SCHEMING VAN
KER.K EN STAAT. DOOR
MR .
C W . OPZOOMER .
AMSTERDAM, J . H . GEBHARD & C o . 1-67L
SCHEIDING VAN
KERK
EN
STFIFIT .
SCHEIDING VAN
KERK EN STAAT, DOOR
Mr . C . W . OP ZOOMEP ..
AMSTERDAM,
J, H . GEBHARD & OOMP, 1875,
GEDItUKT BIJ G . A . STAN EIOFTEN, 1JTREC1fl .
EEN WOORD TOT INLEIDINGI
Op den eersten Nederlandsehen Protestantendag, 30 October 1873 to Utrecht gehouden , werd o . a . deze vraag behandeld : ,,Is in de verhouding tusschen kerk en staat alley met het eene woord sc/eiding of to doen P" Bet antwoord , door den beer Chavannes op die vraag gegeven, en in de beschrijving van dien dag (bl . 60-70) opgenomen, verdient door zijn inhoud zoowel als door zijn vorm alley opmerkzaamheid . Aan toevallige omstandigheden, die de welwillendheid en eenvoudigheid van den spreker tref'end deden uitkomen, was het alleen to wijten, dat zijn woorden op de hoorders niet dien indruk rnaakten, dien ze later op den lezer gemaakt hebben . Men voelde zich niet tot een gedachtenwisseling opgewekt, en begreep niet recht, waarom bet bier eigenlijk to doen was . Het scheen mij daarom, als voorzitter der vergadering, noodig eenige opmerkingen to waken, die volgens hetgeen de ijverige secretaris op bet papier bracht (bi . 70-73) hierop neerkwamen
VI
r,Ik wensch de vergadering hot groote gewicht deter vraag to doen gevoelen, en joist to doen vatten wet ze , mijns inziens, beteekent . Men spreekt van scheiding van kerk en staat , alsof men alleen to doen had met eene kerk en eenen staat . Doch dit is het geval niet, en in zoover is de formuleering onjuist . Er was een tijd, dat er was eene kerk , en vele staten in die kerk ; de kerk was die van Rome , de staten warm al de koninkrijken en republieken van Europe . Het gevolg van dien toestand was natuurlijk : suprernatie van de kerk ; de alomvattende eenheid had het recht over de veelheid to heerschen . Die verhouding is in de laatste eeuwen gedeeltelijk orngekeerd : men vindt vele kerken in eenen staat, kerken, die dikwijls buiten de grenzen van dien bepaalden staat of in het geheel niet bestaan M een ander karakter dragen, dat ze tot een ander snort van kerken stempelt . Dear het nu de staat is die als eenheid tegenover haar optreedt , ontstaat er van zelf suprematie van den eenen staat over de vele kerken. Maar joist omdat de omkeering slechts ten deele pleats had, is de hooding van den staat tegenover de katholieke kerk veel moeielijker den tegenover de protestantsche kerkgenootschappen . Want nog altijd vormen de katholieken eene groote kerk, die alle landen der wereld, schoon sinds de hervorming niet al die landen in hun geheel, omvat . „Hieruit volgt, dat de protestantsche kerken tegenover den staat een veel gedweeer hooding moeten aannemen, en dat wellicht een andere „modus vivendi" noodig za,l zijn tegenover de eene groote katholieke
VII
kerk , dan tegenover haar . En het gaat diet aan , tegenover beide hetzelfde beginsel van scheiding op dezelfde wijze to willen toepassen , zonder dat onderscheid in bet oog to houden . „Naast deze opmerking stet ik nog .een andere . Een groot gebrek in de zedelijke en sociale wetenschappen is dit, dat bijna alle woorden daar dubbelzinnig zijn . Zoo is ook het woord „scheiding" in dit verband een dubbelzinnig woord . Ilnmers tegenover ii scheiding" kan staan „eenheid", zoodat , ook waar die eenheid slechts een weinig verbroken woodt, men van scheiding zou kunnen gewagen . Maar scheiding kan ook den zin hebben van „volkomen losscheuring ." ,,Zoo kunnen , bij toepassing der scheiding, zich drie gevallen voordoen . Er kan ontstaan : 1° . een zekere verbinding met overwicht van de kerk, 2°, een zekere verbinding met overwicht van den staat, 3 °, volkomen losscheuring der kerk van den staat . ,,In dit laatste geval is de verhouding van dien aard geworden, dat de staat zich tegenover de kerken geplaatst vindt, zooals tegenover elke andere vereeniging, een muziekvereeniging, een Maatschappij tot Nut van 't algerneen, een stoombootmaatschappij, enz ., die hij alle eerivoudig aan zich zelf overlaat, slechts wakend dat zij de publieke orde niet storen . r, Maar terwiji deze volkomen scheiding zonder eenig bezwaar is tegenover kleinere vereenigingen, zooals die welke ik daar noemde, heeft men daarom nog geenszins het recht, haar ook zonder bezwaar to achten tegenover die grootere vereenigingen, de kerken, die
VIII
zooveel inniger met alle deelen van het volksleven sa • menhangen . Is het zoo vreemd , als de staat haar hoogere eer en ruimere voorrechten gunt , haar een steun en bescherming schenkt, die niet aan andere m aatschappij en to beurt valt ? En is het ook aan den anderen kant zoo vreemd , als hij tegenover haar zich waarborgen schept, die hij tegenover alle andere vereenigingen onnoodig acht ? Waar hij zelf het groote beginsel der gewetensvrijheid in zijn grondwet schreef, zal hij daar onverschillig toezien , hoe deze of gene kerk hare minderheid behandelt , hoe zij afzet en uitdrijft al wie afwijken van wat de meerderheid, die oogenblikkelijk aan het roer is, goedvindt aan to nemen ? Is het zoo vreemd , als hij hier bet noodig rekent , het recht der minderheden to handhaven , en to beletten, dat vrees voor stoffelijke of geestelijke schade het beginsel der gewetensvrijheid inderdaad vernietige? „teller weet, hoe gewichtig deze vraag elders geworden is en hoe nauwkeurig en klaar zij er is gesteld . In Oostenrijk kreeg zij een antler antwoord dan in Duitschland . Zal men over wat Duitschland gedaan heeft, over zijn inmenging van den staat in de rechten der kerken, den staf mogen breken, alleen maar met het beginsel der scheiding van kerk en staat, met de bewering, dat alle conflict to voorkomen is door eenvoudig dit beginsel consequent toe to passen? Ik kan in zulk een uitspraak niets antlers dan een machtspreuk zien, waarmee men, de omstandigheden buiten aanmerking latend, de maxime, die in vele, in de meeste
IX
gevallen geldt, stoutweg tot absoluut beginsel verheft, dat geen uitzondering duldt . „Ik meen dat deze opmerkingen voldoende zijn , om u to doen gevoelen , dat de vraag , of in de verhouding tusschen kerk en staat alles met dat groote woord scheiding kan worden afgedaan , niet zoo licht to beantwoorden is als velen meenen , die , voor de lessen der ondervinding doof, alles naar hun eens aangenomen regel willen dwingen ." Deze korte toelichting scheen den hoorders niet onbelangrijk . In hun naam sprekend , verklaarde mijn geachte ambtgenoot Rauwenhoff, dat ze ,,bij menigeen het verlangen had doen opkomen om er meer van to vernemen , en om de vragen , die zich flu eerst begonnen voor to doen, aan den spreker voor to leggen" (bl . 73) . Het was hieraan toe to schrijven , dat de vraag ook I874 to op den tweeden Protestantendag , 29 October . Leeuwarden gehouden , aan de orde werd gesteld Ze werd nu in behandeling gebracht door mijn vriend Jorissen, wiens kernachtig en logisch ontwikkeld betoog men in de beschrijving van dien tweeden dag (bi . 57---67) vinden kan, en zeker, zoo al niet met instemming, dan toch met groote belangstelling lezen zal . Bij mij althans was het niet tot instemming gekomen . Mijn vriend had een warm pleidooi geleverd voor den regel : ,, vrije uitoefening en regeling van den godsdienst under de hoede van den staat," en was opgekomen tegen „de Pruisische Mei-wetten ." Hij had er dit oordeel over geveld : ,, Ze zijn, mijns bedunkens, geen verstandige regelen, en raken, althans in vele bepalin-
x gen , de opleiding der geestelijken betreffende , de overtreding van m ij n regel ." Door zijn pleidooi niet gewonnen , achtte ik mij geroepen tot de ontvouwing van een antler stelsel . In de genoemde beschrijving (bl . 68-75) is nit betgeen ik sprak bet volgende medegedeeld ,,Scheiding van kerk en staat, zeide bet programme van den Protestantendag. Intusschen , bet gaat met dit woord als met vele termen der geestelijke wetenschappen : bet is dubbelzinnig. Welke scheiding bedoelt men ? Scheiding ken beteekenen grensscheiding, nauwkeurige afbakening van ieders terrein, of volkomen scheiding, verwijdering . Zoo,kan immers ook bet woord echtscheiding een drievoudige beteekenis hebben : scheiding van goederen , scheiding van tafel en bed , of volkomen divortium . ,,Gelijk alle uitdrukkingen in de geestelijke wetenschappen nader bepaald worden door de tegenstelling waarin zij worden gebezigd, zoo ook bier (spreker helderde dit op door de tegenstellingen op to noemen waarin bet woord ,,burgerlijk" voorkomt, en waardoor de beteekenis van dit woord woodt bepaald : burgerlijk persoon en militair persoon, burgerlijke vrijheid en staatkundige vrijheid, burgerlijk recht en strafrecht r burgerlijk recht en handelsrecht) . „Wie eenvoudig van „scheiding van kerk en staat spreekt, bedoelt alleen bet tegendeel van eenheid . Maar omtrent den acrd der scheiding zegt hij nog niets . Elke verhouding die geen volkomen eenheid is, is dus reeds scheiding ; en in dien zin moet ieder een voor-
XI
stander van scheiding wezen ; want de eenheid is onhoudbaar ; zij is M theocratic (een kerkelijke staat) of caesaro-papisme (een staatskerk) . „Scheiding in dien zin is dus iedere betrekking die gees volstrekte eenheid is , ook de nauwste , iedere modus vivendi tusschen kerk en staat als tusschen twee zelfstandige sferen . „Maar nu wordt de vraag : welke modus vivendi is de beste? Die vraag is intusschen even onbepaald als die andere die zoo dikwijls gedaan is : welke regeeringsvorm is de beste? Op geen van beide is net een woord het antwoord to geven . Allerlei omstandigheden komen hierbij in rekening : verschil van land , van tij 1, van historic , verschil ook in den aard der kerken zelve ; zoodat bet mogelijk zou kunnen zijn, dat de verhouding van den staat tegenover de protestantsche kerkgenootschappen een andere behoorde to wezen dan tegenover de katholieke kerk . „Toch vragen nog de meesten : wat is de beste modu8 vivendi ? en antwoorden : de eenvoudigste, de meest radicale . Zoo werd totale scileiding in den laatsten tijd als panacee aanbevolen, ook voor Europa, vooral in navolging van Anierika . Intusschen zijn de eenvoudigste middelen niet altijd de beste . Bet zou toch wel wat vreemd zijn om alle echtgenooten, bij de minste stoornis in bun onderlinge verhouding, naar het radicale middel van volkomen echtscheiding to verwijzen . Het leven is ingewikkeld, en de eenvoudigste middelen zijn vaak de slechtste . Spreker plaa~st zich aan de zijde van Edmund Burke, die den staat een zoo ingewikkeld
XII
raderwerk noemde , dat de ingewikkeldste inrichtingen er de beste plegen to zijn ; de Engelsche constitutie, die zoo vol is van tegenstrijdigheden, was daarom just i zoo practise . „Intusschen , velen willen tusschen kerk en staat totale scheiding . En , opmerkelijk ! in dien wensch reiken radicalen en clericalen elkaar de hand . De radicalen uit onverschilligheid voor den godsdienst ; zij zien niet in dat de staat in een andere verhouding zou moeten staan tot een kerk als tot een Maatschappij tot Nut van 't Algemeen (zoo spreekt men in deftigen stijl) , of als tot een stoombootmaatschappij, een schaakgezelschap, een yachtclub (zoo spreekt men minder deftig) . Voor de clericalen is die scheiding geen doel , alleen een middel om to komen tot hun ideaal, eenheid van beide in den zin der oude theocratic . Zij willen dat de kerk vrij kunne woelen , opdat de staat in zijn slaap to beter door de koorden der kerk worde omstrengeld . En waarlijk, de clericalen alleen zouden bij een totale scheiding winners . „Geen totale scheiding dus, maar betrekking . Doch welke ? Men heeft getracht tot een bet ekking van recht, niet van oorlog, to geraken, en het feitelijk bestaande to legaliseeren . Dit is de zin van een concordant, een overleg met de vertegenwoordigers der kerk . Intusschen, zulk een verhouding is niet altijd mogelijk . Als de staat zich bevindt tegenover een macht die vrijheid vraagt, eerst minzaam, dan dringender, dan met het mes op de keel, -- dan is hij niet meer in een toestand om betrekkingen to zoeken, dan is men in staat van oorlog .
XIII
„Ten erode tot een juiste opvatting to komen van de betrekking die er tusschen een staat en de kerkgenootschappen bestaan moet , bedenke men het volgende . „Een kerk moet altijd meer zijn dan een privaat gezelschap , een „maatschap" of „societas ," zooals de wet dergelijke vereenigingen noemt, waarin ieder op zich zelf staat . De kerk moet altijd wezen : een zedelijk lichaam , een rechtseenheid of rechtspersoon ; dan alleen kan een kerk in rechten optreden , eigendom bezitten , enz . Nu kan de staat die rechtspersoonlijkheid opzettelijk verleenen , of ook stilzwijgend, uitgaande van de overweging dat zij reeds fang bestaat . Dit is bij tie kerken het geval . Maar toch is die rechtspersoonlijkheid gegeven op grond van bekende statuten . Fen kerk ma.g dus niet willekeurig in die statuten verandering brengen . In alien gevalle is de staat , bij ingrijpende verandering , niet gehouden die erkenning van rechtspersoonlijkheid to laten voortduren . „Nu zijn er vereenigingen die van den staat nog meer ontvangen dan rechtspersoonlijkheid . Of zij dit meerdere ontvangen zullen, of zij sommige voorrechten zullen genieten, hangt geheel of van haar karakter, van bet belang dat de staat heeft bij haar bestaan . Eveneens is het met de verplichtingen die de staat haar zal opleggen . In elk geval kan de staat, hoe meer hij geeft, ook des to meer vorderen . Bij een muziekgezelschap b . v, is dit onnoodig ; daar gaat alles gewoon en geleidelijk zijn gang . Maar het wordt reeds antlers bij spoorwegmaatschappijen . Aan deze geeft de staat groote voorrechten : hot recht van onteigening,
XIV
rentenwaarborg , enz . Doch flu eischt de staat reciprociteit, en legt aan de spoorwegmaatschappijen zware verplichtingen op : hij verlangt toezicht op het personeel, waarborgen voor de veiligheid van bet publiek, een stern bij de vaststelling van bet tarief en van de dienstregeling . „welke rnoet flu , naar then maatstaf, de verhouding zijn van een staat tegenover kerkgenootschappen ? Dit hangt weer geheel of van den aard en de beteekenis flier genootschappen, van hun invloed en historie, van hun belang voor de volksontwikkeling . Het kan wenschelijk zijn flat hun bijzondere privilegien worden gegund . Zoo kan het niet vreemd geacht worden , flat in een land als bet onze , net bet oog op onze historie , aan het Hervorrnd kerkgenootschap bet voorrecht worde gegund van een tbeologische faculteit . Zoo past tegenover de Katholieke kerk, die zich over de geheele wereld uitbreidt en die zulk een machtige eeiibeid vertegenwoordigt, meer waakzaamheid flan tegenover een andere . „De staat schenke der kerk steun en bevoorrechting, maar handbave ook zich zelf ! Hij zorge er voor, flat gees kerk als plicht leert wat de staatswet verbiedt . Zoo dulde hij geen misbruiken van geestelijke macht, en controleere de straffen van geestelijke rechtbanken . Hij dulde geen absolute vrijheid der kerk in bet aanstellen van kerkelijke beambten, al zijn bet onbekende vreemden of misscbien veroordeelden, maar eiscbe hier, flat zijn toestemming gevraagd worde . Hij dulde evenmin absolute vrijheid in bet vormen en opleiden van
Xv
geestelijken, wier invloed op het yolk zoo grout is . Hij handhave in iedere kerk wat hij op zijn eigen gebied op den voorgrond heeft gesteld : het beginsel van geestesvrijheid . Laat hij haar geestelijken toe to arbeiden in zijn hospitalen , zijn gevangenissen , zijn legers, hij dulde niet dat zij aldaar zijn grond ondermijnen . Hij verbiede of beperke schenkingen op het sterf bed . Hij regele , geheel of ten deele , den aard, den omvang, het bestuur der kerkelijke goederen ; als de opperherder der katholieke kerk alle goederen flier kerk voor Italie wilde aanwenden , zou de staat zich daartegen kunnen en moeten verzetten . uIn Nederland heeft de historie veel tot stand gebracht, waaruit blijkt, flat de Nederlandsche staat de kerk wezenlijk beschouwt als jets antlers flan een gewone maatschappij . „Immers : de staat bezoldigt, geheel of ten deele, de geestelijken ; de staat verleent terreinen en gebouwen voor godsdienstige samenkomsten ; de hoogeschool van den staat heeft een theologische faculteit ; de staat heeft een zondagswet en waakt voor de rust in den omtrek der kerkgebouwen, als or godsdienstoefening wordt gehouden (voor de rust bij hot houden eener conference zorgt de staat niet) ; hij last geestelijken (geen muziekonderwijzers of uvolksvoorlezers") toe in de gevangenissen, hospitalen en bij hot leger, stelt ze zelfs aan, en kiest daarbij tusschen verschillende richtingen en personen ; hij erkent de kerkelijke waardigheden ; hij legt den cod op „naar ieders godsdienstige overtuiging," zoodat iernand een cod kan weigeren, als die
xvi met zijn godsdienstige overtuiging, niet als die met zijn aesthetisch gevoel strijdt . r,Aan den anderen karat : de staat last de kerk niet vrij in bet , anders vrij onsehuldig , inzegenen van huwelijken ; hij bepaalt er zich niet toe de huwelijken der kerk niet to erkennen , maar dreigt straf tegen den geestelijke die een huwelijk mocht hebben ingezegend, zonder dat hem gebleken was dat bet burgerlijk huwelijk was gesloten ; de staat verbiedt procession , waar die andersdenkenden k unnen kwetsen (een studenten-maskerade ergert niet) , enz . r,Uit de aangehaalde feiten blijkt voldoende, dat de staat in de kerken maatschappijen ziet van geheel bijzondorm aard , tegenover welke een eigenaardige betrekking moot worden aangenomen . De spreker lichtte doze opvatting verder toe met de opmerking, dat alle Nederlandsche staatsregelingen hot op dit punt eons warm , en verwees naar die van 1798 , van 1801, van 1805, van 1806, van 1814, van 1815 en van 1848 . „Altijd is in Nederland de kerk een hoogbevoorrechte maatschappij geweest . Is zij dat misschien tijdelijk geweest ? Moet die toestand voortaan anders zijn ? Ik acht bet niet wenschelijk voor de volledige ontwikkeling der maatschappij . De kerk blijve sommige voorrechten behouden . Maar de staat vordere plicbten en vordere ze stronger dan ooit . Strenge con trole is bier noodig . Daarom denk ik ook anders dan velen over de wetten die een naburige staat, ter handhaving van zijn recht, heeft moeten maken, om zich tijdig to beschermen tegen de gevaren die van den karat der kerk
XVII
hem bedreigden . Daarom meen ik ook , dat de Nederlandsche staat niet onder de dubbelzinnige lens van „vrijheid voor de kerk , onzijdigheid voor den staat !" onverschillig mag aanzien wat hier op zijn terrein woelt en dreigt . Ik zie het oogenblik komen , dat ook Nederland zijn Meiwetten zal moeten maken . Het is mij meer gebeurd , dat men mij toeriep , als ik iets voorspelde „ijdele profetie !" en dat toch mijne voorspelling is uitgekomen . Toen ik den leerplicht het eerst in bescherming nam , werd ik verketterd . Welke vorderingen heeft dit denkbeeld sedert in de publieke opinie gemaakt ! Zoo twijfel ik niet of ook in deze quaestie zullen mijne woorden van heden later gerechtvaardigd worden . Moge het lang duren voordat dit moeielijk oogenblik voor Nederland aanbreekt ; moge de vervulling mijner profetie nog vele jaren uitblijven ! Maar komen zal ze zeker !" Ten gevolge eener korte discussie tot nadere toe . lichting van mijn gevoelen uitgenoodigd, sprak ik volgens het verslag (bi . 77 vlg .) nog ongeveer deze woorden „Wat is de staat? Daar is een theorie die staat en maatschappij vereenzelvigt, zoodat de staat op alle elementen van het leven kan ingrijpen, zoodat staatszorg regel, en de landsvaderlijke regeering de beste regeering geacht wordt . Daar is een andere theorie, wijsgeerig vooral door Krause ontwikkeld ; volgens deze is er, behalve een maatschappij voor wetenschap, voor kunst, enz ., ook nog een maatschappij voor recht en politiezorg ; en dat is de staat ; deze is dus enkel soldaat en nachtwacht . Met zulk een theorie
XVIII
is b .v. onze openbare school , ja al ons onderwijs van staatswege , in volslagen strijd . r,Intusschen , men kan niet a priori de grenzen der staatswerkzaamheid stellen. De staat is een inrichting, die , behalve dat zij to waken heeft voor rust en orde, ook die instellingen moet tot stand brengen , die het meest in het belanb blijken to zijn van de burgerij en die zonder staatshulp niet zouden kunnen tot stand komen . De staat maakt zoo het leven voor de burgers gemakkelijk . Hij stelt tarieven vast of keurt tarieven goed voor het vervoer van reizigers, opdat niet ieder individu telkens een nieuw contract zou behoeven to maken met den man of met de maatschappij, die hem zou willen vervoeren. Hij doet meer van dien aard . 'I Men kan dus niet a priori aan den staat alle gezag, alle controle offer een maatschappij ontzeggen . Hier zijn geen absolute maximes vast to stellen ; hier moet met de omstandigheden gerekend worden . Men heeft gesproken van den Germaanschen geest ; dock de Germaansche vrijheid is evenmin onbeperkt als de Romaansche onderdrukking. Willem van Oranje moge de held der vrijheid zijn geweest ; maar zijn strijd voor de burgerlijke vrijheid vas immers juist een strijd tegen kerkelijke invloeden en kerkelijke pretensies . „De staat zou zeker verkeerd handelen, als hij ieder woord van iederen geestelijke wilde afluisteren, of bij het eerste vermetele woord tot dwangmaatregelen wilde overgaan . Maar als b .v, het „onfeilbaar" h'oofd eener kerk spreekt van ,,een steentje, dat hij ziet aanrollen en dat den kolos der Duitsche eenheid zal omverwerpen
XIX
gelijk bet steentje bet standbeeld omverwierp waarvan Babel's koning had gedroomd" -- dan mag zulk een opruiende taal , tot een groote schare christenen gesproken , den staat niet onverschillig latent dan is bet oogenblik gekonten dat hij zich wapenen moet ; zulk een woord is een bedreiging ; zulk een bedreiging is een gevaar . „De staat heeft geen geweten ? Hoe zou de staat er aan komen P vroeg men . Maar bet zou toch ongelukkig zijn , als de wetgevende of de uitvoerende macht in den staat gewetenloos was ! Is niet de wet, die een staat invoert , de uitdrukking van bet geweten van den staat ? ,,Er zijn geen vaste regels to geven . De omstandigheden moeten hier spreken . De utiliteit heeft hier hare rechten . Het groote woord „scheiding" zegt bier niets, regelt niets, kan niets beslissen . Het is alleen een dekmantel voor de onverschilligheid van bet radicalisme en voor de samenzweringen der clericalen ." Het gesprokene gaf den voorzitter, mijn waarden ambtgenoot Rauwenhoff, aanleiding tot deze woorden, op bl . 79 van de beschrijving geboekt „Nu wij ten tweeden male bet voorrecht hadden den beer Opzoomer to hooren over deze belangrijke vraag, en ditmaal zeer uitvoerig, mag ik den wensch uitspreken, dat niet alleen ons, maar velen de gelegenheid gegeven worre om al bet gesprokene nog eens bedaard to lezen . Het oratorisch talent van den spreker maakt zijn standpunt wellicht bekoorlijker, dan bet ons antlers misschien zou toeschijnen . Daarom hoop ik, dat bet
xx gesprokene niet alleen in enkele aanteekeningen bewaard blijve, niet alleen een plaats inneme onder de woorden die op omen Protestantendag gesproken zijn ; maar dat prof. Opzoomer ook elders , ook in anderen vorm en in ruimer kring zijne denkbeelden over deze zaak moge blootleggen en tegen veler bestrijding verdedigen ." In het belang der zaak acht ik het goed , aan dien wensch to voldoen . Van wat men „oratorisch talent" gelieft to noemen, in het vuur der improvisatie moeilijk to onderdrukken , hoop ik mij niet to bedienen . Ik verlang niets dan een eenvoudig betoog to leveren . In de orde van dat betoog volg ik den gang, dien ik to Leeuwarden aan mijne denkbeelden gaf. De ondervinding heeft mij geleerd, dat de duidelijkheid ten minste niet daarbij lij den zal . Aan bestrijding zal het mijn stelsel niet ontbreken . Ze kan, ze mag niet uitblijven . Over deze gewichtige vraag bestaan ver uiteenloopende gevoelens . Iedere meening moet worden geuit, ontwikkeld, verdedigd . Kon dit altijd zonder hartstocht geschieden, het zou goed zijn . Maar in onze dagen vooral is daarop weinig to rekenen . De rechtsstrijd van partijen ontaardt licht in een vinnigen twist . En dan op het gebied van Kerk eia Staat ! UTRECHT,
Maart 1875 .
