Schietvaardigheid, geweldsbeheersing en wapenbeheer.
I n sp ectie OPENBARE ORDE EN VEILIGHEID
EEN ONDERZOEK BIJ DERTIEN POLITIEKORPSEN
Schietvaardigheid, geweldsbeheersing en wapenbeheer
Schietvaardigheid, geweldsbeheersing en wapenbeheer. E E N O N D E R Z O E K N A A R D E S TA N D VA N Z A K E N PER 1 JULI 2003 BIJ DERTIEN POLITIEKORPSEN
Inspectie Openbare Orde en Veiligheid Den Haag maart 2004
INSPECTIE OPENBARE ORDE EN VEILIGHEID
Inspectie Openbare Orde en Veiligheid (Inspectie OOV) Bezoekadres: Juliana van Stolberglaan 148, 2595 CL Den Haag Postadres: Postbus 20011, 2500 EA Den Haag Telefoon: (070) 426 80 97 Telefax: (070) 426 69 90 Website: www.ioov.nl
COLOFON
Uitgave: Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties Inspectie Openbare Orde en Veiligheid Auteurs: Wout van Andel, Jeroen van Gool, Leo Koolen, Henny Kuipers Lay out: Grafisch Buro van Erkelens Foto’s: Harro L. Meijnen, Fons Sluiter Drukwerk: Hega Offset
maart 2004
Inhoudsopgave S A M E N VAT T I N G 1. 1.1 1.2 1.3 1.3.1 1.3.2 1.3.3 1.4
5
TOEZICHT OP UIT VOERING RTGP Inleiding Wettelijk kader Doel en opzet van het onderzoek Doel van het onderzoek Onderzoeksvragen Onderzoeksmethode en werkwijze Leeswijzer
11 11 11 12 12 13 13 14
2. 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5
CERTIFICERING EN INZET IN HET PUBLIEKE DOMEIN Inleiding Cijfermateriaal Niet-gecertificeerde toetsplichtigen en beperkende maatregelen Inname geweldsmiddelen Conclusies
15 15 16 17 19 19
3. 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5
WA P E N B E H E E R Inleiding Korpsbeleid Registratiesystemen en koppelingen Betrouwbaarheid van de registratiesystemen Conclusies
21 21 21 22 23 24
4. 4.1 4.2 4.3 4.4
O R G A N I S AT I E E N S T U R I N G Inleiding Organisatie Sturing Conclusies
25 25 25 26 28
5. 5.1 5.2 5.3 5.4 5.5 5.6 5.7
R E G I S T R AT I E - E N I N F O R M AT I E S Y S T E M E N R T G P Inleiding Door de korpsen gebruikte systemen Bruikbaarheid en gebruiksvriendelijkheid Betrouwbaarheid Audit op de informatiesystemen Het gebruik van de informatie Conclusies
29 29 29 31 31 33 34 36
6. AANBEVELINGEN
37
A F KO RT I N G E N
39
BIJL AGEN I Korpsbeelden II Vragenlijst en antwoordformulier III Interview in het kader van Inspectieonderzoek
41 41 68 71
Samenvatting In dit rapport van de Inspectie Openbare Orde en Veiligheid wordt voor de derde achtereenvolgende keer verslag gedaan van een onderzoek naar het beleid en de praktijk van de politiekorpsen op het gebied van de training en toetsing van geweldsbeheersing. In het eerste onderzoek van de Inspectie uit 1998 werd geconstateerd, dat er onvoldoende structurele aandacht bestond voor de schietvaardigheid van de politieman en –vrouw. Zowel ten aanzien van de regelgeving, het beleid van de korpsen, als het oefenen, werden aanbevelingen gedaan. Na de invoering op 1 januari 2002 van een vernieuwde regeling constateerde de Inspectie in het vervolgonderzoek van 2002 een vooruitgang binnen de korpsen op het gebied van toetsing en training in het gebruik van de geweldsmiddelen. De Inspectie had evenwel de zorg dat niet kon worden uitgesloten dat politiefunctionarissen onbevoegd bewapend werden ingezet in het publieke domein. Ook werd gewezen op manco’s in het beheer van dienstwapens.
• • • • • • • • • • • • •
Drie onderzoeksvragen bij; dertien korpsen Bovenstaande bevindingen hebben geleid tot het onderhavige onderzoek, waarin bij dertien korpsen de ontwikkeling van beleids-, beheers- en uitvoeringsaspecten met betrekking tot de (vuur)wapenbevoegdheid en het wapenbeheer van de politie worden belicht. Daarbij stond verdieping en verbreding ten opzichte van de voorgaande onderzoeken voor ogen. Bij de keuze van deze eerste dertien korpsen speelden vier criteria een rol; het ontbreken van PolBis-gegevens 2002, de resultaten van het inspectieonderzoek naar schietvaardigheid 2002, het innamebeleid van dienstvuurwapens, evenals een zekere geografische spreiding. De volgende korpsen werden in het onderzoek betrokken: Friesland, Drenthe, Twente, Noord- en Oost-Gelderland, Gelderland-Midden, Gelderland-Zuid, Haaglanden, Hollands Midden, Brabant-Noord, Brabant-Zuid-Oost, Limburg-Noord, Limburg-Zuid, Korps Landelijke Politiediensten.
5
Er is een drieledig doel geformuleerd: • vaststellen of er ongecertificeerde politiemedewerkers bewapend dienst doen in het publieke domein per peildatum van 1 juli 2003; • vaststellen of en hoe het proces van wapenbeheer (van aanschaf tot het afstoten van de dienstvuurwapens) is beschreven en geborgd; • vaststellen of de gehanteerde registratie- en informatiesystemen met betrekking tot de toepassing van de ‘Regeling Toetsing Geweldsbeheersing Politie’ (RTGP) en met betrekking tot het wapenbeheer betrouwbaar zijn. Hoofdconclusies Uit het onderzoek is gebleken: 1 op de peildatum van 1 juli 2003 hebben in de onderzochte korpsen, op Hollands Midden1 en de KLPD na, niet-gecertificeerde toetsplichtigen bewapend dienst gedaan in het publieke domein; het beeld op basis van de uitgevoerde steekproeven varieert van ‘enkele gevallen’ (Friesland, Drenthe, Noord- en Oost-Gelderland) tot ‘op grote schaal’ (Gelderland-Zuid, Haaglanden); ook de tijdsduur varieert van enkele dagen (Friesland, Drenthe) tot vier weken en meer (Gelderland Zuid); 2 bijna alle onderzochte korpsen zijn bezig om de administratieve-organisatie te beschrijven danwel hebben deze beschreven en geïmplementeerd. In veel korpsen is het wapenbeheer kwetsbaar, omdat daar maar een enkele persoon mee belast is; 3 de gehanteerde registratiesystemen met betrekking tot de RTGP vertoonden in alle onderzochte korpsen onvolkomenheden, waardoor het toegepaste systeem onvoldoende betrouwbaar is en niet goed bruikbaar voor het leveren van sturings- en verantwoordingsinformatie. De gehanteerde registratiesystemen met betrekking tot het wapenbeheer zijn betrouwbaar. Verbeteringen Nu het derde onderzoek naar geweldsbeheersing gereed is, is naast beantwoording van de vooraf geformuleerde vragen ook een antwoord gewenst op de vraag of er sprake is van verbeteringen in de uitvoering van de RTGP. In beleidsmatige zin heeft de RTGP binnen de korpsen zeker de aandacht van de korpsleiding en worden de uitgangspunten ook nadrukkelijk onderschreven. Organisatorisch vertonen de korpsen veel overeenkomsten door de centraal gesitueerde IBT-afdelingen en het aanwijzen van een portefeuillehouder voor IBT. De feitelijke uitvoering van de RTGP-verplichtingen kent binnen de korpsen vele kanten en evenzovele verantwoordelijken: • de portefeuillehouders IBT, verantwoordelijk voor de grote lijn en eindresultaten, • de (direct) leidinggevenden, verantwoordelijk voor de aansturing van de medewerkers om te trainen en het tijdig afleggen van een toets, maar ook voor de inname van
1
Het cijfermateriaal van Hollands Midden leende zich wel voor de steekproeven op de inzet van de diensten van niet-gecertificeerden, echter niet om een betrouwbaarheidsoordeel over deze cijfers te geven.
6
wapens en zonodig de beperking van de inzetbaarheid van de niet-gecertificeerde medewerkers, • de planners en de docenten, verantwoordelijk voor facilitering en attendering, • de toetsplichtigen zelf. De constatering dat veel toetsplichtigen op de peildatum niet-gecertificeerd zijn, dat van niet-gecertificeerden niet vanzelfsprekend het wapen wordt ingenomen en dat niet-gecertificeerden zonder beperking dienst kunnen doen in het publieke domein geeft de noodzaak van een consequente aansturing door alle managementlagen aan. Consequente uitvoering van de RTGP dient niet alleen een maatschappelijk belang: de burger moet er van uit kunnen gaan dat de Nederlandse politiemedewerkers op een verantwoorde wijze met hun bewapening om kunnen gaan. Er is ook een belang voor het korps en de individuele medewerker: indien een medewerker onrechtmatig met een dienstwapen is ingezet in de dienst kan zowel hij/zijzelf als het korps aansprakelijk gesteld worden. Certificering Op grond van het door de korpsen verstrekte cijfermateriaal en de inspectie ter plaatse is vastgesteld dat gemiddeld bij deze dertien korpsen ongeveer 14% van de toetsplichtigen op de peildatum niet-gecertificeerd was. De dertien korpsen die in dit deel aan bod komen vormen geen aselecte steekproef; extrapoleren van de resultaten naar ‘de politie’ levert dus niet per definitie een reëel of betrouwbaar beeld op. Uit deze cijfers mag niet de conclusie worden getrokken dat 14% van de politiefunctionarissen niet kan schieten; in het merendeel van de gevallen raken medewerkers ongecertificeerd doordat ze niet tijdig opkomen voor het afleggen van de toets. Evenmin is de conclusie gerechtvaardigd dat de genoemde 14% van de medewerkers allemaal bewapend in het publieke domein hebben dienst gedaan. Hoewel vaak niet systematisch, werden in een aantal korpsen wel wapens ingenomen of medewerkers ingezet voor bureaudiensten. Uit het onderzoek is ook gebleken dat de meerderheid van niet-gecertificeerde toetsplichtigen bestaat uit medewerkers werkzaam in de basispolitiezorg (BPZ), waartoe ook de zogenaamde noodhulp wordt gerekend. Van een oververtegenwoordiging van rechercheurs is geen sprake. Inzet niet- gecertificeerden Om de daadwerkelijke inzet van niet-gecertificeerden vast te stellen zijn de gegevens (dienstlijsten, etc) opgevraagd uit de registratie- en informatiesystemen. Hierbij is geconstateerd, dat in bijna alle korpsen niet-gecertificeerde toetsplichtige politiefunctionarissen zonder beperkingen in de bewapening en de dienstuitoefening zijn ingezet in het publieke domein.
7
Meestal komt dit voor in de maand na het verstrijken van de peildatum. Daarna worden doorgaans inhaaltoetsen gedaan. Voor de meeste niet-gecertificeerden blijft daarom de periode van niet-gecertificeerd zijn beperkt tot een aantal weken. Beperkende maatregelen (in de zin van inname van wapen of aanpassen van inzetbaarheid en diensten) werden vaak daarna pas genomen, als de betrokkenen tenminste niet alsnog hun certificering hadden behaald. Wapenbeheer Het wapenbeheer is door de meeste korpsen zowel beleidsmatig vastgelegd als procesmatig beschreven. Aanwezige beheerregelingen worden daarbij in praktijk uitgevoerd. De registratie van het (centrale) wapenbeheer is doorgaans nauwgezet, maar in een aantal korpsen nogal kwetsbaar, omdat deze afhankelijk is van een zeer kleine kring, soms zelfs individuele, beheerders. Registratie- en informatiesystemen Voor de registratie en informatie met betrekking tot RTGP-gegevens gebruiken de korpsen een aantal algemene informatiesystemen, zoals voor personeelsgegevens, planningsdoeleinden en bedrijfsprocessen. Daarnaast wordt gebruik gemaakt van specifieke applicaties voor de registratie van opleidingsinformatie. Het (centrale) wapenbeheer wordt soms vastgelegd in speciale modules binnen die applicaties en soms in standalone applicaties. Geconstateerd is dat de invoer van gegevens in de systemen over het algemeen weinig problemen oplevert. Een audit op de registratie van gecertificeerde toetsplichtigen leverde grosso modo een positief beeld op. Voor het bevragen van de gegevens over niet-gecertificeerde toetsplichtigen (bijvoorbeeld ten behoeve van de aansturing en managementinformatie) ligt dat anders. Vaak bevatten de overzichten, om verschillende redenen onvolledige, onjuiste of niet-actuele gegevens. Het ontbreekt de korpsen op dit aspect dus aan actuele informatie, informatie die van belang is voor eigen gebruik (aansturing en planning) maar ook voor de externe verantwoording zoals de prestatiemeting door het departement van BZK. Ook is geconstateerd dat het hanteren van een vaste peildatum voor de RTGP een invloedrijk gegeven is binnen de korpsen bij het behalen van de benodigde certificering. Kort voor de peildatum ontstaan stuwmeren van medewerkers die toch de toets willen afleggen; ook direct na de peildatum is de animo om getoetst te worden groot. De ultieme consequentie van het niet-gecertificeerd zijn, namelijk de feitelijke inname van het wapen, wordt vaak niet getrokken. Niet-gecertificeerden kunnen in de meeste gevallen gewoon beschikken over hun wapens. Het management zorgt in onvoldoende mate voor sturing hierop; ook de medewerkers nemen onvoldoende hun eigen verantwoordelijk om gecertificeerd te blijven of te worden.
8
Stimulerende inspectie De Inspectie OOV beoogt stimulerend toezicht te houden. De wijze waarop het KLPD is omgegaan met de resultaten van het vorige IOOV-onderzoek ‘Schietvaardigheid op de korrel’ is een goede illustratie van de effecten van dit type toezicht. Was het KLPD in 2002 nog het korps met de slechtste score bij de uitvoering van RTGP, op 1 juli 2003 was het aantal niet-gecertificeerden 9% (en daarmee één van de best scorende korpsen) en heeft de Inspectie niet kunnen vaststellen dat ongecertificeerden bewapend dienst hebben gedaan in het publieke domein. Het KLPD heeft deze resultaten kunnen bereiken door op organisatieniveau maatregelen te nemen en te investeren in drie thema’s: leiderschap, administratie en procesbeheersing. De korpschef heeft zich persoonlijk met RTGP bemoeid en laten zien dat hij de zaak serieus nam, geen genoegen nam met slechte prestaties en verbeteringen op korte termijn verlangde. Ten tweede heeft men zich gerealiseerd dat de slechte uitvoering van RTGP vooral een administratieve oorzaak had. Door de registratie te centraliseren en te controleren is hier veel verbeterd. Ook de planning en aansturing werd meer centraal georganiseerd. Ten derde zijn de belangrijkste processen beschreven in een handboek; aandacht is geschonken aan de aansluiting tussen centrale en decentrale processen. Door deze (centraliserende) maatregelen zijn het beheer, de administratie en de control-functie momenteel op orde. Voor het KLPD is nu het moment aangebroken om langzaamaan, na standaardisering (ten behoeve van de borging), weer te decentraliseren. De Inspectie heeft de indruk dat deze drie aandachtspunten ook voor andere korpsen als aangrijpingspunten kunnen dienen voor verbetering. In ieder geval is gebleken dat met de volgende gerichte maatregelen binnen een redelijke termijn grote vorderingen gemaakt kunnen worden bij de uitvoering van de RTGP: Leiderschap Het korpsmanagement en uitvoerende leidinggevenden dienen hun verantwoordelijkheid voor het onderhoud van de beroepsvaardigheid binnen het korps te nemen en waar te maken. Nog te vaak komt het voor dat de resultaatverantwoordelijkheid naar het naastlagere niveau wordt verlegd of dat geen controle plaatsvindt op het nakomen van afspraken. Het gaat om het gemeenschappelijke besef van het publieke-, het korps- en individuele belang van voldoende geoefendheid. Informatievoorziening De registratie- en informatiesystemen zijn van cruciaal belang bij het toezicht op de naleving van de RTGP-verplichtingen. Dit geldt voor zowel de interne gang van zaken (planning, certificering, dienstuitvoering, aansturing) als voor de externe verantwoording naar het departement (convenanten). Hoewel alle relevante informatie over toetsing, certificering en dergelijke redelijk nauwgezet wordt ingevoerd, leveren de systemen nog niet die output, die geschikt is voor een juiste beoordeling van de situatie (de ‘staat van certificering’) op aangegeven momenten (de peildatum) en voor sturing en beheersing van de RTGP-processen.
9
Procesbeheersing Om de naleving van RTGP-verplichtingen beter te kunnen volgen en te sturen, is de beschrijving van opeenvolgende activiteiten (procesbeschrijving) in een administratieve organisatie van belang. Daarbij is het tevens van belang dat ‘centrale’ processen en ‘decentrale-lijn’ processen, zoals de planning, goed op elkaar zijn afgestemd. Het onderzoek wijst uit dat een betere interne controlfunctie op de toepassing van de RTGP en het wapenbeheer gewenst is. Wapenbeheer Het wapenbeheer van korpsen dient als beleidsveld intern meer aandacht te krijgen. Naast de centrale voorraad dienen ook onderwerpen zoals tijdelijke maatregelen met betrekking tot de inname van dienstvuurwapens en het individueel bewaren ervan meer uniform geregeld te worden. Tot slot De Inspectie OOV zal verder onderzoek verrichten naar de uitvoering van de RTGP bij de resterende korpsen om zodoende het beeld te completeren. Aanvullend overweegt de Inspectie ook de AZ-toets (aanhoudings- en zelfverdedigingsvaardigheid), die per 1 januari 2004 verplicht is, in dit deel van het onderzoek te betrekken.
10
Toezicht op uitvoering RTGP INLEIDING
1.1.
1
In het kader van het structureel en systematisch toezicht op de kwaliteit van het beheer en de taakuitvoering van de politiekorpsen heeft de Inspectie Openbare Orde en Veiligheid onderzoek gedaan naar de uitvoering van de ‘Regeling toetsing geweldsbeheersing politie’2 (RTGP). Het is het vervolg op eerdere inspectieonderzoeken3 naar beleid en praktijk van de training en toetsing van de politie op het gebied van de geweldsbeheersing in het licht van de toepasselijke regelgeving. De Inspectie zal in de komende jaren onderzoek blijven doen naar de toepassing van de RTGP. De resultaten van die onderzoeken zullen worden betrokken bij de vaststelling van een nieuwe regeling die vanaf 2005 zal gelden. De voornaamste doelstelling daarvan is, te komen tot landelijke vaststelling van competenties voor het hanteren van geweld door politieambtenaren die zijn uitgerust met geweldsmiddelen (de toetsplichtigen). In verband met het grote maatschappelijke belang daarvan heeft de Inspectie het onderzoek zowel gericht op de certificering van wapendragenden als op de daarmee samenhangende aspecten van het beheer van wapens.
WETTELIJK KADER
1.2.
