijn de basis voor productieve leeractiviteiten. De leerlingen formuleren hierbij zelf vragen. Wij, de leerkrachten, ondersteunen bij het zich eigen maken van belangrijke strategieën die nodig zijn voor betekenisvol en betrokken leren. Vragend onderzoek is een rode draad door het hele proces. Niet het weten om te weten, maar serieus op zoek gaan naar relevante kennis en vaardigheden. We doen dat in een paar stappen: • echte vragen in de klas stap 1 vragen in beeld brengen stap 2 uitvoeren van onderzoek stap 3 interpreteren stap 4 presenteren stap 5 reflecteren De kern van de onderzoeksactiviteit: leerlingen pakken relevante vragen op systematische wijze aan en ze gebruiken culturele instrumenten. Met deze instrumenten en de denkbeelden van medeleerlingen en leerkracht(en) wordt nieuwe kennis opgebouwd. Deze nieuwe kennis wordt gedeeld en besproken. • omgaan met bronnen De leerkracht laat zien hoe leerlingen meerdere bronnen kunnen gebruiken en welke vaardigheden en kennis daarbij worden ingezet. Leerlingen krijgen zicht op de verscheidenheid aan informatiebronnen. • ontwikkelingsdimensies De ontwikkeldimensies geven een richting aan om als bovenbouwleerling steeds meer te leren en de doelen te
hoofdstuk 6
realiseren. Leerkrachten kunnen grip krijgen op de vorderingen van de leerlingen door drie dimensies te bekijken: • gebruik maken van kennis en vaardigheden • plannen en toepassen in nieuwe situaties • zelfsturing Het OGO-concept is gericht op communicatie in zijn breedste vorm. De oefenstof gaat uit van dagelijks voorkomende situaties. Taalonderwijs is onlosmakelijk met leesonderwijs en schrijfonderwijs verbonden. We steken daarom veel energie in het leren lezen. Het lees-taalonderwijs bestaat uit: • spreken • luisteren • lezen • schrijven/stellen Een goede leesvaardigheid laat je genieten van het lezen, maar het is ook bij bijna alle schoolvakken nodig. We zorgen ervoor dat kinderen boeken lezen die niet te moeilijk, maar ook niet te makkelijk zijn. Leesactiviteiten Kenmerken van goed leesonderwijs zijn: • veel ruimte voor gesprekken over teksten en boeken • denkprocessen schriftelijk vastleggen • betekenisvolle teksten • aandacht voor functionele instructie • lezen door alles heen; geen beperking tot alleen de leesles. De motivatie om een boek of tekst te lezen, heeft vaak te maken met interesse, de kwesties die spelen of de vragen die er zijn. Goed snappen waarover een tekst nu precies gaat, wat je eraan hebt en wat je ervan kunt leren, is een complexe aangelegenheid. Oudere leerlingen maken steeds zelfstandiger gebruik van allerlei ‘lastige ’teksten. Bij het lezen ondersteunt de leerkracht de kinderen bij het ontwikkelen van de juiste leeshouding en helpt ze bij het goed aanpakken van een tekst. Voorbeelden hiervan zijn vooraf oriënteren en het blijven inzetten van eigen kennis. Daarnaast laat de leerkracht de kinderen gericht oefenen met relevante leesstrategieën. De leerkracht is een partner in de gezamenlijke leesactiviteit in de klas. We lokken initiatieven uit, en doen tegelijkertijd mee als sparringpartner. Rijke onderzoeksactiviteiten dagen de leerling uit zich te verdiepen in complexe teksten. Vooral informatieteksten zijn ingewikkeld. Onderzoek van Suhre laat zien dat een vlotte lezer een schakelaar is die voortdurend schakelt in het toepassen van verschillende strategieën en kennis. Op De Aanloop richten we het onderwijs in begrijpend en studerend lezen op: • het (leren) ontwikkelen van een netwerk van begrippen, • het (leren) begrijpen van diverse relaties binnen en tussen zinnen, • het (leren) kennen van de functie van diverse soorten teksten,
47 schoolgids Basisschool De Aanloop 2011-2012
• het bewust (leren) reguleren van het eigen leesgedrag en • het kunnen toepassen van studievaardigheden Vanaf groep 4 bieden we via de tekst van de week minilesjes aan om de kinderen de belangrijkste kernbegrippen aan te leren over begrijpend en studerend lezen. De teksten zijn gericht op betekenis van de tekst . De leerkracht de maakt (individuele) leerling systematisch vertrouwd met de te verwerven kennis en vaardigheden. We bieden de leerstof in kleine stappen aan en de leerkracht geeft in het begin veel instructie en koppelt de gedragingen van de leerling terug. Als dat nodig is, geeft de leerkracht tekst en uitleg, maakt het hoe en waarom duidelijk en werkt voorbeelden uit. Zo helpt de leerkracht de leerling de ‘zone van naaste ontwikkeling’ te bereiken door – met minimale hulp – grenzen te verleggen (zie o.a. Gresnigt & Bol, 1992).
Schrijven Voor schrijven wordt de methode ’Schrijven in de basisschool‘ gebruikt. De kinderen leren hiermee een verbonden, rechtshellend handschrift. In de eindgroep ontwikkelen de kinderen een eigen handschrift, waarbij wordt toegezien op de leesbaarheid en correctheid.