0,
I. Dubbelzinnigheid der w,oorden is in alle wetenschappen, in de zedelijke vooral, een zeer gewoon verschijnsel . Sedert eeuwen is dat verschijnsel opgemerkt en door een menigte van voorbeelden gestaafd . Men kan geen woord gebruiken , of het heeft verschillende beteekenissen . Sums loopen die zoo wijd uiteen, dat hetzelfde woord , door den eenen gebruikt , lijnrecht het tegendeel aanduidt van hetgeen de antler er mee bedoelt . Spinoza ging zoo ver, dat hij in die dubbelzinnigheid den oorsprong der meeste dwalingen zocht . A1 is die meening overdreven, toch is er veel waarheid in . Menige strij d zou nooit gestreden, maar ook menig verbond nooit gesloten zijn, als bij hetzelfde woord door alien ook werkelijk hetzelfde was gedacht . Dat tot die dubbelzinnige woorden ook het woord sc1 eidiny behoort, is ons reeds uit ons Burgerlijk Wetboek bekend . Als er bij echtgenooten sprake van scheiding is, dan blij ft nog de vraag open : Welke scheiding? Die van goederen alleen ? Of wel de scheiding van tafel en bed? Of hebt gij het oog zelfs op de meest volledige, meest radicale scheiding, op de echtscheiding ? Is het woord sc1 eidiny dubbelzinnig, dan is van zelf 1
even dubbelzinnig de uitdrukking sc/eidiny van ker~C en staat . Ze duidt aan, dat kerk en staat van elkaar gescheiden zijn, maar ze beslist niets over de natuur, over de diepte flier scheiding . Ze geeft volstrekt geen antwoord op de eenvoudige vraag : Denkt ge aan een geheele of ccheidiny, zoodat er niet de minste betrekking meer is aangehouden? Of bedoelt ge alleen een yrensscheidiny, waarbij het bestaan van allerlei, zelfs van de meest innige betrekkingen rnogelijk is?
II. Nog van een anderen kant komen we tot hetzelfde besluit . Om een woord , flat verschillende beteekenissen kan hebben telkens als het gebruikt wordt juist to verstaan, is het noodig nauwkeurig op flat begrip acht to geven, flat er tegenover wordt gesteld . Geen woord, dubbelzinniger flan het woord burgerl~k . Niemand is in staat, om al zijn beteekenissen in en egrip saam to vatten . In welken zin het telkens gebruikt is, kan alleen duidelijk worden uit wat er tegenover staat . Spreekt men van burgerl jke kleeding tegenover militaire, er zal niemand zijn, die meer behoeft to raden naar de beteekenis . Gewaagt de Grondwet in art . 4 van burierlike rechten tegenover de buryerschap8rechten van art . 5, terstond is op de uitdrukking het voile licht gevallen .
Verklaart men van eenig onderwerp, dat het niet tot het $taat$recht maar tot het burger4jke recht behoort, niemand zal er aan twijfelen , of de laatste spreekwijze heeft een veel ruimeren omvang , dan wanneer men haar gebruikt in tegenstelling met het strafrecht of wel met bet I andel$reeht . Bij de laatste tegenstelling krijgt bet woord buryer4jlc zeker het engste gebied . De tegenstelling is hier dus bet middel , waardoor alles zoo volkomen duidelijk woodt, dat er zelfs niet de geringste onzekerheid meer overblijft . Laten we zien, of het mogelijk is, ook bij de uitdrukking scheidinry van, kerk e~z sfaat door datzelfde middel tot gelijke zekerheid to komen . Wat staat hier tegenover de scheiding? Niets antlers dan de eenjeid. Scheiding van kerk en staat is het tegendeel van eenheid van kerk en staat . Die eenheid van kerk en staat kan tweeerlei karakter hebben . De kerk kan opgelost zijn in den staat . Er is dan eenheid, omdat de staat inderdaad alles is . Men is in dat geval onder de heerschappij van het caesaropapisme, waarvoor de meest eigenaardige en juiste uitdrukking die van de sfaatekerk zou zijn, ware ook dit woord helaas ! niet weer in een anderen zin gebruikt . Maar bet kan even goed andersom zijn . De staat kan verzwolgen zijn door de kerk, zoodat er eenheid bestaat, omdat inderdaad de kerk alles is . Men heeft dan den kerkeljken sfaat, en is gewoon van t1 eocralie to spreken . Over beide soorten van eenheid heeft de ervaring recht gedaan . De eene zoowel als de andere is door de geschiedenis veroordeeld .
4 In de schatting van hen althans, die zich in alle dingen , vole in deze zaak , door de ervaring laten leiden, is dit een uitgemaakte waarheid . Zij alleen denken er anders over, die niet met de ervaring to rade gaan, maar eenvoudig nit een algemeen groot beginsel redeneeren . Tot hen reken ik de aanhangers der leer, dat al wat in de menschenmaatschappij voorkomt under de nlacht en d e zorg van den staat behoort , zoodat deze alleen heeft to beslissen, wat ook op hot gehied van den godsdienst als waarheid to belijden en to verkondigen is . Maar hun getal is zoo klein , dat men er niet mee behoeft to rekenen . In onze dagen zullen er wel niet velen zijn, die verlangen bij staatsbesluit to zien vastgesteld, of er een God is, en zoo ja, wat omtrent hem geleerd en op welke wij ze hij gediend moot worden . De partij van hot Caesaropapisme mag men vrij wel als uitgestorven beschouwen, Anders is hot met de voorstanders der eenheid van den anderen leant . Hun aantal is nog zeer grout . Het omvat al de clericalen, in welk kerkgenootschap ook ze zich bevinden . Hun ideaal is de volledige onderwerping van de wereldlijke macht aan de geestelijke, de kerkelijke . Naar hun oordeel moot de kerk over den staat heerschen, gelijk de geest geroepen is om heerschappij to voeren over hot lichaam . In onze dagen, waarin de onistandigheden zoo geheel anders zijn dan ze vroeger ware n, is hot plicht, de oude banieren, waaronder we voorheen ten strijd togen, door nieuwo to vervangen . filet verschil tusschen con-
servatieven , liberalen en radicalen houdt zeker niet op to bestaan , maar wel lroudt het op onze hoofdaandacht to trekken en ons gernoed in beweging to brengen . Slechts twee groote partijen newen tegenwoordig het slagveld in. De eene is die der clericalen, die geen antler belang kennen dan het belang der kerk, en der geestelijke niacht waaraan zij onderworpen is De andere partij is die der politieken 1), wier aard alleeri nit de tegenstelling kan worden verstaan , eigenlijk dus der niet-clericalen, lmniers de lens deter tweede partij is niet, positief tegenover die der eerste : dat de staat alles is, maar alleen negatief er tegenover° : dat niet de kerk alles is . waar de clericalen heerschappij van de kerk over den staat begeeren, verlangen de politieken niet heerschappij van den staat over de kerk, maar eenvoudig het afweren der kerkelijke oppermacht, het terugdringen van de kerk tot haar eigen gebied, bet afsnijden harer inmenging in de dingen die van den staat zij n . De strijd tusschen deze twee groote partijen is , dus een strijd over het al of niet bestaan der kerkelijke opperrnacht . Geen strijd op godsdienstig gebied . De godsdienst heeft er niets mee to maker . Noch de Katholieke, nosh de Hervorrnde, nosh de Luthersche, 1) Men zou haar ook de staatspartij of de partij der nationalen
kunnen noemen .
Maar de benaming van polilieken is duidelijker .
Ze doet de tegenstelling met de kerkelijken seherp uitkomen,
terwijl men bij de nationalen licht aan een tegenstelling net aanhangers van vreemden , buitenlandsohen invloed zou deal ; en,
6 noch eenige andere godsdienst of godsdienstige richting, zijn uit hun aard clericaal . Ook al houden we ons niet uitsluitend aan de vroomheid , al brengen we het dogmatieke bestanddeel in voile rekening, de zaak wordt er niet antlers door. Ons vaderland was rijk aan rechtzinnige Hervormden ook voor het opkomen der zoogenaamde confessioneele partij . En men kan tot de meest rechtzinnige Katholieken behooren zonder een Ultramontaan to zijn . In r,een woord tot mijne Katholieke landgenooten" wees ik , zes jaar geleden, op dat gewichtige verschil . In volmaakte overeenstemming met het oordeel , toen uitgesproken , vind ik thans den wakkeren Duitscher , Heinrich von Sybel . Ik heb het oog op zijne woorden 1) : „ flier ligt --- om dit flu maar eens en voor goed duidelijk uit to spreken voor ons het onderscheid tusschen Katholiek en clericaal (d, i . ultramontaan) . Katholiek is ieder, die over God en goddelijke taken de leer aanneemt, die daarover door de Katholieke kerk is vastgesteld . Clericaal (ultramontaan) daarentegen is voor ons de benaming, waarmee wij hen aanduiden, die aan de dienaren der kerk het recht wenschen toegekend to zien, om over wereldlijke aangelegenheden, over den staat, de school en de wetenschap, onbeperkt heerschappij to voeren ." Uit onze beschouwing volgen deze twee stellingen I° . De clericalen zijn warme voorstanders der eenheid van kerk en staat . 1) De staatkunde van het Ultramontanisme in de negentiende
eeuw, bl, 4 der yertaling van omen Van Anrooy .
7 2~. De politieken zijn even warme tegenstanders der eenheid van kerk en staat . Verstaan we nu door scheiding van kerk en staat niets antlers dan de ontkenning der eenheid van kerk en staat , dan molten we de laatste stelling ook in deze woorden uitspreken De politieken zijn warme voorstanders der scheiding van kerk en staat . Is daarmee alle dubbelzinnigheid weggenomen ? Het tegendeel is waar . We weten diets meer, dan dat de politieken de eenheid niet willen . Maar wat ze dan wel willen, daarvan weten we nog niet het a.llergeringste . De vraag : wat is die scheiding van kerk en staat, waarvoor gij ijvert ? is dus nog altijd onbeantwoord . De gelief koosde lens blijft even dubbelzinnig . Bet is zeer wel mogelijk, dat in de partij, die onder haar to velde trekt, zich de grootste verdeellheid zal open . baren , zoodra het op de nadere bepaling aankomt .
Inderdaad is dit het geval . Wij, politieken, zijn het alien met elkaar eens, dat er scheiding, met andere woorden : dat er geen eenheid moet bestaan van kerk en staat . 1) 1) We zullen toch wel niet geneigd zijn, het onzen Pestel na to zeggen
S
Maar zoodra het de vraag geldt : wit voor een scheiding verlangt ge dan? loopen onze antwoorden ver uiteen . Sommigen onzer, met al hun ijver voor scheiding, verlangen niets anders dan gren. $cheidinq . Ze wensehen daarbij bet bestaan , het voortduren eener nauwe betrekking tusschen de machten , die zich oars de eene en aan de andere zijde der grenslijn bevinden . Anderen daarentegen verlangen een af$cheidinf, die zoo scherp en zoo volledig mogelijk is . Volgens hen moet de stoat, die idle burgers omvat, in de kerk, waarvan niet alle burgers leden behoeven to zijn, niets sneer zien dan een vrije vereeniging, zoodat er volstrekt geen onderscheid to makers is tusschen hair en iedere andere, zelfs de kleinste, vrije vereeniging. De stoat moet hair eenvoudig aan hair zelf overlaten, met wit zij doet of niet doet zich nimmer bemoeien ; hij behoort alleen to zorgen, dot hij zelf van hair doers of laten geen onrechtmatig nadeel lijde . 1) Ofschoon dit ook een verhouding is, kin men het Loch geen betrekking noemen, tenzij men dit laatste woord in zoo algemeenen zin gebruike, dot het niets alia ecelesiam regendi, tamers utraque in Belgio sub initium rei • publicae conjungi coepit, magno et civitatis et ecclesiae commodo ." Comm . de rep. Bat . p . 110 . 1) Prof . Buys in de Bijdr . tot kennis van het bestuur in Nederland XVIII, 458 : » Dezelfde betrekkingen, tusschen Stoat en Kerk overgebleven, bestaan ook tusschen den Stoat en de enkele personen ." Leidt men hieruit of : dus late de stoat de kerk even vrij ale het individu, men kin er ook nit afleiden : dus kin de stoat van de kerk even veel eischen ads van het individu .
9 antlers dan alleen een verhouding aanduidt , al zij hot ook de verhouding van hen die niets van elkander willen weten . Maar in zoo algemeenen zin plegen wij bet niet to nernen . Wanneer ik een antler laat doen al wat hij goedvindt , alleen toeziende dat hij mij geen schade doe , en gereed om bet kwaad , dat hij mij berokkenen kon , to verhoeden of vergoed to krijgen, dan zijn we niet gewoon to zeggen , dat er tusschen ons een betrekking bestaat . Die verhouding van volmaakte onverschilligheid noemen we geen betrekking . Zoo zijn er dus onder de politieken twee richtingen . De eene wil af$cheiding zonder alle betrekking, de andere daarentegen wil betrekking, nails vergezeld van een bet oor4jA e grenssc1 Biding .
In deze laatste richting is dan weer groote verscheidenheid mogelijk . Men kan , terwijl men eenige betrekking in stand wil houden , flog van meening verschillen, waa .r bet er ow to doen is, den aard flier betrekking to bepalen, bet uit to maken, hoe nauw, hoe innig ze wezen moot, Die bepaling raakt een verschil in grand alleen, niet in snort, en niets verhindert ons, flat aantal van graden ons zeer groot voor to stellen . Men ziet, de afscheiding zonder alle betrekking, die ik voortaan de radicale scheiding zal noemen, is vol strekt niet de eenige verhouding, die door de politieken kan begeerd worden . Er is buiten haar flog menige andere verhouding mogelijk, en bet last zich daarom zeer goed denken, flat zij aan een van die andere verhoudingen, aan een andere wijze van om-
10 gang tusschen staat en kerk, een anderen modus vivenr i , ver boven haar de voorkeur geven . Met andere woorden : scheiding van kerk en staat is geenszins hetzelfde als radicale scheiding van kerk en staat . Men kan een ijverige voorstander van de eerste, en to gelijk een besliste vijand der laatste zijn .
