Schadeopname en schadeanalyse Heilig Hart kerk Breda
Eigendom van Woonzorg Nederland, Amstelveen Ben Baudoin | Studie Restauratie Bouwhistorie en Monumenten | Docent: Cor Bouwstra, Hogeschool Utrecht | derde trimester, 8 juli 2010
2
Inhoud
0
Ben Baudoin | Studie Restauratie Bouwhistorie en Monumenten | Docent: Cor Bouwstra, Hogeschool Utrecht | derde trimester, 8 juli 2010
Voorwoord
4
Beschrijving
6
Constructie
18
Beschrijving
28
Bouwtekeningen
48
Schade analyse
58
Plan van aanpak
60
Herstelkosten
70
Conclusie
76
Bronvermelding
78
Colofon
80
Ben Baudoin | Studie Restauratie Bouwhistorie en Monumenten | Docent: Cor Bouwstra, Hogeschool Utrecht | derde trimester, 8 juli 2010
3
4
Voorwoord
1
Ben Baudoin | Studie Restauratie Bouwhistorie en Monumenten | Docent: Cor Bouwstra, Hogeschool Utrecht | derde trimester, 8 juli 2010
Decennia lang staat de Heilig Hartkerk aan de Baronielaan te verpauperen. Een neogotische kerk waar ik al 35 jaar, als geïmporteerde bredanaar, wekelijks en met wisselende verbazing passeer. Onder andere over de wijze waarop de krakers vanaf 1986, toen de kerk aan de eredienst werd onttrokken, omgingen met het gebouw: het voorportaal heeft in de loop der tijd zowat alle kleuren van de regenboog gekend en de geschilderde teksten en spreuken op de voorgevel waren zeer divers, ook hing er ooit een omhoog getakelde auto maandenlang boven de entree aan de voorgevel. Maar ook dankzij deze krakers, staat het gebouw er nog. Op 19 maart 2000 werd de sloopvergunning afgegeven, om 4 maanden later te transformeren naar de status van rijksmonument, daar krakers niet wilde wijken maar ook vanwege de vasthoudende actie van een aantal buurtbewoners die zich hadden verenigd in de “ stichting behoud Heilig Hartkerk”. Ook daarna bleef het gebouw mij boeien. In 1999 maakte ons bureau een plan om dit gebouw te transformeren naar 24 hemelse woningen en maakte ik kennis met de imposante en ruimtelijke architectonische kwaliteit en zag ik de detaillering en de monolithische zuilen. Dergelijke gebouwen lenen zich voor tal van functies, maar zelden vindt men de goede. Inmiddels is duidelijk geworden dat woningen in een gebouw als dit, deze ruimtelijke kwaliteit om zeep helpen, al zijn de woningen zelf zeer ruimtelijk en bijzonder te noemen. Dit is niet meer de manier om met dergelijk hoogwaardig erfgoed om te gaan. De eigenaar deed ondertussen niets aan onderhoud waardoor op last van de gemeente Breda uit veiligheidsoverwegingen een steigerconstructie geplaatst werd, om de torenspits op zijn plaats te houden, en een net om de spits heen werd getrokken waardoor voorbijgangers en buren worden beschermd tegen vallende leien. Voor het bedrag hieraan besteed had de toren gerestaureerd kunnen worden (!)
Ben Baudoin | Studie Restauratie Bouwhistorie en Monumenten | Docent: Cor Bouwstra, Hogeschool Utrecht | derde trimester, 8 juli 2010
5
6
Beschrijving gebouw
2
Ben Baudoin | Studie Restauratie Bouwhistorie en Monumenten | Docent: Cor Bouwstra, Hogeschool Utrecht | derde trimester, 8 juli 2010
1
11
2 2 Ben Baudoin | Studie Restauratie Bouwhistorie en Monumenten | Docent: Cor Bouwstra, Hogeschool Utrecht | derde trimester, 8 juli 2010
7
klooster
tuin
tuin
pastorie
3 8
Ben Baudoin | Studie Restauratie Bouwhistorie en Monumenten | Docent: Cor Bouwstra, Hogeschool Utrecht | derde trimester, 8 juli 2010
De voormalige parochiekerk van het Heilig Hart van Jezus, zoals de officiële tenaamstelling luidt, is gesitueerd aan de Baronielaan te Breda. Daar waar deze laan een flauwe bocht maakt, rijst de toren, deel uitmakend van de voorgevel, fier uit boven de lintbebouwing van herenhuizen , waarvan 80 % dateert uit de periode 1900/1945. Stedenbouwkundig gezien is dit een van de meest bijzondere waarde van deze kerk. Zie de kaart van dit deel van Breda 1 (1. wat was waar .nl) en de luchtfoto’s van het gebouw 2.(Bing maps 3D.com) De ligging op dit markant punt in de bocht van de laan, die eind negentiende eeuw werd aangelegd en de verbinding vormt tussen Wilhelminapark en Mastbos, wordt door front met toren duidelijk onderstreept. De moederkloek met haar kiekens manifesteert zich hier heel duidelijk, de toren is zichtbaar vanaf het Wilhelminapark en tot ver in de zuidrichting van de Baronielaan. Nagenoeg tegen de zuidzijde van het verder vrijstaande kerkgebouw, is een pastorie gebouwd en iets verderop aan de noordzijde een klooster. Het gebouw maakt in die zin deel uit van een ensemble dat rondom in een parkachtige tuin met bomen gelegen is, zoals op de oude situatietekening is te zien. 3 (3 stadsarchief Breda) Alle drie de gebouwen, behorend tot dit ensemble zijn rijksmonument. (complexcode 4818RA-C-01 nummers : 519133, 519134, 519135, 526117) De grond voor de kerk en kloosterbebouwing aan de pas aangelegde Baronielaan, werd destijds goedkoop aangeboden aan het kerkgenootschap, daar men verwachtte dat het een belangrijke stimulans zou betekenen voor verkoop van de overige gronden voor woningbouw. De neogotische kerk , een driebeukige kruisbasiliek, is in twee fasen gebouwd, de eerste fase met pastorie, toren en schip, is door P.J. van Genk ontworpen. Dit deel is op 18 december 1900 in gebruik genomen. De originele bouwtekening (3) van de plattegrond van deze fase, gedateerd op 4 november 1899 geeft aan dat de kerk slechts uit vijf traveen bestond. P.J. van
Ben Baudoin | Studie Restauratie Bouwhistorie en Monumenten | Docent: Cor Bouwstra, Hogeschool Utrecht | derde trimester, 8 juli 2010
9
fase 1 Van Genk 1899
10
Ben Baudoin | Studie Restauratie Bouwhistorie en Monumenten | Docent: Cor Bouwstra, Hogeschool Utrecht | derde trimester, 8 juli 2010
fase 1
fase 1
> < fase 2
> < fase 2
transept fase 2
Ben Baudoin | Studie Restauratie Bouwhistorie en Monumenten | Docent: Cor Bouwstra, Hogeschool Utrecht | derde trimester, 8 juli 2010
11
uitbreiding J. Stuyt en J. Van Dongen 1931
>
Genk werd door bouwpastoor C. Fransen als architect aangesteld, hij was reeds bekend door de bouw van de kapel van het Elisabeth gasthuis aan de Haagdijk (1864-1872). Van Genk bouwde in het bisdom Breda een twintigtal kerken, waarvan de meeste in stijl geïnspireerd zijn op de vroeg franse gotiek. Ook het klooster werd ontworpen door van Genk en dateert uit dezelfde periode. De tweede fase, de uitbreiding van de kerk met koor en transept, werd nog wel voorbereid door van Genk maar uitgevoerd door de architecten J. Stuyt en J. Van Dongen. Ook Jan Stuyt had in Breda al gebouwd, onder andere aan de Laurentiuskerk in het Ginneken, samen met J. Cuypers. Van Genk werd vrij nauwkeurig gevolgd in zijn ontwerp met uitzondering van de hoeveelheid natuursteen in het muurwerk. Op 21 april 1931 werd de met koor en transept uitgebreide kerk weer in gebruik genomen. “Het complex is van algemeen belang. Het heeft cultuurhistorische waarden: het is van belang als bijzondere uitdrukking van
12
Ben Baudoin | Studie Restauratie Bouwhistorie en Monumenten | Docent: Cor Bouwstra, Hogeschool Utrecht | derde trimester, 8 juli 2010
fase 1
> < fase 2
de ontwikkeling van het katholicisme in het Bisdom Breda en het complex heeft architectuurhistorische waarden, het is van belang voor de geschiedenis van de architectuur, met name vanwege de wijze waarop in het Interbellum de neogotische vormentaal op verstrakte wijze werd toegepast. Ook is het van belang in het oeuvre van van Genk als laat voorbeeld van diens verwerking van Vlaams neogotische motieven en vanwege de toepassing van een asymmetrische voorgevelcompositie. Het complex heeft ensemblewaarden, het heeft betekenis als essentieel onderdeel van het stadsdeel rondom de Baronielaan dat cultuurhistorisch en stedenbouwkundig van nationaal belang is en dat een belangrijk deel van zijn werking ontleent aan het bewust nagestreefde accent dat de zichtassen op de rijzige toren en de maat schaal en detaillering van de overige complexonderdelen aan het straatbeeld geven. Het heeft een bijzondere betekenis voor het aanzien van de als beschermd stadsgezicht