Estafettelezen In september 2007 introduceerden we de methode Estafette. Twee keer per week lezen we ‘klassendoorbrekend’. De kinderen oefenen op hun eigen niveau, wat wordt bepaald door hun AVI-niveau. Na een periode nemen we opnieuw een AVI-test af en kijken we of het gewenste niveau is behaald. De kinderen die het AVI-niveau van hun leerjaar beheersen, werken zelfstandig. Ze lezen alleen, in duo’s of in een groepje. • wie - wat - waar tekening • wie - wat - waar tekst • het vraagteken: schrijf woorden op die je wilt opzoeken en bespreken • het woordveld • strip • mijn lievelingszin • voorlezen in de leeskring • tekening maken en erover vertellen • dit boek heb ik gelezen: een kort verslag • over boeken vertellen: idem Schrijfactiviteiten In OGO is het auteurschap van kinderen vanaf de kleuterjaren van groot belang. Deze lijn zetten we in groep 3 door. De leerling neemt steeds meer de rol van schrijver aan. Aan die rol verbinden we het leesproces. Leerlingen lezen eerst hun eigen tekst, vervolgens de teksten van de medeleerlingen en de teksten van anderen: schrijvers van buiten de klas. Langzaam maar zeker worden ze via het schrijverschap steeds betere lezers. Zelf teksten schrijven blijft ook in de bovenbouw een kernactiviteit. Door zelf te schrijven ontwikkelen de leerlingen nieuwe kwaliteiten, zoals terugkijken, samenvatten, teksten samenvoegen en gedachten aanscherpen. Wij, de leerkrachten, ondersteunen dit proces. De leerlingen leren hoe ze een tekst kunnen opbouwen Minilessen Dit zijn korte lessen van ongeveer 15 minuten, waarin we expliciet instructie geven door iets uit te leggen. Een goede miniles heeft een aantal kenmerken (Raphael 2002). Voor de leerling is duidelijk wat het doel van de les is. De verwante en bekende kennis wordt geëxpliceerd. Nieuwe kennis sluit aan bij de aanwezige kennis en kunde. De leerling doet actief mee. Aan het eind van de miniles vragen we hoe de kinderen de nieuwe kennis gaan gebruiken.
hoofdstuk 6
49 schoolgids Basisschool De Aanloop 2011-2012
hoofdstuk 6b Rekenen en wiskunde
Rekenen op De Aanloop Op jou kan ik rekenen… onderbouw Wiskundige oriëntatie draait om onderzoeken, achterhalen, voorspellen, vergelijken en zeker weten. We lokken dit bij de kinderen uit door activiteiten die allerlei vragen bij hen oproepen. Rekenen en wiskunde zijn vanaf het begin aanwezig als betekenisvolle activiteit. De leerkracht is de spil in het ontwerpen en begeleiden van een activiteitenaanbod. Dit aanbod sluit aan bij de ervaringen, ideeën en vragen van de kinderen. We kiezen bij het onderdeel brede rekenactiviteiten voor activiteiten die de vakgebieden overstijgen: andere activiteitengebieden, andere ontwikkelingsbedoelingen en de ruimere sociaal/culturele werkelijkheid zijn voortdurend aanwezig. Rekenen en wiskunde in samenhang met de andere kernactiviteiten. • spelactiviteiten De activiteiten en materialen bevorderen het manipulerend spel met ongevormde, constructieve en beeldende of vormgevende materialen. Ook bewegingsspel en regelspel, bijvoorbeeld behendigheidsspelen en natuurlijk het rollenspel horen hierbij. • constructieve activiteiten De kinderen doen veel ervaring op met ruimte, afmetingen, verhoudingen en aantallen. • gespreksactiviteiten Dialogen en kleine groepsgesprekken lokken het denken over activiteiten en problemen die zich daarin voordoen uit te lokken. • lees-schrijf activiteiten Veel activiteiten nodigen uit tot lezen en schrijven, en ook tot wiskundige vragen. Bijvoorbeeld het tekenen van een stripverhaal, de volgorde aangeven, het verhaal vertellen, schrijven en teruglezen. Ontwikkelingsperspectieven • wiskunde verschuilt zich in het handelen De kinderen zijn graag bezig met manipulerend spel. Ze geven objecten een functie of rol en kiezen voor zichzelf ook een rol. Rekenen en wiskunde gaa nog schuil achter het handelen. (Kinderen kunnen eindeloos gieten met bekers en bakjes water.) Of kinderen écht verbindingen leggen met rekenen en wiskunde is afhankelijk van de interactie van de leerkracht. We plannen daarom activiteiten waarin we de kinderen uitlokken om vormen en patronen te ontdekken of het genoegen in de telrij. • wiskundig denken en handelen In het rollenspel doen zich nog meer kansen voor. Activiteiten in de supermarkt, speelgoedwinkel, bouwhoek enz. brengen de kinderen tot wiskundige denkwijzen, aanpakken en hulpmiddelen. Handelen, vragen stellen, redeneren, problematiseren en reflecteren gaan samen: hoe maken we een prijslijst? Hoe groot moet de plank zijn om dit uit te stallen? Wat aanvankelijk ‘ongeveer’ was, wordt steeds nauwkeuriger en preciezer. Eerst kon melk nog honderd euro kosten, langzamerhand weten kinderen dat dit veel minder is. Tellen en meten wordt steeds meer verbonden aan de
hoofdstuk 6