IV. Deze uitkomst is zoo ontwijfelbaar juist, dat men de vraag niet kan bedwingen, hoe bet dan toch mogelijk geweest is , wat zoo ver uiteen ligt voor hetzelfde aan to zien , en bij scheiding van kerk en staat aan niets anders to denken dan aan de radicale scheiding . Hot schijnt mij niet rnoeilijk , die vraag to beantwoorden . Eon korte uitstap op con geheel antler gebied kan ons hier een goeden dienst doen . Op zeer verschillende wijzen kan de regeering van een land zijn ingericht . Het is daarom niet onnatuurlijk, naar den besten regeeringsvorm to vragen . Een toch van die alle, zoo meent men licht, diem wel de beste to zijn. Hot is even min vreemd, dat men het kenmerk van dien besten regeeringsvorm in de eenvoudigheid heeft gezocht . Fenvoudigheid heet de stempel der waarheid ; waarom ook niet van elke andere voortreffelijkheid ? In die eenvoudigheid ligt voor velen het bekoorlijke van iedereri zoogenaamd zuiveren regeeringsvorm, van
11 iedere absolute heerschappij , hetzij van den alleenheerscher in de monarchic , hetzij van de meerderheid of van een vergadering of der volksrnassa in de republiek . Eon zoogenaamd gemengde regeeringsvorrn daarentegen boezemt hun , juist ozndat zij een gemengde is, een afkeer in . Ze willen zuiveren wijn of zuiver water, geen mengsel . Vandaar hun bast tegen de constitutioneele monarchic, een bast des to grooter hoe ingewikkelder haar inrichting is . En toch heeft die constitutioneele monarchic de over, winning behaald . Van den eenen staat is ze op den anderen overgegaan , niet zelden ingewikkeld genoeg, met een stelsel van twee kamers en wat dies meer zij . Het eenvoudige en absolute is teruggedrongen, bet gemengde op den voorgrond gekomen . Zelfs de uitersten zijn verbonden . Van republikeinsche beginsels is bier de monarchic doortrokken ; char weer zijn aan bet tijdelijke hoofd der republiek bevoegdheden verleend, zooals men ze elders aan geen keizer of koning zou willen toekennen zonder over erge dwingelandij to klagen . Hoe die zegepraal van bet gemengde en ingewikkelde to verklaren ? Vooral uit de ondervinding, dat inderdaad hot eenvoudige niet altijd hot beste is . Hot menschelijke lever, vooral in die groote kringen van staat en maatschappij, is zelf zoo eenvoudig niet, om overal in eon eenvoudigen vorm to worden opgonomen . Aan den saamgestelden, ingewikkelder inhoud past beter een even saamgestelde, even ingewikkelde vorm . Wat groote voordeelen heeft, dat heeft vaak niet minder groote nadeelen . Daarom zou hot onverstandig zijn
12 bet overal in to voeren, overal toe to passer . Veeleer vordert de rede bet to beperken, to matigen, to wijzigen, missehien wel door wat op zich zelf vlak bet tegendeel is. Juist dat andere , verschillende , strijdige zelfs is wellicht bet best in staat , om die nadeelen weg to nemen, zoodat alleen de voordeelen in stand blijven en door alien genoten worden . Ik zou bier larger bij stilstaan , als ik bet noodig achtte . Maar al wat ik zou kunnen doer is reeds op de uitnemendste wijze gcdaan . Het is gedaan door den meest wijsgeerigen denker over staatszaken , door Edmund Burke , die nooit in bet doordraven op een groot beginsel zijn roem heeft gezocht , maar altijd in bet volledig opmerken en in rekening brengen alley oinstandigheden, in bet nauwkeurig ontleden en onderscheiden van eenvoudige en ingewikkelde verschijnselen . Ware de eenvoudigste regeeringsvorm van zelf ook de beste, men zou in alle landen zich op weg tnoeten bevinden naar hetzelfde doel . De beste vorm voor den eenen staat ware de beste ook voor den anderen . Maar waar op de omstandigheden alley aankomt, daar is plaats voor bet grootste verscbil . Geen eenvoudigheid, maar ook gees eenvormigheid . In bet eene land misschien ecu geheel andere inrichting dan in bet andere . En wat voor verschillende landen geldt, dat geldt niet minder voor verschillende tijdperken in hetzelfde land . Zelfs bij groote overeenkomst tusschen twee staten in de afstamming en in bet karakter der volken, kan door den eigenaardigen loop der gebeurtenissen, de Jigging van bet land, de betrekking tot andere na,tien, en wat
13 niet al meer, voor den eenen staat goed zijn wat de andere noch begeeren mag noch zou kunnen dragen . Ook de geschiedenis heeft hare rechten . Wat in een land van zelf geworden is , en waaraan bet leven des yolks zich allengs gewend heeft , waarin het zich leerde schikken en voegen , dat wordt niet straffeloos verruild met hetgeen elders is doorgedrongen en daar lnisschien de beste vruchten draagt . Zooals het met den regeeringsvorrn is, zoo is het ook met al wat zich in de volken bevindt en regeling vordert . Hiertoe behoort, als een zeer gewichtig deel van het volksleven , de betrekking tussehen den staat en de kerk . Hoe moet die betrekking zijn? dat is voor alle landen de groote vraag . Ze is in den eenen tijd van meer belang dan in den anderen , in onze dagen van zoo overwegend belang, dat alle andere vragen op den achtergrond treden . In vorige tijden was het antwoord spoedig gegeven . Kerk en staat moesten een zijn ; dat was het eenvoudigste, en dus ook het beste . Wel was bet niet volmaakt eenvoudig, want er was nog tweeerlei mogelijk of de staat opgelost in de kerk, of de kerk opgelost in den staat . Maar toch, men was er mee tevreden ; slechts eenmaal behoefde men een keus to doers ; was die gedaan, dan had men de gewenschte eenvoudigheid bereikt. In het leger der politieken heeft men de eenheid van kerk en staat aan een beter inzicht in bet volksbelang ten offer gehracht . Maar niet de aangebeden eenvoudigheid Op nleuw heeft men bet eenvoudigste het
14 beste geacht . Maar flu aan het andere uiterste van het veld . Geen eenheid ; dus flu vlak het tegendeel ; fill niets anders dan de meest radicale scheiding . Eenvoudig genoeg . En hoe natuurlijk moest het schijnen. Men wilde alle botsingen vermijden tusschen kerk en staat . En wat zou, om twee rnachten buiten basing to houden , beter kunnen zijn dan ze buiten alle aanraking to houden ? Er kan immers geen twist ontstaan , wanneer de eene partij slechts spreken mag , als zich de andere reeds op een behoorlijken afstand bevindt ? Toch kon de raad wel eens minder bruikbaar zijn . Als er tusschen echtgenooten een onaangename stemming geboren is, als ge verdere botsingen vreezen moet, is dan in echtscheiding, in volledige scheiding, het beste, het eenige redmiddel P De mogelijkheid van twist en strijd zal ze wegnemen ; last ze ook de voordeelen, de goede werking van het huwelijk, ongedeerd P En dit is het eenige niet . Wat, zoo eens de eene macht den tijd der scheiding joist gebruikte ow het terrein der andere to ondermijnen ? Wat, zoo ze joist daarom die scheiding, die ze in beginsel verwerpt, eens filet zoo vurigen ijver begeerde, alleen maar om die als middel to gebruiken tot bereiking van haar ware doel, de eenheid, de eenheid in dien zin natuurlijk, dat alles aan haar, aan haar alleen, onderworpen werd ? Inderdaad is dit hier het geval . Wie toch zijn het, die de radicale scheiding van kerk en staat verlangen ? Aan den eenen kant een deel der politieken . En wel
15 die politieken vooral , die zich liberaal , zelfs radicaal noemen 1) . Verzwakking , wel niet van het staatsgezag, maar toch van de staatsbemoeiing , is hun gelief koosde lens . Zij ijveren voor vrijheid , vrijheid van bet individu en vrijheid alley vereenigingen van individuen, door dezen vrij willig aanvaard en r~aar goedvinden to verlaten . En het eenige, wat flier vrijheid in den weg kan staan, is naar hun oordeel de staat . Het komt niet bij hen op, flat er vereenigingen denkbaar en mogelijk zijn, die meer flan " de staat de vrijheid aan banden leggen, en flat het zoo vreemd misschien niet is, als j uist tegen zulke vereenigingen het de staat is, die de vrijheid moet handhaven . Zoo kwam niet zelden het yolk in verzet tegen den vorst, als had het alieen van dezen gevaar to duchten, om helaas ! to last to ondervinden, hoe zwaar het juk van den adel op de schouders drukte . Ook het omgekeerde is gebeurd . Om de aanmatiging van den addl to breken en de macht 1) Dat, gelijk Heinrich Lang in de Reform van 19 September 1874 schrijft, de ijver der radicalen dikwijls de vrucht is van hun onversehilligheid voor al wat tot de kerk behoort, zal niemand ontkennen . De staat, zeggen ze, moet de kerk laten doen wat ze goedvindt, hoe onzinnig het ook zij, ja hoe onzinniger misschien hoe liever . wer nicht drip sein will bleibe weg ; wer gemn gedriickt sein will, lasse sick drucken ." Slechts flit voegen ze er dan bij : Dass der Austritt jeden Augenblick moglich sei, dass damit keinerlei bicrgerliche Naehtheile verbunden seinn, daftir sorge der Staat." Als ware bet burgerlijke hier zoo fijn of to scheiden Laat in een streng katholieke streek de bisschop iemand in den ban doen, en » Ihr habt einen solchen Mensehen um sein Brod, um seine gauze Lxistenz gebracht,"
10 zij,ner voorrechten to fnuiken , is meer dan cans hat yolk door den vorst in beweging gebracht, om weldra onder vorstelijke dwingelandij diep gebukt to gaan, diaper dan ooit to voren onder hat gezag van den adel . Maar hat is niet alleen een groot deal der politieken, dat voor de radicale scheiding van kerk en staat to velde trekt . Het is niet minder de geheele partij der clericalen . En we leerden de clericalen juist als voorstanders der eenheid, als tegenstanders dus van iedere, vooral van de radicale scheiding kennen ? Het is. zoo . De clericalen zijn to gelijk vrienden en vijanden der scheiding . Vijanden in beginsel, vrienden voor een tijd lang . Hun doel is de eenheid, mits hat die eenheid zij, die den staat aan de kerk doet gehoorzamen ; hun middel is de scheiding, mits hat dan ook de meest radicale scheiding zij 1) . Want zij be1)
Niemand heeft zoowel hat een als bet ander meer onbe-
wimpeld uitgesproken dan de uit Meppen ten Pruisisehen landdag afgevaardigde Windhorst .
In de zitting van 9 Maart sprak htj
daze duidelijke woorden : » Ich bescheide mich ,
dass , wie die
Dinge nun einmal liegen, schwerlich das allein gesunde Verhalt-
niss zwisehen Kirche and Staat, das Hand in Hand gehen and das im Einverstandnisse Wirken beider, noch langer wind auf-
recht erhalten warden konnen . Ich bin uberzeugt, dass bet den jetzigen ungluckseligen Wirren, die alle Tage acuter warden, es kein anderes Mittel gibt um zum Frieden zu gelangen, als die vollste Trennung der Kirche voor Staat .
Ich halte das nicht
fur einen normalen Zustand, abet es haben sick einmal die Ver-
haltnisse so gestaltet, dass ohne eine Durchfuhrung dieses Princips zu einem Frieden nicht zu gelangen ist .
Blicken wit nach
17 grijpen het maar al to goed, dat geen gedeeltelijke scheiding, waarbij allerlei betrekkingen in stand blijven, England
1111(1
America . . . . In diesen grossen Staaten, deren Bevol-
kerung dock auch wesentlich aus Protestanten besteht, herrscht emn tiefer kirchlicher Frieden, and ich begreife nicht, dass nicht Alle, denen emn solcher Friede am Herzen liegt, nach diesen Landern schauen . Dort wird die Trennung der Kirche vom Staat . .
so verstanden, dass jede Kirche sick frei bewegt, ohne dass der Staat sick darum kum mert ,
disciplinirt werden .
wie ihre Priester eingesetzt and
Dort last der Staat die Kirche gewahren,
and daher kommt es , dass dort Frieden ist ."
Treffend was het
antwoord van den minister Falk : > Es ist so recht Libel, dass diesen beruhmte Wort (Trennung den Staaten von der Kirche)
von den Menschen unter so sehr verschiedener Bedeutung aufgefasst wird .
Ich fiirchte , mit diesen allgemeinen Andeutungen
ist nichts gewonnen . Ich will auch die Trennung den Staaten von der Kirche, and der Herr Abgeordnete glaubt gewiss, dass ich
mir darunter ganz etwas Anderes denke als er, and so mochte es wohl andern Leuten auch nosh gehen .
Er weist uns hier so
gemn auf America and England hin ; er sagt, dort bekummert
sick Niemand um die Entwicklung der Kirche, der er angehort . Ob alle Englander diesen Hinweis in dem Sinne den Herrn Abgeordneten als richtig erkennen mochten ?
Der sehnsiichtige
Buck, den er jenseit der Meere hinuberwirft, von da fangt man an, ihn sehnsiichtig auf den Continent zuriickzuwerfen .
Dort
hat diese gewaltige Gestaltung der clericalen Kirche lange nicht die Geschichte wie bei uns, dort sind es relativ nosh Anfange,
and dass man diesen Anfangen gegeniiber in America dieser Kirche keinen Widerstand glaubte entgegensetzen zu durfen, lag darin, dass man die Entwicklung aus diesen Anfangen nicht kannte .
Jetzt ist die Entwicklung herangewachsen, and mancher
Americaner ist uber die Zukunft seines Vaterlandes besorgt . Wir in Preussen haben die Erfahrung gemacht, dass der gewal-
tige Widerstand in Beziehungen gipfelt, wie sic in der letzten
2
18 hun ter voorbereiding van hun eindwerk zoo goede diensten bewijzen kan als de volledige , doortastende scheiding. Hoe meer ze can zich zelf worden overgelaten , hoe minder men acht geeft op wat zij doers en laten , des to beter kunnen zij workers , in hot openbaar en in bet geheim , des to beter hun krachten ontwikkelen voor den lateren dag, waarop die beslissende strijd zal worden gestreden, die hun de zegepraal moot bezorgen . Zoo kan • immers de op den grond geworpene zich beter toerusten voor de ure der wrack , als de vijand, die hem losliet, zich niet om hem bekommert, dan wanneer hij bestendig hem in bet oog houdt en geen enkele beweging onbemerkt laat P Zoo vinden we, geen zeldzaam verschijnsel meer ! de grootste vijanden in eon tijdelijk bondgenootschap vereenigd . Liberalen en radicalen arm in arm met clericalen . De schapen verbroederd met de wolven, om den herder en den hond uit den weg to ruimen ! Als de volledige scheiding van kerk en staat eons verkregen was, wie zou den dan as de schapen voor ons staan ? Zij, die in hun verhouding tot de clericalen altijd de schapen, de domme schapen, geweest zijn, de liberalen en radicalen 1) . wanneer de strijd eons Encyklica zum Ausdruck kommen .
Er ist dadurch erwachsen,
class der Staat sic machen less was sie wollte. Wenn man solche Erfahrungen gemacht hat, muss man die Ausfiihrungen des Abgeordneten Windhorst bekampfen ."
1) » Die Liberalen wissen es oft nicht was sie thun, aber die
Kirche weiss es recht gut was sic thut, worm sic den Namen der Freiheit auf ihre Fahne schreibt ."
Heinrich Lang .
19 volstreden is, niernand, die de vruchten der zegepraal zal genieten, dan de clericalen alleen . Nooit is het monsterverbond iemand antlers dan hun ten voordeel geweest 1) . 1) Zoo onze liberalen en radicalen nag iets willen leeren , last
mij dan uit Laurent's geschriften : » L'eglise et l'etat", en : » Lettres d'un retardataire liberal", het een en antler hun meedeelen .
Toen de revolutie van '30 BelgIe van Holland geseheiden had, moest de emancipatie van de kerk , die onder Holland overheerd
heette door den staat, worden bezegeld . Met welk doel , had ieder verstandig man kunnen opmaken nit wat van '15 of door de
bissehoppen ,
vooral door De Broglie , g~eischt was .
Men had
geprotesteerd tegen het > zwarte beginsel" der gewetensvrijheid, en de bepaling , dat » une protection et une faveur egales sent accordees
a
tons les cultes", de bron genoemd alley ongeneeslijke
kwalen, die den heiligen godsdienst bedreigden . Zie De Gerlache list . I. 308 vlgg . defendue
a
> La protection des cultes" was » absolument
un catholique , dont les principes sont, que daps la
seule religion catholique se trouve la
verite .
Qui prof sse de
tell principes ne peut jurer de proteger aucun autre culte pour cela mime qu'il n'y reconnait pas la verite ."
Zoo schreef 2
October 1816 Kardinaal Consalvi aan den Nederlandschen gezant . Met de scheiding van Holland zou nu de scheiding van kerk en staat komen .
Bij de beraadslaging over het ontwerp der
constitutie zei Nothomb, dat zich de staat met de kerk even weinig had to bemoeien als met de geometric . Enkelen zagen het beter in .
Defacgz meende : » Il faut que
la puissance temporelle absorbe la puissance spirituelle, parce que la loi civile etant faite daps l'interet de tons, elle doit 1'emporter sur ce qui n' est que de l'interet de quelques-uns ." Hij noemde de radicale scheiding een x georganiseerde desorganisatie ."
Deleeuw verklaarde, dat de godsdienst, als hij in de
wereld der ideeen bleef, den staat zeker niets aanging, maar
20 En waarlijk geen wonder! Is het eens tot de volledige scheiding gekomen van kerk en staat, dan hebben dat
de
kerk,
een uiterlijk zichtbare organisatie, niet aan den
staat • to onttrekken was . Het baatte niet .
De kerk moest
zei De Brogue
faitement libre et independante" zijn .
geestelijken had de staat nets to maken . onvrij , » Si elle ne peat se regir ceux qui doivent la diriger ."
a
» par-
Met de benoeming van
Een vereeniging was
son gre , ni choisir et etablir
Evenmin , zei Nothomb , als de
Paus zich heeft to steken in de benoeming der Belgische gouverneurs , evenmin de regeering in die der geestelijken . Het placet moest weg .
» Si les ecrits publies au nom du clerge
renfermentL quelque chose de seditieux, les lois penales ordinaires les atteindront, comme tout autre ecrit ." Het onderwijs moest vrij zijn,
Nothomb .
pLes Belges aiment mieux se
passer d'instruction, que de se la voir imposee administrativement et par les caprices du pouvoir ."
Abt van Crombrugghe .
Daarentegen wilde men de bezoldiging der geestelijken door den staat gaarne behouden, ofschoon De Potter gezegd had : » Un pr~tre salarie par 1'Etat est un anachronisme au XIXe siecle ." Pat was, zei men, vergoeding voor de secularisatie der kerkegoederen .
En wat vind~n we flu in Belgie 2
De Paus kan elken geestelijke, dien hij wil, als bisschop naar Belgli5 zenden .
Ook een vreemdeling, die volgens de Belgische
staatsregeling niet eens deurwaarder mag zijn . onbeschaafden en antinationalen man .
Ook den meest
Hij behoeft geen eed op
de grondwet of de wetten to doen ; hij is door een eed alleen aan den Paus gebonden .
Met den staat geen andere betrekking,
dan dat hij van den staat een tractement krijgt .
Controle op
de uitvoering van zijn ambt heeft de staat niet . Verheft hij een
geestelijken tot hoogere waardigheid, terstond moet de staat ook dims tractement verhoogen .
Controle over de oprichting van
eestelijke vereenigiugen en orden is er niet .
Evenmin over die
21 de liberalen en radicalen hun doel bereikt . Hun doel was joist die scheiding ; thans is hun task ten erode ; ze laten de handen in den schoot zakken, en rosters uit van hors arbeid . Na het werk is het slapen zoo zoet . Maar wie niet slapen, wie flunk wakker zijn, en hun rustenden vijand niet nit het oog laten, dat zijn
de clericalen . Ze zijn vol ijver, vol werkzaamheid, want hun werk vangt nu eerst aan . Hun doel is niet van kloosters , die eenvoudig » maisons" heeten. De staat oefent geen toezicht op het onderwijs . jeugd opvoeden .
De onbekwaamste man kan de
In '35 werd de Leuvensche staatsuniversiteit
opgeheven .
Een kerkelijke nanl hare plants, hare zalen, hare
beurzen in .
Opdat de staatsuniversiteiten aan de vrije kerkeljjke
niet to veel kwaad zullen doers ,
is de exameneommissie zoo
saamgesteld, dat er professoren in zitten , die door de bisschoppen
benoemd zijn.
Zoo worden de toekomstige staatsambtenaren
gtexamineerd door lieden , die zelf niet door den staat beproefd zijn en die met den staat zich door niets verbonden voelen . Het
lager onderwjjs gaf de wet van '42 geheel in handen der geestelijkheid .
De lagere clerus is to eenen male in de maeht der
bisschoppen .
Evenals het tractement, zijn ook de voorrechten gebleven .
Straffen zijn bedreigd tegen hem die een predikatie stoort . priester is vrij van krijgsdienst .
De
Ten deele heeft de kerk vrij-
heid van briefporto .
In een woord, de ultramontanen, een Nothomb c, s ., hebben
de liberalen en radicalen, ouder gewoonte ! om den tours geleid . Diezelfde liberale Nothomb, die in '30 riep, dat de kerk even
weinig als de geometric tot het terrein der staatsbemoeiing behoort, en dat er voor den staat geen geestelijken meer zijn maar
enkel burgers, zei in 1842, toen het lager onderwijs geheel in de handen der geestelijkheid moest gespeeld worden : y avoir d'ecole legalement constituee
qu'a la
Ii ne pent
condition de reunir
22 bereikt, want de scheiding was hun duel niet ; de scheiding was hun slechts middel 1) . Thans voor het l'enseignement moral et religieux
a
1'instruction proprement
dice.
Cette reunion n'est possible que par l'intervention du clerge . En
se retirant le clerge pent rendre impossible l'existence legale de l'ecole.
Ii se retirera ou menacera de se retirer , cheque fois
qu'il ne sera tenu aucun compte , ou plutot quand on persistera
a
ne tenir aucun compte de ses indications .
Ce droit du clerge
est tres-grand sans doute , mais it derive de l'independance de
la position pie lui a faite la constitution de 1831 ; c'est done un droit d'abstention qu'il est impossible de lui denier ." 1) Er is den ook aan de radicale scheiding voor de cl~ricalen
genoeg verbonden , dat hun weinig ken behagen . Maakt de staat
zich geheel van de kerk los , den moet hij ook niemand wegen des Ranges, den er in seiner Kirche einnimmt, eine bevorzugte
buxgerliche Stellung oiler sonst einen Vortheil gewahren ." Zeller, Staat and Kirche, bl . 57 .
De Aartsbisschop van Utrecht of de
Voorzitter der Hervormde Synode moet den bij omen staat even-
min als zoodanig bekend zijn als b. v . de secretaris der rederijkerskamer Jan van Beers .
De kerkelijke partij wil den ook
eigenlijk , » man solle ihr zwar alle die Vorrechte and Machtbefugnisse , welche sie ihrer bisherigen Verbindung mit dem Staat
verdankt , lasses , ihr aber dabei voile Freiheit einer Privatgesellsehaft gewahren ." bl, 65 .
Ook Golther, der Staat and die
katholische Kirche, bl . 17, merkt zeer juist op, dat wanneer
clericalen voor de behandeling der kerk als een particulier genootschap ijveren, hun eenig doel is, » class man die bevorzugte offentlich rechtliche Stellung der Kirche beibehalten wolle, dabei
aber die voile Freiheit einer Privatgesellschaft and insbesondere die Beseitigung der staatlichen Kirchenhoheit in Anspruch nehme ." Met een woord : ze begeeren dat wet inderdaad door de Pruisische constitutie van 1850 gegeven is, voor de kerk al hear vroegere voorrechten en al hear gezag, en bovendien nog de voile vrijlieid van een privaatgezelschap, waarop de staat gees rechten
23 eerst zijn ze op weg near hun doel , near de eenheid, near den kerkelijken staat , near de theocratic . Bedienen zich de clericalen van het wapen der huichelarij ? Dat zij verre . Zoo oprecht , zoo onbewimpeld mogelijk spreken ze hun gevoelen nit . Juist daarom is het zoo onnoozel, dat hun vijand zich verschalken last . Zij zijn het niet die hem bedriegen, hij bedriegt alleen zich zelf. Ze ijveren niet in het openbaar voor de scheiding, om alleen in het diepste geheim tegen hear to prediken . Ze spreken altijd ook in het openbaar, en altijd even luide, even duidelijk . Ze reiken den liberalen en radicalen de hand, om seam to werken voor de scheiding, als r, het eenige zuivere beginsel", het „middel om staat en kerk in vrede to doen leven," zonder hetwelk er n een eeuwige strijd, een beurtelingsche overheersching" zijn zal 1) . Maar op hetzelfde oogenblik verdoemt de Paus met onmiskenbare, niet hoog genoeg to waardeeren openhartigheid dat r, zinneloos en goddeloos beginsel van naturalisme", hetwelk de maatschappij wil laten regeeren „zonder eenig onderscheid to makers tusschen den valschen godsdienst en de ware godsdiensten ," en noemt de prediking der leaf gelden .
Had Pruisen niet voor vijf en twintig jaren dit
rampzalige stelsel ingevoerd, het zou thans den zwaren strijd niet behoeven to strijden, dien het, eindeljk wakker gesehud moedig heeft begonnen . 1) Woorden van Mr . Meeussen en Mr . Strens bij Mr . Smidt scheiding van staat en kerk, bl . 30, in volmaakte harmonic met
de uitspraken van Mr. Van Delden, Mr . Van der Linden, Mr . Van Houten en Thorbecke .
