Scenariowedstrijd Europa in 2030 Verzamelbundel
Inhoud
Inleiding
2
3
4
11
Kim de Jong en Annelies Pilon
Juryrapport Scenario 1: “Het scenario van de Genoodzaakte Gemeenschap” Ries Kamphof
Scenario 2: “2030: De geboorte van het Europese volk?” Robby Veders
Scenario 3: “Destructieve divergentie”
15
Matthijs Hannink
Scenario 4: “Sink or swim”
22
27
28
Werken in een grenzenloos Europa, anno 2015
31
37
Menno Wouters
Europa quo vadis Het Europa van de burger Max van den Berg
Ieke van den Burg
Europees veiligheids-‐ en defensiebeleid Jan Marinus Wiersma
2
Inleiding
Het WBS-‐Europafonds is in 2011 opgericht met als doelstelling het debat over Europa in de Nederlandse sociaaldemocratie weer op gang te brengen en te stimuleren. Het doel van het opnieuw op te starten en te stimuleren Europadebat is drieledig: 1. het ontwikkelen van ideeën en visie, 2. kennisoverdracht met betrekking tot Europese zaken, 3. debat over Europese samenwerking. Aangezien het ontwikkelen van een visie typisch iets is waarvoor binnen de Nederlandse sociaaldemocratie de Wiardi Beckman Stichting in het leven is geroepen, is besloten het fonds onder te brengen bij de WBS. Op verschillende manieren wordt invulling gegeven aan deze doelstelling. Zo zijn debatten en lezingen georganiseerd. Voor u ligt het resultaat van de meest recente activiteit van het fonds: toekomstscenario’s voor Europa in 2030. Het WBS Europafonds heeft dit voorjaar een wedstrijd uitgeschreven onder studenten en jonge professionals. Zij werden uitgenodigd een toekomstscenario voor Europa in 2030 te schrijven. De wedstrijd bestond uit twee fasen. Allereers dienden de kandidaten een essay ter motivatie voor hun deelname in. Uit deze inzendingen zijn tien mensen geslecteerd. Deze tien zijn vervolgens uitgenodigd voor een workshop scenariobouwen die hen is aangeboden door de Rabobank. Na deze workshop kregen de deelnemers een maand de tijd hun eigen scenario te schrijven. In totaal zijn negen scenario’s ingediend in de laatste fase van de wedstrijd. De jury, bestaande uit Frans Timmermans (voorzitter), Ieke van den Burg, Otto Holman, Menno Hurenkamp en Paul de Vries, heeft uit de negen inzendingen de vier beste scenario’s gekozen voor deze bundel. Uit deze vier is na uitvoerig beraad een winnaar gekozen. Aan deze wedstrijd is een prijs van € 750 euro verbonden. Ook worden alle negen inzenders van een scenario uitgenodigd voor een bezoek aan Brussel en de Europese instellingen in het najaar van 2012. In deze bundel zijn, naast het juryrapport en de vier beste scenario’s, ook drie scenario’s opgenomen die in 2000 werden geschreven voor Europa in 2015 onder de titel ‘Europa quo vadis’. De auteurs van deze scenario’s kijken in een geschreven reactie naar hun toenmalige scenario. Wat is er wel en wat is er niet uitgekomen van hun voorspellingen? Veel dank is het fonds verschuldigd aan Dick Scherjon die namens de Rabobank de scenariowestrijd mede mogelijk heeft gemaakt. Kim de Jong en Annelies Pilon WBS Europafonds Den Haag, 28 juni 2012
3
Juryrapport
“Om te beginnen: het scenario heeft een mooie titel die een filosofisch essay doet verwachten. De winnaar heeft zich aan de opdracht gehouden door verschillende elementen te analyseren en voor de lezer zeer toegankelijk op een rij te zetten. Bovendien is het scenario helder geschreven en is de tekst ook aardig vormgegeven. Het scenario is goed onderbouwd met voetnoten, zodat de geïnteresseerde lezer ook de bronnen kan raadplegen. Het is ook het enige scenario met enige (zelfrelativerende) humor . Ons spreekt verder aan dat dit scenario echt vanuit het perspectief van een jongere is geschreven en sterk op sociale aspecten en duurzaamheid is gericht. Er spreekt een brede interesse en betrokkenheid uit, en inzicht in hoe de verhoudingen liggen in de Europese Unie en mondiaal. De auteur geeft de trends en ontwikkelingen goed aan via blokken in de tekst. Bijvoorbeeld over de ontwikkelingen van de solidariteit in eigen kring waaruit blijkt dat de Europese burger zich meer verwant voet met de regio dan de natiestaat of de EU. Ook toont de auteur aan dat mensen in Europa graag de schaarse welvaart willen delen. Ook hierin blijkt de auteur toch ook realistisch als hij aangeeft dat er een solidariteitsconflict is tussen de welvarende ouderen en de jongeren die het met minder moeten doen. De jury vindt het theoretisch een zeer logisch scenario. De auteur geeft aan dat jongeren met overtuiging de komende geschiedenis van Europa willen veranderen om de welvaart voor iedereen te behouden. Concluderend: in onze ogen is dit een zeer goed scenario. Het winnende scenario heeft als titel ‘Het scenario van de ‘Genoodzaakte Gemeenschap’ en is geschreven door Ries Kamphof.” Ieke van den Burg Otto Holman Menno Hurenkamp Frans Timmermans (voorzitter) Paul de Vries
4
Scenario 1: “Het scenario van de ‘Genoodzaakte Gemeenschap’” Duurzaam, solidair en democratisch richting nieuwe crisis
Door Ries Kamphof Inleiding “Take from the altars of the past the fire, not the ashes” (Jean Jaurés) Juni 2030. Mehmet Antonov kijkt vanuit zijn leren fauteuil uit over de Brusselse skyline. De nieuwbakken Turks-‐ Bulgaarse voorzitter van de Europese Commissie had in 2012 niet bevroed dat hij hier nu zou zitten. Al was hij natuurlijk wel deel van een opvallend positief gestemde jonge generatie die toen al over grenzen heen keek en elkaar wist te vinden. Hoewel het EU-‐project in 2030 nog niet af is, staat er wel een meer duurzaam, solidair en democratisch Europa in die zo veranderde wereld. Het hierboven geschetste toekomstbeeld van een Turks-‐Bulgaarse Commissievoorzitter in een meer solidair, duurzaam en democratisch Europa is een optimistische voorstelling van de toekomst. Het 2030-‐beeld van Europa is, hoewel positief, niet ondenkbeeldig. De geschiedenis van de Europese Unie is in 2012 zo dat een crisis altijd is overwonnen. Compromissen zijn een uitdrukking van de uiteindelijke wil om samen verder te gaan. Hoewel soms schoorvoetend laten die compromissen precies zien wat het ultieme ingrediënt is om uit te komen om te voldoen aan de ‘S & D x2’-‐focus voor 2030: Solidair & Duurzaam, Sociaal & Democratisch. Gezamenlijkheid is namelijk het ultieme ingrediënt voor dit scenario. Het is geen toeval dat dit scenario wordt geschreven door een vertegenwoordiger van de jongere generatie. Jongerenwerkloosheid is een gedeeld Europees probleem, via sociale media worden internationale ervaringen gedeeld en meest belangrijke: het besef lijkt door te dringen dat er slechts met ‘gedeelde’ welvaart eenzelfde rijkdom is te halen als bij eerdere generaties. Het economische vooruitgangsdenken is achterhaald. Met dit scenario zal worden beschreven hoe Europa het ‘S & D x2’ scenario haalt in 2030. Op basis van het vuur van het verleden (zie bovenstaand citaat Jaurés) en wanneer het ondenkbare denkbaar wordt is dit het scenario van Europa 2030 als Genoodzaakte Gemeenschap. Het scenario is als volgt opgebouwd: de duurzame, solidaire en democratische focus van Europa in 2030 zullen eerst elk apart onder de loep worden genomen. Daarna zal er uitdrukkelijk worden stilgestaan bij de sociaaleconomische situatie van de EU in 2030: zowel ten opzichte van de externe partners als op de interne markt. Daarna volgt een conclusie. Het ‘S&Dx2’-‐doel, de gezamenlijkheid en de Genoodzaakte Gemeenschap, zal met concrete voorbeelden worden duidelijk gemaakt, bijvoorbeeld op het gebied van duurzame mobiliteit en verregaande regionale solidariteit in eigen kring.
5
“Niets in het leven hoeft gevreesd te worden, het hoeft alleen begrepen te worden” (Marie Curie) “Het is niet het onbelangrijkste deel van een taak te weten hoe je het aanpakt” (Desiderius Erasmus) De EU heeft al sinds 2012, alsook daarvoor, met de Rio+20-‐conferentie ingezet op duurzaamheid en liep hiermee toen al voorop ten opzichte van andere continenten. Nu de Rio+40-‐conferentie van 2032 nadert is de schaarste van grondstoffen, voedsel en water nog immer actueel. Toch heeft Europa precies op het goede moment ingezien dat het zich moet positioneren als het continent van kennis. De EU-‐delegaties van de diplomatieke Europese Dienst voor Extern Optreden fungeren als positieve link om de publiek-‐private Europese organisaties een rol van kennisoverdracht te geven in andere delen van de wereld. Zo is Europa de kennismotor van de wereld. Vanuit het Europees denkende Nederland wordt bijvoorbeeld een bijdrage geleverd op het gebied van water en agro-‐ technologie. De EU heeft in 2016 een belangrijke rol gespeeld bij de oprichting van de Wereld Duurzaamheid Organisatie (Global Sustainability Organization) die onder aanvoering van de slogans ‘eerlijk delen’ (2016-‐2024) en ‘een beter milieu begint bij jezelf’ (2024-‐2030) een coördinerende rol e heeft. Europa is door haar positieve rol in de wereld toch redelijk zeker van grondstoffen tot de 22 eeuw. Naast de inzet op kennis is Europa ook de voorloper als het gaat om het keihard aanpakken van wereldwijd opererende bedrijven en banken die oneerlijk en niet duurzaam te werk gaan. Met name de Verenigde Staten en China hebben dit decennialang oogluikend toegestaan, maar in 2030 lijkt die stemming om te slaan nu ook de ‘VIP-‐landen’ (Vietnam, Indonesië en Panama) deze bedrijven en banken als ultieme vijand zien. In 2024 werd al het ondenkbare denkbaar: Royal Dutch Shell ging failliet. Dat fossiele brandstoffen niet langer de toekomst hadden was al eerder duidelijk, maar dat nu ook de politieke praktijken van Shell werden aangepakt was onverwacht. In een belangrijke vergadering van de Wereld Duurzaamheid Organisatie werd onder aanvoering van de EU, Afrika, Peru en de VIP-‐landen de ultieme stemming gehouden over oneerlijke politieke praktijken van Shell in meerdere olierijke gedeeltes van de wereld. Toen ook Brazilië en India verrassend hun steun verleenden, werden keiharde sancties opgelegd aan Shell en kwam het aandeel onder grote druk te staan. En toen vervolgens ook duidelijk werd hoe in Brussel gelobbyd werd en er enkele europarlementariërs, eurocommissarissen en Europese staatshoofden werden ‘ontmaskerd’, kelderde het aandeel en ging het bedrijf failliet. Het ‘Shell-‐ve the unsustainable’ was een veel gehoorde roep, nu ook onder (vooral Europese) bevolkingen om andere niet-‐duurzame en oneerlijk opererende bedrijven en banken grove boetes op te leggen. De EU stond na Shell2024 niet meer alleen. Box S & D x 1: Solidair & Duurzaam Duurzame Mobiliteit in Europese steden Waar in 2012 enkel in steden als Kopenhagen en Amsterdam massaal werd gefietst is het mobiliteits-‐aanzicht van een Europese stad anno 2030 radicaal anders. Gezien de economische crisis van 2010-‐2020 konden veel jongeren zich al geen auto meer veroorloven en gingen zij over op duurzamere en goedkopere vervoersmiddelen als de fiets. Daarnaast maken zij gebruik van applicaties via de mobiele telefoon waarmee zij kunnen zien welke duurzame ‘gedeelde’ auto voor hen beschikbaar is. Uiteraard is dit wel veel duurder dan openbaar vervoer en wordt met name lopen en fietsen gestimuleerd. Zo wordt zowel het duurzame als solidaire zichtbaar in de stedelijke mobiliteit anno 2030. Europa 2030 en Solidariteit: meer roep om immigratie en stadssubsidies “This desire for equity must not lead to an excess of welfare, where nobody is responsible for anything”(Jacques Delors) De mondiale solidariteit zoals die zichtbaar werd in het Duurzame Europa van 2030 manifesteert zich ook in Europa zelf. De EU is van een vooral economisch project ook een sociaal project geworden. Het sleutelmoment voor deze omslag is het Europa-‐brede referendum van november 2014. De Europese Commissie, Europees
6
Parlement en de Europese regeringen kwamen er niet uit toen zowel Frankrijk als Nederland te strenge immigratieregels instelden. Om uit de grootste sociale crisis van de EU te komen onstond het plan om strengere immigratieregels voor te leggen aan de Europese bevolking. Opvallend genoeg bracht het onderwerp veel burgers op de been, onder andere door de sterke communicatie-‐campagne van Europese jongeren, en werd het voorstel voor strengere Europese immigratieregels met grote meerderheid (73%) afgestemd. De Franse en Nederlandse regering dropen af en wat volgde was een tijd waarin gekeken werd naar waar de Europeanen met elkaar overeenkomen. Onder aanvoering van vooral sociaaldemocratische politici en de stedelijke jongere Europese bevolking is met succes een halt toegeroepen aan de wat al te royale landbouwsubsidies. Belangrijker werden de zogenaamde e ‘stadssubsidies’. De urbanisering van de 21 eeuw is onderkend door de Europese politici. Na terecht gesteggel van Oost-‐Europese boeren over de landbouwgelden in de budgetperiode 2014-‐2020 veranderde er in dat decennium nog te weinig. Toch bleek toen al dat er te veel Europese geld naar landbouw en (een deel van) de boeren ging terwijl het ook in de steeds meer uitdijende steden kon worden gepompt. In 2030 leeft 75 procent van de Europese bevolking in steden. Dat de subsidies dus overhevelen naar solidariteitsprojecten in Europese steden is derhalve niet onlogisch. Na de niet gehaalde Lissabon (2010)-‐ en Europa2020-‐doelstellingen is zwaar ingezet op een ‘Sociaal Europa 2030’ dat wél is gehaald en waarin pensioenen en arbeidszekerheid voor de Europese bevolking zoveel mogelijk werden gewaarborgd. Deze doelstellingen had men zeer waarschijnlijk niet gehaald als men niet op tijd had ingezien dat Europa ook democratisch moest veranderen. Europa 2030 en Democratie: Burger en Regio aan zet “Nothing is possible without men, nothing is lasting without institutions” (Jean Monnet) e De EU is dus ook veel democratischer in 2030. Aan het begin van de 21 eeuw was dit nog allesbehalve het geval toen de Europese bevolking nog vooral stemde op nationale issues, als men al stemde. Het Europees Parlement kreeg weinig aandacht in nationale media en de maandelijkse vergaderingen in Straatsburg zorgden voor veel irritatie. In 2014 is besloten om de gang naar Straatsburg af te schaffen en het EP vergadert elke maand (roulerend) in het parlement van een lidstaat om zo zichtbaarheid te vergroten. Ook zijn tien nationale parlementariërs per lidstaat ‘dubbel lid’ van zowel EP als nationaal parlement. Hierdoor is ‘Europa’ in de nationale parlementen een tastbaarder begrip geworden en is ook de terminologie van de Brusselse europarlementariërs minder abstract en concreter gelinkt aan nationale parlementaire discussies. Daarnaast bestaan in 2030 Europese politieke partijen en zijn er debatten te volgen tussen de verschillende fractievoorzitters. De aandacht hiervoor is echter nog matig te noemen. Meest inventief wat betreft democratie en betrokkenheid van EU-‐burgers is de instelling van het BurgerForum in 2019. Hoewel in eerste instantie nog geen formele macht komen hierin 250 Europese burgers samen, uitgesplitst naar beroepsgroep. Via social media en het Europa-‐brede mediaprogramma hieromheen is het BurgerForum een regelrechte hit en in 2024 worden de inmiddels beroemd geworden leden deel van het Europees Parlement, met extra macht. Het bevalt grote delen van de Europese bevolking dat zij ‘gewone’ mensen zien die hetzelfde beroep uitoefenen als zijzelf. Eerder werden de werkenden in Brussel nog gezien als ‘faceless bureaucrats’ maar dit wordt anders met het BurgerForum. Via de leden van het BurgerForum en hun grote invloed in het Europees Parlement worden ook de inmiddels sterk verouderde vakbonden vervangen door deze modernere vorm van beroepsvertegenwoordiging.
