Schoolfeedbackrapport paralleltoets van de peiling
FRANS - LEZEN Einde eerste graad secundair onderwijs (A-stroom) Juni 2009
School X 999999
Schoolstraat 1 9999 Buitenkamp
Inhoud van dit rapport 1. Inleiding 2. Over dit schoolfeedbackrapport 3. Deelnemende groepen en leerlingen 4. Resultaten voor alle deelnemende leerlingen van het tweede leerjaar van de eerste graad samen 5. Resultaten per optiegroep 5.1. Resultaten voor de optiegroep klassieke talen 5.2. Resultaten voor de optiegroep moderne wetenschappen 5.3. Resultaten voor de optiegroep technische opties
-1-
1. Inleiding Het peilingsonderzoek: wat en waarom? Het peilingsonderzoek in Vlaanderen gaat na in welke mate leerlingen de eindtermen behaald hebben. De eindtermen zijn minimumdoelen op het vlak van kennis, inzicht, vaardigheden en attitudes die de onderwijsoverheid noodzakelijk en bereikbaar acht voor een bepaalde leerlingenpopulatie. Voor de eerste graad secundair onderwijs zijn er enkel eindtermen voor de A-stroom. Het hoofddoel van de peilingen is om op een betrouwbare manier na te gaan in welke mate de leerlingen deze minimumdoelen behalen op het niveau van het Vlaamse onderwijs in zijn geheel. Daartoe worden op periodieke basis grootschalige toetsafnames georganiseerd bij een representatieve steekproef van scholen en leerlingen. Bij iedere peiling wordt zo een aspect van het Vlaamse onderwijs onder de loep genomen. De peiling Frans voor het einde van de A-stroom van de eerste graad secundair onderwijs vond plaats op 30, 31 mei en 1 juni 2007 bij leerlingen uit het tweede leerjaar van de eerste graad (A-stroom) van 103 scholen voor secundair onderwijs in Vlaanderen en het Nederlandstalig onderwijs in Brussel. In totaal legden 9366 leerlingen de leestoets af. Meer informatie over deze peiling vindt u in de brochure die u kan downloaden of bestellen via http://www.ond.vlaanderen.be/dvo/peilingen/secundair/brochurefrans.htm. Een bijkomend doel van de peilingen is na te gaan in welke mate scholen van elkaar verschillen en met welke kenmerken eventuele verschillen samenhangen. Kwaliteitsvol onderwijs houdt immers niet alleen in dat de eindtermen behaald worden door een voldoende hoog percentage leerlingen, maar ook dat er geen grote verschillen zijn in de mate waarin scholen de eindtermen bij hun leerlingen realiseren. Paralleltoetsen en schoolfeedback In een lerende samenleving is het de opdracht van zowel de overheid als van de scholen om systematisch de kwaliteit van het onderwijs te evalueren en bij te sturen. Om dat voor scholen mogelijk te maken, is het nodig om ook hen te informeren en zo bij te dragen tot een informatierijke omgeving. Waar voorheen enkel een beperkte groep van scholen aan de peilingen kon deelnemen en daarover feedback kon ontvangen, wordt nu aan iedere school de mogelijkheid geboden om bij haar leerlingen een parallelversie van de peilingstoets af te nemen. Op die manier krijgt iedere school de kans feedback te ontvangen over het prestatieniveau van haar leerlingen en in hoeverre daarmee de getoetste eindtermen gerealiseerd werden. De eindtermen en de getoetste inhouden die in de paralleltoetsen aan bod komen zijn dezelfde als bij de peilingen. Ook wordt dezelfde meetschaal en dezelfde toetsnorm gehanteerd om te bepalen vanaf welk prestatieniveau leerlingen de eindtermen bereikt hebben. Ten slotte zijn ook de technische vereisten betreffende validiteit en betrouwbaarheid voor de paralleltoets even hoog als voor het oorspronkelijke peilingsinstrument.
-2-
De getoetste eindtermen: Frans – lezen einde eerste graad secundair onderwijs – A-stroom 7. De leerlingen kunnen de betekenis begrijpen van aanwijzingen, opschriften en waarschuwingen, gesteld in een eenvoudige taal qua structuur en woordenschat. 8. De leerlingen kunnen relevante en herkenbare informatie opzoeken in functionele teksten, gesteld in een eenvoudige taal qua structuur en woordenschat. 9. De leerlingen kunnen de hoofdzaken begrijpen van korte teksten waarin de informatie duidelijk en expliciet wordt verwoord in een eenvoudige taal qua structuur en woordenschat. 10. De leerlingen kunnen de samenhang begrijpen in korte teksten, gesteld in een eenvoudige taal qua structuur en woordenschat.
Schoolfeedback en interne kwaliteitszorg De schoolfeedback die u op basis van de afname van de paralleltoets bezorgd wordt, is bedoeld als hulpmiddel bij de interne kwaliteitszorg in uw school. ’Weten waar men staat’ - de kwaliteit van het geboden onderwijs correct kunnen inschatten - vormt daarin een belangrijk element. Dit feedbackrapport biedt u daarover belangrijke informatie. Maar het vormt zeker niet de enige informatiebron. U dient het naast andere informatie te leggen. Bovendien biedt het enkel informatie over de ‘output’ op een bepaald moment en bij een bepaalde groep leerlingen. Het is aan u en uw team om te onderzoeken waarom de resultaten zijn wat ze zijn, welke omstandigheden en welke kenmerken van uw school wellicht tot deze resultaten geleid hebben. Schoolfeedback kan slechts een hulp vormen bij interne kwaliteitszorg als de informatie die ermee verstrekt wordt, vertrouwelijk behandeld wordt. Dit feedbackrapport wordt daarom enkel aan uw school bezorgd. Derden krijgen er geen toegang toe. We willen u op onze beurt vragen om van uw kant dezelfde vertrouwelijkheid in acht te nemen en het rapport niet te gebruiken om publiciteit voor uw school te maken.