Het onderzoek heeft zich gericht op de uitvoering van de RTGP die op 1 januari 2002 is ingevoerd4. De regeling voorziet erin dat de politieambtenaar bevoegd is tot het dragen en gebruiken van de aangewezen geweldsmiddelen, indien hij/zij binnen de gestelde termijn aan de voorgeschreven toetsen heeft voldaan. De basisuitrusting van geweldsmiddelen bestaat uit de handboeien, de wapenstok, pepperspray en het dienstvuurwapen. Er zijn twee toetsen, die periodiek (per jaar of per halfjaar) met voldoende resultaat afgelegd moeten zijn. Met ingang van 2002 betreft dit de schietvaardigheidtoets, die halfjaarlijks afgelegd moet worden en de toets geweldsbeheersing (een kennistoets), die jaarlijks afgelegd moet worden om voor de volgende periode gecertificeerd te zijn. Als de toets geweldsbeheersing of de toets schietvaardigheid niet wordt gehaald, is men niet bevoegd om voor de dienstuitoefening geweldsmiddelen te dragen. Als de toets geweldsbeheersing niet wordt gehaald, is men in het geheel niet bevoegd om voor de dienstuitoefening geweldsmiddelen te dragen. De schietvaardigheidtoets moet met goed gevolg zijn afgelegd om met het dienstvuurwapen dienst te mogen doen.
2 3
4
Regeling toetsing geweldsbeheersing politie, 17 december 2001, Staatscourant 2001, 247 pagina 10 Schietvaardigheid, onderzoek naar de mate van geoefendheid van de Nederlandse politie in het gebruik van het vuurwapen, Inspectie voor de politie, Ministerie van Binnenlandse Zaken, juni 1998, 98220; Schietvaardigheid op de korrel, onderzoek naar de stand van zaken per 1 juli 2002, Inspectie Openbare Orde en Veiligheid, Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, maart 2003 V23619 de regeling is gebaseerd op artikel 48a van de Politiewet 1993
11
In geval van onvoldoende resultaat dienen de betreffende geweldsmiddelen ingenomen te worden; men kan er pas weer over beschikken als de toets alsnog is gehaald5. Inname van geweldsmiddelen brengt een beperking mee van de inzet van de betrokken politieambtenaar in het publieke domein. Naast de vaardigheidstoetsen regelt de RTGP ook de registratie van de resultaten van de deelname aan de toetsen. De korpsbeheerder is hiervoor verantwoordelijk, evenals voor de inhoud en de organisatie er van. Hij is tevens gehouden om de ambtenaar de gelegenheid te geven tot het volgen van trainingen ter voorbereiding op de af te leggen toetsen; voor de trainingen geldt een minimum van 32 uren op jaarbasis.
D O E L E N O P Z E T VA N H E T O N D E R Z O E K
1.3.
D O E L VA N H E T O N D E R Z O E K
1.3.1
In het eerste onderzoek van de Inspectie uit 1998 werd geconstateerd, dat er onvoldoende structurele aandacht bestond voor de schietvaardigheid van de politieman en -vrouw. Zowel ten aanzien van de regelgeving, het beleid in de korpsen als het oefenen, werden aanbevelingen gedaan. Na de invoering op 1 januari 2002 van een vernieuwde regeling constateerde de Inspectie in het vervolgonderzoek van 2002 een vooruitgang binnen de korpsen op het gebied van toetsing en training in het gebruik van de geweldsmiddelen. De Inspectie had evenwel de zorg dat niet kon worden uitgesloten dat politiefunctionarissen toch onbevoegd bewapend werden ingezet in het publieke domein. Ook werd gewezen op manco’s in het beheer van dienstwapens. Bovenstaande bevindingen hebben geleid tot het onderhavige onderzoek, waarin de ontwikkeling van beleids-, beheers- en uitvoeringsaspecten met betrekking tot de (vuur)wapenbevoegdheid en het wapenbeheer van de politie worden belicht. Er is sprake van een verdieping en verbreding ten opzichte van de voorgaande onderzoeken. Er werd een drieledig doel geformuleerd: 1 vaststellen of er ongecertificeerde politiemedewerkers bewapend dienst doen in het publieke domein per de peildatum van 1 juli 2003; 2 vaststellen of en hoe het proces van wapenbeheer (van aanschaf tot het afstoten van de dienstvuurwapens) is beschreven en geborgd; 3 vaststellen of de gehanteerde registratie- en informatiesystemen met betrekking tot de toepassing van de Regeling toetsing geweldsbeheersing politie en met betrekking tot het wapenbeheer betrouwbaar zijn. De gekozen peildatum houdt verband met de bepaling in de RTGP, dat vuurwapendragenden vóór 1 juli van het lopende jaar de schietvaardigheidtoets met goed resultaat afgelegd moeten hebben om voor het tweede halfjaar gecertificeerd te zijn. Zij moeten bovendien uiterlijk 31 december van het voorafgaande jaar de toets geweldsbeheersing gehaald hebben.
5
voor 2002 en 2003 geldt conform de RTGP de regeling dat bij inname van het vuurwapen ook niet over de andere geweldsmiddelen beschikt kan worden zolang geen individueel plan van aanpak is vastgesteld
12
ONDERZOEKSVRAGEN
1.3.2
Op basis van de doelstelling van het onderzoek is een aantal onderzoeksvragen geformuleerd. Zij hebben betrekking op de gevolgen voor de dienstuitoefening door toetsplichtige politieambtenaren, die op 1 juli 2003 niet-gecertificeerd waren, zoals aanpassing van de dienst en de inname van het dienstvuurwapen. Tevens is onderzoek gedaan naar het (proces van) wapenbeheer door de korpsen en de implementatie daarvan. Tenslotte heeft het onderzoek zich gericht op de vraag naar de betrouwbaarheid van de gehanteerde registratiesystemen met betrekking tot de uitvoering van de RTGP en het wapenbeheer ONDERZOEKSMETHODE EN WERKWIJZE
1.3.3
• • • • • • • • • • • • •
Het onderzoek is uit praktische overwegingen in twee delen opgesplitst, waarbij thans over de bevindingen bij de eerste dertien korpsen wordt gerapporteerd. Bij de keuze van de eerste dertien speelden een aantal criteria een rol, zoals het ontbreken van PolBisgegevens 2002, de resultaten van het inspectieonderzoek naar schietvaardigheid uit 2002, het innamebeleid van dienstvuurwapens, evenals een zekere geografische spreiding. De volgende dertien korpsen zijn in het onderzoek betrokken; Friesland, Drenthe, Twente, Noord- en Oost-Gelderland, Gelderland-Midden, Gelderland-Zuid, Haaglanden, Hollands Midden, Brabant-Noord, Brabant-Zuid-Oost, Limburg-Noord, Limburg-Zuid, Korps Landelijke Politiediensten. Voor het verkrijgen van gegevens is aan de korpsen een vragenlijst6 toegezonden, waarin per peildatum gegevens zijn opgevraagd over het aantal toetsplichtigen en het aantal niet-gecertificeerde toetsplichtigen (met betrekking tot de toets geweldsbeheersing en de schietvaardigheidtoets). Ten aanzien van de niet-gecertificeerde toetsplichtigen is gevraagd naar de redenen waarom men niet-gecertificeerd was, of de betreffende bewapening was ingenomen en of (en hoe) de dienstuitvoering was aangepast. Daarnaast zijn documenten opgevraagd, waarin interne processen met betrekking tot de integrale beroepsvaardigheidstraining en het wapenbeheer zijn beschreven.
6
zie bijlage 2
13
Na ontvangst van de schriftelijke informatie zijn korpsbezoeken afgelegd waarbij mede aan de hand van de toegezonden schriftelijke gegevens en een gestandaardiseerde vragenlijst7 interviews zijn gehouden met een aantal betrokkenen, waaronder in ieder geval de portefeuillehouder IBT, de coördinator IBT en de wapenbeheerder van het korps. De steekproeven zijn getrokken uit informatiesystemen, waarin de resultaten van de IBT-toetsen zijn geregistreerd. Het betrof in de eerste plaats een toets op de door de korpsen geleverde gegevens door een steekproef uit de groep toetsplichtigen die in het systeem als ‘gecertificeerd’ te boek stond; er is een controle uitgevoerd aan de hand van de dagstaten van de IBT-toetsen. In de tweede plaats is het systeem tijdens het korpsbezoek bevraagd op de zogenaamde ‘BZK-certificeringsoverzicht’ (uitdraai van alle gecertificeerde en niet-gecertificeerde toetsplichtigen). Dit overzicht is vergeleken met de eerder aangeleverde gegevens. Voorts zijn steekproeven getrokken uit het wapenregister op de inname van het dienstvuurwapen onder niet-gecertificeerde toetsplichtigen; ook is in dienstlijsten gekeken naar hun inzet voor de dienstuitvoering volgens het dienstrooster. Ten aanzien van beide laatstgenoemde aspecten is tevens op locatie bij leidinggevende functionarissen geverifieerd hoe de inname van het wapen en de beperking met betrekking tot de inzet feitelijk uitgevoerd worden. Ten aanzien van het wapenbeheer van de korpsen is – op basis van een steekproef uit het wapenregister – gecontroleerd of de dienstvuurwapens, die volgens de registratie in de centrale kluis aanwezig zouden moeten zijn, zich daar ook daadwerkelijk bevonden.
LEESWIJZER
1.4.
Het rapport behandelt na een korte samenvatting in een inleidend hoofdstuk de aanleiding van het onderzoek (paragraaf 1.1), het wettelijke kader in de Regeling toetsing geweldsbeheersing politie (paragraaf 1.2) en het doel en de opzet van het onderzoek (paragraaf 1.3). De onderzoeksvragen komen aan de orde in hoofdstuk 2 (certificering en inzet in het publieke domein), in hoofdstuk 3 (wapenbeheer) en in hoofdstuk 5 (registratie- en informatiesystemen met betrekking tot de RTGP). Hoofdstuk 4 gaat over de implementatie van IBT binnen de korpsen (organisatie en sturing). De rapportage wordt afgesloten met aanbevelingen in hoofdstuk 6. In bijlage 1 zijn korpsbeelden opgenomen, waarin de onderzoeksvragen per korps, cijfers over certificering en een korte beschrijving van de locale situatie worden behandeld.
7
zie bijlage 3
14
Certificering en inzet in het publieke domein 2.1.
INLEIDING
2
De toetsplichtige politieambtenaar is in 2003 gerechtigd tot het dragen van alle geweldsmiddelen als hij gecertificeerd is voor de toets schietvaardigheid én voor de toets geweldsbeheersing. De certificering voor de toets schietvaardigheid is steeds een kalenderhalfjaar geldig, geweldsbeheersing een kalenderjaar. In het onderzoek is gekeken naar de situatie van certificering voor het dienstvuurwapen per 1 juli 2003. Dit betekent dat de toetsplichtige vóór die datum gecertificeerd moest zijn om in de 2e helft van 2003 het vuurwapen te mogen dragen. Indien dat niet het geval was, diende men eerst aan de betreffende toetsverplichting(en) voldaan te hebben om over het wapen te kunnen beschikken. In geval van niet-certificering voor het vuurwapen is de toetsplichtige slechts met beperkte bewapening (handboeien, wapenstok en pepperspray) inzetbaar in het publieke domein. De RTGP spreekt in dat verband over werkzaamheden, die behoren tot de functie van politiesurveillant, waarbij bijvoorbeeld inzet in de noodhulp en in principe de nachtdienst zijn uitgesloten. Indien de toestplichtige niet-gecertificeerd is voor geweldsbeheersing, dienen alle geweldsmiddelen ingenomen te zijn. In dergelijke gevallen zullen feitelijk alleen bureaudiensten kunnen worden opgedragen, zoals publieksbaliewerkzaamheden, ondersteunende en administratieve werkzaamheden en dergelijke.
15
C I J F E R M AT E R I A A L
2.2.
Aantal toetsplichtigen en certificering per korps (+ percentages) korps
toetsplichtig
niet-gecertificeerd schietvaardigheid
niet-gecertificeerd geweldsbeheersing
totaal niet gecertificeerd
% niet gecertificeerd
Friesland Drenthe KLPD Haaglanden Twente Brabant-Noord Limburg-Noord Noord- en Oost-Gelderland Limburg-Zuid Brabant Zuid Oost Gelderland Midden Gelderland Zuid8 Hollands Midden Totaal
998 619 1469 2999 812 862 753
52 20 83 230 76 71 68
23 28 45 60 15 27 23
75 48 128 290 91 98 91
8 8 9 10 11 11 12
862 1154 1190 959 865 – 13542
71 174 180 223 160 – 1408
40 41 97 27 105 – 531
111 215 277 250 265 – 1939
13 19 23 26 31 – 14
(NB Bij sommige korpsen zijn cijfers alleen binnen een bandbreedte bekend; in deze tabel is dan de onderste waarde gebruikt; van Hollands Midden zijn geen betrouwbare cijfers beschikbaar). (NB Als een toetsplichtige voor beide toetsen niet-gecertificeerd was, is deze alleen voor de toets geweldsbeheersing gerekend, omdat dit de meest verstrekkende consequentie heeft; zo wordt dubbeltelling van cijfers voorkomen). In de convenanten (prestatieafspraken) tussen het ministerie van BZK en de politieregio´s is afgesproken dat het percentage van niet-gecertificeerden (RTGP) niet hoger mag zijn dan 10%. Uit de cijfers per korps blijkt dat maar vier korpsen een percentage niet-gecertificeerden van 10% of lager halen (Friesland, Drenthe, KLPD en Haaglanden). Een aantal korpsen heeft een hoog tot zeer hoog percentage niet-gecertificeerden op 1 juli 2003 (Gelderland-Zuid, Gelderland-Midden, Limburg-Zuid en Brabant-Zuid-Oost). In het bijzonder Gelderland-Zuid heeft met 31% niet-gecertificeerden (op de “eigen” peildatum van 25 juli; op de officiële peildatum zelfs een percentage van boven de 40%) een zeer pover resultaat. Twente, Brabant-Noord, en Limburg-Noord zitten dicht tegen de 10%-grens aan. Het gemiddelde bij de 13 korpsen is 14% niet-gecertificeerden. Vergelijking van de huidige cijfers met het percentage op 1 juli 2002 (rapport Schietvaardigheid op de korrel) is niet zinvol in verband met definitieverschillen. De definitie van toetsplichtige vuurwapendragende medewerker is in het huidige 8
Gelderland Zuid heeft, in verband met de Nijmeegse 4-daagse, een “eigen” peildatum gehanteerd van 25 juli. Op 1 juli was het percentage niet-gecertificeerden ruim 40%; het percentage van 31, zoals dat in de tabel staat, geeft de situatie op 25 juli weer.
16
onderzoek overeenkomstig die van PolBis. Dit betekent inclusief zieke medewerkers en medewerkers die gedetacheerd zijn. Dit in tegenstelling tot de definitie van de doelgroep in het onderzoek ‘Schietvaardigheid op de korrel’ van 2002, waar de zieken en langdurig afwezigen niet werden meegeteld bij de toetsplichtigen. Bovendien gaat het in dit rapport over 13 korpsen en niet over alle 26. De resultaten van de 13 korpsen zijn niet zonder meer te extrapoleren naar een landelijk beeld. Uit de tabel blijkt tevens dat het niet halen van de toets geweldsbeheersing slechts in een kwart van de gevallen de reden is voor niet-gecertificeerd zijn en het zakken voor of niet verschijnen bij de toets schietvaardigheid in driekwart van de gevallen.
2.3.
N I E T- G E C E R T I F I V E E R D E T O E T S P L I C H T I G E N E N B E P E R K E N D E M A AT R E G E L E N In ieder korps zijn op basis van de lijsten van niet-gecertificeerde toetsplichtigen twee organisatieonderdelen in het primair proces (basisteams of afdelingen) geselecteerd voor nader onderzoek. Er is gekozen voor onderdelen die niet tot hetzelfde district behoorden en zo mogelijk een stedelijk respectievelijk een plattelands karakter hebben. Van de medewerkers die de toets schietvaardigheid niet hadden gehaald is voorzover mogelijk aan de hand van de dienstlijsten gecontroleerd welke diensten zij na de peildatum hebben gedraaid. In bijna alle onderzochte korpsen is daarbij gebleken dat toetsplichtigen die de schietvaardigheidtoets nog niet hadden behaald, na 1 juli zonder beperkingen ingezet zijn in het publieke domein; dat wil zeggen met vuurwapen, in de noodhulp en/of in de nachtdienst. Uit het onderzoek is gebleken dat een en ander vooral geldt voor de maand juli. De korpsen geven aan dat dit komt door de peildatum van 1 juli die vlak voor of in de vakantieperiode ligt. Bij veel korpsen ontstaat nog steeds een stuwmeer van nietgecertificeerde toetsplichtigen doordat deze de training en toets voor zich uit hebben geschoven. De meeste IBT-centra hebben dan onvoldoende capaciteit om dit op te vangen. Uit bestudering van de dienstroosters is gebleken dat in de meeste korpsen de nietgecertificeerde toetsplichtigen pas eind juli of begin augustus 2003 niet meer werden ingezet voor de noodhulp of een ander primair proces in het publieke domein. Voor de primaire recherchefunctie bleek dit overigens in de dienstroosters niet zichtbaar, waardoor niet goed was vast te stellen hoe niet-gecertificeerde rechercheurs in het publieke domein zijn ingezet. In de meeste gevallen gaven de korpsen aan dat de nietgecertificeerde rechercheurs zich bewust dienen te zijn van hun verantwoordelijkheid om in het primaire opsporingsproces niet in risicovolle geweldssituaties te geraken. Uit het onderzoek is ook gebleken, dat recherchepersoneel niet de meerderheid uitmaakt van de niet-gecertificeerde toetsplichtigen; het gaat overwegend om medewerkers, werkzaam in de basispolitiezorg (BPZ), waartoe ook de zogenaamde noodhulp wordt gerekend.