24 „vrijheid van geweten en eeredienst" zelfs een „waanzinnigheid , voor het heil der zielen hoogst noodlottig," Ja, zoo openlijk draagt hij de bonier der eenheid van kerk en stoat , met volslagen onderwerping van den stoat aan de kerk , dot hij onder de tachtig r, voornaamste dwaalleeringen van omen tijd" onbewimpeld ook deze stelling durft noemen : ,,In onze dagen is het niet goed meer, dot de katholieke godsdienst als de eenige godsdienst van stoat gehouden wordt , bij uitsluiting van alle andere eerediensten ." Kon de Pans oprechter zijn ? Overal , ook bij ons , moet de katholieke godsdienst de eenige godsdienst van stoat zijn . Overal, ook bij ons , moeten alle andere eerediensten zijn uitgesloten . Hebt gij het nog niet verstaan, liberale en radicale Protestanten van het oude Holland? Ziet ge het nog niet in, dot de clericalen, als ze met u ijveren voor de radicale scheiding, tegen u de volstrekte eenheid bedoelen ? Is bet u nog niet duidelijk, dot de scheiding hun slechts het middel is, niet het doel, het uitstekende mid del slechts, dot een tijd long to gebruiken is, om een onder doel er voor goed mee to bereiken ? 0, wijt het don toch u zelf alleen, als ge nit uw zoete droomen ontwakend n aan handen en voeten geboeid ziet ; wijt het niet aan de clericalen, wijt het allerminst aan den Paus . De clericalen weten wat zij willen ; gij alleen zijt de onnoozelen die het niet weet 1) . 1) p Wahrend nosh vor zwanzig Jahren in der offentlichen Meinung die Trennung der Kirche veal Stoat auf derv liberalen
25 V. Niets schijnt den mensch zoo moeilijk, als daar waar hij overeenkonist ttisschen twee taken heeft opgemerkt ook op bet verschil het oog to blijven richten . Breng iemand tot de overtuiging, dat de menschelijke laden even noodwendig zijn als de verschijnselen der natuur , en ge loopt groot gevaar , dat hij u zal toeroepen : dus moeten ze ook volmaakt op dezelfde wijze worden behandeld . Alsof er lit uit volgen moest Is het gebied der noodwendigheid dan niet een geheel antler bij den mensch als bij de natuur? 4mdat er daar zoowel als hier orde en wet bestaan, is het daarom geheel onverschillig, of de feiten, die zij verbinden, bet werk zijn van blinde, gevoellooze natuurkrachten, dan wel van verstand, van gevoel en wil ? Ziekte is even noodwendig als gezondheid, sterven en ontbinding even noodwendig als leven en bloei . Zult ge daarom eischen, dat men op uw ziekbed u als een gezonde behandele ? dat men eens uw lijk onbegraven late? De staat -- zoo kan men het vooral uit den mond Programm stand, hat die kuhne Verwerthung dieses Princips, wie sie von den Ultramontanen immer rucksichtsloser vollzogen wurde,
zu
andern
Anschauungen
gefiihrt, and man halt emn
mehr oiler minder weitgehendes Aufsichtsrecht des Staates fur geboten als Bedingung eines friedlichen Zusammenlebens and wahrer Culturpflege ."
Zoo lees ik in de Allgem . Augsburger
Zeitung van 14 October 1874 . inzicht nog niet gekomen .
Bij ons is men tot dat betere
26 der politieken vernemen , die in dat snort van verge-lijkingen, liefst zoo plat mogelijk uitgedrukt, behagen scheppen -- de staat moet in een kerk of kerkgenootschap niets antlers , niets meer zien dan een gewoon privaat of particulier genootschap . Of menschen zich vereenigen , om hun godsdienstig geloof to belijden en hun godsdienstig gevoel to uiten, dan wel om samen muziek to maken of zich in uiterlijke welsprekendheid to oefenen, is volmaakt onverschillig . Voor den staat is er daarom geen onderscheid tusschen een kerk en een concertvereeniging of een rederijkerskamer . Ook de uitwerking en de toepassing van dit beginsel schijnen zeer aangenaam . A1weer in denzelfden liefst platten toon . De staat, hoorde ik mij tegenwerwerpen, heeft zich evenmin om twaalf bisschoppen to bekreunen als om twaalf schoenlappers . En het werd door mijn vriend Jorissen to Leeuwarden duidelijk verklaard : „Uit een politick oogpunt is er geen wezenlijk verschil tusschen een studentenmaskerade en een pro.„ cessle . Men ziet, het is overal dezelfde : leas Er is overeenkomst, en dus geen verschil . Ik kan dat niet zeer verstandig noemen . Omdat dichters even goed als koningen menschen zijn, menschen van gelijke bewegingen en wat men er nog meer als trekken van gelijkheid wil bijvoegen, zal ik daarom aan een samenkomst van drie dichters evenveel gewicht moeten hechten als aan eon samenkomst der drie keizers van oostelijk Europa? Twaalf bisschoppen, en twaalf schoenlappers! Zeker,
27 daarin is volmaakte gelijkheid , dat ze menschen , mannen , en wat niet al meer ? en dat ze twaalf in getal zijn . Zal ik daarom een herderlijken brief van twaalf bisscboppen met dezelfde onverschilligheid uit de hand leggen, waarmee ik het een oproeping zou doen van twaalf schoenlappers? Of het moesten schoenlappers zijn als die onmensch Simon , en tijden waarin als voor ruim zestig jaren aan hun opruiende duivelentaal op nieuw de gruweldaden der hel konden ontkiemen . Geen wezenlijk verschil tusschen een studentenmaskerade en een processie ? Maar als de maskerade flu eens een luidruchtige volksvreugde zal doen ontstaan en niets meer, terwijl de processie ten doel heeft in een lang opgehoopt buskruit de vonk der ontplofhng to werpen ? Of als omgekeerd de processie bestemd is alleen om het hart met de dingen eerier hoogere wereld to vervullen, de maskerade door de keus der voorstelling een politieke demonstratie is, gelijk aan het spelen der Muette op den geboortedag van een al to gerusten koning ? Altij d rrlaar, , en in alle gevallen, politick geen wezenlijk verschil? Bet is of de koopman zei : Geen wezenlijk verschil tusschen potlood en diamant ; immers beide zijn het stof, beide koolstof, beide zelfs gekristalliseerde koolstof . Als kwarn het hier voor den handel niet op de waarde, en daar voor het politieke oordeel niet op de werking aan ! En als hing bij het beoordeelen der waarschijnlijke werking niet alles van de tijdsomstandigheden af . Wat ge vandaag als een onschuldige vertooning kunt toelaten, dat zet morgen, even lijdelijk gedoogd, den geheelen staat in vlanimen .
28 .den kerkgenootschap is een genootschap , niets nicer, 0 diepzinnige begripsbepaling ! Kan dan het eerie genootschap niet weldadig, het andere gevaarlijk zijn P Kan hetzelfde genootschap niet beide to gelijk zijn ? Wat brengt ge ons er dan nice vooruit, dat dezelfde naam van genootschap ze vereenigt ? Zal het inderdaad altijd zoo onverschillig zijn, of men zich met godsdienst bezig houdt of muziek maakt, of wel prozastukken en verzen voordraagt? Maar als de rederijkerskamer eens een ander doel heeft dan to declameeren, wedstrijden to voeren en medailles nit to reiken P Als het eens niet om een weinig kunst of ijdelheid , maar om den wilden hartstocht der omwenteling to doen is ? Niet om den vorm der voordracht , maar om den inhoud , die de gemoe= deren in drift -ontvlamt en den dolk in de vnist dringtP Als de rederijkerskamer eens een politieke club is, zooals wij die in het eind der vorige eeuw ook in ons vaderland hebben gekend ? Is alles dan nog altijd politick volmaakt onverschillig ? Alles een gezellig samenkomen ? Niets nicer . Een kerk slechts een gewoon gezelschap P Zeg dan toch liever : een zeer buitengewoon gezelschap, kenmerkend onderscheiden van wat menig ander gezelschap is . Het zijn toch geen lose individuen, alleen door gelijkheid van godsdienstig geloof en leven verbonden, die 's zondags bijeenkomen om met elkaar to zingen en to bidden en door een hunner zich to doen toespreken . Het zijn geen onsamenhangende vergaderingen, iedere week hernieuwd, om dan weer tot aan de volgende zitting als in het niett to verstuiven . Pie
29 wisselende schare , die niets blijvends heeft , niets dat vast is en in een vasten vorm naar buiten treedt, noemt ge toch geen kerk . Stel uw eischen zoo laag ge maar wilt , een kerk heeft toch in ieder geval een inrichting , een vertegenwoordiging , een eigendom . Om haar task to vervullert , om haar doel to bereiken , wil ze meer zijn en moet ze meer zijn dan een gezelschap, welks leden zich van tijd tot tijd vereenigen . Ze moet een lichaam, een eenheid , een rechtsptrsoon zijn . Een nieuwe persoon dus , die in den staat optreedt om er dezelfde rechten uit to oefenen, in wier bezit zich de natuurlijke personen eenvoudig door hun leven bevinden . Een nieuwe persoon , bevoegd om , evenals die natuurlijke, eigendom to verkrijgen en voor den rechter to doers gelden, om met giften en makingen to worden bedeeld, om over goederen beheer en beschikking to hebben, om verbindende statuten to makers en to wijzigen . En aan wien nu zal de kerk het bezit van al die rechten en bevoegdheden danken ? Aan wien de erkenning van haar bestaan als een nieuwe, als een door bet recht geboren persoon? Aan niemand zeker dan aan den staat alleen . Zoo is haar geheele bestaan, niet als gezelschap, niet als ontbindbare individuengroep, maar als lichaam, als eenheid, als persoon, een gunstbetoon van den staat, een weldaad door den staat bewezen 1) . Reeds daar1) Thorbecke, Aant . II. 217 : ' Tot het bestaan zelf van een zedelijk lichaam schijnt stellige toelating, d, i, erkenning van overhcidswege, rechtens noodig. Want het is, als persoon, z~n
30 door is zij nauw met den staat verbonden , want hear leven als rechtspersoon in zijn rechtssfeer is alleen zijn werk , het werk zijner erkenning , die erkenning moge uitdrukkelijk of ~tilzwijgend gegeven zijn . Zoo een nieuwe kerk zich vestigde , is er iemand die beweren zou , dat zij , om als rechtspersoon to kunnen gelden, m. a, w, om inderdaad een kerk to zijn , geen uitdrukkelijke erkenning noodig had van den staat ? De bestaande kerken hebben zulk een uitdrukkelijke erkenning niet ontvangen . Toch brengt dit in den aard der rechtsbetrekking niet de minste verandering . Hear erkenning van staatswege is een stilzwijgende, en al wet tegenover een nieuwe kerk uit een uitdrnkkelijke staatserkenning moet voortvloeien, dat volgt tegenover een reeds bestaande kerk eveneens uit de stilzwijgende staatserkenning . Een eerste en onmisbare voorwaarde voor alle erkenning van staatswege is de goedkeuring der statuten . Pit woord poedlceuriny gebruik ik niet in een positieven, maar enkel in een negatieven zin . Het is niet noodig, dat de staat aan het doel, aan de inrichting der vereeniging, die zijn erkenning vraagt, juist zijn zegel hechte . Het is genoeg, dat hij er niets in opmerke, wet met zijn eigen bedoelingen in strijd is, in strijd met die belangen zijner burgers, wier handhaving en beseherming hij als zijn eigen duursten plicht beschouwt . aanzien verschuldigd aan eene fictie, die hear rechtskracht alleen van het staatsgezag ken ontleenen .
Of is verdrag genoegzaam
om aan eene meerderheid het karakter van een zedelijk lichaam to geven 2
Men vrage, op welken grond de rechter het, wan-
neer het b, v . eene rechtsvordering instep, zal erkennen ."
31 Vereenigde zich bier een groot aantal van Mormonen, om van omen staat erkenning als kerkelijke gemeente to vragen , niemand zou bet dien staat ten kwade kunnen duiden, als hij zijn erkenning ten stelligste weigerde . Hun samenspreken , bun briefwisselrng met elkaar zou hij niet willen verhinderen ; wat zij ter verdediging en aanprijzing hunner veelwijverij -- om slechts deze to noemen -- in bet licht wilden geven , zou hij onnoodig achten to verbieden ; maar bun zijn voile beseherming to leenen , om misschien een uitgebreid grondbezit to verkrijgen , om door allerlei openbare vertooningen op de zinnelijkheid der menigte to werken , om misschien door een goed ingerichte , vast gesloten organisatie een dreigende macht in den staat to worden en zijn groot beginsel der monogamie to ondermijnen , wie kan hem tot zulk een dwaasheid in staat rekenen ? wie daarin een lofwaardig liberalisme zien ? Geen staat is er toe geroepen zich zelf ten val to brengen . Hij moge, ter wille der individueele vrijheid, veel duiden wat hij verderfelijk acht ; hij kan bet nimmer door toekenning van rechten en bevoegdheden in de hand werken . Hij kan bet verkrijgen van grondbezit, bet aannemen van schenkingen en makingen, bet stichten van scholen en andere inrichtingen, niet als een recht in de hand van hen geven, die er duidelijk voor uitkomen, dat zij van al wat hij bun verleenen mag geen antler gebruik zullen maker, dan otn al de groote beginsels zijner eigen constitutie en voor een to sloopen 1), I) Tborbecke,
Aant . II . 218 ; >De leer van een kerkgenoot-
3z
Voor alle dingeu dus : kennis van het doel der ver •
eeniging , die als rechtspersoon wil optreden ; kennis van de middelen , waarmee zij dat doel wenscht to bereiken ; kennis van de inrichting , waardoor zij met die middelen hoopt to werken ; verklaring , dat en doel en middelen en inrichting hem zonder gevaar schijnen, zoodat hij , hoe waakzaam ook voor zijn eigen rechten, er vrede mee hebben kan . Maar tevens , als noodwendig uitvloeisel, voortdurend toezieht, onmiddellijke kennisneming van iedere verandering, hoe die ook wezen moge , in doel , middelen of inrichting , en vooral goedkeuring van iedere verandering, dat wil zeggen : verklaring, dat er van zijn karat geen bezwaar tegen bestaat . Want wat hij van den aanvang of niet had kunnen toelaten, dat kan hij later evenmin dulden . Bekeerde zich op eens een bekend kerkgenootschap tot de leeringen en de leefwijze der Mormonen, bet zou zich tegenover den staat niet op zijn aloud bestaan, niet op de lang volbrachte staatserkenning kunnen beroepen . De staat zou den toestand als volmaakt nieuw moeten beschouwen, en op bet aangaan eener nienwe betrekking moeten bedacht zijn . Evenmin kan zich de staat door bet lang geregelde gebonden achten, wanneer de inrichting van een kerkgenootschap buiten hem oral een belangrijke, voor hem misschien zeer bedenkelijke verandering ondersehap, zoo
verre
zij
aan de leden ten aanzien van burgerlijke
betrekkingen plichten voorschrijft, mag niet vreemd blijven aan het onderzoek der overheid ."
33 gaat 1) . Gelijk de staat geen al to groote heerschappij van den eenen mensch over den anderen toelaat, zelfs waar die op de lneest natuurlijke betrekking, b . v . tusschen ouders en kinderen, gegrond is, zoo kan hij nog minder aan een vereeniging een to groote macht over het individu gunners . Het moet aan hem verblijven, de grenzen flier macht to trekken, en to zorgen flat hare uitoefening de maatschappelijke rechten en vrijheden zijner burgers ongekrenkt late . En is het flu zeer wel mogelijk, flat een veranderiug in de inrichting eeniger kerk den bestaanden toestand to eenen male 1) In zijn jongste gesehriften tegen het Vaticaansche concilie heeft Gladstone het duidelijk doers uitkomen, flat met de besluiten van flat concilie in beginsel de grond ondermijild is, waarop in Engeland de emancipatie der katholieken gebouwd werd . Ware die emancipatie der staatsmacht niet afgeperst met de onware verzekering , flat geen van al de gevaren , die zich thans
werkelijk vertoonen, to vreezen was, ze zou op flit oogenblik
stellig niet verkregen worden . Een staat , die het stichten eenen nieuwe kerk toeliet, aan wier zichtbaar hoofd onfeilbaarheid werd toegekend, zou aan zelfmoord schuldig staan .
Bij de katholieke
kerk is natuurlijk noch aan ophefhng nosh aan reorganisatie van
staatswege, geheele losmaking b . v . van Rome, to denken ofschoon het laatste door Heinrich Lang onvermijdelijk wordt geacht, - maar het is toch zeker de tack van den staat, » der
Kirche die Macht zu nehmen, diese Grundsatze (die het concilie
vaststelde) ins praktische Leben zu fiihren ." Friedberg t . a . p . bl . 776 . De Duitsche bisschoppen begrepen het, toen zj met angst op de noodlottige gevolgen wezen, die het concilie zou moeten voortbrengen, op de veranderde verhouding tot iedere staatsmacht . Wie had toen durven voorspellen, flat ze er weldra hun een in zouden stellen, slavenketenen to di agen 2
3
wijzige, dan moet tegenover zulk een wijziging de staat tot zijn oude vrijheid terugkeeren . Wanneer een kerk, op zelfstandigheid van iedere plaatselijke gemeente gegrond , aan die zelfstandigheid een erode maakt en alle gemeenten aan een krachtig centraal beheer onderwerpt , dan is de toestand zoo ingrijpend veranderd , dat ook de staat tot een geheel nieuwe regeUng van zijn betrekking tot die kerk zich moet verplicht zien . Niet anders is het ; waar zij haar democratische of autocratische inriehting plotseling met een absoluut monarchale verruilt . En vooral moet dit , en wel in beide gevallen , golden , wanneer die kerk over meer dan een and zich uitstrekt, zoodat de macht, van wier beslissing alles of hankelijk wordt gemaakt, voor den betrokken staat misschien een vreemde, hot doel, door eigen burgers en met de in eigen land saamgebrachte geldmiddelen to bereiken, misschien een geheel vreemd, aan den staat zelfs vijandig is . De slotsom deter onderzoeking is zeer eenvoudig : ledere kerk bevindt zich, alleen maar door kerk to zijn, d . w, z, door rechtspersoonlijkheid to bezitten, die niemand anders dan de staat haar kan verleenen en handhaven, tot den staat in een zeer nauwe betrekking, die hem voortdurend tot toezicht, tot ernstige en nauwgezette waakzaamheid verplicht .
VI. Vorderen niet alle gezelschappen, al dragon ze oak
35 alle dienzelfden naam , reeds daarom cnk een gelijhe behandeling, kan zich de staat tegenover hen nog altijd in de meest verschillende betrekkingen plaatsen , ook met de lichamen of rechtspersonen is dit het geval . In een punt zijn ze alle aan elkaar gelijk . Ze hebben alle hun bestaan als eenheid , hun rechtspersoonlijkheid, van den staat, van hem alleen , ontvangen . Ze genieten dus alle van den staat een groote hun geheele werkzaamheid mogelijk makende weldaad . Tegenover het ontvangen flier gunst staat een verplichting, die ook aan alle gemeen moet zijn . Van welken aard zij is, meen ik duidelijk to hebben ontvouwd . Maar al komen nu alle lichamen of rechtspersonen, dus ook alle kerken , daarin met elkander overeen , flat de staat hun alien dezelfde rechtspersoonlijkheid verleent , flit sluit niet in zich , flat de staat hun niets meer zou mogen verleenen , hun mast die onmisbare, tot het begrip der rechtspersoonlijkheid behoorende rechten geen voorrechten zou mogen schenken, in de eigenaardigheid hunner natuur op de eigenaardigheid der verschillende rechtspersonen zelve gegrond . Het verleenen van dergelijke voorrechten is flan ook geen ongewoon verschijnsel . Niet zelden ziet de staat de noodzakelijkheid in, om aan deze of gene maa,tschappij buiten de algemeene rechtspersoonlijkheid een eigenaardige bevoegdheid to geven, waardoor zij later in staat is hare task, bij wier vervulling de burgerij een zeer groot belang heeft, aan to vangen en ten erode to brengen . En wat van bijzondere voorrechten geldt, flat geldt 3~
ook , reeds geheel op zich zelf,, van bijzondere verplichtingen . Men kan den staat hot recht niet betwisten, om de eene of andere rnaatschappij , buiten de algemeene verplichtingen die op iederen rechtspersoon als zoodanig rusten , met bijzondere verplichtingen to bezwaren , die irit hot gevaar , waartoe zij aanleiding kan geven , op natuurlijke wijze voortvloeien . De acrd der bedoelde onderneming , de omvang van hot vereischte kapitaal, de splitsbaarheid der aandeelen , en nog zoo veel meet, kan bij de eene maatsehappij vorderingen wettigen r die bet ongerijrnd wezen zou bij de andere to stellen . Laat mij er bijvoegen , dat ofschoon hot verleenen van bijzondere voorrechten niet altijd hot opleggen van bijzondere verplichtingen noodig maakt, noch ook hot onlgekeerde plaats beeft , toch ieder zal erkennen , dat hot gemakkelijk valt hot eene met bet andere to verbinden . Hot verband tusschen praestatie en tegenpraestatie is nimmer miskend . Fen maatschappij , die veel meet dan andere van den staat ontvangt, pleegt bet ook als een van zelf sprekende zaak to beschouwen, dat ze nil ook van haar karat meet voor den staat verrichte, net een stronger controle genoegen neme, hare bepalingen lichter late wijzigen . Als een bij ieder bekend voorbeeld wijs ik op de spoorwegmaatschappijen . Terwijl iedere andere rnaatschappij koopen mag zoodikwijls de gelegenheid haar wordt aangeboden, verleent de staat aan de spoorwegmaatschappij hot groote, voor haar geheele onderneming schier onmisbare voorrecht der gedwongen onteigening, om nu van andere voorrechten, hot waarborgen van
37 een bepaalde winst enz . , niet eens to spreken . Maar tegenover dat groote voorrecht staan ook groote plichten . De inaatschappij moet een deel harer vrijheid aan den staat ten offer brengen . In de bepaling der dagelijks loopende treinen , de verhouding tusschen gewone treinen en sneltreinen , der urea van vertrek en aankomst, der prijzen voor het vervoer van personen en goederen, van het getal der bearnbten enz . , moet zij den machtigeri invloed van den staat ondervinden , zijn waakzaarn toezicht, zijn samenwerking ter regeling zich laten welgevallen . wat bij andere rechtspersonen mogelijk is, is bet ook bij kerken . Ook hier kunnen, buiten de algemeene rechten en plichten, die slechts het uitvloeisel der rechtspersoonlijkheid zijn , door den staat bijzondere voorrechten worden verleend en bijzondere plichten opgelegd . Of de staat hiertoe komen zal , en in welke mate , is een uitsluitend practische vraag , wier beantwoording dus enkel van de omstandigheden moet afhangen . Die omstandigheden zijn voor verschillende landen en voor verschillende tijden van hetzelfde land misschien ver uiteenloopend . Zelfs waar de gelijkheid der kerkgenootschappen een zoo vast bestanddeel van het volksleven geworden 'is, dat ze alle op dezelfde bescherming aanspraak hebben en bij bet begeven van maatschappelijke betrekkingen op geen kerkelijke belij denis mag worden gelet, kan menig verschil, op historischen weg geworden, op grond der onveranderde omstandigheden worden gehandhaafd . In een land als het onze, met die geschiedenis van yolk en vorstenhuis,
38 die werkelijk achter ons ligt, kan het zoo vreemd niet zijn, wanneer er aan onze rijksuniversiteiten een godgeleerde faculteit wordt gevonden en in stand gehouden, die uitsluitend de belangen client van bet kerkgenootschap der Hervormden . Evenmin zou het bestaan van een vorstelijk Placet als een onrecht kunnen beschouwd worden tegenover een kerkgenootschap, clot de hoogste macht, waarvan bet zijn bevelen moet ontvangen, niet in ons eigen land heeft, moor in den vreemde, buiten bet bereik dus van onze tivet en van onze regeering . In het geheel kan de eene kerk zoowel door haar krachtige inrichting als vooral ook door de gezindheid, die hare hoogste vertegenwoordigers openlijk tegenover den stoat aan den clog leggen, dien stoat tot een veel grootere waakzaambeid verplichten, clan die bij de andere noodig schijnt 1) .