-3-
2. Over dit schoolfeedbackrapport Dit schoolfeedbackrapport wil uw school informeren over de prestaties van uw leerlingen op het einde van de A-stroom van de eerste graad secundair onderwijs met betrekking tot de eindtermen voor Frans – lezen. Vooreerst wordt voor elke leerling een vaardigheidsscore bepaald. Daarmee gaan we vervolgens op twee wijzen aan de slag: enerzijds bepalen we voor uw school welk aandeel (procent) leerlingen de vier getoetste eindtermen bereikt heeft, anderzijds situeren we uw school t.o.v. de steekproef die aan het peilingsonderzoek deelnam. Hieronder worden de stappen en de kernbegrippen nader toegelicht. Deze uitleg wordt hernomen in de leeswijzer (zie achteraan) die u als geheugensteun naast het rapport kan leggen en die u daarom het best apart afdrukt. Bepalen van het aandeel (%) leerlingen dat de eindtermen haalt Vooreerst is een woordje uitleg nodig bij de meetschaal die voor het peilingsinstrument en de paralleltoets ontwikkeld werd. De scores van de leerlingen zijn niet zomaar een optelsom van het aantal correcte antwoorden. Via statistische analyses worden de antwoorden van een leerling omgezet in een VAARDIGHEIDSSCORE die uitdrukt in welke mate de leerling de eindtermen beheerst. Daarbij wegen sommige opgaven (bv. moeilijker opgaven die echt alleen door leerlingen met een hoger vaardigheidsniveau correct opgelost worden) zwaarder door dan andere. Door onderwijsdeskundigen (leerkrachten, inspecteurs, lerarenopleiders en beleidsmedewerkers) werd voor elke getoetste eindterm afzonderlijk een minimumprestatie (= TOETSNORM) vastgelegd die de leerlingen moeten halen om te slagen voor die eindterm. Vervolgens werd voor elke eindterm afzonderlijk de oorspronkelijke meetschaal omgezet naar een schaal met scores tussen 0 en 10, waarbij een score van 5 overeenstemt met het behaald hebben van die minimumnorm. Leerlingen met een lagere score halen de eindterm niet. Leerlingen met een score hoger dan 5 vertonen een vaardigheidsniveau dat hoger ligt dan voor het bereiken van de eindterm noodzakelijk geacht wordt. Het aandeel (procent) leerlingen uit uw school dat een score van 5 of meer haalt, geeft u een idee van de mate waarin uw school erin slaagt de betreffende eindterm voor Frans – lezen te realiseren. Situering van scholen ten opzichte van elkaar – bepaling van de toegevoegde waarde van uw school Ook de vergelijking van de resultaten van uw school met die van andere scholen in Vlaanderen kan u helpen zicht te krijgen op de kwaliteit van het onderwijs in uw school. Het is goed mogelijk dat scholen die met een gelijke proportie leerlingen de eindtermen halen, toch nog verschillen in gemiddeld vaardigheidsniveau voor Frans - lezen. Een situering van uw school ten opzichte van de scholen uit het peilingsonderzoek kan daarom beter op basis van de gemiddelde vaardigheidsscore gebeuren. Het gemiddelde van de vaardigheidsscores van de deelnemende leerlingen in uw school wordt in het rapport benoemd als het FEITELIJKE GEMIDDELDE van uw school. Maar een vergelijking enkel op basis van de FEITELIJKE GEMIDDELDE vaardigheidsscores zou niet erg fair zijn. En het zou u weinig zeggen over de kwaliteit van het onderwijs in uw school. Fair vergelijken vertrekt van het idee dat we ’gelijken met gelijken vergelijken’. Daarom moet om te beginnen gekeken worden naar de ACHTERGRONDKENMERKEN van de leerlingen in een school. Die omvatten zowel leerlingkenmerken als thuiskenmerken. Hoe goed een leerling scoort hangt namelijk niet alleen van de kwaliteit van de school af. Ook de invloed van de thuisomgeving en individuele verschillen tussen leerlingen spelen mee. Niemand zal bijvoorbeeld verbaasd opkijken als een school met weinig kansarme leerlingen gemiddeld hoger scoort dan een school met veel kansarme leerlingen of als een school met veel Franstalige leerlingen gemiddeld beter scoort. -4-
Daarnaast kunnen ook CONTEXTELEMENTEN die de school overstijgen een rol spelen. Leerlingen die wonen of schoolgaan in een omgeving waar (op straat, in de dagelijkse omgang) veel Frans gesproken wordt, maken door die dagelijkse confrontatie en ’gewenning’ ook meer kans op hogere scores op een toets Frans. Andere contextelementen houden verband met het onderwijsnet of het schooltype. Samengevat: De feitelijke schoolgemiddelden kunnen pas op een faire manier vergeleken worden wanneer ze afgezet worden tegenover de resultaten van scholen die dezelfde instroom hebben en binnen een gelijkaardige context werken. Om het principe ’gelijken met gelijken vergelijken’ in de praktijk te brengen, presenteren we naast het feitelijke schoolgemiddelde ook het VERWACHTE SCHOOLGEMIDDELDE. Dit verwachte schoolgemiddelde drukt uit welke gemiddelde score voor uw school statistisch gezien verwacht kon worden, gelet op de achtergrondkenmerken van uw leerlingen en de context waarbinnen de school werkt. Het kan geïnterpreteerd worden als het gemiddelde van alle scholen in Vlaanderen met precies dezelfde samenstelling naar achtergrondkenmerken van leerlingen en dezelfde context als uw school. Om dat verwachte gemiddelde voor uw school te bepalen, baseren we ons op de samenhang die uit het peilingsonderzoek naar voor kwam tussen bepaalde achtergrondkenmerken van leerlingen en contextelementen enerzijds en vaardigheidsscores anderzijds. De achtergrondkenmerken die in de berekening van de verwachte schoolgemiddelden opgenomen werden, zijn: (a) de sekse van de leerling, (b) of de leerling dyslexie heeft, (c) of de leerling in het schooljaar waarin de toets afgenomen wordt, GON-begeleiding krijgt, (d) het opleidingsniveau van de moeder, (e) de taal die de leerling met vader, moeder, broers en zussen spreekt, (f) leescultuur (aantal boeken thuis, bibliotheekbezoek), (g) de schoolse achterstand (op basis van het geboortejaar van de leerling), (h) de basisoptie die de leerling volgt. Naast bovengenoemde leerling- en thuiskenmerken worden nog drie contextelementen in rekening gebracht: (i) of de school hetzij in de provincie Vlaams-Brabant hetzij in het Brussels hoofdstedelijk gewest gelegen is, (j) het schooltype in termen van het onderwijsaanbod in de bovenbouw (administratief autonome middenscholen, scholen met in hoofdzaak een aso-bovenbouw, scholen met vooral een tso/bso/ksobovenbouw, of multilaterale scholen die een combinatie van aso en kso/tso/bso aanbieden), (k) het onderwijsnet (vrij onderwijs of officieel onderwijs). Door te kijken hoever uw feitelijk schoolgemiddelde boven het verwachte schoolgemiddelde uitstijgt (of eronder blijft) kunt u zien, hoeveel beter (of minder goed) uw school het doet dan vergelijkbare andere scholen in Vlaanderen. Met andere woorden: hoeveel beter (of minder goed) de leerlingen het in uw school gemiddeld doen dan op grond van hun achtergrondkenmerken en de schoolcontext statistisch gezien -5-
verwacht kon worden. Eigenlijk hebben we het nu dus vooral over de mate waarin uw school – in vergelijking met andere scholen – op het vlak van leesvaardigheid Frans iets toevoegt aan wat de leerlingen leren. We spreken daarom van de TOEGEVOEGDE WAARDE (TW) die uw school realiseert. Om die toegevoegde waarde uit te drukken in een getal, maakt men het verschil: TW = FEITELIJK GEMIDDELDE – VERWACHT GEMIDDELDE Is dat verschil gelijk aan 0, dan is de toegevoegde waarde die uw school realiseert even groot als gemiddeld in Vlaanderen. Een positief getal wijst op een toegevoegde waarde die groter is dan gemiddeld in Vlaanderen; een negatief getal op een toegevoegde waarde die kleiner is. De maat voor de toegevoegde waarde van een school is dus steeds een relatief getal. Dat wil zeggen dat de toegevoegde waarde voor uw school bepaald wordt in vergelijking met een referentiegroep. In dit geval is de referentiegroep de groep secundaire scholen met een eerste graad (A-stroom) uit het peilingsonderzoek met een vergelijkbare leerlingenbevolking en vergelijkbare schoolcontext. Door scholen te vergelijken op basis van de toegevoegde waarde die ze realiseren, neutraliseren we de invloed van bepaalde achtergrondkenmerken en van een aantal contextelementen en maken we een faire vergelijking die u iets zegt over de kwaliteit van het onderwijs van uw school.