17
Bij sommige korpsen werd ook in de maanden augustus en september door nietgecertificeerde toetsplichtigen nog zonder beperkingen dienst gedaan. In Gelderland-Zuid was de peildatum door de korpsleiding om pragmatische redenen opgeschoven naar een later tijdstip, waardoor een groot aantal niet-gecertificeerde medewerkers na de officiële peildatum gewoon met het vuurwapen ingezet is geweest. In Twente werden op de dag van het bezoek door de Inspectie (medio augustus 2003) de vuurwapens van de medewerkers van een team ingenomen, omdat zij geen van allen gecertificeerd bleken te zijn. Uit het voorgaande blijkt, dat het ongecertificeerd en zonder beperkingen dienst doen in het publieke domein, bij sommige korpsen, nog ver na de peildatum voorkomt. Ten aanzien van het al of niet ‘gecertificeerd zijn’ is tijdens het onderzoek geconstateerd dat er binnen veel korpsen verwarring bestaat met betrekking tot de zogenaamde ‘inhaaltoets’. De verwarring ontstaat als een toetsplichtige volgens het registratiesysteem niet-gecertificeerd is, terwijl hij/zij toch iedere periode de toets(en) met voldoende resultaat heeft afgerond. De betreffende medewerker geeft dan weliswaar blijk schietvaardig te zijn, maar is nietgecertificeerd, omdat de afgelegde toets nog voor de lopende en niet voor de komende periode geldt. Het omgekeerde kan zich ook voordoen. Een medewerker kan op grond van de toets uit de vorige periode gecertificeerd zijn, maar niet schietvaardig, omdat hij in de lopende periode (maar) niet slaagt voor de toets voor de komende periode. Deze situatie ligt weliswaar besloten in de opzet van de RTGP, maar relativeert sterk de aan de regeling ten grondslag liggende eis van geoefendheid. Uit oogpunt van gevaarzetting dient het risico bij volledige inzet in de dienstuitvoering na geconstateerde tekortkomingen in de schietvaardigheid zoveel mogelijk ingeperkt te worden. Afstemming van het toetsingsmoment met de feitelijke invulling van het dienstrooster van toetsplichtigen kan hierin een rol spelen. Ook bij nieuwe medewerkers, die van het LSOP komen, doet zich in de praktijk een probleem voor. De meeste korpsen gaan er bij indiensttreding van uit dat de toetsplichtige nieuwkomers (in dit geval nog de mensen van de POMB-opleiding) gecertificeerd zijn. Het LSOP bleek echter moeite te hebben met het aanleveren van gegevens die nodig zijn om het registratiesysteem te voeden. Betrokkenen staan in de uitdraai van de registratiesystemen daardoor als niet-gecertificeerden geregistreerd. Sommige korpsen namen het zekere voor het onzekere en lieten in dat geval alsnog de toets(en) afleggen. Bij enkele korpsen waar de nieuwe medewerkers als niet-gecertificeerd geregistreerd werden is via deze korpsen alsnog de informatie van het LSOP verkregen dat deze medewerker wel gecertificeerd zijn.
18
2.4.
INNAME GEWELDSMIDDELEN De inname van het dienstvuurwapen als de toetsplichtige op de peildatum niet is gecertificeerd, is in de meeste korpsen over het algemeen niet afdoende geregeld. Het wapen wordt meestal niet direct ingenomen. In een enkel korps wordt door de korpsleiding aan de betrokkenen schriftelijk meegedeeld dat het vuurwapen geacht wordt te zijn ingenomen. In 1 korps bleek uit de steekproef dat deze medewerkers in de maand juli overigens wel over het wapen beschikten en zonder beperkingen zijn ingezet in het publieke domein. Er wordt door de korpsen op verschillende wijze uitvoering gegeven aan het innemen van het vuurwapen. Sommige korpsen nemen het wapen fysiek in en bewaren het wapen in een niet voor de medewerker toegankelijke kluis. In andere gevallen wordt de sleutel van het individuele wapenkluisje van de medewerker ingenomen, zodat betrokkene niet meer over het wapen kan beschikken. In geval van schriftelijke of mondelinge mededeling dat het vuurwapen is ingenomen, wordt het al dan niet gebruiken ervan geheel aan de verantwoordelijkheid van betrokkene overgelaten. Ook met betrekking tot de inname was het beeld, dat pas eind juli en begin augustus de wapens werden ingenomen. Slechts in een enkel korps werd de inname en teruggave aan de betrokken medewerker ook geregistreerd.
2.5.
CONCLUSIES Van de dertien onderzochte korpsen zijn negen korpsen die op de peildatum van 1 juli 2003 meer dan 10% niet-gecertificeerde toetsplichtige medewerkers hadden. In elf korpsen is gebleken dat niet-gecertificeerde medewerkers bewapend dienst hebben gedaan in het publieke domein en dat daaraan niet consequent de gevolgen worden verbonden met betrekking tot de inname van bewapening en de inzet zoals in de RTGP is voorgeschreven. Het hoge percentages van niet-gecertificeerde medewerkers wordt eerder veroorzaakt doordat toetsplichtige medewerkers niet tijdig opkomen voor het afleggen van de toets, dan dat ze de toets niet halen; het slagingspercentage is hoog. De wijze waarop door de korpsen in dat verband de inname van het vuurwapen is geregeld, vertoont over het algemeen ook geen afdoende waarborg voor een uitsluiting van gebruik. Registratie van inname van het wapen ontbreekt vrijwel bij alle korpsen. Conform de huidige RTGP is het zo dat een medewerker die nog gecertificeerd is voor de lopende periode (kalenderhalfjaar) en die niet slaagt voor de toets schietvaardigheid gecertificeerd blijft gedurende deze periode. Deze kwestie van de nog doorlopende certificering na geconstateerde tekortkomingen in de schietvaardigheid verdient nader aandacht vanwege de daaraan verbonden gevaarzetting.
19
20
Wapenbeheer 3.1.
INLEIDING
3
Onder wapenbeheer wordt in het kader van het onderzoek verstaan de systematische manier van registreren van de dienstvuurwapens en het feitelijke beheer van processen rondom onderwerpen als aanschaf, permanente inname en afstoting van wapens. Het onderzoek naar het wapenbeheer bij de korpsen was geconcenteerd in de vraag naar vigerend korpsbeleid en de wijze waarop dat was vastgelegd. Daarnaast is door middel van een steekproef een fysieke controle uitgevoerd op de centrale voorraad van de dienstvuurwapens aan de hand van de registratiegegevens.
3.2.
KO R P S B E L E I D Algemeen De meeste korpsen hebben een beleid met betrekking tot het wapenbeheer. Het is opgenomen in interne regelingen of vastgelegd in een proces-beschrijving (administratieve organisatie). In sommige korpsen is het geformuleerde beleid nog niet vastgesteld, maar al wel in praktijk gebracht. Vaststelling van de regelingen vindt doorgaans plaats door de korpschef, soms door de korpsbeheerder. De korpsen die nog geen beleid hadden, zijn inmiddels daarmee begonnen. In de meeste korpsen is de uitvoering van het wapenbeheer ondergebracht bij een centrale facilitaire afdeling. Er is een wapenbeheerder aangewezen. Voorraadbeheer en de feitelijke uitgifte en inname van de wapens worden daarbij centraal geregistreerd. Het centrale wapenbeheer is ook als nevenfunctie van IBT-docenten aangetroffen. In enkele korpsen is het beheer decentraal georganiseerd, waarbij ook de wapenvoorraad (nieuwe en gebruikte wapens) decentraal is opgeslagen. De aanschaf van dienstvuurwapens vindt gescheiden van het wapenbeheer plaats door de inkopers van de korpsen. De dienstvuurwapens worden door alle korpsen aangeschaft en afgevoerd via het Korps Landelijke politiediensten; zij hebben ook allemaal de verplichte periodieke inspectie van de vuurwapens uitbesteed aan het KLPD. In het merendeel van de korpsen ontbreekt echter een portefeuillehouder ‘wapenbeheer’. Uitvoering van het wapenbeleid, zoals het al of niet naar huis meenemen van het dienstvuurwapen, wordt beschouwd als een lijnverantwoordelijkheid en is daarmee vaak diffuus. Binnen hetzelfde korps kunnen zo verschillende opvattingen bestaan en ook verschillende maatregelen worden getroffen, zoals de aanschaf van gun-locks. Tijdens het onderzoek bleek, dat in een aantal korpsen bij medewerkers thuis dienstvuurwapens waren ontvreemd.
21
Een beperkt aantal korpsen heeft het dragen van dienstvuurwapens gekoppeld aan bepaalde functies. De korpschef heeft dan de mogelijkheid om uitzonderingen te maken. Daarnaast is beleid aangetroffen, waarbij iedere executieve ambtenaar zonder onderscheid als wapendragend wordt aangemerkt. Dergelijke verschillen hebben direct consequenties voor het aantal toetsplichtigen binnen de korpsen en de benodigde opleidingscapaciteit. Het merendeel van de korpsen heeft op dit onderwerp echter geen expliciete beleidskeuzes gemaakt. Ten aanzien van het gebruik en de toepassing van registratiesystemen voor het wapenbeheer ontbreekt het in de korpsen vaak nog aan een scheiding van functies tussen invoer van gegevens en de controle daarop. Wapenbeheer op de persoon Het proces van uitgifte van het dienstvuurwapen bij indiensttreding en inname bij het verlaten van het korps is verschillend geregeld in de korpsen. In sommige korpsen is de IBT-afdeling met één of beide handelingen belast. In andere gevallen is het een taak van de facilitaire dienst. De mogelijkheden van het bewaren van de dienstvuurwapens door de medewerker laten een divers beeld zien. Bij de meeste korpsen is het voorgeschreven om het dienstvuurwapen na het verrichten van de dienst in het politiebureau te bewaren. Dit gebeurt in een persoonlijke kluis, maar in sommige gevallen ook in de kledingkast. Toestemming om het dienstvuurwapen mee naar huis te nemen is vaak gekoppeld aan het verrichten van bepaalde diensten, zoals piket. De meeste korpsen stellen daarbij dan eisen aan het opbergen van het wapen, zoals het gebruik van gunlocks of kluisjes thuis. Deze voorzieningen worden overigens niet in alle gevallen ter beschikking gesteld.
3.3.
R E G I S T R AT I E S Y S T E M E N E N K O P P E L I N G E N In alle korpsen is een registratie van de dienstvuurwapens aanwezig. Het merendeel van de korpsen voert een centrale registratie van de dienstvuurwapens in de wapenmodule van een door de korpsen toegepast opleiding- en informatiesysteem (hierna: OIS) of gaat dit doen. Deze wapenmodule is geïntegreerd in het RTGP-registratiesysteem van OIS. Het registreert de status van het wapen ‘op voorraad’, ‘op de persoon’, ‘op inspectie’ e.d. door vermelding van het wapennummer en de data van mutaties. De koppeling met personeelsregistratiesystemen is bij enkele korpsen aangetroffen, maar levert in de toepassing veelal nog problemen op. Een tweetal korpsen gebruikt een SAP-systeem, waarin de wapenmodule direct gekoppeld kan worden met andere geïntegreerde systemen, zoals het personeelsregistratiesysteem.
22
In enkele korpsen is door medewerkers een eigen wapenregistratiesysteem ontwikkeld, bijvoorbeeld in Excel. Deze registratiesystemen staan op zichzelf met als consequentie dat invoer van gegevens, wijzigingen e.d. handmatig moeten gebeuren. In het bijzonder in deze korpsen wordt de gegevensverwerking in het registratiesysteem door één enkele medewerker uitgevoerd. Ondanks de waargenomen zorgvuldigheid waarmee dit gebeurt, is er sprake van een kwetsbare situatie, b.v. in geval van ziekte of verlof, maar ook in termen van een goede borging van het wapenbeheer. Een enkel korps hanteerde in afwachting van de overgang naar de meer gangbare wapenmodule van OIS het Advanced Remedy System (ARS). In het merendeel van de systemen kan de wapengeschiedenis per persoon en per wapen opgevraagd worden. Als korpsen de conversie naar de nieuwe wapenmodule hebben uitgevoerd, zijn de gegevens van de historie van het wapen niet meegeconverteerd. Zij kunnen alleen nog uit het oude systeem gehaald worden, waarbij dan vaak wel blind spots ontstaan. Naast de geautomatiseerde registratiesystemen wordt de afgifte en inname van dienstvuurwapens vastgelegd in een ‘papieren’ registratie. Het betreft hier formulieren waarin de verantwoording van functionarissen voor het wapen wordt vastgelegd. Op het formulier staan onder andere het wapennummer en de persoon aan wie het uitgereikt is dan wel van wie het afkomstig is. Het formulier wordt door de medewerker getekend en vervolgens gearchiveerd. Soms worden dezelfde gegevens in een schrift o.i.d. bijgehouden; hierbij wordt door betrokkene niet afgetekend.
3.4.
B E T R O U W B A A R H E I D VA N D E R E G I S T R AT I E S Y S T E M E N Om de registratiesystemen te toetsen is een audit uitgevoerd. De regionale wapenbeheerder is gevraagd een uitdraai te maken van de op voorraad zijnde dienstvuurwapens. Hieruit is een steekproef getrokken van 10% van de voorraad, die vervolgens feitelijk is gecontroleerd in de centrale of decentrale opslag van de wapens (de wapenkluis). In alle korpsen blijkt uit de steekproef dat behoorlijk nauwkeurig wordt geregistreerd. De mutaties worden consciëntieus bijgehouden en bieden een betrouwbare weerslag van de werkelijkheid. Er zijn vanuit de optiek van controle en overzichtelijkheid wel (grote) verschillen tussen de korpsen ten aanzien van de toegankelijkheid van de voorraden. Voor zover gebreken werden geconstateerd, konden deze worden toegeschreven aan het ontbreken van de nodige vaardigheden om met het registratiesysteem om te gaan ofwel de kwetsbaarheid van handmatig in te voeren mutaties.
23
3.5.
CONCLUSIES Het beheer van wapens vindt in het algemeen plaats op basis van ontwikkeld beleid dat meer en meer schriftelijk wordt vastgelegd. Dit is een verbetering ten opzichte van de situatie ten tijde van het vorig onderzoek. De verantwoordelijkheid van de wapenbeheerder voor de uitvoering mist daarbij vaak een beleidsmatige borging; de meeste korpsen kennen geen portefeuillehouder ‘wapenbeheer’. De registraties van het centrale wapenbeheer zijn over het algemeen in orde. De koppelingen van de systemen met andere zoals personeelsregistraties zijn in verschillende ontwikkelingsfasen en (ver)lopen nog niet geolied. De zelfontworpen systemen moeten dergelijke interfaces in ieder geval ontberen en zijn vanuit die optiek nog kwetsbaarder, omdat mutaties handmatig moeten worden uitgevoerd en ook niet als gegevensbron voor de registratie van de RTGP functioneren. In sommige korpsen nemen de medewerkers het wapen mee naar huis, zonder dat er adequate voorzieningen in de woning zijn getroffen. In een aantal korpsen zijn bij de medewerkers thuis dienstwapens ontvreemd.
24
Organisatie en sturing 4
INLEIDING
4.1.
In de interviews bij de korpsen is aandacht besteed aan de implementatie van IBT binnen de korpsen in verband met de invoering van de RTGP. Tijdens de korpsbezoeken zijn gesprekken gevoerd met leidinggevenden binnen de organisaties die verantwoordelijk zijn voor de beleidsmatige, respectievelijk uitvoerende aspecten van de RTGP. Hierbij is naast de positionering van IBT gevraagd naar sturingsaspecten in termen van aandacht van het management voor de resultaten van de toetsen.
O R G A N I S AT I E
4.2.
Alle korpsen hebben de training en toetsing van de schietvaardigheid, geweldsbeheersing en de aanhouding en zelfverdediging ondergebracht in een organisatieonderdeel Integrale Beroepsvaardigheids Training (IBT). De inbedding van IBT in de korpsen is niet wezenlijk veranderd sinds het laatste onderzoek van de Inspectie. Het is doorgaans georganiseerd als een onderdeel van de afdeling Personeel en Organisatie op het centrale niveau. Een aantal korpsen werkt samen door de organisatie van een gemeenschappelijk IBTcentrum, waarbij de verantwoordelijkheden voor programmering en uitvoering zijn opgehangen aan een aparte begeleidingscommissie met vertegenwoordigers uit de samenwerkende korpsen. In totaal zijn 3 van dit soort samenwerkingsverbanden aangetroffen9. De onderzochte korpsen hebben allemaal een portefeuillehouder IBT, maar de positionering van betrokkenen verschilt. De portefeuille is ten minste op het niveau van het regionale management georganiseerd. Soms is de portefeuillehouder lid van de korpsleiding (bv. directeur HRM), maar in het merendeel van de korpsen betreft het een lid van het korpsmanagement (bv. het hoofd afdeling opleiding) of van het regionale management team (veelal een districtschef). Inhoudelijk wordt de functie door de korpsen verschillend ingevuld. Het kan gaan om een informatieve of signalerende functie naar de korpsleiding, een inhoudelijke rol bij de programmering van de IBT en in sommige korpsen van een sterk sturende rol met betrekking tot de daadwerkelijke uitvoering van de RTGP-verplichtingen. De chef IBT in de korpsen is verantwoordelijk voor de uitvoering van de RTGP. Hij beschikt daartoe over docenten en administratieve ondersteuning. In een beperkt aantal korpsen is de uitvoering nader uitgewerkt in een interne regeling of in een
9
regiokorpsen Groningen en Drenthe, regiokorpsen Gelderland-Midden, Gelderland-Zuid en de Koninklijke marechaussee, regiokorpsen Brabant-ZuidOost en Limburg-Noord
25
administratief proces. Uitgewerkte beschrijvingen van de werkprocessen met betrekking tot de uitvoering van de IBT-verplichtingen zijn nauwelijks aangetroffen. Er zijn weinig knelpunten aangetroffen met betrekking tot de faciliteiten (accommodatie, aantal docenten, e.d.) voor de uitvoering van de RTGP. Een klein aantal korpsen heeft capaciteitsproblemen met betrekking tot de schietbaan. Een aantal korpsen is bezig met de realisatie van een nieuw IBT-centrum. Over het algemeen heeft de Inspectie OOV veel deskundigheid en toewijding aangetroffen bij de chefs en medewerkers IBT. De RTGP gaat uit van een gedeelde verantwoordelijkheid met betrekking tot de certificering. De verantwoordelijkheid voor het volgen van de RTGP-toetsen ligt in de praktijk bij de lijnchefs van de toetsplichtigen. De planning wordt georganiseerd door de IBT-afdelingen, waarbij in de meeste korpsen volstaan wordt met het aangeven van de beschikbare data en tijden voor oefenen en toetsen. De planners binnen de afdelingen/ teams vullen de diensten vervolgens in, waarbij de eindverantwoordelijkheid voor het volgen van de IBT-verplichtingen primair bij de toetsplichtigen is gelegd. Het management is verantwoordelijk voor het beschikbaar stellen van diensttijd. De medewerker zelf is verantwoordelijk voor het voldoende geoefend zijn en voor het bijhouden van de RTGP-verplichtingen. De IBT-afdelingen binnen de korpsen hebben hierin een signalerende taak. Zij richten zich daarbij tot de betreffende chefs (district, afdeling, team, e.d.) en in geval van niet-certificering in een aantal korpsen ook rechtsreeks tot de korpsleiding.
4.3.
