SCALES-paper N200305
BRUNET 2003
M. Fokeringa P.J.M. Vroonhof
Zoetermeer, 19 mei 2003
The SCALES-paper series is an electronic working paper series of EIM Business and Policy Research. The SCALES-initiative (Scientific Analysis of Entrepreneurship and SMEs) is part of the ‘SMEs and Entrepreneurship’ programme, financed by the Netherlands’ Ministry of Economic Affairs. Complete information on this programme can be found at www.eim.nl/smes-and-entrepreneurship
The papers in the SCALES-series report on ongoing research at EIM. The information in the papers may be (1) background material to regular EIM Research Reports, (2) papers presented at international academic conferences, (3) submissions under review at academic journals. The papers are directed at a research-oriented audience and intended to share knowledge and promote discussion on topics in the academic fields of small business economics and entrepreneurship research.
address: mail address: telephone: telefax: website:
Italiëlaan 33 P.O. Box 7001 2701 AA Zoetermeer + 31 79 341 36 34 + 31 79 341 50 24 www.eim.nl
The responsibility for the contents of this report lies with EIM. Quoting numbers or text in papers, essays and books is permitted only when the source is clearly mentioned. No part of this publication may be copied and/or published in any form or by any means, or stored in a retrieval system, without the prior written permission of EIM. EIM does not accept responsibility for printing errors and/or other imperfections.
2
Inhoudsopgave
1
Inl ei din g
5
1.1 1.2 1.3 1.4
Wat is BRUNET? Welke bronnen worden gebruikt? Waar kan BRUNET voor gebruikt worden? Inhoud rapport
5 5 5 6
2
He t mod e l o p ho ofdl i jne n
7
2.1 2.2 2.3 2.4
Kerngegevens BRUNET Welke ondernemers zijn opgenomen in BRUNET? Binnen BRUNET gebruikte gegevens Hoe werkt BRUNET?
7 9 9 10
3
Mo d e lopz e t
13
3.1 3.2 3.3 3.4
Inleiding Constructie database basisjaar Modelvergelijkingen Kwaliteit model
13 13 18 20
4
Mo d e lin houd
25
4.1 4.2 4.3 4.4 4.5
Inleiding Gehanteerd ondernemersbegrip Data CBS basisjaar Definities inkomensbestanddelen Actualisering en raming
25 25 26 28 30
5
Vo o rb e el d en v an g e b ru i k
33
5.1 5.2 5.3 5.4
Inleiding Inkomensontwikkeling zelfstandigen en dga’s 2002-2004 Effecten afschaffen ondernemersfaciliteiten Inkomenseffecten van regeerakkoord
33 33 36 36
6
L it e ra tu u r
39
Bij la g e I II III IV V VI VII VIII
Drie definities van het begrip zelfstandige Systematiek naamgeving variabelen BRUNET Alle bestanddelen en definitievergelijkingen Gebruikte ontwikkelingsfactoren Totstandkoming prognoses Kengetallen correctiefactoren Vergelijking realisatie en prognose bestanddelen, 1998 Voorbeeld grafische analyse
41 43 45 49 51 59 61 65
3
4
1
Inleiding
1.1
Wat is BRUNET? In het model BRUNET staan de inkomens van ondernemers centraal. Het gaat daarbij om twee typen ondernemers, namelijk de zelfstandigen en de directeurengrootaandeelhouders (dga’s). Het gehele bruto-nettotraject, lopend van de primaire inkomensbronnen winst, arbeid en vermogen tot aan het besteedbaar inkomen, is opgenomen. In totaal worden thans 150 inkomensbestanddelen onderscheiden. De naam BRUNET refereert aan het bruto-nettotraject. Het is mogelijk dit inkomenstraject te verbijzonderen naar inkomensgroepen (bijvoorbeeld inkomens op of onder het sociaal minimum). Standaard worden 100 klassen onderscheiden, ingedeeld op basis van de omvang van het bruto inkomen. Naast berekeningen voor het lopende jaar kunnen prognoses worden opgesteld.
1.2
Welke bronnen worden gebruikt? De data die aan BRUNET ten grondslag liggen, zijn afkomstig uit de Inkomensstatistiek van het CBS. Het laatste kalenderjaar waarvoor fiscale gegevens uit de inkomstenbelasting(IB)-sfeer beschikbaar zijn, vormt het basisjaar voor de berekeningen. Het is gebruikelijk dat dit drie jaar in het verleden ligt. In BRUNET zijn modules opgenomen waarmee de gegevens over het basisjaar en de aanvullende schattingen kunnen worden vertaald naar de huidige situatie. Bij deze vertaalslag wordt gebruikgemaakt van de meest actuele informatie van het CPB en het CBS. Tevens wordt gebruikgemaakt van actuele EIM-ramingen voor de economische ontwikkeling die met behulp van de modellen PRISMA en KTO worden opgesteld. Uiteraard wordt rekening gehouden met gewijzigde of nieuwe wet- en regelgeving.
1.3
Waar kan BRUNET voor gebruikt worden? In de eerste plaats verschaft BRUNET actuele en/of geprognosticeerde inkomensgegevens voor ondernemers. Voor de huidige (wetgevings)situatie kunnen daarmee bijvoorbeeld de volgende vragen beantwoord worden: Hoeveel zelfstandigen maken van de zelfstandigenaftrek gebruik? Wat is het budgettair belang voor de overheid van de investeringsaftrek voor zelfstandigen? Hoeveel bedraagt de totale afdracht inkomstenbelasting door zelfstandigen en dga’s? Daarnaast is BRUNET geschikt om de inkomenseffecten van wetswijzigingen, met name op fiscaal gebied en het socialezekerheidsterrein, gedetailleerd te bepalen. In het kader van de beleidsvoorbereiding is het vaak van belang om op voorhand te weten wat de financiële gevolgen zijn van bepaalde wetsvoorstellen, zowel voor ondernemers als voor de overheid. Doorgaans gaat de meeste aandacht uit naar het effect op het besteedbaar inkomen of op het belastbaar inkomen. Voor (voorgenomen) beleidsmaatregelen kunnen bijvoorbeeld de volgende vragen beantwoord worden:
5
-
Wat is het gemiddelde netto-effect voor zelfstandigen van een verhoging van de zelfstandigenaftrek? Wat zijn daarbij de verschillen tussen de onderscheiden inkomensklassen? Wat zijn de gevolgen van winstmutaties (bijvoorbeeld berekend met behulp van het EIM-model PRISMA) voor het besteedbaar inkomen van zelfstandigen? Wat zijn de budgettaire effecten voor de overheid voor wijzigingen rond de fiscale behandeling van ondernemerswoningen?
Ter illustratie van de mogelijkheden enkele voorbeelden van onderwerpen van onderzoeken uit het verleden waarvoor BRUNET gebruikt is: De fiscale behandeling van meewerkende gezinsleden (De Lind van Wijngaarden (1998), in opdracht van het Ministerie van Economische Zaken). e De gevolgen van invoering van het ‘belastingstelsel van de 21 eeuw’ voor het MKB (Vroonhof (1999), in opdracht van het Ministerie van Financiën). Zelfstandigen en armoede (Bosch (1997), artikel). Budgettair beslag en gebruik van ondernemersfaciliteiten voor zelfstandigen in het MKB (in opdracht van het Ministerie van Economische Zaken). De gevolgen voor de inkomens van zelfstandigen van de invoering van de Wet Arbeidsongeschiktheidsverzekering Zelfstandigen (Vroonhof (1998), in opdracht van MKB-Nederland). Gevolgen invoering regulerende energiebelasting (Kwaak (1998), in opdracht van MKB-Nederland). In een grijzer verleden zijn verder de gevolgen voor ondernemers van de plannen van Oort, Stevens en Simons voor ingrijpende wijzigingen in het belastingstelsel doorgerekend met BRUNET.
1.4
Inhoud rapport In dit rapport wordt uiteengezet hoe BRUNET thans is opgezet. In hoofdstuk 2 gebeurt dat op hoofdlijnen. In hoofdstuk 3 volgt een gedetailleerde modeltechnische beschrijving en in hoofdstuk 4 een gedetailleerde beschrijving vanuit een inhoudelijke (fiscale) 1 invalshoek . Hoofdstuk 5 bevat enkele voorbeelden van praktijktoepassingen.
1
6
Door de complexiteit van de materie zijn deze hoofdstukken 3 en 4 mogelijk wat moeilijk te doorgronden. Zij kunnen echter zonder gevolgen overgeslagen worden: de gebruiksvoorbeelden die in hoofdstuk 5 aan de orde komen, zijn ook op zichzelf begrijpelijk.
2
Het model op hoofdlijnen
2.1
Kerngegevens BRUNET Het model BRUNET draait om het bruto-nettotraject van ondernemers. Voor zelfstandigen loopt dat van winst uit onderneming tot besteedbaar inkomen, voor dga’s loopt dit van loon naar besteedbaar inkomen. De belangrijkste posten zijn het bruto inkomen, het belastbaar inkomen en het besteedbaar inkomen. Bruto inkomen Bruto inkomen is een optelsom van inkomensposten. Net zoals het CBS dat doet, worden daarbij alleen structurele inkomsten meegeteld. Eenmalige of incidentele inkomsten worden niet meegeteld. Dit werkt ook door in het belastbaar en het besteedbaar inkomen. Het bruto inkomen wordt ook gebruikt voor de indeling van de zelfstandigen in 100 inkomensklassen (percentielen). In het geval van dga’s geschiedt de indeling in 10 inkomensklassen (decielen). Belastbaar inkomen Het belastbaar inkomen is in de wet gedefinieerd. Het is een belangrijk begrip omdat hiermee de hoogte van de belastingen kan worden doorberekend. Veranderingen in wet- en regelgeving hebben vaak gevolgen voor de hoogte van het belastbaar inkomen en dus voor de hoogte van de belastingen. Via het belastbaar inkomen kunnen hiermee de gevolgen van wet- en regelgeving voor het besteedbaar inkomen worden doorberekend. Besteedbaar inkomen Het besteedbaar inkomen is het deel van het bruto inkomen dat na betaling van belastingen en premies overblijft voor consumeren, sparen en investeren. In aansluiting bij het CBS worden ook particuliere ziektekostenpremies afgetrokken. Dat gebeurt om de vergelijkbaarheid van het besteedbaar inkomen met dat van ziekenfondsverzekerden te vergroten. In de volgende schema’s worden de belangrijkste bestanddelen van het bruto1 nettotraject weergegeven in twee tabellen . tabel 1 Bruto-nettotraject zelfstandigen op hoofdlijnen Bestanddeel
Belangrijkste bestandde-
Gemiddeld
Aantal
len binnen deze hoofd-
bedrag in
deelnemers
post
2002 (in €)
(in 1.000) 2002 a
Winst voor vermogens- en inves-
20.650
814
6.180
243
teringsaftrek +
1
Bruto inkomen uit arbeid
Loon, salaris
Een volledig overzicht van alle 161 inkomensbestanddelen, vergelijkbaar met de posten op het IBaangifteformulier, is te vinden in bijlage 3.
7
+
Inkomen uit vermogen (vzv box I)
Huurwaardeforfait, hypo-
-490
562
2.910
375
279
theekrenteafrek +
Ontvangen overdrachten
Uitkeringen sociale zeker-
+
Overige inkomsten
620
=
Bruto inkomen
29.870
814
-
Premies werknemersverzekerin-
Werkgevers- en werkne-
610
219
gen
merspremies
-
Premies WAZ
-
Overige betaalde premies
-
Inkomsten- en loonbelasting
-
Premies volksverzekeringen
Premie AOW, AWBZ
4.060
627
-
Premies ziektekostenverzekering
Premies particuliere ziek-
1.100
814
heid, pensioen
Lijfrentepremies, pensi-
790
381
2.150
488
2.330
627
oenpremies
tekostenverzekering, nominale ziekenfondspremies, ziekenfondspremies zelfstandigen +
Forfaittair rendement
1.820
666
-
Forfaittaire rendementsheffing
410
169 855
+
Heffingskorting
2.290
-
Overige posten
40
19
=
Besteedbaar inkomen
22.470
816
a.
Het aantal deelnemers is het aantal zelfstandigen waarvoor een bepaald inkomensbestanddeel relevant is. Ofwel, het aantal zelfstandigen dat deze post heeft opgevoerd op het aangiftebiljet van de inkomstenbelasting
Dit overzicht bevat de belangrijkste posten van het bruto-nettotraject waar het gaat om daadwerkelijke inkomsten en uitgaven. Voor de berekening van de te betalen inkomstenbelasting zijn voor zelfstandige ondernemers echter ook een aantal aftrekposten van groot belang. Deze vormen het verschil tussen bruto inkomen en het belastbaar inkomen. In de volgende tabel worden de belangrijkste aftrekposten weergegeven. Voor de volledigheid zijn ook de aftrekbare premies toegevoegd. Deze staan ook al in de vorige tabel, omdat het feitelijke uitgaven betreft. tabel 2 Het traject van bruto inkomen naar belastbaar inkomen op hoofdlijnen in 2002 Bestanddeel
Belangrijkste bestanddelen
Gemiddeld
Aantal
binnen deze hoofdpost
bedrag in
deelnemers
2002 (in €)
(in 1.000) 2002 a
Bruto inkomen -
Aftrek ondernemerschap
-
Verwervingskosten loondienst
Zelfstandigenaftrek, investe-
29.870
814
6.550
658
430
341
3.040
494
ringsaftrek Forfaitaire arbeidskosten, reiskosten -
Aftrekbare premies
Lijfrentepremies, pensioenpremies
+
Overige aftrekposten of bijtellingen
=
Belastbaar inkomen
Buitengewone lasten, giften
-2.440
573
17.400
806
a.
Het aantal deelnemers is het aantal zelfstandigen waarvoor een bepaald inkomensbestanddeel relevant is. Ofwel, het aantal zelfstandigen dat deze post heeft opgevoerd op het aangiftebiljet van de inkomstenbelasting
8
In het vervolg van dit rapport worden steeds een of meer van de bestanddelen uit deze tabellen gebruikt voor de voorbeelden.