7
Box S & D x 2: Solidariteit & Democratie Regio’s: solidariteit in eigen kring Het tekende zich al enigszins af in de voorafgaande decennia, maar in het Europa van 2030 is het definitief: de Europese burger voelt zich meer verwant met de regio dan met de natiestaat of de EU. Al in het Europa van 2012 is een kentering zichtbaar met beginnende stadslandbouw en embryonale metropoolvorming. In het Europa van 2030 is deze trend zeer sterk voortgezet. Men is zich gaan realiseren dat een versterking van de lokale voedselketen zowel duurzaam alssolidair is. Daarnaast is de verregaande metropoolvorming goed voor de schaalvergroting. In Nederland zijn BrabantStad, de Randstad en de Neder-‐Duitse regio die Venlo, Maastricht tot Düsseldorf en Dortmund omvat voorbeelden van sterke regio’s. Democratisch vernieuwend is de uitwisseling van wethouders, digitaal stimuleren van bottom-‐up initiatieven en inclusieve besluitvorming met private partners en belangengroepen. Europa 2030 en Economie: naar een breder welvaartsbegrip “The inherent vice of capitalism is the unequal sharing of blessings; the inherent virtue of socialism is the equal sharing of miseries” (Winston Churchill) “A healthy economy is by far the most important thing for Social Democrats”(Helle Thorning-‐Schmidt) In het Europa van 2030 is men zich gaan realiseren dat er meer is dan economische vooruitgang en economische systemen. Het valt niet te ontkennen dat de Europese burger in 2030 minder te besteden heeft dan de Europese burger anno 2012. Desondanks is men zich meer bewust van de omgeving en is het noodzakelijk gebleken om rijkdom te delen in gemeenschappen. Een radicale breuk met het verleden is dat politieke stromingen niet primair op economisch gebied met elkaar debatteren. Citaten zoals hierboven Churchill en Thorning-‐Schmidt zijn in 2030 hoogst ongebruikelijk. Europa heeft een breder welvaartsbegrip. Hoe staat Europa er als economisch blok voor ten opzichte van andere continenten en hoe ziet de interne markt eruit in 2030? Economisch Europa op wereldschaal Europa is op wereldschaal een voorloper op het gebied van (kennis over) duurzaamheid, mensenrechten en democratische vernieuwing. Echter, met 7 procent van de wereldbevolking wordt het wel steeds moeilijker om economisch ook de mondiale ontwikkelingen bij te benen. Met name in Zuid en Oost-‐Azië, Zuidelijk Afrika en Zuid-‐Amerika heeft een enorme economische ontwikkeling plaatsgevonden in de jaren 2008-‐ 2030. Europa is zich met name gaan manifesteren als het continent van kennis, meer nog dan de voorheen onaantastbare Amerikanen. De EU is met Zuid-‐Amerika ook het enige continent dat daadwerkelijk sterk is in haar regionale economische samenwerking (zie later voor interne markt en hoe men economisch één is geworden). De lidstaten hebben
8
eind 2019 met frisse tegenzin radicaal gekozen voor één (economisch) buitenlans beleid. Buitenlands beleid is dus geenszins meer het domaine réservé van de lidstaten. De Europese Dienst voor Extern Optreden met haar delegaties is actief in alle delen van de wereld. Desondanks blijven het vooral handelsdelegaties en komt er van de gedroomde verbetering van de mensenrechten nog weinig terecht, ook niet in de steeds sterkere ontwikkelingseconomieën. Met name de oostelijke lidstaten van de EU (Servië, Roemenië, Bulgarije en Turkije) zijn in 2030 goed voor de economische groei en handelsrelaties. Vanuit die lidstaten wordt handel gedreven met de booming economies Oezbekistan, Turkmenistan, Armenië en Azerbeidzjan. Bovendien is met name Turkije bedreven in haar contacten in het Midden-‐Oosten. Daarnaast zijn de handelsrelaties sterk met de Verenigde Staten, Zuid-‐ Amerika, India, Australië, Zuidelijk Afrika en Nieuw-‐Zeeland. Met China is nog steeds een ambigue economische relatie, al zijn de contacten over duurzame technologische oplossingen goed. De interne markt in Europa 2030 Het had in 2012 heel anders kunnen lopen, maar men heeft gekozen voor een verregaande economische unie en supranationaal toezicht op banken en nationale overheden. In die periode rond 2012 worden de grote overheidstekorten en oplopende schulden in afzonderlijke eurolanden nog geprojecteerd op de hele economie van een lidstaat, en met name op het bankwezen. In 2014 zijn alle Europese banken losgemaakt uit het nationale financiële-‐ en toezichtkader toen Spanje aan de rand van de economische afgrond stond. Als alle regionale banken door de lidstaat Spanje moest worden gered zou een bankroet onafwendbaar zijn. Eenzelfde situatie gold destijds ook voor Italië, Portugal, Frankrijk en Ierland. Het onder Europees toezicht plaatsen van alle banken in Europa zorgde er ook voor dat banken door de nationale bevolkingen niet meer alleen als de ‘as van het kwaad’ werden gezien en de veroorzaker van de crisis. Een onafwendbare politieke en economische unie werd in die tijd gauw werkelijkheid en na ongemakkelijke jaren volgde in de jaren 2020-‐2030 een positieve periode. Positief in de 2020er jaren is vooral dat Europa inzet op een breed welvaartsbegrip. Het gaat niet meer alleen om geld verdienen en winst maken: meer is namelijk niet mogelijk. Men realiseert zich dat het maximum niveau van welvaart was bereikt, tenzij er meer werd gedeeld met elkaar. ‘Sociaal Europa’ (2020-‐2030) is de nazaat van de ‘Lissabon-‐doelstellingen’ (2000-‐2010) en ‘Europa2020’ (2010-‐2020). In ‘Sociaal Europa’ wordt het brede welvaartsbegrip uit de doeken gedaan met concrete handleidingen voor de lidstaten. Het bredere welvaartsbegrip omvat een meer duurzame economie, gedeelde waarden, ‘gemeenschap van goederen’ en een sociaal minimum. Interessant is ook dat de voorgestelde coördinatiemechanismen tussen overheid en private partners steeds beter werken en dat er steeds meer publiek-‐private samenwerkingsverbanden worden gesmeed. Dit heeft zijn oorsprong in de Europese regio’s waar deze inclusieve mechanismen al eerder werden ontdekt. Europese bevolkingen zien in 2030 de noodzaak van een Gemeenschap en handelen hier ook meer naar. Overdadige rijkdom of materialisme zijn meer uitzondering dan regel en dit wordt ook minder en minder geaccepteerd. Grote auto’s, overdreven bonussen en ‘durfinvesteerders’ zijn erfenissen uit een meer graaiend verleden van ‘vooruitgangsdenken’. Europese leiders prediken meer soberheid en gezamenlijkheid. Referenties aan ‘de toekomst’ laat mensen harder werken dan referenties naar ‘de markten’. Voordeel van deze benadering is dat ook de nieuwsgierigheid naar andere gewoonten toeneemt en men zich zowel lokaal als Europees meer verbonden voelt. De tekorten op de arbeidsmarkt, vooral in West-‐Europa, hebben ervoor gezorgd dat veel migranten naar Europa zijn gekomen. Na de eerste Turkse arbeids-‐diaspora begin van de 2020er jaren is in 2030 vooral de grote hoeveelheid Afrikaanse migranten op de arbeidsmarkt opvallend. Ook in hoger opgeleide functies zijn migranten uit Afrika actief. Vooral in het duurzaam gebruik van grondstoffen zijn enkele Afrikaanse landen voorloper met behulp van Europese kennis en de expertise van deze Afrikanen wordt juist weer gebruikt in het grondstofarme Europa. De situatie in 2030 heeft wel groeiend nadelig uitgepakt voor de solidariteit tussen generaties. Het klimaatprobleem is zich concreter aan het manifesteren, salarissen liggen duidelijk lager en pensioenen zijn zeer onzeker. Hoewel de Europese beroepsbevolking zich schikt in de Noodzaak van een Gemeenschap is er een groeiend ongenoegen over een verleden van overdreven welvaart en milieu-‐aantasting. Waar men vroeger de 9
opa’s en oma’s vroeg naar de ontberingen in de Tweede Wereldoorlog komen steeds meer kinderen er in 2030 achter dat hun opa’s en oma’s hebben geleefd in een tijd waarin allesbehalve sober werd geleefd. Europa worstelt met de vraag hoe deze geschiedenis moet worden verteld. Oudere generaties zijn te lang doorgegaan met het verdedigen van verworven rechten ten koste van jongere generaties. Het litteken van de Europa-‐brede jongeren-‐ werkloosheid in de 2010s is helaas nog niet goed geheeld. Wel worden de idealen van gezamenlijkheid, eerlijk delen en soberder leven inmiddels breed gedeeld onder alle generaties in 2030. Conclusie/Discussie “When you help others, you help yourself” (Friedrich Wilhelm Raiffeisen) Het geschetste scenario van Europa 2030 als ´Genoodzaakte Gemeenschap´ is geen uitgestippelde route, maar een mogelijke weg naar de toekomst met ook concrete voorbeelden hoe deze weg bewandeld zou kúnnen worden. De ´S & D x2’ – focus lijkt de meest noodzakelijke keuze die de leiders van nu moeten maken. Immers, welk scenario ook geschetst wordt, er valt niet te ontkomen aan een scenario waarin er minder economische voorspoed, meer schaarste, een grijzere bevolking en achteruitgang van het milieu is in het Europa van 2030. Gezamenlijkheid is het ultieme ingrediënt om de toekomst van Europa nog rooskleurig te maken. Wel of niet een gezamenlijke munt is daarmee niet de enige en belangrijkste discussie. Het economische paradigma waarin de discussie over Europa in het heden plaatsvindt, is derhalve te smal. Een Europa dat gezamenlijk optreedt lijkt niet alleen economisch noodzakelijk, maar is ook ecologisch, sociaal en bestuurlijk een voorwaarde om een groot gedeelte van de huidige welvaart te behouden. Ook in het huidige scenario blijven nog enkele facetten buiten beschouwing. Om twee onderdelen te noemen: het zou ook interessant zijn te kijken naar de militair-‐strategische ontwikkeling van Europa en is ook de technologische vooruitgang in dit scenario niet meegenomen. Het scenario ‘Genoodzaakte Gemeenschap’ met haar ‘S & D x2’-‐focus is met name een scenario hoe Europa zich intern ontwikkelt op duurzaamheids-‐, solidariteits-‐, democratisch-‐ en sociaaleconomisch vlak, zonder te kijken naar externe (militaire) dreigingen als oorlog en cybercrime en zonder technologische ontwikkelingen te voorspellen. Wat stelt die ‘S & D x2’-‐focus dan voor in de Genoodzaakte Gemeenschap van 2030? Wat maakt Europa solidair & duurzaam, sociaal & democratisch? Ten eerste, de solidariteit in Europa is zichtbaar met veel meer gedeelde goederen als auto’s en wasmachines. Daarnaast zijn er veel meer ‘stadssubsidies’ in solidariteitsprojecten dan landbouwsubsidies en staan Europese bevolkingen veel positiever ten opzichte van (met name interne Europese) immigratie. Ten tweede, de duurzame focus van het grondstofarme Europa manifesteert zich met name in het belang dat wordt gehecht aan kennis. Met de kennis over duurzaamheid trekt de EU de wijde wereld in en is men succesvol. Europa is één van de trekkers van de Wereld Duurzaamheids Organisatie. Ten derde is Europa in 2030 socialer wat blijkt uit de wel gehaalde doelstellingen van ‘Sociaal Europa’ na de niet gehaalde ‘Europa2020’ en ‘Lissabon’-‐ doelstellingen. Er is weliswaar in het algemeen minder te besteden, maar er wordt hard gewerkt om zoveel mogelijk te verdelen. Tenslotte is Europa democratischer: Europese burgers voelen zich meer betrokken bij de besluitvorming met ‘dubbel-‐leden’ van nationaal en Europees Parlement, maar met name door het BurgerForum waarin beroepsgroepen zijn vertegenwoordigd met veel invloed en transparantie. Het besef van onderlinge afhankelijkheid in Europa dateert al van ver voor het begin van de Economische en Monetaire Unie. Europa is gegrondvest op wederzijdse afhankelijkheid, gedeelde belangen en steeds nauwere samenwerking. Al in het Verdrag van Rome stond dat de conjunctuurpolitiek moest worden gezien als een gelegenheid van gemeenschappelijk belang. Het Verdrag van Lissabon (Art. 121 VWEU) spreekt van de verplichting die lidstaten door het Verdrag op zich hebben genomen om hun economisch beleid te beschouwen als aangelegenheid van gemeenschappelijk belang. Voor een solidair, duurzaam, sociaal en democratisch Europa is echter nog meer onderlinge afhankelijkheid nodig en afstemming van meer dan alleen economisch beleid. Dit alles tegen een minder hoge prijs dan het uiteenvallen van Europa. De Genoodzaakte Gemeenschap mag dan soms tegen wil en dank zijn, samen staat men in Europa veel sterker dan alleen. Al met al was de Turks-‐Bulgaarse Commissievoorzitter Mehmet Antonov dus positief gestemd over de toekomst. Hij heeft zijn oude lidstaten Turkije en Bulgarije zien uitgroeien tot belangrijke landen in de Europese Unie.
10
Daarnaast is zijn generatie een voorloper geweest in de noodzakelijke keuzes om meer in gezamenlijkheid te doen, niet alleen economisch. Daarom is Antonov ook niet onder de indruk van de voorspelling door economen van een nieuwe, zware economische crisis in 2031. Heeft het verleden immers niet duidelijk gemaakt dat Europa alleen maar sterker wordt door haar eigen crises? BRONVERMELDING Afbeeldingen ·∙ Voorblad: http://www.myewf.eu/index.php?id=52 ·∙ Duurzame mobiliteit in steden: http://sustainablecitiescollective.com/joepeach/20565/sustainable-‐ mobility-‐future-‐cities ·∙ Regionale solidariteit: http://sociograph.blogspot.nl/2011/08/metropolitan-‐sinks-‐tunable-‐ definition.html#!/2011/08/metropolitan-‐sinks-‐tunable-‐definition.html Scenario’s ter inspiratie ·∙ Eindrapport Verkenningen Defensie, “Houvast voor de krijgsmacht van de toekomst”, 2010. ·∙ World Economic Forum, World Scenario Series, “China and the World: Scenarios t o 2025”, 2006. ·∙ Rabobank, IN2030 “vier toekomstscenario’s voor bedrijven”, 2011. ·∙ Europese Commissie, DG Energy, “EU Energy trends to 2030”, 2009. ·∙ Shell, “Shell energy scenarios to 2050”, 2008. ·∙ http://scenariothinking.org/wiki/index.php/Future_of_the_European_Union_in_2030; 2012 ·∙ Peter Stenneke, “Hoe ziet Europa er in de toekomst (bv 2030) uit?”, 2012. Artikelen ter inspiratie ·∙ http://www.koninklijkhuis.nl/nieuws/toespraken/2001/oktober/toespraak-‐uitgesproken-‐door-‐hare-‐majesteit-‐de-‐ koningin-‐tijdens-‐het-‐galadiner-‐ter-‐gelegenheid-‐van-‐het-‐staatsbezoek-‐van-‐hunne-‐majesteiten-‐de-‐koning-‐en-‐koningin-‐van-‐ spanje-‐amsterdam-‐23-‐oktober-‐2001/; 2001. ·∙ http://www.wbs.nl/system/files/beer_paul_de_waarom_de_vrijheid_van_godsdienst_uit_de_grondwet_kan_sd2007_10.p df; 2007. ·∙ http://www.wbs.nl/system/files/ten_hooven_-‐_zonder_richting_falen_leiders_onherroepelijk.pdf; 2012. ·∙ http://oud.wbs.nl/uploads/publicaties/hurenkamp_menno_de_angst_om_voor_zwak_versleten_te_ worden_sd2009_1_2.pdf; 2009. ·∙ Europese Beweging Nederland, Nieuwsbrief juni 2012, 2012. ·∙ Europese Unie, Geconsolideerde Verdragen + Handvest van de Grondrechten, http://europa.eu/pol/pdf/qc3209190nlc_002.pdf; 2010. ·∙ http://www.brainyquote.com/; 2012. ·∙ http://www.citaten.net/; 2012. Rabobank Workshop scenario-‐building, 27 april 2012, Utrecht Op vrijdag 27 april 2012 werd door Dick Scherjon en Hans Stegeman van de Afdeling Kennis en Economisch Onderzoek van de Rabobank een workshop ‘scenario schrijven’ verzorgd. Voor een verslag van die bijeenkomst zie http://www.wbs.nl/nieuws-‐agenda/nieuws/europa-‐2030-‐verslag-‐van-‐de-‐workshop-‐scenariobouwen. Ook hebben in deze workshop de deelnemers aan de Scenariowedstrijd in kernwoorden samengevat hoe Europa er in 2030 uit zou kunnen zien. Deze samengevoegde kernwoorden hebben mij ook geholpen in het schrijven van mijn scenario van Europa als ‘Genoodzaakte Gemeenschap’ in 2030.
11
Scenario 2: “2030: De geboorte van het Europese volk?”