Ben Baudoin | Studie Restauratie Bouwhistorie en Monumenten | Docent: Cor Bouwstra, Hogeschool Utrecht | derde trimester, 8 juli 2010
13
fase 1
14
> < fase 2
Ben Baudoin | Studie Restauratie Bouwhistorie en Monumenten | Docent: Cor Bouwstra, Hogeschool Utrecht | derde trimester, 8 juli 2010
te beschermen wijk: gaafheid , herkenbaarheid. Het complex is van belang in relatie tot de structurele en visuele gaafheid van de stedelijke omgeving.” Zie Objecten Data Bank, monumenten. 519133. (4) De redengevende omschrijving van de kerk luidt onder andere: “ De driebeukige kruisbaseliek heeft een noordoostelijke, opzij van het schip gesitueerde toren met spits. Op de kruising staat een dakruiter. Het gebouw heeft een schip van vijf traveën plus een travee met orgelgalerij toren en doopkapel, een eenbeukig transept van één travee, waarop aansluit een basicaal koor van tevens één travee met een 4/8 sluiting, geflankeerd door zijkapellen. ( zie schematische plattegrond) Het gebouw wordt gedekt door zadel- en lessenaardaken met lei-in-maasdekking, en neoGotische dakkapellen. De kerk is opgetrokken in baksteen, sober versierd met deels natuurstenen, deels bakstenen afzaten, lisenen, geboorte- en sluitstenen en water- en tandlijsten. De gevels worden geleed door de toepassing van steunberen en lisenen. De tussenliggende vlakken, waarin de vensters, worden afgesloten door lijsten. De torengevel heeft een voorgebouwd portaal, waarboven een ondiepe spitsboognis, met voor de architect karakteristieke indeling van een achtlobbig roosvenster boven een lancetgalerij. Deze eindgevel van het schip wordt aan de zuidzijde geschoord door haaks geplaatste, twee maal versneden steunberen, terwijl aan de noordzijde tegen de eindgevel een aansluitende geveltoren en een in plattegrond achthoekige traptoren is gesitueerd. De geveltoren heeft vier geledingen, alle met tripletten of gekoppelde lisenen, waarop een vijfde geleding met speklagen en aan elke zijde twee gekoppelde galmgaten. Het bouwlichaam wordt bekroond door een spits, die in plattegrond van vierkant
Ben Baudoin | Studie Restauratie Bouwhistorie en Monumenten | Docent: Cor Bouwstra, Hogeschool Utrecht | derde trimester, 8 juli 2010
15
naar achthoekig overgaat, met ertussen flankeerspitjes en onder puntgevels gevatte wijzerplaten. Tegen de zuidelijke beuk staat, aan de Baronielaan, een veelhoekig gesloten doopkapel. De vensters in het schip, transept en koortravee zijn per driegekoppelde rondboogvensters, in de zijbeuken en koorsluiting per gevelveld één enkel rondboogvenster. Die in het koor zijn lager aangezet dan de andere vensters. De eindgevels van het transept hebben een dispositie zoals de eindgevel van het schip (met roosvenster en lancetgalerij) zij het dat de plaats van het portaal hier wordt ingenomen door een uitgemetselde biechtstoel onder lessenaarsdak en het geheel soberder is uitgevoerd. Ook inwendig is een afwisseling tussen baksteen en natuursteen te zien. De driedelige opstand bestaat uit gepolijste hardstenen kolommen met natuurstenen kapitelen, versierd met florale motieven, waartussen scheibogen. Het triforium heeft per travee in een rechthoekig veld, drie gekoppelde nissen met zuiltjes. De lichtbeuk bestaat uit drie gekoppelde rondboogven-
16
Ben Baudoin | Studie Restauratie Bouwhistorie en Monumenten | Docent: Cor Bouwstra, Hogeschool Utrecht | derde trimester, 8 juli 2010
vensters van de doopkapel
sters. Door de toepassing van schalken en horizontale lijsten wordt het muuroppervlak geleed. Schip, transept en koor hebben natuurstenen gordelbogen, waartussen een houten tongewelf met brede overkragende aanzet en ornamentele schilderingen. Zijkapellen en zijbeuken hebben inwendige steunberen en zijn in steen overwelfd. Van de inventaris zijn onder meer van belang het in marmer en koper uitgevoerde altaarciborium met altaarkruis (atelier Brom, 1931) een muurschildering voorstellende de dopende Wilibrordus en de vensters van de doopkapel (1901) en de koorramen, voorstellende de twaalf apostelen (J.Colette 1931) alsmede de ramen in het transept voorstellende de zeven smarten en het Heilig Hart (J. Nicolas, 1939).” Objecten Data Bank monument nr 119134. (5) De monolithische zuilen uit de eerste bouwfase welke de gordelbogen dragen, zijn van belgisch hardsteen, de beide monolithische zuilen uit de tweede fase zijn van graniet.
Ben Baudoin | Studie Restauratie Bouwhistorie en Monumenten | Docent: Cor Bouwstra, Hogeschool Utrecht | derde trimester, 8 juli 2010
17
18
Constructie
3
Ben Baudoin | Studie Restauratie Bouwhistorie en Monumenten | Docent: Cor Bouwstra, Hogeschool Utrecht | derde trimester, 8 juli 2010
Algemeen Het gebouw wordt gevormd en gedragen door kolommen en bakstenen muurvlakken met steunberen, deze staan over het algemeen op een gemetselde fundering. De kapconstructie bestaat uit houten spanten, gordingen en nok waarop dakbeschot. In het hart van de kerk, de kruising van transept en middenschip, bevindt zich doorsamenkomst van twee houten tongewelven een houten kruisgewelf, waarboven een gecompliceerde houtconstructie met dakruiter, waarvan de krachten worden afgevoerd naar het metselwerk. De zijbeuken hebben gemetselde kruisgewelven. De Toren en de doopkapel staan in de voorgevel. De torenspits heeft boven het tafelement drie tussenvloeren met kruisschoren.
Fundering en kelder Bij de uitbreiding van 1931 zijn koor en transept geheel onderkeldert. In de plattegrond is de aansluiting te zien op de voor-
Ben Baudoin | Studie Restauratie Bouwhistorie en Monumenten | Docent: Cor Bouwstra, Hogeschool Utrecht | derde trimester, 8 juli 2010
19
20
Ben Baudoin | Studie Restauratie Bouwhistorie en Monumenten | Docent: Cor Bouwstra, Hogeschool Utrecht | derde trimester, 8 juli 2010
plattegrond 1931
malige achtergevel aan de westzijde. Hier was voorheen, onder het koor, al een kleine kelder aanwezig. De gehele kelder staat op houten palen zoals te zien is in de plattegrond en de doorsnede. Er zijn kolommen bij die ieder door 16 houten palen gedragen worden. Ook onder het muurwerk hier, zijn haakse betonnen kespen te zien, die ieder door minimaal twee palen gedragen worden. De vloer van de sacristie en van het koor, boven de kelder, is van gewapend beton, en heeft hoofdzakelijk onderwapening. Aangestorte betonbalken die van kolom naar kolom overspannen, maken deel uit van de vloer. De wapening in de koorvloer ligt in de lengterichting van de kerk, die van het transept, ligt dwars op de lengterichting van de kerk. Ook de originele trap naar het koor, waarvan nu nog drie treden zichtbaar zijn, maakt monolitisch deel uit van deze vloer. ( in de jaren zestig is het koor vergroot, op een drie treden lager niveau, waardoor er
Ben Baudoin | Studie Restauratie Bouwhistorie en Monumenten | Docent: Cor Bouwstra, Hogeschool Utrecht | derde trimester, 8 juli 2010
21
22
Ben Baudoin | Studie Restauratie Bouwhistorie en Monumenten | Docent: Cor Bouwstra, Hogeschool Utrecht | derde trimester, 8 juli 2010
nog maar enkele traptreden te zien zijn. Er zijn in het archief geen nadere gegevens te vinden over de beganegrondvloer maar er blijkt onder de vloeroppervlakken waar kerkbanken stonden en die in hout zijn uitgevoerd, een wit zandpakket te liggen en onder het midden – en zijpad, een betonvloer waarop tegels in cementmortel. De kelder is niet toegankelijk, om ongewenste bezoekers te weren is er een betonblok van 1000 kilo geplaatst voor de buiteningang en binnen is er een toegang waarvan de onderste acht treden van de trap ontbreken en staat er 40 cm water in de kelder.