1) » Sicher wurde das allgemeine Gefuhl verletzt werden , wenn die alien and grossen Kirchen einfach unter das polizeiliche and
privatrechtliehe Vereinsgesetz gestellt werden wollten ; and nosh starker vielleicht, wenn alle Religionsvereine ohne Unterschied,
seien sie nun von weltgeschichtlicher Bedeutung oder nur emn
Conventikel einiger Schwarmer uud Schwatzer,, seit Jahrhunderten
erprobt oder erst gestern versuchsweise zusammengetreten, mogen
ihre Lehren der Sittlichkeit and einer erhebenden Weltanschauung dienen oder von Widersinn and Barbarei wimmeln, auf ganz
gleiche Stufe gestellt werden wollten ." I. 190 .
Rob. von Mohl, Staatsr . Zou iedere stoat de stichting van Brahmaansche, Boe-
distische, Mosleemsche secten eenvoudig moeten toelaten, evenals de stichting van een leesgezelsehap of eon stoombootmaatschappij ?
39 VII. 1k neem uit bet behandelde de hoofddraden op . Tedere kerk ontvangt van den staat een krachtige, haar onmisbare ondersteuning en bescherming . Die ondersteuning en bescherming is van tweeerlei aard . Ze is een algemeene en een bijzondere . De algemeene is die , welke eenvoudig in de verleening en handhaving der rechtspersoonlijkheid gelegen is . De bijzondere is die, welke aan bet kerkgenootschap eigenaardige voorrechten verzekert, zooals ze door geen andere rechtspersonen worden genoten . Aan de bijzondere ondersteuning en bescherming kan de staat bijzondere tegenpraestatien verbinden . Maar ook wanneer de kerk geen bijzondere ondersteuning en bescherming van den staat geniet, zelfs geen enkel eigenaardig voorrecht ontvangt noch ontvangen wil, is reeds de algemeene ondersteuning en bescherming voldoende, om den staat in zijn betrekking tot de kerk En aan den anderen kant, zal men in ons land b . v. de Hervormde of de Roomsehe kerk van staatswege geheel gelijk moeten stellen met een leesgezelsehap of een stoombootmaatschappij ? -Zeer juist is de opmerking in de Aug . Augsb, Zeit, van 14 October 1874 : » 1st die Kirche emn Privatverein, so sind ihre Culturversammlungen entweder streng gesehlossene oiler offentliche, zu denen jeder Zutritt hat . Die Kirche mit der Tendenz der Verbreitung wird das letztere vorziehen . Dann aber muss man es sich auch gefallen lassen das emn Polizeibeamter anwesend ist, dem Refiner unter Umstanden das Wort versagt and die Versammlung einfach auflost . Das ist nothwendige Folge der u bedingten Freiheit."
40 een aantal rechten to verzekeren , wier vaste handhaving hij nimmer mag laten varen , wil hij zijn eigen zelfstandigheid behouden . Eij de voornaamste dier rechten sta ik thans een oogenblik stil . De staat kan niet dulden, dat de kerk overtreding der staatswetten tot gewetensplicht harer leden make . Terwijl iedere overtreder voor elke bijzondere onwettige daad de straf behoort to ondergaan , in de wet zelve bepaald , waartegen hij misdreef,, moet de algemeene opruiing tot ongehoorzaamheid als een aanzetten tot oproer , als landsverraad worden gestraft . Het begrip van een staat, die de rechtspersoonlijkheid handhaaft eener vereeniging, welke weerstand tegen de wetten van den staat predikt , is een begrip dat zich z,elf vernietigt . Even ongerij and als het wezen zou, wanneer een kerk haar kerkelijke weldaden den overtreders barer voorschriften, of den aanzetters tot zulk eene overtreding, bleef schenken, even ongerij and is het, wanneer een staat zijn rechten aan hen verleent, die van geen onderwerping aan zijn wetten willen hooren . Allerminst kan de staat lijdelijk toezien, dat de geestelij ken, die hij zelf tot werkzaamheid in zijn eigen inrichtingen oproept en aanstelt, het uitoefenen dier werkzaaCnheid slechts als het middel gebruiken om zijn gezag to ondermijnen . Een staat, die in zijn hospitalen, zijn gevangenissen, zijn legers, de geestelijken der verschillende kerkgenootschappen ter bezorging der godsdienstige belangen toelaat, en zich onverschillig toont, of ze onder der' schijn dier belangen al wat hen dier-
41 baar is en waarop zijn eigen bestaan rust aantasten, maakt zich eenvoudig aan zelfinoord schuldig . Op zijn eigen terrein to laten verkondigen , dat al zijn groote door een eeuwenlangen strijd verkregen beginselen, van gewetensvrijheid, van verdraagzaamheid, niets dan verfoeielijke en goddelooze dwalingen zijn , het zou een even dwaas toegeven van den staat zijn , als wanneer hij gedoogde, dat dan zijn soldaten de krijgstucht als dwingelandij, aan zijn gevangenen de ontvluchting als rechtinatig zelf behoud werd voorgesteld . De staat, geroepen om aan het individu voile vrijheid van geweten to waarborgen, is verplicht die vrijheid to handhaven tegen ieder, die haar belagen wil . Dlt is het groote terrein, waarop de staat als beschermer van het individu tegen de nnacht eener vereeniging optreedt . De staat kan niet dulden, dat een vereeniging van werkbazen b, v . de vrijheid, aan iederen werkman als vrijen mensch door hens verleend, om naar eigen keus zijn woonplaats en werkplaats to bepalen, tot een ijdel woord make 1) . Hij kan niet dulden, dat een vereeni. 1) Fabrieken zijn privaatondernemingen . Toch maakt de staat fabriekwetten ten voordeele der persoonlijke vrijheid, ook in het
belang van de gezondheid en de welvaart der arbeiders . Waarom zegt hij niet tot die arbeiders ; niemand dwingt u immers, in
die fabriek to werken ; als ge daar meent geplaagd en uitge-
zogen to worden, gaat dan eenvoudig heen ? Daaronl alleen niet, zegt Heinrich Lang, weil der Staat kein abstracter Theoretiker and Principienreiter ist, sondern das Leben mit seinem Drang
and semen Nothwendigheiten nimmt wie es ist . Grundsatzlich ist es ja ganz richtig, doss kein Arbeiter zur Fabrik genothigt
42 grog, zoo hot heeten most aan de belangen der kunst
gewij d, den individueelen kunstenaar tot een blind werktuig vernedere en iedere zelfstandige ontwikkeling uitdoove . Hij kan niet dulden, dat de machtige vereeniging, die den naam van universiteit draagt, schijnbaar in bet belang der wetenschap door hare bepalingen de vrijheid van test individu , om een eigen overtuiging zich to verwerven en haar ronduit to belij den , vernietige . Maar evenals in al die gevallen de staat de natuurlijke voogd en schutsheer is van ieder individu, ook wanneer dit verklaart zich door eigen vrije overeenkomst to willen binden , tegen elks vereeniging, aan wier heerschzucht test ten offer dreigt to worden, evenzoo, ja meer dan ergens elders, most de staat die task vervullen tegenover de kerk . Het gewichtigste flier grondrechten , met welks verleening en handhaving test moderns staatsbegrip staat of valt, is de vrijheid van godsdienst, van geweten . Geen enkele macht, meer er op uit en meer er toe geschikt om die vrijheid to onderdrukken, dan de kerk . Daarom most de staat flat recht, die vrijheid van bet individu, waarborgen tegen de kerk . De staat kan niet dulden, flat de kerk door de inrichting en toepassing barer kerkelijke tucht en van haar kerkelijk strafstelsel de gewetensvrijheid floods . En die vrijheid is gedood, zoodra bet den boowird,
aber faetisch ist es nicht water . Ganz so, ja noch viel
meter so ist es mit der Kirche ." Die leeren wil, hoe rloodig ook op bet gebied der fabrieken de beperking is van bet abstracts
vrijheidsbeginsel, leze Macaulay's meesterlijke verdediging de" Ten hours bill" (Speeches II . 196, vlgg.)
43 gergeplaatste in de kerkelijke rangorde vrijstaat, zonder, eenige door den stoat beschermde waarborgen, naar eigen willekeur den lageren beambte, die moor dan eeii stok in de hand van den hoogeren zijn wil, ook dan van ambt en bediening, van huffs en brood to ont slaan en to berooven, wanneer zich een aantal geestverwanten met zijn prediking en werkzaamheid tevreden verklaart 1) . In hot geheel kan de stoat goon misbruik dulden van bet geestelijke gezag 2) . De stoat, geroepen om 1) Rob . von Mohi , Staatsr . I . 187 : >Wo eine bestehende Kirohe,
odor mebrere derselben, eine starre Herrschaft flber ihre Genossen
Uben , wihrend die buigerliche Gesetzgebung in ihrem Kreise die Freiheit begtinstigt, da muss
- falls eine Ver1nderung jener
Organisationen nicht zu erreichen ist - wenigstens der Austritt
aus jenen Kiichen and die Bildung neuer freierer Vereine lurch die Gesetzgebung des Stoats moglich gemacht wercien , damit
Harmonie im Volksleben thunlichst hergesteilt sei ." Ook door Von Holtzendorff is lit punt met groote juistheid ontwikkeld .
Hot groote middel voor die vrjheid van afscheiding en nieuwe gerneentevorming is hot toekennen van cen recht op een gedeelte der kerkeljke goederen . Zulk een recht behoort de stoat onder
billjjke voorwaarden to verleenen en to waarborgen . In de Roomsehe kerk komt hot den Oud-katholieken toe, die van de nieuwigheden, door hot Vaticaansche concilie ingevoerd, niet wiflen weten ; in de Protestantsche den Modernen, wier levenssratbaar heid genoeg gebleken is, zoodra ze uame1jk tot afscheiding, tot
een zelfstandig bestaan wenschen to komen . Baden is op dozen weg reeds met kloeke sehreden voorgegaan ; Pruisen zal, vooral na de indiening van hot ontwerp van Dr . Petri en hot adres van hot > Cen-
tralcomite der Altkatholiken fur Norddeutschland, " weidra volgen . 2) Rob, von Mohi Staatsr. 1. 283 vlgg . wil de geeste1jken,
evenals b . v, den krjgsstand, aan bjjzondere strafwetteu onder-
44 maatschappelijke vereenigingen binnen haar ilatuurlijke grenzen to houden, inoet de kerk houden binnen de grenzen van den godsdienst . Zoodra zich de geestelijke , die alleen als dienaar van den godsdienst recht van bestaan heeft, daarbuiten waagt, maakt hij inbreuk op hot gebied van andere maatschappelijke machten, en behoort door den staat tot zijn plaats teruggedrongen en gestraft to worden . Een dergelij ke botsing van de kerk islet den staat kan door bet groote gezag, dat de geestelijkheid aan den godsdienst ontleent, en zeer dikwijls voorkomen en nooit antlers dais voor de rust in den staat hoogst gevaarlijk zijn 1) . Juist daarorn moot de staat al zijne krachten inspannen om to zorgen, dat dergelijke botsingen zoo zeldzaam, zoo kort en zoo zwak mogelijk zijn . Hot groote middel, om dit doel to bereiken, is eon waakzaam toezicht op de vorming en de aanstelling der geestelijken . Flier vooral schijnt bet zeer onverMlle
worpen zien , omdat de geestelijke geheel eigenaardige vergrijpen
kan begaan , waarbij »der Umstand , loss gerade emn Geistlicher im Amte die Handlung begeht, die Verletzung subjectiv erschwert and objectiv besonders gefahrlich macht ."
1) Pit geldt voor den modernen staat, waarin de volkskeuze een zoo groote rol speelt, nog veel moor dais voor de oude absolute monarchic .
De alleenheerscher is vaak een macht tegen-
over de kerk ; de menigte, die door middel van de stembus den staat regeert, is een werktuig in de hand der priesters .
Ze is
dat door haar groote onkunde, waardoor, naar Goethe's uitspraak, das Urtheilen ihr miserabel gelingt ."
Zie ook Zeller t . a . p, bl .
63 en 65, Golther t . a . p . bl . 17 vlg, en Friedberg, die Granzen zwischen Staat and Itirche, bl . 763 vlgg .
45 standig, de kerk volmaakt gelijk to ,stellen met iedere andere vereeniging . Omdat men het hoofdbestuur en de departementale besturen der Maatschappij tot Nut van 't algemeen volkomen vrij laat in de aanstelling van alle beambten, wier dienst zij noodig achten, en geen enkele voorwaarde stelt voor hun benoembaarheid, zal men daarom tegenover de kerk zich op hetzelfde standpunt van onverschilligheid moeten plaatsen? Wanneer de staat, die of uit gemakzucht df uit valsche consequentie het maar al to veel deed, voortgaat bet to doen, zal hij zelf er welds de wrangste vruchten van plukken . Neen, bet mag den staat niet om het even zijn, wie de kerk als geestelijken doe optreden en daardoor met een zeer groote, misschien heilzame, misschien ook verderfelijke, in ieder geval gevaarlijke macht toeruste . De staat kan niet dulden , dat buiten zijn goedkeuring vreerndelingen , uit een antler land wellicht verdreven , van misdrijf beschuldigd of om misdrijf veroordeeld, tot allerlei zelfs de hoogste kerkelijke waardigheden worden benoemd, alleen maar omdat de kerk goedvindt to verklaren, dat zij joist met die mannen bijzonder ingenoinen is . Een staat, die de elders gevonnisden met de lafste gedweeheid in zijn eigen midden tot vervulling dierzelfde werkzaamheden laat aanstellen, in wier vervulling zij in het vreemde land zich joist het vonnis waardig maakten, brengt eenvoudig den heilloozen strijd, daar gestreden, binnen zijn eigen gren • zen over, en last, getuige van bet kwaad, in den vreemde gesticht, datzelfde kwaad nog eens in zijn eigen boezem verrichten . En is bet den staat onmo-
46 gelijk , aan de spits zijner beschaving de onzedelijkheid to dulden , hot is hem even onmogelijk , er de onkunde toe to laten . Heeft de staat hot recht om -- ofschoon noch a.dvocaten noch geneesheeren zijn ambtenaren zijn -- den eisch to stellen , dat niemand als advocaat of geneesheer optrede , die niet voor eene door hem benoemde commissie, faculteit of "hoe ze ook heeten moge, de bewijzen van grondige kennis heelt geleverd , wat zou hem hot recht onthouden , diezelfde voorwaarde ook voor toekomstige geestelijken to stellen? Ook de opeenhooping van goederen in de doode hand kan , der kerk onbeperkt vrijgelaten , voor den staat en do maatschappij uiterst gevaarlijk worden . Zou de staat , die or niet tegen opzag , door hot onbepaalde verbod van fideIeommissaire substitution de vrijheid der burgers, om over hun nalatenschap naar goeddunken to beschikken, aan banden to leggen, niet in zijn voile recht zijn door maatregelen to nemen, die de bloedverwanten der stervenden althans eenigermate tegen de hebzucht der kerk vrijwaarden ? Inderdaad, mots verhindert hem, de makingen aan de kerk, op hot sterfbed godaan, of geheel to verbieden of bela,ngrijk to beperken . Niets verhindert hem to bepalen, dat eon zoodanige making van rechtswege vervallen is, als ze niet b .v, binnen den tijd van zes maanden door den flood is bekrachtigd 1) . En evenmin is or jets, flat hem boletten zou, geheel of ten deele, den aard, den 1) Ook volgens Rob . von Mohi verdient de bepaling der Engelsehe wet navolging, volgens welke schenkingen en makingen
47 en het beheer der kerkelijke goederen door zijne wetten to rege en 2) . Mocht geen enkele van deze maatregelen noodig zijn, des to beter . wie toch zou de vrijheid onnoodig willen beperken ? Maar de ervaring heeft, naar ik meen, zich reeds al to duidelijk voor de onvermijdelijkheid van doze en dergelijke beperkingen verklaard, om hot niet openlijk uit to spreken, dat de staat, waar ze nog niet ingevoerd zijn, tot hare invoering zal moeten besluiten, wil hij zich niet aan de kerk, d, w, z, aan de geestelijkheid die haar beheerscht, overgeven 3) . otnvang .1)
aan
een kerk of kerkelijke inrichting gedaan dan alleen geldig
zijn, wanneer zij formeel en voor getuigen gemaakt, bij den
rechter aangegeven en tevens een geruimen tijd voor den sterfdag zijn uitgesproken. Zie Staatsr . I . 234 vlgg .
1) Rob, von Motel t. z, p . : » Die Erwerbung and der Besitz von
Grundeigenthum kann den Kirchen wohl zur Rotation von Pfarrstellen, nicht aber zu allgemeinen Zwecken, fur die hoheren
Kirchenamter and fur Kloster, gestattet werden ." Dit wordt zoo aangedrongen :
» Nicht konfessionelle Besehranktheit sondern die
Geschichte stellt den Satz auf, class die Blithe der Kloster im umgekehrten Verhaltnisse zum Gedeihen der Lander steht ." bl . 243 . 2) Ook Rob, von. Motel t . z, p, aeht voor den staat een recht
van toezicht op het beheer der kerkelijke goederen onmisbaar,
vooral om to beletten, dat er misbruik worde gemaakt van bet beginsel, dat al die goederen aan de kerk als eenheid toekomen,
en deze ze dus besteden kan waar en hoe zij wil . Met treffende
juistheid is het goed der kerk reeds voor drie jaren door Dr . Kissling een »Zweckvermogen" genoemd, en wel op iedere plaats
een Zweckvermogen" van de daar gevestigde plaatselijke gemeente .
3) Heinrich Lang noemt de radicale scheiding met recht een
48 VIII. Het is een vrij algerneen verbreide dwaling, dat even goed als b .v . de gewetensvrijheid ook de radicale scheiding van kerk en staat een grondbeginsel is van het moderne volksleven, dat men van de Fransche omwenteling der vorige eeuw en nog meer, bij ons vooral, van het jaar 1848 pleegt to dagteekenen . Om dat gevoelen als dwaling to doen kennen, schijnt niets antlers ,ioodig dan eenige hoofdpunten to doorloopen, en bij ieder van die to vermelden, hoe het inderdaad geregeld is, en hoe het zou moeten geregeld zijn, wanneer het werkelijk op den grondslag der radicale scheiding rustte van kerk en staat . Die ontvouwing zal het ons duidelijk maken, dat aan den eenen karat de kerk tegenover den staat een hoogere, meer bevoorrechte plaats inneeazt dan aan andere vereenigindomheid .
>Ein Ding behandein als Etwas was es nicht ist, muss
unheilvolle Folgen haben . blossen Privatgesellschaften .