Door Robby Veders Europa zit in een stroomversnelling. Ontwikkelingen achterhalen de actualiteit. Over hoe de vlag er in het Europa van 2030 bij hangt, valt geen zinnig woord te zeggen. Hoe valt het Griekse dubbeltje dat momenteel op zijn kant staat? Ontstaat er een schisma in de Frans-‐Duitse as? Zullen de in Servië aan de macht gekomen nationalisten daadwerkelijk de pro-‐Europese koers blijven volgen? Overleven de varkens de draconische bezuinigingen of gaan er politieke koppen rollen door sociaal-‐economische onrust? Blijft Schengen intact of worden we binnenkort weer overal opgewacht door douaniers aan de Europese landsgrenzen? Gaat Europa een rol op het toneel van wereldpolitiek spelen? Hoe zit het met energie en landbouwsubsidies? Voor de antwoorden verwijs ik u naar 2030, maar om u alvast een beetje voor te bereiden op wat u tegen die tijd mogelijk te wachten staat, hier een aantal overpeinzingen. Deze overpeinzingen zijn voornamelijk bedoeld om een idee te geven hoe Europa zich ontwikkeld zou kunnen hebben in 2030 en welke implicaties deze mogelijke ontwikkelingen zouden kunnen bevatten. Wie de actualiteitenrubrieken en krantenberichten over Europa volgt, wordt vooral lastig gevallen door een scala aan voorgestelde maatregelen om de Europese economie weer vlot te trekken. Uiteraard is de stokkende economie een belangrijk Europees probleem. Toch ligt een dieper probleem onder de economische oppervlakte. De vraag is hoe Europa zich in politiek opzicht zou moeten ontwikkelen. Is het probleem dat Europa momenteel niet genoeg macht heeft of juist te veel? Bij iedere overdracht van een nationale competentie naar Europees niveau lopen de emoties op, omdat de Europese Unie niet op voldoende democratische legitimiteit kan bogen. Europa is van hen, de eurocraten, niet van ons, burgers van de lidstaten. Voor een beeld van 2030 is het daarom van belang om eerst in te gaan op het gebrekkige mandaat en vervolgens twee alternatieve scenario’s te schetsen hoe de Europese Unie zich in politiek opzicht kan ontwikkelen. Eurocratie Het vermeende democratische tekort van de Europese Unie, waarover al decennia wordt gesproken, is in 2030 uitgegroeid tot een kwestie van formaat. De kwestie kent vele pijlers en daar zijn er in de loop van de jaren alleen maar meer van bijgekomen. Ging het eerst vooral over de beperkte invloed van het Europees Parlement, de ongekozen Commissie en de unanimiteitsbesluitvorming in de Raad van Ministers, in 2030 zal vooral het technocratische gehalte van Europese besluiten problemen opleveren met democratische beginselen. Een goed voorbeeld hiervan vormt het al dan niet invoeren van Europese obligaties. De consequenties van een dergelijke maatregel zijn zo complex dat ze zelfs door de intelligentste econometristen niet geheel kunnen worden overzien, laat staan door het merendeel van de Europese burgers. Een tweede voorbeeld betreft het Europese noodhulpfonds. Wie het debat daarover volgt kan onmogelijk het idee krijgen dat de Nederlandse leden van de Tweede Kamer weten waar ze precies voor of tegen stemmen. Tenslotte is er natuurlijk nog het probleem van de Grexit, waarover het als Europese burger ook al onmogelijk is een mening te vormen. De technocratische politiek maakt een open publiek debat, dat onmisbaar is voor democratische besluitvorming, onmogelijk. Technocratische besluitvorming kent echter ook voordelen en wordt daarom onder academici ook wel beschouwd als een wenselijke ontwikkeling om regelgeving te ontwerpen over onderwerpen waarbij een hoog expertisegehalte noodzakelijk is. Academici spreken in dat geval over ‘policy networks’, waarbij alle belanghebbenden uit zowel publieke als private hoek inspraak hebben over het reguleren van een specifieke zaak. Een groot voordeel van zo’n policy network is dat de deelname van betrokken grote bedrijven ervoor zorgt dat de vaak hoogstaande kennis van deze bedrijven beschikbaar is om een zo goed mogelijk besluit te formuleren. Op hun beurt dienen publieke vertegenwoordigers in dit soort kwesties het algemeen belang voor ogen te houden. Het nadeel van een policy network is het gebrek aan transparantie. Ondanks dat een besluit vanuit de beste intenties in een dergelijk netwerk genomen kan zijn, blijft de zweem van het onder een hoedje spelen van het grootkapitaal en politici onvermijdelijk aanwezig voor het publiek. Zeker als het economisch slecht gaat, is het risico groot dat het gebrek aan vertrouwen in publieke instituties verdwijnt wanneer politici gebruik maken van de input van direct belanghebbenden. Een mooie paradox van dit risico is te zien in het reguleren van banken. 12
Waarschijnlijk zijn de strengere richtlijnen voor het gedrag van bankiers het resultaat van een afgewogen analyse die er voor moet zorgen dat het financiële systeem intact blijft. Dit is uiteindelijk in het grootste belang van de burger. De burger ziet echter zijn mogelijkheden voor financiering slinken en leest in de kranten over megabonussen. De roep om banken te laten bloeden voor de crisis wordt zo groter. Er bestaat echter een grote kans dat een dergelijke maatregel de burger uiteindelijk harder treft dan de op expertise gebaseerde regulering. De moraal van deze paradox is dat de meest effectieve en meest efficiënte maatregelen nooit op hun merites zullen worden beoordeeld wanneer burgers onvoldoende worden betrokken en geïnformeerd. De meest effectieve en meest efficiënte maatregelen kunnen dan ronduit negatief uitpakken. Wil het Europa van 2030 nog een toekomst hebben, dan is het van groot belang dat de Europese instituties de burgers meer aan zich weten te binden. Recentelijk heeft de Europese Commissie de mogelijkheid voor een burgerinitiatief geïntroduceerd. De drempel voor een dergelijk initiatief is echter behoorlijk groot. Zo moeten minstens een miljoen mensen, die ook nog eens een kwart van de lidstaten vertegenwoordigen, hun steun verlenen aan een initiatief dat wordt genomen door een commissie met tenminste zeven burgers uit zeven lidstaten. Doorstaat het initiatief deze toets, dan heeft het initiatief alsnog slechts een adviserende status en kan het dus door de Commissie simpelweg terzijde worden geschoven. De Europese Commissie zal echt met meer moeten komen, wil de Europese lappendeken zijn frêle stiksels behouden. Het vergroten van de democratische legitimiteit van de Europese Unie is des te prangender door de druk van de financiële markten, die zich in steeds kleinere mate laten geruststellen door halfslachtige oplapmiddelen. Wat dat betreft zijn er in 2030 twee opties. Ofwel we maken deel uit van een geïntegreerd Europees politiek-‐ economisch systeem, ofwel Europa wordt gebonden door een intergouvernementeel samenwerkingsverband dat een veel lossere basis kent dan in 2012 het geval is. Het opvallende aan de huidige crisis is dat er signalen voor beide richtingen zijn te ontdekken. Bovendien valt op te merken dat hoewel de Europese integratie vanaf de jaren zestig met enorme stappen is gevorderd, het academische debat uit die tijd tussen aanhangers van supranationalistische en intergouvernementele theorieën door de huidige Europese crisis hernieuwde relevantie heeft gekregen en het ook voor scenario’s over 2030 van grote waarde kan zijn. Los verbond Het intergouvernementalisme, een concept dat voor het eerst werd gebruikt door de academicus Stanley Hoffmann, wordt gekenmerkt door de autonomie van de natiestaat als centrum van de macht. Internationale samenwerking geschiedt in zoverre dat deze de macht van de natiestaat versterkt. Op onderwerpen uit de zogenaamde lage politiek, zoals de economie, is vergaande samenwerking mogelijk, omdat deze de autonomie van de staat niet zou ondermijnen. Op onderwerpen behorend tot de hoge politiek, zoals veiligheid, zou volgens deze theorie politieke integratie slechts mondjesmaat kunnen ontstaan. Hoffmann benadrukte dat natiestaten hun bestaansrecht niet slechts ontleenden aan het feit dat ze het zwaartepunt van de politieke macht waren, maar ook aan het bieden van een gemeenschap van identiteit, gevormd door een gedeelde geschiedenis en gebonden door een gedeelde (politieke) cultuur. Veel elementen uit deze theorie vinden hun bevestiging in de huidige praktijk. In de tot de hoge politiek behorende externe betrekkingen is de Europese samenwerking uiterst beperkt. Niet voor niets is de post van een Europese minister van buitenlandse zaken geschrapt bij de totstandkoming van het verdrag van Lissabon. Niet voor niets blijft de NAVO het belangrijkste orgaan voor veiligheidsoperaties – denk bijvoorbeeld aan het luchtoffensief in Libië. Wat we zelfs merken is dat in economische zaken Europese solidariteit als sneeuw voor de zon verdwijnt wanneer maatregelen van belang voor het Europees geheel de concurrentiepositie van enkelen aantast. Duitsland voelt bijvoorbeeld niets voor eurobonds of investeringen in Europese economieën die de criteria van het stabiliteitspact mogelijkerwijs verruimen. Dat de natiestaten de belangrijkste identiteitsgemeenschappen vormen, blijkt daarbij uit de historische stereotyperingen die de conflicterende staten elkaar tot in de hoogste kringen toewerpen. Tevens bespeuren we dat in de behandeling van verschillende kandidaat-‐leden het belang van een historisch en cultureel verwantschap boven het belang van de Europese gedachte en rationele gronden als de realpolitische en de economische gronden gaat. De kans dat Servië in 2030 wel lidstaat van de Europese Unie is en Turkije nog steeds niet, is dan ook bijzonder groot. Veel zal tevens afhangen van de werking van de Frans-‐Duitse as. Hoewel anno 2012 de nodige twijfel bestaat over de eendracht van Merkollande, lijkt de tegenstelling tussen conservatief en socialistisch op termijn ondergeschikt aan de nationale belangen van de Europese motor. Frankrijk hecht waarde aan de invloedrijke
13
positie die het nog steeds op het wereldtoneel heeft. Een restant van vergane glorie dat zijn voortdurende façade slechts dankt aan de steun van de Duitse vuist. Deze Duitse vuist behoudt Frankrijk door Duitsland te ondersteunen in zijn terugkeer naar normaliteit en Duitse wensen onder de rook van het Europese project van legitimiteit te voorzien. De Frans-‐Duitse samenwerking is bovendien een drempel tegen die rare Engelse jongens, die Europa het liefst zien als een vrijblijvende afzetmarkt gelijkend op de bezette gebieden ten tijde van het imperialisme. In het intergouvernementalisme staat de natiestaat centraal, maar dat betekent niet dat Europa zal desintegreren. Daar waar de lidstaten belang hebben bij intensieve samenwerking zal het Europese project voortschrijden. Waar de theorie voor waarschuwt is dat dit project in crisissituaties ondergeschikt zal zijn aan het nationale belang en dat nationale politici heel huiverig zijn over het opgeven van datgene wat aan de kern van het natiebesef raakt. Wil men het Europese project voorzien van een stevig mandaat van een Europees volk, dan is het juist van belang om de nationalistische reflexen te verbannen. De Unie is momenteel te omvangrijk om zonder mandaat te kunnen werken, maar ontbeert de competenties om daadwerkelijk de Europese problemen aan te pakken. Op deze wijze blijven we hangen in een vicieuze cirkel waarin nationale politici niet durven doorpakken vanwege het gebrek aan vertrouwen van hun electoraat in de Brusselse instituten. Dit gebrek aan vertrouwen wordt dan weer gevoed door het gebrek aan een progressieve politiek vanuit de lidstaten waardoor de EU vleugellam blijft. U.S. of E Vanuit een intergouvernementalistische positie is er weinig reden om aan te nemen dat het centrum van de macht zal verschuiven naar de Europese Unie. Hoewel omstandigheden ook in deze theorie de lidstaten zullen dwingen hun soevereiniteit te strippen tot de kern. Optimistischer over het verschuiven van nationale loyaliteiten is de theorie van het neo-‐functionalisme, toegeschreven aan de academicus Ernst B. Haas. Het belangrijkste aspect aan deze theorie is de spill-‐over logica. Deze is op te delen in functionele en politieke spill-‐ over. Functionele spill-‐over doet zich voor wanneer gemeenschappelijk beleid om verdergaande samenwerking vraagt, om de werking van dat beleid effectief te laten verlopen. In de huidige situatie zijn daar voorbeelden te over van. Zo vereist het stabiliteitspact voor zijn effectiviteit Europese afdwingbaarheid. Ook wordt vaak gesproken van een Europese economische regering om te komen tot een effectieve Europese Muntunie (EMU). Meer in het algemeen is het in ieder geval noodzaak de gemeenschappelijke markt te voorzien van een gelijk speelveld, wat een steeds grotere druk zet op lidstaten om hun beleid te uniformeren. Politieke spill-‐over doet zich voor wanneer staten een samenwerking opstarten vanuit verschillende belangen, die hen vervolgens aanzet tot verdere stappen die noodzakelijkerwijs uit hun aanvankelijke belang volgen. Een voorbeeld betreft de oprichting van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal, waarmee Frankrijk zich wilde waarborgen tegen eventuele toekomstige Duitse agressie en Duitsland de betrekkingen binnen Europa wilde herstellen. Uiteindelijk heeft deze samenwerking geleid tot de Europese Gemeenschappen en de Europese Unie, een internationale samenwerkingsvorm die beide oprichters op dat moment totaal niet voor ogen hadden. Tegenwoordig kunnen we denken aan de oprichting van de EMU. Dat de Europese Unie anno 2012 automatische sancties kan opleggen aan overtreders van het stabiliteitspact, was geenszins de intentie van de initiatiefnemers. Een ander aspect van het neo-‐functionalisme is de dynamiek van elite socialisatie. Dit heeft betrekking op de vorming van nieuwe politieke culturen als gevolg van intensieve samenwerking. Het beste voorbeeld hiervan is waarschijnlijk de ontwikkeling van de Europese Commissie. Deze is begonnen als gezant van de lidstaten, maar uitgegroeid tot een speler met een eigen politieke agenda die bovendien tot weerzin van sommigen tegenwoordig de lidstaten dicteert. Hoewel binnen het neo-‐functionalisme geprobeerd werd slechts een beschrijvende wetenschappelijke benadering te hanteren, valt toch een duidelijk pad richting federalisme te ontdekken als een consequentie van de gehanteerde dynamiek. Ook de huidige Europese politieke situatie toont signalen dat de EU hard op weg is naar een federale vorm. De vorming van een steeds sterker geïntegreerde EU valt niet slechts af te leiden uit de nationale belangen van lidstaten die proberen zich te handhaven in een gemondialiseerde economie. Van groot belang is ook het spill-‐over effect. De Europese instituties hebben een politieke positie verkregen en de Europese verknoping van economie en regelgeving is een realiteit waar van uit de problemen aangepakt zullen moeten worden. Men kan filosoferen over een terugkeer naar de gulden bijvoorbeeld, maar de kosten die
14
daarmee gepaard gaan en de gevestigde belangen, niet alleen vanuit de politiek maar ook vanuit de maatschappij, die daarmee gemoeid zijn, vormen een enorme drempel om tot een dergelijke maatregel over te gaan. Het is dan ook veel waarschijnlijker dat de oplossing komt vanuit de bestaande situatie zelf, met of zonder Griekenland en met of zonder eventuele andere landen. Het probleem van een neo-‐functionalistische analyse is dat ook dit scenario geen antwoord heeft op het gebrek aan een democratisch mandaat. De spill-‐over dynamiek is een proces dat van boven af vorm gegeven wordt. Het is feitelijk de voortzetting van de ontwikkeling van Europese instituties zoals deze zich tot nu toe heeft voorgedaan. De crux is dat er vooral functionele spill-‐over plaatsvindt in de EU. Er zouden echter meer stappen moeten worden ondernomen om politieke spill-‐over plaats te laten vinden. Wanneer politici een duidelijke visie over Europese integratie verkondigen in nationale verkiezingen, ontstaat bij electorale winst een veel stevigere basis om competenties aan de Europese Unie toe te wijzen. Wat dat betreft is de Griekse politiek een voorbeeld. Een eerste poging het Europees beleid van een democratisch mandaat te voorzien vond plaats toen het volk werd geraadpleegd of het onder Europese curatele gesteld wilde worden. Op dit moment doen de Grieken dat door de vraag of het land al dan niet in de eurozone dient te blijven, te betrekken in de verkiezingen. Zoiets kan natuurlijk nadelig uitpakken, maar op de langere termijn zorgt het ervoor dat de ontwikkelingen in Europese integratie gelijke tred houden met de sentimenten onder het volk. Indien Griekenland besluit in de eurozone te blijven, zullen ook eventuele vervolgmaatregelen die genomen moeten worden om de huidige malaise in de toekomst te voorkomen, op grotere instemming kunnen rekenen dan bij een opgelegde maatregel het geval is. Hoewel de scepsis niet van de lucht is over de Griekse democratische praktijk, is het belangrijk om farces zoals de verwerping van de Europese grondwet te voorkomen. Toen deze grondwet namelijk niet kon rekenen op voldoende steun van de bevolking, werd deze in aangepaste vorm als Verdrag van Lissabon zonder democratisch fiat doorgedrukt. Maatregelen die nu worden genomen op basis van dit verdrag worden dan ook niet voor niets als dictaten van Brussel beschouwd. Een laatste punt is dat de socialisatie van de elite ook zijn weerslag moet vinden onder het electoraat. Zo is het merendeel van de europarlementariërs voorzien van een esprit Européen, maar zijn de verkiezingen vooral peilingen van nationale verhoudingen. Bovendien is het niet mogelijk om te stemmen op een aansprekende europarlementariër uit een andere lidstaat. Een weerbare federale unie zal dan ook slechts ontstaan door de juiste combinatie van functionele spill-‐over, politieke spill-‐over en Europese socialisatie. Met de twee theoretisch onderbouwde scenario’s heb ik niet willen zeggen dat het ene scenario wenselijker of waarschijnlijker is dan het andere scenario. De realiteit is, anders dan de theorie, notoir weerbarstig. De lidstaten kunnen het epicentrum van de macht blijven in de Europese politiek. Toch is ook het sneeuwbaleffect van de Europese integratie een niet te ontkennen ontwikkeling waarvoor de trends duidelijk zichtbaar zijn. Helemaal neutraal is deze bespiegeling uiteraard niet. Er zit een duidelijk normatief element in. Wil de Europese Unie in 2030 een wereldspeler zijn, gegrondvest in beginselen van goed bestuur, dan dient men links-‐ of rechtsom haar burgers te betrekken in haar verder ontwikkeling.
15
Scenario 3: “Destructieve divergentie” Door Matthijs Hannink
Europa 2030 – vier scenario’s Institutionele ontwikkeling
Internationaal gerichte bevolking
Samen sterk
Volk voorop
Technocratische transformatie
Institutionele stagnatie
Destructieve divergentie
Nationaal gerichte bevolking
Europa 2030 Destructieve divergentie Het steeds verder uit elkaar groeien van enerzijds de nationale focus van de Europese burger en anderzijds het door realisme en efficiëntie geleide unificatiebeleid in Brussel, zal betekenen dat de Europese Unie geleidelijk aan transformeert in een stuurloos moloch. De Europese landen en hun burgers zullen steeds verder uit elkaar groeien, en steeds meer elkaar in de steek laten. Europa ziet opkomende regio’s in de wereld meer en meer kerncompetenties overnemen, zoals innovatie, efficiëntie en het creëren van een op de rest van de wereld gerichte economie.
16
1945 – 1990 Ongebreideld optimisme De lichten in Europa, die in juli 1914 uit waren gegaan, gingen 31 jaar en ontelbare miljoenen doden later eindelijk weer aan. Althans, in het westen van Europa, want in het oosten werd de nazistische nachtmerrie vervangen door een stalinistische. De oorzaak van vele conflicten gedurende de afgelopen twee eeuwen was te zoeken bij de rivaliteit tussen de twee kemphanen op het vasteland van het oude continent: Duitsland en Frankrijk. Deze rivaliteit werd op briljante wijze weggenomen door het plan van Robert Schuman om de productie van kolen en staal te bundelen en zo deze oorlogsgoederen te depolitiseren. Het verdrag tot de oprichting van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (EGKS), getekend door Duitsland, Frankrijk, Italië, Nederland, België en Luxemburg, zou de kiem leggen voor bloeiende Europese solidariteit gedurende decennia. In de vroege naoorlogse jaren beleeft Europa, hoewel permanent bedreigd door het Rode gevaar, een bloeiperiode die opvalt door kalmte, rust, en vrede. De basis van de EGKS wordt verder uitgebreid met het spectaculaire Verdrag van Rome in 1957, dat een gemeenschappelijk markt, douane-‐unie en beleid creëert. Met een uitbreiding van de Europese Gemeenschap in 1973 en een waar Europees Parlement in 1979, begint een geünificeerd, democratisch Europa steeds meer vorm te krijgen. Griekenland, Spanje en Portugal worden in de jaren 80 lid van de Europese, democratische familie nadat de militaire dictaturen in deze landen vallen. 1991 – 2004 Europa breidt uit Op 9 november kwamen het oosten en het westen van Berlijn samen en luidden daarmee de val van communisme als een “Het Verdrag van Maastricht zal… binnen enkele jaren leiden tot de creatie van dat reëel alternatief voor kapitalisme in. De angst voor de waar de oprichters van het Europa na de wederopstanding van een ‘Groot-‐Duistland’ bleek irreëel, net Tweede Wereldoorlog van gedroomd als de angst voor chaos in Oost-‐Europa. Met het Verdrag van hebben: de Verenigde Staten van Europa.” Maastricht van 1992 zetten de Europese landen ongekende stappen richting verdere unificatie. Eén van die stappen, de Helmut Kohl, Duits bondskanselier gemeenschappelijke munt, wordt in 1999 werkelijkheid. 1992
“Europa zal niet in één keer worden gemaakt, of volgens één plan. Het zal gebouwd worden door concrete successen die eerst een de facto solidariteit creëren.” Schumanverklaring, 9 mei 1950
In 2004 beleeft de Europese Unie zijn absolute hoogtepunt. In een emotionele ceremonie sluit een groot aantal voormalige Warschaupactlanden zich aan bij de Unie. Het integreren van landen, die decennialang als vazalstaten vanuit Moskou bestuurd werden, in een gemeenschap gebaseerd op democratie en economisch liberalisme, is een ongekende prestatie.