Dwarsrichting Het middenschip wordt in dwarsrichting gestabiliseerd door een starre kapconstructie met uitwendige steunberen in het hoogste geveldeel, waarbij de krachten via de beide zijbeuken met lessenaarsdak, gemetselde kruisgewelven en uitwendige steunberen, worden afgevloeid. Deze constructie voorkomt het uitknikken van de
Ben Baudoin | Studie Restauratie Bouwhistorie en Monumenten | Docent: Cor Bouwstra, Hogeschool Utrecht | derde trimester, 8 juli 2010
23
wanden van het middenschip. Ook de haaks op de middenschip staande wanden van het transept, de halfcirkelvormige koorbeëindiging en zijkapellen, zorgen in dit deel van de kerk voor een flinke stabiliteit in dwarsrichting. De voorgevel vormt, samen met toren en doopkapel een zeer star geheel in dwarsrichting. De steunberen aan de bovenzijde van het middenschip vormen samen met de spantbenen van de dakconstructie één star geheel. De spantbenen hebben een lage aanzet, ver onder de geboorte van het tongewelf en gaan over in schalken tegen de binnenmuren, waarmee ze één constructief geheel vormen. De spantbenen zijn in de dakconstructie verankerd aan trekbalken kreupele stijl en blokkelen, waardoor er een star geheel ontstaat. Het vormt stabiele driehoeken met elkaar, waarin de krachten worden verdeeld en overgebracht naar de aanzet.
24
Ben Baudoin | Studie Restauratie Bouwhistorie en Monumenten | Docent: Cor Bouwstra, Hogeschool Utrecht | derde trimester, 8 juli 2010
Het houten tongewelf in middenschip en transept bestaat uit lichte spantconstructies opgebouwd uit houten schenkels, dwars op middenschip en transept. De schenkels liggen op een hart op hart afstand van ongeveer 60 cm. Aan de onderzijde zijn hiertegen kraaldelen in lengterichting bevestigd, deze zijn geschilderd in een blauwe kleur met aan weerszijde van de schenkels een driehoekmotief in de kleuren rood, oker en zwart. Dit laatste is waarschijnlijk met een mal getamponneerd op de ondergrond. Om de planken te verankeren, is aan de onderzijde van elke schenkel een stevige geprofileerde lat geschroefd, zodat de schaalconstructie van planken en schenkels tezamen een constructief geheel vormt. Op de latjes is een lemen druklaag aangebracht van ongeveer 3 á 4 cm, die duidelijk zichtbaar is vanuit de zolder. De stabiliteit, het gewicht, de akoestiek en de thermische isolatie wordt door deze laag verbeterd. Ook voorkomt het doorvallen van stof.
Ben Baudoin | Studie Restauratie Bouwhistorie en Monumenten | Docent: Cor Bouwstra, Hogeschool Utrecht | derde trimester, 8 juli 2010
25
Lengterichting In de lengterichting wordt stabiliteit in essentie ontleent aan de langsgevels en aan de achterzijde (west) door de forse steunberen die verweven zijn met de in plattegrond, halfronde beëindiging van het koor en de zijkapellen, samen met de koppeling aan de bouwmassa van de sacristie.
26
Ben Baudoin | Studie Restauratie Bouwhistorie en Monumenten | Docent: Cor Bouwstra, Hogeschool Utrecht | derde trimester, 8 juli 2010
Aan de voorzijde (oost) zorgen de massa van de doopkapel, de voet van de toren, de traptoren en het portaal voor stabiliteit en verwevenheid van het geheel, in de lengterichting. Ook de eindgevels van het transept zorgen voor de nodige stabiliteit in lengterichting en onder de dakruiter is een complexe spantconstructie die de vier richtingen onderling met elkaar verbindt en stabiliVseert. Alle spanten zijn voorzien van windschoren die de kap stabiel houden.
Telmerken In het oudste deel van de kerk bevinden zich boven het middenschip vijf stuks spanten met telmerk. Het eerste spant vanaf de voorgevel, heeft telmerk III, het tweede spant heeft telmerk II, het derde telmerk I, het vierde IV, en het vijfde V. De wisseling van I en III is een raadsel. In de dakconstructie van het transept en het koor (1931) zijn geen telmerken te vinden.
Ben Baudoin | Studie Restauratie Bouwhistorie en Monumenten | Docent: Cor Bouwstra, Hogeschool Utrecht | derde trimester, 8 juli 2010
27
28
Schade beschrijving
4
Ben Baudoin | Studie Restauratie Bouwhistorie en Monumenten | Docent: Cor Bouwstra, Hogeschool Utrecht | derde trimester, 8 juli 2010
Constructief Bij de diverse bezoeken aan het gebouw om te onderzoeken of er zettingen zijn op de overgang fase 1 en fase 2, zoek ik naar scheuren en zettingen die er niet zijn. Geen enkele onvolkomenheid. Het zal ongetwijfeld te maken hebben met het feit dat de architect wist dat deze kerk in de loop der tijd, vergroot zou gaan worden en daar in de eerste plannen al rekening meehield. De eindgevel van het koor was al zeer diep gefundeerd aan een kleine kelder, onder het koor van de eerste kerk. Die achterwestgevel van 1901 is bij de uitbreiding in 1931, oostelijke transeptwand geworden. De aansluiting zit hem dus op de hoeken in de topgevels van het transept. Deze wand is bij de uitbreiding, boven de zijbeuken wel aanzienlijk hoger geworden en het gewicht is dan ook zodanig toegenomen dat dit wel vooraf bekend moet zijn geweest. Het lessenaarsdak was de beëindiging boven de zijbeuken en later is dit een gemetselde schijf geworden tot aan de goothoogte
Ben Baudoin | Studie Restauratie Bouwhistorie en Monumenten | Docent: Cor Bouwstra, Hogeschool Utrecht | derde trimester, 8 juli 2010
29
fase 1
30
> < fase 2
van het middenschip. Met aanzienlijk meer gewicht op de (kelder) fundering. Het is dus aannemelijk dat deze gehele kelderfundering al was berekend op de uitbreiding en het gewicht van de transeptwand. Later wordt duidelijk, dat er te weinig financiële middelen waren om de kerk in 1901 direct volgens het gewenste volume te bouwen. Er werd besloten te faseren, maar met een zodanig zwaar gefundeerde achtergevel, en een kelder, dat deze wand later zonder constructieve problemen tot transeptwand kon worden opgemetseld. In de eindgevels van het transept is over de eerste 4 á 5 meter hoogte, daar waar de directe aansluiting van oud op nieuw heeft plaats gevonden dan ook geen enkel bouwspoor te ontdekken van inboeten, vertandingen of verstoring van het kruisverband. Aan de noordzijde is in het metselwerk wel een kleurverschil te zien, maar dat kan ook door lekwater onstaan zijn. Aan de zuidzijde is deze eindgevel van het transept door woekering van planten en bomen nauwelijks
Ben Baudoin | Studie Restauratie Bouwhistorie en Monumenten | Docent: Cor Bouwstra, Hogeschool Utrecht | derde trimester, 8 juli 2010
te inspecteren. Hier en daar is op andere plaatsen wel scheurvorming te vinden in het metselwerk, in de transeptgevel bijvoorbeeld direct onder en boven het roosvenster. maar slechts fragmentarisch en over het algemeen als gevolg van roestende blindankers of kettinganker/bruganker. Ook vind ik scheuren in enkele kruisgewelven van de zuid - oost gelegen zijkapel. Constructieve schade zal er ongetwijfeld zijn daar waar de houten spanten het natte metselwerk ingaan en de muurplaten die hier opliggen. Deze schade is echter niet zichtbaar, het zijn onbereikbare plaatsen, achter stucwerk of te ver weg van de loopplank op het tongewelf. Vanuit de dakconstructie lopend op twee planken in het midden van het tongewelf, is het zichtbare hout van alle dragende delen in orde. Zowel spanten als gordingen zien er goed en gezond uit. Het hout is droog op een enkele plek na (nok). De muurplaat is niet zichtbaar en te ver weg van deze acroba-
Ben Baudoin | Studie Restauratie Bouwhistorie en Monumenten | Docent: Cor Bouwstra, Hogeschool Utrecht | derde trimester, 8 juli 2010
31
32
Ben Baudoin | Studie Restauratie Bouwhistorie en Monumenten | Docent: Cor Bouwstra, Hogeschool Utrecht | derde trimester, 8 juli 2010
Ben Baudoin | Studie Restauratie Bouwhistorie en Monumenten | Docent: Cor Bouwstra, Hogeschool Utrecht | derde trimester, 8 juli 2010
33
tische loopplank zo’n achttien meter boven de vloer. Er zal zeker constructieve schade aangetroffen worden daar waar het spanthout, de muurplaten en de blokkelen of koppelhout het metselwerk raken. Schimmel en of huiszwam kan niet uitblijven bij een dergelijke hoeveelheid vochtig metselwerk, jaar in jaar uit. Zeker daar waar de spantbenen zijn opgesloten in een stucwerk schil en er nauwelijks of geen ventilatie mogelijk is. Zie foto’s van de gewelven in de zijbeuken en de aanzet van de spantbenen in het middenschip. Onder het lessenaarsdak in het triforium is helaas geen yoegang mogelijk, waardoor inspectie van deze spanten en de muurplaat onmogelijk is.