STURING De uitvoering van de RTGP-verplichtingen staat bij alle korpsen op de agenda. In algemene zin wordt geconstateerd, dat de leiding van de korpsen zich nadrukkelijk uitspreekt over het belang van de uitvoering van de RTGP. De vinger wordt in beleidsmatige zin steeds duidelijk aan de pols gehouden. Dit gebeurt doordat men zich via managementgesprekken en -rapportages van de onderdeelchefs (districtschefs e.a.) of in bilateraal overleg met de portefeuillehouder laat informeren over de uitvoering en de resultaten met betrekking tot slagingspercentages en dergelijke. In een aantal korpsen is in dit verband ook sprake van contractmanagement. Deze betrokkenheid van het korpsmanagement leidt echter niet vanzelfsprekend tot de voorgeschreven resultaten met betrekking tot de RTGP-verplichtingen. Het beeld is dat van een kloof tussen beleid en uitvoering. De bij de RTGP behorende processen, zoals planning, uitvoering van de regeling, informatieverstrekking naar het korpsmanagement, lijnchefs en medewerkers worden in de meeste korpsen door de IBT-afdelingen uitgevoerd. In het onderzoek is gebleken, dat zij in deze processen een belangrijke faciliterende rol vervullen. De verantwoordelijkheden van lijnchefs, planners en van de toetsplichtigen zelf voor het volgen van de toetsen
26
worden binnen alle korpsen wel onderkend. Het ontbreekt echter vaak aan onderlinge afstemming tussen de processen. Bijvoorbeeld: signalen van de IBT-afdeling over naderend verloop van de certificering leiden bij de lijnchefs niet tot actie; planners hebben soms wel weet van het niet-gecertificeerd zijn van medewerkers maar krijgen niet de opdracht om de diensten aan te passen; lijnchefs geven wel de brief van korpschef, waarin staat dat het wapen moet worden ingeleverd aan de medewerker, maar nemen het wapen niet in; medewerkers komen niet naar geplande IBT-trainingen. Het wordt in deze korpsen dan ook zorgelijk als dit soort zaken in de organisatie normaal wordt gevonden. De aansturing loopt over meerdere schijven, waardoor bijvoorbeeld het signaal dat toetsplichtigen binnenkort niet-gecertificeerd zullen zijn, vaak te laat wordt opgepakt. De resultaten van de RTGP-toetsen worden bij de meeste korpsen maandelijks of (in ieder geval) redelijk frequent naar de directe chef van de medewerker gezonden. De chef heeft hierdoor inzicht in de toetsprestaties van de medewerker en is bij onvoldoende prestaties in de gelegenheid om de medewerker hierop tijdig aan te spreken. In de praktijk van veel korpsen blijkt dit laatste echter nog onvoldoende te gebeuren. Ondanks de beschikbare informatie ontstaan er vlak voor de peildatum dan toch stuwmeren van medewerkers die nog getoetst moeten worden, waardoor de IBT afdeling niet meer in staat is om alle medewerkers alsnog tijdig te toetsen. De consequenties van niet-certificering voor de inname van het vuurwapen worden door de korpsen op verschillende wijze aangepakt; zij loopt uiteen van fysieke tot schriftelijke maatregelen. In sommige korpsen bestaan er ook tussen onderdelen binnen dezelfde organisatie verschillen in aanpak. Een belangrijke factor bij de aansturing is duidelijkheid over de doelgroep van toetsplichtigen. In veel korpsen is deze inmiddels nader gemarkeerd door functies aan te wijzen, waarvoor de beschikking over bewapening is aangewezen. Het beperken van de doelgroep van toetsplichtigen heeft naast sturingsaspecten ook efficiencyvoordelen met betrekking tot de training, toetsing en capaciteit. De functie van de IBT-portefeuille zou een sterkere rol toebedeeld kunnen worden om het sturingsproces binnen de korpsen meer te uniformeren en te bewaken.
27
4.4.
CONCLUSIES Er wordt door het management van de meeste korpsen te weinig daadwerkelijk gestuurd op het afleggen van de RTGP-toetsen vóór de peildatum. De certificering van toetsplichtigen (wapendragenden) heeft daar en tegen wel alle aandacht van de korpsen. De cultuur van uitvoering van de RTGP verschilt echter zowel tussen korpsen alsook binnen korpsen. De beleidsuitgangspunten van de RTGP zijn duidelijk en worden als zodanig ook in het korpsbeleid uitgedragen. De sturing op de daadwerkelijke uitvoering loopt in veel korpsen echter over meerdere schijven (lijnmanagement, IBT-afdeling, planners). De praktijk leert dat er veelal laat wordt gereageerd op de signalering dat toetsplichtigen binnenkort niet-gecertificeerd zullen zijn. De planning van de toetsen die in de korpsen is aangetroffen, zou door interne afspraken daarover (prioriteit van het toetsen, tijdige signaleringsmomenten, consequenties van niet opkomen e.d.) stringenter nagekomen dienen te worden. Dit vergt discipline van ‘de lijn’. Deze discipline geldt ook voor de sturing op de inname in voorkomende gevallen van het dienstvuurwapen. De discipline geldt overigens ook voor de toetsplichtigen met betrekking tot de eigen verantwoordelijkheid voor het volgen van training en toetsen. Een toetsplichtige die is gezakt voor de toets schietvaardigheid, maar door een administratieve fout toch als gecertificeerd wordt aangemerkt, zou dit moeten melden.
28
Registratie- en informatiesystemen RTGP 5.1.
INLEIDING
5
De politie is een sterk informatieverwerkende organisatie. Ook ten aanzien van de RTGP is dit het geval. In dat kader heeft het onderzoek zich daarom ook gericht op de door de korpsen gehanteerde registratie- en informatiesystemen met betrekking tot de toepassing van de RTGP en het wapenbeheer. Voor een juiste beoordeling van de stand van zaken met betrekking tot de certificering van toetsplichtige medewerkers is een aantal eisen, dat aan de informatieverzameling en –verwerking wordt gesteld, van belang. Het betreft de beschikbaarheid, exclusiviteit en integriteit van de informatie. Voor een goede interne sturing en ten behoeve van een adequate interne en externe verantwoording, is het nodig dat de registraties betrouwbare gegevens bevatten, dat de informatiesystemen geschikt en bruikbaar zijn en op adequate wijze zijn beveiligd tegen ongeautoriseerd gebruik. In het kader van de uitvoering van de RTGP-verplichtingen zijn er diverse momenten waarop die eisen in het bijzonder van belang zijn. Gedoeld wordt op de informatie ten behoeve van de prestatieafspraken in de convenanten tussen de politieministers en de korpsbeheerders, het gebruik van interne voortgangsrapportages (op diverse niveaus binnen de korpsen), actuele informatie ten behoeve van de planning van de toetsen, de dienstuitvoering en dergelijke, kennis betreffende de status van toetsplichtigen (certificering), het functioneren van medewerkers (beoordeling), enzovoorts.
5.2.
D O O R D E KO R P S E N G E B R U I K T E SYST E M E N De registratie van de relevante informatie met betrekking tot RTGP geschiedt door de IBT-afdelingen van de korpsen. Hiervoor zijn diverse systemen en methoden ontwikkeld waarvan hieronder een aantal aspecten met betrekking tot de toepassing, het belang, de knelpunten, de betrouwbaarheid en de bruikbaarheid zijn weergegeven. Bij de uitvoering van de RTGP worden zowel algemene systemen als specifieke applicaties gebruikt.
29
Algemene systemen De algemene systemen zijn het personeelsinformatiesysteem, meestal ‘Beaufort’ en soms SAP, het planning en control-systeem (PCS, voor de planning van diensten) en het bedrijfsprocessensysteem (BPS). Het personeelsinformatiesysteem is meestal het bronbestand voor de specifieke RTGPapplicaties (de opleiding- en informatiesystemen). De Inspectie heeft deze systemen, vooral PCS, gebruikt om vast te stellen of niet-gecertificeerde toetsplichtigen met het vuurwapen in het publieke domein dienst hebben gedaan. Specifieke applicaties met betrekking tot de RTGP De onderzochte korpsen gebruiken een beperkt aantal applicaties om de trainingen toetsresultaten bij te houden evenals om de planning en uitvoering te kunnen verzorgen. Het betreft de volgende systemen. OIS OIS staat voor een opleidings- en informatiesysteem. Dit systeem haalt de gegevens uit het personeelsregistratiesysteem ‘Beaufort’. Periodiek worden de gegevens geactualiseerd. OIS bevat een IBT-module die onder meer gebruikt wordt voor de planning van trainingen, toetsen en het vastleggen van toetsresultaten. In deze module is de mogelijkheid ingebouwd om een BZK-certificeringoverzicht uit te draaien met daarin de gewenste gegevens voor PolBis. OIS heeft ook een module ten behoeve van het wapenbeheer. SAP Twee korpsen gebruiken SAP als opleiding- en informatiesysteem. Dit is een geïntegreerd systeem dat zowel personeelsinformatie als informatie met betrekking tot IBT verwerkt. Daarnaast omvat het toepassingen voor financiële en managementinformatie. Excel Een enkel korps gebruikt Excel voor IBT-doeleinden. Het programma is standaard software, de toepassing is maatwerk. Dit programma betrekt niet geautomatiseerd gegevens uit ‘Beaufort’ of SAP; dit is dus handwerk. Registraties op papier Tot slot heeft ieder korps een papieren registratie van de resultaten van de schietvaardigheidtoetsen. Het betreft standaardformulieren op grond waarvan de resultaten handmatig in het desbetreffende opleiding- en informatiesysteem worden ingevoerd. De Inspectie heeft deze formulieren gebruikt bij het controleren van de betrouwbaarheid van de geautomatiseerde informatiesystemen.
30
5.3.
BRUIKBAARHEID EN GEBRUIKSVRIENDELIJKHEID Over het algemeen ervaren de korpsen weinig problemen met het invoeren van gegevens in de systemen. De systemen die specifiek worden gebruikt voor de uitvoering van de RTGP hebben echter beperkingen in de bevragingsmogelijkheden. Zo is het bijvoorbeeld niet zonder meer mogelijk om een overzicht te geven van het aantal niet-gecertificeerde toetsplichtigen op een peildatum in het verleden. Daarnaast zijn niet alle mogelijke toepassingen bij de betrokken medewerkers bekend en worden deze dus niet gebruikt. Om de vragenlijst van de Inspectie te kunnen beantwoorden, waren de standaarduitdraaien vaak niet voldoende compleet en betrouwbaar. Handmatige aanpassing of controle op de gegevens bleek in de meeste gevallen noodzakelijk. Dergelijke problemen zullen zich ook voordoen bij de voor het management van de korpsen relevante informatie. Bepaalde versies van OIS konden niet de gewenste uitdraaien voor het departement genereren. Waar sommige korpsen moeite hadden met het maken van betrouwbare en bruikbare overzichten, konden andere korpsen moeiteloos alle gevraagde informatie ter plaatse oproepen. De deskundigheid, beschikbare tijd en interesse van de medewerker spelen hier duidelijk een rol. Sommige korpsen zitten in een overgangsfase van oude naar nieuwe systemen. Bij de meeste korpsen is de conversie van het oude systeem naar het nieuwe systeem nog niet helemaal afgerond, waardoor er soms witte vlekken zijn. In vrijwel geen enkel korps is het mogelijk om decentraal informatie uit de opleidings- en informatiesystemen op te vragen. Soms is wel decentraal in te zien welke planningtijden beschikbaar zijn voor het eigen onderdeel. De meeste systemen zijn redelijk goed beveiligd tegen oneigenlijk gebruik. Ten aanzien van OIS en SAP gebeurt dit door middel van wachtwoorden en een beperkte bevoegdheid voor een klein aantal medewerkers. Excel is minder goed beveiligd, maar vaak weer alleen toegankelijk voor de betreffende beheerder.
5.4.
BETROUWBAARHEID Het gebrek aan volledige betrouwbaarheid van de gegevens uit de gebruikte registraties heeft een aantal oorzaken. Een eerste oorzaak betreft de koppeling met en het gebruik van gegevens uit een bronbestand. Als dat bestand fouten bevat, worden deze fouten integraal overgenomen in het opleiding- en informatiesysteem. Daarnaast is er de kwestie van de verwerkingstijd voor mutaties. Mutaties zoals verplaatsingen vergen soms erg lange doorlooptijd in Beaufort. Het komt ook voor dat gegevens in het bronbestand wel correct zijn, maar niet relevant zijn voor en dus ook
31
niet overgenomen behoren te worden in OIS, bijvoorbeeld gegevens van TOR-medewerkers die nog wel salaris ontvangen, maar niet meer toetsplichtig zijn. Een volgende oorzaak is de handmatige invoer van toetsgegevens. Door deze menselijke handeling kunnen fouten ontstaan. Uit steekproeven is overigens gebleken dat fouten als gevolg van een verkeerde invoer betrekkelijk weinig voorkomen. In het merendeel van de korpsen is geen functiescheiding tussen diegene die de toetsen beoordeelt en diegene die de toetsgegevens invoert. De docent die de toets afneemt, voert vaak ook de gegevens in. Functiescheiding biedt in deze een betere waarborg voor het voorkomen van fouten. Een andere oorzaak is dat veel korpsen er van uit gaan dat medewerkers die direct van de opleiding komen, gecertificeerd zijn. Soms is dit niet het geval. Korpsen voeren dan vaak een fictieve toetsdatum in, hetgeen evenmin correct is. Het planning- en controlsysteem (PCS) blijkt in de praktijk vaak vooral een planningssysteem en niet ook een verantwoordingssysteem. Eenmaal geplande dienstinzetten worden bij afwijkende feitelijke inzet (veelal) niet aangepast. Planning en feitelijke inzet kunnen dus afwijken. Daardoor is op grond van PCS achteraf niet zonder meer vast te stellen of een niet-gecertificeerde toetsplichtige bijvoorbeeld in de noodhulp is ingezet of een aangepast dienstrooster heeft gekregen. In het onderzoek is dit ondervangen door een controle van de dienstlijsten op de daadwerkelijke inzet van de niet-gecertificeerde toetsplichtigen. Meer specifieke problemen bij de toepassing van het opleidings- en informatiesysteem kunnen worden toegeschreven aan het feit dat het systeem nog in ontwikkeling is. Zo komt het voor dat er binnen één regio gelijktijdig verschillende versies van het systeem in gebruik zijn. Dit leidt tot fouten in de bestanden en de overzichten. Met betrekking tot de actualiteit van gegevens ontstaan nogal eens fouten doordat medewerkers die het korps hebben verlaten per abuis in het systeem blijven met als gevolg dat zij geregistreerd blijven als toetsplichtig. Daarnaast worden de IBT-gegevens van medewerkers die uit dienst treden of van functie veranderen en niet meer toetsplichtig zijn, uit het systeem verwijderd. Het is dan niet meer mogelijk gegevens op te vragen over een eerdere periode. Het certificeringsoverzicht ten behoeve van het ministerie is een bepaalde extractie van gegevens uit het opleidings- en informatiesysteem. Het betreft de toetsresultaten van de toetsplichtigen. Dit overzicht is van groot belang, omdat het wordt gebruikt bij het controleren van de prestatieafspraken. In de praktijk blijkt dat deze gegevens soms, en bij sommige korpsen vaak, niet overeenkomen met de werkelijkheid. Soms heeft dit te maken met het feit dat er geen toetsgegevens over een persoon zijn ingevoerd. In het BZK-overzicht wordt deze dan niet herkend als toetsplichtige en komt hij/zij niet voor in
32
het overzicht. Zo zijn er nog meer oorzaken voor fouten. Een ander manco in het systeem is bijvoorbeeld, dat een medewerker die feitelijk toetsplichtig en wapendragend is, maar in het korps in het verleden nimmer een toets heeft afgelegd (doordat hij/zij bijvoorbeeld uit een ander korps komt) ten onrechte niet in het BZK-certificeringoverzicht voorkomt. De Excelbestanden, waarmee een aantal korpsen werkt, hebben hun eigen problematiek. Zij zijn moeilijker te beveiligen, de handmatige invoer van personeels- en toetsgegevens leidt sneller tot fouten, de gegevenslevering aan PolBis is gevoeliger voor fouten en de applicatie is minder geschikt voor het geven van overzichten. De verschillende korpsen die Excel gebruiken, hanteren geen uniform model. Voorts is het niet mogelijk om een overzicht per peildatum te maken. De Excelbestanden geven steeds het meest actuele beeld weer.
5.5.
A U D I T O P D E I N F O R M AT I E S Y S T E M E N Gecertificeerde toetsplichtigen In de onderzoeksopzet was een audit opgenomen op de registratie van gecertificeerde toetsplichtigen. Hierbij werden de gegevens van een steekproef van 3% uit de geautomatiseerde registratie van de toetsen (in OIS, SAP of Excel) gecontroleerd in de (veelal handmatige) administratie van de toetsresultaten. De steekproeven leverden over het geheel genomen een positief beeld op over de registratie, buiten een zeer klein aantal invoerfouten. Niet-gecertificeerde toetsplichtigen Bij de aanvang van het onderzoek in de korpsen ontstond bij inzage van de registratiesystemen twijfel over de juistheid en volledigheid van de door de korpsen toegezonden lijsten met niet-gecertificeerde toetsplichtigen. Niet-verwerkte mutaties en het niet terug kunnen kijken in de tijd speelden daarbij een rol. Daarop is besloten om een controle uit te voeren op de juistheid en volledigheid van de ontvangen lijsten. Tijdens het korpsbezoek werd de volledige lijst van toetsplichtigen uitgedraaid en vervolgens werd handmatig de lijst met niet-gecertificeerde toetsplichtigen vastgesteld. In nagenoeg ieder korps bleken grote verschillen te zijn tussen de gegevens die aanvankelijk door het korps zijn geleverd en de lijst die tijdens de inspectie werd geproduceerd. Deze laatste lijst is door de Inspectie gebruikt bij de controle op de daadwerkelijke inzet in het publieke domein en de inname van het wapen. Door deze audits heeft de Inspectie tevens zicht gekregen op de gebruiksvriendelijkheid van het systeem en de vaardigheid van de medewerkers in het gebruik ervan.
33
Voorraad wapens De registratie van het centrale wapenbeheer (aanschaf, uitgifte, voorraad, inspectie, reparatie, vernietiging, enzovoorts) werd gecontroleerd door middel van een steekproef van 10% uit de in de registratie vermelde wapens. In de wapenkluis werd nagegaan of de wapens aanwezig waren en of het ging om voorraad, ingenomen wapens, wapens die voor reparatie klaar lagen en dergelijke. De fysieke inspectie leverde een beeld op van betrouwbare gegevens. De korpsen gebruiken echter uiteenlopende systemen van de wapenmodule in OIS en SAP tot zelf ontwikkelde registraties. Onverminderd de nauwkeurigheid van vooral de laatstbedoelde systemen, zijn deze meer kwetsbaar door de afhankelijkheid van de kleine kring (soms individuele) beheerders. Ingenomen wapens en inzet niet-gecertificeerde toetsplichtigen In de meeste korpsen werd met betrekking tot de inname van wapens als gevolg van het op de peildatum niet-gecertificeerd zijn van een toetsplichtige geen registratie aangetroffen. De systemen van de planners en het planning- en controlsysteem zijn niet geaudit op betrouwbaarheid. Voor zover aanwezig zijn de systemen wel geraadpleegd om zicht te krijgen op de vraag of van niet-gecertificeerde toetsplichtigen het wapen was ingenomen en of zij voor aangepaste diensten werden ingeroosterd en of zij daadwerkelijk aangepaste diensten draaiden. Indien door korpsen aangegeven werd dat wapens ingenomen worden, is er gekeken naar de registratie (in de OIS-wapenmodule) en/of feitelijk onderzoek gedaan in de wapenkluis.
5.6.