2005 – 2015 Crisis Hoewel jarenlang verborgen onder de oppervlakte, beginnen de eerste Europese breukvlakken in de komende jaren zichtbaar te worden. In 2005 spreekt een meerderheid in Nederland en Frankrijk zich tegen de Europese Grondwet uit. Zo’n vijftig jaar na oprichting is verdere unificatie van Europa niet langer onomstreden. De nieuwe generatie Europeanen vreest niet langer voor vrede en veiligheid, en begint zich tegen verlies van soevereiniteit aan Brussel te keren.
17
De uitbreiding van de Europese Unie met Roemenië en Bulgarije staat in 2007 niet meer alleen in het teken van het verder verspreiden van vrede en veiligheid over het Europese continent. Het belang van de grote geldstromen die naar landen met corrupte staatsapparaten gaan, wordt steeds vaker ter discussie gesteld. Het Verdrag van Lissabon dat in 2007 wordt getekend, is vrijwel hetzelfde document dat eerder werd afgewezen door de Nederlandse en Franse bevolking. De creatieve omzeiling van het volk in het beslissingsproces wordt steeds meer tekenend voor de manier van handelen van EU-‐beleidsmakers. Het volk wordt niet vertrouwd in de ‘te complexe materie’ van Europa, en daarom beslist de Europese elite wat het beste voor dat volk zou zijn. De rotheid van Europa’s fundamenten wordt duidelijk wanneer een reeks van desastreuze crises de wereldeconomie treffen. De crisis in de Amerikaanse huizenmarkt transformeert in een wereldwijde bankencrisis en een eurocrisis. Al snel blijkt dat Griekenland veruit de zwakste schakel is van Europa. Het land had nooit tot de eurozone toegelaten mogen worden. Dat is wel gebeurd omdat Europese leiders destijds liever een Europese droom najoegen dan verantwoordelijk beleid te voeren. De extreme bezuinigingsmaatregelen die het land opgelegd heeft gekregen door de EU en het IMF, in ruil voor telkens weer nieuwe leningen, worden eind 2012 verworpen door een anti-‐Europese regering. Het bewijs dat Europa nooit meer zo succesvol zal zijn als in 2004, wordt geleverd als Griekenland begin 2013 onder dwang de eurozone verlaat. Het land kan geen beroep meer doen op leningen en gaat failliet. De zeven doden die vallen bij totaal uit de hand gelopen massaprotesten en het platbranden van het Europese Commissie-‐ kantoor in Athene, doen on-‐Europees aan. De golf van links terrorisme die met het faillissement gepaard gaat, brengt dodelijke aanslagen op twee pro-‐Europese Griekse parlementsleden met zich mee. Sinds de start van de Europese crisis is er één rode draad te ontwaren in het Europese beslissingsproces: een volledig gebrek aan leiderschap. Het logge Europese institutionele apparaat is totaal niet “De moord op deze parlementsleden is barbaars, maar dat was de gebouwd op plotselinge crises. De onoriginele oplossing van de EU jarenlange Brusselse dictatuur ook.” blijft gedurende deze jaren om een zo groot mogelijke pot geld (het Europees noodfonds) te verzamelen in de hoop rente op leningen Alexis Tsipras, Griekse premier omlaag te dwingen en dat geld nooit te gebruiken. -‐ BBC, 18 april 2013 Pan-‐Europese oplossingen worden nog verder verhinderd doordat dit statische institutionele kader gecombineerd wordt met groeiende nationale sentimenten. Het groeiende succes van partijen als het Front National in Frankrijk, de Ware Finnen in Finland, de Partij voor de Vrijheid in Nederland geeft slechts een deel van het plaatje weer. Want ook middenpartijen in de EU-‐lidstaten benadrukken steeds meer hun nationale identiteit, onder druk van nationale bevolkingen. In 2014 doen Spanje en Italië massaal een beroep op het Europees noodfonds. Het fonds met garantiestellingen was in feite niet gecreëerd om daadwerkelijk te gebruiken, maar om de financiële markten kansloos te laten in het speculeren tegen bepaalde probleemlanden. In Noord-‐Europese landen is de woede onder de bevolking om het gebruik van het noodfonds groot, omdat de bevolking telkens was voorgehouden dat het om
18
garantiestellingen ging en niet om het daadwerkelijk uitgeven van geld. De herinneringen aan het Griekse debacle zijn nog vers – de Grieken zouden immers al hun leningen, met rente nog wel, terugbetalen. De gebeurtenissen van 2013 en 2014 betekenen een definitieve breuk met de Europese droom van de “Niet alleen heb ik persoonlijk gefaald, Europa als jaren 50. Decennialang is de afkeer van nationalisme institutie en als ideaal heeft ook gefaald. Het gevolg gigantisch geweest in Europa, maar nu keert die van de verkiezingsoverwinning van de SPD is de afbrokkeling van het Europa zoals we dat nu kennen.” structurele afkeer zich juist tegen het Europese idee. In parlementaire verkiezingen overal in Europa Angela Merkel, Duits bondskanselier verliezen de pro-‐Europese partijen massaal. De Speech na CDU-‐nederlaag in parlement, 29 september Duitse SPD, eind 2012 teruggefuseerd met de 2013 extreemlinkse ‘Die Linke’, vaagt de pro-‐Europese CDU in de Bondsdagverkiezingen van 2013 weg met een fel tegen Europa gekeerd programma, nog voordat Spanje en Italië het noodfonds vrijwel leegmaken. Zelfs in Duitsland is anti-‐Europese verkiezingsretoriek geen taboe meer. Want ook in het meest succesvolle land van de Europese Unie is een trend te ontwaren van afkeer van logge instituties en een groeiend volkssentiment van nationale focus. 2016 – 2020 Stagnatie De financiële en politieke crisis die vanaf ongeveer 2008 continu woedt, is voor Europa niet totaal. Griekenland is ingestort en kent sociaal-‐politieke onrust, maar Spanje en Italië lijken vooralsnog gered. Hoewel het noodfonds niet de gewenste uitwerking had op het gedrag van de financiële markten, bleek het groot genoeg om deze twee landen te redden. De schokgolf die deze reddingsoperaties teweeg bracht, dendert nog jaren voort. Europeanen in alle EU-‐landen voelen zich niet gekend in het besluit om bijna een triljard euro belastinggeld aan twee falende Zuid-‐Europese landen uit te geven. Zeker het beslissingsproces in Duitsland is uiterst controversieel verlopen, doordat toezeggingen door de CDU-‐regering door wettelijke obstakels niet meer teruggedraaid konden worden door de “Wij zijn Europa allerminst dankbaar voor de kersversie SPD-‐regering. 500 miljard euro uit het Europese noodfonds, want de oorzaak van onze problematiek ligt De val van Griekenland en de reddingsoperatie van Spanje en bij Europa.” Italië leiden bovendien tot een aantal forse belastingmaatregelen in de welvarendere Noord-‐Europese Jorge Aregas, Spaans premier landen. De honderden miljarden moeten nu echt worden -‐ El País, 8 februari 2015 opgehoest. In Zweden, Denemarken en Nederland zijn slechts zeer krappe parlementaire meerderheden te vinden voor ingrijpende limiteringen in de zorg, waarbij op sterven liggende patiënten niet meer behandeld worden. Christelijke en populistische partijen spreken er schande van dat ‘we onze ouderen laten sterven om luie Zuid-‐Europeanen hun siësta te gunnen’. De taal, zelfs van regeringsleiders, verhardt en grenst steeds meer aan het xenofobe.
19
Deze verharde houding richting Zuid-‐Europa gaat samen met een hernieuwde opkomst van religieus georiënteerde partijen. Christendemocraten hebben in de ogen van veel burgers gefaald, en daarom wordt er steeds vaker gekozen voor het religieuzere alternatief. Burgers overal op het continent zijn het oneens met veel Europese maatregelen, maar zeker de hoger opgeleide en oplossingsgerichte kiezers willen niet voor het populisme kiezen. Veel (nieuwe) christelijke partijen positioneren zich als de redders van het nationale belang, niet alleen op economisch maar ook op moreel gebied. Die boodschap spreekt aan en komt geloofwaardig over. Dat deze samengaat met soms xenofobe en intolerante retoriek, nemen veel kiezers voor lief: een alternatief is er niet. Tegen het einde van het tweede decennium van het tweede millennium hebben anti-‐Europese partijen in vrijwel alle Europese landen de macht. Hoewel ze deze boodschap niet tegenover hun kiezers kunnen verkopen, zien ze echter wel de waarde in van een gemeenschappelijke munt, de economische unie en open grenzen. Wat de Europese beleidsmakers rest, is op laffe wijze tot totale stagnatie wat betreft Europees beleid te komen. Zelfs op non-‐controversiële onderwerpen zoals het vrijer maken van de Europese markt of onderwijssamenwerking, wordt geen beleid meer gemaakt. Dit zorgt voor een verdere verwijdering tussen de beleidsmakers in Brussel en de beleidsmakers van nationale overheden. Deze verwijdering zorgt ervoor dat stagnatie van Europees beleid langzaamaan afglijdt naar afbrokkeling. Brusselse beleidsmakers gaan zich steeds meer ergeren aan opportunistisch gedrag van nationale leiders, en proberen hun eigen manieren te vinden om Europees beleid te maken. En juist daarom zien nationale politici en burgers “Mijn taak is om het beste beleid voor Europa hun doembeeld steeds meer werkelijkheid worden: een te maken. Als nationale overheden, autonoom opererend Brussel dat steeds minder democratisch of niet, mij daarin hinderen, heb democratische legitimiteit bezit. ik daar dus geen boodschap aan.” Anonieme beleidsmedewerker Europese Commissie Euronews, 12 maart 2018 In 2020 ontstaat een gigantische controverse rondom het Europese beslissingsproces. De Europese Commissie tracht direct over te gaan tot de implementatie van voorgesteld landbouwbeleid, voordat dit langs het Europees Parlement en de Raad is geweest: een democratische doodzone en een actie die nog geen tien jaar geleden als volstrekt ondenkbaar werd geacht. Het beleid, dat een forse verlaging van de landbouwsubsidies inhoudt en milieuregels verscherpt, wordt direct vanaf de vertegenwoordigingen van de Europese Commissie in de diverse lidstaten naar de agrariërs uitgezet.
20
Met deze roekeloze actie bevestigt de Europese Unie dat het een instantie is geworden die democratische controle mist en die steeds meer een eigen plek heeft opgeëist binnen het Europese besluitvormingsproces dat verdacht veel autoritaire trekken vertoont. De doos van Pandora is geopend. 2021 – 2030 Afbrokkeling Begin 2021 komen de regeringsleiders van de EU-‐ “De instandhouding van de Europese lidstaten in crisisberaad bijeen, officieel om het landbouwsubsidies is al lang niet meer schadelijk ‘landbouwincident’ op te lossen, maar eigenlijk om direct voor ons. Onze efficiëntie, capaciteit, en over te gaan tot het radicaal indammen van de macht afzetmarkten zijn de afgelopen jaren zo gegroeid van de Europese Commissie. Er wordt besloten om de dat Europa eigenlijk alleen zichzelf pijn doet met Europese Commissaris voor Landbouw te ontheffen uit deze regeling.” zijn functie en te arresteren wegens het aantasten van de soevereiniteit van de lidstaten. Deze beslissing wordt Luiz Felipe Teixeira, Braziliaanse landbouwminister -‐ Correio Braziliense, 18 september 2028 – wegens gebrek aan jurisprudentie en het willen afgeven van een sterk signaal – door een politiek gezelschap en niet door de juridische macht ondernomen. De Belgische politie wordt gesommeerd om tot arrestatie over te gaan en probeert het hoofdkwartier van de Europese Commissie binnen te dringen. In de schermutseling die ontstaat met de bewaking van de Europese Commissie, laat één Belgische agent het leven. De eerste ‘door Europa begane moord op de instanties van een lidstaat’ wordt direct gedoopt tot de grootste Europese crisis sinds het faillissement van Griekenland in 2013. In de jaren die volgen wordt de macht van de Europese Commissie steeds verder afgebouwd, en wordt er ironisch genoeg een nieuwe Europese institutie opgezet: de Autoriteit voor Nationale Democratische Controle, een orgaan dat moet toezien op het democratische gehalte van het Europese beslissingsproces. Tegen het einde van de jaren 20 wordt steeds duidelijker dat Europa eigenlijk al sinds kort na de millenniumwisseling de draad volledig is kwijtgeraakt. Het ‘oude continent’ is niet verdergegaan met efficiëntieverhogende economische maatregelen, maar is steeds verder naar binnen gekeerd geraakt, en heeft een steeds grotere schuldenproblematiek. Afrika en Latijns-‐Amerika hebben zich de afgelopen twee decennia spectaculair ontwikkeld. Dankzij steeds verder ontwikkelde genetische manipulatie en directe aansluiting op de wereldmarkt voor voedsel middels steeds geavanceerdere en goedkopere satellietverbindingen voor draadloos internet, zijn deze twee regio’s omgevormd tot de ‘graanschuren van de wereld’. China heeft zich steeds verder democratisch geopend. De massale protesten van werkloze studenten in 2028 werden, in tegenstelling tot vergelijkbare protesten in 1989, ditmaal niet met kogels en tanks beantwoord. De Communistische Partij opent de deuren voor andere partijen en belooft toe te werken naar meerpartijenverkiezingen binnen tien jaar. Het land is uitgegroeid tot de kenniseconomie van de wereld en trekt creatieve geesten van over de hele wereld aan. Dankzij een massale, staatsgeleide invoering van het Engels als verplichte tweede taal in 2023 slecht de Communistische Partij de taalbarrière. Op het gebied van onderwijs loopt Europa tegen 2030 gigantisch achter. Steeds meer leiders in het Europese bedrijfsleven zijn Chinezen, Indiërs of Brazilianen, en steeds meer talentvolle Europeanen kiezen voor studies in
21
die landen. De budgetten voor onderzoek zijn een veelvoud van die in Europa, en onderwijsvormen “We nemen liever mensen aan die op topinstituten in de maken beter gebruik van moderne technologie. India, China of Brazilië hebben gestudeerd. Daar zijn ze beter in staat om creativiteit aan topprestaties te Het oude continent is in 2030 de dynamiek, de koppelen dan op stoffige instituten zoals Oxford of Sorbonne.” efficiëntie en vooral het ideaal kwijt waar het met de oprichting mee begon. De Europese Commissie is Arne Handerson, recruiter A.T. Kearney een lege huls en niet veel meer dan wat de lidstaten Bloomberg Businessweek, 14 december 2030 onderling bespreken. De schuldenlast in Europa blijft oplopen. Op het gebied van onderwijs, kennis en innovatie wordt Europa aan alle kanten ingehaald door wat het twee decennia ironisch genoeg nog ‘opkomende markten’ noemde. De destructieve divergentie tussen de steeds verder ontwikkelde elitecultuur van Europa, met als dieptepunt de crisis van 2020 en het steeds meer nationaal gefocuste electoraat, is het continent fataal geworden. Als Europese leiders tijdens de politiek-‐economische crisis van 2005-‐2015 dappere keuzes hadden gemaakt om ondanks de verleidingen door te gaan met de aspecten die wel werkten van Europa, had het nooit zover hoeven komen.