2.2
Welke ondernemers zijn opgenomen in BRUNET? In BRUNET zijn twee typen ondernemers opgenomen, namelijk de zelfstandigen en de directeuren-grootaandeelhouders (dga’s). De volgende definitie van het begrip ‘zelfstandige’ wordt gehanteerd (deze definitie wordt ook wel de winstdefinitie genoemd): Alle personen die winst uit onderneming opvoeren op hun aangifteformulier voor de inkomstenbelasting, worden als zelfstandigen aangemerkt. De keuze voor deze definitie betekent een zeer ruime opvatting van het zelfstandigen1 begrip . Ook personen voor wie het voeren van een onderneming slechts een bijverdienste is waar men financieel niet afhankelijk van is, vormen een onderdeel van BRUNET. Voor dga’s geldt de hiernavolgende definitie, vergelijkbaar met de winstdefinitie voor zelfstandigen: Alle personen die loon aan de directeur van een NV of BV opvoeren op hun aangifteformulier voor de inkomstenbelasting, en die niet verzekerd zijn voor werknemersverzekeringen, worden als dga’s aangemerkt. Het feit dat dga’s niet verzekerd zijn voor werknemersverzekeringen komt omdat zij op grond van de feitelijke gezagsverhouding tussen directeur en aandeelhouders van de vennootschap niet in loondienst zijn. Deze typering wordt vastgelegd op de loonbelastingkaarten van de Belastingdienst.
2.3
Binnen BRUNET gebruikte gegevens
2 . 3. 1 B asis geg eve ns CBS De voornaamste databron voor BRUNET is de Inkomensstatistiek (IS) van het CBS. De cijfers zijn afkomstig van de aangiftes voor de inkomstenbelasting (IB) en de loonheffing. Het belastbaar inkomen is de belangrijkste variabele. 2
Bij het CBS zijn gegevens besteld over 161 inkomensbestanddelen over het basisjaar . Er zijn bedragen en aantallen voor zowel zelfstandigen als dga’s opgeleverd. Voor zelfstandigen gebeurt dat voor 100 inkomensklassen (percentielen), voor dga’s gebeurt dat
1
2
In Bijlage 1 worden naast de winstdefinitie twee alternatieve definities beschreven. In dit geval is dat 1998. Het basisjaar wordt jaarlijks aangepast. Het ligt dan steeds 3 à 4 jaar in het verleden.
9
1
voor 10 inkomensklassen (decielen) . Elk percentiel en deciel bevat per definitie evenveel waarnemingen.
2 . 3. 2 Mu ta tie s wi ns t en aan tal zel fs ta n dige n Naast gegevens over het basisjaar bevat BRUNET actualisaties (van basisjaar tot nu) en prognoses (tot 20 jaar na nu) van het bruto-nettotraject. Bij het berekenen daarvan worden ramingen voor de ontwikkeling van de winsten en van het aantal zelfstandigen 2 gebruikt die worden gemaakt met de modellen KTO (voor korte termijn prognoses) of 3 PRISMA (voor de middellange en lange termijn). Ook deze modellen vallen onder het programma SCALES van EIM. In veel gevallen zijn de ramingen gebaseerd op ramingen van het CPB. Daar wordt door EIM een bedrijfsgrootteklassedimensie aan toegevoegd.
2 . 3. 3 We t- en regel ge ving Binnen BRUNET worden de beschreven CBS-gegevens over het basisjaar als uitgangspunt gebruikt om actualisaties van het basisjaar tot heden en prognoses (voor de toekomst) op te stellen voor het bruto-nettotraject van zelfstandigen en dga’s. Voor elk kalenderjaar wordt daarbij de dan geldende wet- en regelgeving in het model ingevoerd. De informatie over de relevante wet- en regelgeving die hieraan ten grondslag liggen, is voornamelijk afkomstig uit de Fiscale Memo’s (jaarlijkse publicaties van Kluwer) en uit het Centraal Economisch Plan (CEP, jaarlijkse publicatie van het CPB).
2.4
Hoe werkt BRUNET? In deze paragraaf wordt beknopt uiteengezet hoe het model BRUNET werkt. Voor een uitgebreide uitleg wordt verwezen naar de hoofdstukken 3 en 4. De volgende stappen worden onderscheiden: 1. Inlezen en controleren CBS-materiaal 2. Dataverrijking 3. Invoeren berekeningen wet- en regelgeving 4. Actualisatie en raming. In het vervolg van deze paragraaf worden deze stappen verder uitgewerkt.
2 . 4. 1 I nlez en en c on trole ren CB S-ma te riaal De bij het CBS bestelde data over het basisjaar vormen een zeer omvangrijke dataset. Wat betreft de zelfstandigen zijn opgenomen: 161 inkomensbestanddelen 111 inkomensklassen (percentielen of 1%-groepen, decielen of 10%-groepen en totaal) aantal deelnemers en bedrag.
1
2
3
10
De reden voor het kleinere aantal inkomensklassen voor dga’s ligt in het feit dat er voor dga’s niet voldoende waarnemingen bij het CBS beschikbaar zijn, om een indeling in percentielen te hanteren. Voor een uitgebreide beschrijving zie Bangma (2003). Voor een uitgebreide beschrijving zie De Wit (2001).
In totaal betreft het dus voor zelfstandigen 161*111*2 = 35.742 cijfers. Voor dga’s is de indeling in percentielen niet mogelijk. Er wordt een indeling in decielen gehanteerd, resulterend in 3.542 cijfers. Het zal duidelijk zijn dat een dergelijke hoeveelheid gegevens niet handmatig te controleren is. Daarom wordt dit op geautomatiseerde wijze gedaan. Daarbij wordt gebruik gemaakt van een aantal relaties tussen de cijfers waarvan bekend is dat deze moeten kloppen: Percentielen moeten optellen tot decielen, en decielen moeten optellen tot het totaal. Dat geldt zowel voor bedragen als voor aantallen. Alle aantallen moeten groter of gelijk zijn aan nul. Van een groot aantal inkomensbestanddelen is ook bekend dat het bedrag groter of gelijk aan nul moet zijn. Bijvoorbeeld: de zelfstandigenaftrek kan nooit negatief zijn. Relaties tussen inkomensbestanddelen. Bijvoorbeeld: de optelling van een groot aantal inkomensbestanddelen tot het bruto-inkomen. In totaal zijn er 39 van zulke relaties.
2 . 4. 2 Da ta ve rrijki ng Door de gedetailleerde opzet van BRUNET kan het CBS niet altijd de gewenste data leveren. Vanwege geheimhoudingsverplichtingen en kwaliteitseisen wordt alleen informatie verstrekt wanneer informatie over cellen op voldoende steekproefwaarnemingen kan worden gebaseerd. Uitgaande van de relaties die gelden tussen inkomensbestanddelen en inkomensklassen worden de ontbrekende gegevens zo goed mogelijk ingeschat. Het betreft dezelfde relaties als beschreven bij de datacontrole in paragraaf 2.4.1. Het inschatten van de ontbrekende gegevens wordt dataverrijking genoemd.
2 . 4. 3 I nv oe ren be re keni ng we t- e n re gel gevi n g Belangrijker dan gegevens over het basisjaar zijn actuele cijfers en prognoses voor de toekomst. Daarom moeten de rekenregels die volgen uit de wet- en regelgeving in BRUNET worden ingevoerd. Denk bijvoorbeeld aan de berekening van de inkomstenbelasting. De grenzen van de tariefschijven en de tarieven zelf veranderen jaarlijks. Deze werkwijze maakt tevens beleidsanalyses mogelijk. Alle berekeningen voor zelfstandigen worden uitgevoerd per percentiel. De percentielen bestaan elk uit 1 procent van de ondernemers, ingedeeld naar omvang van het bruto totaalinkomen. Omdat de berekeningen niet op individueel niveau worden uitgevoerd, is het waarschijnlijk dat voor een aantal percentielen de berekening tot onjuiste waarden leidt. Het is daarom nodig een correctiefactor op de berekende waarden toe te passen. Deze correctiefactoren worden bepaald door ook voor het basisjaar de berekeningen uit te voeren, en deze te vergelijken met de gerealiseerde waarden. De correctiefactoren worden vervolgens gebruikt bij het opstellen van actualisaties en prognoses. Voor dga’s geldt dezelfde procedure, maar dan worden de berekeningen uitgevoerd per deciel.
11
2 . 4. 4 A c tua lise rin g en rami ng Doorgaans zijn actuele of toekomstige cijfers betreffende het bruto-nettotraject nodig voor het beantwoorden van onderzoeksvragen. Omdat het basisjaar enkele jaren in het verleden ligt, moeten daarvoor dus actualisaties en prognoses gebruikt worden. De wijze waarop actualisatie en prognosticering plaatsvinden, wordt per inkomensbestanddeel vastgesteld. Ruwweg zijn daarin de volgende hoofdtyperingen aan te geven. Definitievergelijkingen Een aantal van de bestanddelen wordt in het model berekend en bestaat uit een optelsom van andere bestanddelen. Voorbeelden zijn het belastbaar inkomen en het besteedbare inkomen. Een andere soort definitievergelijkingen wordt gevormd door vergelijkingen die de output van fiscale vergelijkingen of extrapolatievergelijkingen (zie verder) gebruiken om verdere berekeningen te doen. Fiscale vergelijkingen Een aantal bestanddelen is echter op andere wijze afhankelijk van andere bestanddelen. Daarbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan de zelfstandigenaftrek (het aftrekbare bedrag is afhankelijk van het winstniveau) en de te betalen inkomstenbelasting (afhankelijk van belastbaar inkomen). In BRUNET worden voor ieder jaar de juiste berekeningsregels ingevoerd. Voor deze inkomensbestanddelen worden ook de correctiefactoren uit paragraaf 2.4.3 gebruikt. Extrapolatievergelijkingen Een groot deel van de inkomensbestanddelen wordt berekend door vanaf het basisjaar het betreffende bestanddeel te vermenigvuldigen met een ontwikkelingsfactor, bijvoorbeeld de consumentenprijsindex. Afhankelijk van de beschikbaarheid van gegevens kan het ook voorkomen dat voor de berekening van de mutatie van een inkomensbestanddeel verschillende ontwikkelingsfactoren gebruikt worden. Ook de mutatie van het aantal zelfstandigen wordt ook op deze wijze berekend. Zoals vermeld worden daarvoor gegevens uit KTO en PRISMA gebruikt. Daar kan van afgeweken worden als daar goede redenen voor zijn. De mutatie van het aantal dga’s wordt bepaald aan de hand van de ontwikkeling van het aantal BV’s, zoals gemeten door het 1 CBS .
1
12
Deze hantering wordt gebruikt omdat cijfers over de recente ontwikkeling van het aantal dga’s niet beschikbaar zijn. Een nadeel van deze hantering is dat de ontwikkeling van het aantal dochterbedrijven ook wordt meegenomen, waar in de meeste gevallen een directeur als werknemer van de BV aan het hoofd staat (dat wil zeggen, verzekerd voor werknemersverzekeringen). Nader onderzoek is noodzakelijk om te bezien of hier verbeteringen mogelijk zijn.
3
Modelopzet
3.1
Inleiding Dit hoofdstuk geeft een modeltechnische beschrijving van BRUNET. Het behelst: Beschrijving van de manier waarop de database voor het basisjaar van BRUNET is geconstrueerd (paragraaf 3.2). Beschrijving van de manier waarop de vergelijkingen van BRUNET ‘in abstracto’ 1 zijn opgezet (paragraaf 3.3 ). Er worden drie typen vergelijkingen onderscheiden: definitievergelijkingen fiscale vergelijkingen extrapolatievergelijkingen. Kwaliteit van het model in brede zin (paragraaf 3.4).
3.2
Constructie database basisjaar
3 . 2. 1 B asis da ta De database voor het basisjaar is gebaseerd op de Inkomensstatistiek van het CBS. Deze wordt afgeleid uit het Inkomens Panel Onderzoek van het CBS. Deze gegevens zijn voornamelijk afkomstig van het aangifteformulier voor de IB, zoals ingediend bij de Belastingdienst. Het CBS levert EIM data die zijn geclassificeerd naar: Inkomenskwantiel, te weten percentielen en decielen, alsmede het totaal. De classificatie is gebaseerd op het bruto inkomen. Inkomensbestanddeel. Hier wordt de systematiek van de belastingaangifte gevolgd. -
Het CBS levert twee tabellen met onafhankelijke gegevens, namelijk een tabel met bedragen (matrix B met karakteristiek element bi, j) en een tabel met aantallen deelnemers (matrix A met karakteristiek element ai, j). ai, j is het aantal personen in kwantiel j dat inkomensbestanddeel i heeft opgevoerd. bi, j is het totale bedrag voor bestanddeel i in kwantiel j.
-
1
De fiscaalinhoudelijke aspecten van de vergelijkingen worden in hoofdstuk 4 behandeld.
13
tabel 3 geeft een voorbeeld van deze matrices. Als afgeleid resultaat is er de matrix Q, met karakteristiek element qi, j= bi, j / ai,j,: het gemiddeld bedrag per deelnemer in bestanddeel i in kwantiel j. Er bestaan bepaalde logische relaties tussen de elementen van deze matrices: Kolomsgewijs geldt, dat de gegevens per percentiel moeten aggregeren tot het overeenkomstige deciel, en voorts, dat de decielgegegevens moeten aggregeren tot het totaal. Deze set relaties – die voor beide matrices A en B van toepassing is - wordt verder aangeduid als Φ.