Die Kirchen sind nun einmal keine Sie sind Gesellsehaften , welehe so
ziemlich alle Gemeinden and nahezu alle Einwohner eines Landes umfassen, die emn Gebiet von allgemeinem and offentlichem Inte-
resse, die Religion, in Beschlag nehmen, die daher einen grosser and tiefgehenden Einfluss auf das game Leben eines Volkes ausuben ; ja eine derselben, die katholische, ist so in sick geschlossen and disciplinirt, von solcher Auctoritat fiber die Geister and Ge-
wissen, lass sie einen formlichcn Staat im Staate billet, and schon oft mit Erfolg dem Staat seine Rechte streitig gemacht hat . Und nun soil Weisheit sein, diesen Michteu gegenuber dem Staat zu rather : ignorire sie, thue als wren sic nicht da, behandle sie wie einen Sangerverein, wie eine Schachgesellschaft f"
49 gee is gegund, Ynaar dat ook aan den anderen kant der kerk door den staat plichten zijn opgelegd, waaraan hij bij andere vereenigingen niet eens gewoon is to denken . Op zeven belangrijke taken vestig ik de aandacht . 1 Ware er radicale scheiding van kerk en staat, ware de kerk in de oogen van den staat niets meer dan de Maatschappij tot Nut van het algemeen of de Maatschappij tot bevordering der toonkunst , de staat zou van alle ondersteuninb zich moeten onthouden , die of in de bezoldiging van geestelijken of in het geheel of gedeeltelijk afstaan van terreinen en gebouwen gelegen was . De werkelijkheid geeft ons die onthouding niet to aanschouwen. In dit opzicht is de radicale scheiding van kerk en staat dus nog geenszins het leidende beginsel van het staatsgedrag . Onpartijdig tegenover de verschillende kerken, ziet de staat in onze dagen iedere kerk als een vereeniging aan, die vrij wat dieper dan alle andere maatschappijen in het volksbelang ingrijpt, veel krachtiger drijfveeren van het levee in beweging brengt, veel meer kan bijdragen tot het aankweeken en ontwikkelen flier gezindheden in de burgerij, op wier bestaan en werken ook de staat den hoogsten prijs moet stellen, en daarom ook van staatswege een hulp verdient to ontvangen, die aan andere vereenigingen niet geschonken wordt . 2o. Ware er radicale scheiding van kerk en staat, er zou aan de staatsuniversiteiten Been theologisehe facul4
50 teit denkbaar zijn , en de staat zou het onderwijs en de opleiding der toekomstige geestelijken uitsluitend, zonder zich in het minst er mee to moeien , aan de verschillende kerkgenootschappen zelve moeten overlaten . De werkelijkheid geeft ons dien toestand niet to aanschouwen . Treffen we elders aan cle staatsuniversiteiten een theologische faculteit aan voor de Frotestanten en een andere voor de Katholieken, bij ons vinden we er een voor het Hervormde kerkgenootschap, terwijl de andere kerkgenootschappen voor hun theologische studien van den staat een grootere of kleinere bijdrage ontvan en , naar den eisch der omstandigheden en der geschiedenis bepaald . Het is der rnoeite waard , hier met een enkel woord van bet gebeurde bij onze laatste grondwetsherziening to gewagen . Toen bij art . 2 van bet Ontwerp van 19 Juni 1848 was voorgesteld vat we tbans in art, 194 ¢ 2 onzer Grondwet lezen : ,,De inrichting van bet openbaar onderwijs wordt, met eerbiediging van ieders godsdienstige begrippen, door de wet geregeld ," werd in bet Voorloopig verslag o, a, deze opmerking gemaakt . r,Het openbaar onderwijs omvat de verschillende takken daarvan, en als men dan bedenkt, dat de yodyeleerde faculfeiten bij onze uit 's lands kas onderhouden hoogescholen niet denkbaar zijn zonder bepaald onderwijs in leerstellige begrippen, die niet door alle bestaande kerkgenootschappen worden omhelsd, en dat dus bij dezen tak van openbaar onderwijs de eerbiediging van ieders
51 godsdienstige begrippen onmogelijk is, zou een strenge toepassing van het vooruitgezette beginsel het bestaan flier faculteiten zelf kunnen aanranden . Dear zoo jets niet in de bedoeling der regeering kan liggen, is door vele leden aangedrongen op de noodzakelijkheid , om, indien de voorgestelde bepaling omtrent de eerbiediging van ieders godsdienstige begrippen in de Grondwet geschreven moet blijven , die ten minste tot bet lager onderwijs to beperken ." En wet antwoordde de regeering ? Ze sprak van „een verkeerd begrip der woorden : met eerbiediging van ieders godsdienstige begrippen ," en gaf vervolgens deze verklaring „Deze woorden beteekenen inderdaad niets antlers flan : behoudens den eerbied , welken men aan ieders godsdienstige begrippen verschuldigd is . Geschiedenis, zelfs kerkelijke geschiedetiis , kan geleerd worden , zonder den eerbied nit bet oog to verliezen , welken men aan andersdenkenden verschuldigd is . Het voorschrift , hier gegeven, strekt alleen om van de openbare scholen to weren datgene wat men theologiscben twist noemt, . . . Zoo de wet verstaande, sluit zij dan ook niet uit afzonderlijke theologische leerscholen . Want hoezeer dear bepaalde begrippen worden onderwezen en behandeld, mag er toch ook wel de eerbied voor het gevoelen van andersdenkenden bewaard blijven ." Met flit antwoord nam de volksvertegenwoordiging genoegen . Van de onbestaanbaarheid der theologische faculteiten aan 's rijks hoogescbolen was geen sprake . En -- flit worde niet uit bet oog verloren -- men dacbt
52
niet aan een faculteit van godsdienstwetenschap , maar aan de oude bekende godgeleerde faculteiten , d . w . z . aan de theologische faculteiten, die uitsluitend ter vorming van Hervormde predikanten zijn gesticht en in stand gehouden . De staat van taken is dlis ook in dit punt zeer eenvoudig . De radicale scheiding van kerk en staat gedoogt onmogelijk aan de staatsuniversiteiten een theologische faculteit , allerrninst ten dienste van een enkel kerkgenootschap . In 1848 verklaarde de volksvertegenwoordiging uitdrukkelijk, dat de opheffing diet faculteit niet in de bedoeling der regeering kon liggen . De regeering verklaarde even uitdrukkelijk, dat ze er inderdaad geen oogenblik aan dacht . M . a. w, en regeering en volksvertegenwoordiging warm het met elkander ten voile eens, dat een inrichting moest blijven voortduren, wier bestaan alleen een krachtig protest was tegen de radicale scheiding van kerk en staat . Zoo weinig was men er zelfs in 1848 op uit, de radicale scheiding van kerk en staat als een van de groote beginselen der nieuwe staatsorde to beschouwen . Dat ze nergens in de Grondwet met zoo vele woorden geschreven is, daarover is geen verschil . Maar ze is evenmin als „hoofdbeginsel van one huidig staatsrecht" stilzwijgend erkend . Wat als zoodanig stilzwijgend erkend is, wat waarlijk ,,in de bepalingen der Grondwet, naar harm geest, volgens de regelen van goede uitlegkunde opgevat ," gelegen is, 1) dat is alleen die 1) Mr. Smidt t, z . p . bl . 21,
53 scheiding van kerk en staat, die niets anders is dan de uitsluiting van beider eenheid , maar geenszins de radicals scheiding . Integendeel, wel verre van deze stilzwijgend to huldigen, heeft de grondwetgever uitdrukkelijk gehuldigd wat met haar to eenen male onvereenigbaar is . 30 . Wanneer we -- om van andere staatswetten to zwijgen -- onze Grondwet doorloopen, dan vinden we, zoodikwijls het afleggen van een eed gevorderd wordt, een belofte met den eed gelijkgesteld . In de plaats van „ik zweer" kan „ik beloof ," in de plaats van „zoo waarlijk helps mij God almachtig!" kan „dat beloof ik!" worden gezegd . Vanwaar die tweeerlei vorm ? Ik behoef het waarlijk niet to verklaren . Het is iedereen bekend , dat men hier alleen met het verschil van godsdienstige overtuiging to rade is gegaan . Wie tegen den gewonen eedsvorm een godsdienstig bezwaar heeft -- en men dacht hier niet aan een gemoedsbezwaar van dit of dat individu ; risen dacht aan het niemand verborgen, sinds eeuwen duidelijk uitgesproken godsdienstig bezwaar van een erkend kerkgenootschap, kan zich van een anderen vorm bedienen . Maar het moot dan ook een godsdienstig bezwaar zijn . Geen aesthetisch bezwaar b, v . Verklaart gij, dat de gewone eedsvorm u niet schoon, niet welluidend, niet verheven, niet indrukwekkend genoeg is, wilt gij dezelfde zaak in andere woorden uitdrukken, die uw goeden smack beter bevredigen, geen enkele staatsmacht die uw bedenking zal laten gelden . Uw godsdienst, ziedaar bet eenige wat in aanwerking korut,
54 Zoo ver is de staat er van of, in een kerkgenootschap , in menschen die samen hun godsdienst belijden, niets meer to zien dan in een muziekgezelschap , iii menschen die met elkaar symphonieen uitvoeren . En dit is waarlijk het eenige niet, waarin de staat zijn bijzondere, geheel eenige ingenomenheid met den godsdienst verraadt . Immers 4° • verzekert de staat door zijn strafwet aan de godsdienstoefening een stilte en rust, een openbaren eerbied , die hij nergens aan de uitoefening eeniger kunst of wetenschap meent to rnoeten waarborgen . 5° • erkent de staat niet alleen de kerkelijke waardigheden, maar verleent zelfs aan hen, die zich vormen oin eens tot hare vervulling to worden geroepen, in de vrijstelling van den krijgsdienst een voorrecht, hun , door alle standen der maatschappij benijd . Ook sprak ik reeds van de zorg , door den staat aan de behartiging der godsdienstige belangen overal gewijd, in zijn ziekenhuizen, in zijn gevangenissen, in zijn legers . Welke andere behoefte van den menschelij ken geest is er, voor wier vervulling de staat zoo veel over heeft? Wel verre van hier eenvoudig de geestelijken toe to laten, als ze mochten goedvinden hun diensten to leeYlen, roept hij zelf door zijne aanstelling en bezoldiging hen tot werkzaamheid op . 6°. Een hoogst gewichtig punt is vooral de wijze, waarop de staat het huwelijk zijner burgers regelt . Wat de radicale scheiding van kerk en staat, indien ze werkelijk bestond, in dit opzicht noodwendig vorderen zou, is licht to zeggen .
55 Bet konlt hieroh seder Met volkomen vrijheid stelt de staat voor het huwelijk zijn eigen voorwaarden . Hij denkt er niet aan, daaromtrent met de kerk in overleg to treden . Welke graders van bloedverwantschap de kerk as hinderpalen beschouwe, heeft op zijn oordeel gees invloed . Evenmin vraagt hij naar overeenstemming in kerkelijke belij denis , al moge zij van hares kant daaraan misschien de allergrootste waarde hechten . Zoo bewandelt hij zelfstandig zijn eigev weg, als ware er gees enkel kerkgenootsehap , waarmee hij to rekenen had . Want evenmin als hij zich naar° de wensehen der kerk verkiest to schikken, zoekt hij der kerk zijn beschouwingen op to dringen . Is de kerk met wat hij vordert niet voldaan , ze is volkomen in haar recht wanneer zij meer vordert, en haar kerkelijke inzegening standvastig weigert , waar dat meerdere ontbreekt . De kerk is vrij, om wat door hem als een wettig gesloten echtverbintenis wordt beschouwd als een verboden samenleven to beschouwen, to veroordeelen, binnen de grenzen harer kerkelijke tucht zelfs to straffen . Maar gelijk de staat vrij is, om wat de kerk als concubinaat verwerpt, voor een voldongen burgerlijk huwelijk to verklaren, zoo moet omgekeerd de kerk even vrij zijn om wat de staat voor een verboden samenleven aanziet een voldongen kerkelijk huwelijk to noemen, en als zoodanig met kerkelijke plechtigheden to wijden . Zulk een bloot kerkelijk huwelijk kan dan evenmin eenige burgerlijke gevolgen hebben, als het bloot burgerlijke huwelijk eenige kerkelijke gevolgen met zich brengt .
56 7co loll het, volgens de eischen der logica , moeten zijn, wanneer er inderdaad tusschen kerk en staat de radicale scheiding bestond. En vinden we het flu zoo ? Verre van ien . En zou het goed zijn , als we het zoo vonden ? Niemand , die het beweren zal . Immers zoo groot is de macht der kerk over de gemoederen der meeste menschen , en zoo diep ingeworteld is door de kracht van den tijd , ook buiten bet katholicisme , de meening , dat het huwelijk in het nauwste verband met den godsdienst is , dat het God is die man en vrouw vereenigt, en daarom de priester die in Gods naam die vereeniging voor gesloten ver • klaart , dat - zoo de staat met tusschenbeide trail -menig huwelijk alleen voor den geestelijke zou worden voltrokken . Maar dan zou het geen huwelijk zijn voor de burgerlijke wet, en de kinderen, uit die verbintenis geboren, zouden als bloot natuurlijke kinderen van de lichtzinnigheid hunner ouders het slachtoffer zijn . Daarom heeft dan ook de staat het antlers gewild . In pleats van aan de kerk dezelfde vrijheid tegenover deu staat to geven, die hij zelf zich tegenover de kerk heeft genomen, Iegt hij in het belang der burgers de vrijheid der kerk aan banden en onderwerpt hear aan zijn verbodsbepaling . Het is hem niet genoeg, dat de kerkelijke handeling, tegen zijn goedvinden verricht, in geen geval eenig burgerlijk gevolg ken hebben, hij gaat een grooten stag verder en verbiedt die kerkelijke hancleling geheel en al . „Geen godsdienstige plechtig-
57 heden" zegt hij in art . 136 van bet Burgerlijk wet . u zullen vermogen pleats to hebben, voordat boek de partijen aan den bedienaar van hunnen eeredienst zullen hebben doen blijken , dat bet huwelijk ten overstaan van den amhtenaar van den burgerlijken stand is voltrokken ." En hoe groote waarde de gehoor~aamheid aan dit verbod in zijne schatting heeft, blijkt uit wet we in art . 199 en 200 van bet Strafwetboek lezen : „Elke geestelijke of kerkleeraar van eenig godsdienstgenootschap , die tot het bedienen der godsdienstige plechtigheden van een huwelijk overgaat , zonder dat hem behoorlijk gebleken is van eene huwelijksakte, vooraf bij de ambtenaren van den burgerlijken stand aangegaan , zal voor de eerste reize met een geldboete van zestien tot honderd franken gestraft worden . In geval van nieuwe overtredingen . . . zal de geestelijke, die ze begaan heeft, gestraft worden , bij het eerste weder-overtreden met een gevangenzetting van twee tot vijf jaren, en bij bet tweede met wegvoering near een oord van ballingschap ." Mij dunkt, deze bepalingen omtrent het huwelijk, en de betrekking die er to dien opzichte is tusschen kerk en staat, leveren bet duidelijkste bewijs, dat we niet onder de heerschappij eener radicale scheiding levee . Maar ze bewijzen to gelijk, dat de radicale politieken, die zonder twijfel aan die bepalingen bun zegel hechten, zich zelf tegenspreken, wanneer ze juist van die radicale scheiding alleen alle heil wachten . 7°. Men beeft - ik sprak er vroeger van -- er geen bezwaar in gezien, een studentenmaskerade en een
58 processie voor hot politiek gezag op & ne lij n to plaatsen. Hoe valsch die gelijkstelling is , kan een enkele blik op eene van de bepalingen der grondwet ons leeren . lk bedoel art . 167 'S 2, waar we lezen, dat „behoudens de noodige maatregelen ter verzekering der openbare orde en rust de openbare godsdienstoefening buiten de gebouwen en besloten plaatsen geoorloofd blijft , waar zij thans (d . i . in 1848) naar de wetten en reglementen is toegelaten ." Zoo is er voor de procession een bepaalde grens getrokken. En zoo gewichtig is bet trekken flier grens voorgekomen , flat niemand minder dare de Grondwetgever zelfzich met die tack heeft belast . Men stelle zich den Grondwetgever voor, een dergelijke grenslijn trekkend voor bet al of niet geoorloofd zijn eener studentenmaskerade . Bij de studentenmaskerade is bet genoeg, flat de staat altijd de noodige maatregelen kan nemen tot verzekering der openbare orde en rust ; bij de processie wordt flit geenszins voldoende geacht . Het bestaande gebruik, hot er aan gewoon zijn der burgerij, hot wegvallen dus van alle nieuwe ergernis, door een vroeger nooit geziene vertooning zoo licht opgewekt, ziedaar waarop hot hier aankomt . Alweer een bewijs, flat we nog niet onder de hooggeprezen bedeeling leven der radicale scheiding van kerk en staat . Bestond er toch zulk een radicale scheiding, de staat zou, zoodra hij maar zich zelf voor alle kwaad had gevrijwaard door de bevoegdheid to
59 behouden, cam steeds de noodige maatregelen to nemen ter verzekering der openbare orde en rust, de kerkelijke processie inderdaad met dezelfde onverschilligheid aanzien , waarmee hij bet nu de studentenmaskerade en ztro vele andere openbare optochten en vertooningen doet . Maar juist omdat die radicale scheiding niet bestaat, let hij op de gevolgen der processie veel meer dan op de gevolgen van al de rest, en verzekert en ontzegt, met een uitdrukkelijke bepaling in de Grondwet, aan de kerk een vrijheid, die hij aan andere vereenigingen noch grondwettelijk waarborgt nosh grondwettelijk weigert . Zoo worden we van alle kanten tot hetzelfde besluit gebracht : Tot de hoofdbeginselen van bet hedendaagsche volksleven behoort wel die scheiding van kerk en staat, die beider eenheid uitsluit, maar volstrekt niet de radicale scheiding .
XI. Ik kom tot bet laatste deel van rnijn onderzoek, de beschouwing der staatsregelingen, die sedert het eind der vorige eeuw, na het indringen van de beginselen der groote Fransche omwenteling, bij ons zijn ingevoerd . Natuurlijk beperk ik mij tot die bepalingen, die met bet onderwerp, dat mij tbans bezig houdt, in verband staan, en die in staat zijn er eenig licbt op to werpen . In de staatsregeling van 1798 gaat aan de akte
so zelve een zeventigtal van „algemeene beginselen" vooraf, die ,,het Bataafsche yolk , zich vormend tot een ondeelbaren staat , en besef'end dat het voorname bederf van alle regeeringen gelegen is in de miskenning der natuurlijke en geheiligde rechten van den mensch ¶n maatschappij", voor den ,~wettigen grondslag" verklaart, „waarop het zijn staatsregeling vestigt", en voor de regels, waarnaar het zijn burgerlijke en staatkundige betrekkingen wil hebben gewijzigd ." Onder die algemeene beginselen ., die rechten van den mensch , vinden we nu het volgende Art . 19 . „Elk burger heeft vrijheid, om God to dienen naar de overtuiging vale zijn hart . De maatschappij verleent to dezen opzichte aan alien gelijke zekerheid en bescherming , mits de openbare orde, door de wet gevestigd, door hunnen uiterlijken eeredienst nimmer gestoord worde ." Art . 20 . „Geene burgerlijke voordeelen of nadeelen zijn aan de belijdenis van eenig kerkelijk leerstelsel gehecht ." Art . 2L ,,Elk kerkgenootschap zorgt voor hot on-S derhoud van zijn eeredienst, deszelfs bedienaren en gestichten ." Art . 22 . ,,De gemeenschappelijke godsdienstoefening wordt verricht binnen de daartoe bestemde gebouwen, en wel met ontsloten deuren ." Art . 23 . „Niemand zal met eenig ordekleed of teeken van eon kerkelijk genootschap buiten zijn kerkgebouw verschijnen ." Zoo ergens, dan zal het wel in deze staatsregeling
61 moeten zijn , die zoo versch onder den indruk van de Fransche revolutieleer is en in haar vorm zelfs er zich door liet bezielen , dat we de radicale scheiding van kerk en staat , dat ideaal van den vrijheidszin ! aantreffen . En treffen we ze er flu werkelijk aan? De aangehaalde artikelen zelf geven bet antwoord . Art, 19 en 20 zijn het eenvoudige uitvloeisel der scheiding , maar onderstellen daarom volstrekt niet de radicale scheiding . Art . 21 doet inderdaad sneer aan deze denken t) . Art . 22 en 23 daarentegen zijn met de radicale scheiding in strijd . Is in de oogen van den stag± de kerk niets meer dan iedere andere vereeniging in zijn midden, met welk recht vordert hij dan voor haar samenkomsten „ontsloten deuren" P en met welk recht verbiedt hij het dragen buiten bet kerkgebouw van haar kleedij en hare teekens ? Komt bet hem ooit in den zin, en dat wel in de algemeene beginselen van een constitutie, onder de „natuurlijke en geheiligde recbten van den menscb in maatscbappij " bet verbod op to nemen van faculteitslinten of faculteitspetten, door studenten to dragen, of voor alle vergaderingen de toelating to vorderen van bet groote publiek ? Al zulke beperkingen der vrijheid, alleen voor kerkgenootscbappen en wel op zulk een boofdplaats van bet staatsrecht gescbreven, zijn het onomstootelijk bewijs, dat de staat in de kerkgenootschappen geen gewone, maar zeer buitengewone vereenigingen ziet, tot wie hij 1) Evenals art, 1 en 6 der Addit, artikelen .
62 gevoelt zich in een even buitengewone verhouding to moeten plaatsen . En vat de algemeene beginselen ons leeren, dat bevestigt ons de acte zelve van staatsregeling . lk behoef slechts to wijzen op wat geschreven is in art . 33 . 6 . : „Tot leden van het vertegenwoordigend lichaam zijn niet verkiesbaar alien , die zich aan eeni • gen kerkelijken eeredienst . . . gewijd hebben , tenzij dezelven alvorens vrijwillig afstand doen van deze hunne bedieningen." Hoe? „De oppermacht berust in de gezamenlijke leden der maatschappij , burgers genoemd" (art . 2), en toch zullen die oppermachtige burgers , al zijn ze in het voile genot van ,, het stemvermogen", de vrijheid missen om in het vertegenwoordigend lichaam een geestelijke of to vaardigen , al zijn ze er vast van overtuigd , dat deze herder hunner zielen to gelijk het best voor hun wereldsche belangen zal waken ? Vanwaar op eens die beperking hunner „oppermacht" ? Ze mogen benoemen wie ze maar willen, van welke vereeniging de benoemde ook lid zij, en welke waardigheid hij in die vereeniging ook bekleede . Alleen tegenover die vereeniging, die den naam van kerk draagt, is het anders, waarom ? Toch zeker, omdat de staat in haar jets anders ziet dan in al die andere vereenigingen, omdat hij zich tegenover haar in een eigenaardige betrekking gevoelt, omdat hij hier verbieden moet wat hem elders onverschillig is . Maar juist het gevoel flier eigenaardige betrekking sluit het bestaan der radicale scheiding uit .