22
Sink or Swim
Door Menno Wouters De ontwikkelingen in de wereld zijn niet in het voordeel van Europa: de bevolking vergrijst, de natuurlijke grondstoffen raken op en de euro kraakt in zijn voegen. De Europese Unie als geheel is een economische grootmacht, maar is intern sterk verdeeld. Op dit moment wordt in de media openlijk gespeculeerd over de gevolgen van het uiteenvallen van de euro of zelfs de Europese Unie als geheel. Het overleven van de Europese Unie ligt geworteld in de mate van besef dat Europa zichzelf buitenspel zet als zij verdeeld blijft. In dit essay schets ik mijn visie op de toekomst van de Europese Unie. Dit toekomstbeeld is gebaseerd op de veerkracht van Europa en de wil om in de wereld een rol van betekenis te spelen. De jaren 2012 tot 2015 Cruciale verkiezingen De economische crisis wil de Europese Unie maar niet met rust laten. De groeicijfers over 2012 en de prognoses voor de jaren daarna zijn niet rooskleurig. Juist op het moment dat economen zeggen dat: ‘Europa moet doorpakken’, vinden er in 2012 en 2013 verkiezingen plaats. In de Europese Unie heerst op dat moment een zekere consensus tussen christendemocraten, liberalen en conservatieven over de aanpak van de crisis. Door bezuinigingen moet het begrotingstekort van elk land worden teruggebracht tot maximaal 3% van het BBP. Alleen op deze manier krijgt de markt weer vertrouwen in Europa en kunnen we op de weg omhoog. De bevolking in de eurolanden is echter minder eensgezind. In september 2012 vinden er verkiezingen plaats in Nederland. De partijen die hard campagne voeren tegen bezuinigingen en Europa vinden gretig gehoor. Door het herstel van de CDA lukt het de partijen, die gedurende de campagne steevast als Kunduz-‐coalitie zijn aangeduid, een krappe meerderheid in de Kamer te krijgen. Kabinet Rutte II is een feit. Het jaar daarop lukt het ook de Duitse Bondskanselier Angela Merkel om haar coalitie in het zadel te houden. De samenwerking tussen Merkel en de socialistische Franse president François Hollande begint wat stroef. Hollande wil een tijdelijke afwijking van de 3%-‐regel toestaan en wil invoering van euro-‐obligaties. Beide eisen zijn voor de Duitse Bondskanselier onbespreekbaar. Zij komen tot elkaar door de Duitse toezegging het Europese stimuleringsfonds fors meer middelen en bevoegdheden toe te kennen. De gevolgen van de verkiezingen in 2012 en 2013 op het Europese beleid zijn dus op het eerste gezicht beperkt. Toch sluimert er een probleem: het advies van de economen is genegeerd. Het blijft zeer de vraag of de genomen maatregelen voldoende zijn om nieuwe klappen op te vangen. Europese samenwerking op een laag tempo Het belangrijkste gevolg van de verkiezingen ligt in de mentaliteit naar de Europese Unie als institutie. Ondanks het belang van de EU voor onze economie wil geen enkele grote partij zich uitspreken voor een Europese samenwerking uit idealisme. Het discours bestaat uit: ‘we moeten wel’, ‘alleen als het ons niet nog meer geld kost’ en ‘geen soevereiniteit naar Brussel’. De politieke ambities waar de Europese samenwerking ooit mee begon, lijken verder dan ooit. Een klein tegenwicht dat hier aan wordt gegeven, komt voort uit de ontwikkelingen die jaren geleden in gang zijn gezet. In 2013 treden Roemenië en Bulgarije toe tot het Verdrag van Schengen. Het tweede Kabinet Rutte heeft, onder druk van nieuwe coalitiepartners, het Nederlands bezwaar ingetrokken in de hoop van het ‘hardliner-‐imago’ af te komen. Kroatië treedt halverwege 2013, volgens plan, toe tot de Europese Unie. Eind 2014 vindt de toetreding van IJsland plaats. Het kleine land dat zoveel last had van de financiële crisis in 2008 hoopt dat zij iets dergelijks nooit meer hoeft mee te maken. Op economisch gebied gaat de integratie door. De invoering in 2014 van SEPA, de harmonisatie van het Europees betalingsverkeer, is de belangrijkste ontwikkeling. Ook voor andere producten en diensten worden Europese standaarden gesteld. Op een bepaalde manier kabbelt Europa voort. Duidelijk is dat er voor de komende jaren geen ingrijpende institutionele maatregelen in de planning staan. 23
De jaren 2015-‐2020 Meer slecht nieuws! Begin 2016 wordt de wereld opgeschrikt door slecht economisch nieuws. De wereldeconomie heeft de afgelopen vier jaar op een laag pitje gedraaid en de Chinese overheid heeft haar economische groei constant extra gestimuleerd door middel van overheidsinvesteringen en soepele kredietverstrekking. Dit beleid wraakt zich nu, want China krijgt te maken met een eigen financiële crisis. Grote bedragen moeten worden afgeschreven en China moet hevig interen op haar reserves. Dit heeft zijn weerslag op de wereldeconomie en de Europese landen voelen dit direct. Ten eerste daalt de export naar China scherp. Ten tweede was China tot dan toe bereid geld te steken in de staatsobligaties van de lidstaten van de Europese Unie. Het verlies van de vraag naar obligaties laat de rente scherp stijgen. Financiële controle dichtgetimmerd De problemen van een paar jaar eerder staan nog vers in het geheugen van de Europese politici en nu hebben ook de zogenaamde AAA-‐landen het moeilijk. Met name Duitsland, als grote exporteur, blijkt gevoelig voor de problemen in China. De economische groei loopt terug en de rente op de staatsleningen stijgt. De Europese steunfondsen staan paraat, maar meteen rijst de vraag of deze een crisis van deze omvang kunnen pareren. De Europese leiders komen bij elkaar in een serie van crisisberaden. Zij beseffen dat zij de grote klap voor moeten zijn en dat er grotere stappen moeten worden gezet voor financiële zekerheid. In de zomer van 2016 wordt besloten om de omstreden euro-‐obligaties in te voeren, iets waar de Franse president Hollande al drie jaar op hamert. In de jaren erna wordt het systeem van financiële controle verder dichtgetimmerd. Er wordt een begrotingsautoriteit ingesteld die, aangestuurd door de Europese Commissie, grote bevoegdheden krijgt in de controle op de nationale begrotingen. In vrijwel alle Europese landen liggen de regeringspartijen onder vuur door de oppositie die vindt dat deze maatregelen de Europese instituten veel te veel macht geven. Uit opiniepeilingen blijkt dat ook bij de burgers Europa nog altijd niet populair is. De oppositiepartijen spinnen hier garen bij. De pro-‐Europese partijen behouden hun meerderheid, maar onder deze omstandigheden is verdere politieke integratie uitgesloten. Duidelijk is dat verdere integratie enkel in een crisissituatie zal plaatsvinden. Europa verliest zijn glans De uitbreiding van de eurozone, maar ook de Europese Unie als geheel, komt in deze periode nagenoeg tot stilstand. Dit heeft een aantal redenen. Allereerst hebben de nieuwe Europese regels veel strengere toelatingseisen tot gevolg. Men wil er absoluut zeker van zijn dat er geen ‘tweede Griekenland’ toetreedt. De gesprekken met de landen op de Balkan gaan wel door, maar alleen voor Servië is toetreding reëel. De daadwerkelijke toetreding van Servië zal tot juni 2018 op zich laten wachten. De tweede reden voor de vertraging van het uitbreidingsproces is de aanzienlijk verminderde aantrekkingskracht van de Europese Unie. Toetreding tot de EU lijkt voor een land absoluut geen garantie voor stabiliteit te zijn. Oekraïne kijkt daardoor meer en meer naar Rusland, waar in 2018 Vladimir Poetin aan zijn vierde ambtstermijn begint en zonder grote problemen voort regeert. Ten slotte wordt ook de toetreding van Turkije in de ijskast gezet. Om de partijen met anti-‐Europese sentimenten voor te zijn, laten verschillende regeringen weten geen perspectief te zien voor Turkije. Officieel wegens een gebrekkige scheiding tussen kerk en staat, maar het katholieke Polen laat onomwonden weten geen trek te hebben in het toelaten van een staat met dusdanig grote moslimbevolking. Turkije is hier niet rouwig om. Haar eigen economische groei is sterk en haar positie ten opzichte van de Arabische wereld geeft haar een groeiende invloed waar ook de EU rekening mee moet houden. Overigens gaat achter de schermen de Europese integratie op bepaalde vlakken door. Met name op het gebied van defensie worden samenwerkingsverbanden geschapen en uitgebreid. Zo wordt er werk gemaakt van de, in
24
2010 door Spanje voorgestelde, ‘Europese snelle interventiemacht’. Dit legeronderdeel krijgt vervolgens zijn vuurdoop in 2018 bij het ingrijpen in Soedan, na het zoveelste escalerende grensconflict met Zuid-‐Soedan. De jaren 2020 tot 2025 Economische voorspoed en grondstofschaarste De jaren 2020 tot 2025 worden gekenmerkt door economische voorspoed in grote delen van de wereld. Vanaf 2019 begint de Chinese economie de verloren jaren van groei namelijk snel in te halen. De Europese landen, die de afgelopen jaren grondig hebben hervormd, profiteren volop van de sterke stijgende vraag in China. Na bijna 11 jaar aan economisch paniekvoetbal komen de Europese landen tot rust. De economische groei zet in en blijft stabiel. Ondanks de economische voorspoed groeien de spanningen in de wereld. China is al ruim twintig jaar bezig zichzelf te profileren in de wereld, maar met name India en Brazilië eisen steeds nadrukkelijker een plaats op het wereldtoneel. Tegelijkertijd slagen de Arabische landen er steeds beter in samen te werken, onder andere door middel van een douane-‐unie tussen Algerije, Tunesië, Libië en Egypte. Het aantal machtsblokken in de wereld wordt groter en onoverzichtelijker. De schaarser wordende natuurlijke grondstoffen, zoals olie, gas en zeldzame metalen, vergroten de spanning. In dit speelveld van politieke en economische belangen groeit het besef dat individuele Europese lidstaten hun machtspositie aan het verliezen zijn. De grote landen van Europa, zoals Groot-‐Brittannië, Frankrijk, Italië en zelfs Duitsland, merken de afname van invloed. Steeds vaker worden zij voor formele en informele internationale vergaderingen niet uitgenodigd. De voorzitter van de Europese Unie De Europese samenwerking verloopt voor de verandering eens redelijk soepel. Het financiële stelsel werkt naar behoren en dit heeft zijn weerslag op de mentaliteit. Er waait een positieve wind door Europa en sinds lange tijd worden er weer concrete plannen gemaakt voor uitbreiding van de eurozone. Onder andere Polen en Tsjechië zullen in 2021 en 2022 toetreden. Het is in deze tijd dat gesprekken plaats vinden om de Europese representatie in de wereld te versterken. In de internationale diplomatie bestaat onduidelijkheid over wie het eerste aanspreekpunt van Europa is: de voorzitter van de Europese Commissie of de voorzitter van de Europese Raad. In 2022 wordt het besluit genomen om deze onduidelijkheid op te lossen door de functies samen te laten smelten tot de functie van ‘voorzitter van de Europese Unie’. Hiermee creëert de Europese Unie een functie van grote invloed, doordat deze nu volledig op de hoogte is van de discussies die gevoerd worden in de belangrijkste Europese instituten. De verbeterde samenwerking tussen de Raad en de Commissie zorgt voor een snellere reactietijd van de EU op internationale gebeurtenissen. Er is nog even discussie over de wijze van benoemen. Sommige partijen willen een direct door het Europees volk gekozen voorzitter. Anderen willen de keuze bij de Europese raad leggen. Ten slotte wil het Europees Parlement dat zij de voorzitter mag aanwijzen. Het volgende compromis komt op tafel: de voorzitter van de Europese Unie zal worden voorgedragen door de Europese Raad via een gekwalificeerde meerderheid. Het Europees Parlement zal de voorzitter vervolgens benoemen. De bevoegdheden worden afgebakend op sociaaleconomisch en financieel gebied. Zaken als oorlog en vrede blijven nationale aangelegenheden. De nieuw benoemde voorzitter laat meteen van zich horen door een conferentie te organiseren over het afbakenen van de invloedsferen in het Noordpoolgebied. Tal van landen, zoals de VS, Rusland, Canada, Noorwegen en Denemarken, maken aanspraak op de natuurlijke grondstoffen die het afgelopen decennium ontginbaar zijn geworden. Omdat de bodemrijkdommen van de Noordpool van levensbelang zijn voor de EU werpt de voorzitter zich op tot bemiddelaar. Onder zijn leiding lukt het om in maart 2024 een compromis te vormen over de ontginningsrechten. De voorzitter heeft daarmee laten zien dat de Europese Unie wel degelijk een rol kan spelen in de wereldpolitiek.
25
De jaren 2025 tot 2030 Territoriumdrift In de periode van 2025 tot 2030 lopen de spanningen aan de andere kant van de wereld op tot een hoogtepunt. De groei van China en India is onstuimig. In steeds sterkere mate zitten zij ook elkaar hierbij in de weg, waarbij de onderlinge grens steeds vaker wordt betwist. Ook in de Zuid-‐Chinese Zee begint het te wringen en de andere grootmachten in de regio zetten zich schrap. Rusland, Japan en de Verenigde Staten mobiliseren grote delen van hun leger en marine. De vijf grootmachten doen nog wel een poging om het conflict diplomatiek op te lossen. In mei 2028 organiseren zij een conferentie waarin zij met zijn vijven proberen een oplossing te vinden voor de spanningen die veroorzaakt zijn door de verschoven geopolitieke verhoudingen. De rol van Europa wordt in dit conflict gemarginaliseerd. Europa is een economische macht, maar heeft geen grote invloed als het om echte oorlog gaat. Haar investeringen in defensie zijn ver achtergebleven bij de rest van de wereld. De Europese landen worden niet voor de conferentie uitgenodigd. Informele contacten met de deelnemende landen wijzen uit dat een Europese vertegenwoordiging wel gewenst is, maar dat ze niet zitten te wachten op bekvechtende Europese naties aan de onderhandelingstafel: ‘de situatie is al ingewikkeld genoeg’. Naar een Europese president In Europa heerst paniek. Nooit hadden de Europese landen gedacht dat de Verenigde Staten hen op een moment als dit buitenspel zou zetten. Frankrijk, Duitsland en Engeland komen gezamenlijk met een radicaal voorstel. Zij stellen voor het mandaat van de voorzitter in dit uitzonderlijke geval op te rekken. De voorzitter mag de gehele Europese Unie vertegenwoordigen op de conferentie. Hij krijgt de volledige bevoegdheid mee te onderhandelen en daarbij toezeggingen te doen. Bijvoorbeeld over financiële compensatie voor het loslaten van bepaalde territoriale claims. Het voorstel wordt kritisch onthaald, maar alternatieven zijn er niet. Europa moet kiezen tussen gezamenlijke invloed of geen invloed en kiest eieren voor haar geld. De voorzitter van de Europese Unie sluit aan bij het crisisoverleg en gelukkig worden de crisis bezworen door nieuwe afspraken te maken over territorium, import-‐ en exportrestricties en invloedsferen. Voor de Europese Unie is de spreekwoordelijke kogel door de kerk. Dit zal niet de laatste crisis zijn en een eenhoofdige leiding geeft de EU veel meer zeggenschap in de wereld. De mandaatuitbreiding wordt vastgelegd in een nieuw verdrag, waarin staat dat de lidstaten voortaan in het buitenland worden vertegenwoordigd door de Europese Unie, met de Europese president als hoogste ambt. De ministeries van defensie en buitenlandse zaken worden voortaan aangestuurd vanuit Brussel en dus in feite samengevoegd. De doorvoering van het nieuwe verdrag gaat niet zonder slag of stoot. Een grote minderheid in elke lidstaat is fel gekant tegen deze overdracht van soevereiniteit. Daarom wordt ook besloten om niet alle taken van de nationale regering over te hevelen naar Brussel. Het subsidiariteitsbeginsel blijft in stand: wat op nationaal of lokaal niveau het beste kan worden uitgevoerd, wordt ook op dat niveau uitgevoerd. Zo blijven zaken als onderwijs en gezondheidszorg nationaal geregeld. Een tweede punt van ontevredenheid betreft de democratische legitimiteit van de nu Europese President. De uitbreiding van zijn bevoegdheid past niet meer bij een, achter gesloten deuren, benoemde politicus. Zodoende worden er voorbereidingen getroffen om de Europese president van 2032 direct te laten kiezen door het Europese volk. Conclusie Het jaar 2012 Het hier boven geschetste toekomstscenario is slechts één van de vele kanten waar het met de Europese Unie heen kan gaan, maar is een, naar mijn idee, vrij reële mogelijkheid. De basis van dit scenario ligt in de ‘Sink or Swim’-‐mentaliteit die diepgeworteld zit in het hedendaags politiek bewustzijn. De huidige schuldencrisis heeft laten zien dat Europa kiest voor ‘Swim’. Hoewel het op dit moment meer lijkt op watertrappelen, zijn er beslissingen genomen die veel verder gaan dan bij de invoering van de euro de bedoeling was. Er zijn grote financiële offers gemaakt en in feite is hiermee erkend dat de Europese landen elkaar nodig hebben en elkaar niet laten vallen.
26
Net zo diep geworteld is de weerstand tegen verdergaande Europese integratie. De weerstand tegen steeds verdergaande Europese samenwerking blijft ongetwijfeld bestaan bij een substantieel deel van de nationale bevolkingen. Een gedeelde hiervan zal nooit positief staan tegenover verdere integratie, omdat de nationale sentimenten te groot zijn. De hoop voor de Europese Unie ligt in het overtuigen van de twijfelaars met een succesverhaal. Op dit moment leven wij in de inleiding van dit succesverhaal. De financiële stabiliteit van de Europese Unie is daarbij de eerste en belangrijkste voorwaarde. Als dit de komende jaren al mis gaat, wordt het bijzonder lastig nog iets moois van de Europese samenwerking te maken. Kortom: een economisch sterk Europa is tot grootse dingen in staat, als zij de noodzaak er maar toe ziet.
27
Europa quo vadis?
De Europese Unie anno 2015 in tien scenario's Oorspronkelijk voorwoord Politici wordt vaak verweten dat ze zich bezighouden met de waan van de dag, weinig visie hebben en niet verder willen kijken dan de vier of vijf jaar waarvoor ze gekozen zijn. Aan de vooravond van de Intergouvernementele Conferentie (IGC) in Nice worden belangrijke stappen gezet in de verdere ontwikkeling en uitbreiding van de Europese Unie. De Nederlandse Delegatie in de Sociaal-‐democratische fractie in het Europees Parlement leek het een goed idee om in het kader van de IGC zelf eens verder te kijken dan Nice 2000, maar na te denken over de vraag in wat voor soort Europa wij wensen te leven op de middellange termijn, in 2015. De zes leden van de Delegatie schreven daarvoor een scenario, ieder op hun eigen beleidsterrein. Tevens 1 2 riepen zij de lezers van PRO en de Kenniscentra op ook hun visie te geven over de Europese Unie in 2015. De bijdragen vormen een bonte schildering van dat Europa. In dit boekje vindt u naast de bijdragen van de leden van de delegatie ook vier genomineerde scenario's gekozen uit de inzendingen van de lezers.En dat allemaal onder het motto EUROPA, QUO VADIS? Aanvulling van de redactie Twaalf jaar later hebben drie, inmiddels voormalige leden van de Nederlandse Delegatie in de Sociaal-‐ democratische fractie, een korte reactie geschreven op hun scenario uit 2012. Dit zijn Max van den Berg, Ieke van den Burg, en Jan Marinus Wiersma. Eerst volgt het scenario uit 2000, vervolgens de reactie van de auteur.
1
‘PRO’ was in 2000 het ledenblad van de Partij van de Arbeid. In de Kenniscentra van de Partij van de Arbeid kwamen destijds leden met interesse in en expertise op een bepaald terrein bijeen.