Dak Het dak is geheel gedekt met antracietkleurige leien in een maasdekking met uitzondering van het lessenaarsdak op de zuidelijke zijbeuk, hier is een andere lei toegepast die wat roder van kleur is. Duidelijk en op alle dakvlakken aanwezig,
34
Ben Baudoin | Studie Restauratie Bouwhistorie en Monumenten | Docent: Cor Bouwstra, Hogeschool Utrecht | derde trimester, 8 juli 2010
zijn de diverse nieuwere leien met met rvs haken en een donkerder kleur, te onderscheiden van de oudere leien met koperen haken. Dit is zichtbaar rondom goten en kilgoten, maar ook verstrooid over het gehele dakvlak verdeeld. Het noordelijk deel van het zadeldak van het middenschip heeft rvs haken en is dus later hersteld dan het zuidelijk deel van dit dak. Ook op de dakvlakken van het transept, zijn oude koperen haken zichtbaar. Overal zijn leien te zien die uit hun positie zijn gegleden of op het punt staan dit te doen. Over een groot deel van de nok is de ruiter weggerot daar het lood ontbreekt, ook is hier de stroomlaag kapot en ontbreken er veel leien. De leien op de dakruiter zijn ook voor 10 % kapot, de piron lijkt in orde, maar zal bij reparatie van de leien afgenomen moeten worden en nader onderzocht op schade aan het lood en indien nodig hersteld. De dragers van de dakruiter zijn niet met een metaal bekleed, het lijkt op een polyester huid die om het hout zit. Met strijklicht zie je op het hoofddakvlak, de spantposities door de leien heen
Ben Baudoin | Studie Restauratie Bouwhistorie en Monumenten | Docent: Cor Bouwstra, Hogeschool Utrecht | derde trimester, 8 juli 2010
35
afgetekend, een soort graten patroon of de ribben van een magere koe. Goten liggen vol met bladeren en ander organisch afval, dat zich al 25 jaar lang verzameld en alles verstopt. Op het lessenaarsdak van de noordelijke zijbeuk zijn de leien nauwelijks meer te onderscheiden. Het dakvlak is hier volledig bedekt met groenafval en de goot ligt tot aan de rand gevuld met organisch materiaal. Hemelwaterafvoeren ontbreken her en der, zitten verstopt of zijn afgebroken. In de goten liggen diverse ijzeren voorwerpen te roesten onder andere een ijzeren kruis van de dakruiter. Dit alles heeft tot gevolg dat het water bij regenbuien over de rand van de goten stroomt en het metselwerk keer op keer kletsnat maakt, dit is met name aan de noordzijde het geval bij de goot van de zijbeuk waar de bomen kort op het gebouw staan.
36
Ben Baudoin | Studie Restauratie Bouwhistorie en Monumenten | Docent: Cor Bouwstra, Hogeschool Utrecht | derde trimester, 8 juli 2010
Gevels Rondom en direct aan de voet van het gebouw staan overal bomen struiken en er groeit klimop tegen de gevels aan. Bomen en klimop komen als het ware vanuit de fundering de grond uit. Aan de voet van de voorgevel staat een grote boom die strijd levert met het gebouw en binnen afzienbare tijd een deel van de plint zal ontzetten. Maar ook aan de zij - en achtergevels vinden we dit terug. Er is zoveel klimop aan de zuidgevel en er staan zoveel bomen dicht op het gebouw, dat deze gevel nauwelijks is te onderzoeken. Tegen de noordgevel en achtergevel liggen hopen puin en zwarte grond Bewoners van de pastorie hebben een houten gebouw getimmerd tegen de zijgevel aan de zuidoost zijde. Ook hier valt op begane grondniveau nauwelijks iets te zien over de algemene staat van de zijbeukgevel. De langsgevels van het middenschip zijn wel zichtbaar en deze zien er op afstand redelijk tot goed uit. De voegen en het metselwerk
Ben Baudoin | Studie Restauratie Bouwhistorie en Monumenten | Docent: Cor Bouwstra, Hogeschool Utrecht | derde trimester, 8 juli 2010
37
zijn in prima staat, op een enkel lekspoor in de vorm van zouten na. De natuurstenen afzaten, sluitstenen en aanzetstenen zijn gaaf. Hier zijn ook de leien met een puntvorm, tegen de goot, die de overgang vormt tussen metselwerk en gootkraal, in orde.
Glas in lood De staat van het glas in lood varieert sterk. Er zijn vensters, bijvoorbeeld het roosvenster aan de zuidgevel van het transept, waar een groot deel van ontbreekt en er zijn veel ruitjes kapot. Van het roosvenster in de voorgevel is nauwelijks meer iets over. Er zijn vensters waar het glas in lood met grafity is bespoten en er zijn vensters bij waarvan het lood is uitgezakt. Ook zijn er redelijk gave glas in loodramen bij, maar het zijn er enkele. De vensters aan de noordgevel hebben een voorzetruit of acrylplaat aan de buitenzijde, waar overal lekwater tussen deze ruit en het glas in lood is terecht gekomen. Er is een grote hoeveelheid kalk op neergeslagen.
38
Ben Baudoin | Studie Restauratie Bouwhistorie en Monumenten | Docent: Cor Bouwstra, Hogeschool Utrecht | derde trimester, 8 juli 2010
Ben Baudoin | Studie Restauratie Bouwhistorie en Monumenten | Docent: Cor Bouwstra, Hogeschool Utrecht | derde trimester, 8 juli 2010
39
Interieur Vloeren en trappen / kelder De vloer in het hoofdvolume is op vele plaatsen beschadigd. In het middenpad ligt een diagonaal tegelpatroon van rode en zwarte vierkante tegels. Bij een van de gemeentelijke ontruimingen is er een forse deuk in het oppervlak geslagen door de poot van een mobiele kraan. Diverse tegels zijn beschadigd, gescheurd of ontbreken. De hardstenen basementen en plinten zijn op vervuiling en graffiti na, in orde. Een deel van de houten plankenvloer waar ooit de kerkbanken op stonden ontbreekt, of is bezweken onder een te hoge puntbelasting. Overal ligt duivenmest en op sommige plekken is dit geconcentreerd aanwezig en vormt het een mesthoop. Een hardstenen traptrede naar het koor ontbreekt. De houten trap van de traptoren die tot halverwege de hoofdtoren loopt is in redelijke staat en goed beloopbaar. Daar waar deze trap stopt en je van de orgel-
40
Ben Baudoin | Studie Restauratie Bouwhistorie en Monumenten | Docent: Cor Bouwstra, Hogeschool Utrecht | derde trimester, 8 juli 2010
galerij en hoofdtoren instapt ontbreekt de balustrade en op de houten vloer van de toren op dit niveau ligt minimaal 30 cm duivenmest. De trap naar de kelder vanuit de bijsacristie is halverwege verdwenen. Van daaruit gaat een laddertje verder richting kelder waar 50 cm water in staat. Kolommen en kapitelen Hardstenen en granieten monolithische kolommen en kapitelen zijn, behalve graffiti, onbeschadigd en gaaf.
Ben Baudoin | Studie Restauratie Bouwhistorie en Monumenten | Docent: Cor Bouwstra, Hogeschool Utrecht | derde trimester, 8 juli 2010
41
Kozijnen en draaiende delen De draaiende delen die nog aanwezig zijn, functioneren slecht. Het hang en sluitwerk is verroest, ontbreekt of breekt af op het moment dat je het opendraait (luik dakkapel). Deuren hangen scheef of ontbreken (kelder, biechtstoelen) De voordeuren in het portaal gaan nauwelijks open en hebben alle kleuren van de regenboog gehad in de afgelopen 25 jaar.
42
Ben Baudoin | Studie Restauratie Bouwhistorie en Monumenten | Docent: Cor Bouwstra, Hogeschool Utrecht | derde trimester, 8 juli 2010
Metselwerk Het metselwerk is vooral aangetast door vocht en dat toont zich door verkleuring en uitzouten. Er is veel graffiti aanwezig en er zijn hier en daar wat korte scheuren boven en onder gevelopeningen of gordelbogen, maar constructief is er weinig echt serieuze schade, met uitzondering van een schuin omhooglopende scheur in de voorgevel vanaf het niveau van de goot van het middenschip tot boven om het roosvenster heen. (De toren, traptoren en voorzijde van het gebouw worden buiten beschouwing gelaten.) Binnen zijn ook allerlei voorwerpen geboord en geplugd op de wanden, van houten planken tot trapleuningen toe, die tot in het tongewelf van het transept reiken. Ook is er een flinke huiszwam te zien die uit het gestucte metselwerk komt, in de geboorte van het kruisgewelf van de zuidelijke zijbeukkapel. Dit moet afkomstig zijn van een lekkend dak boven de hieruit omhooglopende hoekkeper.
Ben Baudoin | Studie Restauratie Bouwhistorie en Monumenten | Docent: Cor Bouwstra, Hogeschool Utrecht | derde trimester, 8 juli 2010
43
Stucwerk en schilderwerk In het gehele interieur zijn vele lijsten, triforiumvensters, ornamenten, gordelbogen, schalken, spantomtimmeringen en kolommen in stucwerk uitgevoerd. Op veel plaatsen is forse schade van het stucwerk zichtbaar, variërend van door vocht losgekomen pleisterwerk om spantpoten in het tongewelf, tot verpoedering en schimmels van stucwerk op nat metselwerk. Daarnaast is er duidelijk grote gebruiksschade door beschadigingen en graffiti. Al het stucwerk is geschilderd en ook dat komt los, in de vorm van bladders of verpoedering door vocht.