63 Ook de staatsregeling van 1801 ving met een negentiental van r,algemeene bepalingen" aan . Daaronder verdienen de vier volgende onze aandacht Art . 11 . r,Alle kerkgenootschappen , welke ter bevordering van deugd en goede zeden een Hoogste wezen eerbiedigen en hulde doers, genieten een gelijke bescherming der wetter . Ieder kerkgenootschap belijdt zijne gevoelens openlijk, en vergunt aan een ieder den vrijen toegang tot zijne bijeenkomsten ." Art . 12 . n Elk hoofd eens huisgezins en op zich zelf staand persoon van beiderlei kunne, mits den ouderdom van veertien jaren bereikt hebbende, doet zich inschrijven bij een of ander kerkgenootschap, hetwelk vrijwillig kan verlaten worden, om tot een ander over to gaan . Voor ieder kerkgenootschap wordt van de alzoo ingeschreven leden tot onderhoud van deszelfs dienaren en eigendomrnen een jaarlijksche gift gevorderd, niet to boven gaande eene zekere bepaalde som, achtervolgens hetgeen aangaande dit een en ander nader bij de wet zal worden vastgesteld ." 1) 1) Volgens
het als aanhangsel bj de staatsregeling gevoegde
besluit van het uitvoerend bewind der Bataafsche republiek van 28 September 1801 werd met deze laatste woorden » niets antlers of meer bedoeld, dan dat bij eene wet zal worden vastgesteld de
hoeveelheid der contributie voor de leden van elk kerkgenootschap, hetwelk buiten staat zal zijn om bnitendien voor zijn bestaan to zorgen ; mitsgaders, dat de wet zal bepalen de wijze, waarop de contributie in ieder kerkgenootschap order de respec-
tieve gemeenten zal worden verdeeld, en geenszins dat de wet zich verder met de godsdienstige schikkingen en inriehtingen van elk kerkgenootschap zou bemoeien ."
64 Art . 13. r,Ieder kerkgenootschap blijft onherroepepelijk in het bezit van hetgeen met den aanvang dezer eeuw door hetzelve werd bezeten ." Art . 14 . q Geene uitsluitende burgerlijke voorrechten zijn aan eenige godsdienstige geloofsbelijdenis verbonden . De hoogleeraren , leeraren en kerkelijke bedienden der voormaals bevoorrechte kerk blij ven , in zooverre die bij de aanneming dezer staatsregeling in dienst zijn gesteld , en nit eenige politieke kassen worden gesalarieerd of gepensioneerd, hunne tractementen of pensioenen genieten , totdat het bepaalde bij art . 12 in werking zal zijn gebracht ." Vergelijkt men deze algemeene beginselen en met het aanhangsel en met de bepaling van art . 27 : „Leeraren van eenige godsdienstige gezindheid zijn niet verkiesbaar tot eenige posten van politiek bestuur," dan zal men zeker niet ontkennen , dat we in 1801 zeer ver verwijderd warm van de radicale scheiding van kerk en staat, ja dat zelfs aan de eenvoudige, slechts de eenheid uitsluitende scheiding niet haar voile recht was gedaan . Ik kom tot de staatsregeling van 1805 . Het getal der algemeene bepalingen is in haar tot negen ingekrompen . Slechts eene daarvan is met ons onderwerp in verband . Ik bedoel art . 4 : „Er bestaat geen heerschende kerk . Het gouvernement verleent gelijke bescherrning aan alle kerkgenootschappen, binnen dit gemeenebest bestaande . Het handhaaft dezelve bij de ongestoorde uitoefening van hunne kerkelijke instellingen, geschikt ter verbreiding van godsdienstige begin-
65 selen en goede zeden, mitsgaders tot handhaving der goede orde . Het neernt de noodige maatregelen , welke de bijzondere omstandigheden van deze kerkgenootschappen, met betrekking tot de openbare rust en algemeene welvaart, vereischen ." Duidelijk genoeg, naar ik meen . Geen heerschende kerk, geen eenheid . Dus scheiding. Maar niets wat naar de radicale scheiding zweemt . Integendeel, de laatste woorden van het artikel sluiten deze zoo ondubbelzinnig mogelijk uit. En in overeenstemming met die uitsluitirig is art . 13 : „Leeraren van eenige godsdienstige gezindheid zijn niet verkiesbaar tot eenige poster van politiek bestuur ." In de constitutioneele wetter van 1806, waar de „algerneene bepalingeil," in de eerste afdeeling opgenoemd, tot zeven verminderd zijn, waarvan dale nog meer dan eene niets van een algemeene bepaling, een beginsel, heeft, handelt de tweede afdeeling in twee artikelen uitdrukkelijk ,,van den godsdienst 1) ." Ze lul en zoo : Art . 1 . „De Koning en de wet verleenen gelijke 1) Van dien tijd of bevatten onze staatsregelingen een grootere of kleinere afdeeling met het opschrift » van den godsdienst ." Was, heeft men (zie Van Assen in de N . Bijdr . VII . 6) met recht gevraagd, dat opschrift jtiist 2 Sprak men werkelijk van den
godsdienst, of enkel van eeredietist en kerkgenootschap 2 In geen geval make men van het woord misbruik, als had de grondwet zich met den godsdienst willen moeien .
>> Zij bevat een geheel
hoofdstuk, gewijd aan den godsdienst", riep Mr . Van Nispen tot Sevenaar uit in de zitting der Tweede Kamer van 18 November 1871,
5
66 bescherming aan alle de godsdiensten , welke in den staat worden uitgeoefend , door hun gezag wordt be .. paald , al hetgeen noodzakelijk geoordeeld wordt betreffende de organisatie, de bescherming en de uitoefening van alle eerediensten . Alle uitoefening van godsdienst wordt binnen de muren der kerken van alle de verschillende gezindheden bepaald ." Art . 2 . „De Koning geniet in zijne paleizen , mitsgaders in alle plaatsen waar hij resideeren zal, de vrije en openbare uitoefening van zijn godsdienst ." Eveneens lezen we in de constitutie van 1 806 , die het getal der algemeene bepalingen sterk vergrootte, in art . 6 het volgende ,,De Koning en de wet verleenen gelijke bescherming aan alle godsdiensten , welke in den staat worden uitgeoefend ; door hun gezag wordt bepaald al hetgeen noodzakelijk geoordeeld wordt betreffende de organisatie, de bescherming en de uitoefening van alle eerediensten . Alle uitoefening van godsdienst wordt binnen de muren van de kerken der verschillende gezindheden bepaald ." Voeg hierbij de bepa,ling van art . 16 : n Leeraren van eenige godsdienstige gezindheid zijn niet verkiesbaar tot eenige posten van politiek bestuur," en niets kan u duidelijker zijn dan dit, dat in 1806 bij ons niet de radicale scheiding van kerk en staat, maar veeleer vlak bet tegendeel gold . In de Grondwet van 1814 heeft het achtste hoofdstuk dit opschrift : „Van den godsdienst, het openbaar onderwijs en het armbestunr ." Rijnaa al zijn bepalingen
67 raken alleen het eerste onderwerp , den godsdienst, waarmee zelfs het onderwijs in bet nauwste verband is gebracht . Men oordeele . Art . 133 . „De Christelijke hervormde godsdienst is die van den Souvereinen vorst ." Art . 134 . „Aan alle bestaande godsdiensten wordt gelijke bescherming verleend ; de belijders van dezelve genieten dezelfde burgerlijke rechten , en hebben gelijke aanspraken op bet bekleeden van waardigheden, ambten en bedieningen ." Art . 135, ,,Alle openbare nitoefening van godsdienst wordt toegelaten , voor zooverre dezelve niet kan gerekend worden eenige stoornis aan de publieke orde en rust to zullen toebrengen ." Art . 136 . ,,Aan de Christelijke hervormde kerk wordt bij voortd wring verzekerd de voldoening nit 's lands kas van alle zoodanige tractementen, pensioenen, weduwen-, kinder-, school- en akademiegelden, als voormaals aan derzelver leeraren, hetzij directelijk nit 's lands kas of wit de daartoe bestemde inkomsten van geestelijke en kerkelijke goederen of eenige plaatselijke inkomsten, zijn betaald geworden ." Art . 137 . „Van alle toelagen, welke laatstelijk aan de andere gezindheden wit 's lands kas zijn toegestaan geweest, wordt almede bet genot bij voortduring aan gemelde gezindheden toegekend," Art . 138 . ,,In de behoeften van die gezindheden, welke tot hiertoe genge of min toereikende toelage van 's lands wege genoten hebben, zal op aanvrage daartoe
68 to doen in billijkheid , door den Souvereinen vorst met overleg van de Staten-generaal , kunnen voorzien worden ." Art . 139 . „Onverminderd het recht en de gehoudenis van den Souvereinen vorst, om zoodanig toezicht over al de godsdienstige gezindheden uit to oefenen , als voor de belangen van den Staat dienstig zal bevonden worden, heeft dezelve bovendien in het bijzonder het recht van image en beschikking omtrent de inrichtingen van die gezindheden , welke volgens een der voorgaande artikelen eenige betaling of toelage uit 's lands kas genieten ." Art . 140 1 . „Ter bevordering van godsdienst, als een vasten steun van den staat , en ter uitbreiding van kennis is bet openbaar onderwijs op de hooge, middelbare en lage scholen een aanhoudend voorwerp van de zorg der regeering ." Dat al deze bepalingen niets gemeen hebben met de radicale scheiding van kerk en staat, dat ze nergens verder gaan dan tot de eenvoudige grensscheiding, ja dat art . 133 zelfs deze miskent, springt to duidelijk in bet oog, om er opzettelijk op to wijzen . In de Grondwet van 1815 is bet zesde hoofdstuk, dat bij de herziening van 1840 onveranderd bleef, aan „den godsdienst" gewijd . Het bevat deze bepalingen Art . 190 . „De volkomen vrijheid vaii godsdienstige begrippen wordt aan elk gewaarborgd ." Art . 191 . r,Aan alle godsdienstige gezindheden, in het koninkrijk bestaande, wordt gelijke bescherming verleend ."
69 Art . 192 : ,,De belijders der onderscheiden godsdiensten genieten alien dezelfde burgerlijke en politieke voorrechten , en hebben gelijke aanspraak op het bekleeden van waardigheden , ambten en bedieningen ." Art. 193 . „Geene openbare oefening van godsdienst kan worden belemmerd dan in geval dezelve de openbare orde of veiligheid zou kunnen storm ." Art . 194 . „De tractenienten , pensioenen en andere inkomsten , van welken aard ook , thans door de onderscheiden godsdienstige gezindheden of derzelver leeraars genoten wordende, blijven aan dezelve gezindheden verzekerd . Aan de leeraars , welke tot nog toe uit 's lands kas geen of een niet toereikend tractement genieten, kan een tractement toegelegd of het bestaande vermeerderd worden ." Art 195 . „De Koning zorgt, dat de toegestane penningen , die voor den openbaren godsdienst nit 's lands kas worden betaald, tot geene andere einden besteed worden dan waartoe dezelve bestemd zijn ." Art . 196 . ,,De Koning zorgt, dat geen godsdienst gestoord worde in de vrijheid van uitoefening, die de Grondwet waarborgt . Hij zorgt tevens, dat alle godsdienstige gezindheden zich houden binnen de palm van gehoorzaamheid aan de wetten van den staat ." Ook in deze Grondwet, die tot 1848 heeft gegolden, niets dat enkel uit de radicale scheiding van kerk en staat zou to verklaren zijn . Overal betrekking, zelfs vrij nauwe betrekking ; overal toezicht en waakzaamheid van staatswege . Iedere kerk onderworpen, tot gehoorzaamheid verplicht aan de wetten van den staat. Ncr .
70 gens een aanduiding , dat over de doelrnatigheid diet wetten een antler to oordeelen heeft, dan alleen de Koning en de beide Karners der Staten-generaal . En eindelijk de Grondwet, die ons thans regeert, de Grondwet van 1848 . Heeft zij dan voor het eerst die radicale scheiding ingevoerd ? Is door haar alle betrekking tusschen kerk en staat verbroken , en het tijdperk geopend eener alles vrijlatende onverschilligheid? Het zesde hoofdstuk zelf, , „van den godsdienst" handelend, moge die vraag beantwoorden . Het is van dezen inhoud Art . 164, a Ieder belij dt zij ne godsdienstige meeningen met volkomen vrijheid, behoudens de bescherming der maatschappij en hater leden tegen de overtreding der strafwet ." Art . 165 . „Aan alle kerkgenootschappen in hot rijk wordt gelijke bescherming 1) verleend ." Art . 166 . ,,De belijders der onderscheidene godsdiensten genieten alien dezelfde burgerlijke en burgerschapsrechten, en hebben gelijke aanspraak 2) op het bekleeden van waardigheden, ambten en bedieningen ." 1) Evenals in art . 3 § 1 is het begrip van bescherming enkel negatief. Van positieve hulp, van rechtstreeksche ondersteuning, brengt het nets met zich .
Toch zocht men er in November 1871
zelfs het behoud der missie to Rome in onze Tweede Kamer mee to verdedigen, ja als een grondwettigen eisch mee to stennen, gelijk men er zes jaren vroeger gebruik van had gemaakt, om verleening van subsidie to vorderen . 2) Ook deze bepaling is enkel negatief, de uitsluiting van alle privilegie, dat eenig kerkgenootschap bij benoemillgen begeeren
71 Art . 167 . „Alle openbare godsdienstoefening binnen gebouwen en besloten plaatsen wordt toegelaten, behoudens de noodige maatregelen ter verzekering der openbare orde en rust . Onder dezelfde bepaling blijft de openbare godsdienstoefening buiten de gebouwen en besloten plaatsen geoorloofd, waar zij thans naar de wetten en reglementen is toege aten . Art . 168 . „1)e tractementen, pensioenen en andere inkomsten, thans 1) door de onderscheidene godsdienstige gezindheden of derzelver leeraars genoten wordende, blijven aan dezelve gezindheden verzekerd . Aan de leeraars, welke tot nog toe uit 's lands kas geen of een niet toereikend tractement genieten, kan een tractement toegelegd of bet bestaande vermeerderd worden 2) ." mocht . Men mag er niet in lezen , met Mr. Haffmans , dat de regeering bij hare benoemingen n op den godsdienst" letten moet, noch met Mr. Van L jnden van Sandenburg zeggen : ) Men moot vragen, welke verhouding bestaat er met het oog op versehil van godsdienst tusschen hen, die tot benoeming gesehikt zijn ?" noch met Mr . Jolles de leer er op bouwen, dat de staat bij benoemingen, in geval van gelijke geschiktheid, op godsdienstige gezindheid als nevenvraag heeft to letten . 1) Terwijl thans in art . 167 beteekent in 1848, kan het hier beteekenen in 1815? Men heeft het vrij algemeen beweerd . In het Ontwerp der Commissie van 17 Maart 1848 stood hier ondubbelzinnig : in 1814 . In art. 136 Gr . 1814 stood het onbepaalde
noormaals .
2) Prof. Gratama schrijft in de Protest. Bijdr . II . 156 : p Bij een herziening zou m . i . het tweede lid van art . 168 stellig moeten
72 Art . 169 . „De Koning waakt, dat alle kerkgenont • schappen zich houden binnen de palm van gehoorzaamheid aan de wetten van den staat 1) . " Art . 170 . „De tusschenkomst der regeering wordt niet vereischt bij de briefwisseling met de hoofden der onderscheidene kerkgenootschappen, nosh, behoudens verantwoordelijkheid volgens de wet, bij de afkondiging van kerkelijke voorschriften." Men vergelijke deze bepalingen met die der vorige Grondwet. Tusschen art . 164 Grw . '48 en art. 190 Grw . '15 is geen antler verschil dan in den vorm . In plaats van de „godsdienstige begrippen" heeft men het ,,belijden der godsdienstige meeningen" genet, in de over • tuiging dat de zaak duidelijker en nauwkeuriger door deze woorden werd uitgedrukt . Te gelijk heeft men er wegvallen.
Het past niet in een maatschappij , waar scheiding
bestaat van kerk en
staat."
Zonder vooruit to loopen op wat
bij een herziening voor noodig zal worden gehouden, mag ik
hierin de erkenning zien , dat ons art . 168 § 2 duidelijk aantoont, dat die scheiding, de radicale, in onze maatschappij volgens onze Grondwet niet bestaat .
1) Volgens Thorbecke Aant . II. 230 moeten, op grond van dit
artikel, » de reglementen of wetgevende voorschriften, welke het kerkgenootschap krachtens zone autonomic vaststelt, aan het oordeel der kroon worden voorgelegd, ten einde zij de gansche inrichting doorzie, en de uitvoering van 't geen met de wettige staatsorde strijdig mocht zijn verbiede ."
En op bl. 231 lees ik
~Rechten van het genootsehap, die zonder dwang niet uitvoerlijk zijn, moeten niet dan met staatsgezag ten uitvoer kunnen worden
gelegd ; 't geen vooraf stellige bekxachtiging van zijne zijde eischt ."
73 een aanhangsel bijgevoegd , dat onzen wetgever bijzon • der naar den smack is en daarom in honderden van wetsartikelen voorkomt . Een aanhangsel , dat in gewone wetten zonder a}le waarde is, in de Grondwet daarom alleen beteekenis heeft , omdat men zonder dat de bevoegdheid van den gewonen wetgever zou kunnen betwijfelen . Ten opzichte van de betrekking tusschen kerk en staat brengt dat aanhangsel volstrekt geen verandering to weeg . Zoo het dit kon doen , zou het geen ander gevolg kunnen hebben dan om de macht van den staat to versterken, zeker niet om haar to verzwakken . Art . 165 Ow . '48 zegt geheel hetzelfde als art . 191 Gw. '15 . Art . 166 Gw . '48 is volmaakt gelijk can art 192 Gw. '15 . Tusschen art . 167 Gw . '48 en art . 193 Ow . '15 is er, wat de vraag betreft waarom het ons to doen is, niet het allerge-ringste verschil . De eenige afwijking bestaat daarin, dat het nieuwe artikel een onderscheiding maakt, die het vroegere niet kende . Het vorige artikel liet, onder de noodige waarborgen voor de openbare orde en veiligheid -- voor veili9heid is thans rust gezet --, de openbare godsdienstoefening zonder de minste beperking toe . Het nieuwe artikel beperkt haar binnen de gebouwen en besloten plaatsen, met uitzondering alleen van die streken, waar ze ook daarbuiten flu reeds door ,,de wetten en reglementen is toegelaten ." Zeker dus geen uitbreiding van de rechten en vrijheden der kerk, maar, indien iets, integendeel een inkrimping .
74 Art . 168 Ow . '48 is volmaakt gelijk aan art . 194 Gw. '15 . Art . 19 5 Ow. '1 5 is weggelaten . Waarom ? Omdat, voor zoover het eenige werking kon hebben, het van zelf sprak on dus 'te eenenmale onnoodig was . Zoo klaar niogelijk blijkt dit uit hetgeen in 1844 werd aangevoerd ; „De Koning kan niet zoryen , dat de toegestane penningen tot geese andere dan de aangewezen erodes worden besteed . Hij kan slechts toezicht oefenen en verantwoordin9 vragen, lllaar om dit vermo • gen en dezen plicht to vestiges , achtte men geen voorschrift in de Grondwet noodig ." In de weglating is dus volstrekt geen verandering van stelsel opgesloten . Art. 196 1 Gw . '15 is weggelaten . Die bepaling had ook inderdaad geen doel . Ze was niets dan het noodwendige uitvloeisel van art . 193 . De Koning, als hoofd van de uitvoerende macht, heeft natuurlijk to zorgen, dat geen vrijheid gekrenkt worde, door de Grondwet zelve gewaarborgd . Art . 169 Gw. '48 zegt geheel hetzelfde als art . 196 §2Gw.'15 . Tot hiertoe dus nog geen enkel woord, dat op verandering van stelsel zou kunnen doelen . Alles in 1848 volmaakt zoo als hot in 1815 was. Was or in 1815 geen radicale scheiding van kerk en staat, ze was er evenmin in 1848 . Of is ze de noodwendige grondslag van art . 170 Gw . '48? Dit toch is hot eenige waarlijk nieuwe artikel . Het bevat de afschaf ng van het zoogenaamde recht van het koninklijke Placet .
75 Over de wenschelijkheid, dat de stmt dit recht hand • have, bestaat nog altijd een groot verschil van gevoelen . Het heeft zijn tegenstanders , maar even goed zijn voorstanders 1) . Bij onze grondwetsherziening warm de gevoelens ook zeer verdeeld . Die voor de afschafhng warm gingen in hun beschouwingen het liefst van een volmaakte gelijkstelling tusschen individuen en vereenigingen, van welken aard ze mochten zijn, dus ook kerken, uit. Ze zagen in het Placet „een voorloopige censuur", die a minstens gelijk" stond met „preventieve maatregelen tegen de vrijheid van drukpers ." Was „het geheim der brieven onschendbaar", en kon „ieder" ook „zijn godsdienstige meeningen met volkomen vrijheid belijden", hoe zou men dan „de tusschenkomst der regeering bij de briefwisseling met hoofden van kerk1) Tot die voorstanders behoort, behalve Laurent, Rob . von Mohl, Gneist enz . , ook Bluntsehli . Hij schrijft in zijn werk over de po-
litieke partijen (bl . 49 der Hollandsehe vertaling) : 1n den strijd der laatste twintig jaren hebben de Staten sleehts zelden de noodige
omzichtigheid met de onontbeerlijke wilskracht verbonden , en zijn 1
daardoor nit vaste stellingen verdrongen en in menige ontmoeting
geslagen . Dikwijls hebben ze hun langbezeten verdedigingsmiddelen grootmoedig nit de hand gegeven .