Opgelet: door bij de bepaling van het verwachte gemiddelde onderwijsnet (vrij – officieel) en schooltype (onderwijsaanbod in de bovenbouw) in rekening te brengen, worden de prestaties van uw leerlingen enkel vergeleken met die van leerlingen binnen uw eigen onderwijsnet en schooltype. Een aso-school uit het vrij onderwijs wordt zodoende enkel vergeleken met andere aso-scholen (met leerlingen met gelijkaardige achtergrondkenmerken en studiekeuzes) uit het vrij onderwijs. Een tso/bso/kso-school uit het officieel onderwijs wordt enkel vergeleken met andere tso/bso/kso-scholen (met leerlingen met gelijkaardige achtergrondkenmerken en studiekeuzes) uit het officiële onderwijs. Bij de interpretatie van de toegevoegde waarde (TW) die voor uw school gerapporteerd wordt, dient u hier rekening mee te houden.
In het volgende hoofdstuk beschrijven we eerst bij welke groepen en leerlingen in uw school de paralleltoets voor Frans – lezen afgenomen werd. Vervolgens worden de resultaten gepresenteerd, eerst voor alle optiegroepen samen en daarna opgesplitst per optiegroep. Er wordt net als in de peilingen gewerkt met drie grote optiegroepen die zijn samengesteld aan de hand van de gevolgde basisoptie van de leerlingen in het tweede leerjaar van de eerste graad. De drie optiegroepen zijn: (a) klassieke talen (basisopties Latijn en Grieks-Latijn), (b) moderne wetenschappen en (c) technische opties (alle overige basisopties). Bij de eerste bespreking van de resultaten wordt uitgelegd hoe de figuren geïnterpreteerd moeten worden. In de andere hoofdstukken wordt dit niet meer herhaald maar kan de leeswijzer ernaast gelegd worden ter ondersteuning.
-6-
3. Deelnemende groepen en leerlingen In tabel 1 vindt u een overzicht van de lesgroepen en leerlingen uit uw school die de paralleltoets voor Frans – lezen aflegden. Tabel 1. Overzicht van deelnemende lesgroepen en leerlingen Optiegroep
Lesgroep
klassieke talen
Aantal leerlingen 13
moderne wetenschappen
13 15
12
15 8
15
8 36
12 15
8
2IW
Leerlingen in analyse 12
15
2MW technische opties
Deelnemende leerlingen 12
2LAT
Totaal
Deelnemende lesgroepen
15 8
8 35
8 35
De leerlingen werden gegroepeerd per optiegroep (klassieke talen, moderne wetenschappen of technische opties – zie eerste kolom) en daarbinnen per lesgroep (tweede kolom). Een lesgroep bestaat uit alle leerlingen die samen zitten voor de lessen Frans. Lesgroepen met leerlingen uit verschillende optiegroepen worden bij elke optiegroep vermeld met het aantal leerlingen uit die optiegroep. De benamingen van de lesgroepen in kolom 2 zijn diegene die door uw school doorgegeven werden bij de registratie voor de paralleltoetsen via de website http://www.ond.vlaanderen.be/toetsenvoorscholen. De derde kolom toont hoeveel leerlingen elke lesgroep telt. Die aantallen zijn gebaseerd op de leerlingen die uw school via de website heeft toegewezen aan de lesgroepen. Leerlingen die na 1 februari 2009 de school verlaten hebben (en door u uit de oorspronkelijke leerlingenlijst op de website verwijderd werden) zijn in deze aantallen niet opgenomen. In de vierde kolom staan de lesgroepen aangevinkt die door uw school uitgekozen werden om aan de paralleltoets Frans – lezen deel te nemen. Hou bij de interpretatie van de resultaten rekening met welke lesgroepen niet deelgenomen hebben. De niet-deelname van sommige lesgroepen kan ertoe leiden dat u een onvolledig beeld krijgt van de mate waarin uw school de eindtermen realiseert en/of van de positie van uw school ten opzichte van andere, vergelijkbare scholen. Een gelijkaardige bedenking geldt i.v.m. de nietdeelname van sommige individuele leerlingen. Wanneer vooral bepaalde categorieën van leerlingen (bv. zwakkere) de toets niet afleggen, kan ook dat een vertekend beeld opleveren van de output van uw school. Tenslotte kan ook een grote uitstroom van leerlingen (voortijdige schoolverlaters) het beeld verstoren. Kolom 5 toont hoeveel leerlingen uit elke deelnemende lesgroep de toets volledig en geldig afgelegd hebben. De feedback is gebaseerd op een aantal statistische analyses. Daarin konden alleen die leerlingen opgenomen worden voor wie – behalve de toetsscore – ook alle nodige achtergrondgegevens beschikbaar waren. Kolom 6 toont hoeveel leerlingen in de analyses en dus ook in de schoolfeedback opgenomen werden. In het volgende hoofdstuk worden eerst de resultaten voor alle deelnemende leerlingen van het tweede leerjaar van de eerste graad secundair onderwijs (A-stroom) samen besproken.
-7-
Vanaf hoofdstuk 5 worden de resultaten per optiegroep weergegeven. Wanneer voor een bepaalde optiegroep minder dan vijf leerlingen de toets volledig en geldig hebben afgelegd, kan voor deze optiegroep geen afzonderlijk resultaat berekend worden. De resultaten zijn betrouwbaarder en stabieler naargelang meer leerlingen in de analyses opgenomen zijn. Ze zijn minder onderhevig aan natuurlijke schommelingen die zich bij kleine groepen van jaar tot jaar kunnen voordoen.
-8-
4. Resultaten voor alle deelnemende leerlingen van het tweede leerjaar van de eerste graad samen Het aandeel leerlingen dat de eindtermen bereikt Per eindterm (ET) werd een toetsnorm bepaald. Vervolgens werd de oorspronkelijke vaardigheidsscore voor elke eindterm afzonderlijk omgezet in een score van 0 tot 10, waarbij voor een score vanaf 5 geldt dat de eindterm bereikt werd. Per eindterm vindt u een overzicht dat per score aangeeft: - het aantal en het percentage leerlingen dat die score feitelijk behaald heeft in uw school, - het percentage leerlingen dat die score behaald heeft in Vlaanderen. De verdeling voor ’Vlaanderen’ verwijst hier naar de representatieve steekproef van alle scholen en leerlingen in het peilingsonderzoek Frans – lezen in 2007. De verdeling van de scores geeft u een meer gedifferentieerd zicht op het niveau dat uw leerlingen halen dan het pure percentage leerlingen dat de eindterm bereikt heeft. Dat percentage vindt u onderaan elk overzicht. Opgelet: Het gaat hier enkel om de scores die feitelijk behaald werden. Met de interpretatie van deze resultaten moet u dus voorzichtig zijn. Bij de vergelijking van uw school met Vlaanderen moet u er rekening mee houden dat uw school qua achtergrondkenmerken van de leerlingen en schoolcontext misschien niet overeenstemt met de gemiddelde Vlaamse school.