H E T G E B R U I K VA N D E I N F O R M AT I E De registraties van (niet-)gecertificeerde toetsplichtigen worden op verschillende manieren benut door de korpsen. In algemene zin is daarvan het volgende te rapporteren. Verantwoording en prestatiemeting Alle korpsen gebruiken de registraties als bron voor het vullen van PolBis. Deze PolBisgegevens worden door het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties onder andere gebruikt om na te gaan of de korpsen hun prestatieafspraken (de convenanten) zijn nagekomen. In dit verband wordt nog eens opgemerkt, dat de Inspectie heeft vastgesteld dat de bronregistraties in mindere of meerdere mate onbetrouwbaar en onvolledig zijn. De korpsen zelf zijn gebaat bij een betrouwbare registratie waarmee hun prestaties op het gebied van IBT onbetwist zijn. De meeste korpsen besteden in hun managementrapportages en jaarverslagen aandacht aan IBT. Ook zijn afspraken over IBT vaak opgenomen in het managementcontract van leidinggevenden.
34
Attendering en aansturing In alle korpsen worden de gegevens op enigerlei wijze gebruikt om de lijnverantwoordelijken te attenderen op niet-gecertificeerde toetsplichtigen of te waarschuwen dat toetsplichtigen bij het naderen van de peildatum de toets nog niet hebben ondergaan. Hierop wordt binnen de korpsen op verschillende wijze gereageerd. Ter illustratie een aantal voorbeelden. Ondanks regelmatige informatie over achterstanden in training en toetsing en vervolgens de schriftelijke aanzegging van de korpschef aan niet-gecertificeerde toetsplichtigen om het dienstvuurwapen in te leveren, wordt hieraan in de praktijk geen gehoor gegeven. Hoewel planners over de IBT-overzichten beschikken, worden de diensten van nietgecertificeerde toetsplichtigen door hen niet aangepast. Het beleid dat wapens van betrokkenen worden ingenomen en in de (eigen) kluis worden gelegd, waarna de sleutel wordt ingeleverd bij de chef, wordt niet in praktijk gebracht, noch fysiek noch administratief. Op basis van de overzichten per de peildatum sturen de districtschefs een brief aan niet-gecertificeerde toetsplichtigen, dat zij in afwachting van het alsnog behalen van de toets het vuurwapen niet meer mogen gebruiken. Deze papieren inname heeft praktische redenen (de geografische uitgestrektheid van de regio) en wordt indien de toets na en half jaar nog niet is behaald omgezet in een fysieke. Operationeel (planning en inzet) De informatiesystemen worden intensief gebruikt door de IBT-afdelingen. De planners van deze afdelingen stellen oefen- en toetsuren aan de teams of afdelingen beschikbaar. De team- of afdelingsleiding, feitelijk de planner, deelt de medewerkers hier op in. De daadwerkelijke opkomst van de geplande medewerkers voor de training of toetsing is vaak een lijnverantwoordelijkheid of de verantwoordelijkheid van de medewerker zelf; er kan wat tussen komen, meestal onder de noemer ‘dienstprioriteit’. De IBT-afdelingen zijn vaak verantwoordelijk voor het beheer van de informatiesystemen. Zij voorzien de lijnchefs en de portefeuillehouder van de nodige informatie. De aard, omvang en bruikbaarheid van die informatie verschilt van korps tot korps, afhankelijk van de gebruikte systemen.
35
5.7.
CONCLUSIES Voor de registratie en informatie van de RTGP-gegevens wordt door de korpsen van meerdere systemen gebruik gemaakt. Koppelingen tussen de verschillende systemen zijn in beperkte mate aangetroffen, waardoor het beheer vaak problematisch is. Decentrale inzage is vaak nog niet mogelijk en de management- of sturingsinformatie is vaak onduidelijk of niet eenduidig. Foutieve invoer van gegevens in de systemen is in beperkte mate aangetroffen. Er is in alle korpsen sprake van vervuiling van de systemen, waarvan de mate bepaald wordt door gebrek aan afstemming van bijvoorbeeld personeelsmutaties met toetsplichtigheid, de diversiteit aan deskundigheid met de apparatuur bij invoer van de gegevens of de handmatige invoer vanuit bronsystemen. Daarnaast zijn er systeemfouten (bugs) en door korpsen geconstateerde tekortkomingen in programmatuur. De betrouwbaarheid van Excel-bestanden wordt beperkt door de handmatige mutaties, minimale beveiligingsmogelijkheden en de structuur in opvraagbaarheid. Voorts zijn er geen koppelingsmogelijkheden met bronbestanden. Het gebruik van de registraties als bron voor PolBis is op grond van het voorgaande problematisch. De naleving van de RTGP-verplichtingen heeft in alle korpsen op alle managementniveaus de aandacht. De informatie wordt in alle korpsen op een of ander wijze gebruikt om de ‘lijn’ te attenderen op niet-gecertificeerde toetsplichtigen per peildatum. IBT-medewerkers gebruiken de registraties voor trainingsopkomst, toetsing en dergelijke. De toepassingen zijn echter divers en de verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de opkomst loopt uiteen van lijnverantwoordelijkheid tot eigen verantwoordelijkheid.
36
Aanbevelingen Het onderzoek heeft duidelijk gemaakt, dat de uitvoering van de RTGP op diverse onderdelen nog voor verbetering vatbaar is. Aan de hand van een viertal onderwerpen worden aanbevelingen gedaan met het oog op verbetering van de kwaliteit van de toepassing van de RTGP.
6
Aanbevelingen aan de korpsbeheerder/korpschef Leiderschap Zorg dat het korpsmanagement de verantwoordelijkheid neemt voor een goede uitvoering van de RTGP en hiertoe voorziet in de nodige condities en controles. • Dit kan gerealiseerd worden door beleid t.a.v. de uitvoering van RTGP vast te stellen en systematisch te controleren of leidinggevenden en medewerkers dat ook uitvoeren; tref steeds zonodig maatregelen. • Dit betekent dat leidinggevenden hun verantwoordelijkheid nemen en onverkort de RTGP-regeling uitvoeren, vooral met betrekking tot de inzet van de niet-gecertificeerde toetsplichtigen in de dienstuitvoering; • Dit betekent ook dat bewustwording van de eigen verantwoordelijkheid en de discipline van de medewerker voor tijdige certificering gestimuleerd moet worden. Hierdoor wordt het besef van de medewerker versterkt dat het ook zijn verantwoordelijkheid is om tijdig gecertificeerd te zijn. Informatievoorziening Verschaf actuele en betrouwbare informatie die bruikbaar en overzichtelijk is voor de sturing en de verantwoording (o.a. PolBis). • Dit betekent dat de registratiesystemen actuele en juiste gegevens moeten bevatten, controleer ook dit systematisch; • Standaardiseer veelgevraagde en vaststaande uitdraaien voor in- en extern gebruik, t.b.v. sturing en verantwoording; • Maak het daarnaast mogelijk uitdraaien te maken voor specifieke doeleinden voor intern gebruik binnen het korps, maatwerk en flexibele bevragingsmogelijkheden;
37
Wapenbeheer Leg het proces van verwerving tot en met de afstoting van wapens vast in de administratieve organisatie. Stel beleid vast met betrekking tot het bewaren van wapens bij de medewerker thuis en het innemen van wapens. • Dit betekent eenduidigheid met betrekking tot de inname van wapens van nietgecertificeerde toetsplichtigen door het wapen buiten de fysieke macht te brengen; • Als beleid wordt vastgesteld met betrekking tot het mee naar huis nemen van vuurwapens, betrek daar dan in ieder geval het aspect van adequate voorzieningen in de woning bij; • Betrek bij de beschrijving van de administratieve organisatie in ieder geval de borging en de kwetsbaarheid van de informatie, de autorisaties en verantwoording.
Procesbeheersing Leg de uitvoering van de RTGP vast in een procesbeschrijving (administratieve organisatie) en neem de uitvoering van de RTGP en het wapenbeheer op in de control-functie van het korps. • stem de toepassing van de informatiesystemen af op de verplichtingen van de RTGP, zorg dat RTGP-informatie ook decentraal beschikbaar is en stem de toetsresultaten tijdig af met chefs in verband met de inname van het dienstvuurwapen; • maak goede afspraken met het LSOP over de overdracht van informatie over toetsresultaten tijdens de opleiding; • neem de interne controle op de toepassing van de RTGP en het wapenbeheer op in de controlfunctie van het korps.
Aanbevelingen aan de minister van BZK Informatievoorziening/regelgeving (RTGP) Onderzoek een zodanige wijziging van de Regeling Training en Toetsing Geweldsbeheersing Politie (RTGP) dat de in de regeling vast gelegde peildata van de toetsen schietvaardigheid, aanhoudings- en zelfverdedigingsvaardigheid en geweldsbeheersing vervallen en hiervoor een flexibele aan de medewerker of aan groepen van medewerkers verbonden peildatum, in de plaats gesteld wordt. • Aanbevolen wordt een onderzoek te doen naar een meer ingrijpend alternatief, waarbij de nadelen van stuwmeren rond een vaste peildatum minder voelbaar zijn. Gedacht kan worden aan een vorm van flexibilisering van de peildata.
38
Afkortingen AO ARS
A Administratieve organisatie Advanced remedy system
BPS BZK
B Bedrijfsprocessensysteem Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Gb-0
G 1e toets geweldsbeheersing
IBT
I Integrale beroepsvaardigheidstraining
KLPD
K Korps landelijke politiediensten
LSOP
L Landelijk selectie- en opleidingscentrum politie
OIS
O opleidings- en informatiesysteem
PCS PolBis
P Planning- en controlsystem Politie beleidsinformatiesysteem
RTGP
R Regeling toetsing geweldsbeheersing politie
SAP Sv-0
S SAP AG, Systeme, Anwendungen und Produkte 1e schietvaardigheidstoets
TOR
T Tijdelijke ouderen regeling
39
40
Bijlage: Korpsbeelden I INSPECTIE OPENBARE ORDE EN VEILIGHEID Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
41
Korps: Friesland UIT VOERING REGELING TOETSING GEWELDSBEHEERSING POLITIE 3 september 2003 en 9 februari 2004
O N T VA N G E N D O C U M E N T E N • Uitvoeringsregeling RTGP • Beheersregeling dienstvuurwapens en overige wapens • Functielijst vuurwapenplichtigen BEVINDINGEN 1 Zijn er niet-gecertificeerde politieambtenaren in het korps, die per 1 juli 2003 bewapend
dienst doen in het publieke domein? Ja, uit de steekproeven in Leeuwarden is gebleken dat niet-gecertificeerde medewerkers bewapend dienst hebben gedaan in het publieke domein. In Sneek is het niet uitgesloten dat niet-gecertificeerde medewerkers bewapend dienst hebben gedaan in het publieke domein. 2 Is het proces van aanschaffing tot afstoting van (dienst)vuurwapens vastgelegd en
geïmplementeerd? Ja, in de Beheersregeling dienstvuurwapens en overige wapens. Vastgesteld op 3 oktober 2003, plaatstelijk gewijzigd en bekendgemaakt op 25 november 2003. 3 Zijn de gehanteerde registratiesystemen betrouwbaar?
Het registratiesysteem m.b.t. het wapenbeheer is betrouwbaar. De gebruikte versie van OIS vertoonde onvolkomenheden. Zo kon geen BZKcertificeringslijst worden uitgedraaid. Er vinden nog vele handmatige correcties plaats, waardoor de koppeling met Polbis niet volledig betrouwbaar is. Cijfermatig Doelgroep toetsplichtige vuurwapendragenden Aantal niet-gecertificeerde medewerkers SV Aantal niet-gecertificeerde medewerkers GB Totaal niet-gecertificeerden
Aantal 998 52 23 75
Percentage 5% 2% 7%
NB: de definitie toetsplichtige vuurwapendragende medewerker is overeenkomstig PolBIS. Dus inclusief zieke medewerkers en medewerkers die gedetacheerd zijn. Dit in tegenstelling tot de definitie van deze doelgroep in het vorige onderzoek ‘Schietvaardigheid op de korrel’.
42
De divisiechef Algemene ondersteuning is portefeuillehouder RTGP. Er is geen portefeuillehouder voor wapenbeheer. Het IBT heeft een eigen rapportage (10 wekelijkse overzichten) ten behoeve van het korpsmanagement. Dagelijks wordt het operationele niveau gemaild over de opkomst en de resultaten met betrekking tot de uitvoering van de RTGP naast haar zijn er twee wekelijkse overzichten op medewerkerniveau. Zowel de uitvoering van de RTGP als het wapenbeheer is in beleidskaders vastgelegd. Procedures zijn beschreven en vastgesteld. Er is een functielijst die aangeeft welke functie executief is en voor welke functie een (vuur)wapen noodzakelijk is. Deze lijst wordt opnieuw geactualiseerd. De uitvoering van de RTGP heeft de aandacht van het korpsmanagement De registratie van het wapenbeheer is betrouwbaar. Daarentegen is de registratie van de RTGP nog niet volledig betrouwbaar. Het korps werkte met een OIS versie waarin een aantal kinderziektes voorkwamen, waardoor ook de gegevens in PolBis niet volledig betrouwbaar zijn en nog diverse handmatige bewerkingen behoeven. Een BZK-certificeringslijst kon niet uitgedraaid worden, waardoor de steekproef op de gecertificeerden en niet-gecertificeerden rechtstreeks in het systeem is gehouden. In principe worden de wapens of de sleutel van het individuele wapenkluisje van de niet-gecertificeerden ingenomen en worden de diensten van deze medewerkers zodanig aangepast dat deze geen dienstdoen in het publieke domein. Bij de steekproeven is gebleken dat leidinggevenden dit beleid niet altijd consequent uitvoerden. Met name direct na de peildatum van 1 juli, overigens in de vakantieperiode, werd in een aantal gevallen de wapens niet ingenomen en de diensten niet aangepast. Eind juli was de situatie weer op orde. Deze medewerkers waren alsnog gecertificeerd. Wanneer dit niet het geval was werd alsnog het wapen ingenomen en zijn de diensten zodanig aangepast dat deze geen dienst meer deden in het publieke domein. Opmerkelijk is dat het opleidingsinstituut (IBP) van de LSOP geen RTGP-gegevens doorgeeft over de geslaagde politiemedewerkers, die het opleidingsinstituut verlaten. Door het ontbreken van een RTGP historie staan deze medewerkers in OIS als niet-gecertificeerd geregistreerd. Dit leidt tot verwarring bij de betrokken medewerkers en hun chefs. Het korps kent knelpunten met betrekking tot de capaciteit van de schietbaan (één schietbaan met twee schietpunten) en de accommodaties voor het oefenen en toetsen van de AZ- en FMV-vaardigheden.
43
Korps: Regiopolitie Drenthe UIT VOERING REGELING TOETSING GEWELDSBEHEERSING POLITIE
2 september 2003
• • • • • • •
O N T VA N G E N D O C U M E N T E N Beleidsplan en Personeelsplan 2003, POTC Jaarverslag 2002, POTC Procedures en toelichting RTGP (intranetdocument) Uitvoeringsregeling training en toetsing vuurwapengebruik Notitie wapenbeheer Regelingen, training en toetsing vuurwapengebruik, 13-11-2000 Inkoop/afvoerprocedure vuurwapens en munitie BEVINDINGEN
1 Zijn er niet-gecertificeerde politieambtenaren in het korps, die per 1 juli 2003 bewapend
dienst doen in het publieke domein? Ja. Uit de steekproef in de twee bezochte districten bleek dat door een verkeerde veronderstelling één medewerker ten onrechte als gecertificeerd was aangemerkt. Van alle overige niet-gecertificeerde toetsplichtigen uit de steekproef waren de diensten aangepast. Daarnaast is gebleken dat 22 politiesurveillanten niet-gecertificeerd waren (toets geweldsbeheersing), maar wel zonder beperkingen voor de dienst waren ingezet. 2 Is het proces van aanschaffing tot afstoting van (dienst)vuurwapens vastgelegd en
geïmplementeerd? Ja. Het beleid is vastgelegd in een korpsnotitie, die door de korpschef is vastgesteld (1995) en bekendgemaakt. 3 Zijn de gehanteerde registratiesystemen betrouwbaar?
Niet volledig. Bestaande systemen zijn niet gekoppeld en vergden veel handmatige correcties om de juiste RTGP-gegevens te genereren. De steekproeven op de wapenvoorraad leverden een betrouwbaar beeld op. Cijfermatig Doelgroep toetsplichtige vuurwapendragenden Aantal niet-gecertificeerde medewerkers SV Aantal niet-gecertificeerde medewerkers GB Totaal niet-gecertificeerden
Aantal 619 20 28 48
Percentage 3% 5% 8%
NB: de definitie toetsplichtige vuurwapendragende medewerker is overeenkomstig PolBis. Dus inclusief zieke medewerkers en medewerkers die gedetacheerd zijn. Dit in tegenstelling tot de definitie van deze doelgroep in het vorige onderzoek ‘Schietvaardigheid op de korrel’..
44
Het korps is met betrekking tot IBT een interregionaal samenwerkingsverband aangegaan met de regiopolitie Groningen. Er is een gemeenschappelijk IBT-centrum in Zuidlaren. De portefeuillehouder IBT (chef Divisie Operationele Diensten) heeft als knelpunt aangegeven, dat de prioriteit die leidinggevenden aan IBT geven nog te laag is. De opkomst voor de toetsen is zeer onregelmatig, waardoor voor de peildata stuwmeren ontstaan. Extern onderzoek heeft aangetoond, dat er een tekort is aan docenten (1 à 2). De RTGP-resultaten zijn nog niet in de managementrapportage van de DOD opgenomen. Er wordt wel gerapporteerd aan de korpschef en ook tussentijds aan de districtschefs, maar managementgesprekken met betrekking tot de RTGP worden niet gehouden. De leidinggevenden worden niet direct geïnformeerd over de resultaten van de toetsen (na afloop van een cyclus van 3 maanden), maar uit de steekproeven in de twee districten bleek dat de niet-gecertificeerde toetsplichtigen (behoudens één uitzondering) wel bekend waren. Vuurwapens werden daarbij ingenomen door de chef, fysiek of door inname van de sleutel van de individuele wapenkluis. Zowel de RTGP als het wapenbeheer zijn aan de hand van plannen en uitvoeringsregelingen beleidsmatig ingevuld; een beleidsvoorstel over de koppeling van functie en dienstvuurwapen is nog niet vastgesteld. De sturing op de daadwerkelijke uitvoering van de RTGP zal verbeterd kunnen worden met de voorgenomen invoering van OIS (inclusief wapenmodule; 2004), dat op informatief gebied meer mogelijkheden biedt dan de huidige registratiesystemen.
45
Korps: Regiopolitie Twente UIT VOERING REGELING TOETSING GEWELDSBEHEERSING POLITIE
21 augustus en 21 oktober 2003
O N T VA N G E N D O C U M E N T E N • Procedurebeschrijving vuurwapenbeheer • Procedurebeschrijving beheer pepperspray
BEVINDINGEN 1 Zijn er niet-gecertificeerde politieambtenaren in het korps, die per 1 juli 2003 bewapend
dienst doen in het publieke domein? Ja; bij een steekproef in 4 teams is gebleken dat niet-gecertificeerden bewapend dienst hebben gedaan in het publieke domein. 2 Is het proces van aanschaffing tot afstoting van (dienst)vuurwapens vastgelegd en
geïmplementeerd? Ja 3 Zijn de gehanteerde registratiesystemen betrouwbaar?