2
28
'Het Europa van de burger'
Een scenario door Max van den Berg, december 2000 Ferenc Csikos kijkt uit het raam van zijn kantoor en geniet van het uitzicht over de Rijn, de rivier die beneden hem voorbijstroomt. Het uitzicht doet hem denken aan zijn oude flat in Boedapest, waar hij vanaf de heuvels van Boeda de Donau in de diepte zag slingeren. Van Nederland naar Hongarije en weer terug naar Nederland, denkt hij. Maar wat een verschil tussen toen en nu. Ferenc' ouders zijn als politiek vluchteling in 1959 naar Nederland gekomen. Ferenc zelf is in Nederland geboren. In 1990, na de val van de muur, is hij met zijn ouders naar Hongarije teruggekeerd. Drie jaar geleden werd hem een baan aangeboden in Arnhem bij het Europees platform voor de regio's. De eerste jaren na zijn terugkeer in Hongarije hebben op Ferenc een diepe indruk achtergelaten. De overgang van het communistische model naar de markteconomie verliep niet vlekkeloos. Veel mensen raakten hun baan kwijt, anderen hadden moeite met alle veranderingen in hun land. Ook Ferenc heeft gemengde gevoelens bij die tijd. Zo werden staatspensioenen snel minder waard. Zijn opa en oma waren trotse mensen en hielden hun armoede verborgen, maar Ferenc wist dat zijn ouders hen geld gaven, zodat zij de huur van hun flat konden betalen. Niet iedereen had zulke steun en menig gepensioneerde ging dan ook weer werken om de karige uitkering aan te vullen. Maar sinds Hongarije zich in 2004 bij de Europese Unie aansloot, is veel armoede verdwenen. De economie in heel Europa bloeide op doordat de Europese binnenmarkt veel groter werd. Met een gevoel van trots dacht Ferenc dat de uitbreiding van de Europese Unie met nog eens twaalf landen boven op de vijftien die in 2000 al lid waren eigenlijk een groot succes is geworden. De uitbreiding was geen simpele zaak, want veel mensen hadden hun bedenkingen. Veel burgers in de destijds nog veel kleinere Europese Unie waren bang dat de toetreding van de twaalf landen uit Midden-‐ en Oost-‐ Europa ten koste van hun eigen banen zou gaan. Zij verwachtten dat veel Oost-‐Europeanen naar het Westen zouden migreren op zoek naar werk. Tegelijkertijd waren veel boeren en bedrijven in de toenmalige kandidaat-‐ lidstaten bang dat hun nationale markten zouden worden overspoeld door producten van West-‐Europese bedrijven. Die bedrijven zouden met hun surplus aan kapitaal en kennis de nationale markten overnemen. Ik begrijp die angst best, dacht Ferenc, maar gelukkig heeft de geschiedenis geleerd dat deze angst ongefundeerd was. De uitbreiding heeft er juist voor gezorgd dat de economieën in de twaalf toegetreden landen beter zijn gaan lopen, waardoor voor het leeuwendeel van de burgers in deze landen helemaal geen reden bestaat om te emigreren. Tegelijkertijd was de groeiende economie voor veel Hongaarse bedrijven een impuls, waardoor zij zelf hun markt konden uitbouwen. Ook de handel via internet heeft inmiddels een grote vlucht genomen. Zo hebben een paar van Ferenc'studievrienden hun eigen internetbedrijf opgestart. Ze krijgen nu opdrachten uit heel Europa. Eigenlijk kun je door de veranderingen van de afgelopen tien jaar in Hongarije goed zien waarom Europese samenwerking zo'n verschil maakt in het dagelijks leven van de Europese burgers, denkt Ferenc. Of je nu in Nederland of in Hongarije woont. Om maar een simpel voorbeeld te nemen: in Hongarije kan nu eindelijk het water uit de kraan zonder problemen worden gedronken. De afgelopen jaren zijn veel drinkwaterinstallaties met behulp van Europees geld verbeterd. Maar nog belangrijker is dat het water uit de Donau nu voor drinkwater kan worden gebruikt. Op basis van stringente Europese milieuwetgeving hebben alle landen waar de Donau doorheen stroomt gezamenlijk de vervuiling van de grootste rivier van Europa aangepakt. Industriële en rioleringsbedrijven mogen niet meer zomaar hun afvalwater lozen, maar moeten dit eerst zuiveren. Ferenc' blik dwaalt weer af naar de Rijn. Hij weet dat het ook hier Europese wetgeving is die de rivier schoonhoudt, maar veel mensen in Arnhem zijn alweer vergeten dat de Rijn vroeger zwaar was vervuild. Met een ironisch gevoel bedenkt hij dat zijn kinderen schoon drinkwater in Hongarije in de toekomst waarschijnlijk ook als de normaalste zaak van de wereld zullen beschouwen. Maar wat Ferenc eigenlijk nog het meest waardeert van de Europese samenwerking is dat zijn eigen ouders en al hun leeftijdgenoten in tegenstelling tot veel van hun ouders wel een behoorlijk pensioen ontvangen. Enerzijds heeft de Hongaarse overheid nu natuurlijk meer geld te besteden, maar ook Europa heeft zijn steentje bijgedragen. 29
Doordat in 2002 de euro in bijna heel Europa bij iedereen in de portemonnee zat, kreeg het debat over een betere afstemming van de sociale stelsels tussen de EMU-‐landen een nieuwe impuls. De euro was en is tenslotte hét visitekaartje voor Europese samenwerking. Maar visitekaartjes worden alleen met graagte geaccepteerd, wanneer men daar de voordelen van inziet. Dit besef leidde tot daadwerkelijke gecoördineerde actie van de Europese lidstaten zodat de euro niet langer alleen op een financieel-‐monetair been rustte, maar ook gesteund werd door de noodzakelijke afstemming van het sociaal-‐economisch beleid tussen de EU-‐landen. Zo is een minimumnorm voor de hoogte van de pensioenuitkering gesteld. Ook wordt de opbouw van pensioenrechten niet langer doorbroken wanneer je in een ander land van de Unie gaat werken. Sociale zekerheidsstelsels zijn gemoderniseerd en sociale belemmeringen voor mensen die over de grens willen werken zijn weggenomen. Ook bestaat nu een goede coördinatie van het sociaaleconomisch beleid. Landen blijven autonoom in het vaststellen van bijvoorbeeld hun arbeidsmarkt-‐ of loonbeleid, maar door een zorgvuldig afstemmingskader beconcurreren ze elkaar niet middels het afbreken van sociale stelsels. Eindelijk bestaat nu op Europees niveau een daadwerkelijk solidariteitsmodel. Ook de inwoners van de regio Arnhem-‐Nijmegen hebben als nieuw knooppunt voor grensoverschrijdende samenwerking met het Duitse Ruhrgebied van deze veranderingen geprofiteerd. Door het wegnemen van allerlei belemmeringen is de grensoverschrijdende handel en werkgelegenheid enorm toegenomen. Ferenc kijkt verstoord op door het geluid van de telefoon op zijn bureau. Het is zijn vrouw. Hij heeft haar tijdens zijn studie rechten in Boedapest leren kennen. Zij was een politiek vluchteling uit Servië, weggevlucht voor het bewind van Milosevic. Maar ook zij mag zich binnenkort burger van de Europese Unie noemen. Twee maanden geleden heeft het eerste Europese referendum plaatsgevonden; een referendum over de toetreding van Servië tot de Unie. Voor het eerst hebben alle burgers van Europa zich over een Europees besluit uitgesproken en de uitslag was duidelijk: 75 procent voor en 10 procent tegen. De Europese bevolking heeft geleerd van de eerdere uitbreidingen. Vrede op het Europese continent is belangrijk voor alle inwoners van de Unie. En door landen op te nemen in de Europese samenwerkingstructuren, wordt de kans op een oorlog navenant kleiner. De verkiezingsposters voor het referendum waren nog maar net uit de stad weggehaald of de nieuwe zijn alweer opgehangen. Over vier maanden zullen weer Europese verkiezingen plaatsvinden. Dit zijn de eerste verkiezingen waarbij naast een Europees Parlement ook een Europese Senaat zal worden geïnstalleerd. Ook kan voor het eerste worden gestemd op Europese politieke partijen. Allemaal vernieuwingen die voortvloeien uit de noodzaak om Europa te democratiseren en burgers meer inspraak te geven. De besluiten voor deze veranderingen zijn voorafgegaan door verhitte debatten over de voortschrijdende Europese samenwerking aan de ene kant, en het behoud van de nationale soevereiniteit en culturele diversiteit anderzijds. Dit was geen gemakkelijke tijd, want het debat werd in het begin gekenmerkt door een negatieve houding ten aanzien van Europese samenwerking. Maar, dacht Ferenc, het was wel een belangrijk debat, want het heeft ook aan iedereen duidelijk gemaakt waarom Europese samenwerking zo essentieel is. Denk maar aan die zaken waar we allemaal mee te maken hebben, zoals de veiligheid van het voedsel dat we dagelijks in de supermarkt kopen, of de aanpak van criminaliteit. Het is duidelijke dat dit debat veel invloed heeft gehad op de kennis en meningsvorming over Europa. En laten we hopen dat nieuwe programma's zoals 'Brussel Vandaag' hieraan zullen blijven bijdragen. Het debat over de toekomst van Europa heeft ook de politici gedwongen na te denken over hoe een democratische Europese Unie vorm moet krijgen en, misschien nog wel belangrijker, wat een Europa voor de burger moest inhouden. Zo is een van de resultaten dat nu veel duidelijker is afgebakend wie in welke bestuurslaag -‐ Europees, nationaal, regionaal of lokaal -‐welke competentie bezit. Veel meer beleid wordt nu decentraal gemaakt en uitgevoerd, want het is één ding om te zeggen dat besluiten zo dicht mogelijk bij de burgers van Europa moeten worden genomen, maar dit moet je dan ook wel waarmaken. En juist op de lagere bestuursniveaus kan beleid op maat worden gemaakt. Ook is sinds vorig jaar een Europese grondwet van kracht geworden. Deze grondwet legt duidelijk vast welke rechten alle Europese burgers bezitten. Met deze rechten moet dus in alle Europese wetgeving en Europees beleid rekening gehouden worden.
30
Tot slot worden burgers en maatschappelijke organisaties nu intensief betrokken bij de totstandkoming van beleid en wetgeving. Een eerste stap hiertoe werd gezet toen in 2001 de Europese wet voor openbaarheid van bestuur van kracht werd. Deze wet geeft burgers het recht op inzage in een heel scala aan Europese documenten. Eigenlijk, dacht Ferenc, heeft deze wet tot een kleine revolutie in Europa geleid. Burgers, media en maatschappelijke instellingen hadden opeens recht op inzage in allerlei voorbereidende documenten. Daardoor werden de Europese instellingen gedwongen een omslag te maken naar een open bestuurscultuur. Vooral de Raad, waarin alle regeringen van de lidstaten zitting hebben, moest even slikken, want zij vergaderde in die tijd hoofdzakelijk achter gesloten deuren. Doordat zoveel meer documenten voortaan openbaar waren, werd meteen de weg geëffend voor allerlei maatschappelijke organisaties zoals de vakbonden, de milieubeweging en het MKB om hun visie en standpunten in te brengen in de Europese besluitvorming. Europees beleid en wetgeving zijn daardoor evenwichtiger en heeft veel meer draagvlak binnen de Europese samenleving. Europa is toch een mooi iets, dacht Ferenc. Het is indrukwekkend wat we door samen te werken de afgelopen jaren hebben kunnen bereiken. Daar kunnen we nog eens trots op zijn. Europa Quo Vadis: van 2000 naar 2030, een tussenstand Door Max van den Berg, juni 2012 Vandaag de dag sta ik te ver van de dagelijkse, en ook politieke, werkelijkheid in Hongarije om een goede beoordeling te geven. Maar één ding is zeker: na een lange periode achter het ijzeren gordijn is de route naar een volwassen democratie niet eenvoudig. Machtsmechanismen uit de oude periode zullen dan links en rechts gebruikt worden en verkettering van elkaar is aan de orde. De berichten die ons uit Hongarije bereiken zijn niet bemoedigend. Waar het land in 2000 nog gezien werd als een van de meest vooruitstrevende van de tien toetredende landen, is het land nu teruggeworpen naar de achterhoede van de 27 lidstaten. Zowel financieel als juridisch is het land (tijdelijk) onder curatele gesteld door de Europese Commissie en dreigen maatregelen te worden genomen tegen de huidige regering. Deel zijn van het grotere Europa zou, zo was de verwachting in 2000, vooral van de buitenlandse collega's, een goede weg tot pacificering, democratisering en versterking van mensenrechten zijn. Daar heb ik, kijkend naar bijvoorbeeld Bulgarije en Roemenië, zo mijn twijfels. Ik heb nog steeds geen spijt tegen gestemd te hebben bij de toetreding van die twee landen. Ze waren er in 2007 nog niet aan toe. Liberalen, zoals oud-‐eurocommissaris Bolkstein, hebben een veel te simpel beeld van de vrijhandelszone zonder sociale en democratische verdieping. Dat dat zo diep gaat als nu bij de eurozone, had ik wel verwacht bij de te snelle toetreders, maar niet bij landen als Spanje, Italië en Portugal. Soms lijkt de complete zuidkant weg te zakken en blijven we zitten met Noord-‐Europa. En dan zijn wij terug bij een hoofdthema van Europa: sociale en economische cohesie. Dit zal ook het hoofdthema moeten blijven wanneer we vooruitkijken naar 2030. Zonder cohesie is een munt zelfs gevaarlijk. Dat vergt Europese sociale politiek. En juist dat wil bijna niemand, met in Nederland de VVD en Wilders voorop. Op dat punt zijn we nationalistisch. Die spagaat, of eigenlijk paradox, ontneemt ons de kans op een sterke markt en een sociaal Europa. Natuurlijk wordt terecht discipline gevraagd, bij ons en in Griekenland. Het zal gezamenlijk moeten, anders lukt het niet. Selectiviteit is daarbij nodig, maar als het één markt en munt betreft, is gezamenlijke investering en groei én een sociale agenda voor Europa à la Hollande onmisbaar. Dat moet de gezamenlijke sociaal democratische agenda voor de toekomst zijn. Want wie denkt 500 miljoen burgers en 27 landen autoritair als een bedrijf te kunnen runnen, snapt niets van democratie en politiek, en is een gevaar op de Europese politieke weg. Dus graag in de komende 15 jaar ruimte voor politiek en democratie over de grenzen heen: heel Europa is ons speelveld. Onze tegenstanders schieten met scherp populisme en nationalisme; sociaaldemocraten zetten daar democratie, respect voor verschil en oprechte solidariteit tegenover. Max van den Berg was van 1999 tot 2007 lid van het Europees Parlement voor de PvdA. Sinds 2007 is hij Commissaris van de Konining in Groningen.