ET 7: kunnen de betekenis begrijpen van aanwijzingen, opschriften en waarschuwingen
hebben de ET hebben de ET niet behaald behaald
Score
{ {
9 8 7 6 5 4 3 2 1 0 TOTAAL
Uw school Aantal Procent 4 10 8 8 5 0 0 0 0 0 35
35
Vlaanderen Procent
11.4% 10.9% 28.6% 26.2% 22.9% 23.9% 22.9% 19.3% 14.3% 12.2% 0.0% 5.7% 0.0% 1.3% 0.0% 0.4% 0.0% 0.1% 0.0% 0.1% 100% 100% Percentage leerlingen dat de eindterm haalt Uw school Vlaanderen 100.0%
-9-
92.4%
ET 8: kunnen relevante en herkenbare informatie opzoeken in functionele teksten
hebben de ET hebben de ET niet behaald behaald
Score
{ {
9 8 7 6 5 4 3 2 1 0 TOTAAL
Uw school Aantal Procent 0 7 7 5 6 7 3 0 0 0 35
25
Vlaanderen Procent
0.0% 3.8% 20.0% 10.7% 20.0% 18.5% 14.3% 19.3% 17.1% 18.2% 20.0% 16.2% 8.6% 9.4% 0.0% 3.2% 0.0% 0.6% 0.0% 0.1% 100% 100% Percentage leerlingen dat de eindterm haalt Uw school Vlaanderen 71.4%
70.6%
ET 9: kunnen de hoofdzaken begrijpen van korte teksten waarin de informatie duidelijk en expliciet wordt verwoord
hebben de ET hebben de ET niet behaald behaald
Score
{ {
9 8 7 6 5 4 3 2 1 0 TOTAAL
Uw school Aantal Procent 0 2 7 5 5 6 9 1 0 0 35
19
Vlaanderen Procent
0.0% 2.1% 5.7% 5.5% 20.0% 12.5% 14.3% 15.0% 14.3% 18.7% 17.1% 18.1% 25.7% 17.5% 2.9% 8.4% 0.0% 1.9% 0.0% 0.2% 100% 100% Percentage leerlingen dat de eindterm haalt Uw school Vlaanderen 54.3%
- 10 -
53.9%
ET 10: kunnen de samenhang begrijpen in korte teksten
hebben de ET hebben de ET niet behaald behaald
Score
{ {
Uw school Aantal Procent
9 8 7 6 5 4 3 2 1 0 TOTAAL
5 10 10 5 5 0 0 0 0 0 35
Vlaanderen Procent
14.3% 14.5% 28.6% 26.8% 28.6% 24.8% 14.3% 18.7% 14.3% 10.1% 0.0% 3.7% 0.0% 1.0% 0.0% 0.3% 0.0% 0.0% 0.0% 0.1% 100% 100% Percentage leerlingen dat de eindterm haalt Uw school Vlaanderen
35
100.0%
94.9%
Vergelijking met andere scholen en met eigen verwacht gemiddelde In Figuur 1 worden de scholen uit het peilingsonderzoek van 2007 (met daarbij uw school) gerangschikt volgens de feitelijke gemiddelde vaardigheidsscore van hun leerlingen voor Frans - lezen. Elke stip stelt een school voor. De stip aangeduid met de letter S stelt uw school voor (feitelijk gemiddelde). De stip aangeduid met S-verw geeft het verwachte gemiddelde voor uw school aan (zie p. 5).
8,5 8,0
vaardigheidsscore
7,5 7,0
V 6,5
S-verw 6,0 5,5
S
5,0 4,5 0
10
20
30
40
50
60
70
80
90
100
110
scholen Figuur 1. Feitelijk en verwacht gemiddelde voor uw school voor Frans – lezen in vergelijking met de scholen uit de Vlaamse referentiesteekproef
De verschillende elementen in Figuur 1 zijn: - VERTICALE AS: Deze as toont de meetschaal voor Frans – lezen. Hoe hoger de score op de as, hoe hoger het (feitelijk) gemiddelde van de school. - 11 -
- HORIZONTALE AS: Rangschikking van de scholen uit het peilingsonderzoek naar hun feitelijk gemiddelde. Hoe meer naar rechts hoe hoger de positie van uw school ten opzichte van de scholen uit de peiling. - HORIZONTALE STIPPELLIJN: Deze lijn geeft het algemene ’Vlaamse gemiddelde’ aan (V). In feite is dat het gemiddelde van alle leerlingen in het peilingsonderzoek. - VERTICALE LIJNTJES: Deze lijntjes lopen door de stippen en geven een betrouwbaarheidsinterval aan. Het werkelijke schoolgemiddelde ligt met 95% zekerheid tussen de boven- en ondergrens van dit lijnstukje. Enkel scholen met een betrouwbaarheidsinterval (verticaal lijntje) volledig boven of volledig onder de horizontale stippellijn, hebben een gemiddelde dat STATISTISCH SIGNIFICANT afwijkt van het Vlaamse gemiddelde. Statistisch significant wil zeggen dat het verschil niet aan het toeval toegeschreven kan worden. Het betrouwbaarheidsinterval van uw schoolgemiddelde (S) wordt aangeduid met een GEKLEURDE LIJN. In figuur 1 kunt u voor uw school twee vergelijkingen maken: met het ‘Vlaamse gemiddelde’ en met het verwachte gemiddelde voor de eigen school. De feitelijke gemiddelde score van uw school (S) is niet significant verschillend van van het ’Vlaamse gemiddelde’ (V). De feitelijke gemiddelde score van uw school (S) is (iets) lager dan verwacht (S-verw). Anders gezegd: de leerlingen in uw school presteren op het einde van de eerste graad voor Frans - lezen gemiddeld (iets) minder goed dan andere leerlingen in Vlaanderen met dezelfde achtergrondkenmerken en in dezelfde schoolcontext. Maar is dat verschil met het verwachte gemiddelde statistisch significant of kan het aan toeval te wijten zijn? Dat zien we in figuur 2. De toegevoegde waarde voor Frans – lezen einde eerste graad Het verschil tussen het feitelijke gemiddelde van uw school (S) en het verwachte gemiddelde (S-verw) geeft een maat voor de toegevoegde waarde (S-tw) die uw school tegen het einde van de eerste graad voor Frans – lezen realiseert. In figuur 2 hebben we voor alle scholen uit het peilingsonderzoek dat verschil gemaakt en hen geordend van een kleinere naar een grotere toegevoegde waarde. Uw school werd daar tussen geplaatst.
- 12 -
1,75 1,50
toegevoegde waarde
1,25 1,00 0,75
S-tw
0,50 0,25
V
0,00 -0,25 -0,50 -0,75 -1,00 -1,25 -1,50 0
10
20
30
40
50
60
70
80
90
100
110
scholen Figuur 2. Toegevoegde waarde van uw school voor Frans – lezen einde eerste graad in vergelijking met de scholen uit de Vlaamse referentiesteekproef
Elke stip stelt een school voor. Uw school werd opnieuw tussen de scholen uit het peilingsonderzoek geplaatst (het gekleurde lijntje). - VERTICALE AS: De getallen op deze as tonen de toegevoegde waarde van lager dan gemiddeld (negatieve getallen onderaan) naar hoger dan gemiddeld (positieve getallen bovenaan). Hoe hoger op de verticale as, hoe hoger de toegevoegde waarde. Een score 0 wijst op een toegevoegde waarde die even groot is als de gemiddelde toegevoegde waarde van de scholen in Vlaanderen. - HORIZONTALE AS: Rangordening van de scholen naar toegevoegde waarde. Links vindt men de scholen met een kleinere toegevoegde waarde, rechts met een grotere toegevoegde waarde. - HORIZONTALE STIPPELLIJN: Deze lijn geeft de gemiddelde toegevoegde waarde voor Vlaanderen aan. Doordat die gemiddelde toegevoegde waarde in Vlaanderen gelijkgezet is aan 0, ziet u voor uw school meteen hoeveel hoger of lager uw toegevoegde waarde is in vergelijking met de gemiddelde Vlaamse toegevoegde waarde. - VERTICALE LIJNTJES: Deze lijntjes lopen door de stippen en geven het 95%betrouwbaarheidsinterval voor de toegevoegde waarde aan. Enkel scholen met een verticaal lijntje dat volledig boven of volledig onder de horizontale stippellijn ligt, hebben een toegevoegde waarde die statistisch significant afwijkt van de gemiddelde toegevoegde waarde in Vlaanderen. Het betrouwbaarheidsinterval voor de toegevoegde waarde van uw school wordt aangeduid met een gekleurd lijntje. Figuur 2 laat u toe de toegevoegde waarde van uw school te vergelijken met die van alle andere scholen in de steekproef van het peilingsonderzoek én met de toegevoegde waarde die gemiddeld in Vlaanderen gerealiseerd wordt. De toegevoegde waarde die uw school voor Frans – lezen einde eerste graad realiseert, is significant kleiner dan de gemiddelde toegevoegde waarde in Vlaanderen voor Frans – lezen einde eerste graad (A-
- 13 -
stroom). Met andere woorden: op het einde van het tweede leerjaar van de A-stroom van de eerste graad presteren de leerlingen in uw school voor Frans – lezen gemiddeld significant minder goed dan andere leerlingen in Vlaanderen met dezelfde achtergrondkenmerken en in dezelfde schoolcontext.