Ja, met uitzondering van enige onvolkomenheden als gevolg van versieverschillen van OIS. De registratie van het centrale wapenbeheer was in orde.
Cijfermatig Doelgroep toetsplichtige vuurwapendragenden Aantal niet-gecertificeerde medewerkers SV Aantal niet-gecertificeerde medewerkers GB Totaal niet-gecertificeerden
Aantal 812 76 15 91
Percentage 9% 2% 11%
NB: de definitie toetsplichtige vuurwapendragende medewerker is overeenkomstig PolBis. Dus inclusief zieke medewerkers en medewerkers die gedetacheerd zijn. Dit in tegenstelling tot de definitie van deze doelgroep in het vorig onderzoek ‘Schietvaardigheid op de korrel’.
46
De plaatsvervangend korpschef is portefeuillehouder IBT. Er is geen portefeuille voor wapenbeheer. IBT krijgt aandacht in de reguliere managementrapportages. De IBTaccomodatie (centraal in Almelo gesitueerd) voldoet als de cursisten zich aan de planning zouden houden; nu dit echter niet het geval is, knelt het enigszins. Het proces van wapenbeheer is weliswaar beschreven in een procedurebeschrijving, maar ten aanzien van het innemen van het dienstwapen en het opbergen ervan, wordt niet systematisch conform de procedure gehandeld. De gebruikte informatiesystemen ten behoeve van IBT en RTGP bevatten over het algemeen betrouwbare gegevens en degene die het systeem gebruikt (invoer gegevens en maken uitdraaien) is voldoende vaardig. Het belang van IBT en de halfjaarlijkse toets worden niet korpsbreed onderschreven. Oudere politiefunctionarissen en rechercheurs zijn minder enthousiast. Bovendien wordt hier en daar in het korps het argument gehoord dat de tijd die wordt besteed aan IBT ten koste gaat van ‘blauw op straat’. Wanneer een toetsplichtige op de peildatum niet is gecertificeerd, ontvangt de betrokkene een brief van de korpschef met de opdracht het wapen in te leveren. In de praktijk wordt het wapen echter vaak niet ingenomen, waarbij districtschefs en teamchefs/ afdelingshoofden aangeven dat ‘het de eigen verantwoordelijkheid van de diender is’. In juli en augustus worden veel (“reparatie”) toetsen afgenomen bij agenten, die op 1 juli niet-gecertifeerd zijn geraakt. Als wapens worden ingenomen, worden die zelden in de districtskluis of de regiokluis opgeborgen. Het is gebruikelijk om het wapen in de persoonlijke kluis op te bergen. In dat geval heeft de betrokkene nog steeds direct toegang tot het wapen en is van feitelijke inname geen sprake. Bij de controle door de Inspectie van een van de kluizen bleek uit de administratie dat eerder op die dag een drietal wapens was ingeleverd. Op de dag van het inspectiebezoek gaf een teamchef met veel ongecertificeerden, opdracht om de wapens onmiddellijk in te leveren. Deze personen mochten geen dienst meer te doen in het primaire proces en werden verplicht binnen een week de toets schietvaardigheid af te leggen. Bij de controle op de inzet van niet-gecertificeerden bleek dat vooral oudere medewerkers werden ingezet als ‘senior van dienst’, een bureaufunctie.
47
Korps: Regiopolitie Noord- en Oost-Gelderland UIT VOERING REGELING TOETSING GEWELDSBEHEERSING POLITIE
12 en 18 augustus 2003 en 10 november 2003
O N T VA N G E N D O C U M E N T E N • Procedurebeschrijving registratie en beheer geweldsmiddelen. • Notitie registratie resultaten beroepsvaardigheden en beheer geweldsmiddelen.
BEVINDINGEN 1 Zijn er niet-gecertificeerde politieambtenaren in het korps, die per 1 juli 2003 bewapend
dienst doen in het publieke domein? Ja, uit de steekproef bij het district Apeldoorn is dat gebleken. 2 Is het proces van aanschaffing tot afstoting van (dienst)vuurwapens vastgelegd en
geïmplementeerd? Het proces was nog niet vastgesteld. In de praktijk wordt al wel volgens het concept gewerkt. 3 Zijn de gehanteerde registratiesystemen betrouwbaar?
De registratiesystemen met betrekking tot het wapenbeheer zijn betrouwbaar. De registratiesystemen ten aanzien van de RTGP zijn (nog) niet betrouwbaar. Het bevat vervuilde bestanden en het is niet actueel. Koppeling met PolBis moet nog handmatig geschieden. Het korps heeft klachten over de huidige versie OIS. Cijfermatig Doelgroep toetsplichtige vuurwapendragenden Aantal niet-gecertificeerde medewerkers SV Aantal niet-gecertificeerde medewerkers GB Totaal niet-gecertificeerden
Aantal 862 71 - 80 40*** 111 - 120
Percentage 8 - 9% 5***% 13 - 14%
NB: de definitie toetsplichtige vuurwapendragende medewerker is overeenkomstig PolBis. Dus inclusief zieke medewerkers en medewerkers die gedetacheerd zijn. Dit in tegenstelling tot de definitie van deze doelgroep in het vorig onderzoek ‘Schietvaardigheid op de korrel’. *** Geen regionale cijfers beschikbaar; het betreft een minimumaantal, dat in werkelijkheid (veel) hoger kan zijn.
48
De plaatsvervangend korpschef is portefeuillehouder. IBT is centraal georganiseerd. De opkomst en de resultaten van RTGP zijn onderdeel van de managementrapportage. Deze heeft een frequentie van 3 keer per jaar. Tevens worden 3 keer per jaar managementgesprekken gevoerd (korpsleiding - districtschefs en divisiechef). Ook is er een maandelijkse rapportage (dashboardfunctie) onder andere m.b.t. de cijfers RTGP. Deze wordt besproken tussen de directeur politie (plaatsvervangend korpschef) en de genoemde chefs. Elke week krijgt de planner een overzicht met betrekking tot de opkomst en het resultaat van de RTGP. Het korps heeft (nog) geen vastgesteld beleid m.b.t. executieven die voor een adequate uitoefening van hun functies een (vuur)wapen nodig hebben. Het korps is niet tevreden over de OIS-versie ten aanzien van de RTGP registratie. Het systeem bevat nog te veel kinderziektes. Er is een projectteam opgericht om het systeem en het gegevensbeheer voor 1 januari 2004 in orde te hebben. De registratie van het wapenbeheer in OIS is betrouwbaar. De wapens van de medewerkers worden in individuele wapenkluisjes in het politiebureau opgeborgen. In het district Apeldoorn werden de wapens of de sleutels van de individuele wapenkluisjes van de niet-gecertificeerde medewerkers niet consequent ingenomen, dit in tegenstelling tot het district noord west Veluwe. In dit district vond een sterke sturing van de chefs op de inname van de wapens en de inzet van de niet-gecertificeerde medewerkers in de dienstuitvoering plaats. Opmerkelijk is dat het opleidingsinstituut van de LSOP (IBP-Lochem) geen RTGPgegevens doorgeeft over de geslaagde politiemedewerkers. Het korps registreert deze medewerkers dan als niet-gecertificeerd. Dit leidt tot verwarring bij de betrokken medewerkers en chefs.
49
Korps: Regiopolitie Gelderland Midden UIT VOERING REGELING TOETSING GEWELDSBEHEERSING POLITIE
6 en 14 november 2003
• • • •
O N T VA N G E N D O C U M E N T E N Procesbeschrijving, -opdracht en -plan IBT Interregionaal project IBT Aanschrijving inlevering vuurwapen Inventarisatie bijzonder groepen
BEVINDINGEN 1 Zijn er niet-gecertificeerde politieambtenaren in het korps, die per 1 juli 2003 bewapend
dienst doen in het publieke domein? Ja. Bij de steekproef in het korps is geconstateerd dat niet-gecertificeerde toetsplichtigen in ieder geval tot 11 juli 2003 zonder beperkingen zijn ingezet in het publieke domein. 2 Is het proces van aanschaffing tot afstoting van (dienst)vuurwapens vastgelegd en
geïmplementeerd? Neen. Er is geen centraal wapenbeheer. Het wapenbeheer is wel opgenomen in het projectplan IBT. 3 Zijn de gehanteerde registratiesystemen betrouwbaar?
Het OIS is gekoppeld aan Beaufort en niet up-to-date, omdat mutaties (op basis van besluiten) een lange doorlooptijd hebben voordat deze in Beaufort verwerkt zijn. Het korps moet veel handmatige correcties uitvoeren en onderkent de problemen met betrekking tot de tijdigheid en betrouwbaarheid van de informatie. Het wapenbeheer wordt decentraal op verschillende locaties (districten) geregistreerd. Het onderzochte systeem in één van de districten leverde het beeld op van een betrouwbare registratie. Cijfermatig Doelgroep toetsplichtige vuurwapendragenden Aantal niet-gecertificeerde medewerkers SV Aantal niet-gecertificeerde medewerkers GB Totaal niet-gecertificeerden
Aantal 959 223 27 250
Percentage 23% 3% 26%
NB: de definitie toetsplichtige vuurwapendragende medewerker is overeenkomstig PolBis. Dus inclusief zieke medewerkers en medewerkers die gedetacheerd zijn. Dit in tegenstelling tot de definitie van deze doelgroep in het vorige onderzoek ‘Schietvaardigheid op de korrel’.
50
Het korps heeft op IBT-gebied een interregionaal samenwerkingsverband met het regiokorps Gelderland-Zuid en de Koninklijke marechaussee. Er is een gemeenschappelijk IBT-centrum in Elst onder leiding van een bestuur, dat bestaat uit een lid van de korpsleiding van Gelderland-Midden, van Gelderland-Zuid en iemand van de Koninklijke marechaussee, ondersteund door het Hoofd IBT en Hoofd P&O van het beheerskorps, Gelderland-Zuid. Een begeleidingscommissie richt zich op de kwaliteit van het onderwijs. De RTGP-resultaten zijn niet opgenomen in de managementrapportages. Het onderwerp komt wel aan bod in managementgesprekken tussen de korpschef en de districtschefs. Een directe schriftelijke actie van de korpschef op 10 juli 2003 heeft geleid tot maatregelen in de districten tegen niet-gecertificeerde toetsplichtigen. Inname van vuurwapens werd op verschillende wijzen uitgevoerd (inname sleutel van individuele kluis of fysieke inname). Het korps heeft geen uitgekristalliseerd beleid ten aanzien van het dragen van het dienstvuurwapen in relatie tot de functie. De portefeuillehouder IBT huldigt de opvatting dat het accent bij de uitvoering van de RTGP niet ligt bij de beschrijving van werkprocessen (verwijst terzake naar de RTGP). Het gaat om de verantwoordelijkheid voor de uitvoering (lijnchefs en betrokkenen zelf). Deze worden overigens alleen op de peildata geïnformeerd over de stand van certificering. De accentuering van decentrale verantwoordelijkheid komt ook terug bij het wapenbeheer (georganiseerd op districtsniveau met niet-gekoppelde systemen). De steekproef op het wapenbeheer in één van de districten leverde een betrouwbaar beeld op; de borging van het beheer is kwetsbaar doordat er slechts één beheerder is. De toepassing van de registratiesystemen voor de uitvoering van de RTGP levert problemen op doordat de interface tussen OIS en Beaufort niet altijd goed werkt. De uitwisseling van informatie met het LSOP over de certificering van toetsplichtigen loopt niet goed. De nadruk op decentrale verantwoordelijkheden (geen informatie in managementrapportages, accent bij lijnchefs, wapenbeheer) heeft een nadelige invloed op een evenwichtige sturing op de korpsbrede uniforme uitvoering van de RTGP.
51
Korps: Regiopolitie Gelderland Zuid UIT VOERING REGELING TOETSING GEWELDSBEHEERSING POLITIE
16 september en 6 november 2003
• • • • •
O N T VA N G E N D O C U M E N T E N Uitvoeringsregeling RTGP Interregionaal project IBT AO procedure toetsing geweldsbeheersing AO Wapenprocedure WP5 Functieoverzicht vuurwapendragenden 2003
BEVINDINGEN 1 Zijn er niet-gecertificeerde politieambtenaren in het korps, die per 1 juli 2003 bewapend dienst doen in het publieke domein? Ja. In opdracht van de korpschef zijn de consequenties voor de dienstuitvoering van het niet-gecertificeerd voor medewerkers van het District Stad Nijmegen opgeschort tot na 25 juli 2003. 2 Is het proces van aanschaffing tot afstoting van (dienst)vuurwapens vastgelegd en
geïmplementeerd? De AO wapenprocedure Walther P5 is in mei 2003 vastgesteld. Bovendien is er een portefeuillehouder wapenbeheer. 3 Zijn de gehanteerde registratiesystemen betrouwbaar?
De registratie in OIS vertoonde nog veel onvolkomenheden en was ten tijde van het onderzoek niet betrouwbaar. Het korps was naarstig aan de slag om met een nieuwe versie van OIS de registratie op orde te krijgen. Het registratiesysteem voor de dienstvuurwapens is betrouwbaar Cijfermatig10 Doelgroep toetsplichtige vuurwapendragenden Aantal niet-gecertificeerde medewerkers SV Aantal niet-gecertificeerde medewerkers GB Totaal niet-gecertificeerden
Aantal 865 - 900 160 105 265
Percentage ±+_19% 12% 31%
NB: de definitie toetsplichtige vuurwapendragende medewerker is overeenkomstig PolBis. Dus inclusief zieke medewerkers en medewerkers die gedetacheerd zijn. Dit in tegenstelling tot de definitie van deze doelgroep in het vorige onderzoek ‘Schietvaardigheid op de korrel’. 10
Gelderland zuid heeft, in verband met de Nijmeegse 4-daagse, een “eigen” peildatum gehanteerd van 25 juli. Op 1 juli was het percentage niet-gecertificeerden ruim 40%; het percentage van 31, zoals dat in de tabel staat, geeft de situatie op 25 juli weer.
52
Het korps heeft op IBT-gebied een interregionaal samenwerkingsverband met het regiokorps Gelderland-Midden en de Koninklijke marechaussee. Er is een gemeenschappelijk IBT-centrum in Elst onder leiding van een bestuur, dat bestaat uit een lid van de korpsleiding van Gelderland-Midden, van Gelderland-Zuid en iemand van de Koninklijke marechaussee, ondersteund door het Hoofd IBT en Hoofd P&O van het beheerskorps, Gelderland-Zuid. Een begeleidingscommissie richt zich op de kwaliteit van het onderwijs. De korpsleiding bespreekt de RTGP-resultaten aan de hand van 4-maraps met de districten. Hoofd P&O brengt als portefeuillehouder IBT het onderwerp maandelijks in het RMT. Alle functies binnen het korps zijn gecategoriseerd (executief/administratief) en ingedeeld naar al of niet vuurwapendragend. De aansluiting tussen Beaufort/wapendragende en OIS is nog niet afgestemd; het komt voor dat personen voor de SV-toets opkomen, maar nog niet in OIS voorkomen. Medewerkers die van de politieopleiding komen krijgen geen RTGP-historie mee van het LSOP, waardoor ze – ten onrechte – als niet-gecertificeerd geboekt kunnen staan. Beaufort en OIS (inclusief de wapenmodule) zijn gekoppeld. Het korps kampt met de problematiek van de ‘inhaaltoets’ (gevolg van systeemprogramma OIS). De planning door IBT is nog niet decentraal te raadplegen. De terugkoppeling van de RTGP-resultaten aan districten vindt maandelijks plaats. De verantwoordelijkheid voor de inhaaltoetsen ligt bij betrokkenen zelf. De lijnchefs zijn verantwoordelijk voor de inname van het vuurwapen (na een signaal van IBT). Het administratieve en fysieke wapenbeheer zijn gescheiden functies. Ten aanzien van invoer en controle is dit niet het geval. Bij de invoer van de wapens in het systeem hebben zich conversieproblemen voorgedaan, waardoor een uitdraai ‘op voorraad’ (nog) niet mogelijk was. De steekproef scoorde in positieve zin 100%.
53
Korps: Haaglanden UIT VOERING REGELING TOETSING GEWELDSBEHEERSING POLITIE
15 september 2003
• • • • •
O N T VA N G E N D O C U M E N T E N processen verbaal vermissing wapens, regeling dienstwapen en munitie (dragen bewaren), format managementrapportage (incl. IBT resultaatgebied), administratief proces IBT m.b.t. RTGP kwalificaties, proces eerste RTGP kwalificatie en afgifte geweldsmiddel.
BEVINDINGEN 1 Zijn er niet-gecertificeerde politieambtenaren in het korps, die per 1 juli 2003 bewapend
dienst doen in het publieke domein? Ja, uit de steekproef bij bureau Zoetermeer en bureau Zuidwest is dat gebleken. 2 Is het proces van aanschaffing tot afstoting van (dienst)vuurwapens vastgelegd en
geïmplementeerd? Nog niet. Er zijn wel een procedurebeschrijving en AO in concept, waarnaar wordt gehandeld. 3 Zijn de gehanteerde registratiesystemen betrouwbaar?
De registratie met betrekking tot het beheer van de dienstvuurwapens is betrouwbaar. De registratie ten aanzien van de uitvoering van de RTGP in SAP is nog niet volledig betrouwbaar. Bestanden zijn vervuild met o.a. niet toetsplichtigen en het aantal nietgecertificeerden is mogelijk (veel) hoger dan uit het registratiesysteem blijkt. Cijfermatig Doelgroep toetsplichtige vuurwapendragenden Aantal niet-gecertificeerde medewerkers SV Aantal niet-gecertificeerde medewerkers GB Totaal niet-gecertificeerden
Aantal 2999 230 60 290
Percentage 8% 2% 10***%
NB: de definitie toetsplichtige vuurwapendragende medewerker is overeenkomstig PolBis. Dus inclusief zieke medewerkers en medewerkers die gedetacheerd zijn. Dit in tegenstelling tot de definitie van deze doelgroep in het vorig onderzoek ‘Schietvaardigheid op de korrel’. *** Dit cijfer is niet volledig betrouwbaar; het is een minimumaantal en kan in werkelijkheid (veel) hoger zijn.