44
Ben Baudoin | Studie Restauratie Bouwhistorie en Monumenten | Docent: Cor Bouwstra, Hogeschool Utrecht | derde trimester, 8 juli 2010
Tongewelf De tongewelfbetimmering en de beschildering ervan is een redelijk tot goede staat. Over het algemeen is dit gaaf op enkele gaten en ontbrekende gewelfluiken na. Het blauwe schilderwerk op de latten en de in driehoekig patroon aangebrachte versieringen aan weerszijde van de spantbetimmering zijn wat donker verkleurd, vervuild. Bij de aanzet van de spantpoten zullen betimmeringen moeten worden verwijderd om de spantpoten te kunnen inspecteren.
Ben Baudoin | Studie Restauratie Bouwhistorie en Monumenten | Docent: Cor Bouwstra, Hogeschool Utrecht | derde trimester, 8 juli 2010
45
Interieurobjecten Het in marmer en koper uitgevoerde altaarciborium met altaarkruis, lijkt in redelijke staat, en al die tijd met rust gelaten. Het altaar uit de jaren zestig op de voorgrond, bestaat uit een monolitisch stuk graniet en is aan de voorzijde in een felblauw geschilderd, maar het is verder gaaf. De preekstoel en het orgel zijn verdwenen, evenals de kerkbanken en deuren van de biechtstoelen. Ook de kruiswegafbeeldingen zijn niet meer aanwezig.
46
Ben Baudoin | Studie Restauratie Bouwhistorie en Monumenten | Docent: Cor Bouwstra, Hogeschool Utrecht | derde trimester, 8 juli 2010
Ben Baudoin | Studie Restauratie Bouwhistorie en Monumenten | Docent: Cor Bouwstra, Hogeschool Utrecht | derde trimester, 8 juli 2010
47
48
Gebreken op bouwtekeningen
5
Ben Baudoin | Studie Restauratie Bouwhistorie en Monumenten | Docent: Cor Bouwstra, Hogeschool Utrecht | derde trimester, 8 juli 2010
Fragment Daar het gebouw een te grote complexiteit heeft om in zijn geheel te analyseren op schade, is in overleg met Cor Bouwstra, gekozen voor een fragment van de kerk. Dat deel waar het oudste gebouw uit 1901 wordt uitgebreid met koor en transept in 1931, leent zich daarvoor het best. Dus de aansluiting oud en nieuw oftewel de ontmoeting van transept met middenschip en zijbeuken. Aangenomen werd dat indien er zetting of scheurvorming ontstaat dit vooral hier te vinden zal zijn. Uit onderzoek blijkt later dat dit niet het geval is. Daar de zuidgevel niet te inspecteren is door de hoeveelheid klimop. struiken en bomen, valt deze af. Hetzelfde geldt voor de ontoegankelijke kelder en het triforium onder het lessenaarsdak.
Ben Baudoin | Studie Restauratie Bouwhistorie en Monumenten | Docent: Cor Bouwstra, Hogeschool Utrecht | derde trimester, 8 juli 2010
49
Dak
50
Ben Baudoin | Studie Restauratie Bouwhistorie en Monumenten | Docent: Cor Bouwstra, Hogeschool Utrecht | derde trimester, 8 juli 2010
Noordgevel
Ben Baudoin | Studie Restauratie Bouwhistorie en Monumenten | Docent: Cor Bouwstra, Hogeschool Utrecht | derde trimester, 8 juli 2010
51
Plattegrond
52
Ben Baudoin | Studie Restauratie Bouwhistorie en Monumenten | Docent: Cor Bouwstra, Hogeschool Utrecht | derde trimester, 8 juli 2010
Drsn over middenschip
Ben Baudoin | Studie Restauratie Bouwhistorie en Monumenten | Docent: Cor Bouwstra, Hogeschool Utrecht | derde trimester, 8 juli 2010
53
54
Ben Baudoin | Studie Restauratie Bouwhistorie en Monumenten | Docent: Cor Bouwstra, Hogeschool Utrecht | derde trimester, 8 juli 2010
Drsn over transept
Ben Baudoin | Studie Restauratie Bouwhistorie en Monumenten | Docent: Cor Bouwstra, Hogeschool Utrecht | derde trimester, 8 juli 2010
55
56
Ben Baudoin | Studie Restauratie Bouwhistorie en Monumenten | Docent: Cor Bouwstra, Hogeschool Utrecht | derde trimester, 8 juli 2010
k
nto o r e eld
kel egan
ijk
Ben Baudoin | Studie Restauratie Bouwhistorie en Monumenten | Docent: Cor Bouwstra, Hogeschool Utrecht | derde trimester, 8 juli 2010
57
58
Schade analyse
6
Ben Baudoin | Studie Restauratie Bouwhistorie en Monumenten | Docent: Cor Bouwstra, Hogeschool Utrecht | derde trimester, 8 juli 2010
Algemeen De schade aan dit gebouw is te omschrijven als: 1 schade ontstaan door het achterwege blijven van onderhoud, gedurende minimaal 25 jaar 2 interieur beschadigingen, ontstaan door gebruikers en ontruimingen. De schade die ontstaan is door gebrek aan onderhoud uit zich vooral door vochtproblemen en de gevolgen daarvan op allerlei niveaus. Een lekkende goot hemelwaterafvoer, kilkeper of nok leidt al snel tot allerlei gevolg en bijschades. Dit gebouw toont dat op allerlei manieren. De beschadigingen aan het interieur zijn heel divers en aanzienlijk. Lang heeft de kerk tijdens bewoning door krakers gewacht op sloop. De krakers hebben het gebouw door bewoning uiteindelijk gered, maar het is ook bewoond en gebruikt met de gedachte alsof het gesloopt zou gaan worden. Er hingen houten vlonders en boomhutten in de gewelven en in de kelders waren regelmatig, druk bezochte, luidruchtige feesten. Aan de voorgevel werd ooit een auto omhoog getakeld en de gemeente heeft het pand enkele malen met grof geweld en zwaar materieel ontruimd omwille van brandgevaar. Zowel de niet bepaald respectvolle bewoning, als wel de ontruimingen hebben het pand geen goed gedaan. Overal zijn sporen te vinden van keilbouten, houten balken en grafitti tot ver boven in het tongewelf en zelf boven het tongewelf in de kap. Ook zijn er beschadigingen van ontruimingen met grof materieel, zowel aan de vloeren als in het tongewelf.
Ben Baudoin | Studie Restauratie Bouwhistorie en Monumenten | Docent: Cor Bouwstra, Hogeschool Utrecht | derde trimester, 8 juli 2010
59
60
Plan van aanpak
7
Ben Baudoin | Studie Restauratie Bouwhistorie en Monumenten | Docent: Cor Bouwstra, Hogeschool Utrecht | derde trimester, 8 juli 2010
7.0 Restauratievisie Dit gebouw moet behouden blijven. Ook al is het de zoveelste neogoot als rijksmonument in Nederland, een dergelijk gebouw wordt nooit meer gebouwd. De ruimtelijke kwaliteit van het interieur is voor de stad Breda, evenals de stedenbouwkundige waarde in en om de Baronielaan, van grote waarde. Ik pleit voor restauratie op het niveau van hergebruikwaarde. Dat wil zeggen het casco en interieur zodanig herstellen dat het gereed is om een passende hergebruiker te huisvesten. Een hergebruiker die de ruimtelijkheid behoudt en de bezoeker verrast door de indrukwekkende, ruimtelijke en architectonische kwaliteit. Een eigentijdse invulling a la boekenwinkel Selexyz in Maastricht die het gebouw in zijn waarde laat is een goede optie. Om dit mogelijk te kunnen maken dient het gebouw gezond, droog en voor een heel lange tijd in een bouwkundig goede staat gebracht te worden, waarbij zoveel mogelijk materiaal behouden blijft. Het betekent uitdrukkelijk niet om het gebouw fris, fruitig, schoon en fraai geschilderd voor de nieuwe gebruiker achter te laten. Het patina moet blijven, zowel binnen als buiten, geen reinigingen als het niet een bouwkundige verbeter functie heeft. Geen esthetisch schilderwerk, maar alleen als oppervlakken afgebladderd zijn of het omwille van het behoud benodigd is. “ Reparatie en herstel met behoud van” zal zoveel mogelijk uitgangspunt zijn.
7.1 Terreinverharding De vóór het gebouw aanwezige verharding, zal worden vervangen door een in ontwerp en bijbehorend bestek bepaalde, hoge kwaliteit en uitvoering, passend bij het gebouw, zijn gebruik en zijn ligging aan de Baronielaan.
Ben Baudoin | Studie Restauratie Bouwhistorie en Monumenten | Docent: Cor Bouwstra, Hogeschool Utrecht | derde trimester, 8 juli 2010
61
7.2 Erf en beplanting Het verwijderen van alle beplanting in de vorm van klimop struiken en bomen tegen of in de directe nabijheid van het gebouw is een eerste vereiste. Het vrij maken van de gevels, ramen, goten en het dak van het gebouw en de fundering van het gebouw behoeden tegen aantasting door wortels van bomen en blad in de goten is noodzakelijk. Ook dient alle aarde en puin die tegen de gevel aan ligt direct te worden verwijderd.