algemeen geldende afspraken in de volwassenenwereld. • constructieve activiteiten bieden een goede context om met schematiseren in aanraking te komen. Kinderen kunnen daardoor zo gegrepen worden dat ze bouwwerken na tekenen of dat ze een werktekening maken. • denk-handelen en mathematiseren van de werkelijkheid De interesse voor de reken-wiskundige activiteiten komen geleidelijk aan los van de handelingen zelf. De verbinding met het concrete handelen blijft wel bestaan, maar het handelen kan nu in gedachte plaatsvinden (denk-handelen). Het (voorafgaand) handelen blijft wel bestaan! Creëren van een reken-wiskunde omgeving In de groep besteden we veel aandacht aan de inrichting van de (wissel)hoeken. We willen kinderen stimuleren in hun ontwikkeling, we zorgen er dus voor dat die echte, interessante wereld voor hen ook beschikbaar is. Voor een deel zoeken we dit buiten de school door uitstapjes te verzorgen, maar een groot deel van die wereld halen we binnen de school. We zorgen voor interessante thema’s die de inhoud van de activiteiten, van het samenspel tussen leerkracht en kinderen en van de inrichting van de speelwerkplekken bepalen. Er zijn een aantal vaste hoeken en variabele themahoeken zoals de bouwhoek, de zand-watertafel, de constructiehoek en de huishoek. Rekenen vanaf groep 3 De meeste activiteiten op het gebied van rekenen en wiskunde hebben te maken met de ontwikkeling van inzichten in en vaardigheden met hele getallen. De grote lijn is hier het toenemende getalbegrip. Daarbinnen neemt het tellen een bijzondere plaats in. Op het rooster zijn vaste tijden aangegeven voor dit vakgebied. ongeveer een uur per dag. Vanaf groep 3 werken we methodegebonden vanuit de methode ‘Wereld in Getallen’. We gebruiken het effectieve instructiemodel: eerste, tweede en extra instructie. Als dat nodig is begeleiden we individueel. De methode bestaat uit twee delen: A Getallen en bewerkingen De getallen en bewerkingen bieden we in homogene jaargroepen aan. Denk aan hoofdrekenen, handig rekenen, optellen en aftrekken, vermenigvuldigen en delen (hele getallen en breuken), procenten, verhoudingen en geldrekenen. Dit is het cijferend rekenen. De instructie van deze lessen verloopt als volgt: • de leerkracht geeft eerst een korte instructie. Een deel van de leerlingen kan aan de slag • vervolgens heeft de leerkracht meer tijd voor de kinderen die een wat uitgebreidere instructie nodig hebben • ook als alle kinderen uiteindelijk aan de slag zijn loopt de leerkracht hulpronden om (waar nodig) kinderen te helpen B Projecttaken (brede rekenactiviteiten) Onderwerpen als meten, meetkunde, kansberekening, tabellen, grafieken en diagrammen komen aan bod. De kinderen leren: • problemen op diverse manieren op te lossen • kritisch te zijn • samen te werken aan oplossingen • samenhang tussen begrippen te herkennen.
51 schoolgids Basisschool De Aanloop 2011-2012
De groepsleerkracht geeft de brede rekenactiviteiten (projecttaken met de betekenisvolle rekenactiviteiten) aan de combinatiegroepen. Handelend en onderzoekend bezig zijn is bij deze vorm van rekenen van belang. De brede rekenactiviteiten komen zoveel mogelijk voort uit de thema’s. We nemen de methodegebonden toetsen af. We registreren deze gegevens digitaal. Wanneer kinderen problemen hebben met het normale programma, dan gebruiken we remediërend materiaal. Daarnaast geven we extra instructie aan leerlingen met rekenproblemen en krijgen deze leerlingen aangepaste oefenstof. Goede rekenaars krijgen extra opdrachten en werken volgens het ‘routeboekje’ Enkele belangrijke tussendoelen in de rekenoefenstof zijn: • eind van groep 2 Alle rekenvoorwaarde zoals één- één relatie, begin- eind, betekenisvol tellen tot 10, principes van eraf en erbij • eind van groep 3 Kunnen optellen en aftrekken onder de 20 • in groep 4 De tafels t/m 10 kennen en kunnen werken met de getallenlijn tot 100 • in groep 5 Kunnen vermenigvuldigen en delen met getallen tot 1000 • in groep 6 De bewerkingen kennen (optellen, aftrekken, delen en vermenigvuldigen) met getallen tot 10.000 • in groep 7 Eenvoudige breukensommen kunnen maken • in groep 8 Alle cijferbewerkingen voor hele getallen kunnen toepassen, kommagetallen, digitaal tijden kunnen hanteren en procentsommen kunnen maken.
hoofdstuk 6
53 schoolgids Basisschool De Aanloop 2011-2012
hoofdstuk 6c
Andere vakken
Lezen, schrijven en rekenen zijn belangrijke vakken op de basisschool. Dat betekent niet dat ‘de andere vakken’ niet belangrijk zijn. Juist de samenhang en de vakoverschrijdende combinaties zijn waardevol. In deze schoolgids is in de vorige twee hoofdstukken extra aandacht besteed aan lezen, schrijven en rekenen om dat deze vakken op de OGO-manier gegeven worden.
Engels
Vanaf groep 5 krijgen de kinderen Engels. We werken met de methode ‘Real English’. Het gaat vooral om spreek- en luistervaardigheid.
Wereldverkenning De kinderen verkennen de wereld om ons heen. We maken daarbij regelmatig gebruik van filmbeelden en presentaties. In groep 8 hebben de kinderen voldoende kennis om de school kunnen verlaten. En voldoende kennis is voldoende volgens de kerndoelen. Op veel momenten praten we met de kinderen over de wereld om ons heen en brengen hen kennis bij over het heden en verleden van de aarde en haar bevolking. Dit gebeurt aan de hand van moderne methoden, maar ook door leergesprekken, spreekbeurten, schooltelevisie, werkstukken enzovoort. We gebruiken de volgende methoden: • Geobas voor aardrijkskunde • Wijzer door de Tijd voor geschiedenis • Leefwereld voor natuurkunde en biologie • Wijzer door het Verkeer voor verkeersonderwijs Groep 4 gebruikt de voorlopers van deze methoden. Als dat mogelijk is, zetten we de lessen uit de methoden in bij de thema’s.