15
overige inkomsten
bruto inkomen
+
+
=
overige inkomsten
bruto inkomen
+
+
=
81
20
26
29
16
81
-1070
-53
124
-29
148
-1261
deciel 1
81
23
28
32
21
81
592
18
125
-19
117
351
deciel 2
81
30
35
44
21
81
1048
33
200
-23
159
680
deciel 3
81
30
34
50
24
81
1433
44
192
-20
273
943
deciel 4
81
29
38
59
26
81
1836
56
241
-14
333
1220
deciel 5
Merk op dat hier, in tegenstelling tot bedragen, geen verbanden tussen posten bestaan.
ontvangen overdrachten
+
a.
bruto inkomen uit arbeid
inkomen uit vermogen
+
winst uit onderneming
berekening bruto inkomen
bedragen (a i,j ) in duizendtallena
inkomen uit vermogen
ontvangen overdrachten
+
bruto inkomen uit arbeid
+
winst uit onderneming
berekening bruto inkomen
bedragen (b i,j ) in miljoenen Euro’s
tabel 3 Illustratie inkomensbestanddelen per kwantiel: schattingen 2002
82
34
40
62
25
82
2270
91
268
-29
416
1524
deciel 6
81
32
42
66
28
81
2729
115
257
-34
556
1834
deciel 7
82
31
42
71
28
82
3354
61
251
-37
755
2324
deciel 8
82
27
44
73
28
82
4280
63
271
-53
898
3102
deciel 9
81
23
46
77
27
81
7824
79
437
-144
1369
6083
deciel 10
814
279
375
562
243
813
24296
507
2366
-402
5026
16800
totaal
-
-
Rijgewijs geldt, dat de inkomensbestanddelen aan elkaar gerelateerd zijn. Voor matrix B gaat het om eenvoudige aggregaties, bijvoorbeeld het belastbaar inB komen. Deze set van relaties wordt aangeduid als Θ (zie ook Bijlage 3, die een opsomming bevat van alle bestanddelen en van de relaties daartussen). Voor de aantallenmatrix A zijn overeenkomstige relaties, doch deze krijgen de vorm van ongelijkheden: als tussen drie inkomensbestanddelen q, r en s de volgende B relatie geldt voor de bedragen (uit Θ ): bq, j= br, j + bs, j ∀ j, dan geldt voor de A aantallen dat aq, j ≥ar, j + as, j ∀ j. Deze set van relaties wordt aangeduid als Θ . Tenslotte bestaat er een relatie tussen de tabellen A en B: ai, j= 0 ⇒ bi, j= 0 ∀ i, j (als niemand een bepaald inkomensbestanddeel heeft opgevoerd dan is het overeenkomstige bedrag eveneens nihil; als het bedrag nihil is, is het voorts onwaarschijnlijk dat het door 1 iemand is opgevoerd ); ai, j ≥ 0 ⇒ bi, j ≥ 0 ∀ i, j (als een bedrag is opgevoerd moeten er ook deelnemers zijn; als er deelnemers zijn, is het niet waarschijnlijk dat 2 het bedrag nihil is ).
Voorts moet gelden: ai, j ≥ 0 ∀ i, j: het aantal deelnemers kan niet negatief zijn. De door CBS geleverde matrices kunnen niet zonder meer als input voor BRUNET worden gebruikt. Alvorens ze aan BRUNET worden aangeboden, vindt een aantal bewerkingsslagen plaats: 1. Controle: er wordt nagegaan of de geleverde data in voldoende mate aan bovenstaande restricties voldoen. 2. Dataverrijking: bijschatten van ontbrekende cellen in de datamatrices. De datacontrole behoeft weinig toelichting. De dataverrijking wordt hieronder besproken.
3 . 2. 2 Da ta ve rrijki ng Omwille van de geheimhouding worden bepaalde cellen uit de oorspronkelijke matrices 3 A en B door het CBS niet gevuld . Bovendien is in sommige gevallen alleen bij benadeA B ring aan de regels Φ, Θ en Θ voldaan. Omdat BRUNET alleen kan draaien op basis van 4 geheel gevulde, correcte matrices, zijn bijschattingen en correcties noodzakelijk. Dit verloopt in een aantal stappen: 1. Eerste schatting van de ontbrekende gegevens. Gewoonlijk geschiedt dit op basis van extrapolatie uit andere kwantielen. Na deze stap resteren geheel gevulde matrices. Deze voldoen echter niet noodzakelijkerwijze aan de restricties A B Φ, Θ en Θ . 2. Het ‘kloppend’ maken van de datamatrices, dat wil zeggen de waarden in de matrices zodanig aanpassen dat aan alle randvoorwaarden is voldaan. Hiertoe d d worden definitieve datamatrices A en B geschat door middel van achtereenvolgens:
1
2
3
4
Saldoposten daargelaten. Saldoposten daargelaten. Dit is het geval als de celvulling van de A-matrix te gering is. Er van uitgaande dat de geleverde data in voldoende mate aan de door de logische relaties opgelegde restricties voldoen en dat de correcties dus klein zijn.
17
d
model I (bepaling B ) min ! d b i, j
∑I ∑J (b
d
i, j
- bi, j)
2
onder de restricties Φ en Θ waarin: bi, j d b i, j en
A
oorspronkelijke data (inclusief eventuele bijschattingen) definitieve dataset d
model II (bepaling A ) min ! d a i, j
∑I ∑J (a
d
i, j
- ai, j)
2
B
onder de restricties Φ en Θ , alsmede: d a i, j≥0 ∀ i, j ai, j= 0 voor bi, j= 0 ∀ i, j ai, j≠ 0 voor bi, j≠ 0 ∀ i, j waarin: ai, j d a i, j
oorspronkelijke data (inclusief eventuele bijschattingen) definitieve dataset
Deze werkwijze houdt in, dat ‘zo min mogelijk’ wordt afgeweken van de oorspronkelijke data (inclusief bijschattingen), maar dat het eindresultaat wél aan de restricties die eerder genoemde logische relaties opleggen, voldoet.
3.3
Modelvergelijkingen Het opstellen van actualisaties en prognoses gebeurt per inkomensbestanddeel afzonderlijk. Op hoofdlijnen zijn daarbij drie verschillende typen vergelijkingen te onderscheiden: 1. Definitievergelijkingen 2. Fiscale vergelijkingen 3. Extrapolatievergelijkingen. In het vervolg van deze paragraaf worden deze drie typen uitgewerkt.
3 . 3. 1 De fi ni tie ve rgelij kin gen Voor een aantal variabelen geldt dat het totale bedrag bi, j wordt berekend als de som of het verschil van een aantal andere componenten volgens een (wettelijk) vastgelegde definitie. Zo is het bruto inkomen gedefinieerd als de som van winst uit onderneming, bruto inkomen uit arbeid, inkomen uit vermogen, ontvangen overdrachten en overige inkomsten. Onder de definitievergelijkingen vallen verder de vergelijkingen waarin transformaties in de tijd worden berekend. Als ŷ de procentuele mutatie van variabele y (y ∈ {a, b, q}) is, dan geldt y t= (1 + ŷ/100) ⋅ yt-1. Hierin kan yt (als ŷ gegeven is) endogeen zijn, of ŷ (als
18
1
yt elders gegeven) . In veel gevallen is de mutatie de uitkomst van een extrapolatievergelijking (zie paragraaf 3.3.3). Ten derde behoren tot deze groep vergelijkingen die gebruik maken van het verband tussen aantal deelnemers, totaalbedrag en gemiddeld bedrag per deelnemer (q i, j= bi, j / ai,j ofwel b i, j = qi, j ⋅ ai,j; zie ook paragraaf 3.2.1). Als voor twee van de drie termen de waarde bepaald is, wordt de derde volgens deze formules gedefinieerd. Het bepalen van de waardes kan door middel van alledrie de genoemde typen vergelijkingen plaatsvinden.
3 . 3. 2 F is cale ve rgelijki nge n 2
De fiscale vergelijkingen zijn in feite een soort gedragsvergelijkingen . Op basis van de vigerende regelgeving en de relevante overige inkomensbestanddelen wordt het gemiddeld bedrag per deelnemer geschat. Onderscheidend kenmerk ten opzichte van definitievergelijkingen is, dat ze een storingsterm bevatten: ook al worden de verklarende variabelen correct voorspeld, dan nog zal de uitkomst een benadering van de waarde van de te verklaren variabele geven. Daarom wordt een correctiefactor gecreëerd. Voor kwantiel j en inkomensbestanddeel i is de algemene vorm van de vergelijking: q i, j= fi(q1, j, ..., qi-1, j, q i+1, j, ..., qI, j; regelgeving) × cori, j. In deze vergelijking geeft fi het functioneel verband weer, q1, j, ..., qi-1, j, qi+1, j, ..., qI, j stellen alle inkomensbestanddelen met uitzondering van i zelf voor, en cori, j geeft een correctiefactor aan. De regelgeving bepaalt het aantal relevante inkomensbestanddelen bij de verklaring van qi, j, alsmede de vorm van het functionele verband f i. Voor een individueel inkomen zou de regelgeving exact van toepassing zijn, en zou de correctiefactor de waarde 1 aannemen. Omdat echter met geaggregeerde data wordt gewerkt (inkomenspercentielen in het geval van zelfstandigen en inkomensdecielen in het geval van dga’s) en de gebruikte vergelijkingen in het algemeen niet-lineair zijn, is echter niet langer sprake van een identiteit, en geldt de functie fi slechts bij benadering. Voor het basisjaar van de simulatie kan de correctiefactor cori, j worden vastgesteld; voor de simulatiejaren (de jaren na het basisjaar) wordt aangenomen dat cor i, j, jaar t= cori, j, basis. jaar Een en ander wordt in Box 1 toegelicht met behulp van een voorbeeld. box 1 Voorbeeld van een fiscale vergelijking
Voor de loon- en inkomstenbelasting3 geldt de fiscale vergelijking: BILQN= { tarief 1e schijf ⋅ max(0; min(einde 1e schijf; YGBQN – BVSQN)) +
tarief 2e schijf ⋅ max(0; min(einde 2e schijf; YGBQN – einde 1e schijf –
BVSQN))
1
2
3
In simulaties zijn vertraagde waarden y t-1 altijd gegeven. In econometrische modellen wordt veelal de term ‘gedragsvergelijkingen’ gebruikt. De voorkeur gaat hier echter uit naar de term ‘fiscale vergelijkingen’, omdat geen gedrag beschreven wordt. Terwille van de overzichtelijkheid van het voorbeeld wordt de invorderingsvrijstellingsregeling hier buiten beschouwing gelaten.
19
+
tarief 3e schijf ⋅ max(0; min(einde 3e schijf; YGBQN – einde 2e schijf –
BVSQN)) +
tarief 4e schijf ⋅ max(0; YGBQN – einde 3e schijf – BVSQN)) } ⋅ BILQN-
cor waarin: BILQN
bedrag inkomsten- en loonbelasting (gemiddeld per hoofd)
YGBQN
belastbaar inkomen (gemiddeld per hoofd)
BVSQN
belastingvrije som (gemiddeld per hoofd)
BILQNcor voor het basisjaar berekende waarde van de correctiefactor Wanneer deze vergelijking per individu berekend zou worden voor het basisjaar zou de correctiefactor per definitie gelijk zijn aan 1. Dat is echter niet het geval: de vergelijking wordt berekend per percentiel. Het feit dat de vergelijking niet lineair is, resulteert dan in een correctiefactor die ongelijk is aan 1. Niet alle individuen binnen het percentiel hebben immers hetzelfde belastbaar inkomen en dezelfde belastingvrije som.
De uitkomsten van alle fiscale vergelijkingen kunnen worden aangepast aan beschikbare data. Zo waren bijvoorbeeld in juli 2001 voor een aantal posten reeds voorlopige macro-uitkomsten in 1998 bekend. De simulatieresultaten zijn daaraan aangepast zodat deze uitkomsten ook daadwerkelijk gegenereerd werden. Dergelijke autonome correcties kunnen uiteraard ook bij vooruitberekeningen worden toegepast.
3 . 3. 3 E x trap ola tiev ergelijki n gen Voor een aantal inkomensbestanddelen – namelijk die waarvoor geen definitievergelijkingen bestaan, en evenmin fiscale vergelijkingen - bestaan zogenoemde extrapolatievergelijkingen. Zo wordt de ontwikkeling van de winst per onderneming geschat aan de hand van macro-economische gegevens over de ontwikkeling van de winsten en het aantal zelfstandigen. Wanneer geen specifieke kennis aanwezig is over de ontwikkeling van inkomensbestanddelen wordt in veel gevallen de consumentenprijsindex als ontwikkelingsfactor gehanteerd. In een aantal gevallen wordt een andere ontwikkelingsfactor toegepast. In Bijlage 4 wordt een overzicht gegeven van alle gehanteerde ontwikkelingsfactoren en een korte toelichting op de totstandkoming daarvan. In Bijlage 5 wordt per inkomensbestanddeel aangegeven hoe actualisatie en prognose totstandkomen. In het algemeen wordt ervan uitgegaan dat het aantal deelnemers per inkomensbestanddeel relatief gezien constant blijft. Dat wil zeggen dat alle ‘aantallen’ zich ontwikkelen met het totale aantal zelfstandigen. Als daar goede redenen voor zijn bestaat de mogelijkheid daarvan af te wijken.
3.4
Kwaliteit model Het is interessant om te analyseren wat de kwaliteit is van actualiseringen die met BRUNET opgesteld worden. Telkens wanneer een nieuw basisjaar geleverd is door het CBS zal dat voor dat jaar gedaan worden. De definitievergelijkingen zijn daarbij uiteraard niet interessant. Wel zijn de fiscale vergelijkingen en de extrapolatievergelijkingen interessant. In de volgende subparagrafen wordt achtereenvolgens ingegaan op de kwaliteit van de fiscale vergelijkingen en de extrapolatievergelijkingen. Het toetsen van de kwaliteit van
20
de fiscale vergelijkingen heeft op twee manieren plaatsgevonden. In de eerste plaats worden de correctiefactoren voor de fiscale vergelijkingen onderzocht. Vervolgens is nagegaan in hoeverre de realisaties van het huidige basisjaar 1998 sporen met de 1 actualiseringen van het vorige basisjaar 1994 . Voor de extrapolatievergelijkingen heeft alleen laatstgenoemde kwaliteitstoets plaatsgevonden.
3 . 4. 1 Kwali tei t fis cale ve rge lijki nge n Zoals in het voorgaande al werd aangegeven, zouden de correctiefactoren op het niveau van de individuele aangiften de waarde een hebben. Omdat met geaggregeerde data wordt gewerkt en de institutionele vergelijkingen in hoge mate niet-lineair zijn, zijn de werkelijke waarden van de correctiefactoren niet gelijk aan een. De mate waarin de correctiefactoren van deze normwaarde afwijken is een indicator van de simulatiekwaliteit van de afzonderlijke fiscale vergelijkingen. Analyse kengetallen De tabel in bijlage 6 geeft een aantal kengetallen van de correctiefactoren, te weten gemiddelde, minimum en maximum, en de standaarddeviatie. In het ideale geval zouden gemiddelde, minimum en maximum de waarde een aannemen, en zou de standaarddeviatie nihil zijn. In een afdoende groot aantal gevallen worden deze ideale waarden ook benaderd. Toch is er ook een aantal significante uitzonderingen: Regelingen in de premiesfeer: de premie Ziekenfondswet. De toevoeging aan de FOR en de meewerkaftrek. De kinderbijslag (AKW). De regelgeving werkt hier met onder- en bovengrenzen; de daaruit volgende nietlineariteiten worden onvoldoende gevolgd. Voor deze variabelen gaat het bovendien veelal om geringe bedragen, waardoor de correctiefactoren – die immers als quotiënt geformuleerd zijn – als het ware worden ‘opgeblazen’. Over het algemeen is de spreiding van de correctiefactoren van het huidige basisjaar (1998) licht toegenomen ten opzichte van het vorige basisjaar (1994). Dit komt ver2 moedelijk door de toename van de inkomensongelijkheid onder zelfstandigen . Door een grotere spreiding in bijvoorbeeld de winst uit onderneming, zullen ook de individuele waarden die volgen uit de fiscale vergelijkingen sterker uiteenlopen. Op percentiel-niveau wordt de schatting uit de fiscale vergelijkingen minder goed, waardoor sterker gecorrigeerd moet worden middels de correctiefactoren.