7.3 Riolering en hemelwaterafvoeren De buitenriolering wordt inwendig geïnspecteerd en een advies over de huidige staat wordt ingewonnen. Met dit advies kan besluitvorming plaats vinden over vervangen of behouden. De bestaande pvc hemelwaterafvoeren worden vervangen door zinken afvoeren met vergaarbak en spuwer, of per hwa één reinigbare verzamelput aan de voet, in het maaiveld, welke tevens kan
62
Ben Baudoin | Studie Restauratie Bouwhistorie en Monumenten | Docent: Cor Bouwstra, Hogeschool Utrecht | derde trimester, 8 juli 2010
dienen als ontstoppingsstuk. Studie naar afmeting en uitvoering van de nieuwe hwa’s, vierkant of rond, de detaillering van een eventuele vergaarbak, dient plaats te vinden door in het oeuvre van van Genk te zoeken naar de juiste wijze. Vergaarbak met spuwer of verzamelput, voorzien beide in signalering van een verstopping door overloop van water. De hwa’s worden in het metselwerk bevestigd met rvs materiaal. De positie hart op hartmaat en afmeting van de hwa’s worden ontworpen en vooraf vastgesteld aan de hand van de daarvoor gangbare normen. Garanties op uitvoering voorschrijven.
7.4 Dakbedekking Het gebouw dient rondom in de steiger gezet te worden eventueel gefaseerd per gevel of dakvlak. Het bestaande dak dient vooraf nauwkeurig gefotografeerd te worden, met name bij afwijkende en of bijzondere detaillering en aansluitingen. Leidekkersbedrijf voorschri-
Ben Baudoin | Studie Restauratie Bouwhistorie en Monumenten | Docent: Cor Bouwstra, Hogeschool Utrecht | derde trimester, 8 juli 2010
63
jven uit ledenbestand van Nederlandse Vereniging van leidekkers. Onderzoek naar de kwaliteit van de leien dakbedekking door in een lab te onderzoeken wat de kwaliteit, hardheid, kalkgehalte, etcetera is. Indien deze kwaliteiten goed zijn kunnen na selectie de leien hergebruikt worden. Een of meerdere lage dakvlakken, bijvoorbeeld die van de zijbeuken of de sacristie, worden bedekt met de oude leien, de hoge dakvlakken worden gedekt met nieuwe leien die 80 jaar meegaan. De kleur kan door de bouwdirectie, passender bij het metselwerk gekozen worden, iets roder dan de huidige antracietkleur. Voldoen de leien niet aan de minimale kwaliteitseisen, dan wordt alles vernieuwd. Rvs haken blank toepassen. Nieuwe leien dienen vóóraf gekeurd te worden op hardheid en samenstelling. Proefvlakken opzetten, analoog aan het bestaande dak, een en ander ter beoordeling directie. Klimhaken en akers toepassen in verband met inspecties in de toekomst. Garanties op uitvoering voorschrijven.
7.5 Dakconstructie Alle dakbeschot nazien op schimmel en of aantasting anderszins. Bij benadering 5 % vervangen, met houten delen van eenzelfde afmeting en kwaliteit. Bijvoorbeeld scandinavisch spintvrij grenen of oregon pine. Alle spantpoten, muurplaten, opleggingen en een deel van de nokruiter, controleren op schimmel en houtrot. Indien deze aangetast zijn, moeten ze vervangen worden door hout met een schuine haaklasverbinding (bij trek - en drukkrachten) of aangegoten door epoxyhars met glasvezelstaven. De keuze wordt hier wat mij betreft praktisch bepaald doordat een en ander afhankelijk is van de toegankelijkheid van deze verbindingen/opleggingen, de aanwezigheid van zwamsporen in het metselwerk, en de wijze van verwerken die vrij gecompliceerd is. De spantbenen zijn aan de tongewelfzijde met latjes
64
Ben Baudoin | Studie Restauratie Bouwhistorie en Monumenten | Docent: Cor Bouwstra, Hogeschool Utrecht | derde trimester, 8 juli 2010
en stucwerk omkleed en lopen vrij stijl omhoog, het betekent dat het stucwerk en de drager in de vorm van de latjes verwijderd moeten worden, daar de metselwerkzijde niet toegankelijk is. Indien er zwam aanwezig is zullen de draden zorgvuldig verwijderd moeten worden en of het metselwerk behandeld moeten worden. De dakruiter en dakkapellen dienen nader te worden onderzocht op lekkage en schimmelvorming van het hout. Hier zal bij benadering 50 % van het hout vernieuwd moeten worden. Ook hier worden de leien vernieuwd, al het lood- en zinkwerk, inclusief de piron. Garanties op uitvoering voorschrijven. Om het gebouw wat beter te isoleren pas ik een bouwbiologische wol toe, die op het tongewelf los wordt neergelegd, tussen de schenkels een dikte van 12 cm helpt de warmte in de zomer trager naar binnen te laten komen en de kou in de winter het gebouw binnen te houden. Het is een enige maatregel die wat kan doen voor het binnenklimaat die niet zichtbaar is en geen schade aanricht door condensatiegevaar daar de zolder tussen gewelf en kap goed ventileert.
7.6 Lood en zinkwerk Al het lood en zinkwerk dient te worden vervangen. Alle goten controleren op afschot. Lood dient voldoende zwaar en volgens de juiste praktijkrichtlijnen, BRL’s en bevestigingsmethoden te worden aangebracht. Gecertificeerde bedrijven voorschrijven in het bestek en proeven op laten zetten, ter controle door de directie. Ditzelfde geldt voor het zinkwerk. Diktes voorschrijven, evenals detailleringen. Voorbespreken met uitvoerders. Garanties op uitvoering voorschrijven.
7.7 Metselwerken Alle in kaart gebrachte scheurvorming bestuderen en de oorzaak opsporen. Indien dit roestvorming van blindankers, kettingankers of brugstaven is, het metselwerk open hakken en de ankers conserveren dmv een duplex systeem of vervangen door rvs. Een en ander Ben Baudoin | Studie Restauratie Bouwhistorie en Monumenten | Docent: Cor Bouwstra, Hogeschool Utrecht | derde trimester, 8 juli 2010
65
afhankelijk van de staat waarin het zich bevindt. Metselwerk inboeten en restaureren. Indien er geen passende steen voorhanden is kan deze nagemaakt worden en waar nodig in het werk op kleur gebracht. Is de oorzaak anders dan uitzetting door roestvorming, dan dient een constructeur geraadpleegd te worden om een advies op te stellen. Het is vrij onwaarschijnlijk dat er een andere oorzaak voor de incidentele scheurvorming is. Alle metselwerk waar sporen van lekwater in de vorm van kalk, zouten, alg of mosgroei op zijn gekomen, dienen analytisch te worden onderzocht naar de samenstelling van de vervuiling. Hierdoor kan het nemen van een beslissing omtrent wel of geen reiniging en hoe te reinigen, worden vereenvoudigd en komt men niet voor onverwachte problemen te staan. Het niet reinigen, en behoud van patina, ook al is dat kalk (met uitzondering van grafitti) heeft de grote voorkeur. Een onjuiste of onnodige reiniging kan onherstelbare schade veroorzaken. Een mogelijke oplossing voor het verwijderen van kalk en zouten, indien dit noodzakelijk is voor behoud, zou chemisch reinigen kunnen zijn, maar nogmaals niet toe te passen, alvorens onderzoek heeft uitgewezen dat het de beste methode is. Bij chemisch reinigen worden er in het water chemicaliën opgelost, die de vuillagen ontleden. Hierdoor zijn geringer hoeveelheden reinigingsmiddelen nodig. De vloeistoffen kunnen met een absorberend materiaal worden gemengd tot een pasta en gewoonlijk als een gemiddeld drie millimeter dikke laag op het te reinigen oppervlak worden aangebracht. De duur van de werking kan worden verlengd door afdekken met folie. Na inwerking worden het opgeloste vuil en allerlei zouten door het verdampen van het water in de pasta gevoerd en dan samen met het absorberende materiaal verwijderd. In de zuidelijke zijkapel is een zwam zichtbaar die zich via de hoekkeper van het dak in het metselwerk heeft gevreten. Het geheel rondom de geboorte van het gewelf dient inclusief stucornament te worden opengehakt en ingeboet. Onderzoek op draadvorming van de zwam,
66
Ben Baudoin | Studie Restauratie Bouwhistorie en Monumenten | Docent: Cor Bouwstra, Hogeschool Utrecht | derde trimester, 8 juli 2010
indien aanwezig, het overblijvend werk grondig behandelen. Voegwerk Het voegwerk van de gevels is in een redelijk goede staat en behoeft op een enkele uitzondering na geen vervanging of grootschalige reparatie. Het repareren van 10 % van het geveloppervlak volstaat in dezelfde voeg als de bestaande met aandacht voor de juiste samenstelling, uitvoering en kleur.
7.8 Hardsteen en tegelvloeren De traptreden van de trap naar het koor zijn beschadigd en een trede ontbreekt. Ook zijn er dorpels kapot of ontbreken. De ontbrekende trede en dorpels kunnen analoog aan het bestaande werk worden vervangen, de beschadigde treden en dorpels blijven, als het lichte beschadigingen zijn, onbehandeld, als getuige van de historie en het gebruik. De in de buitengevel toegepaste hardstenen afzaten, sluitstenen, geboortestenen en topgevel beëindigingen zijn in zeer goede staat. Deze behoeven geen onderhoud. De tegelvloeren van de gangpaden kunnen worden hersteld daar waar tegels ontbreken of daar waar deuken in het loopoppervlak aanwezig zijn. Gebarsten tegels kunnen blijven liggen. Het hoeft geen superstrak nieuw loopoppervlak te worden. De tijd en het slijten, moet zichtbaar blijven. De tegels kunnen worden nagemaakt in dezelfde kleur rood en de zwarte tegel is waarschijnlijk zo voorhanden.