Creatieve vakken
Ook voor tekenen, handvaardigheid, muziek en kunstgeschiedenis gebruiken we methoden. Vanaf groep 3 besteden we ongeveer twee uur per week aan deze vakken. Deze vakken brengen evenwicht in het leerprogramma: niet alleen het leren heeft nadruk, ook de creatieve ontwikkeling. Toch zien we deze vakken niet alleen als ontspanning, maar streven we kwaliteit na. Dit alles mondt uit in een eigen geschreven cabaret in groep 8 met eigen teksten, eigen decor, eigen uitnodigingen, eigen kostuums. We gebruiken de volgende methoden in alle groepen: • moet je doen tekenen • moet je doen dans • moet je doen handvaardigheid • moet je doen drama Daarnaast organiseren we projecten voor alle groepen via het Cumenu.
hoofdstuk 6
Lichamelijke opvoeding In de kleutergroepen staat bewegingsonderwijs dagelijks op het rooster. We spelen in de klas, op het schoolplein en minstens 1 keer per week in het speellokaal. Voor alle kinderen streven we naar 1½ uur gymnastiek per week. In die lessen besteden we aandacht aan diverse bewegingsvormen zoals bijvoorbeeld rollen, klimmen, duikelen, springen met en zonder toestellen. Daarnaast is er een les waarin allerlei spelvormen – met en zonder materialen – worden aangeleerd, bijvoorbeeld slagbal, handbal, voetbal, kastie en diverse trefbalvormen en basketbal. We gebruiken de methode basislessen bewegingsonderwijs voor de groepen 1 t/m 8 De kinderen uit groep 3 krijgen ook zwemles in ‘De Schelp’ gegeven. Het behalen van zwemdiploma’s is daarbij voor bijna alle kinderen mogelijk.
ICT onderwijs
Als we het hebben over ICT in het onderwijs, bedoelen we meestal twee zaken: 1 de hardware (of grof samengevat: de computers) 2 de mogelijkheden die de hardware biedt. Zeker aan de hardware kant zijn de ontwikkelingen hard gegaan de afgelopen jaren, ook in de klas. Denk maar aan 3D-schermen, touchscreens maar ook Twitter, Hyves en Google. Er is altijd wel een computer in de buurt. En als er geen pc voorhanden is, pak je toch gewoon je telefoon. Dat is een laptop, agenda en camera ineen en bovendien kun je er ook nog mee bellen. De andere kant van de ICT is nauw verbonden met de kennis, kunde en vaardigheden van de gebruiker; de mens. Kinderen leren zichzelf met de computer omgaan. Ze kijken naar de maatschappij en kopiëren. De mogelijkheden van ICT liggen veel meer bij ons, leerkrachten. De computer kan veel intensief en tijdrovend werk van ons overnemen. De spellingscontrole van Word doet tijdens het typen wat wij achteraf en in veel langere tijd altijd deden. Het voorlezen van een willekeurige tekst door de leerkracht, kan ook door een computer(programma) worden gedaan. Door deze automatisering van het ‘lopendebandwerk’, krijgen leerkrachten nu ineens de vrijheid om in de klas als coach, begeleider en kapitein van het schip te fungeren. We gebruiken op school vanaf groep 1 computers. In iedere groep bieden we programma’s aan die aansluiten bij de leefwereld en ontwikkeling van de kinderen. De kinderen leren werken met software die een aanvulling vormt op onze methodes. De programma’s die we op school gebruiken, hebben bewust een lerend karakter. De softwarepakketten in de kleutergroepen zijn vooral gericht op muisvaardigheid, voorbereidende letter- en getalkennis, geheugentraining enzovoort. Vanaf groep 3 beschikken we over een breed assortiment aan reken-, spelling-, en woordenschatpakketten. In een later stadium (vanaf ongeveer groep 5) leren kinderen werken met een tekstverwerkingsprogramma en leren ze omgaan met Internet en Kennisnet. OGO-onderwijs vraagt dus een intensief gebruik van de digitale snelweg.
55 schoolgids Basisschool De Aanloop 2011-2012
hoofdstuk 7
Ontwikkelingsgericht Onderwijs (OGO)
Ontwikkelingsgericht Onderwijs ontstond rond de invoering van de Wet op het basisonderwijs in 1985. De samenvoeging van het kleuter- en lager onderwijs, die in deze wet werd vastgelegd, was voor het Algemeen Pedagogisch Studiecentrum (APS) aanleiding om te onderzoeken hoe de continuïteit in de ontwikkeling van kinderen in de nieuwe basisschool kon worden vormgegeven.