3 . 4. 2 Kwali tei t ex tra pola tie ve rg elijki nge n Kwaliteit voorspelling besteedbaar inkomen Het besteedbaar inkomen kan gezien worden als eindpunt in de berekeningen van BRUNET. In figuur 1 is het quotiënt van het geactualiseerde besteedbaar inkomen (met brondata van 1994) met het werkelijk gerealiseerde besteedbaar inkomen van 1998 weergegeven per percentiel. Op die manier wordt inzichtelijk gemaakt in hoeverre het besteedbaar inkomen goed geprognosticeerd is, en hoe groot de voorspelfouten zijn.
1
2
Dit is alleen voor zelfstandigen gedaan, aangezien de brondata van 1994 nog geen dga’s bevatten. Zie Folkeringa en Vroonhof (2002). Zij becijferen dat de inkomensongelijkheid (gemeten door de Gini-coëfficiënt) onder zelfstandigen is toegenomen van 0,450 in 1994 naar 0,534 in 1998. Daarbij is overigens gebruik gemaakt van dezelfde databron (Inkomensstatistiek) en dezelfde definitie (winstdefinitie) die voor BRUNET gelden.
21
Het hierboven beschreven kengetal varieert tussen –1,21 en 1,68, met een gemiddelde waarde van 0,84. De standaarddeviatie bedraagt 0,38. Wanneer we naar de afzonderlijke percentielen kijken, valt op dat de grootste verschillen in berekend en werkelijk besteedbaar inkomen zich voordoen in de laagste percentielen. Met name tussen de percentielen 7 en 14 fluctueert het quotiënt hevig. Dit is precies de zone waarin het besteedbaar inkomen omslaat van negatief naar positief, zodat deze uitbijters vooral toegeschreven kunnen worden aan noemer-effecten. Voor een klein aantal percentielen (4 in totaal) waarin het gemiddelde bedrag dicht bij nul ligt is het teken niet juist voorspeld. figuur 1 Quotiënt berekende en werkelijk besteedbaar inkomen, 1998
Er is sprake van een systematische onderschatting van het besteedbaar inkomen, bezien 2,00 1,50 1,00 0,50 0,00 0
10
20
30
40
50
60
70
80
90
-0,50 -1,00 -1,50
naar percentiel. Overigens wordt voor het gemiddelde inkomen over alle zelfstandigen onbedoeld gecorrigeerd in de juiste richting. Dit komt door de percentielen waarvoor het teken niet goed is voorspeld. Het gaat in alle 4 gevallen om een negatief teken dat niet juist is voorspeld, waardoor het geprognosticeerde gemiddelde inkomen hoger uitvalt. De toename van de inkomensongelijkheid is debet aan de onderschatting van het besteedbaar inkomen. Met name in de onderkant van de inkomensverdeling zijn meer extreme waarden te vinden. De systematische onderschatting van het besteedbaar inkomen vindt zijn oorzaak in de onderschatting van het belangrijkste inkomensbestanddeel van zelfstandigen, de winst uit onderneming. De toename van de inkomensongelijkheid wordt niet opgepikt door BRUNET, omdat de winstontwikkeling voor iedereen hetzelfde is, waardoor feitelijk geen verandering in de inkomensongelijkheid wordt veronder1 steld . Kwaliteit voorspelling afzonderlijke vergelijkingen Over het algemeen kan geconcludeerd worden dat de extrapolatievergelijkingen leiden tot betrouwbare prognoses per inkomensbestanddeel, gemiddeld over alle zelfstandigen genomen (zie bijlage 7). Grote verschillen tussen het voorspelde inkomen en het gerealiseerde inkomen zijn met name te vinden in kleine marginale posten, die door-
1
22
Dit wordt nader onderzocht, en mogelijk aangepast in een nieuwere versie van BRUNET.
gaans nauwelijks van belang zijn. Er zijn een paar uitzonderingen die aandacht behoeven: rente van hypotheekschulden opname fiscale oudedagsreserve (FOR) premies voor lijfrenten premies voor periodieke uitkeringen bij ziekte of ongeval premies particuliere ziektekostenverzekering. In bijlage 8 zijn voor de vijf genoemde posten het quotiënt van de geprognosticeerde waarde en de gerealiseerde waarde per bestanddeel weergegeven, voor elk percentiel. Het gemiddelde bedrag per zelfstandige aan rente van hypotheekschulden en het gemiddelde bedrag aan particuliere ziektekostenverzekeringen is overschat. De overschatting van de eerste inkomenspost komt voort uit een verschuiving van deelnemers uit de hogere inkomensklassen naar de lagere inkomensklassen, tussen 1994 en 1998. Doordat globaal genomen de gemiddelde rente aan hypotheekschulden per percentiel lager is naar mate het bruto inkomen lager is, neemt het gemiddelde bedrag aan rente per zelfstandige af. BRUNET pikt dit effect niet op, aangezien aangenomen wordt dat de verdeling in het basisjaar geldig blijft. De hoofdoorzaak van de overschatting van de particuliere ziektekostenverzekeringen ligt bij de gehanteerde ontwikkelingsfactor. Deze is gebaseerd op Microtax van het CPB. Microtax gaat uit van een gemiddeld bedrag aan particuliere ziektekostenverzekeringen voor een gemiddelde Nederlandse inwoner, ongeacht de status zoals werknemer, zelfstandige of uitkeringsgerechtigde. Het is aannemelijk dat zelfstandigen een conservatiever uitgavenpatroon hanteren dan de gemiddelde inwoner van Nederland, wat betreft de particuliere ziektekostenverzekeringen. Aan de ene kant zullen sommige zelfstandigen afzien van dergelijke verzekeringen omdat ze deze te duur vinden. Anderzijds zijn zelfstandigen over het algemeen minder ziek, waardoor kan worden volstaan met een soberder pakket, wat lagere premies met zich meebrengt. De overige genoemde posten zijn in 1998 gemiddeld per zelfstandige onderschat. In het geval van de opname uit de FOR gaat het om een technische reden; de aantallen deelnemers in de meeste percentielen zijn dusdanig klein dat deze moeten worden bijgeschat. Omdat dit voor de meeste percentielen geldt, is het verband van de geschatte aantallen met de brondata niet groot. De premies voor lijfrenten worden onderschat door de toename van de fiscale aftrekmogelijkheden van deze premies. Dit heeft ertoe geleid dat zowel de aantallen deelnemers per percentiel als het gemiddelde bedrag per percentiel sterker is toegenomen dan de gehanteerde ontwikkelingsfactoren binnen BRUNET (in dit geval de ontwikkeling van het totaal aantal zelfstandigen en de consumentenprijsindex) impliceren. De premies voor periodieke uitkeringen bij ziekte of een ongeval zijn onderschat doordat vanaf 1998 het CBS de premies WAZ (die in dat jaar werd ingevoerd) heeft inbegrepen in het bestanddeel. Dit betekent dat vooral in de hogere decielen de voorspelling te laag is.
23
4
Modelinhoud
4.1
Inleiding Dit hoofdstuk geeft een beschrijving van enkele inhoudelijke aspecten van BRUNET. Het is geschreven als aanvulling op hoofdstuk 2. Het hoofdstuk is vrij (fiscaal)technisch van aard, maar kan desgewenst zonder gevolgen overgeslagen worden. De volgende onderwerpen komen in het vervolg van het hoofdstuk paragraafsgewijs aan de orde: Gehanteerd ondernemersbegrip (paragraaf 4.2) Data CBS basisjaar (paragraaf 4.3) Definitie inkomensbestanddelen (paragraaf 4.4) Inhoudelijke wijzigingen in de jaren na het basisjaar (paragraaf 4.5). Daarbij wordt extra aandacht besteed aan de Belastingherziening 2001.
4.2
Gehanteerd ondernemersbegrip Er is geen eenduidige definitie voor het begrip ‘ondernemer’. Verschillende instanties 1 hanteren daarvoor verschillende definities . Binnen de IB zijn in principe twee typen ondernemers van belang: zelfstandigen en directeuren-grootaandeelhouders (dga’s). Zelfstandigen leiden een persoonlijke onderneming, vaak een eenmanszaak. Dga’s leiden een rechtspersoon in de vorm van een NV of BV. In BRUNET zijn beide typen ondernemers opgenomen.
4 . 2. 1 De fi ni tie va n zel fs ta ndi ge De volgende definitie van het begrip ‘zelfstandige’ wordt binnen BRUNET gehanteerd. Deze definitie wordt ook wel de winstdefinitie genoemd. Alle personen die winst uit onderneming opvoeren op hun aangifteformulier voor de inkomstenbelasting, worden als zelfstandigen aangemerkt. De keuze voor deze definitie betekent een zeer ruime opvatting van het zelfstandigenbegrip. Ook personen voor wie het voeren van een onderneming slechts een bijverdienste is waar men financieel niet afhankelijk van is, vormen een onderdeel van BRUNET. In een eerdere versie van BRUNET werd een andere definitie gehanteerd, de zogenaam2 de zwaartepuntdefinitie . Deze werd vroeger ook door het CBS gehanteerd. Deze kwam er globaal op neer dat winst de belangrijkste inkomstenbron moest zijn; belangrijker dan bijvoorbeeld loon en/of uitkeringen. De voornaamste voordelen van de overgang van de zwaartepuntdefinitie naar de winstdefinitie zijn: Betere aansluiting bij fiscale begrippen en bij sociale-zekerheidsbegrippen (Wet Arbeidsongeschiktheidsverzekering Zelfstandigen (WAZ) en Ziekenfondswet).
1
2
Zie voor een uitgebreid overzicht hiervan bijvoorbeeld RZO (1999). Tijdens het onderzoek is een keuze gemaakt uit drie mogelijke definities. Naast de twee reeds genoemde is dat de zogenaamde zelfstandigenaftrekdefinitie, die erop neerkomt dat iedereen die zelfstandigenaftrek op het aangifteformulier IB opvoert als zelfstandige beschouwd wordt. Alle definities zijn weergegeven in Bijlage 1.
25
-
Deeltijdzelfstandigen, waaronder relatief veel ondernemingen in startfase (hybride starters), worden meegenomen. Aansluiting bij het door het CBS gehanteerde begrip.
Het belangrijkste nadeel is dat ook zeer marginale ondernemers (hobbyïsten) die slechts een zeer klein deel van hun tijd besteden aan ondernemer zijn nu opgenomen zijn in BRUNET. Uiteraard leidt de definitiewijziging tot cijfers die moeilijk vergelijkbaar zijn met de resultaten van het oude model, bijvoorbeeld de cijfers gepubliceerd in Kleinschalig Ondernemen 2000 (EIM (2000)).
4 . 2. 2 De fi ni tie va n di rec te u r-gro o taan deel ho ud er De volgende definitie van het begrip ‘directeur-grootaandeelhouder’ (dga) wordt binnen BRUNET gehanteerd. Alle personen die loon aan de directeur van NV/BV opvoeren op hun aangifteformulier voor de inkomstenbelasting, en niet verzekerd zijn voor werknemersverzekeringen worden als dga’s aangemerkt. Dga’s zijn niet verzekerd voor werknemersverzekeringen omdat zij op grond van de feitelijke gezagsverhouding tussen directeur en aandeelhouders van de vennootschap niet in loondienst zijn. Het zijn vooral ‘succesvolle’ zelfstandigen met een hoog winstniveau die tot de populatie dga’ toetreden. Bij een bepaald winstniveau wordt het fiscaal aantrekkelijker om van rechtspersoonlijkheid te veranderen. Daarnaast speelt aansprakelijkheid een grote rol in de keuze tussen niet-rechtspersoon (zelfstandige) en rechtspersoon (dga van BV).
4.3
Data CBS basisjaar Bron: Inkomenspanelonderzoek (IPO) De Inkomensstatistiek van het CBS is de belangrijkste bron voor BRUNET. Deze is gebaseerd op het IPO. Dit panel bestaat jaarlijks uit ongeveer 75.000 personen en hun gezinsleden, hetgeen leidt tot ongeveer 225.000 waarnemingen. Door middel van wegingsfactoren wordt de steekproef representatief gemaakt voor de Nederlandse bevolking. Data opgebouwd rond belastbaar inkomen Het belastbaar inkomen is de belangrijkste variabele in de Inkomensstatistiek. In feite worden ‘alle’ andere bestanddelen daaraan gerelateerd. Als de optelling uit de andere bestanddelen tot het belastbare inkomen niet spoort met het waargenomen bedrag op het IB-formulier wordt dit kloppend gemaakt met ‘bestanddeel onbekend’. Daarbij 1 wordt een marge gehanteerd van maximaal ƒ150,- .
1
26
Het CBS levert de bedragen nog in de oude valuta. BRUNET rekent zelf de bedragen om naar Euro’s.