7.9 Kozijnen, ramen, deuren en luiken Deze worden zoveel mogelijk behouden en hersteld. Een enkel aangetast dakkapelkozijn kan vervangen worden evenals enkele deurkozijnen in de langsgevels. De deuren worden hersteld waar dit kan en indien nodig vervangen. Zelfde houtsoort voor de deuren toepassen, eiken. Hang en sluitwerk waar mogelijk behouden, indien noodzakelijk vervangen in vergelijkbare kwaliteit en vormgeving. Ben Baudoin | Studie Restauratie Bouwhistorie en Monumenten | Docent: Cor Bouwstra, Hogeschool Utrecht | derde trimester, 8 juli 2010
67
7.10 Glas in lood Voor alle glas in loodramen zal de RCE (Taco Hermans) gevraagd worden een inventarisatie en een advies te schrijven. Hier is de specifieke kennis aanwezig om met dit soort bijzondere monumentale raampartijen om te gaan. Met het advies kan een aanbesteding worden gedaan, door uitnodiging van een drietal door de RCE aanbevolen glazeniers. Het zijn vele soorten glas in lood uit verschillende perioden, met en zonder afbeelding. Uiterst zeldzaam en bijzonder zijn de dopende Wilibrordus en de vensters van de doopkapel (1901) en de koorramen, voorstellende de twaalf apostelen (J.Colette 1931) alsmede de ramen in het transept voorstellende de zeven smarten en het Heilig Hart (J. Nicolas, 1939). Maar er zijn ook ramen zonder afbeeldingen, die vaker voorkomen en gezien worden bij herstel of wijziging uit een bepaalde periode, vijftig/zestiger jaren, het zijn glas in loodramen met afwisselend genuanceerde okerachtig / lichtbruine ruitjes, afwisselend met heldere ruitjes. De verwachting is dat geadviseerd wordt, alle ramen uit te nemen en de brugstaven en windroeden te conserveren door middel van een duplexsysteem. Veel ramen zijn uitgezakt door loodslijtage en veel ruitjes ontbreken of zijn kapot. Het lood en de beschadigde en ontbrekende ruitjes zullen worden gerepliceerd en vervangen, een en ander conform rapportage.
7.11 Stucwerken, schilderwerken interieur Ook binnen zal over het gehele binnenmuuroppervlak een steiger nodig zijn evenals voor het tongewelf. Zodoende kan indien gewenst, aan stratigrafisch onderzoek, in overleg met de RCE ( Mariel Polman), worden gedaan. De verwachting is dat onder het grijze schilderwerk met rode biezen, schilderwerk van de lijsten, dichte triforiumraampartijen en bogen, geen andere kleur dan grijs met rode biezen te vinden is. Maar bij de entree zijn aan de noordzij-
68
Ben Baudoin | Studie Restauratie Bouwhistorie en Monumenten | Docent: Cor Bouwstra, Hogeschool Utrecht | derde trimester, 8 juli 2010
de schilderingen verdwenen of overgeschilderd. De bladders en beschadigingen aan het overige schilderwerk van de lijsten, dichte triforiumraampartijen en bogen, zijn alleen grijs en daaronder is het wit van het stucwerk zichtbaar. De rode biesjes die als het ware de voegen van de gordelboog stenen verbeelden, kunnen waar dit verdwenen is, worden hersteld. Daar waar verf is verdwenen van de kapitelen van de zijbeukgewelven is, onder het grijs, goudkleur zichtbaar. Onderzoek kan uitwijzen of dit van betekenis is. Ook het tongewelf met het daarop geschilderde fijne driehoekpatroon lijkt origineel. Aan de hand van de uitslag van deze onderzoeken van lijsten, gordelbogen, pilaren, kapitelen en tongewelf, kan er een plan gemaakt worden voor herstel en onderhoud en indien gewenst en financieel mogelijk, het terug tevoorschijn halen van overgeschilderde tinten en patronen. Daarna kunnen de stukadoor en de schilder alle oppervlakken en beschadigingen waar nodig bijwerken. Loszittende – en of verpoederde stucwerk oppervlakken dienen te worden afgehakt tot op de vaste ondergrond. Na de verwijdering van de zwam, in de zuidelijke zijkapel dient het ornament dat weggehakt is te worden gerepliceerd. Dit kan door het maken van een siliconen mal op de nog behouden ornamenten, waarna een afdruk in gips het verloren kapiteeltje kan vervangen. Het is uitdrukkelijk niet de bedoeling het gehele interieur weer spic en span te schilderen. Alleen waar het nodig is, bij beschadigingen, grafitti, afgebladderd hout dient het stucwerk weer te worden geschilderd in dezelfde als de aanwezige grijze kleur. Blanke lak op houtwerk van deuren en kozijnen opnieuw aanbrengen na voorbehandeling.
7.12 Schilderwerken exterieur Het schilderwerk van het exterieur beperkt zich tot grafittiverwijdering op metselwerken en het kaalmaken van afgebladderde kozijnen en luiken van dakkapellen en deurkozijnen, daar waar deze niet vervangen worden. De daarop volgende handelingen zoals voorgronden vooren aflakken zullen noodzakelijkerwijze worden uitgevoerd. De hardhouten deuren met blanke lak worden kaal gemaakt, geschuurd en opnieuw gelakt. Ben Baudoin | Studie Restauratie Bouwhistorie en Monumenten | Docent: Cor Bouwstra, Hogeschool Utrecht | derde trimester, 8 juli 2010
69
70
Indicatie herstelkosten
8
Ben Baudoin | Studie Restauratie Bouwhistorie en Monumenten | Docent: Cor Bouwstra, Hogeschool Utrecht | derde trimester, 8 juli 2010
Het grondoppervlak van het transept is 260 m2. De inhoud van het transept is 5256 m3. Het grondoppervlak van een travee is 144 m2 en de inhoud is 2197m3 Als je hier een zeer grove kuubprijs van 500 euro aan koppelt, komt daar een verbouwsom voor het transept voor uit van € 2.628.000,- en € 1.098.500,- voor een travee. Het gehele geanalyseerde deel van transept en een travee komt daarmee op een totaal verbouwsom van € 3.726.500,- exclusief BTW op basis van de inhoudsaanname. Dit lijkt een te hoge aanname gezien de enorme hoeveelheid lege ( lucht ) kubieke meters. Om dit te checken heb ik een begroting opgesteld van het dak conform het plan van aanpak en kom daarbij uit op € 285.000,- exclusief BTW. De belangrijkste constructieve verbeteringen aan dit gebouw, zijn daarmee hersteld op incidentele scheurvorming in het metselwerk na. Het lijkt me reeeler om op basis van deze berekening, uit te gaan van bouwkosten ad € 250,- per kuub, waarbij het te investeren bedrag voor dit deel van de kerk op zo’n € 1.863.250,- exclusief uitkomt. Aangezien het geanalyseerde kerkfragment ongeveer een vierde van de inhoud van de totale kerk is, komt de restauratie van het gehele gebouw mijnsinziens op € 7.453.000,- waarbij ik nog een extra bedrag voor de torenspits ad € 100.000,- reken en 500.000,- voor de kelder. Totaal restauratiekosten grosso modo € 8.000.000,- exclusief BTW. Of dit de juiste aannames zijn is nader te begroten en te onderzoeken.
Ben Baudoin | Studie Restauratie Bouwhistorie en Monumenten | Docent: Cor Bouwstra, Hogeschool Utrecht | derde trimester, 8 juli 2010
71
Handeling / materiaal
Hoeveelheden / kosten per eenheid
Totaalkosten incl. 8% voor alg.bedr.k., 5% Handelin winst en 3% risico
Verwijderen klimop, beplanting en bomen.
385 m2 a € 5,75 per m2.
€ 2.1780,-
code 7.1
Spantben en kreup
Hemelwaterafvoer uitv. in zink met vergaarbak en spuwertje 100 mm metalen ondereind. Grondriolering HWA met ontstoppingsstuk
143 meter a € 93,-
€ 13.299,-
code 7.2
48 meter a € 72,/m’ ontstoppingsstuk € 42,- stuk
€ 3.708,-
code 7.3
Spantbee deels ver oplegging Houtcons vernieuw
Leien vernieuwen van het gehele dakoppervlak. Ladderhaken zinken goten vernieuwen ontwikkeld 90 cm incl. Expansiestukken
736 m2 a € 199,19 / m2 38 stuks a €138,-
€ 146.604,€ 5.282,-
code 7.4
56 meter a € 123,81
€ 6.933,36
code 7.6
Zinken kilgoten vernieuwen ontwikkeld 45 cm incl. Lood
68 meter a € 180,- per meter
€ 12.240,-
code 7.6
zinken topgevel afdekking ontwikkeld 55 cm
36 m’ a € 197,19 per meter
€ 7.098,84
code 7.6
zinken pirons dakkapellen vernieuwen.