Vygotsky Ontwikkelingsgericht Onderwijs is gebaseerd op de cultuurhistorische theorie van de Russische psycholoog Lev Vygotsky (1896-1934) over de ontwikkeling van mensen. Vygotsky ontwikkelde een visie die volwassenen en de cultuur verantwoordelijk maakte voor de aard en het tempo van ontwikkeling bij kinderen. Kinderen hebben anderen (ouders en andere kinderen) nodig om in hun ontwikkeling vooruit te komen. Kinderen ontwikkelen zichzelf niet (zoals zijn tijdgenoten Piaget en Rousseau aangaven) maar worden ontwikkeld door interacties die ze aangaan met andere deelnemers aan de cultuur (zie van Oers, 2003). In Nederland zijn dankzij het werk van Parreren en van Oers de Vygotskiaanse principes toegankelijk gemaakt voor de praktijk van het basisonderwijs (Janssen-Vos, 2003). Het concept wordt tegenwoordig vorm gegeven door ‘De Academie voor Ontwikkelingsgericht Onderwijs’ en door ‘De Activiteit’, het landelijk centrum voor ontwikkelingsgericht onderwijs. Het concept voor ontwikkelingsgericht onderwijs gaat ervan uit dat kinderen het meest hebben aan gerichte ondersteuning en hulp van de leerkracht, die gekoppeld is aan betekenisvolle activiteiten. Kans op schoolsucces neemt toe als leerlingen op hun eigen ontwikkelingskracht en motieven worden aangesproken (Janssen-Vos, 2003). Door verschillende spel- en leeractiviteiten, streven leerkrachten naar het bepalen van onderwijsdoelen. Dit zijn niet alleen de kerndoelen. In het concept van OGO gaat het erom een ruimere agenda op te stellen, die we realiseren door in samenspraak met de leerlingen steeds uitdagende problemen in levensechte, zinvolle activiteiten aan te pakken (www.OGO-academie.nl). Scholen die op basis van de Vygotskiaanse benadering OGO verzorgen, geven daarmee aan dat zij een bijdrage willen leveren aan de identiteitsontwikkeling van kinderen. Een veilig, transparant pedagogisch klimaat in deze scholen is een voorwaarde. Binnen deze scholen heerst een klimaat van fouten maken mag. Het gaat om de manier waarop je met deze fouten omgaat. Ontwikkelingsgericht onderwijs integreert, op een betekenisvolle manier, de invloeden en eisen vanuit de culturele omgeving (zoals neergelegd in eindtermen) en de belangen, interesse en mogelijkheden van de leerlingen (Van Oers, 2003)
Vijf hoofdkenmerken van OGO Het OGO kunnen we samenvatten in vijf hoofdkenmerken, die prof. B van Oers in het artikel ‘Signatuur van Ontwikkelingsgericht Onderwijs’ in Zone (jaargang 2, nr 3) beschrijft. Het OGO-concept is een open concept. De Aanloop werkt volgens het Ontwikkelingsgericht Onderwijsconcept op het gebied van het lees- en taalonderwijs. Het OGO helpt kinderen hun volle persoonlijkheid te ontwikkelen. Dat is kort, maar krachtig de kern. De belangrijkste kenmerken van OGO en dus van het onderwijs op De Aanloop zijn: • OGO is holistisch We zien de ontwikkeling van een kind als een zich ontwikkelende eenheid. Deze ontwikkeling kan alleen begrepen worden in relatie tot de context en interacties waarin het verwikkeld is. Aspecten van brede ontwikkeling (samen
hoofdstuk 7
57 schoolgids Basisschool De Aanloop 2011-2012
spelen, communiceren, initiatieven nemen, plannen maken etc.) zijn verbonden met de kennis en vaardigheden (woordenschat, schrijven, spelling) van de kinderen. De activiteiten zijn met elkaar verbonden. • ontwikkeling berust op leren door begeleide deelname aan betekenisvolle activiteiten Het onderwijsaanbod heeft een thematische samenhang met daarin sociaal-culturele activiteiten. Bij het uitvoeren van de activiteiten zetten we vele culturele instrumenten in (lezen, schrijven, tellen, meten). Het uitvoeren van de activiteiten is binnen de gegeven context betekenisvol. In de onderbouw hebben de activiteiten een spelkarakter en in de bovenbouw een onderzoekskarakter. • de leerkracht is ook deelnemer aan de culturele praktijk De activiteit vormt voor het leren zoveel mogelijk de realiteit. De leerkracht neemt ook deel aan de activiteit. De leerkracht als rolmodel is een belangrijk gegeven en de leerkracht heeft een stuwende rol in de activiteit doordat deze steeds op zoek is naar mogelijkheden om de activiteit te verdiepen en te verbreden met het oog op het voorgenomen doel. • leerlingen construeren hun eigen instrumenten voor het oplossen van betekenisvolle problemen Het zoeken naar oplossingen, het experimenteren is van belang. Tijdens dit proces vormen de leerlingen, met behulp van anderen, hun eigen handelen om tot nieuwe handelingsstructuren te komen. • de opbouw van het leertraject is systematisch en hypothetisch Het curriculum (leerweg over langere tijd) is systematisch. Het leertraject berust op veronderstellingen (hypotheses) van de leerkracht over de te nemen nieuwe stappen (zone van de naaste ontwikkeling). Samen met de leerlingen onderzoeken we de veronderstellingen op hun mogelijkheden en als dat nodig is stellen we de veronderstellingen bij in samenspraak met de leerlingen op basis van observaties van die leerling. Er zijn altijd diverse leerwegen binnen de groep. Om dit te realiseren is het van belang dat de leerkracht observeert en het handelen van zowel de leerling als zichzelf evalueert om tot evenwichtige en betekenisvolle activiteiten te komen over het vervolg van het leerproces (A van Andel, 2005). Binnen traditioneel onderwijs zie je vaak dat het lesje bij de leerkracht voorop staat en dat voorbij wordt gegaan aan het feit of de activiteit wel betekenis heeft voor de leerling. Een gevolg kan zijn dat de leerling niet meer gemotiveerd is en afhaakt waardoor het uiteindelijke doel niet bereikt wordt. Een simpel voorbeeld: Een doel van de leerkracht kan zijn om de leerlingen te leren om punten en komma’s te gebruiken in een tekst. Binnen het traditioneel onderwijs maken de leerlingen dan een oefenlesje uit het taalboek. Er wordt niet gekeken naar wat de leerlingen al weten, iedereen maakt hetzelfde lesje. Volgens het OGO0concept een weinig betekenisvolle activiteit. Het wordt al veel betekenisvoller als de leerlingen zelf een verhaal/tekst schrijven en hierin punten en komma’s leren gebruiken. Het gaat erom dat hun EIGEN tekst/verhaal goed leesbaar is voor anderen. Het doel van de leerkracht wordt bereikt (punten en komma’s zetten waar deze horen) en de activiteit heeft betekenis voor de kinderen waardoor zij gemotiveerd blijven. Doel en betekenis zijn in evenwicht; erg belangrijk!