Bronnen van het IPO De belangrijkste gegevensbron voor het IPO vormen de aangifteformulieren IB, die het CBS ontvangt van de Belastingdienst. De gegevens van de aangiftes en bijlagen worden verwerkt in de achterliggende bestanden van het IPO. Naast de aangifteformulieren vormt de zogenaamde Fi-base een bron van het IPO. De Fi-base is het systeem van de Belastingdienst waarin aangiftes loon-belasting en gegevens van uitvoeringsinstellingen (uitkeringen, premies) verzameld worden. Op basis hiervan worden verschillende bestanddelen gerelateerd aan het belastbaar inkomen. Dat (belastbaar inkomen) moet echter sporen met het belastbare inkomsten van het IBformulier (zie boven). Als dat niet zo is, vindt correctie plaats met het bestanddeel ‘Fibase overschot’. Voor een deel van de relevante inkomensbestanddelen zijn geen data beschikbaar. Dat geldt bijvoorbeeld voor de premie particuliere ziektekostenverzekering. Het CBS voert voor deze bestanddelen een aanvullende berekening uit. Met behulp van imputatietechnieken en op basis van persoons- en huishoudenkenmerken en soms kennis afkomstig van andere statistieken worden bedragen toegerekend aan individuele personen. Bruto inkomen beperkt tot structurele inkomsten Het bruto inkomen zoals het CBS het definieert, is beperkt tot structurele inkomsten. De achterliggende gedachte is dat de consumptieve bestedingen qua omvang en uitgavenpatroon gerelateerd zijn aan structurele en niet aan eenmalige (of incidentele) inkomsten. Het CBS baseert zich hierbij op Hicks (1946). De keuze van het CBS wordt toegelicht in CBS (1993). Voor deze redenering is veel te zeggen, ook voor gebruik van de cijfers binnen BRUNET. Immers, ook ondernemers zullen zo veel mogelijk hun gedrag (consumeren, investeren, sparen) afstemmen op hun structurele inkomen (zij het dat “winst”per definitie minder structureel is dan bijvoorbeeld loon). Daar komt bij dat er in de praktijk ook weinig keuze is. Elke andere keuze zou tot grote praktische problemen leiden. Zo werkt de definitie van het bruto inkomen door in de definities van het belastbare inkomen en het besteedbare inkomen. Natuurlijk zijn er ook nadelen verbonden aan deze keuze. Een belangrijk aspect daarbij is dat de indeling structureel/eenmalig soms bijzonder arbitrair is. In dit verband kan winst uit aanmerkelijk belang als belangrijk voorbeeld worden genoemd. Voor zelfstandigen is deze post doorgaans van weinig belang, maar voor dga’s kan het een belangrijke bron van inkomsten zijn. Winst uit aanmerkelijk belang bestaat uit twee componenten, namelijk zogenaamde reguliere voordelen (bijvoorbeeld dividend) en de vervreemdingsvoordelen (bijvoorbeeld verkoopwinst). Het CBS classificeert de reguliere 1 voordelen als structureel, en de vervreemdingsvoordelen als eenmalig . Binnen BRUNET is de mogelijkheid ingebouwd om het besteedbaar inkomen zowel inclusief als exclusief de inkomsten uit aanmerkelijk belang en de belasting daarover te berekenen. Dit is met name voor dga’s van belang.
1
Het is bijzonder onduidelijk of deze classificatie valide is. Er is met name weinig inzicht in de mate waarin dga’s zichzelf uitbetalen in de vorm van winst aanmerkelijk belang, uitgesplitst naar reguliere voordelen en vervreemdingsvoordelen. Dit zal in de toekomst worden onderzocht.
27
Indeling in kwantielen Op basis van het bruto inkomen wordt de populatie zelfstandigen voor EIM in percentielen ingedeeld, en de populatie dga’s in decielen. Elk percentiel en deciel ste e bestaat uit respectievelijk 1/100 en 1/10 van het totaal aantal personen waarvan het bruto-inkomen bekend is. Wanneer bijvoorbeeld bruto-inkomensgegevens bekend zijn van 10.000 zelfstandigen, dan bevat elk percentiel gegevens over 100 zelfstandigen. Percentiel 1 bevat de gegevens van de zelfstandigen met het laagste bruto-inkomen en percentiel 100 de gegevens van de zelfstandigen met het hoogste bruto-inkomen. Het betreft hier aantallen zelfstandigen en dga’s na weging. Daardoor is het mogelijk dat de aantallen per percentiel licht uiteenlopen. Voor de bestelde data over statistiekjaar 1998 was het gemiddeld aantal zelfstandigen per percentiel 7.657, het minimum aantal 7.500 en het maximum aantal 7.747. Selectie inkomensbestanddelen Voor het basisjaar zijn door het CBS 161 inkomensbestanddelen geleverd. Vanwege de (te) grote omvang van de bestanden en het grote aantal vergelijkingen is er voor gekozen hieruit een selectie te maken. Bij deze selectie van inkomensbestanddelen voor de volgende fases van het project zijn de volgende criteria gehanteerd: Het aantal zelfstandigen of dga’s waarvoor een bestanddeel van toepassing is. Het belang van bestanddelen voor het inkomen van ondernemers, gelet op de gemiddelde omvang van de bestanddelen. Het belang van bestanddelen voor het uitvoeren van berekeningen in het model. Daarbij zijn met name de begrippen bruto-inkomen, besteedbaar inkomen en belastbaar inkomen van belang. Deze vormen immers de basis van het brutonettotraject. Alle inkomensbestanddelen waaruit deze begrippen zijn opgebouwd, moeten in het model worden opgenomen. Enkele inkomensbestanddelen hebben op slechts op een beperkt aantal ondernemers betrekking (bijvoorbeeld onderhoudskosten monumentenwoning). Omdat deze inkomensbestanddelen een onderdeel vormen van één van de drie basisbegrippen (in het voorbeeld als aftrekpost voor het belastbaar inkomen) zijn ze voor de volledigheid wel in de selectie opgenomen. In aansluiting op het vorige punt is ook rekening gehouden met de wijzigingen in de Belastingherziening 2001 en andere wetswijzigingen (bijvoorbeeld introductie WAZ en de Ziekenfondswet zelfstandigen (Zfz)), die tussen het basisjaar en nu zijn ingevoerd. Omdat zij mogelijk zinvolle (achtergrond)informatie bevatten zijn de niet-geselecteerde variabelen overigens wel besteld en bewaard.
4.4
Definities inkomensbestanddelen De definitie van het bruto inkomen is reeds uitgebreid aan bod gekomen in de vorige paragraaf. Voor verreweg de meeste andere inkomensbestanddelen geldt dat deze ge1 definieerd zijn volgens de juridisch voorgeschreven of gebruikelijke definities . Bij enkele bestanddelen wordt echter afgeweken van het CBS, of is anderszins sprake van een opvallende definitie.
1
28
In Bijlage 3 is een overzicht van alle bestanddelen en de relaties (definities) daartussen opgenomen.
Lonen en uitkeringen Er bestaat geen eenduidige definitie van het bruto inkomen uit loon (tegenwoordige arbeid) of uitkeringen. Het bruto inkomen zoals dat voor de loonstatistiek van het CBS wordt gebruikt is bijvoorbeeld anders. In die statistiek worden de verplichte werkgeverspremies namelijk niet inbegrepen. In de Inkomensstatistiek is dat wel het geval. Er zijn twee redenen om toch te kiezen voor een loon- en uitkeringsbegrip exclusief werkgeverspremies, overhevelingstoeslag en spaarloon. In de eerste plaats omdat zo een zuiverder loonbegrip gehanteerd wordt. In de tweede plaats omdat het op die manier eenvoudiger is om wet- en regelgeving in BRUNET te wijzigen. Denk bijvoorbeeld aan de WAO-premie, die tot en met 1997 afgedragen werd door werknemers, en sinds 1998 door werkgevers. Wellicht is het verder relevant op te merken dat loon in natura, en bijdrages van werkgevers aan de premies voor het dichten van het WAO-gat en de particuliere ziektekostenverzekering en vergelijkbare beloningsvormen standaard een onderdeel van het bruto loon vormen. Zoals vermeld gaat dat niet op voor overhevelingstoeslag en spaarloon. Verwervingskosten inkomsten uit arbeid Verwervingskosten voor inkomsten uit arbeid zijn volgens bepaalde regels aftrekbaar voor de belasting. Voor het bruto inkomen worden de verwervingskosten echter niet gezien als werkelijke kosten. Ze worden daarom buiten beschouwing gelaten. Voor personen met ‘overige inkomsten uit arbeid’ (bijvoorbeeld artiesten, journalisten en pianoleraren) is dit anders. In de onkostenvergoeding die zij ontvangen zit vaak een beloningselement. De verwervingsposten voor deze groep worden wel van het brutoinkomen afgetrokken, en zijn dus niet belast, maar worden wel bij het besteedbaar inkomen geteld. Spaarloon/premiespaarloon Het CBS verstrekt geen gegevens over het premiespaarloon. Voor de zelfstandigen geldt dat ook voor het spaarloon. De reden hiervoor is dat het spaarloon door het CBS wordt 1 bijgeschat , en dat daarbij wordt aangenomen dat zelfstandigen geen spaarloon ontvangen. Besteedbaar inkomen Het meest bijzondere aan de definitie van het besteedbaar inkomen is de beperking tot de structurele inkomsten zoals beschreven in paragraaf 4.3. Daarnaast is er door het CBS voor gekozen de premies particuliere ziektekostenverzekering van het besteedbaar inkomen af te trekken. Dit vergroot de vergelijkbaarheid met ziekenfondsverzekerden. Voor hen geldt immers dat de premies per definitie deel uitmaken van het brutonettotraject. Ook is praktisch gezien geen sprake van vrije bestedingsruimte. Op die manier ontstaat het zogenaamde gecoördineerde besteedbaar inkomen. Dit is het standaard begrip dat CBS hanteert bij publicaties. De term ‘gecoördineerd’ refereert aan aansluiting op de consumenten prijsindex.
1
Zoals in brede lijnen beschreven in paragraaf 4.2.
29
4.5
Actualisering en raming In deze paragraaf komt het maken van de actualisaties en prognoses aan de orde. Het zou te ver voeren dat per inkomensbestanddeel per jaar in zijn geheel te beschrijven. Daarom is er voor gekozen om een aantal algemene aspecten te behandelen, waarbij enkele opvallende inkomensbestanddelen eruit gelicht zullen worden. De volgende aspecten komen aan de orde: 1. Definitievergelijkingen. 2. Fiscale vergelijkingen. 3. Extrapolatievergelijkingen. 4. Nieuwe bestanddelen. 5. Belastingherziening 2001. In Bijlage 5 is een overzicht opgenomen waarin per inkomensbestanddeel is aangegeven welk type vergelijking van toepassing is.
4 . 5. 1 De fi ni tie ve rgelij kin gen Voor een aantal bestanddelen (bijvoorbeeld het bruto inkomen) geldt dat zij gedefinieerd zijn als een optelling van andere bestanddelen. Deze berekeningen worden binnen BRUNET uitgevoerd. Voor de definitie in BRUNET wordt aangesloten bij de wettelijke definitie of bij de door het CBS opgestelde definitie. Voor deze bestanddelen hoeft dan ook alleen opgelet te worden dat nieuwe bestanddelen in de definitie van de optelling verwerkt worden.
4 . 5. 2 F is cale ve rgelijki nge n Een ander deel van de inkomensbestanddelen uit het bruto-nettotraject van ondernemers wordt eveneens berekend binnen BRUNET. Het gaat hier om wettelijk vastgelegde relaties tussen inkomensbestanddelen. Een voorbeeld is de zelfstandigenaftrek. De hoogte hiervan wordt bepaald door de hoogte van de winst: de winst is de grondslag voor de berekening van de zelfstandigenaftrek. Voor de zelfstandigenaftrek en vergelijkbare bestanddelen is een fiscale vergelijking opgesteld binnen BRUNET. In de meeste gevallen is de grondslag voor de wet- en regelgeving een inkomensbestanddeel uit BRUNET. Omdat de winst een inkomensbestanddeel is uit BRUNET kunnen veranderingen in de regeling voor zelfstandigenaftrek binnen het model worden doorberekend. In een aantal andere gevallen, bijvoorbeeld de belastingvrije som, is niet direct sprake van een grondslag. Met behulp van een fiscale vergelijking kunnen wijzigingen in weten regelgeving echter beter doorgevoerd worden dan het geval is bij extrapolatievergelijkingen. Alle berekeningen die volgen uit wet- en regelgeving worden toegepast op het gemiddelde bedrag per deelnemer. De ontwikkeling van het aantal deelnemers staat hier los van. Voor ieder jaar wordt de dan vigerende regelgeving in de berekeningen verwerkt. Opvallende uitzonderingen Voor een aantal andere bestanddelen, zoals investeringsaftrek, vermogensaftrek, fiscaal huurwaardeforfait, economische huurwaardeforfait en vermogensbelasting geldt dat deze gebaseerd zijn op een grondslag die geen onderdeel uitmaakt van het brutonettotraject. Ten dele zijn deze grondslagen echter door het CBS wel verzameld in de
30
bijlagen bij de IB-aangifte. De berekeningsmethodiek is echter zo gecompliceerd dat de 1 BRUNET-berekeningen erg onnauwkeurig zouden zijn .
4 . 5. 3 E x trap ola tiev ergelijki n gen De inkomensbestanddelen waarvoor geen schattings- of definitievergelijking geldt, en geen CBS-randtotalen bekend zijn, worden ontwikkeld met behulp van ontwikkelingsfactoren, in veel gevallen de consumentenprijsindex. Vanwege de grote voordelen die standaardisatie met zich meebrengt, wordt dat jaarlijks op dezelfde wijze gedaan. Uiteraard wordt wel voor elk jaar de dan geldende waarde gebruikt. In bijlage 4 staat vermeld welke ontwikkelingsfactor voor welk bestanddeel gebruikt is.
4 . 5. 4 Nie u we be stan ddele n Het kan voorkomen dat tussen het basisjaar en het huidige jaar nieuwe bestanddelen worden geïntroduceerd. In de meeste gevallen gaat het om nieuwe wetgeving. Voorbeelden uit het verleden zijn de Wet Arbeidsongeschiktheidsverzekering Zelfstandigen (WAZ) en de Tante Agaath Regeling. Deze bestanddelen zijn ingevoerd in BRUNET. Daar zijn twee methodieken voor toegepast: (Voorlopig) beschouwen als onderdeel van een andere post, waarvan de randtotalen bekend zijn (recenter CBS-materiaal) en op gelijke wijze verdelen over de percentielen. Zo is de ontvangen rente horend bij de Tante Agaath Regeling voorlopig onderdeel van de totale renteontvangst. Berekenen op basis van de wettelijke grondslagen en met behulp van de wettelijke berekeningsmethodiek. De WAZ-premie is hiervan een voorbeeld.