- 14 -
5. Resultaten per optiegroep Voor optiegroepen met minstens vijf leerlingen in de analyse presenteren we afzonderlijke resultaten.
5.1. Resultaten voor de optiegroep klassieke talen In wat volgt worden de resultaten van de leerlingen uit de optiegroep klassieke talen in uw school vergeleken met die van alle leerlingen klassieke talen uit de scholen die in 2007 aan het peilingsonderzoek deelnamen. Het aantal leerlingen dat de eindtermen bereikt (optiegroep klassieke talen) ET 7: kunnen de betekenis begrijpen van aanwijzingen, opschriften en waarschuwingen
hebben de ET hebben de ET niet behaald behaald
klassieke talen in uw school
{ {
Score
Aantal
9 8 7 6 5 4 3 2 1 0 TOTAAL
2 7 2 1 0 0 0 0 0 0 12
Procent
klassieke talen in Vlaanderen Procent
16.7% 27.6% 58.3% 43.1% 16.7% 20.2% 8.3% 7.1% 0.0% 1.5% 0.0% 0.4% 0.0% 0.1% 0.0% 0.0% 0.0% 0.0% 0.0% 0.1% 100% 100% Percentage leerlingen dat de eindterm haalt klassieke talen in uw school klassieke talen in Vlaanderen 12
100.0%
99.4%
ET 8: kunnen relevante en herkenbare informatie opzoeken in functionele teksten
hebben de ET hebben de ET niet behaald behaald
klassieke talen in uw school
{ {
Score
Aantal
9 8 7 6 5 4 3 2 1 0 TOTAAL
0 5 4 2 0 1 0 0 0 0 12
Procent
klassieke talen in Vlaanderen Procent
0.0% 11.1% 41.7% 24.2% 33.3% 30.4% 16.7% 19.6% 0.0% 9.7% 8.3% 3.8% 0.0% 0.7% 0.0% 0.3% 0.0% 0.0% 0.0% 0.1% 100% 100% Percentage leerlingen dat de eindterm haalt klassieke talen in uw school klassieke talen in Vlaanderen 11
91.7%
- 15 -
95.1%
ET 9: kunnen de hoofdzaken begrijpen van korte teksten waarin de informatie duidelijk en expliciet wordt verwoord
hebben de ET hebben de ET niet behaald behaald
klassieke talen in uw school
{ {
Score
Aantal
9 8 7 6 5 4 3 2 1 0 TOTAAL
0 2 4 3 2 0 1 0 0 0 12
Procent
klassieke talen in Vlaanderen Procent
0.0% 6.3% 16.7% 14.8% 33.3% 24.1% 25.0% 23.2% 16.7% 17.8% 0.0% 9.4% 8.3% 3.5% 0.0% 0.7% 0.0% 0.1% 0.0% 0.1% 100% 100% Percentage leerlingen dat de eindterm haalt klassieke talen in uw school klassieke talen in Vlaanderen 11
91.7%
86.2%
ET 10: kunnen de samenhang begrijpen in korte teksten
hebben de ET hebben de ET niet behaald behaald
klassieke talen in uw school
{ {
Score
Aantal
9 8 7 6 5 4 3 2 1 0 TOTAAL
3 7 1 1 0 0 0 0 0 0 12
Procent
klassieke talen in Vlaanderen Procent
25.0% 35.3% 58.3% 40.2% 8.3% 17.9% 8.3% 5.4% 0.0% 0.8% 0.0% 0.3% 0.0% 0.0% 0.0% 0.0% 0.0% 0.0% 0.0% 0.1% 100% 100% Percentage leerlingen dat de eindterm haalt klassieke talen in uw school klassieke talen in Vlaanderen 12
100.0%
- 16 -
99.5%
Vergelijking met andere scholen en met eigen verwacht gemiddelde Bij de schatting van het verwachte gemiddelde en van de toegevoegde waarde werd rekening gehouden met alle andere hoger vernoemde achtergrond- en contextkenmerken (zie hoofdstuk 4).
11,5 11,0
vaardigheidsscore
10,5 10,0
S-verw
S
9,5 9,0 8,5 8,0
V
7,5 7,0 6,5 6,0 0
5
10
15
20
25
30
35
40
45
50
55
60
scholen Figuur 3. Feitelijk en verwacht gemiddelde voor de optiegroep klassieke talen in uw school voor Frans – lezen einde eerste graad in vergelijking met de scholen uit de Vlaamse referentiesteekproef (optiegroep klassieke talen)
In figuur 3 kunt u voor uw school twee vergelijkingen maken: met het ’Vlaamse gemiddelde’ voor klassieke talen en met het eigen verwachte gemiddelde voor de optiegroep klassieke talen. Wanneer u de vergelijking maakt met het verwachte gemiddelde, vergelijkt u de gemiddelde prestatie van uw leerlingen klassieke talen met het gemiddelde van alle andere leerlingen klassieke talen in Vlaanderen met dezelfde achtergrondkenmerken en dezelfde schoolcontext. De feitelijke gemiddelde score van de optiegroep klassieke talen in uw school (S) is niet significant verschillend van het gemiddelde van de leerlingen klassieke talen in Vlaanderen (V). De feitelijke gemiddelde score van de optiegroep klassieke talen in uw school (S) is (iets) lager dan wat op grond van de achtergrondkenmerken van die leerlingen en uw schoolcontext verwacht mocht worden (Sverw). Met andere woorden: op het einde van de eerste graad presteren de leerlingen van de optiegroep klassieke talen in uw school voor Frans – lezen gemiddeld (iets) minder goed dan andere leerlingen klassieke talen in Vlaanderen met dezelfde achtergrondkenmerken en dezelfde schoolcontext. Maar is dat verschil met het verwachte gemiddelde statistisch significant of kan het aan toeval te wijten zijn? Dat zien we in figuur 2.
- 17 -
De toegevoegde waarde voor Frans – lezen (optiegroep klassieke talen) Het verschil tussen het feitelijke gemiddelde voor de optiegroep klassieke talen in uw school (S) en het verwachte gemiddelde voor die optiegroep (S-verw) geeft een maat voor de toegevoegde waarde (S-tw) die uw school tegen het einde van de eerste graad secundair onderwijs voor Frans – lezen bij deze optiegroep realiseert. Die toegevoegde waarde kan verschillen van de algemene toegevoegde waarde voor alle optiegroepen samen.