• dat kinderen een positieve kijk op en houding t.o.v. de samenleving hebben • dat zij zich weerbaar weten op te stellen en keuzes kunnen maken • dat zij een weg kunnen vinden in de overstelpende hoeveelheid informatie die op hen afkomt • dat zij met respect en tolerantie omgaan met andere mensen, ook met mensen die zich onderscheiden door een handicap, door hun huidskleur, geloof of sekse.
OGO en het klimaat van de school
We gaan ervan uit dat kinderen zich moeten kunnen ontplooien binnen gestructureerde situaties door middel van spelen, onderzoeken en leren. In zo’n omgeving ontwikkelt het kind zich tot een zelfstandig mens. We willen graag het volgende bereiken:
hoofdstuk 7
59 schoolgids Basisschool De Aanloop 2011-2012
hoofdstuk 8
OGO en de leerkracht
Als school zijn we een lerende organisatie, wat wil zeggen dat de leerkrachten ook studeren, cursussen volgen en ervaringen met elkaar uitwisselen. Zo vergroten we onze deskundigheid en zijn we steeds beter in staat om van De Aanloop een school te maken waar alle kinderen kansen krijgen om zich optimaal te ontwikkelen. Het OGO-concept (zie hoofdstuk 7) vraagt bepaalde vakinhoud en didactische vaardigheden van de leerkrachten. We leggen deze zaken hieronder uit.
Thematiseren, een rode draad voor betekenisvolle activiteiten • Bij het thematiseren ontwerpt de leerkracht een samenhangend en vakoverstijgend activiteitenaanbod dat is verbonden aan het thema. We verbinden de andere kernactiviteiten functioneel hieraan. • We bouwen het thema op vanuit startactiviteiten waarmee de kinderen zich breed oriënteren op het thema. Ze worden nieuwsgierig stellen vragen en krijgen zelf zicht op de betekenissen. De themaplanning wordt na de startactiviteiten bijgesteld n.a.v. de inbreng van de kinderen, waarna de leerkracht de activiteiten ontwerpt waarbij we de inhouden, onderwerpen en kennisconcepten vanuit meerdere perspectieven benaderen. Deze perspectieven verbinden we met didactische leerlijnen, tussendoelen en kerndoelen. • Bij het doelgericht ontwerpen van activiteiten gebruiken we de cirkel van basisontwikkeling voor de onderbouw en de cirkel van OGO voor de bovenbouw. • De leerkracht ontwerpt kernactiviteiten voor de verschillende fasen in het thema. Fase 1 is gericht op een breed aanbod van startactiviteiten, fase 2 op het uitwerken van het thema, fase 3 op het evalueren van de leerling en fase 4 op het evalueren van de leerkracht en hele thema.
Doelgericht en beredeneerd aanbod voor alle kinderen • In het logboek plant de leerkracht een adequaat en doelgericht activiteitenaanbod • De kernactiviteiten richten we zo in dat verschillende groepjes leerlingen meerdere doelen geïntegreerd behalen. Daarnaast bouwen we de kernactiviteiten zo op dat de leerlingen samen leren, met en van elkaar • Er wordt gereflecteerd op de uitgevoerde kernactiviteiten en van daaruit nemen we beslissingen over het vervolgaanbod.
Doelgericht begeleiden • De betekenisvolle activiteiten verbinden we met de beoogde doelen en het ontwikkelingsperspectief van de activiteit. Bij het begeleiden van activiteiten worden de 5 impulsen gehanteerd. De vijf impulsen zijn: • oriëntatie Verkennen van materialen, ruimte geven aan initiatieven en plannen • structureren Structureren door verhalen, interessante materialen, handleidingen ordenen • verbreden en verdiepen
hoofdstuk 8
61 schoolgids Basisschool De Aanloop 2011-2012
• toevoegen De leerkracht is hier van groot belang. Deze geeft duwtjes in de goede richting, stelt de juiste vragen waardoor de kinderen verder komen. Toevoegen is meestal onopvallend, functioneel en doelgericht • reflecteren Binnen OGO is reflecteren erg belangrijk. Reflectie op wat zich in de groep afspeelt met de leerlingen en reflectie op eigen handelen als OGO-leerkracht. Bij reflectie op eigen ontwikkeling gaat het erom dat er periodiek gereflecteerd wordt met behulp van zelfevaluatie-instrumenten. • Bij het hanteren van deze vijf impulsen hanteren we verschillende instructiestijlen: • directe instructie/expliciete uitleg • coachen door hints geven, vragen stellen • terugvragen en evalueren • modellen van strategieën • voeren van ontwikkelingsgerichte gesprekken zoals ruimte scheppen voor inbreng van de kinderen, vragend verder gaan. • De zone van de naaste ontwikkeling wordt gecreëerd door gebruik te maken van samenwerkend leervormen en een gevarieerde brede leeromgeving.
HOREB, handelingsgericht observeren, registreren en evalueren • De leerkrachten observeren, registreren en evalueren systematisch met HOREB. • De groepsplannen sluiten aan bij het thema van de groep.