4 stuks a € 275,-
€ 1.100,-
code 7.6
Dakruiter voorzien van nieuw zink en loodwerk en metalen kruis. Zware kwaliteit lood, 30 kg
PM
€ 10.150,-
code 7.6
72
Ben Baudoin | Studie Restauratie Bouwhistorie en Monumenten | Docent: Cor Bouwstra, Hogeschool Utrecht | derde trimester, 8 juli 2010
Gootbode vernieuw
ng / materiaal Handeling Hoeveelheden / materiaal / kosten per eenheid
Loodslabbe ontwikkeld 15 cm bij nen, korbelen 8 stuks a € 4.904,12 goten Zware pele stijlen, deelsNormaal meter tot / stuk incl.dikte Uith-
Totaalkosten Hoeveelheden incl./8% kosten voorper alg.bedr.k., Totaalkosten 5% incl. 8% voor alg.bedr.k., 5% winst eenheid en 3% risico winst en 3% risico code 7.5
€ 1.904,-
code 7.6
Noklood zware kwaliteit 35 kg/m2 € 7.000,51 meter a € 74,- / m’code 7.5 en en trekbalk 4 stuks a, 1750,rvangen tpv g lessenaarsdak Loden loketten hellend dak 32 meter a € 180,- code 7.6 structie dakruiter 50 % aansluiting van het hout € 6.750,metselwerk transeptgevel. wen vervangen € 6.750,-
€ 3.774,-
code 7.6
€ 5.750,-
code 7.6
steigers buitenzijde em en gootplank 24 meter agevel/dak € 136,- gedurende 6 maanden wen
784 m2 a € 33,50/m2code 7.6 € 3.264,-
€ 29.824,-
€ 3.565,- exclusief BTW € 284.441,-
€ 3.865,-
bouwlift Totaal dak
56 meter a € 34,€ 39.232,-,-
Mobiele steigerwerken binnen gedurende 6 maanden
392 m2 a € 24,75
€ 9.702,-
Dakbeschot vernieuwen
10 % = 78 m2 a 68,85
€ 5.370,30
Nokruiter vervangen
6 meter a € 130,-
€ 780,-
code 7.5
Gootklossen en muurplaat vervangen
27 meter a € 240,-
€ 6.480,-
code 7.5
code 7.4
Ben Baudoin | Studie Restauratie Bouwhistorie en Monumenten | Docent: Cor Bouwstra, Hogeschool Utrecht | derde trimester, 8 juli 2010
73
%
Handeling / materiaal
Hoeveelheden / kosten per eenheid
Totaalkosten incl. 8% voor alg.bedr.k., 5% winst en 3% risico
Spantbenen, korbelen en kreupele 8 stuks a € 4.904,- 12 meter / stijlen, deels vervangen tpv oplegging stuk incl. Uithakken, verbindinhoofddak gen en zwambestrijding.
€ 39.232,-,-
code 7.5
Spantbeen en trekbalk deels vervangen tpv oplegging lessenaarsdak
4 stuks a, 1750,-
€ 7.000,-
code 7.5
Houtconstructie dakruiter vernieuwen
50 % van het hout vervangen € 6.750,-
€ 6.750,-
code 7.6
Gootbodem en gootplank vernieuwen
24 meter a € 136,-
€ 3.264,-
code 7.6
Totaal dak
€ 284.441,- exclusief BTW
74
Ben Baudoin | Studie Restauratie Bouwhistorie en Monumenten | Docent: Cor Bouwstra, Hogeschool Utrecht | derde trimester, 8 juli 2010
Ben Baudoin | Studie Restauratie Bouwhistorie en Monumenten | Docent: Cor Bouwstra, Hogeschool Utrecht | derde trimester, 8 juli 2010
75
76
Conclusie
9
Ben Baudoin | Studie Restauratie Bouwhistorie en Monumenten | Docent: Cor Bouwstra, Hogeschool Utrecht | derde trimester, 8 juli 2010
Restauratiebudget. Uit bovenstaand studie blijkt dat door goed en kritisch waarnemen een goede indruk verkregen kan worden van de staat van dit kerkgebouw. Het werkt direct beperkend als niet alles toegankelijk is voor opname en inspectie, zoals hier het triforium onder het zadeldak van de zijbeuken, de dicht begroeide zuidgevel van de zijbeuk en de kelder. Het is zeker aan te bevelen deze onderdelen toegankelijk te maken en nader onderzoek te doen om een sluitend en betrouwbaar advies neer te kunnen leggen. Zo niet, dan kan alleen maar met aannames gewerkt worden en dat leidt vaak weer tot overschrijding van vooraf vastgesteld bouwbudget. Dat moet en kan voorkomen worden. Hergebruik en functie Ook blijkt dat dit gebouw beter verdiend en dat de bijzondere ruimtelijke en architectonische kwaliteit behouden dienen te blijven door een juiste nieuwe functie te vinden. Het mooist zou het gebouw blijvend tot zijn recht komen als in een aanverwantemaar religieloze functie als voorheen, een bijeenkomstgebouw waar men kan trouwen, rouwen, herdenken, exposeren en feesten. Voor allerlei culturen, voor iedereen die er respectvol gebruik van wil maken. Dit mag ruim opgevat worden daar intensief gebruik het enige middel is dat voldoende geld genereerd. 25 jaar geen onderhoud Het is duidelijk wat er gebeurt als er zolange tijd geen onderhoud plaats vindt. Zodra het gaat lekken kun je wachten op het verval. In die zin lijkt het nog mee te vallen door de bewoning in al die jaren, waarvan overigens niet teveel verwacht kan worden met onder andere een nokhoogte op 25 meter. hoogte en goten op 16,5 meter. Daar leg je niet zelf even wat nieuw lood op om maar een voorbeeld te noemen
Ben Baudoin | Studie Restauratie Bouwhistorie en Monumenten | Docent: Cor Bouwstra, Hogeschool Utrecht | derde trimester, 8 juli 2010
77
78
Bronvermelding
10
Ben Baudoin | Studie Restauratie Bouwhistorie en Monumenten | Docent: Cor Bouwstra, Hogeschool Utrecht | derde trimester, 8 juli 2010
1
RCE uitreksel redengevende omschrijvingen: ensemble, pastorie, kerk en klooster
2
Archief Baudoin van Alphen architecten; Plan voor 24 hemelse woningen in de
H.Hartkerk te Breda 2001
3
Stadsarchief Breda microfiches met tekeningen van de Heilig Hart kerk
4
Kadaster, kadastrale kaart 2010 sectie D nr. 8705
5
G.Berends “Historische houtconstructies in Nederland“, derde druk 2003
6
H. Janse. “Houten kappen in Nederland 1000- 1940” Uitgave1989.
7
R. Van Hemert “ Houtconstructies” balklagen, gebinten, kapconstructies, handboek
voor timmerlieden betrokken bij restauratie van monumenten. Uitgave 2005.
9
Syllabus studieblok constructief restaureren van monumenten, Ing. Dick Vlot, HU
10
Haslinghuis – Janse Bouwkundige termen, verklarend woordenboek van de westerse
architectuur en bouwhistorie
11
Wat Was Waar, internet, kaartmateriaal
12
Bing maps, internet, 3d beelden, vogelvlucht
13
relikwi.nl internet, info algemeen
14
Casadata.nl, internet, bouwkosten
15
Bart Brouwers, rapportage afstudeeropdracht Avans hogeschool 2004.
16
Leidraad BRIM, subsidiabele instandhoudingkosten
17
H.Dijkstra M. Van Bleek, Conservering en beheer van ruïnes
18
RCE diverse brochures restauratie
19
Zes stuks opmetingstekeningen van BBM, ter beschilling gesteld door de gemeente Breda
20
Collegemateriaal 1e jaar van verschillende docenten HU
Ben Baudoin | Studie Restauratie Bouwhistorie en Monumenten | Docent: Cor Bouwstra, Hogeschool Utrecht | derde trimester, 8 juli 2010
79
80
Colofon
11
Ben Baudoin | Studie Restauratie Bouwhistorie en Monumenten | Docent: Cor Bouwstra, Hogeschool Utrecht | derde trimester, 8 juli 2010
Opdracht: werkstuk 3e trimester: Schadeopname en schadeanalyse Studierichting: Post HBO Bouwhistorie, Restauratie en Monumentenzorg 2009-2011 Begeleiding: Cor Bouwstra Auteur, foto’s en schetsen: Ben Baudoin Ontwerp en vormgeving: Mieke Van den Hende Grafisch en Ruimtelijk Ontwerp BNO Oplage: 5 stuks Datum: Breda, 8 juli 2010
Dank: aan Elmer voor het toelaten en rondleiden tot zelfs enkele malen in de nok en de toren. Ook dank aan Elmer en medekrakers, voor het bewonen en daardoor ook het behouden van een bijzonder gebouw voor de stad Breda. Op naar restauratie en hergebruik van het gehele gebouw in plaats grotendeels slopen.
Ben Baudoin | Studie Restauratie Bouwhistorie en Monumenten | Docent: Cor Bouwstra, Hogeschool Utrecht | derde trimester, 8 juli 2010
81