4,0 3,5
toegevoegde waarde
3,0 2,5 2,0
S-tw
1,5 1,0 0,5
V
0,0 -0,5 -1,0 -1,5 -2,0 0
5
10
15
20
25
30
35
40
45
50
55
60
scholen Figuur 4. Toegevoegde waarde voor de optiegroep klassieke talentalen in uw school voor Frans – lezen einde eerste graad in vergelijking met de scholen uit de Vlaamse referentiesteekproef (optiegroep klassieke talen)
De toegevoegde waarde die uw school tegen het einde van de eerste graad bij de optiegroep klassieke talen voor Frans – lezen realiseert, is niet significant verschillend van de toegevoegde waarde die gemiddeld in Vlaanderen bij leerlingen klassieke talen tegen het eind van de eerste graad voor Frans – lezen gerealiseerd wordt. Met andere woorden: op het einde van de eerste graad presteren de leerlingen klassieke talen in uw school voor Frans – lezen gemiddeld niet significant verschillend van andere leerlingen klassieke talen in Vlaanderen met dezelfde achtergrondkenmerken en in dezelfde schoolcontext.
- 18 -
5.2. Resultaten voor de optiegroep moderne wetenschappen In wat volgt worden de resultaten van de leerlingen uit de optiegroep moderne wetenschappen in uw school vergeleken met die van alle leerlingen moderne wetenschappen uit de scholen die in 2007 aan het peilingsonderzoek deelnamen. Het aantal leerlingen dat de eindtermen bereikt (optiegroep moderne wetenschappen) ET 7: kunnen de betekenis begrijpen van aanwijzingen, opschriften en waarschuwingen
hebben de ET hebben de ET niet behaald behaald
Score
{ {
9 8 7 6 5 4 3 2 1 0 TOTAAL
moderne wetenschappen in uw school Aantal Procent
moderne wetenschappen in Vlaanderen Procent
2 1 5 5 2 0 0 0 0 0 15
13.3% 7.9% 6.7% 28.1% 33.3% 29.9% 33.3% 20.3% 13.3% 9.3% 0.0% 3.8% 0.0% 0.5% 0.0% 0.3% 0.0% 0.0% 0.0% 0.0% 100% 100% Percentage leerlingen dat de eindterm haalt moderne wetenschappen in moderne wetenschappen in uw school Vlaanderen 15
100.0%
95.5%
ET 8: kunnen relevante en herkenbare informatie opzoeken in functionele teksten
hebben de ET hebben de ET niet behaald behaald
Score
{ {
9 8 7 6 5 4 3 2 1 0 TOTAAL
moderne wetenschappen in uw school Aantal Procent
moderne wetenschappen in Vlaanderen Procent
0 2 1 3 5 3 1 0 0 0 15
0.0% 2.2% 13.3% 9.1% 6.7% 19.8% 20.0% 24.0% 33.3% 21.4% 20.0% 15.1% 6.7% 6.4% 0.0% 1.6% 0.0% 0.3% 0.0% 0.0% 100% 100% Percentage leerlingen dat de eindterm haalt moderne wetenschappen in moderne wetenschappen in uw school Vlaanderen 11
73.3%
- 19 -
76.5%
ET 9: kunnen de hoofdzaken begrijpen van korte teksten waarin de informatie duidelijk en expliciet wordt verwoord
hebben de ET hebben de ET niet behaald behaald
Score
{ {
9 8 7 6 5 4 3 2 1 0 TOTAAL
moderne wetenschappen in uw school Aantal Procent
moderne wetenschappen in Vlaanderen Procent
0 0 3 0 3 5 4 0 0 0 15
0.0% 1.3% 0.0% 3.5% 20.0% 12.1% 0.0% 16.7% 20.0% 23.3% 33.3% 21.0% 26.7% 15.7% 0.0% 5.5% 0.0% 0.8% 0.0% 0.1% 100% 100% Percentage leerlingen dat de eindterm haalt moderne wetenschappen in moderne wetenschappen in uw school Vlaanderen 6
40.0%
56.9%
ET 10: kunnen de samenhang begrijpen in korte teksten
hebben de ET hebben de ET niet behaald behaald
Score
{ {
9 8 7 6 5 4 3 2 1 0 TOTAAL
moderne wetenschappen in uw school Aantal Procent
moderne wetenschappen in Vlaanderen Procent
2 1 8 2 2 0 0 0 0 0 15
13.3% 11.3% 6.7% 30.1% 53.3% 30.6% 13.3% 18.1% 13.3% 7.2% 0.0% 2.2% 0.0% 0.4% 0.0% 0.2% 0.0% 0.0% 0.0% 0.0% 100% 100% Percentage leerlingen dat de eindterm haalt moderne wetenschappen in moderne wetenschappen in uw school Vlaanderen 15
100.0%
- 20 -
97.2%
Vergelijking met andere scholen en met eigen verwacht gemiddelde Bij de schatting van het verwachte gemiddelde en van de toegevoegde waarde werd rekening gehouden met alle andere hoger vernoemde achtergrond- en contextkenmerken (zie hoofdstuk 4).
8,5
S vaardigheidsscore
8,0 7,5 7,0
V 6,5
S-verw 6,0 5,5 5,0 0
5
10
15
20
25
30
35
40
45
50
55
60
65
70
75
scholen Figuur 5. Feitelijk en verwacht gemiddelde voor de optiegroep moderne wetenschappen in uw school voor Frans – lezen einde eerste graad in vergelijking met de scholen uit de Vlaamse referentiesteekproef (optiegroep moderne wetenschappen)
In figuur 5 kunt u voor uw school twee vergelijkingen maken: met het ’Vlaamse gemiddelde’ voor moderne wetenschappen en met het eigen verwachte gemiddelde voor de optiegroep moderne wetenschappen. Wanneer u de vergelijking maakt met het verwachte gemiddelde, vergelijkt u de gemiddelde prestatie van uw leerlingen moderne wetenschappen met het gemiddelde van alle andere leerlingen moderne wetenschappen in Vlaanderen met dezelfde achtergrondkenmerken en dezelfde schoolcontext. De feitelijke gemiddelde score van de optiegroep moderne wetenschappen in uw school (S) is niet significant verschillend van het gemiddelde van de leerlingen moderne wetenschappen in Vlaanderen (V). De feitelijke gemiddelde score van de optiegroep moderne wetenschappen in uw school (S) is (iets) lager dan wat op grond van de achtergrondkenmerken van die leerlingen en uw schoolcontext verwacht mocht worden (S-verw). Met andere woorden: op het einde van de eerste graad presteren de leerlingen van de optiegroep moderne wetenschappen in uw school voor Frans – lezen gemiddeld (iets) minder goed dan andere leerlingen moderne wetenschappen in Vlaanderen met dezelfde achtergrondkenmerken en dezelfde schoolcontext. Maar is dat verschil met het verwachte gemiddelde statistisch significant of kan het aan toeval te wijten zijn? Dat zien we in figuur 6.
- 21 -
De toegevoegde waarde voor Frans – lezen (optiegroep moderne wetenschappen) Het verschil tussen het feitelijke gemiddelde voor de optiegroep moderne wetenschappen in uw school (S) en het verwachte gemiddelde voor die optiegroep (S-verw) geeft een maat voor de toegevoegde waarde (S-tw) die uw school tegen het einde van de eerste graad secundair onderwijs voor Frans – lezen bij deze optiegroep realiseert. Die toegevoegde waarde kan verschillen van de algemene toegevoegde waarde voor alle optiegroepen samen.