54
De directeur HRM, directielid van het korps, is portefeuillehouder en procesverantwoordelijk. Chef bureau IBT is inhoudelijk verantwoordelijk. Het gehele proces m.b.t. de uitvoering en de registratie van RTGP is naar aanleiding van de vorige rapportage van IOOV doorgelicht en in een verbeterplan vervat. De implementatie hiervan moet voor 1 januari 2004 gerealiseerd zijn. Iedere maand hebben de directeuren een managementgesprek met hun bureauchefs. De resultaten van de toetsen m.b.t. de RTGP maken hiervan deel uit. Ook heeft de korpschef met de directeuren managementgesprekken en is het resultaatgebied RTGP/IBT hier een onderdeel van. In principe beschikt elke executieve medewerker over een wapen. Wel kent het korps uitzonderingen of ontheffing op aanvraag, als het wapen niet noodzakelijk is voor een goede vervulling van de taak. De registratie van deze uitzondering en ontheffingen in SAP is ernstig vervuild. Het korps legt beleidsmatig de nadruk meer de integraliteit van IBT (houding en vaardigheid) dan (wat men omschrijft als) het ‘kunstje’ van de RTGP. Er worden ook trainingen gegeven voor specifieke groepen, zoals hondengeleiders en motorrijders. Er is een discrepantie tussen het korpsmanagement en de uitvoerende leidinggevenden over de rapportage m.b.t de RTGP. De bureauchefs beschikken niet elke maand over een overzicht ten aanzien van de resultaten van de RTGP, waardoor niet (tijdig) op grond van actuele gegevens, met name met betrekking tot de niet-gecertificeerden adequate maatregelen (zoals correctie van de gegevens, inzet van de dienst en inname wapens) kunnen worden getroffen. Overigens bleken deze maatregelen volgens de dienstplanning cq de dienstroosters niet daadwerkelijk getroffen te worden. De registratie in SAP van de resultaten van de toetsen RTGP is niet volledig betrouwbaar. Bij de steekproef van 58 medewerkers op de lijst van gecertificeerden bleek dat 3 medewerkers ten onrechte als gecertificeerd geregistreerd (5%). Het aantal niet-gecertificeerde medewerkers is mogelijk (veel) groter. Het SAP-systeem functioneert nog niet voldoende als integraal systeem. Uit het onderzoek is tevens gebleken dat chefs soms veronderstellen dat niet-gecertificeerde medewerkers wel gecertificeerd zijn. Het betreft hier doorgaans een misverstand over de geldigheidstermijn van een inhaaltoets. Deze geldt namelijk nog voor de lopende periode, niet voor de aankomende periode. De wapens of de sleutels van de individuele wapenkluisjes worden niet consequent ingenomen. De tijdelijke inname wordt nauwelijks geregistreerd. Het wapenbeheer is op orde en de registratie hiervan is betrouwbaar. Er wordt gehandeld volgens een nog niet vastgestelde procedure met betrekking tot wapens en munitie.
55
Korps: Hollands Midden UIT VOERING REGELING TOETSING GEWELDSBEHEERSING POLITIE
23 september 2003 en 5 februari 2004
• • • •
O N T VA N G E N D O C U M E N T E N Trainingshandleiding IBT Handleiding dienstwapenbeheer Verantwoordingsrapportage Stroomschema wapenproces
BEVINDINGEN 1 Zijn er niet-gecertificeerde politieambtenaren in het korps, die per 1 juli 2003 bewapend
dienst doen in het publieke domein? Uit de steekproeven is dat niet gebleken. 2 Is het proces van aanschaffing tot afstoting van (dienst)vuurwapens vastgelegd en
geïmplementeerd? Ja, in handleiding dienstwapenbeheer, in 2002 bekendgemaakt. 3 Zijn de gehanteerde registratiesystemen betrouwbaar?
Het registratiesysteem m.b.t. het wapenbeheer is betrouwbaar. Het registratiesysteem m.b.t. de RTGP vertoonde een dusdanige onvolkomenheid dat de betrouwbaarheid niet beoordeeld kan worden. Het systeem kan niet met terugwerkende kracht vanaf 1 juli de gegevens van gecertificeerde medewerkers en dus ook de nietgecertificeerde medewerkers op een bepaalde datum genereren. Korps werkte nog met MS-Excel. Hierdoor is er ook geen oordeel over de cijfers, zoals omvang doelgroep toetsplichtigen en het aantal niet-gecertificeerden, te geven.
Cijfermatig Doelgroep toetsplichtige vuurwapendragenden Aantal niet-gecertificeerde medewerkers SV Aantal niet-gecertificeerde medewerkers GB Totaal niet-gecertificeerden
Aantal ---------------------------------
Percentage
NB: de definitie toetsplichtige vuurwapendragende medewerker is overeenkomstig PolBis. Dus inclusief zieke medewerkers en medewerkers die gedetacheerd zijn. Dit in tegenstelling tot de definitie van deze doelgroep in het vorige onderzoek ‘Schietvaardigheid op de korrel’..
56
Hoofd P & O is portefeuillehouder IBT en maakt deel uit van het korpsmanagement. De resutaatgebieden van de RTGP, zoals opkomst en resultaten van de toetsen zijn opgenomen in de beleidscyclus. Het korps kent 4 maandelijkse managementrapportages en managementgesprekken. De RTGP is dan ook een resultaatgebied dat in het managementgesprek tussen de districtschef en de korpsleiding aan de orde komt. Daarnaast worden elke maand de resultaten van de RGTP in de korpsleiding en het RMT besproken. Ook is er een bedrijfsvoeringsoverleg (BVO) bestaande uit een korpsleidingslid (directeur bedrijfsvoering), hoofd P&O, hoofd FEZ en hoofd Facilitaireondersteuning, waarin wekelijks de vinger aan de pols wordt gehouden. De RTGP heeft de aandacht van het korpsmanagement. De IBT-adviseurs maken elke maand een overzicht van de RTGP voor hun eigen district. Zij nemen de resultaten door met de districtsleiding en teamchefs. Ook de planning van medewerkers uit districten m.b.t RTGP gaat via de IBT-adviseur. De IBT-adviseur is de linking pin tussen de IBT afdeling en de districten. Het wapenbeheer is centraal georganiseerd en de registratie hiervan is betrouwbaar. Het beheer is vastgelegd in een handleiding dienstwapenbeheer. Elke drie maanden wordt de wapenvoorraad wapen voor wapen gecontroleerd. Medewerkers mogen het dienstvuurwapen mee naar huis nemen, zonder dat er voorzieningen zijn vereist omtrent het in huis bergen en bewaren van het wapen. Van de niet-gecertificeerde medewerker dient het wapen te worden ingenomen. Overigens bleek uit de steekproef dat dit niet in alle gevallen consequent gebeurde. Wel werden de diensten zodanig aangepast dat de niet-gecertificeerde medewerkers geen dienst meer deden in het publieke domein. De lijst van niet-gecertificeerden was niet volledig betrouwbaar, sommige medewerkers waren wel gecertificeerd of niet meer toetsplichtig. Het korps vraagt aandacht voor de volgende aspecten; • de wapenbehandeling en de schietwaardigheid van de aspiranten van het nieuwe politieonderwijs is onvoldoende, • het aanbod van de LSOP/PIOG voor de opleiding van IBT/ vuurwapendocent is onvoldoende, • het IBP/LSOP te Den Haag geeft onvoldoende informatie over de aspiranten door aan het korps.
57
Korps: Regiopolitie Brabant-Noord UIT VOERING REGELING TOETSING GEWELDSBEHEERSING POLITIE
4 september en 24 november 2003
O N T VA N G E N D O C U M E N T E N • Beschrijving AO wapenbeheer • Jaarplan IBT 2003
BEVINDINGEN 1 Zijn er niet-gecertificeerde politieambtenaren in het korps, die per 1 juli 2003 bewapend
dienst doen in het publieke domein? Ja, bij een steekproef in twee teams is gebleken dat in het team Oss niet-gecertificeerden bewapend dienst hebben gedaan in het publieke domein. 2 Is het proces van aanschaffing tot afstoting van (dienst)vuurwapens vastgelegd en
geïmplementeerd? Neen 3 Zijn de gehanteerde registratiesystemen betrouwbaar?
De opgenomen gegevens zijn in redelijke mate correct; de registratie is echter niet op een eenduidige en eenvoudige manier te raadplegen waardoor de bruikbaarheid voor management- en beleidsinformatie zeer beperkt wordt. Cijfermatig Doelgroep toetsplichtige vuurwapendragenden Aantal niet-gecertificeerde medewerkers SV Aantal niet-gecertificeerde medewerkers GB Totaal niet-gecertificeerden
Aantal 862 71 27 98
Percentage 8% 3% 11%
NB: de definitie toetsplichtige vuurwapendragende medewerker is overeenkomstig PolBis. Dus inclusief zieke medewerkers en medewerkers die gedetacheerd zijn. Dit in tegenstelling tot de definitie van deze doelgroep in het vorig onderzoek ‘Schietvaardigheid op de korrel’.
58
Een van de districtschefs is portefeuillehouder IBT en treedt als zodanig op als linking pin tussen IBT-ers en het lijnmanagement. IBT-resultaten zijn onderdeel van de managementcontracten en komen aan de orde in resultaatgesprekken. Naar aanleiding van het vorige Inspectie OOV-rapport over schietvaardigheid heeft het korps initiatieven genomen om de inname (en teruggave) van wapens, en de inzet van niet-gecertificeerden beter te registreren. De IBT-afdeling levert een integrale, op de praktijk gerichte training; de planning is goed doordacht. Er is geen interface tussen Beaufort en OIS. OIS is niet decentraal door de districten en teams in te zien. Signalering van trainings- en toetsachterstanden gebeurt door de IBT-coördinator. Kort na de peildatum ontvangen lijnchefs een overzicht van niet-gecertificeerden ter controle en verificatie. Kort daarna ontvangen de lijnchefs een brief van de korpsleiding over de wapens die moeten worden ingenomen. Er vindt niet-systematische controle plaats (door de districtschefs) op het daadwerkelijk innemen van de wapens. Er is geen centrale registratie van de inname van wapens. Ook is door het grote aantal registraties (centraal, decentraal, schietbaan) niet steeds zichtbaar waar een wapen zich bevindt. De registratie van de centraal bewaarde wapens is goed; overdracht van decentraal ingenomen wapens naar de centrale kluis levert registratieve onvolkomenheden op. Brabant Noord gebruikt het Docent Onafhankelijk Schiet Systeem (DOSS) en is hierover tevreden.
59
Korps: Brabant Zuid Oost UIT VOERING REGELING TOETSING GEWELDSBEHEERSING POLITIE
18 september 2003 en 27 november 2003
O N T VA N G E N D O C U M E N T E N • protocol vaardigheidstoets aanhouding en zelfverdediging, • functielijst geweldsmiddelen, • onderwijs- en jaarwerkplan IBT 2003.
BEVINDINGEN 1 Zijn er niet-gecertificeerde politieambtenaren in het korps, die per 1 juli 2003 bewapend dienst doen in het publieke domein? Ja, uit de steekproeven in de afdelingen Strijp en de Kempen is gebleken dat nietgecertificeerde medewerkers bewapend dienst hebben gedaan in het publieke domein. 2 Is het proces van aanschaffing tot afstoting van (dienst)vuurwapens vastgelegd en
geïmplementeerd? Neen, wel onderkent het korps de behoefte hieraan. 3 Zijn de gehanteerde registratiesystemen betrouwbaar?
Het wapenregistratiesysteem is betrouwbaar. De registratie m.b.t. de RTGP in OIS is niet volledig betrouwbaar. Tijdens het onderzoek werden nog verschillende onvolkomenheden aangetroffen (bestand niet actueel, systeemfout, mutatiefouten).
Cijfermatig Doelgroep toetsplichtige vuurwapendragenden Aantal niet-gecertificeerde medewerkers SV Aantal niet-gecertificeerde medewerkers GB Totaal niet-gecertificeerden
Aantal 1190 180 97 277
Percentage 15% 8% 23%
NB: de definitie toetsplichtige vuurwapendragende medewerker is overeenkomstig PolBis. Dus inclusief zieke medewerkers en medewerkers die gedetacheerd zijn. Dit in tegenstelling tot de definitie van deze doelgroep in het vorig onderzoek ‘Schietvaardigheid op de korrel’.
60
De portefeuillehouder RTGP/IBT is gekoppeld aan de functie van plv. afdelingschef. Dit geeft spanning in de tijdsbesteding van de functie afdelingschef en het zijn van portefeuillehouder. Het korps beschikt over een interregionaal IBT centrum in Helmond samen met Limburg Noord. Sinds 1 juli 2003 krijgt de korpschef elke maand een overzicht m.b.t. de resultaten van de RTGP (slagingspercentages, aantallen niet-gecertificeerden). Elke maand krijgt de afdelingschef een overzicht (op individueel niveau) en om de drie maanden krijgt de afdelingschef een uitgebreid overzicht. Ondanks de overzichten, bleek uit de steekproeven dat nog veel medewerkers nietgecertificeerd waren en een aantal van hen bewapend dienst deed in het publieke domein. De directe leidinggevenden sturen onvoldoende om te voorkomen dat deze medewerkers bewapend op straat komen en onvoldoende op de planning voor een tijdige opkomst en toetsing. Er is een grote kloof tussen datgeen wat het korpsmanagement wil en datgeen wat door de operationele leidinggevenden wordt uitgevoerd. In principe werden de wapens van de niet-gecertificeerden niet ingenomen. De betreffende medewerkers kregen een brief dat het (vuur)wapen geacht werd ingenomen te zijn. Deze brief is op of omstreeks 29 augustus 2003 verzonden door de districtschefs, dit was bijna twee maanden na de peildatum. Het proces van verwerving tot en met de afstoting van (vuur)wapens is niet beschreven. Het wapenbeheer wordt uitgevoerd door één persoon en is daardoor zeer kwetsbaar (continuïteit en borging). Overigens is de wapenregistratie betrouwbaar. Het korps heeft zelf onvoldoende accommodatie voor de training en toetsing AZvaardigheden en de training van de F.M.V. De locaties worden zoveel mogelijk gehuurd. Dit levert problemen op.
61
Korps: Limburg-Noord UIT VOERING REGELING TOETSING GEWELDSBEHEERSING POLITIE
22 september en 1 december 2003
O N T VA N G E N D O C U M E N T E N • Uitvoeringsregeling RTGP • Uitvoeringsregeling dragen, onderhoud en bewaren van dienstwapens en handboeien • Onderwijs en jaarwerkplan 2003, IBT • Schietprogramma IBT blok 3 2003 • Lesvoorbereidingsformulier • Protocol toets schietvaardigheid pistool • Protocol vaardigheidstoets aanhouding en zelfverdediging • Aanschrijving niet-gecertificeerden.
BEVINDINGEN 1 Zijn er niet-gecertificeerde politieambtenaren in het korps, die per 1 juli 2003 bewapend
dienst doen in het publieke domein? Bij de steekproef in één van de twee afdelingen is geconstateerd, dat dit heeft plaatsgevonden. 2 Is het proces van aanschaffing tot afstoting van (dienst)vuurwapens vastgelegd en
geïmplementeerd? Het beheer van de wapens is geregeld, maar er is geen AO voor de inname van wapens. 3 Zijn de gehanteerde registratiesystemen betrouwbaar?
Ja. Dit betreft de wapenmodule in OIS. Op het invoeren van de RTGP-resultaten in OIS wordt geen controle uitgevoerd. Cijfermatig Doelgroep toetsplichtige vuurwapendragenden Aantal niet-gecertificeerde medewerkers SV Aantal niet-gecertificeerde medewerkers GB Totaal niet-gecertificeerden
Aantal 753 68 23 91
Percentage 9% 3% 12%
NB: de definitie toetsplichtige vuurwapendragende medewerker is overeenkomstig PolBis. Dus inclusief zieke medewerkers en medewerkers die gedetacheerd zijn. Dit in tegenstelling tot de definitie van deze doelgroep in het vorige onderzoek ‘Schietvaardigheid op de korrel’..
62
Het korps werkt op IBT-gebied samen met het regiokorps Brabant Zuidoost. Er is een IBT-commissie, die verantwoordelijk is voor de inhoud van het programma. In Helmond is een gemeenschappelijk IBT-centrum. Limburg-Noord is het beheerkorps. De Uitvoeringsregeling RTGP is vastgesteld door de Korpsbeheerder. Er zijn tevens functies beschreven in relatie tot de benodigde bewapening. De portefeuillehouder IBT (Chef P&O) stuurt de korpsonderdelen gericht aan op het volgen van de RTGP-toetsen. Hij rapporteert de resultaten periodiek in het Korpsmanagementteam en maandelijks aan de lijnchefs. De resultaten gaan twee dagen na de toets naar de planners in de districten. Verantwoordelijkheden voor planning en het volgen van de RTGP-toetsen liggen bij de afdelingschef; OIS is decentraal door de planners te raadplegen op de status ten aanzien van certificering. Maatregelen tegen niet-gecertificeerde (geen toets schietvaardigheid en geweldsbeheersing) en ‘beperkt inzetbare’ toetsplichtigen (geen toets schietvaardigheid) worden genomen door de districtschef (brief met aanzegging dat hij/zij het wapen niet mag gebruiken; betreft een ‘papieren’ inname, want het wapen blijft in de kluis van betrokkene). De chef basiseenheid is verantwoordelijk voor aangepaste inzet in de dienst. De portefeuillehouder attendeert de districtschefs als hij geen afschrift van de brief met aanzegging heeft ontvangen. Het is niet duidelijk door wie er verder daadwerkelijke controle op naleving wordt uitgevoerd. Als men na een half jaar nog niet-gecertificeerd is, wordt het dienstvuurwapen fysiek ingenomen. Toetsplichtigen die van de opleiding komen, blijven als niet-gecertificeerd aangemerkt, als hun certificering van de opleiding niet werd ingevoerd. Het korps kent een hoog percentage toetsplichtigen (30%) dat niet komt opdagen voor de reguliere IBT-dagen en alleen voor de toets opkomt (en dus niet voldoen aan de 32-uren eis). Het slagingspercentage van degenen die opkomen is wel hoog. Het wapenbeheer (centrale voorraad en registratie in de wapenmodule) is goed op orde; het valt niet onder dezelfde portefeuille als IBT. Het IBT-centrum is niet ingericht op inname van dienstvuurwapens; ingenomen wapens blijven in de kluis van betrokkenen, omdat er geen districtskluizen zijn en vanwege de uitgestrektheid van de regio (afstand woonplaats-kluis-IBT-centrum).
63
Korps: Limburg-Zuid UIT VOERING REGELING TOETSING GEWELDSBEHEERSING POLITIE
29 september en 17 november 2003
O N T VA N G E N D O C U M E N T E N • Uitvoeringsregeling RTGP. • Procesmodel en stroomschema´s wapenbeheer. • Implementatie wapenbeheer.
BEVINDINGEN 1 Zijn er niet-gecertificeerde politieambtenaren in het korps, die per 1 juli 2003 bewapend dienst doen in het publieke domein? Ja, dit is gebleken uit de steekproef bij het team Brunssum. 2 Is het proces van aanschaffing tot afstoting van (dienst)vuurwapens vastgelegd en
geïmplementeerd? Neen, nog niet. Er zijn voorstellen om per 1 januari 2004 e.e.a. te implementeren. 3 Zijn de gehanteerde registratiesystemen betrouwbaar?
De registratie van het wapenbeheersysteem is betrouwbaar. Het registratiesysteem m.b.t. de uitvoering van de RTGP in OIS is nog niet volledig betrouwbaar. Bestanden zijn vervuild en niet actueel.
Cijfermatig Doelgroep toetsplichtige vuurwapendragenden Aantal niet-gecertificeerde medewerkers SV Aantal niet-gecertificeerde medewerkers GB Totaal niet-gecertificeerden
Aantal 1154 174 41 215
Percentage 15% 3% 18%
NB: de definitie toetsplichtige vuurwapendragende medewerker is overeenkomstig PolBis. Dus inclusief zieke medewerkers en medewerkers die gedetacheerd zijn. Dit in tegenstelling tot de definitie van deze doelgroep in het vorig onderzoek ‘Schietvaardigheid op de korrel’.