63 schoolgids Basisschool De Aanloop 2011-2012
hoofdstuk 9
De ontwikkeling van ons onderwijs
Activiteiten ter verbetering van het onderwijs in de school Kwaliteitszorg We richten ons op het verhogen van de kwaliteit van het onderwijs. Dat betekent het verbeteren van de vaardigheden van de leerkracht en het scheppen van goede randvoorwaarden, zodat de verbetering van de vaardigheden van de leerkracht daadwerkelijk gestalte krijgt. Waar denken we dan aan? We werken aan kindgericht onderwijs (= adaptief onderwijs). We hanteren een adequaat personeelsbeleid. We zijn als school een lerende organisaties en stellen ons de volgende vragen: • Doen we de goede dingen? • Doen we de dingen goed? • Hoe weten we dat? • Vinden anderen dat ook? • Wat doen we met die wetenschap? De verantwoordelijkheid voor kwaliteitsbeleid en kwaliteitszorg ligt in de allereerste plaats bij de school zelf. De school moet de beschikking hebben over een eigen beoordelingsysteem: zelfevaluatie. We zijn er zelf verantwoordelijk voor dat alle kwaliteitsaspecten aan de orde komen, dat de evaluatie betrouwbaar is en dat onze doelstellingen ambitieus genoeg zijn. De zorg voor kwaliteit neemt een centrale plaats in binnen het toezicht van de Inspectie van het Onderwijs. Er wordt gelet op de zorg voor de kwaliteit van het onderwijs en om de zorg voor de kwaliteit van de toetsing waarmee de resultaten in de school worden vastgelegd. De school moet systematisch de kwaliteit van het onderwijs bewaken en maatregelen nemen om de kwaliteit te behouden en zo nodig te verbeteren. Bij het bewaken van de kwaliteit hoort ook het bevragen van ouders, personeel en leerlingen. Wij doen dat in de vorm van een tevredenheidsonderzoek (Oudervragenlijst en Leerlingenvragenlijst). Op De Aanloop doen we dat een keer in de vier jaar. De uitslag wordt op school besproken in het schoolteam en de medezeggenschapsraad, ook via nieuwsbrieven en de website informeren we iedereen over de mate van tevredenheid. Om de vorderingen van de kinderen goed in beeld te kunnen houden, gebruiken we het CITO-leerlingvolgsysteem. Dit bestaat uit niet-methodegebonden toetsen die landelijk genormeerd zijn en die twee tot drie keer per jaar moeten worden afgenomen. Op onze school maken we gebruik van de volgende toetsen: • Taal voor kleuters • Ordenen • Ruimte & Tijd • Woordenschat • Leestechniek & Leestempo
65 schoolgids Basisschool De Aanloop 2011-2012
• Drie Minuten Toets (lezen) • Rekenen & Wiskunde • Spelling • Leeswoordenschat • Begrijpend Lezen • Sociaal emotionele intelligentie toets Door gebruik te maken van deze toetsen houden we zicht op de resultaten van de kinderen en ons onderwijs.
Zorg voor de relatie school en omgeving De Gezamenlijke GezondheidsDienst (GGD) zorgt ervoor dat alleen de kinderen van vijf jaar en zes maanden worden onderzocht door een jeugdarts en een jeugdverpleegkundige. Dit onderzoek vindt plaats in het medisch centrum. U wordt uitgenodigd om bij dit onderzoek aanwezig te zijn. Bij de controle van lengte, gewicht, gezicht en gehoor – dit onderzoek vindt op school plaats – zijn geen ouders aanwezig. U wordt wel op de hoogte gebracht van de controle. Bij het voorkomen of bestrijden van hoofdluis kan de jeugdverpleegkundige worden ingeschakeld. EDUX, onderwijsadviesbureau, adviseert ons als er leer- en opvoedingsmoeilijkheden zijn met kinderen. Ook kunnen we er na- en bijscholing krijgen om onze vakbekwaamheid op peil te houden. Jaarlijks maken we gebruik van de mogelijkheid om voorstellingen te bezoeken/naar school te halen en deel te nemen aan workshops. Dit wordt verzorgd door Cumenu. De openbare bibliotheek, Het Markiezaat, verzorgt een collectie boeken voor vrij lezen, videobanden en projectcollecties. Zodoende kunnen we onze lessen met actuele informatie ondersteunen.
OGO-partners Er zijn al veel OGO-scholen. Op dit moment werken ongeveer 350 scholen volgens een bepaalde vorm van het OGOconcept. Binnen OGO bestaat een netwerk van instellingen. • Aan de Hogeschool INHOLLAND is vanaf 2004 een lectoraat verbonden dat ingevuld wordt door dr. Dorien de Haan. Dit lectoraat heeft o.a. tot doel een bijdrage te leveren aan de verdere ontwikkeling van het OGO-concept. • De Activiteit, landelijk centrum voor OGO • Leerstoelgroep cultuurhistorische Onderwijspedagogiek van de Vrije Universiteit in Amsterdam en de Universiteit in Utrecht • De Academie voor OGO, waarin leerkrachten, schoolbegeleiders, Hbo-docenten/-studenten en wetenschappers samenwerken. Hieraan is het tijdschrift ‘Zone’ verbonden.