1,50 1,25
toegevoegde waarde
1,00 0,75
S-tw
0,50 0,25
V
0,00 -0,25 -0,50 -0,75 -1,00 -1,25 -1,50 0
5
10
15
20
25
30
35
40
45
50
55
60
65
70
scholen Figuur 6. Toegevoegde waarde voor de optiegroep moderne wetenschappentalen in uw school voor Frans – lezen einde eerste graad in vergelijking met de scholen uit de Vlaamse referentiesteekproef (optiegroep moderne wetenschappen)
De toegevoegde waarde die uw school tegen het einde van de eerste graad bij de optiegroep moderne wetenschappen voor Frans – lezen realiseert, is significant kleiner dan de toegevoegde waarde die gemiddeld in Vlaanderen bij leerlingen moderne wetenschappen tegen het eind van de eerste graad voor Frans – lezen gerealiseerd wordt. Met andere woorden: op het einde van de eerste graad presteren de leerlingen moderne wetenschappen in uw school voor Frans – lezen gemiddeld significant minder goed dan andere leerlingen moderne wetenschappen in Vlaanderen met dezelfde achtergrondkenmerken en in dezelfde schoolcontext.
- 22 -
5.3. Resultaten voor de optiegroep technische opties In wat volgt worden de resultaten van de leerlingen uit de optiegroep technische opties in uw school vergeleken met die van alle leerlingen technische opties uit de scholen die in 2007 aan het peilingsonderzoek deelnamen. Het aantal leerlingen dat de eindtermen bereikt (optiegroep technische opties) ET 7: kunnen de betekenis begrijpen van aanwijzingen, opschriften en waarschuwingen
hebben de ET hebben de ET niet behaald behaald
Score
{ {
9 8 7 6 5 4 3 2 1 0 TOTAAL
technische opties in uw school Aantal Procent
technische opties in Vlaanderen Procent
0 2 1 2 3 0 0 0 0 0 8
0.0% 1.9% 25.0% 8.9% 12.5% 17.2% 25.0% 27.9% 37.5% 25.8% 0.0% 13.2% 0.0% 3.9% 0.0% 1.0% 0.0% 0.2% 0.0% 0.1% 100% 100% Percentage leerlingen dat de eindterm haalt technische opties in uw technische opties in school Vlaanderen 8
100.0%
81.6%
ET 8: kunnen relevante en herkenbare informatie opzoeken in functionele teksten
hebben de ET hebben de ET niet behaald behaald
Score
{ {
9 8 7 6 5 4 3 2 1 0 TOTAAL
technische opties in uw school Aantal Procent
technische opties in Vlaanderen Procent
0 0 2 0 1 3 2 0 0 0 8
0.0% 0.3% 0.0% 2.2% 25.0% 6.4% 0.0% 11.5% 12.5% 20.2% 37.5% 28.2% 25.0% 21.5% 0.0% 8.2% 0.0% 1.5% 0.0% 0.1% 100% 100% Percentage leerlingen dat de eindterm haalt technische opties in uw technische opties in school Vlaanderen 3
37.5%
- 23 -
40.5%
ET 9: kunnen de hoofdzaken begrijpen van korte teksten waarin de informatie duidelijk en expliciet wordt verwoord
hebben de ET hebben de ET niet behaald behaald
Score
{ {
9 8 7 6 5 4 3 2 1 0 TOTAAL
technische opties in uw school Aantal Procent
technische opties in Vlaanderen Procent
0 0 0 2 0 1 4 1 0 0 8
0.0% 0.1% 0.0% 1.0% 0.0% 3.1% 25.0% 5.6% 0.0% 12.2% 12.5% 20.8% 50.0% 32.0% 12.5% 19.4% 0.0% 5.3% 0.0% 0.5% 100% 100% Percentage leerlingen dat de eindterm haalt technische opties in uw technische opties in school Vlaanderen 2
25.0%
22.0%
ET 10: kunnen de samenhang begrijpen in korte teksten
hebben de ET hebben de ET niet behaald behaald
Score
{ {
9 8 7 6 5 4 3 2 1 0 TOTAAL
technische opties in uw school Aantal Procent
technische opties in Vlaanderen Procent
0 2 1 2 3 0 0 0 0 0 8
0.0% 2.4% 25.0% 10.2% 12.5% 21.2% 25.0% 30.7% 37.5% 22.8% 0.0% 9.1% 0.0% 2.7% 0.0% 0.8% 0.0% 0.0% 0.0% 0.1% 100% 100% Percentage leerlingen dat de eindterm haalt technische opties in uw technische opties in school Vlaanderen 8
100.0%
- 24 -
87.3%
Vergelijking met andere scholen en met eigen verwacht gemiddelde Bij de schatting van het verwachte gemiddelde en van de toegevoegde waarde werd rekening gehouden met alle andere hoger vernoemde achtergrond- en contextkenmerken (zie hoofdstuk 4). 8,5 8,0
S
vaardigheidsscore
7,5 7,0 6,5 6,0
V 5,5
S-verw
5,0 4,5 4,0 0
5
10
15
20
25
30
35
40
45
50
55
60
65
70
scholen Figuur 7. Feitelijk en verwacht gemiddelde voor de optiegroep technische opties in uw school voor Frans – lezen einde eerste graad in vergelijking met de scholen uit de Vlaamse referentiesteekproef (optiegroep technische opties)
In figuur 7 kunt u voor uw school twee vergelijkingen maken: met het ’Vlaamse gemiddelde’ voor technische opties en met het eigen verwachte gemiddelde voor de optiegroep technische opties. Wanneer u de vergelijking maakt met het verwachte gemiddelde, vergelijkt u de gemiddelde prestatie van uw leerlingen technische opties met het gemiddelde van alle andere leerlingen technische opties in Vlaanderen met dezelfde achtergrondkenmerken en dezelfde schoolcontext. De feitelijke gemiddelde score van de optiegroep technische opties in uw school (S) is niet significant verschillend van het gemiddelde van de leerlingen technische opties in Vlaanderen (V). De feitelijke gemiddelde score van de optiegroep technische opties in uw school (S) is (iets) lager dan wat op grond van de achtergrondkenmerken van die leerlingen en uw schoolcontext verwacht mocht worden (S-verw). Met andere woorden: op het einde van de eerste graad presteren de leerlingen van de optiegroep technische opties in uw school voor Frans – lezen gemiddeld (iets) minder goed dan andere leerlingen technische opties in Vlaanderen met dezelfde achtergrondkenmerken en dezelfde schoolcontext. Maar is dat verschil met het verwachte gemiddelde statistisch significant of kan het aan toeval te wijten zijn? Dat zien we in figuur 8.
- 25 -
De toegevoegde waarde voor Frans – lezen (optiegroep technische opties) Het verschil tussen het feitelijke gemiddelde voor de optiegroep technische opties in uw school (S) en het verwachte gemiddelde voor die optiegroep (S-verw) geeft een maat voor de toegevoegde waarde (S-tw) die uw school tegen het einde van de eerste graad secundair onderwijs voor Frans – lezen bij deze optiegroep realiseert. Die toegevoegde waarde kan verschillen van de algemene toegevoegde waarde voor alle optiegroepen samen.
2,0
toegevoegde waarde
1,5
S-tw
1,0 0,5
V
0,0 -0,5 -1,0 -1,5 0
5
10
15
20
25
30
35
40
45
50
55
60
65
70
scholen Figuur 8. Toegevoegde waarde voor de optiegroep technische optiestalen in uw school voor Frans – lezen einde eerste graad in vergelijking met de scholen uit de Vlaamse referentiesteekproef (optiegroep technische opties)
De toegevoegde waarde die uw school tegen het einde van de eerste graad bij de optiegroep technische opties voor Frans – lezen realiseert, is niet significant verschillend van de toegevoegde waarde die gemiddeld in Vlaanderen bij leerlingen technische opties tegen het eind van de eerste graad voor Frans – lezen gerealiseerd wordt. Met andere woorden: op het einde van de eerste graad presteren de leerlingen technische opties in uw school voor Frans – lezen gemiddeld niet significant verschillend van andere leerlingen technische opties in Vlaanderen met dezelfde achtergrondkenmerken en in dezelfde schoolcontext.