4 . 5. 5 B elas ti ng he rzie ni ng 2 001 2
In deze paragraaf wordt ingegaan op de modellering van de Belastingherziening 2001 . Maatregelen die aangrijpen in het bruto-nettotraject Hoewel de stelselwijziging zeer rigoureus is, ook qua vormgeving, vallen de problemen bij invoering in BRUNET mee. Zoals al aangegeven, is in de ontwerpfase van het project dan ook specifiek rekening gehouden met deze wijziging. De wijzigingen die aangrijpen in het bruto-nettotraject zijn in het model verwerkt. Zo zijn de belastingschijven en –tarieven aangepast en zijn de heffingskortingen volgens de wettelijke berekeningsmethodiek ingevoerd. Ook de diverse overgangsregelingen, bijvoorbeeld voor het geleidelijk wegvallen van de aftrekbaarheid van de kosten van arbeid, zijn ingevoerd. Het meest complex was de introductie van de vermogensbox. Op een enkel bestanddeel na (eerste huis, lijfrente/pensioen, FOR) zijn alle vermogensbestanddelen verwijderd uit het ’normale’ bruto-nettotraject (ofwel Box I). De grondslag van de verdwenen bestanddelen (rente, tweede huis, dividend, enz.), ofwel het vermogen, wordt immers vanaf 2001 belast voor een fictief rendement van 4%, tegen een tarief van 30%.
1
2
In een later stadium is echter op dit punt wel uitbreiding van BRUNET denkbaar, bijvoorbeeld door het CBS berekeningen te laten uitvoeren op de grondslag. De resultaten zijn te vinden in EIM (2001) en Vroonhof e.a. (2002). Voor inhoud en achtergrond van de herziening wordt ook verwezen naar deze publicaties.
31
Naast bovenstaande activiteit geldt dat de belasting die volgt uit de vermogensbox berekend moet worden. Uit de Vermogensstatistiek zijn voor individuele zelfstandigen en dga’s data verzameld betreffende hun vermogen (op huishoudensniveau). Vervolgens is per individu het heffingsvrije vermogen bepaald, afhankelijk van de huishoudenkenmerken (enkel of dubbel). Voor het resterende bedrag zijn de te betalen belastingen bepaald. Al deze bedragen zijn vervolgens omgezet in percentielen voor zelfstandigen en in decielen voor dga’s, en gekoppeld aan de andere gegevens in BRUNET. Impliciet zijn bij de verwerking van de Belastingherziening 2001 in BRUNET een aantal veronderstellingen of beperkingen gehanteerd: De verandering van de criteria voor de zelfstandigenaftrek hebben geen consequenties voor het aantal zelfstandigen. De verruiming van de scholingsaftrek en de wijziging van de bijtelling voor de auto van de zaak zijn niet meegenomen wegens gebrek aan gegevens. Overige maatregelen De maatregelen in het kader van de Belastingherziening 2001 die aangrijpen op het bruto-nettotraject zijn dus bijna geheel in BRUNET verwerkt. Daarmee zijn echter niet alle aspecten van de stelselherzieningen direct meegenomen. De vergroening en de verschuiving van directe naar indirecte belastingen zijn slechts meegenomen in zoverre zij van invloed zijn op het winstniveau. Dat deel is immers verwerkt in de CPB- en EIMramingen. Dat geldt ook voor een groot deel van de maatregelen binnen het ondernemerspakket die aangrijpen buiten het bruto-nettotraject. De hogere lasten van levensonderhoud voor de ondernemer als lid van een huishouden (dus niet als ondernemer), zijn in bepaalde mate verwerkt en wel via de inflatiecorrectie op de reële inkomensontwikkeling. Kwaliteit actualisaties en prognoses 2001 en verder Al met al bestaat de indruk dat de cijfers een licht positief vertekend beeld laten zien van de financiële werkelijkheid voor zelfstandigen en dga’s, maar dat de algehele waarde van het model ook voor de jaren vanaf 2001 hoog is. Uiteraard is een daadwerkelijke kwaliteitstoets pas mogelijk als het CBS beschikt over gerealiseerde gegevens over 2001, hetgeen waarschijnlijk het geval zal zijn in 2004.
32
5
Voorbeelden van gebruik
5.1
Inleiding Zoals reeds vermeld in de inleiding (paragraaf 1.3) is de toepassing van BRUNET in de praktijk tweeledig. Het model verschaft in de eerste plaats actuele en/of geprognosticeerde inkomensgegevens voor ondernemers. Daarnaast is BRUNET geschikt om de inkomenseffecten van wetswijzigingen, met name op fiscaal gebied en het socialezekerheidsterrein, gedetailleerd te bepalen. In dit hoofdstuk worden enkele voorbeelden gegeven. In paragraaf 5.2 wordt een voorbeeld gegeven van actualisaties en prognoses, zoals die totstandkomen met BRUNET. In paragraaf 5.3 worden de effecten weergegeven van de (hypothetische) afschaffing van een aantal ondernemersfaciliteiten. In paragraaf 5.4 worden de effecten van het regeerakkoord (mei 2003) op de inkomensontwikkeling van zelfstandigen gepresenteerd.
5.2
Inkomensontwikkeling zelfstandigen en dga’s 2002-20041 Inkomens zelfstandigen In tabel 4 wordt de ontwikkeling van het inkomen van zelfstandigen in het MKB in de periode 2002-2004 uitgebreid weergegeven. De ontwikkeling van de winst uit onderneming is in belangrijke mate richtinggevend voor de rest van het bruto-netto inkomenstraject van zelfstandigen. Voor 2003 wordt een toename van het besteedbaar inkomen verwacht van 4,75%, voor 2004 wordt 3,75% groei voorzien. tabel 4 Uitgebreid inkomenstraject van bruto naar besteedbaar inkomen van zelfstandigen in het MKB 2002-2004 bestanddeel (bedragen in €)
2002
mutatie
2003
in %
2004
Winst voor vermogens- en investeringsaftrek
20.650
4,75
21.620
4,00
22.500
Bruto-inkomen uit arbeid
6.180
4,00
6.430
2,50
6.590
Ontvangen overdrachten (uitkeringen/pensioenen)
2.910
2,50
2.980
1,00
3.010
w.v. Uitkeringen overheid
210
0,00
210
4,75
220
w.v. Overdrachten Socialezekerheid
1.710
3,00
1.760
1,25
1.780
w.v. Overige uitkeringen (pensioen e.d.)
980
3,00
1.010
1,00
1.020
Sociale lasten, werkgeversbijdragen (loon en uitk)
520
-3,75
500
2,00
510
110
18,25
130
0,00
130
Inkomsten uit vermogen
-490
12,25
-550
14,50
-630
Overige inkomsten
100
-10,00
90
0,00
90
Bruto totaalinkomen
29.870
4,00
31.060
3,25
32.070
w.v. Ziekenfondspremie
Aftrek ivm ondernemerschap
-6.550
1,75
-6.670
1,00
-6.740
w.v. Investeringsaftrek/desinvesteringsbijtelling
1.120
2,75
1.150
0,75
1.160
w.v. Zelfstandigenaftrek
4.520
1,00
4.560
0,50
4.580
w.v. Toevoeging FOR
930
5,50
980
4,00
1.020 -2.480
Betaalde premies (vzv aftrekbaar)
1
mutatie in %
-3.040
-9,25
-2.760
-10,25
w.v. Premies voor lijfrenten
-1.490
-19,50
-1.200
-25,75
-890
w.v. Premies voor periodieke uitkeringen bij ziekte of
-1.090
1,75
-1.110
1,00
-1.120
Deze cijfers zijn verschenen in EIM (2003).
33
ongeval Verwervingskosten loondienst
-430
0,00
-430
-2,25
-420
Diverse persoonsgebonden aftrek
-340
3,00
-350
0,00
-350
Overige bijtellingen
750
1,25
760
0,00
760
Overige aftrekposten
-2.850
1,00
-2.880
1,00
-2.910
Belastbaar inkomen
17.400
7,75
18.740
6,50
19.940
Premies werknemersverzekeringen
-610
-1,75
-600
1,75
-610
w.v. Sociale lasten werkgeversbijdragen (loon en uitk)
-520
-3,75
-500
2,00
-510
w.v. Sociale lasten werknemersbijdragen (loon en uitk)
-80
25,00
-100
0,00
-100
Premies WAZ
-790
7,50
-850
8,25
-920
Overige betaalde premies
-2.150
-14,00
-1.850
-17,75
-1.520
Inkomsten- en loonbelasting
-2.330
0,00
-2.330
12,50
-2.620
Premies volksverzekeringen
-4.060
12,25
-4.560
3,50
-4.720
Premies ziektekostenverzekering
-1.100
14,50
-1.260
2,50
-1.290
w.v. Premie particuliere ziektekostenverzekering
-780
10,25
-860
1,25
-870
w.v. Premie Ziekenfondswet Zelfstandigen (zfz)
-210
14,25
-240
8,25
-260
-410
5,00
-430
4,75
-450
Forfaittaire rendementsheffing Forfaittair rendement
1.820
3,75
1.890
4,25
1.970
Heffingskorting
2.290
10,00
2.520
1,50
2.560
Overige posten
-40
0,00
-40
0,00
-40
Besteedbaar inkomen
22.470
4,75
23.560
3,75
24.440
Het totale bruto inkomen bestaat voor meer dan een vijfde uit looninkomsten. Dit illustreert het toenemende belang van de hybride ondernemers. Hybride ondernemers zijn ondernemers die zowel loon uit een dienstbetrekking als winst uit onderneming als belangrijke inkomensbronnen hebben. Aangevuld met inkomsten uit vermogen, overdrachten (bijv. uitkering op basis van ziekte, arbeidsongeschiktheid) en overige inkomsten (bijv. alimentatie) bedroeg het bruto inkomen in 2002 gemiddeld € 29.870. De belangrijkste ontwikkeling die aangrijpt op het inkomenstraject van zelfstandigen, zijn de oplopende kosten van de gezondheidszorg. De stijging in de nominale ziekenfondspremie en daar bovenop de procentuele toenames in de premies leiden ertoe dat de premies voor zelfstandigen gemiddeld met 14,5% toenemen. Ook de premies volksverzekeringen laten een forse toename zien, als gevolg van de sterke toename van de AWBZ-premies. De sterke premiestijgingen worden deels gecompenseerd door de flinke toename van de heffingskorting. Alle fiscale wijzigingen en ontwikkelingen in de premiesfeer resulteren in een toename van het nominale besteedbare inkomen van 4,75% in 2003. De inflatie in acht genomen (2,25% in 2003) betekent dit een reële toename van 2,5%. Het gemiddelde besteedbare inkomen van zelfstandigen komt daarmee uit op € 23.560 in 2003. Voor 2004 wordt uitgegaan van een reële toename van 2,75. In de tabel is ook het traject van bruto inkomen naar belastbaar inkomen opgenomen. Het belang van de ondernemersfaciliteiten wordt hiermee nog eens onderstreept. De 1 aftrekposten die specifiek betrekking hebben op het ondernemerschap maken in 2002 22% uit van het bruto inkomen. In 2003 springt de sterke afname van de aftrekbare premies voor verzekeringen (-9,25%) in het oog. Dit bestanddeel bestaat voor het grootste deel uit lijfrentepremies. In de oudedagsparaplu die in het nieuwe belasting-
1
34
Waaronder de zelfstandigenaftrek, meewerkaftrek, toevoeging fiscale oudedagsreserve, investeringsaftrek.
stelsel 2001 is samengesteld, is de mate waarin deze aftrekbaar zijn drastisch ingeperkt. Voor degenen die in 2001 nog in aanmerking kwamen voor de aftrek, is een overgangsregeling getroffen, uitgesmeerd over de periode 2002-2004. Dit jaar is de basis1 ruimte komen te vervallen, het bedrag dat standaard mocht worden afgetrokken, ook als men voldoende pensioen had opgebouwd over het lopende jaar. De lijfrenteaftrek geldt in 2003 alleen voor het deel van de premie dat nodig is om het pensioengat op te vullen. De sterk verminderde aftrekbaarheid van de lijfrentepremies is in sterke mate bepalend voor de toename van het belastbaar inkomen. Deze neemt in 2003 met gemiddeld 7,75% toe. Echter, de tariefverlagingen van de eerste en tweede belastingschijf zorgen er voor dat de af te dragen inkomsten- en loonbelasting niet toeneemt. Dit zal in 2004 wel het geval zijn bij gelijkblijvende tarieven. Inkomens directeuren-grootaandeelhouders (dga’s) In tabel 5 wordt de ontwikkeling van het inkomenstraject van dga’s over de periode 2002-2004 verkort weergegeven. Het bruto inkomen van dga’s bestaat nagenoeg volledig uit inkomsten uit arbeid. De som van de inkomsten uit overige inkomensbronnen is zelfs negatief, door de relatief hoge kosten verbonden aan de eigen woning. Dga’s hebben gemiddeld te maken met een hogere economisch huurwaardeforfait. Het bruto inkomen van dga’s bedroeg in 2002 gemiddeld € 53.090. Voor 2003 wordt een toename verwacht van 3,75%, voor 2004 een stijging van 2%. tabel 5 Verkort inkomenstraject van bruto naar besteedbaar inkomen van dga’s, 20022004 bestanddeel
2002
mutatie
2003
in %
mutatie
2004
in %
winst voor vermogens- en investeringsaftrek
0
0,00
0
0,00
0
bruto inkomen uit arbeid
54.540
4,00
56.670
2,50
58.040
inkomen uit vermogen
-2.770
6,50
-2.950
7,75
-3.180
ontvangen overdrachten
1.550
2,50
1.590
1,25
1.610
overige inkomsten
-230
4,25
-240
0,00
-240
bruto inkomen
53.090
3,75
55.070
2,00
56.220
premies werknemersverzekeringen
-50
0,00
-50
0,00
-50
premies WAZ
-1.370
2,25
-1.400
1,50
-1.420
overige betaalde premies
-2.070
-10,75
-1.850
-12,00
-1.630
inkomsten- en loonbelasting
-7.270
-1,00
-7.190
5,25
-7.570
premies volksverzekeringen
-7.220
10,25
-7.960
1,25
-8.060
premies ziektekostenverzekering
-1.930
11,50
-2.150
1,00
-2.170
forfaittair rendement
2.930
3,75
3.040
4,25
3.170
forfaittaire rendementsheffing
-880
3,50
-910
4,50
-950
heffingskorting
2.790
10,00
3.070
1,25
3.110
overige posten
-460
2,25
-470
2,25
-480
kelijk belang)
37.550
4,25
39.190
2,50
40.170
winst aanmerkelijk belang
5.130
1,50
5.210
0,75
5.250
1.280
1,50
1.300
0,75
1.310
besteedbaar inkomen (excl aanmer-
belasting box II (aanmerkelijk belang)
1
Deze bedroeg in 2002 € 1.069.