Zoo hebben ze in den tijd der
Europisehe omwenteling van 1848 het Placet laten varen, zonder de manier, waarop men tegea misbruik van het kerkelijk gezag
zich zou kunnen verzetten (recursus ob abusum), to regclen . De preventieve middelen hebben ze weggeworpen en to gelijk de repressieve verwaarloosd .
Ze hebben der Roomsche kerk voile
zelfstandigheid en een aantal nieuwe rechten verleend, maar er
nauwelijks aan gedacht, dat die kerk van haar karat het recht van den staat niet erkent, en de verleende middelen vooral daartoe gebruikt, om de algemeene vrijheid to bestrijden."
7s genootsehappen en bij afkondiging van kerkelijke voorschriften" kunnen eischen P Het was inderdaad het opgaan van den valschen weg , van den weg der radicale afscheiding van kerk en staat . Moesten kerkgenootschappen althans geen mindere vrijheid bezitten dan individuen ; moesten ze de stukken , zonder overleg met onze regeering, misschien zelfs zonder overleg met onze kerkelijke autoriteiten in een vreemd land ontworpen en uitgevaardigd , vrij kunnen of kondigen , alleen maar omdat ieder individu eveneens de bevoegdheid had om in het licht to geven wat hij goedvond , dan zeker sloot dat de stelling, het beginsel, in zich : gelijk de staat zich om het individu niet bekommert, als het maar geen daad pleegt door de wetten verboden , zoo' moet de staat zich evenmin om de kerk bekommeren, haar vrijlaten in al wat ze wil doers of niet doers , mits ze maar geen daad plege , waarop door de wet een straf bepaald is . Op de reuzensprongen , in zulk een redeneering gemaakt, is het nauwelijks meer noodig de aandacht to vestigen . De vrijheid, die een gewoon individu heeft, moot ieder individu hebben, in welk een eigenschap en met hoe groot een gezag bekleed hij ook optrede ; dat is de eerste sprong . De vrijheid, aan het individu gegrond, komt ook aan een vereeniyiny van individuen toe ; dat is de tweede sprong . De vrijheid, door een gewone v ereeniging genoten, moet aan iedere vereeniyiny worden toegekend, dus ook aan iedere kerk, ziedaar den derden sprong . Vereenigingen, genootschappen, en welke namen men er verder aan moge geven, zijn
onderworpen aan de alyerraeene wetten op de vereenigingen , genootschappen enz . ; dus mag geen hunner, derhalve ook niet de kerk , aan b'jzondere wetten worden onderworpen ; ziedaar eindelijk den vierden sprong 1) . Waar men nog of eigen of anderer angst meende to moeten wegnemen , daar beriep men zich op den schijnbaar alles afdoenden waarborg , in de bepalirig van art. 169 Gw . gegeven , volgens welke de koning waken moet , dat „alle kerkgenootschappen zich houden binnen de palen van gehoorzaamheid aan de wetten van den staat ." Maar hoe kon men to gelijk voor het onbeperkte flier bepaling de oogen sluiten ? De kerken moeten gehoorzaam zijn aan de wetten van den staat . Aan de wetten, d. i . aan alle wetten . Dus niet alleen aan algemeene, maar ook aan bijzondere wetten . Niet alleen aan een algemeene wet op de vereenigingen, maar ook aan even bijzondere wet op deze bijzondere v ereenigingen, m . a . w . aan alles wat naar het voorschrift der Grondwet door den koning en de beide kamers der staten-generaal, in overleg met elkander, is vastgesteld . Zou de provincie Gelderland b . v . onderworpen zijn niet alleen aan een algemeene het geheele land verbindende wet, maar even goed aan iedere bijzondere, uitsluitend voor Gelderland of voor Gelderland en en1) Al deze sprongen vindt men ook in bet Verslag der commissie van 17 Maart 1848, naar wier oordeel wij een staatsregeling bezitten, A welke de kerkgemeenten als particuliere vereenigingen, vrij om God op hare wijze en naar hare repels to dienen, eerbiedigende, ze enkel als burgerljke genootschappen aan het gey meene recht wil onderworpen zien,"
78 kele andere provincien gemaakte wet , waarom zal dan de staat mast een algemeene wet op alle vereenigingen niet een of meet bijzondere wetten mogen waken voor die snort van vereenigingen , die men kerken noemt, ja des noods uitsluitend voor sommige diet kerken of zelfs voorr eene enkele bepaalde kerk P Een bijzondere wet is even goed als een algemeene een wet van den staat ; art . 1.69 Gw . geldt dus voor de eerste niets minder dan voor de laatste . Doch hoe dit alles ook zij , menige voorstander der afschaffing van het Placet was stellig een even warme voorstander der radicale scheiding van kerk en staat . Anderen daarentegen verdedigden of gedoogden die afschaffing op andere gronden , zonder haar eenigermate in verband to willen brengen met dat veel meet omvattende algemeene beginsel der radicale scheiding . Ze verwierpen het Placet , omdat het een „gevaarlijk wapen" was . Immers „indien de regeering er met gestrengheid gebruik van maakt , indien zij verwerpt al datgene wat, bij vet gezochte gevolgtrekking, nadeelig zou kunnen werken, zal alle vrijheid van verkeer tusschen de hoofden van het kerkgenootschap en de leeken belemmerd zijn, en is er religie-haat en religie-oorlog uit to voorzien . Indien de regeering daarentegen mild is in het toelaten der afkondigingen, en uit die afkondigingen vloeien inderdaad ongeregeldheden voort, dan is zij deelgenoot van de oorzaken diet ongeregeldheden en onmachtig om ze to beteugelen ." Ze wilden door de afschafhng ,,de eendracht tusschen de burgers van den staat helpen bevorderen", en rekenden op „eene verdraagzaamheid tus-
79 schen alle staatsburgers, welke door geen dwang ken verkregen worden, en ernstig dreigde to worden verstoord ." Wat men met die laatste woorden bedoelde , was niet zeer dnidelijk . En welk een profetischen blik men op de toekomst had, wier heerlijke verdraagzaamheid men reeds meende to aanschouwen , dat kwa.m al in 1853 treflend uit . Ware toen het Placet niet afgeschaft geweest, de invoering der bisschoppelijke verdeeling van ons land zou stellig niet in dien vorm hebben pleats gehad , waarin ze flu tot stand is gekomen , en waarin ze aan bet veld winnen der „verdraagzaamheid tusschen alle staatsbnrgers" niet zeer bevorderlijk is geweest . Zoo was er zelfs onder hen , die voor de afschafhng van het recht van Placet ij verden , nog verschil gen oeg over de motieven van hun ijver . De waarneming hiervan is voor den uitlegger voldoende , om hem wel die afschaffing als geldend recht to doen eerbiedigen , maar om hem den ook geen enkelen step verder to laten gaan, en in geen der aangevoerde motieven een algemeen erkend beginsel van ons tegenwoordig staatsrecht to doen zien. Het Placet is afgeschaft, de betrekking tusschen staat en kerk is in dit opzicht jets losser geworden den zij vroeger was, maar de radicale scheiding van kerk en staat is daarmee volstrekt niet tot een grondrecht onzer maatschappelijke orde gemaakt . De uitkomst onzer beschouwing van de bepalingen der tegenwoordige Grondwet is zeer eenvoudig . Er is scheiding, maar er is geen radicale scheiding van kerk en staat . Sedert 1848 evenmin als voor dien tijd . De Grondwetsherziening van 1848 heeft op dit
80 punt geen nieuwe orde , geen nieuw staatsrecht ingevoerd . Ja , wat meer zegt , in onze tegenwoordige Grondwet vinden we een bepaling , die niet in de vorige to lezen was , en die met het begrip der radicals scheiding niet alleen niet to rij men , maar zelfs in den hevigsten strij d is. lk bedoel de slotbepaling van art . 91 1 1) . Nadat het lidmaatschap der Staten-Generaal onvereenigbaar verklaard is met het bekleeden van eenige staatsanibten, wordt het eveneens onvereenigbaar verklaard met de betrekking van r,geestelijke" en van „bedienaar van den godsdienst ." Tot deze uitsluiting heeft Thorbecke zeker veel bijgedragen . In zijn Aanteekening op art . 94 der Grondwet van 1815 lees ik het volgende : ,, Kerkleeraars wares, volgens de Staatsregeling van 1798 niet verkiesbaar tot leden van het Vertegenwoordigend lichaam, en volgens de Staatsregelingen van 1801, 1805 en 1806 in 't algerneen niet tot posten van politiek bestuur . Bet strookte net het beginsel, onder de Republiek in kracht. Naar onze reglernenten onitrent de sanienstelling der provincials Staten art . 3', en voor het bestuur 1) Ook lette men op art . 194 § 2, dat bij het regelen der
inrichting van het openbaar onderwijs » eerbiediging van ieders goulsdienstige begrippen" vordert .
Naar de gewone opvatting is
daarmee gedoeld niet op wat het een of antler individu ergeren kan, maar op wat ergernis geeft aan eenige kerk .
En is toch
ieders kerk slechts een particulier genootsehap 2 Maakt dan de
staat ook zoo veel werk van de Maatschappij tot nut van 't al~emeeu of van de Ordc der vrijrnetselaars ?
81 der steden art . 45 en ten platters lands art . 6, kunnen leeraren bij eenige godsdienstige gezindh eid zoo min leden zijn der provincials Staten als van een gerneentebestuur. -- Waarorn bij diezelfde artikelen ook leeraars der jeugd worden uitgesloten, is niet wel in to zien 1) . Het schijnt, de grond van dit verbod moest ook met opzicht tot de Staten-generaal werken . Het punt kwam in 1840 voor, en onderscheidene leden der Tweeds Kamer wilder de Staten-generaal voor alle geestelijke personen sluiten ." Geen wonder, dat reeds in het Ontwerp van Grond . wetsherziening, door Thorbecke c, s . in 1844 ingediend, deze bepalirig was opgenomen (art . 67 S 2) : u Geestelijken zijn niet benoembaar tot leden der Statengeneraal ," 2) en dat zij herhaald werd in het Ontwerp der Commissie van 17 Maart 1848 . Met een kleine verandering, die velen noodig scheen, maar die door Thorbecke bestreden is 3), werd zij ook door de regeering in haar ontwerp van 19 ,luni 1848 voorgesteld, en heeft zoo een plaats in onze Grondwet gevonden. 1) Deze opmerking is zeer juist. Maar waarom ? Alleen omdat de grond der uitsluiting in niets antlers gelegen is dan in het belang van dat lichaam, waarvan de geestelijken uitgesloten zijn . Was het in het belang der kerk geweest, dat men de geestelijken uitsloot, dan zou het zeker zoo vreemd niet zijn, in het belang van het onderwijs de leeraars der jeugd uit to sluiten . 2) Waarom nog niet in de Proeve van herziening der Grondwet, door Thorbecke alleen in 1840 ivolgens de Aanteekening" in het licht gegeven ? 3) In zijn bekende bijdrage .
6
82 Als grond der uitsluiting werd door de regeering in haar Memorie van toelichting het volgende aangevoerd ,,De geestelijken en bedienaren van den godsdienst kunnen niet tevens leden van eene der Kamers zijn , omdat hunne roeping niet is , zoolang zij hunne herderljke waardigheid bekleeden , zich net de staatkundiye taken deter aarde bezig to houden ." Nog sterker drukte zij het in deze woorden nit : ,,De geestelijken , die hun karakter als zoodanig niet hebben verloren , zijn minder ye$chikt, om zitting in de Staten-generaal to nemen, daar zij moeten geacht worden hun geheele levee vreemd aan staatkundiye bemoeienissen to zijn gebleven," Noch de eerlijkheid noch bet doorzicht is bij dit alles zeer groot geweest . Onvereenigbaarheid met het lidmaatschap der Staten-generaal kan in de Grondwet alleen in het belang van een vrije en onafhankelijke werkzaamheid in die Staten-generaal zelve , in een andere staat$wet alleen in het belang van dien tak van staatsdienst, waarmee die wet zich bezig houdt, worden vastgesteld . Zoo zou b .v . een wet op het Hooger onderwijs de Hoogleeraren in het goed of slecht be • grepen belang van bet onderwijs aan de universiteit van de Staten-generaal kunnen uitsluiten . Maar nooit kan, noch in de Grondwet noch in eenige andere staatswet, zulk een uitsluiting voorkomen in het belang van de nijverheid, den handel, de wetenschap, de kunst of van eenig particulier genootschap, van welken aard ook . Men verbeelde zich in een wet, in een Grondwet vooral, de bepaling, dat geen directeur eener particuliere, van den staat geheel vrije muziekvereeni
83
grog lid zou mogen zij n van een der beide Karners,
en - om de mast vol to meten -- verbeelde men er zich bij, dot in de mernorie van toelichting en bij de beraadslaging die onvereenigbaarheid aangedrongen wordt 'net bet belong der muziek , met de vaderlijke opmerking, dot de orkesten stellig beter harmonic zullen vertoonen, als hun directeuren zich uitsluitend aan hun leiding en vornling kunnen toewijden . Neen , wie oprecht der waarheid hulde doet , wie openlijk durft uitkomen voor wat hij in bet schild voert, die zal , waar hij in de Grondwet de uitsluiting der geestelijken van de volksvertegenwoordiging opneemt, nimmer beweren in het belong van den godsdienst, van de kerk to handelen . Hij zal bet ronduit moeten erkennen , dot zijn oog op niets anders gevestigd was don op bet belong flier volksvertegenwoordiging zelve, wier zelfstandigheid , wier zuiver politick karakter hij tegen het indringen van vreemden, van geestelijken invloed zoekt to waarborgen . Niet om de kerk to dienen, maar om de kerk to weren is bet hem to doen. De uitsluiting barer geestelijken is bet beste bewijs, dot hij in de kerk iets anders ziet don in al die particuliere genootschappen, wier leden of dignitarissen hem geen oogenblik voor den geest komen en aan wier uitsluiting hij nimmer denken zal . Hij ziet in die kerk veeleer een machtig en geheel eigenaardig lichaam, dot van de bezorging der staatsaangelegenheden ver moet worden gehouden, niet omdat bet don zich des to beter aan de dingen des hemels wijden kan, maar omdat bet die staataaangelegenhederi
84 in den regel nit een valsch, nit een kerkelijk oogpunt zal beschouwen, omdat het er op uit zal zijn den staat to onderwerpen aan de kerk, de wereldlijke aan de geestelijke macht . Mij dunkt, er behoort een stalen voorhoofd toe, om op hetzelfde oogenblik, dat men voor alle geestelij ken de dear van 's lands raadzaal sluit hun met Thorbecke vrijmoedig toe to roepen : ,,Er is nog altijd betrekking tusschen staat en kerk ; de kerkgenootschappen bestaan in den staat als particuliere genootschappen 1) ." Handelt men dan ooit zoo met particuliere genootschappen? 1) Woordelijk sprak Thorbecke op 20 Augustus 1853 het volgende :
» Wat beteekent scheiding van kerk en staat ? Pat er
tusschen staat en kerk geenerlei betrekking, nets meer gemeen
is? Mij komt dat niet zoo voor . Het beteekent, dat de kerkgenootschappen in den staat bestaan als particuliere genootschappen ."
Elf jaar later, 23 November 1864, sprak hij van ~eene
zoogenaamde scheiding van staat en kerk", en noemde die uitdrukking »juis~er" , en wel om deze reden :
» De Kerkgenootsehappen
toch zijn in den staat, zij hebben tot dien staat meer dan gene
natuurlijke betrekking, die niet alleen niet to ontbinden is, maar niet ,
zonder uiterst nadeel van den staat , zou kunnen worden
aangetast . Bit ontneemt nets aan de stelling, dat de kerkgenootschappen vrij behooren to zijn en de regeering op hun gebied niet nag treden" . Thans, weer elf j aren later, twijfel ik niet, of hij zou in dit opzicht, als in menig tinder, van het Engelsehe
stelsel tot het Duitsehe gekomen zijn . - In 1873 schreef Prof. Buys in de Bijdr . tot de kennis v . h, bestuur in Nederl . XVIII.
458, geheel in den geest van wat Thorbecke twintig jaren vroeger zei : »'t Is waar, er blijven betrekkingen over tusschen Staat
en Kerk, maar bedoelt dan iemand met scheiding juist dit, dat alle betrekkingen ophouden to bestaan ?
Ware dit zoo, men zou
dan ook lief moeten spreken van scheiding tusschen Staat en
85 Wel verre (lus van de radicale scheiding van kerk en staat to huldigen, heeft de Grondwet van 1848 haar in geen enkel artikel ondersteld, slechts bij bet motiveeren van een enkel barer artikelen bet oog op haar gevestigd, in eene barer en wel barer nieuwe bepalingen haar zoo ondubbelzinnig bet Inaar wizen kan gevonnis . g. Den afgelegden wig overziende , mien ik recht to hebben tot bet uitspreken der volgende stellingen 1°. Die zich voor scheiding van kerk en staat verklaart heeft zich daarmee enkel negatief verklaard tegen de eenheid van kerk en staat . Nog altijd heeft bij positief to kiezen tusschen de eenvoudige grensscheiding met bet behoud emir misschien zelfs zeer nauwe betrekking, en tusschen de radicale scheiding . 2°. De radicale scheiding wordt ten onrechte met een beroep op de schoone eenvoudigheid van dat stelsel aangeprezen . 3°. De radicale scheiding, waar de clericalen voor haar ijveren, is bun slechts middel, nooit doel . Hun doel is, om door haar juist tot haar tegendeel, tot de eenheid, en wel tot die eenheid to komen, die den staat oplost in de kerk . individu" - spreekt men daarvan zoo veil? - i' want dezelfde (?) betrekkingen, tusschen Staat en individu overgebleven, bestaan ook tusschen den Staat en de enkele personen "
8G 4°. De radicale scheiding, waar zij tot stand koint, doet inderdaad de clericalen hun doel bereiken . Zij alleen zijn het, die van haar de begeerde vrucht zullen plukken . 5°. De radicale scheiding moet juist daarom door alien, die niet van plan zijn den clericalen in de hand to werken, maar die uitsluitend als politieken willen optreden, verworpen worden als strijdig met het ware staatsbelang . 6°. De radicale scheiding, gelijk ze in strijd is met bet ware staatsbelang, is evenzeer in strijd en met ons geheele verleden, ook na de Fransche omwenteling van het eind der vorige eeuw, en met ons heden, met de Grondwet van 1848 . Ze zou niets antlers zijn, zoo ze bij ons werd ingevoerd, dan eene voor den staat hoogst noodlottige nieuwigheid, die ons langzaarn maar zeker onder het oppergezag der kerk en harer geestelijkheid bracht .
Van Mr . C . W. OPZOOM
:4tn bij de Uitgevers
1)e \\'ijsbegecrte den mersch met De vrncht der (lralsd I)atct: . . zichzeleeu verzoenende .'[WEEur ; op DuuK • . • . • f 0 .75 ' Aanteekeningen I Treurspel Nlaebeth De Leer van God . bij Sehelling . Ilegel en Krans ;~ . . . . .. 1 .20 Sn .%Kt si , : .Jr l . ertanld Do Gecoelsleer van 1)r. J . .J . van Oosterzee beoordeeld 5 .Pl . en verkina d door Eenheld in ltet noodige, Vrijlicid in bet twijfclachtige,inallesdeLiefde„ 0 .60 zoomer . le stuk 0 Dc Trcijfcl des'1'ijds, de Wegwijzer . 2c stnk der Toekomst 0 .60 3c stuk J .'t.ius C .% )ratio do philosophiae natura . Politische bij .lragen I a 0 .50 R'oord aan utijne 'Mt list Kartkter der \\'etenschap 0 G0 Dc Restauratie 0 .60 ' Staatst•egtelijk onderz Lessing, do Vriend .ler Wam-heid . ., 0 .60 j Dc Staatknn(Io catl 1 Nat an kennis en Natunrpoi zij 0 .60 i Belangen van liet 1100 ; De Ilercorming onzcr let 'l'eeken de : ti ids N 0 .51) De-\\'eg tot Ilercornt t ;eschiedenis en \Fijsbcgeerte . ., 0 .60 Cartesins n 0 .60 vangeuissen . . De Vcrtegcnvcoordigit 1)e Geest der nieuwce richting 0.50 De Orthodosie aan ]let staatsroer . ., (1 .60 '. Nedcrhuul>che Gro Naar aanleiding van c! W at dunkt U van den Christus? . . 0 .60 Open brief tan Dr . : De W aarborgen can omen coorAantcekening op de 'd nitgang 0 .5(1 Algemcene bcpalin_ htd of Nicuw? r 0 .50 . . .. 0 .00 ring can het Koninlt Nog tens : Oral of Nieuw? Ilct Burgerlijk R'ethc De Wetenschap, hair Yruclit, haar Ic decl '1' Gang en haar Bcgt 0 50 Ile ., De vrije Volksschool . . 0 .50 I[Ie ., lien teoord tot ntijnc ) ;iatholiekc 1 Ve v 1 . hutdgenooten (1 .10 l76the*s godsdienst 0 .60 Fraitkrijk .s onrecht i rat' 1870 De crije Wetcnschap 0 .60 De Wijsbegcerte der ervaring en de De Ilonapartes en I Duitscldand ook n ntoderne theologie 0 .60 1846-1571 . ltedccc \\'etens •,Lap en Wijsbegeerte . • • ,, 2 .50 dag der 25 jarige at De Waarherd en hart lienbronnen . Trctetan•: 2 .30 foot!I ., o :, Leu De Grenzen der Sta : Ilet Wezen der kennis . Len LeesOnz,, aehterlijklicid i hock der logica . Trcra:ns I)ltL • ., 2 t De Godsdienst 4. •.5 Wetgeving . . (RR'y
-
AY :
\I .rcBEi it
4
;
1
1)111
K
.
.
.
.
.
NN - 0 .
.
K
ONZE
G
O .1)SDI ET n .tou
Mr . 201483 024 opzo001scheOl Scheiding van kerk en staat
C'
-' . OPZOOMER.