64
De regio heeft geen portefeuillehouder IBT. De uitvoering van de RTGP/IBT krijgt onvoldoende aandacht van de chefs. Met name de sturing op de opkomst van toetsplichtige medewerkers met betrekking tot de training en toetsing is onvoldoende. Er is geen gelijkmatige planning voor deelname aan IBT, waardoor er vlak voor de peildata (1 januari en 1 juli) stuwmeren ontstaan van medewerkers die nog getoetst moeten worden. De opkomst voor IBT en de resultaten van de toetsen van de toetsplichtigen is niet opgenomen in een managementrapportage. Wel zijn maandelijkse overzichtslijsten met betrekking tot de opkomst en de resultaten van medewerkers beschikbaar, welke naar de korpsleiding en het RMT worden verstuurd. Het is niet duidelijk of deze lijsten als managementinstrument gebruikt en gehanteerd worden als input voor een meer beleidsmatige sturing op de opkomst van toetsplichtigen. Er is geen beleid m.b.t. de functies waarvoor een (vuur)wapen gewenst of noodzakelijk is. Bij de steekproef op de niet-gecertificeerde medewerkers is gebleken dat in slechts 2 gevallen het wapen werd ingenomen. Het korps is met een verbeterslag bezig, zowel met het stellen van beleidskaders (proces van wapenbeheer en AO´s), als organisatorische aard (aangewezen beleidsmedewerkers in de districten die de voortgang van het verbeterproces controleren). De regio beschikt over een opvallend grote voorraad vuurwapens (rond 400 stuks).
65
Korps: Korps Landelijke Politiediensten UIT VOERING REGELING TOETSING GEWELDSBEHEERSING POLITIE
26 augustus, 13, 21 en 26 november 2003
• • • •
O N T VA N G E N D O C U M E N T E N Handboek IBT Plan van aanpak wapenbeheer en vervolgplan Stroomschema’s wapenbeheer Overeenkomst managementafspraken
BEVINDINGEN 1 Zijn er niet-gecertificeerde politieambtenaren in het korps, die per 1 juli 2003 bewapend
dienst doen in het publieke domein? Bij de twee steekproeven in de unit Hoofddorp (Dienst Verkeer) en de Dienst Koninklijke en Diplomatieke Beveiliging (Den Haag) is daarvan niet gebleken. 2 Is het proces van aanschaffing tot afstoting van (dienst)vuurwapens vastgelegd en
geïmplementeerd? Ja. Er is een handboek beschikbaar dat vanaf november 2002 is geïmplementeerd. Naar aanleiding van de bevindingen van de inspectie tijdens de eerste onderzoeksdag is een directief uitgegaan van de korpschef met een plan van aanpak voor verbetering van het wapenbeheer. 3 Zijn de gehanteerde registratiesystemen betrouwbaar?
De modules RTGP en wapenbeheer zijn in juni 2003 in SAP gevuld. Er zijn nog een aantal onvolkomenheden m.b.t. de RTGP aangetroffen (onjuiste gegevens zoals het niet meer in dienst zijn van personen en met betrekking tot detacheringen).
Cijfermatig Doelgroep toetsplichtige vuurwapendragenden Aantal niet-gecertificeerde medewerkers SV Aantal niet-gecertificeerde medewerkers GB Totaal niet-gecertificeerden
Aantal 1469 83 45 128
Percentage 6% 3% 9%
NB: de definitie toetsplichtige vuurwapendragende medewerker is overeenkomstig PolBis. Dus inclusief zieke medewerkers en medewerkers die gedetacheerd zijn. Dit in tegenstelling tot de definitie van deze doelgroep in het vorige onderzoek ‘Schietvaardigheid op de korrel’.
66
De landelijke structuur van het korps legt een extra claim op de organisatie en uitvoering van de IBT en de RTGP. Zo leveren de noodzakelijke veelheid van IBT-lokaties een probleem op (er wordt onderzoek gedaan naar samenwerking met regiokorpsen) en de administratie van de RTGP heeft te maken met het verspreid werken, het uitlenen en detacheren van medewerkers. Het management (de plaatsvervangend korpschef is portefeuillehouder voor IBT en wapenbeheer) heeft vanaf 2002 een pakket aan maatregelen getroffen om de uitvoering van de RTGP en het wapenbeheer op orde te krijgen, o.a. een Handboek IBT (inclusief wapenbeheer), automatisering van de RTGP-gegevens en de wapenmodule in SAP en een sterkere concerncontrol (er is recentelijk een interne audit gehouden op het wapenbeheer. Jaarlijks wordt de uitvoering van de RTGP en het wapenbeheer door de KLPD geaudit). De koppeling van functies met een dienstvuurwapen is in voorbereiding. De RTGP-resultaten worden maandelijks in de managementrapportage aan de korpschef/ RMT meegenomen. IBT/RTGP is onderdeel van het contractmanagement binnen het korps. De RTGP-resultaten, opkomst training en het wapenbeheer zijn in SAP decentraal toegankelijk en er vinden maandelijks tussenrapportages plaats. Het korps werkt met drie centrale wapenvoorraden in Driebergen, Den Haag en Amsterdam. Het wapenbeheer bleek bij de eerste inspectieopname niet op orde. Ondanks de directe maatregelen vanuit het management bleek bij een tweede inspectie in Driebergen en bij het onderzoek in Den Haag, dat de wapenregistratie weliswaar sterk verbeterd was, maar nog onvolkomenheden bevatte (foutieve invoer, wapen niet aangetroffen). Kenmerkend voor het wapenbeheer zijn de vele bewegingen in de administratie (inname/uitgifte) als gevolg van de bewapening van bijzondere tijdelijke eenheden en nieuwe onderdelen; het vuurwapen is niet ‘lifetime’ aan de persoon gebonden. Op de peildatum waren er 183 medewerkers werkzaam als politiesurveillant. De gegevens over de resultaten van de toets geweldsbeheersing waren niet ingevuld en konden daarom niet verder in het inspectieonderzoek betrokken worden.
67
Bijlage: Vragenlijst en antwoordformulier II
VRAGENLIJST TOEZICHT UIT VOERING RTGP
Gaarne de antwoordformulieren (Excel-bestanden) uiterlijk 14 dagen vóór het interview plaatsvindt, ingevuld terugmailen (
[email protected]) en in verband met de noodzakelijke ondertekening (door de korpschef of diens plaatsvervanger) een papieren versie retourneren naar onderstaand adres: Inspectie Openbare Orde en Veiligheid t.a.v. dhr. J.N. van Gool (JS433) Postbus 20011 2500 EA DEN HAAG Voor nadere informatie kunt u zich eveneens wenden tot Jeroen van Gool: telefoon 070 - 426 8784 Bij de vragen staat vermeld in welke kolom van de antwoordformulieren de antwoorden vermeld dienen te worden. Let op: er zijn drie vragenformulieren, te weten: 1 Geweldsbeheersing, (kolom 1 t/m 11) 2 Schietvaardigheid, (kolom 12 t/m 22 ) 3 Beperkte bewapening, kolom 23 t/m 31)
68
A. Ten aanzien van medewerkers uitgerust met een vuurwapen (PolBis-code 4 en 5). A1 Hoeveel toetsplichtigen heeft het korps op 1 juli 2003? Hoeveel van hen zijn in opleiding bij het LSOP? (Let op: Het betreft hier alleen toetsplichtigen die vuurwapendragend zijn). Let De volgende vragen hebben geen betrekking op medewerkers in opleiding bij het op! LSOP: A2 tot en met A9. A2 Welke medewerkers* (kolom 1) zijn niet-gecertificeerd doordat ze de toets Geweldsbeheersing - 0 niet (kolom 2) of met onvoldoende resultaat (kolom 4) hebben afgelegd (peildatum 1 juli 2003**)? A3 Van welke onder A2 genoemde medewerkers zijn alle wapens ingenomen? (kolom 8) A4 Voor welke onder A2 genoemde medewerkers heeft hun status (‘niet- gecertificeerd’) geleid tot aanpassing van de inzetbaarheid (peildatum 1 juli 2003)? (kolom 9) A5 Welke functiecode (PolBis hebben de onder A4 genoemde medewerkers? (kolom 10) A6 Welke medewerkers (kolom 12) zijn niet-gecertificeerd doordat ze de toets Schietvaardigheid - 0 cq. de toets Schietvaardigheid - 1 niet (kolom 13) of met onvoldoende resultaat (kolom 15) hebben afgelegd (peildatum 1 juli 2003**)? A7 Van welke medewerkers onder A6 genoemd is het dienstvuurwapen ingenomen? (kolom 19) A8 Voor welke onder A6 genoemde medewerkers heeft hun status (‘niet- gecertificeerd’) geleid tot aanpassing van de inzetbaarheid (peildatum1 juli 2003)? (kolom 20) A9 Hoe zijn de onder A8 genoemde medewerkers in het korps ingezet? (kolom 21) a. in het publieke domein; noodhulp, (assistentie)surveillance, politiesurveillant, b. bureaudiensten; meldkamer, publieksbalie, enz, c. anders, svp beschrijven.
B. Ten aanzien van medewerkers uitgerust met beperkte bewapening (PolBis-code 3). B1 Hoeveel toetsplichtigen voor de toets Geweldsbeheersing heeft het korps op 1 juli 2003? Hoeveel van hen zijn in opleiding bij het LSOP? (Let op: Het betreft hier alleen toetsplichtigen met beperkte bewapening). Let De volgende vragen hebben geen betrekking op medewerkers in opleiding bij het op! LSOP: B2 en B3 B2 Welke medewerkers (kolom 23) zijn niet-gecertificeerd doordat ze de toets Geweldsbeheersing - 0 niet (kolom 24) of met onvoldoende resultaat (kolom 26) hebben afgelegd (peildatum 1 juli 2003**)? B3 Van welke medewerkers onder B2 genoemd zijn de wapens ingenomen? (kolom 28) B4 Voor welke onder B2 genoemde medewerkers heeft hun status “niet- gecertificeerd”) geleid tot aanpassing van de inzetbaarheid (peildatum 1 juli 2003)? (kolom 29) B5 Welke functiecode (PolBis) hebben de onder B4 genoemde medewerkers? (kolom 30)
69
C. Ten aanzien van alle ( PolBis-code 3 en 4) niet-gecertificeerde politiemedewerkers. C1 Wat is de reden dat de medewerker niet deelnam aan de toets(en)? (kolom 3, 14 en 25) a. Ziekte, langdurig verlof, zwangerschap. b. Of anders dan hiervoor genoemd. C2 Ten aanzien van de toetsplichtige medewerkers die met onvoldoende resultaat de toets(en) aflegden, de volgende vragen? 1. Hoeveel trainingsuren heeft deze medewerker gevolgd? (kolom 5, 16 en 27) 2. Bij welke van deze medewerkers werd/ wordt maatwerk aangeboden? (kolom 6 en 17) 3. Hoe ziet dat maatwerk van de toets Geweldsbeheersing eruit? (kolom 7) a. extra training theorie in klassikaal verband b. extra training theorie individueel met docent c. extra oefenmateriaal, zoals lesstof en proeftoetsen, via intranet d. anders svp beschrijven. 4. Hoe ziet dat maatwerk van de toets Schietvaardigheid eruit: (kolom 18) a. extra training met docent b. extra training zonder docent (docent onafhankelijk systeem) c. anders, svp beschrijven.
D. Welke organieke functies oefenden de niet-gecertificeerden per 30 juni 2003 uit? (Svp functiecode PolBis gebruiken) (kolom 11, 22 en 31)
* Met ‘medewerkers’ worden gegevens opgevraagd die (i.v.m. de steekproeven) tot de persoon herleidbaar moeten zijn. Bijvoorbeeld: dienstnummer of Sofi-nummer. ** Het betreft hier de medewerkers die op 1 juli 2003 niet-gecertificeerd zijn, zodat zij (ook) in de periode vanaf 1 juli 2003 niet bewapend dienst mogen doen.
70
Bijlage: Interview in het kader van Inspectieonderzoek III INSPECTIE OPENBARE ORDE EN VEILIGHEID Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Inspectie Openbare Orde en Veiligheid (JS433) Postbus 20011 2500 EA DEN HAAG tel: 070-4268784 fax: 070-4266990 Email:
[email protected]
Onderzoek
Uitvoering Regeling Toetsing Geweldsbeheersing Politie : ………………………...........................................................................................
(regio +datum) : ………………………........................................................................................... ………………………........................................................................................... Geïnterviewde : ………………………........................................................................................... ………………………........................................................................................... Adres en tel. nr. : ………………………........................................................................................... ………………………........................................................................................... Inspecteur(s) : ………………………........................................................................................... Inspectiemedewerker : ………………………........................................................................................... ………………………........................................................................................... Overige aanwezigen : ………………………........................................................................................... ………………………........................................................................................... Ontvangen documenten : ………………………........................................................................................... ………………………........................................................................................... Interviewgegevens
71
ALGEMEEN Organisatie van de IBT 1 Wie is portefeuillehouder? 2 Hoe is de IBT ingebed in het korps (centraal, decentraal, interregionaal)? 3 Zijn de werkprocessen IBT beschreven? 4 Zo ja, zijn deze geïmplementeerd? 5 Zijn er knelpunten m.b.t. de uitvoering van de RTGP (formatie IBT, accommodatie enz)?
Aandacht management 6 Worden de RTGP resultaten meegenomen in een managementrapportage? 7 Welke frequentie kent deze rapportage, (maandelijks, _ maandelijks)? 8 Aan wie wordt gerapporteerd? 9 Worden m.b.t. de RTGP managementgesprekken gevoerd? 10 Zo ja, met wie? 11 Worden er ook tussenrapportage gemaakt? 12 Rapporteert IBT ook rechtstreeks aan chefs? 13 Zo ja, met welke frequentie?
Informatie- Planning en Control 14 Welke informatiesysteem wordt gebruikt voor de personeelsregistratie
(bijv. ‘De Beaufort’ of SAP)? 15 Welk (geautomatiseerd) registratiesysteem wordt gebruikt voor de RTGP
(bijv. een MS-Excel bestand), of een informatie opleidingssysteem)? 16 Welk (geautomatiseerd) registratiesysteem wordt gebruikt voor het wapenbeheer? 17 Welk planningsysteem wordt gebruikt voor de training en toetsing RTGP? 18 Zijn de genoemde systemen gekoppeld (interface o.i.d.)? 19 Zijn er functiescheidingen bij invoer en controle van;
• RTGP registratie? • Wapenbeheer? 20 Hebben chefs zicht op medewerkers die niet geslaagd zijn voor een RTGP-toets? 21 Zo ja, hoe snel is dit? Overig 22 Is er beleid dat executieven voor hun functie geen wapen behoeven en dus niet RTPG
toetsplichtig zijn? 23 Hoeveel uren worden t.b.v. de training en toetsing RTGP netto per jaar besteed?
72
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28
1 2 3 4 5
WA P E N B E H E E R Is er beleid m.b.t. het beheer van (vuur)wapens? Is dit beleid vastgesteld? Zo ja, door wie en wanneer vastgesteld? Hoe is dit beleid gecommuniceerd? Zijn de werkprocessen en/of procedures beschreven? Zijn de werkprocessen en/of procedures vastgesteld? Is het beleid geïmplementeerd? Zijn de werkprocessen en/of procedures geïmplementeerd? Wie is Portefeuillehouder Wapenbeheer? Hoe is het wapenbeheer in het korps georganiseerd (centraal of decentraal)? Wie is belast met de uitvoering van het wapenbeheer? Wie beheert feitelijk de wapenregistratie? Wie is geautoriseerd om gegevens in te voeren en te muteren? Is er een continuïteitsborging m.b.t. de registratie? Worden de gegevens gecontroleerd (relatie met functiescheiding invoer en controle)? Waar wordt de voorraad vuurwapens bewaard? Waar zijn in de regio vuurwapens opgeslagen? Wie geeft het vuurwapen uit bij indiensttreding? Wie inspecteert het vuurwapen periodiek? Wie neemt het vuurwapen in bij ontslag? Wie neemt het wapen in op grond van de RTGP? Wie bewaart het ingenomen wapen? Waar worden de ingenomen wapens bewaard? Wie heeft toegang tot deze wapens? Wordt de inname geregistreerd in het wapenbeheersysteem? Waar worden de vuurwapens aangeschaft? Worden de wapens alleen t.b.v. het eigen korps aangeschaft? (Bijv. t.b.v. derden, externe BOA´s) Waar gaan de vuurwapens naar toe bij afstoting? (Bijv: KLPD, Dienst Domeinen of derden) ALGEMEEN OORDEEL Zijn er niet-gecertificeerde politieambtenaren in het korps, die per 1 juli 2003 bewapend dienst doen in het publieke domein? Zo ja, waarom zijn toetsplichtige politiemedewerkers dan niet-gecertificeerd? Welke functie oefent de niet-gecertificeerde uit? Is het proces van aanschaffing tot afstoting van (dienst)vuurwapens vastgelegd en geïmplementeerd? Zijn de gehanteerde registratiesystemen betrouwbaar?
73
STEEKPROEVEN/ONDERZOEK 1 Validering registratie ‘Gecertificeerden’ a. vertrekpunt is de klapper met dagstaten of registratieformulieren. b. Vergelijk deze ‘staten’ met de gegevens in het (geautomatiseerde)systeem c. Ca. 3% van de toetsplichtigen aan steekproeven trekken. 2 Onderzoek lijst van ‘niet-gecertificeerden’
m.b.t. de toets Schietvaardigheid en Geweldsbeheersing: a. is het vuurwapen ingenomen? Let op: of alle wapens!!!! b. Welke functie heeft betrokkene? c. Plaats van tewerkstelling? d. Welke dienstinzet heeft betrokkene vanaf 1 juli 2003 gedaan? (wel of geen publiek domein) Als het vuurwapen niet is ingenomen en betrokkene behoort tot de BPZ dan altijd onderzoeken hoe de inzet in het publieke domein is geweest a.d.h.v. ; • verklaring chef, • registratie Planning en Control Systeem (PCS) o.i.d. Als het vuurwapen niet is ingenomen en betrokkene is bijv. werkzaam bij de recherche dan steekproefsgewijs op chefniveau bevragen hoe de inzet in het rechercheproces is geweest. 3 Als het vuurwapen is ingenomen;
a. waar is het opgeborgen? b. Hoe is dit geregistreerd? 4 De wapennummers van de ingenomen vuurwapens zelf registreren en controleren of
deze in de aangegeven kluis liggen. De vuurwapens laten tonen. 5 De regionale wapenbeheerder een uitdraai laten maken van alle opgeborgen vuur-
wapens. Hier een steekproef van ca. 10% uit trekken en controleren of deze wapens er ook daadwerkelijk zijn opgeborgen. Dit naast de controle of de op RTGP gronden ingenomen vuurwapens er ook liggen.
74
75
76
77
78
79
80
Schietvaardigheid, geweldsbeheersing en wapenbeheer.
I n sp ectie OPENBARE ORDE EN VEILIGHEID
EEN ONDERZOEK BIJ DERTIEN POLITIEKORPSEN
Schietvaardigheid, geweldsbeheersing en wapenbeheer