35
besteedbaar inkomen (inclusief aanmerkelijk belang)
41.400
4,00
43.100
2,25
44.100
Ook dga’s dragen in flinke mate bij aan het dragen van de hogere kosten van de gezondsheidszorg. De premies voor de ziektekostenverzekering gaan voor deze ondernemers dit jaar gemiddeld met 11,5% omhoog. Ook de verhoging van de premies volksverzekeringen betekent een forse lastenverzwaring. Het gemiddelde bedrag aan premies neemt met 10,25% toe. Compensatie vinden dga’s net zoals zelfstandigen in de verhoging van de heffingskorting en de verlaging in het eerste en tweede schijftarief van de inkomstenbelasting. Het besteedbaar inkomen (exclusief aanmerkelijk belang) komt in 2003 gemiddeld uit op € 39.190, hetgeen neerkomt op een nominale toename van 4,25% ten opzichte van 2002. Voor 2004 wordt een toename van 2,5% verwacht. Gecorrigeerd voor inflatie is de reële toename in 2003 2%, en in 2004 1,5%. Wanneer de winst uit aanmerkelijk belang in ogenschouw wordt genomen bij de bepaling van het besteedbaar inkomen, blijkt dat het gemiddelde inkomensniveau in 2003 10% hoger uitvalt. Het gemiddelde bedrag aan winst uit aanmerkelijk belang is met € 5.210 een aanzienlijk bedrag.
5.3
Effecten afschaffen ondernemersfaciliteiten Een van de gebruiksmogelijkheden van BRUNET is het uitvoeren van beleidsanalyses. Bij wijze van voorbeeld is een analyse gedraaid voor de (hypothetische) situatie waarin een aantal ondernemersfaciliteiten is afgeschaft in 2003. In tabel 6 staat afgedrukt wat de consequenties zijn voor het besteedbaar inkomen van zelfstandigen. Het nettoinkomenseffect is de verandering die optreedt in het besteedbare inkomen, gemiddeld per zelfstandige, wanneer een bepaalde ondernemersfaciliteit wordt afgeschaft. tabel 6 Inkomenseffecten afschaffing ondernemersfaciliteiten, 2003 netto-inkomenseffect ondernemersfaciliteit zelfstandigenaftrek toevoeging FOR investeringsaftrek meewerkaftrek totaal
5.4
bruto-omvang (€)
absoluut (€)
4.630
relatief (%)
-1.170
-5,0
960
-220
-1,0
1.150
-370
-1,5
70
-20
-0,0
6.800
-1.770
-7,5
Inkomenseffecten van regeerakkoord Met BRUNET zijn de inkomenseffecten voor zelfstandigen van de voorgenomen beleidsmaatregelen in het Hoofdlijnenakkoord van het kabinet Balkenende II (mei 2003) 1 berekend . In de eerste plaats zijn de inkomenseffecten van de maatregelen uit het Hoofdlijnenakkoord afgezet tegen het de effecten van het ‘oude’ beleid, waarbij de Economische Verkenning (EV) van het CPB voor de periode 2004-2007, als uitgangssituatie is genomen. In de tweede plaats is de inkomensontwikkeling van zelfstandigen geschetst, waarbij de maatregelen uit het regeerakkoord verwerkt zijn. Voor een groot deel is aangesloten bij de aannames van het CPB.
1
36
Deze cijfers zijn gepubliceerd in Folkeringa e.a. (2003).
tabel 7 presenteert de inkomenseffecten per inkomensklasse van de maatregelen uit het Hoofdlijnenakkoord afgezet tegen het de effecten van het beleid op basis van de Economische Verkenning. Gemiddeld genomen gaan zelfstandigen er bij de voorgenomen beleidsmaatregelen 1%-punt op achteruit in koopkracht ten opzichte van het huidige beleid tussen 2004 en 2007. Hiervoor zijn twee redenen aan te dragen. Enerzijds heeft het voorgenomen beleid een neerwaarts effect op de macro-economische ontwikkeling, waardoor de winsten van bedrijven zich minder gunstig ontwikkelen. De raming van de jaarlijkse winstmutatie van zelfstandigen komt 0,6% lager uit onder het voorgenomen beleid ten opzichte van het vorige beleid. Anderzijds gaat de koopkracht achteruit door de toename van de ziektekostenpremies onder het nieuwe ziektekostenstelsel, dat volgens planning in 2006 effectief wordt. tabel 7 Koopkrachteffect beleid Hoofdlijnenakkoord tov Economische Verkenning voor zelfstandigen 2004-2007 Mutatie gemiddeld besteedbaar inkomen Inkomensklasse
Economische Ver-
(obv bruto inkomen
kenning
Hoofdlijnenakkoord
Effect Hoofdlijnenakkoord tov Economische Verken-
tov WML 2003)
ning jaarlijkse mutatie in % < 100% WML
0,4
-3,5
-4,0
100-150% WML
1,6
0,5
-1,0
150-200% WML
1,5
0,7
-0,9
200-250% WML
2,1
1,0
-1,0
>250% WML
2,5
1,7
-0,8
totaal
2,1
1,1
-1,0
De koopkracht van zelfstandigen met een laag inkomen (bruto inkomen lager dan het minimumloon) kent met 4% de sterkste daling van alle inkomensklassen. Zelfstandigen die te maken hebben met verliezen uit de onderneming zullen hinder ondervinden van de hoge nominale ziekenfondspremie. Ook zelfstandigen binnen deze groep die zich particulier willen verzekeren tegen arbeidsongeschiktheid (als gevolg van het afschaffen van de WAZ) zullen er in koopkracht achteruit gaan. Zelfstandigen uit de overige inkomensklassen gaan er allen gemiddeld rond 1% op achteruit in koopkracht. In tabel 8 is de ontwikkeling van de centrale inkomensbegrippen naar inkomensklassen uitgesplitst, waarbij de maatregelen uit het regeerakkoord verwerkt zijn. Zelfstandigen met hoge inkomens gaan er tussen 2003 en 2007 meer dan gemiddeld op vooruit. Het merendeel van deze groep heeft een particuliere ziektekostenverzekering, en profiteert van een gemiddeld lagere premie in de nieuwe basisverzekering curatieve zorg. Daarnaast zijn er binnen deze groep relatief veel zelfstandigen die gebruik kunnen maken van de kinderkorting. Uit gegevens over kinderbijslag blijkt dat zelfstandigen met een hoger inkomen vaker kinderen hebben. tabel 8 Inkomensontwikkeling zelfstandigen 2003-2007, naar inkomensklassen, inclusief beleidsmaatregelen regeerakkoord Inkomensklasse (obv bruto inkomen tov WML 2003) Inkomensbegrip
< 100%
100-150%
150-
200-
>250%
WML
WML
200%
250%
WML
WML
WML
totaal
jaarlijkse mutatie in % Bruto inkomen Belastbaar inkomen
-2,5
1,8
2,0
2,1
2,4
2,1
0,6
3,7
2,4
3,2
3,7
3,7
37
Besteedbaar inkomen
2,7
1,4
2,0
2,5
3,2
2,7
Zelfstandigen met een bruto inkomen onder het minimumloon gaan er in bruto inkomen jaarlijks op achteruit. Dit komt doordat binnen BRUNET verondersteld wordt dat negatieve inkomens (door verliezen uit onderneming) zich negatief ontwikkelen. Per saldo is het effect op het bruto inkomen binnen de laagste inkomensgroep negatief. Dit cijfer moet met de nodige voorzichtigheid worden geïnterpreteerd. Wel kan gesteld worden dat de compenserende maatregelen (inkomensafhankelijke kinderkorting, zorgtoeslag, verlagingen eerste en tweede schijftarief) ervoor zorgen dat de koopkracht van deze groep toch kan toenemen. De koopkracht van zelfstandigen met een inkomen net boven het minimumloon neemt minder dan gemiddeld toe. Overigens is de relatief gunstige ontwikkeling van de koopkracht (zeker in vergelijking met die van werknemers en uitkeringsgerechtigden) het gevolg van gunstige winstramingen. Deze komen vooral voort uit kostenbespraringen bij het MKB, en zijn niet zozeer het gevolg van een omzettoename.
38
6
Literatuur
Bangma, K.L., en W.H.J. Verhoeven, KTO2003: Een sectormodel naar grootteklasse voor de analyse en prognose van Korte Termijn Ontwikkelingen, EIM, Research Report H200211, 2003 Boog, J.J. en H. Kuiken, De inkomenspositie van zelfstandigen in het midden- en kleinbedrijf, EIM, Zoetermeer, 1985 Boog, J.J., van der Burg, B.I., van Driel, H.J., Elsendoorn, G.T. en G. Regter, Inventarisatie van beslissingen bij een overgang naar een ziekenfondsverzekering op basis van een fiscaal inkomensbegrip, EIM, Zoetermeer, 1998 Bosch, L.H.M., H. Bosselaar en W.S. Zwinkels, Zelfstandigen en armoede, in: Arm Nederland, de kwetsbaren; Tweede jaarrapport armoede en sociale uitsluiting, 1997. CBS, Inkomen per definitie, Supplement sociaal economische maandstatistiek 93/5, 1993 EIM, Kleinschalig ondernemen 2000; Structuur en ontwikkeling van het Nederlandse MKB, 2000 EIM, Kleinschalig ondernemen 2001; Structuur en ontwikkeling van het Nederlandse MKB, 2001 EIM, Kleinschalig ondernemen 2003; Structuur en ontwikkeling van het Nederlandse MKB, 2003 Folkeringa, M. en P.J.M. Vroonhof, Vrijheid, ongelijkheid en ondernemerschap, EIM, 2002 Folkeringa, M., P.J.M. Vroonhof en A. Kwaak, Inkomenseffecten regeerakkoord voor zelfstandigen, EIM, 2003 Hicks, J.R., Income, oorspronkelijk gepubliceerd in 1946, gevonden in: Parker, R.H. e.a., Readings in the concept and measurement of income, Cambridge U. Press, 1969 Kwaak, A. en P.J.M Vroonhof, Gevolgen invoering REB volgens Belastingplan 1999 voor ondernemingen en ondernemers in het MKB, EIM, 1998 Lind van Wijngaarden, K. de, en M. Peters, International developments in the position of assisting spouses and the possible implications for the Netherlands; Dutch SMEs in International perspective, EIM, 1998 Raad voor het Midden- en Kleinbedrijf, Inkomens Zelfstandigen, 's Gravenhage, 1985 RZO, Economisch bureau ING en EIM, ZZP’er: Ondernemer of Werknemer; Discussienota over het ondernemerschap, 1999 Vroonhof, P.J.M en J.J. Boog, Effecten invoering WAZ op inkomen zelfstandigen; Case studies, EIM, 1998
39
Vroonhof, P.J.M, C.L.Y. Koch en G.Th. Elsendoorn, Inkomenseffecten zelfstandigen Belastingherziening 2001 en aanverwante beleidsmaatregelen, EIM, 1999 Vroonhof, P.J.M., A. Kwaak en C.L.Y. Koch, Het model BRUNET, Bruto- en nettoinkomens van zelfstandigen, EIM, Research Report H0107, 2002 Wit, G. de, PRISMA - the Kernel, EIM, Research Report H0104, 2001
40
Annex I Drie definities van het begrip zelfstandige Er zijn op dit moment drie definities van het begrip zelfstandige in omloop. Dit zijn de zwaartepuntdefinitie (gehanteerd in de vorige BRUNET-versie), de winstdefinitie (gehanteerd in de huidige versie van BRUNET) en de zelfstandigenaftrekdefinitie. Zwaartepuntdefinitie Volgens de zwaartepuntdefinitie is een persoon zelfstandige als ‘winst uit onderneming’ het inkomenscluster is dat de grootste omvang heeft. Personen worden alleen tot de zelfstandigen gerekend als geen enkel ander inkomenscluster een grotere omvang heeft dan ‘winst uit onderneming’. Dit heeft tot gevolg dat volgens deze definitie waarschijnlijk relatief weinig zelfstandigen verlies lijden of een lage ‘winst uit onderneming’ genieten. In geval van verlies is het zo dat wanneer een andere inkomenscluster een positieve omvang heeft, hoe klein ook, de persoon in kwestie niet tot de zelfstandigen gerekend wordt. Winstdefinitie Volgens de winstdefinitie is een persoon zelfstandige als de omvang van ‘winst uit onderneming’ niet nul is. Alle personen die een eigen onderneming voeren en een positieve of negatieve winst op hun IB-formulier opvoeren, behoren binnen deze definitie tot de zelfstandigen. Dit geldt dus ook voor personen voor wie het voeren van een onderneming slechts een bijverdienste is waar men financieel niet afhankelijk van is. Zelfstandigenaftrekdefinitie Volgens de zelfstandigenaftrekdefinitie is een persoon zelfstandige als hij/zij zelfstandigenaftrek opvoert op haar/zijn IB-formulier. De personen die volgens deze definitie zelfstandige zijn voldoen dus aan de voorwaarden die gesteld worden aan het opvoeren van zelfstandigenaftrek. Die voorwaarden zijn: leeftijd tussen 18 en 65 jaar 1 tenminste 1225 uur per jaar werkzaam in de eigen onderneming , of tenminste 825 uur in combinatie met een meewerkende echtgenoot die tenminste 525 uur per jaar werkt.
1
Dit komt neer op ongeveer drie werkdagen van acht uur per week. Bij bepaling of voldaan wordt aan dit criterium, let de Belastingdienst onder meer op de hoogte van het inkomen uit arbeid (in loondienst).