31
'Werken in een grenzenloos Europa, anno 2015'
Een scenario door leke van den Burg, december 2000 Verslag van het symposium 'Grenzeloos Geregeld' over sociale zekerheid en pensioenen over de grenzen 20 maart 2015, in de Statenzaal van het Euregio-‐parlement Maas-‐Rijn in Maastricht vindt een symposium plaats met de titel: ‘Sociale zekerheid en pensioenen, grenzeloos geregeld’ met als ondertitel: 'Grensarbeid in historisch perspectief'. Het is tevens gearrangeerd als afscheidssymposium voor de 70-‐jarige Ger Essers, Eures-‐ consulent van het eerste uur, expert op het gebied van grensarbeid, en inmiddels bijzonder hoogleraar aan de Universiteit van Maastricht. Hij gaat een dezer dagen met pensioen. De gouverneur van de Euregio Maas-‐Rijn, baron van Voorst tot Voorst, zelf ook bijna 70 jaar, is gastheer in het beroemde Gouvernementsgebouw, waar in 1991 het Verdrag van Maastricht werd afgesloten, en blikt terug op de totstandkoming van 'zijn' Euregio, inmiddels al weer ruim acht jaar geleden. Zijn vroegere Nederlandse provincie Limburg is met de Belgische en Duitse buurprovincies gefuseerd in de Euregio Maas-‐Rijn, een direct onder de Europese Unie ressorterende provincie, door gebruik te maken van de verdergaande mogelijkheden voor versnelde samenwerking in het Verdrag van Nice van eind 2000. Deze ontwikkeling paste heel goed bij de vorming van een Senaat van de EU-‐regio's, die voortkwam uit het steeds invloedrijkere Comité van de Regio's, en die de ideeën over een Tweede Kamer van nationale parlementariërs die rondom Nice door sommige nationale leiders werd bepleit, verre in de schaduw heeft gesteld. Een van de drijfveren voor de totstandkoming van de Euregio was ook, aldus de baron, de richtlijn met betrekking tot de zogenaamde 'grenseffectentoets' die door het Europees Parlement al eind vorige eeuw werd bepleit. Deze richtlijn, die in 2003 van kracht werd, verplichtte lidstaten ertoe alle veranderingen die zij doorvoerden in wet-‐ en regelgeving te toetsen op de effecten voor grensarbeiders, en voor zover deze negatief uitpakten, de gedupeerden daarvoor financieel te compenseren. Bij de vele veranderingen in de sociale zekerheids-‐ en belastingsystemen (de gouverneur refereert aan de hevige discussies rondom het verdwijnen van de hypotheekrenteaftrek) en de gelijktijdige toename van grensoverschrijdende arbeid ging dit voor Nederland, maar ook voor België en Duitsland aardig in de papieren lopen. Het omschakelen naar systemen die meer rekening houden met de geïntegreerde arbeidsmarkt in de regio heeft daardoor een enorme impuls gehad. De gouverneur haalt nog eens fijntjes aan dat zijn pleidooi, aan het eind van de vorige eeuw, voor een eigen sociale zekerheids-‐ en belastingsysteem in de grensregio's, dat indertijd meesmuilend als ‘volstrekt utopisch en onrealistisch' werd afgedaan, inmiddels toch in zekere zin werkelijkheid is geworden, zelfs voor een grotere groep begunstigden dan alleen degenen die in de grensregio's wonen. Hij spreekt de pensionaris ook nog even persoonlijk toe, en memoreert hoe deze zich tot het laatst verzet heeft tegen het afschaffen van de verplichte pensionering op 65 jaar, maar het toch zelf ook niet kon laten om na zijn 65e door te werken, en nu op 70-‐jarige leeftijd pas vrijwillig uit te treden. Zelf zal hij eveneens binnenkort de dienst van de Europese Commissie verlaten, hoewel ook hij tot het soort mensen behoort dat eigenlijk niet kan ophouden met werken. Het seminar brengt een indrukwekkend gezelschap van wetenschappers en beleidsmakers bijeen, die -‐ net als de pensionaris -‐ pionierswerk hebben verricht om de arbeidsmobiliteit in de Europese Unie, en in het bijzonder die tussen België, Nederland en Duitsland, te vergroten. Immers aan het begin van het nieuwe millennium was er nog nauwelijks sprake van mobiliteit over de nationale landsgrenzen. De eerste spreekster, Anne-‐Marie Snels, geeft een historische terugblik, voorzien van een videoshow van beeldmateriaal uit de archieven. De huidige voorzitter van de EVN, de Eenheids Vakbeweging Nederland, voortgekomen uit de achtereenvolgende fusies van FNV met CNV en MHP/Unie-‐BLHP in 2003 en 2005, was in haar jonge jaren districtsbestuurder in Limburg, dat in de negentiger jaren al een krapte op de arbeidsmarkt kende. Zij herinnert haar gehoor aan de tienduizenden grensarbeiders die er toen waren in de Euregio Maas-‐ Rijn. 32
Deze hadden destijds te maken met zeer diverse sociale zekerheids-‐ en pensioensystemen in hun woon-‐ en werkland, en waren voor de inkomstenbelasting afhankelijk van de bilaterale belastingverdragen tussen België en Nederland of Duitsland en Nederland. Om maar niet te spreken van de problemen voor de geheel of gedeeltelijk van hen afhankelijke gezinsleden, die van de Nederlandse overheid bijvoorbeeld niet eens de keus kregen om zich net als hun partner of vader/moeder ook in het werkland waar deze tegen ziektekosten verzekerd was, België of Duitsland, medisch te laten behandelen, met het argument dat dit ongelijke behandeling zou zijn ten opzichte van hun buren die in Nederland woonden en werkten. Met afgrijzen denkt zij nog terug aan de notitie die het toenmalige paarse kabinet Kok II in het jaar 2000 voorlegde aan de Tweede Kamer over de coördinatie van sociale zekerheidsregelingen in Europees verband (voor de deskundigen: Verordening 1408/71). Gelukkig heeft die notitie geleid tot een storm van protest -‐ Ger heeft daar een stimulerende rol in gespeeld -‐ , en de belangrijkste woordvoerders in de Tweede Kamer wakker geschud. De bekrompen benadering van waaruit de problematiek werd aangevat stond immers haaks op de zich toen al aankondigende krapte op de arbeidsmarkt, die juist vroeg om beleid gericht op vergroting van de mobiliteit. Professor Danny Pieters is uitgenodigd als keynote speaker. Hij heeft sinds enige tijd eindelijk de erkenning gekregen die hij verdient voor zijn reeds in de jaren tachtig van de vorige eeuw geopperde idee voor een 'dertiende stelsel'. Hij legt het in zijn lezing nog eens uit door het te vergelijken met het -‐ helaas nooit aangeslagen idee van het Esperanto als taal voor de wereldburgers, die met elkaar willen communiceren met gebruikmaking van stukjes taaltraditie, maar zonder een bepaalde bestaande taal daarin te laten overheersen. Zo was ook zijn idee ontstaan om een sociale zekerheids-‐, ziektekosten-‐ en pensioenstelsel naast en geïnspireerd door de bestaande stelsels te introduceren voor al diegenen die over de grens in een ander Europees land gingen werken. Toen had de EU nog 12 lidstaten; inmiddels zijn het er 24, maar langzamerhand is het 'vijfentwintigste' stelsel, dat uiteraard gezien het steeds toenemende aantal uitbreidingen niet zo genoemd wordt, maar neutraal ‘Social Security Satellite System' heet, een van de meest omvangrijke systemen. Niet langer omvat het alleen grensarbeiders en werknemers van multinationale bedrijven. Ook de ambtenaren van rijks-‐ en regionale overheden zijn toegetreden, waardoor eindelijk binnen de overheidsdiensten (bijvoorbeeld bij politie en justitie en de EU vredesmacht) de gewenste uitwisseling en samenwerking over de grenzen ook concreet gestalte heeft gekregen. De belangrijkste deelnemende groep is intussen die van de kleine zelfstandigen en freelancers. Immers deze vorm van werken heeft een enorme vlucht genomen met het toenemen van telewerken. Voor het on-‐line werken maakt het immers niet uit binnen welk nationaal territorium de diensten worden verricht. Het was dan ook verstandig dat er toen er in de EU eindelijk een richtlijn over telewerk tot stand kwam, deze meteen de sociale zekerheidspositie van telewerkers heeft aangehaakt bij de '4S'. Professor Pieters gaat uitgebreid in op de bezwaren die indertijd tegen zijn 'dertiende stelsel’ werden ingebracht. Het zou een elitair systeem worden, waarin vooral jonge, gezonde, succesvolle werknemers zouden participeren. Dat zou de solidariteit met de zwakkeren en de bestaande nationale stelsels ondermijnen en onder nog grotere druk zetten dan door vergrijzing en begrotingsproblemen in die tijd al het geval was. Bovendien waren vele afzonderlijke lidstaten, met name de Scandinavische, nog zo overtuigd van de superioriteit van hun eigen stelsel, dat ze zich onmogelijk een stelsel konden voorstellen dat geen enorme verslechtering zou zijn. Duitsland was bang dat z'n kuurvoorzieningen zouden sneuvelen, Nederland voor de WAO, Italië voor de vroege pensioneringsleeftijd en Frankrijk voor het behoud van het op de solidariteit tussen de generaties gebaseerde pensioenstelsel. En zo had ieder land zijn eigen stokpaardjes, die onmogelijk allemaal opgeteld konden worden tot een 'ideaal' stelsel. Gelukkig heeft de Europese Commissie rond de millenniumwisseling de discussie over de sociale bescherming tussen de lidstaten weer vlot kunnen trekken, en -‐ door een aanpak die vergelijkbaar was met die van het zogenaamde Luxemburg-‐proces waaruit de werkgelegenheidsrichtsnoeren en -‐actieplannen zijn voortgekomen -‐ een wat realistischer kijk op de diverse systemen teweeg kunnen brengen. Men zag in dat de uitdagingen en bedreigingen door bijvoorbeeld de vergrijzing, de te lage arbeidsparticipatie en de moeilijke combineerbaarheid van arbeid en zorg, erg overeenkwamen en dat er elders vaak goede voorbeelden te vinden waren. Zo kwam men tot benchmarks en richtsnoeren ook op het terrein van de sociale bescherming (een parapluterm voor sociale zekerheid, gezondheids-‐ en andere zorg, bestrijding van armoede en sociale uitsluiting, kinderopvang, oude-‐dagsvoorziening et cetera). En de ‘convergentie’ van de sociale
33
zekerheidssystemen die begin jaren negentig onder de Commissie Delors al hevig was bepleit, kwam alsnog tot stand. Pieters eindigt zijn betoog met het uiteenzetten van Verordening 3562/09, die inmiddels in alle lidstaten in wetgeving is omgezet en van kracht is geworden, ook in het Verenigd Koninkrijk dat na de schrik over de positieve uitslag van het referendum over toetreding tot de euro op dit punt een langere overgangsperiode had bedongen. De maatregel riekte iets te veel naar belastingharmonisatie. De genoemde verordening neemt in feite de bezwaren weg die indertijd tegen het plan van Pieters waren geopperd met betrekking tot de solidariteit ten opzichte van zogenaamde ‘slechte risico's', en regelt dat de premiehoogte binnen het 4S satelliet-‐systeem gekoppeld wordt aan de gemiddelde premies en afdrachten in de nationale stelsels, en wordt afgeroomd ten behoeve van wat er nog bestaat aan nationale stelsels. Een jonge jurist die net gepromoveerd is op een proefschrift over 'Sociale Zekerheid voor Virtuele Arbeid', gaat in op de problematiek van de derde-‐landers. Alleen voor de van buiten de EU geworven arbeidskrachten die fysiek in een van de lidstaten werken, is na veel discussie met vooral de Duitsers nu geregeld dat deze zich bij het 4S systeem kunnen aansluiten zonder verdere toetredingsdrempels. De discussie over de telewerkers van buiten de EU die voor EU-‐bedrijven werken is echter nog in volle gang. Een boeiend vraagstuk. Aan het Europese Hof van Justitie is de vraag voorgelegd of het niet in strijd is met de gelijke behandelingsartikelen in de Europese Grondwet. Deze mensen worden immers anders behandeld dan degenen die in de EU werken en wonen, nu er zovelen met name in de ICT-‐branche, on-‐line vanuit een werkplek buiten de EU hun werkzaamheden verrichten, in een volstrekt vergelijkbare afhankelijke positie. De juristen die tegen opname van deze telewerkers pleiten, voeren aan dat zij immers hun werk verrichten op een plek buiten de EU, zodat het werklandbeginsel hen zou moeten toerekenen aan het land waar zij hun gecombineerde woon-‐ werkplek hebben. De voorstanders beroepen zich onder andere op de parallel met de Europese BTW-‐heffing op internetdiensten die Bolkestein aan het begin van deze eeuw heeft doorgevoerd. Ze betogen dat het werk dat deze telewerkers verrichten zich materialiseert op de plek waar ‘on line' hun product binnenkomt, of dat nu een softwareprogramma, een grafisch ontwerp is, of een 'on line'-‐cursus of bijles aan middelbare scholieren (die vanwege het lerarentekort nu voor een groot deel van hun lessen op onderwijskrachten van buiten de EU zijn aangewezen). Daarom is het volgens deze advocaten redelijk dat de afnemers van die on-‐linediensten ook meebetalen aan de sociale zekerheid van deze dienstverleners, nu sinds 2012 de premies daarvoor in de hele EU grotendeels over de toegevoegde waarde worden geheven. De uitspraak van het Hof, dat nog steeds overbelast is, laat nog even op zich wachten, maar zou toch deze zomer wel moeten komen. De laatste inhoudelijke bijdrage is -‐ zoals gepast is bij deze gelegenheid -‐geheel gewijd aan de pensioensystemen. De deskundige die daarvoor is uitgenodigd, professor Mirjam Boskemper, begint haar verhaal bij de heftige discussies in de jaren 2000 -‐ 2001 over de toekomst van de pensioensystemen, die bijna tot de val van toenmalig Eurocommissaris Bolkestein voerden. Deze bestond het immers om tegen de zin van de Fransen voor de zogenaamde 'kapitaaldekkings'-‐pensioenfondsen in de hele EU toegang tot de aandelenmarkten te willen realiseren. Aanvankelijk werd dit in Frankrijk opgevat als een frontale aanval op het 'omslagstelsel' en op de solidariteit tussen de generaties. Bolkesteins collega, de Griekse mevrouw Diamantopoulou, die nu hoge ogen gooit om Commissievoorzitter te worden, redde hem door tegelijkertijd met een verstandige Mededeling te komen over de oudedagsvoorziening. Deze vertrok niet alleen vanuit de invalshoek van de kapitaalmarkten, of vanuit het doemdenken over de onbetaalbaarheid van de pensioenen op termijn (als de naoorlogse babyboom generatie aan zijn pensioen toe zou zijn), maar legde de nadruk op het solidariteitskarakter en de kwaliteit van de oudedagsvoorziening. Daardoor werd de Europese discussie op andere voet gevoerd, en lukte het om in EU-‐verband tot veel verdergaande afspraken te komen. Deze omvatten zowel minimumeisen waaraan pensioenvoorzieningen in Europa moeten voldoen, alsook coördinatie met betrekking tot de overdraagbaarheid van de enorme variëteit van regelingen binnen de EU. Die minimumeisen waren een onmisbare voorwaarde om ook tot Europese afspraken te kunnen komen over het uniform hanteren van belastingvrijstelling voor de pensioenpremies (indertijd waren er ook nog landen die de premies belastten en de uitkeringen vrij lieten) voor alle pensioenregelingen die aan de kwaliteitscriteria voldeden die het Europees Parlement naar aanleiding van de Mededeling van mevrouw Diamantopoulou ontwikkelde. De fiscale faci-‐litering was samen met het element van de waardeoverdracht bij verandering van werkkring en pensioenfonds binnen de EU, een enorm belangrijke stap in het bevorderen van grotere arbeidsmobiliteit tussen lidstaten.
34
De spreekster besluit haar bijdrage met de actualiteit. Met genoegen zet zij het nieuwe verdrag uiteen dat zojuist door de onderhandelaars van de EU is uitonderhandeld binnen het WEMS, het Wereld Economisch en Monetair Stelsel, de uit WTO, IMF en Wereldbank voortgekomen institutie die onder andere de vaste wisselkoers tussen euro, dollar, Yen en de Chinese Yuan (Rmb) bewaakt. Het nieuwe verdrag regelt dat er wereldwijd waardeoverdracht en gelijke fiscale behandeling van de aanvullende pensioenen mogelijk moet worden. Een fantastisch resultaat voor de babyboomgeneratie van de jaren vijftig die nu langzamerhand met pensioen gaat, en stevig gelobbyd heeft om vrije vestiging en vrij verkeer van gepensioneerden over de hele wereld te regelen. Veel Nederlanders hebben zich in Australië of Nieuw-‐Zeeland gevestigd om daar van hun oude dag te genieten, en zijn de drijvende kracht achter de beweging om ook die landen zich bij de Eurozone aan te laten sluiten. Na een muzikaal intermezzo van de Drielandenpunt-‐fanfare uit Vaals -‐uiteraard met de traditionele dansmariekes; de regio weet de eigen cultuur goed vast te houden! -‐, wordt Ger Essers via het driedimensionale videoscherm toegesproken door eurocommissaris Dick Benschop. Benschop laat zich weliswaar liever niet steeds op zijn regionale achtergrond als Beneluxcommissaris voorstaan, maar zegt dat hij het toch een eer vindt om in het Maas-‐Rijn Euregio gebied een van de pioniers van de grensoverschrijdende arbeidsmobiliteit toe te mogen spreken. Hij vraagt de vertegenwoordiger van de Commissie in de Euregio de pensionaris de koninklijke onderscheiding op te spelden, die in het kader van de subsidiariteit nog steeds bestaat, als een van de weinige zaken waar het Koningshuis nog een rol in speelt. Als echte Limburger is Essers daarmee zeer vereerd. In zijn dankwoord richt hij zich dan ook allereerst tot Zijne Koninklijke Hoogheid, en vervolgens tot de eurocommissaris, de Gouverneur, de sprekers en alle aanwezigen. Hij kan de verleiding niet weerstaan om toch nog eens de misstand aan de kaak te stellen van de Nederlandse patiënte die niet haar tweede borst mocht laten afzetten in het Duitse ziekenhuis waar de eerste was geopereerd, omdat ze niet meer werkte en niet meer onder dezelfde verzekering viel. En hij meent zeker te weten dat de toenmalige Minister van Volksgezondheid, mevrouw Borst (what's in a name) zich uiteindelijk door dat voorbeeld heeft laten overhalen toch soepeler om te gaan met de regelingen voor medische ingrepen en verstrekkingen in het buitenland. Gelukkig is er inmiddels een voor heel Europa geldende basisverzekering voor ziektekosten met een pakket waarin keuzes mogelijk zijn,’ maar waarin voor een heel breed pakket (inclusief tandarts, kunstgebitten, RSI-‐therapie, condooms en abortus, om maar wat in de vorige eeuw omstreden zaken te noemen) een acceptatieplicht geldt voor de verzekeraars, die op de Europese markt concurreren. Het initiatiefrapport van de vroegere Franse premier, en toen europarlementariër, Michel Rocard dat in november 2000 in het Europees Parlement werd aangenomen, heeft de stoot gegeven tot een serie richtlijnen, die eindelijk het probleem van de grensoverschrijdende ziektekostenverzekering bevredigend hebben opgelost. Ger zelf heeft gelukkig nog een uitstekende gezondheid, en belooft de aanwezigen daar de komende jaren, goed verzekerd, van te gaan genieten. Was getekend, 20/03/15 leke van den Burg Sociaal Europa nog steeds begrensd Door Ieke van den Burg, juni 2012 Mijn scenario uit 2000 ging over de complicaties van verschillen in sociale zekerheids-‐, pensioen-‐, belasting-‐ en gezondheidszorgsystemen waar mobiele EU burgers mee te maken hebben als ze niet in hetzelfde land wonen en werken. Nog steeds wordt dat in Den Haag heel bekrompen als een marginaal probleem afgedaan, dat de
35
3
4
subsidiariteitstoets niet kan doorstaan en waarvoor de gele kaart getrokken moet worden. Ger Essers, de hoofdpersoon van mijn scenario, die in 2015 gelauwerd wordt met een symposium over dat thema, heeft er zijn levenswerk van gemaakt en mijn voorspelling dat hij nog steeds – ook na zijn pensionering – daarmee vitaal 5 bezig is, is uitgekomen: hij heeft net weer een nieuw boek uitgebracht . Met mijn -‐ toen nog erg gewaagde -‐ schatting dat er in 2015 24 EU-‐lidstaten zouden zijn, zat ik er niet ver naast. Van de institutionele veranderingen die ik in het scenario aanstip: de Euregio Maas-‐Rijn als rechtstreekse provincie van de EU, de Benelux-‐eurocommissaris, de Europese Senaat van de (eu)regio’s, is echter (nog) bijna net zo weinig terecht gekomen als van de Eenheidsvakbeweging Nederland die ik in 2015 wenste te zien. En kennisnemend van het diamanten jubileum aan de overzijde van het Kanaal, is het ook maar de vraag of in 2015 in plaats van Zijne Koninklijke Hoogheid diens Moeder nog steeds de lintjes uitdeelt. De kern van mijn verhaal, de noodzaak van een Sociaal Europa, staat wat mij betreft echter nog kaarsrecht 6 overeind. Dat pleidooi werd zeer onlangs nog weer eens kundig gevoerd door Frank Vandenbroucke met de stelling dat juist nu in de crisis van de Europese Muntunie Europees sociaal beleid geen luxe is, maar noodzaak! Vandenbroucke was zelf als Minister van Sociale Zaken tijdens het Belgisch voorzitterschap in de tweede helft van 2001 één van de grondleggers van de “open coördinatie methode”, die bij de Lissabon-‐agenda van begin 2000 was uitgevonden. Met die – in zijn oratie ook als enigszins “softe” methode gekwalificeerde -‐ methode van het formuleren van gezamenlijke doelstellingen en leren van elkaars best practices werd onder andere op het terrein van pensioenen en armoedebestrijding op een redelijk “vrijblijvende” manier de convergentie nagestreefd, die Jacques Delors begin negentiger jaren via – hardere -‐ Europese wetgeving had willen bereiken op het terrein van arbeids-‐ en sociale wetgeving. De “tussenoplossing” die ik in het scenario propageer van een parallel Europees “4S” stelsel (Social Security Satellite System) dat naast de bestaande nationale stelsels zou kunnen worden opgezet, blijf ik nog steeds een interessante optie vinden. In het ondernemingsrecht zijn er voorbeelden van Europese rechtsvormen (de Europese Vennootschap of Societas Europeana SE) waarvoor optioneel gekozen kan worden – overigens met alle problemen vandien: selectief shoppen en omzeilen van nationale regimes voor werknemersparticipatie. ste Met zo’n – in de huidige EU constellatie: 28 – regime kun je m.i. helderheid scheppen voor al diegenen die nu tussen de wal en het schip vallen en niet van de verworvenheden van de nationale verzorgingsstaten kunnen genieten. Niet voor niks veronderstelde ik toen al dat dat parallelle stelsel groot zou worden met zzp-‐ ers, telewerkers en andere flexibele arbeidskrachten. Een recent mooi voorbeeld op nationaal vlak van zo’n 7 parallel stelsel bestaat sinds kort in het Verenigd Koninkrijk : NEST , een pensioenfonds “by default”, opgezet nu bestaande (ondernemings)pensioenfondsen hun deuren massaal sluiten voor nieuwe toetreders. Voorspellende waarde zat ook in de juridische complicaties die ik voorzag rondom het werklandbeginsel. Niet wetend dat er later met “gedetacheerden” vele trucs zouden worden uitgehaald om dat werklandbeginsel te omzeilen, werden er in de Europese wetgeving tamelijk soepele regels gemaakt om te zorgen dat werknemers die voor korte tijd tijdelijk over de grens zouden worden uitgezonden niet steeds voor korte tijd van sociale zekerheidsregime zouden hoeven te switchen. Sinds de uitbreiding van de EU met nieuwe lidstaten die aanmerkelijk lagere lonen en sociale zekerheidslasten kennen, weten we hoe deze regels grof worden 8 misbruikt . Tenslotte is wat mij betreft opvallend dat de ontwikkeling die ik toen in 2000 voorzag van uitbreiding van de privatisering van de ziektekostenverzekeringen over heel Europa – met een breed basispakket en een ruime acceptatieplicht – niet die vlucht genomen heeft, maar op zijn – terechte -‐ grenzen lijkt te stuiten.