67 schoolgids Basisschool De Aanloop 2011-2012
Namen
Samenstelling medezeggenschapsraad oudergeleding personeelsgeleding Bommel van Paassen Carla de Vos Maarten Wolffelaar (secretaris) Camiel Luysterburg Mart Hagenaars Eefke Franken (voorzitter) Schoolbestuur Algemeen Bijzonder Basisonderwijs (ABBO) algemeen directeur ambtelijk secretaris voorzitter Judith van Biemen Max de Bruin Yvonne den Bakker Noordzijdehaven 56 Rijkebuurtstraat 23a 4611 GT Bergen op Zoom 4611 GZ Bergen op Zoom telefoon 0164 – 246264 telefoon 0164 – 261165 Inspectie van het basisonderwijs
[email protected] www.onderwijsinspectie.nl vragen over onderwijs: 0800 – 8051 (gratis) Klachtenmeldingen over seksuele intimidatie, seksueel misbruik, ernstig psychisch of fysiek geweld: meldpunt vertrouwensinspecteurs 0900 – 1113111 (lokaal tarief). Inspectie van het Onderwijs De controle op het onderwijs berust bij de Inspectie van het basisonderwijs. Inspectie van het onderwijs - kantoor Breda Postbus 7447 4800 GK Breda telefoon 070 – 5244477
[email protected] Schoolbegeleidingsdienst (EDUX) Postbus 2086 4800 CB Breda telefoon 076 – 5245500 www. Edux.nl e-mail:
[email protected] Bureau Jeugdzorg/ De Zuidwester Zuidoostsingel 45 4611 BC Bergen op Zoom tel. 0164 – 274800 Dit bureau is een advies- en hulpinstantie die zich voornamelijk bezighoudt met kinderen die emotionele problemen en/of gedragsproblemen hebben. Jeugdzorg kan onder andere hulp bieden bij opvoedkundige problemen. Deze hulp is kosteloos. Jeugdgezondheidszorg/ GGD Westelijk Noord-Brabant Zuid-Oostsingel 21 4611 BB Bergen op Zoom telefoon 0164 – 287415 De Jeugdgezondheidsdienst heeft tot doel het bewaken, bevorderen en beveiligen van de gezondheid, groei en ontwikkeling van de jeugdigen, zodat ze nu als jeugdigen en straks als volwassenen zo goed mogelijk kunnen functioneren. Steunpunt Opvoeding Zuid-Oostsingel 45 4611 BC Bergen op Zoom telefoon 0164 – 274848 Steunpunt Opvoeding bestaat vanaf 1998 in Bergen op Zoom.
Leerplichtconsulent/-ambtenaar Gemeente Bergen op Zoom A. van der Giessen en J. Wassenberg telefoon 0164 – 277000 www.bergenopzoom.nl Centraal Postadres GGD West-Brabant Postbus 3369 4800 DJ Breda centraal telefoonnummer 076 – 5282000 fax 076 – 5216062
69 schoolgids Basisschool De Aanloop 2011-2012
Verklarende woordenlijst en afkortingen Woordenlijst Adaptief onderwijs onderwijs dat afgestemd is op individuele behoeften en mogelijkheden van kinderen. Ambulante begeleiding leerkracht van het speciaal basisonderwijs die kinderen komt helpen. Begrijpend lezen een verhaal lezen, bespreken en daarna er opdrachten over maken. Combinatiegroepen in een lokaal zijn twee verschillende jaargroepen ondergebracht. Evaluatie na een toets het resultaat verwerken voor vervolginstructie. Gestructureerde activiteiten activiteiten met een duidelijke opbouw. Handelingsplan plan voor een kind waarin beschreven is hoe er gewerkt gaat worden. Heterogene groepen bijvoorbeeld kleutergroepen met kleuters van 4, 5 en 6 jaar. Intern begeleider andere benaming voor zorgcoördinator. Leerlingbespreking bijeenkomst waarin problemen m.b.t. kinderen besproken worden. Lerende organisatie de school blijft in ontwikkeling (al doende leert men). Minimum doelen onderdeel van de leerstof die gekend moet worden. Management filosofie de wijze waarop de scholen aangestuurd worden. Observatie naar het kind kijken en de gegevens verwerken voor vervolginstructie. OGO ontwikkelingsgericht onderwijs Pedagogisch klimaat hoe ga je om met regels/afspraken. Permanente Commissie Leerlingenzorg instantie die kinderen eventueel verwijst naar speciale basisschool. Projecten verschillende activiteiten rondom een thema. Schoolbegeleidingsdienst instantie die leerkrachten en leerlingen begeleidt. Schrijfpatronen schrijfbewegingen die dienen als voorbereidend schrijfonderwijs. Stellen verhaaltjes schrijven. Studerend lezen een verhaal lezen en er daarna atlas, telefoonboek, woordenboek bij gebruiken. Toets opdracht waarbij gecontroleerd wordt of de leerstof door het kind verwerkt is. Weer Samen Naar School benaming om kinderen met problemen op school te houden. Zorgcoördinator leerkracht die extra zorg binnen de school regelt. Zorgplatform instantie waar beroep gedaan kan worden op hulp met betrekking tot leerproblemen. Zorgverbreding maatregelen die genomen worden om extra zorg te bieden.
CVI GGD GMR ILO LIO MR OR PABO PCL VTO VOO WPO WSNS
Commissie van Indicatiestelling Gemeenschappelijke Gezondheid Dienst Gemeenschappelijke MedezeggenschapsRaad Individuele Lees Ontwikkeling Leerkracht In Opleiding MedezeggenschapsRaad OuderRaad Pedagogische Academie BasisOnderwijs Permanente Commissie Leerlingenzorg Vroeg Tijdige Onderkenning Vereniging Openbaar Onderwijs Wet Primair Onderwijs Weer Samen Naar School
Het is onvermijdelijk dat u op school of in deze schoolgids deze of andere afkortingen tegenkomt. Elk vak, elke omgeving heeft zo z’n jargon. Vaak is het gebruik van afkortingen gewoon makkelijker of sneller. Maar als u een afkorting niet kent of herkent, vraag ons gerust wat het betekent. Dat houdt ons ook scherp, want ieder kind heeft een bepaald AVI-niveau en we weten precies waar bijvoorbeeld AVI-4 voor staat. Maar waar de afkorting AVI voor staat, moesten we toch zelf ook weer even opzoeken…
Afkortingen ABBO ADV AVI BAPO CITO
Algemeen Bijzonder BasisOnderwijs ArbeidsDuur Verkorting Analyse van Individualiseringsvormen (leesvaardigheid) Bevordering ArbeidsParticipatie Ouderen Centraal Instituut Toets Ontwikkeling
71 schoolgids Basisschool De Aanloop 2011-2012