- 26 -
Leeswijzer bij de begrippen en rupsgrafieken SCHOOLFEEDBACK PARALLELTOETS FRANS – LEZEN 1E GRAAD A-STROOM SO (JUNI 2009) Druk deze twee bladzijden afzonderlijk af en gebruik dit blad als insteekblad bij het feedbackrapport WAT IS EEN VAARDIGHEIDSSCORE? Voor elke leerling wordt een vaardigheidsscore bepaald op basis van zijn of haar antwoorden op de toets. Daarbij wegen sommige opgaven zwaarder door dan andere. De scores worden weergegeven op een meetschaal die loopt van 0 tot 10. Het FEITELIJKE GEMIDDELDE voor uw school is het gemiddelde van de vaardigheidsscores van uw leerlingen.
WANNEER BEHAALT EEN LEERLING DE EINDTERMEN VOLGENS DE PARALLELTOETS? De meetschaal is voor elke eindterm (ET) afzonderlijk zo geconstrueerd dat een score van 5 overeenkomt met de minimumnorm die door onderwijsdeskundigen (leerkrachten, inspecteurs, lerarenopleiders en beleidsmedewerkers) werd vastgelegd voor het behalen van die bepaalde eindterm. Leerlingen met een score van 5 of meer hebben de betreffende eindterm behaald; leerlingen met een lagere score niet.
WAT ZIJN ACHTERGRONDKENMERKEN? WAT ZIJN CONTEXTELEMENTEN? Achtergrondkenmerken zijn persoons- en thuiskenmerken van de leerlingen. Net zoals schoolkenmerken beïnvloeden zij de leerlingprestaties. In onze analyses hielden wij rekening met (a) de sekse van de leerling, (b) of de leerling dyslexie heeft, (c) of de leerling in het schooljaar waarin de toets afgenomen wordt, GON-begeleiding krijgt, (d) het opleidingsniveau van de moeder, (e) de taal die de leerling met vader, moeder, broers en zussen spreekt, (f) leescultuur (aantal boeken thuis, bibliotheekbezoek), (g) de schoolse achterstand (op basis van het geboortejaar van de leerling), (h) de basisoptie die de leerling volgt. Daarnaast hielden wij ook rekening met de volgende contextelementen: (i) of de school hetzij in de provincie Vlaams-Brabant hetzij in het Brussels hoofdstedelijk gewest gelegen is, (j) het schooltype in termen van het onderwijsaanbod in de bovenbouw (autonome middenscholen, scholen met hoofdzakelijk aso-bovenbouw, scholen met vooral tso/bso/kso-bovenbouw, of multilaterale scholen die een combinatie van aso en kso/tso/bso aanbieden), (k) het onderwijsnet (vrij onderwijs of officieel onderwijs).
WAT IS HET VERWACHTE GEMIDDELDE? Het verwachte gemiddelde is de gemiddelde vaardigheidsscore die we op grond van de achtergrondkenmerken van uw leerlingen en de contextkenmerken van uw school – statistisch gezien – bij uw leerlingen mogen verwachten. U kunt het interpreteren als het gemiddelde van alle scholen in Vlaanderen met precies dezelfde samenstelling naar achtergrondkenmerken en dezelfde contextkenmerken als uw school. Door het feitelijke gemiddelde van uw school te vergelijken met het verwachte gemiddelde voor uw school, vergelijken we ’gelijken met gelijken’ en maken we dus een faire vergelijking. Dat is niet het geval wanneer we het feitelijke gemiddelde van uw school met het Vlaamse gemiddelde vergelijken.
WAT IS TOEGEVOEGDE WAARDE? De toegevoegde waarde (TW) van uw school geeft aan hoe groot de bijdrage van uw school in het leren van uw leerlingen is (in vergelijking met wat andere scholen aan het leren van hun leerlingen bijdragen). TOEGEVOEGDE WAARDE = FEITELIJK GEMIDDELDE – VERWACHT GEMIDDELDE, dus - een ‘0’ betekent dat de toegevoegde waarde even groot is als gemiddeld in Vlaanderen. Uw leerlingen presteren gemiddeld zoals op grond van hun achtergrond en schoolcontext verwacht kon worden. - een positief TW-getal wijst op een toegevoegde waarde die groter is dan gemiddeld in Vlaanderen. Uw leerlingen presteren gemiddeld beter dan op grond van hun achtergrond en schoolcontext verwacht kon worden. - een negatief TW-getal wijst op een toegevoegde waarde die kleiner is dan gemiddeld in Vlaanderen. Uw leerlingen presteren gemiddeld lager dan op grond van hun achtergrond en schoolcontext verwacht kon worden.
WELKE REFERENTIEGROEP WORDT GEBRUIKT? De referentiegroep bestaat uit een representatieve groep van 103 secundaire scholen uit Vlaanderen en het Nederlandstalig onderwijs in Brussel die met 9366 leerlingen uit het tweede leerjaar van de eerste graad secundair onderwijs (A-stroom) meegedaan hebben aan de peiling Frans – lezen op 30, 31 mei en 1 juni 2007.
1
Leeswijzer bij de begrippen en rupsgrafieken Feitelijk en verwacht gemiddelde voor uw school in vergelijking met de scholen uit de Vlaamse referentiesteekproef Verwacht gemiddelde ligt hoger. School (S) scoort dus lager dan verwacht op basis van achtergrond en schoolcontext.
Toegevoegde waarde van uw school in vergelijking met de scholen uit de Vlaamse referentiesteekproef
Toegevoegde waarde significant kleiner dan in gemiddeld in Vlaanderen
Feitelijk gemiddelde niet significant groter dan in Vlaanderen .
•
Rangschikking feitelijke gemiddelden van links naar rechts, van laag naar hoog
• • • • •
S = Feitelijk gemiddelde voor uw school S-verw = Verwacht gemiddelde voor uw school V = Vlaamse referentiegroep (peilingsonderzoek), horizontale stippellijn Elke kleine stip stelt een school uit het peilingsonderzoek voor. Verticale staafjes = betrouwbaarheidsintervallen. Indien het staafje… o de stippellijn snijdt: geen statistisch significant verschil met Vlaams gemiddelde o volledig boven de stippellijn ligt: schoolgemiddelde statistisch significant hoger dan Vlaams gemiddelde o volledig onder de stippellijn ligt: schoolgemiddelde statistisch significant lager dan Vlaams gemiddelde
• Rangschikking van toegevoegde waarden, van links naar rechts, van klein naar groot • Toegevoegde waarde voor uw school (S-tw) = feitelijk gemiddelde (S) – verwacht gemiddelde (S-verw) • V = Gemiddelde toegevoegde waarde in Vlaanderen (horizontale stippellijn) • Elke kleine stip stelt een school uit het peilingsonderzoek voor. • Verticale staafjes = betrouwbaarheidsintervallen. Indien het staafje… o de stippellijn snijdt: geen statistisch significant verschil met gemiddelde TW in Vlaanderen o volledig boven de stippellijn ligt: toegevoegde waarde statistisch significant groter dan gemiddelde TW in Vlaanderen o volledig onder de stippellijn ligt: toegevoegde waarde statistisch significant kleiner dan gemiddelde TW in Vlaanderen.