3
Recent nog Pieter Omtzigt over voorstellen van de Europese Commissie met betrekking tot pensioenen De procedure waarmee nationale parlementen Europese wetgeving kunnen tegengaan….. 5 Ger Essers, Anne Pieter van der Mei en Filip Van Overmeiren Vrij verkeer van personen in 60 arresten, De zegeningen van het Europees burgerschap, Kluwer (2012) 6 Frank Vandenbroucke, Amsterdam 7 juni 2012, oratie bij de aanvaarding van de Den Uyl-‐leerstoel aan de Universiteit van Amsterdam 7 National Employment Savings Trust, een tweede pijler pensioenfonds dat – “by default” maar wel verplicht voor werkgevers als werknemers dat willen -‐ in het Verenigd Koninkrijk is opgezet, nadat veel ondernemingspensioenfondsen “gesloten” zijn voor nieuwe toetreders. 8 Viking Laval arresten 4
36
Op weg naar 2030 zou ik op het vlak van sociaal beleid naast wetgeving en “open coördinatiemethode” nog steeds inzetten op: -‐ Convergentie door middel van het vergelijken en – analoog aan de totstandkoming van de monetaire unie indertijd – binnen een bandbreedte (een “sociale slang”) naar elkaar toegroeien van kernelementen van de verzorgingsstaat; -‐ Een parallel aan nationale stelsels opgezet systeem voor arbeidsrecht en sociale zekerheid waarop “by default” in ieder geval alle groepen die nu buiten de boot vallen, zich kunnen beroepen om tenminste van een aantal basisrechten verzekerd te zijn. Laat ik besluiten met het voordragen van Frank Vandenbroucke als Benelux-‐Eurocommissaris voor Sociaal-‐ Economische Zaken voor de volgende Europese Commissie, want ik moet er toch niet aan denken dat -‐ conform het concept PvdA-‐verkiezingsprogramma -‐ niet de PvdA , maar VVD, SP of PVV in 2014 als grootste partij de Nederlandse eurocommissaris zouden mogen leveren. Ieke van den Burg was van 1999 tot 2009 lid van het Europees Parlement voor de PvdA. Momenteel is zij ondermeer voorzitter van Finance Watch en initiator van A PROPOS, netwerk van voordrachtscommissarissen. Tevens is zij voorzitter van het bestuur van het WBS Europafonds.
37
Europees veiligheids-‐ en defensiebeleid
Een scenario door Jan Marinus Wiersma en Angelina Scalzo, december 2000 25 januari 2015, Boekarest Dario Moncescu woont in Boekarest. Hij is 25 jaar en studeert Engels aan de Universiteit van Boekarest. Die studie leek hem een goede investering in zijn toekomst. Immers, Roemenië staat op de lijst van kandidaat-‐ lidstaten voor toetreding tot de Europese Unie. Met een goede beheersing van de Engelse taal hoopt hij tolk te worden in Brussel. In Roemenië spreken de meeste mensen als tweede taal Frans of Duits. Hij is vijf jaar geleden begonnen met zijn studie, maar het einde is nog niet in zicht. Om de studie te bekostigen heeft hij allerlei bijbaantjes en die bevorderen zijn examenresultaten niet. Bovendien ziet het er nu naar uit dat de keuze voor het Engels en de eventuele tolk-‐/vertalersopleiding die daarna nog gedaan moet worden toch niet erg gelukkig is. De laatste jaren is de economische situatie in Roemenië alleen maar verslechterd. De inflatie is enorm. Inmiddels moet Dario zich altijd verdedigen als hij uitlegt waarom hij Engels studeert. "De Europese Unie? Dat is een stelletje bureaucraten en mooipraters”, zeggen de mensen dan. "Die beloven ons gouden bergen, maar wat komt daar van terecht? Helemaal niets. Moet je eens zien in wat voor erbarmelijke omstandigheden wij leven. Allemaal als offer voor de toetreding tot de Unie. En nu, nu staan ze ook nog op het punt om zich te bemoeien met onze interne zaken. Omdat wij de Hongaren in ons land niet goed genoeg zouden behandelen! Dan gaan ze toch lekker in Hongarije wonen? Hongarije is wel lid van de Unie, en daar gaat alles toch zo goed? Ik snap niet waarom die Hongaren hier blijven? Alleen onze centen opmaken en ons werk inpikken, dat is wat ze bijdragen aan dit land!". Dario heeft eigenlijk ook geen weerwoord meer. Vijf jaar lang werkt hij zich al rot om zijn droom te verwezenlijken. En wat zal er van terechtkomen nu? Die situatie met die Hongaren dreigt echt uit de hand te lopen. Iedere dag weer staan er stukken in de krant over de Hongaarse minderheid die zou proberen het landsbelang te ondermijnen. Ze willen nota bene dat het deel van Roemenië waar de meeste Hongaren wonen wordt geannexeerd en onder Hongaars bestuur komt! Ja, daar kun je natuurlijk niet mee instemmen. Dat is bovendien tegen alle internationale verdragen in. Dario hoopt er maar het beste van en vooral ook dat de EU niet zal zwichten voor de Hongaarse druk om peacekeepers te sturen. Dit zal de anti-‐Europese gevoelens alleen maar versterken. 15 maart 2015, Amsterdam Femke van Bemmel zit verslagen op haar kamer. Ze heeft net gemaild met haar vriend Dario uit Boekarest die ze drie jaar geleden heeft ontmoet op vakantie in Roemenië. Sindsdien hebben ze altijd contact gehouden per e-‐mail. Het lijkt er nu toch op dat er actie wordt ondernomen vanuit de EU om Roemenië weer op orde te krijgen. Femke heeft het afgelopen jaar veel gemaild met Dario. Zo heeft ze de situatie in Roemenië op de voet kunnen volgen. Hoe het steeds onwaarschijnlijker werd dat Roemenië nog zou kunnen toetreden tot de EU, hoe de machthebbers de teleurstelling bij de bevolking probeerden te verbloemen door de Hongaarse minderheid als zondebok te bestempelen en hoe dit nog lukte ook. Ook heeft zij gezien hoe het land ondertussen steeds meer in een isolement komt. Vanaf begin februari heeft de EU besloten sancties is te stellen. Eén daarvan is het land economisch te boycotten. Maar dat niet alleen, er wordt binnen de EU ook gesproken over het sturen van peacekeepers. Logisch ook, vindt Femke, iedere dag weer zijn er berichten over mishandeling en soms zelfs verdwijning van Hongaren in Roemenië. De Europese Unie zal iets moeten doen. Nog sterker dan bijna twintig jaar terug tijdens de oorlogen in het voormalige Joegoslavië heeft de EU het gevoel ook verantwoordelijk te zijn voor het in goede banen leiden van de dreigende burgeroorlog. Hongarije pleit natuurlijk al heel lang binnen de Raad voor het sturen van peacekeepers. Tot voor kort waren Frankrijk en Italië tegen zo'n interventie. Maar het lijkt er nu toch op dat het echt gaat gebeuren. Morgen is er een overleg met de ministers van Defensie uit de EU-‐lidstaten en de NAVO. Er zal dan worden gesproken over welk materieel er nodig zal zijn voor de hele operatie. Niet alle lidstaten doen mee, maar er zijn in ieder geval genoeg landen bereid om manschappen te leveren om tot een volwaardig corps te komen. Na de afstemming met de NAVO moet de peacekeeping-‐operatie eerst aan het Europees Parlement 38
worden voorgelegd. Het Europees Parlement is, sinds twee jaar nu, de controlerende macht van de ministerraad van de EU. De inschatting is dat het nog moeilijk zal worden een meerderheid te krijgen vóór ingrijpen. Er is nog steeds een groot aantal Franse en Italiaanse parlementariërs tegen het zenden van een politiemacht en de neutrale landen onthouden zich natuurlijk van stemmen, zoals ook de Links-‐Pacifistische fractie in het parlement. Wat Femke zich zo verslagen doet voelen is dat dit zich allemaal aan de grens van Europa afspeelt. Hoe kon dit toch zo ver komen? Hebben we dan niks geleerd van al die verschrikkelijkheden uit de 20e eeuw? De twee wereldoorlogen, de situatie op de Balkan en, verder van huis, de oorlogen in Tsjetsjenië en de slachtingen in Indonesië? Aan de andere kant is ze ook wel gelukkig met de mogelijkheid van een peacekeeping force. Vroeger zouden de Amerikanen zich ermee bemoeien en die zijn toch niet zo zachtzinnig in hun aanpak van crises. Ze hoopt dat het wellicht toch nog goed komt met Roemenië. 6 juni 2015, Amsterdam Femke en Dario zitten samen op een terras op het Leidseplein in Amsterdam. Ze praten over de afgelopen maanden. Het was een hectische tijd voor Dario. Zijn vlucht naar Nederland, de burgeroorlog in Roemenië die nog steeds niet helemaal opgelost is. Half april is hij naar Nederland gekomen. Hij kan al een aardig woordje Nederlands. Als de ober langs komt vraagt hij dan ook: "mak ikke zwei biertjes?" Dario maakt zich zorgen om zijn ouders. Het Europese Corps heeft wel weer enigszins de orde kunnen herstellen. Maar de ex-‐communistische dictator is nog steeds aan de macht. De economische boycot is nog niet opgeheven en er dreigt grote armoede. De peacekeepers hebben de grens tussen het gebied van de Hongaarse minderheid en de Roemenen hermetisch afgesloten. Wel is het de bedoeling dat op lange termijn dit cordon van militairen wordt opgeheven. De Hongaarse militairen die deel uit maken van het Europese Corps gaan nogal eens over de scheef bij hun optreden. Dario wil eigenlijk niet meer terug naar Roemenië. Wat heeft hij daar in de gegeven omstandigheden voor toekomst? Hij kan beter in Nederland blijven en hier zijn studie opnieuw oppakken. Maar ja, of dat gaat lukken is nog maar de vraag. Op dit moment mogen Roemenen die zijn gevlucht uit hun land nog in de Europese Unie blijven, maar zodra de situatie weer wat stabieler wordt moet iedereen terug. Dario ziet alleen kans om terug te keren als het regime in Roemenië verandert. Maar de enige mogelijkheid dat dit gebeurt is als het volk in opstand komt. En dat ziet Dario nog niet gebeuren op de korte termijn. 15 januari 2016, Brussel Op het hoofdkantoor van de Hoge Vertegenwoordiger van Buitenlandse Zaken van de EU heerst een drukte van belang. Er lijkt een nieuwe crisissituatie te ontstaan. Nu in Moldavië. Er is sprake van het sturen van een peacekeeping force van de EU. Maar de vraag is hoe men deze troepen bij elkaar krijgt? In Roemenië zitten nog zesduizend man vast omdat de situatie daar nog steeds niet is verbeterd. Wat nu? Met de kennis van nu Door Jan Marinus Wiersma, juni 2012 Ik zat er flink naast in 2000. Ik moet in een sombere stemming geweest zijn gezien mijn pessimisme over de kansen van Roemenië om lid te worden van de Europese Unie. Mijn zorgen klinken door in het relaas van de hoofdpersonen in het scenario: twee studenten uit Amsterdam en Boekarest. De situatie in het vaderland van de Roemeense jongeman was zo ontspoord dat hij naar Nederland was gevlucht. Daardoor leek in 2015 toetreding tot de EU verder weg dan ooit. Ik kan me mijn scepsis over Roemenië niet herinneren. Was ik er inderdaad van overtuigd dat het land ver achter liep bij de andere kandidaten en dat het risico van destabilisering aanwezig was? Of was mijn verhaal bedoeld als een waarschuwing tegen het gevaar dat zich kon voordoen als het land op het reservebankje terecht zou komen?
39
Rond 2000 waren de eerste uitbreidingsonderhandelingen op gang gekomen en ik was daarbij als EP-‐ rapporteur voor Slowakije nauw betrokken. Ik gaf het Balkanland dus weinig kans en voorspelde dat het gebrek aan aansluiting van Roemenie bij de EU grote binnenlandse instabiliteit zou veroorzaken. In het middelpunt daarvan kwam de Hongaarse minderheid te staan. Uiterst intolerant optreden tegen hen van een autoritaire regering leidde bijna tot een bloedig conflict. Alleen ingrijpen door de EU voorkwam dat. Mijn scenario is niet uitgekomen. Van een militaire interventie door de EU in het land is nooit sprake geweest en zoiets heeft ook nergens anders in Europa plaatsgehad. Klein detail: in mijn scenario had de Europese ministerraad aan het Europees Parlement toestemming moeten vragen om de vredesmacht te mogen sturen – die bevoegdheid heeft het anno 2012 niet en dat is misschien maar goed ook gelet op de gevoeligheid van deze materie. Roemenië werd in 2005 lid van de EU en wordt op dit moment geleid door een sociaal-‐democratische premier. Hoewel de Hongaarse minderheid nog wel eens klaagt, is er van grote spanningen geen sprake. Zij is redelijk goed geïntegreerd en de partij die deze bevolkingsgroep vertegenwoordigt heeft regelmatig deel uitgemaakt van de nationale regering. Voorzover er problemen zijn, worden die veroorzaakt door Hongarije met zijn nationalistische en autoritair opererende premier Orbán die weliswaar niet streeft naar het herstel van de oude grenzen van voor de Eerste Wereldoorlog, maar wel de banden met de nationale Hongaarse minderheden in de buurlanden heeft aangehaald. Zo kunnen daar wonende Hongaren een Hongaars paspoort aanvragen. Dit heeft tot protesten geleid – in meerdere mate in Slowakije, in mindere bij de Roemenen. Omdat alle betrokken landen deel uitmaken van de EU verwacht ik niet dat de verhoudingen in de regio echt uit de hand zullen lopen. In Brussel moeten ze wel samenwerken. Het had overigens niet veel gescheeld of Roemenië was vijf jaar geleden geen lid geworden van de EU. Er was nogal wat discussie over de vraag of het land daar klaar voor was. Ook in het Europees Parlement. Het had met name zijn zaken niet op orde waar het gaat om de aanpak van corruptie en zware criminaliteit. De EU besloot niettemin – uit politieke overwegingen – het land (en Bulgarije) op te nemen onder de voorwaarde dat het door zou gaan met hervormingen gericht op het versterken van de rechterlijke macht. Het zou om die reden nog een aantal jaren onder het toezicht van de Europese Commissie staan. De resultaten van deze procedure zijn echter niet onverdeeld positief. In het veranderde klimaat van nu – de EU is veel strenger geworden – zou Roemenie niet slagen voor het examen. Met name op het punt van burgerlijke vrijheden, onafhankelijke rechters en anticorruptie heeft Brussel de touwtjes aangehaald. De jongste EU aanwinst, Kroatië, heeft dat gemerkt. De onderhandelingen over toetreding duurden veel langer dan verwacht omdat de EU de zekerheid wilde hebben dat het land echt klaar was en men niet meer bereid was met een overgangsregeling voor de hoofdstukken binnenlandse zaken en justitie te werken. Een kandidaat lidstaat moet tegenwoordig kunnen aantonen dat hij zijn zaakjes op orde heeft. Kwamen in het verleden deze gecompliceerde hoofdstukken op het eind van de gesprekken aan bod, in de toekomst wordt ermee begonnen. Onze Roemeense vriend hoeft niet naar Nederland te vluchten, maar of hij blij is dat zijn land inmiddels lid is van de EU, mag je betwijfelen. Wanneer hij naar ons land wil moet hij in de rij staan voor de paspoortcontrole en een baan mag hij niet aannemen. Veel van zijn landgenoten hebben de EU de rug teruggekeerd omdat lidmaatschap hen geen enkel materieel voordeel heeft opgeleverd. Het tegendeel is eerder het geval, is een vaakgehoorde klacht. Belangrijke voordelen van het lidmaatschap worden het land onthouden. Van een volledig vrij verkeer van werknemers is nog steeds geen sprake en Roemenie is tot nu toe buiten de Schengen-‐ zone gehouden. Ik durf echter wel met enige zekerheid te voorspellen dat deze belemmeringen in 2030 zullen zijn opgeheven. Jan Marinus Wiersma was van 1994 tot 2009 lid van het Europees Parlement voor de PvdA. Hij is momenteel verbonden als fellow aan Instituut Clingendael en de Wiardi Beckman Stichting. Daarnaast is hij bestuurslid van het WBS Europafonds.
40