41
Annex II Systematiek naamgeving variabelen BRUNET naamstam (eerste 3 posities) geeft economische betekenis aan meeteenheid (4e positie) B: binaire dummy D: dagen per jaar M: arbeidsvolume P: prijs V: volume (waarde in prijzen voorafgaand jaar) W: waarde F: aantal Q: te benoemen quote tijdstransformatie (5e positie) D: absolute mutatie N: niveau R: relatieve mutatie extensies (posities 6/7/8, kleine letters; facultatief) geeft nadere duiding van economische betekenis, bijvoorbeeld subcategorieen overige aut exo prk
toevoegingen (aan eind naam, dus in 6/7/8, of 9/10/11; in kleine letters) : autonomoom : exogene waarde voor endogene variabele : prik
43
Annex III Alle bestanddelen en definitievergelijkingen In de onderstaande tabel wordt per inkomensbestanddeel aangegeven wat en het nummer en de naam zijn onder welke het bestanddeel in het model is opgenomen. Vervolgens wordt een korte omschrijving gegeven, en wordt met behulp van de variabelenummers aangegeven hoe het bestanddeel wordt samengesteld uit andere bestanddelen (definitievergelijking, alleen voor relevante bestanddelen. Voor de systematiek van de naamgeving wordt verwezen naar Bijlage 2.
Nummer
Naam
Omschrijving
BD_100
WVIWN
Winst voor vermogens- en investeringsaftrek
BD_101
VAFWN
Vermogensaftrek
BD_102
IAFWN
Investeringsaftrek/desinvesteringsbijtelling
BD_103
ZAFWN
Zelfstandigenaftrek
BD_104
MAFWN
Meewerkaftrek
BD_105
TFRWN
Toevoeging FOR
BD_106
OFRWN
FOR (opname, voor zover progressief belast)
BD_107
TVVWN
Met de aanslag te verrekenen verliezen
BD_108
SAFWN
Scholingsaftrek
BD_200
IARWN
Bruto-inkomen uit arbeid
Definitievergelijking
201 + 205 + 209 + 210 211
BD_201
ILMWN
Loon, salaris en tantièmes waarover premies worden ingehouden
202 + 203 + 204
(kaal) BD_202
ILMWNtrn
Loon trendvolgers
BD_203
ILMWNdir
Loon directeuren NV/BV verzekerd voor werknemersverzekeringen
BD_204
ILMWNovr
Loon overige werknemers
BD_205
ILZWN
Loon waarover geen inhoudingen hebben plaatsgevonden (kaal)
BD_206
ILZWNamb
Salaris ambtenaren
BD_207
ILZWNdga
Loon dga's, niet verzekerd voor werknemersverzekeringen
BD_208
ILZWNovr
Overig loon waarover geen inhoudingen hebben plaatsgevonden
BD_209
IPAWN
Privé gebruik auto werkgever
BD_210
IAOWN
Overige inkomsten uit arbeid (incl buitenlands loon en loon politieke
BD_211
ILVWN
Verwervingskosten (heeft uitsluitend betrekking op overige inkomsten
BD_212
VOVWN
Verwervingskosten forfaitair en bovenforfaitair
BD_213
VOVWNnkr
Netto kosten van reizen
BD_214
VOVWNkpr
Kosten 5%-regeling/554 regeling
BD_215
VOVWNswk
Saldo werkelijke kosten
BD_220
OUPWN
Ontvangen overdrachten (uitkeringen/pensioenen)
221 + 226 + 233 + 241
BD_221
OOUWN
Ongebonden uitkeringen
222 + 223 + 224 + 225
BD_222
OOUWNnia
IOAW/OAZ (ex ZfW-premie werkgeversgedeelte)
BD_223
OOUWNabw ABW (ex ZfW-premie werkgeversgedeelte)
BD_224
OOUWNrww RWW (ex ZfW-premie werkgeversgedeelte)
206 + 207 + 208
ambtsdragers)
uit arbeid) 213 + 214 + 215
BD_225
OOUWNbyz
Bijstand zelfstandigen
BD_226
OGUWN
Gebonden uitkeringen (ex WIR)
227 + 231 + 232
BD_227
OGUWNoon
Overdracht in verband met onderwijs
228 + 229 + 295
BD_228
OGUWNstk
Tegemoetkoming studiekosten
45
Nummer
Naam
Omschrijving
BD_229
OGUWNsbe
Studietoelage beurs
BD_295
OGUWNwts
Bedrag TS WTS 18+
BD_230
OGUWNstb
Belastbaar gedeelte van de studietoelage
BD_231
OGUWNihs
Individuele huursubsidie
BD_232
OGUWNrew
Rijksbijdrage eigen woning bezit
BD_233
OSVWN
Overdrachten sociale verzekeringen
Definitievergelijking
234 + 235 + 236 + 237 + 238 + 239 + 240 + 247 + 248
BD_234
OSVWNzwt
Uitkering Ziektewet
BD_235
OSVWNwao
Uitkering AAW/WAO
BD_236
OSVWNwww Uitkering WW (+vervolg)
BD_237
OSVWNwgl
BD_238
OSVWNaow
Uitkering Wachtgeld Uitkering AOW/AWW (ex ZfW-premie werkgeversgedeelte)
BD_239
OSVWNaus
Andere uitkeringen Sociale Verzekeringen
BD_240
OSVWNakw
Kinderbijslag
BD_248
OSVWNwaj
Uitkering WAJong
BD_247
OSVWNwaz
Uitkering WAZ
BD_241
OPLWN
Pensioenen, lijfrenten en andere periodieke uitkeringen (incl. restant
242 + 243 + 244 + 245
periodieke uitkeringen) BD_242
OPLWNpel
Pensioenen lijfrenten
BD_243
OPLWNutz
Periodieke uitkering tz van ziekte enz
BD_244
OPLWNtlr
Termijnen van lijfrente ea
BD_245
OPLWNrpu
Restant periodieke uitkeringen
BD_246
KPUWN
Aftrekbare kosten in verband met periodieke uitkeringen
BD_250
GSLWN
Sociale lasten, werkgeversbijdragen (loon en uitkering)
251 + 258 + 262
BD_251
GWZWN
Premies ZW en WW (werkgeversbijdrage)
252 + 255
BD_252
GZWWN
Premie ZW (werkgeversbijdrage)
253 + 254
BD_253
GZWWNloo
Premie ZW (werkgeversbijdrage) loon
BD_254
GZWWNuit
Premie ZW (werkgeversbijdrage) uitkering
BD_255
GWWWN
Premie WW (werkgeversbijdrage)
BD_256
GWWWNloo Premie WW (werkgeversbijdrage) loon
BD_257
GWWWNuit
Premie WW (werkgeversbijdrage) uitkering
BD_258
GZFWN
Premie ZfW (werkgeversbijdrage)
BD_259
GZFWNloo
Premie ZfW (werkgeversbijdrage) loon
BD_260
GZFWNuit
Premie ZfW (werkgeversbijdrage) uitkeringen (ZW, WW (+vervolg),
BD_261
GZFWNovo
Premie ZfW (werkgeversbijdrage) overdrachten (ABW, IOAW/IOAZ,
256 + 257
259 + 260 + 261
AAW/WAO)
RWW, AWW)
46
BD_262
GWAWN
Premie WAO (werkgeversbijdrage)
BD_263
GWAWNloo
Premie WAO (werkgeversbijdrage) loon
BD_264
GWAWNuit
premie WAO (werkgeversbijdrage) uitkering
BD_270
NSLWN
Sociale lasten (werknemersbijdrage) loon en uitkering
271 + 274 + 277
BD_271
NZWWN
Premie ZW (werknemersbijdrage)
272 + 273
BD_272
NZWWNloo
Premie ZW (werknemersbijdrage) loon
BD_273
NZWWNuit
Premie ZW (werknemersbijdrage) uitkering
BD_274
NWAWN
Premie WAO (werknemersbijdrage)
BD_275
NWAWNloo
Premie WAO (werknemersbijdrage) loon
BD_276
NWAWNuit
Premie WAO (werknemersbijdrage) uitkering
BD_277
NWWWN
Premie WW (werknemersbijdrage)
BD_278
NWWWNloo Premie WW (werknemersbijdrage) loon
263 + 264
275 + 276
278 + 279
Nummer
Naam
Omschrijving
BD_279
NWWWNuit
Premie WW (werknemersbijdrage) uitkering
Definitievergelijking
BD_280
OHTWN
Overhevelingstoeslag (betrekking op loon)
BD_283
SPAWN
Spaarloon
BD_290
ALIWN
Alimentatie van (ex-)echtgeno(o)t(e)
BD_300
IUVWN
Inkomsten uit vermogen
301 + 310 + 311 + 320
BD_301
IEWWN
Saldo inkomsten en kosten uit eigen woning
302 + 305 - 306
BD_302
IEWWNhfe
Economisch huurwaardeforfait
BD_303
IEWWNhff
Fiscaal huurwaardeforfait
BD_304
IEWWNhhf
Huurwaarde (grondslag voor bepaling huurwaardeforfait)
+ 322 + 326
BD_305
IEWWNoiw
Overige inkomsten uit eigen woning
BD_306
IEWWNkew
Kosten eigen woning
BD_307
IEWWNwhy
Rente van schulden (hypotheek)
BD_308
IEWWNwom Onderhoudskosten monumentenpand
BD_309
IEWWNeop
307 + 309
Periodieke betalingen voor erfpacht en opstal
BD_310
IVAWN
Inkomsten uit andere onroerende goederen
BD_311
IVRWN
Rente (saldo van ontvangen rente (incl rente van minderjarigen en
312 + 316 + 318 - 319
obligaties) en rente van schulden) BD_312
IVRWNrin
Rente inkomsten van u en/of uw echtgeno(o)t(e) (=rente + inkomen
313 + 314 + 328
uit obligaties) BD_313
IVRWNren
Rente (incl rente wsp en e-biljet)
BD_328
IVRWNtar
rente-inkomsten TAR
BD_314
IVRWNobl
Inkomen uit obligaties
BD_315
IVRWNrvs
Rentevrijstelling u en/of uw echtgenoot
BD_316
IVRWNrmk
Rente inkomsten van spaartegoeden van minderjarige kinderen
BD_317
IVRWNrvk
Rentevrijstelling minderjarige kinderen
BD_318
IVRWNors
Terugontvangen rente van schulden
BD_319
IVRWNbrs
-/- Betaalde rente van schulden
BD_320
IVDWN
Inkomsten uit dividend en dergelijke
BD_321
IVDWNdvs
Dividend vrijstelling
BD_322
IOVWN
Inkomsten uit onderverhuur en verhuur roerende goederen
BD_323
IOVWNovh
Inkomsten uit onderverhuring
BD_324
IOVWNvhr
Inkomsten uit verhuur roerende goederen
BD_325
IOVWNkvr
-/- Kosten met betrekking tot onderverhuur en verhuur van roerende
323 + 324 - 325
goederen BD_326
IVOWN
Overige inkomsten uit vermogen
BD_327
WABWN
Winst uit aanmerkelijk belang
BD_400
IBOWN
Bestanddelen onbekend
BD_401
IBOWNged
Gedeelte van de bestanddelen onbekend
BD_402
IBOWNrbl
Rest bestanddeel loon en dergelijke
BD_403
IBOWNgbb
Geen bestanddelen bekend
BD_410
OFIWN
Overschot FI-base t.o.v. aangifte
BD_500
YBRWN
BRUTO INKOMEN
401 + 402 + 403
100 + 200 + 220 + 250 + 280 + 283 + 290 + 300 + 400 - 410
BD_600
PLUWN
Premies lijfrenten en andere periodieke uitkeringen
BD_601
PLUWNlyf
Premies voor lijfrenten
BD_602
PLUWNpzu
Premies voor periodieke uitkeringen bij ziekte of ongeval (incl. WAZ)
601 + 602 + 603 + 604
47
Nummer
Naam
Omschrijving
BD_603
PLUWNpov
Overige periodieke uitkeringen
BD_604
PLUWNibw
Premie invaliditeitspensioen boven wettelijk
BD_605
PWZNopg
Premie WAZ, op aanslag betaalde premie
BD_606
PWZNaan
Premie WAZ, aangegeven premie
BD_610
POVWN
Overige premies volksverzekeringen + sociale verzekeringen werk-
612 + 613 + 614 + 615
nemers
+ 616 + 617
BD_612
POVWNawb
BD_613
POVWNaow
Premie AOW/AWW/AAW
BD_614
POVWNzfn
Premie ZfW nominaal
Definitievergelijking
Premie AWBZ
BD_615
POVWNzfp
Premie ZfW werknemersbijdrage
BD_616
POVWNpzk
Premie particuliere ziektekostenverzekering
BD_617
POVWNzfz
Premie ZfW zelfstandigen
BD_620
BGLWN
Buitengewone lasten
BD_630
AGFWN
Aftrekbare giften
BD_631
AKKWN
Aftrekbare kosten kinderopvang
BD_635
WAFWN
Werknemersaftrek
BD_640
BOVWN
Overige betaalde overdrachten
BD_641
BOVWNali
Alimentatie voor (ex) echtgeno(o)t(e)
BD_642
BOVWNvby
Verhaalde bijstand tot voorziening in het levensonderhoud van de ex-
641 + 642
echtgeno(o)t(e) BD_650
TPLWN
BD_651
TPVWN
Terugontvangen premies van lijfrenten en dergelijke Terugontvangen premies van part. verzekeringen
BD_660
GSBWN
Grondslag box III
BD_670
RSBWN
Forfaitair rendement
BD_700
BXXWN
Belastingen
BD_710
BILWN
Inkomsten- en loonbelasting
BD_720
BVSWN
Belastingvrije som
BD_721
HKGWN
Gecombineerde heffingskorting
BD_725
VABWN
Te verrekenen verlies uit Aanmerkelijk Belang
BD_730
BVBWN
Vermogensbelasting
BD_740
BEIWN
Belasting over eenmalig inkomen (art. 57, 57A, 58 en 75) en ander-
BD_750
BFRWN
Forfaitaire rendementsheffing
BD_751
HVVWN
Heffingsvrij vermogen
BD_800
YBEWN
BESTEEDBAAR INKOMEN
710 + 730
tariefinkomen
-250 - 270 + 500 - 600 610 - 640 + 650 + 651 700 + 750 + 670 + 721 + 725 + 606 - 605
BD_910
YEEWN
Eenmalig inkomen
BD_920
YBTWN
Bijzonder tarief inkomen
BD_960
YGBWN
GETELD BELASTBAAR INKOMEN (ex eenmalig inkomen)
911 + 912
106 + 211 + 230 + 303 + 327 + 500 + 650 + 651 - 101 - 102 - 103 104 - 105 - 107 - 212 227 - 231 - 240 - 246 251 - 262 - 270 - 283 302 - 308 - 315 - 317 321 - 330 - 600 - 620 630 - 640 - 108 - 631 635
48
AZNFRexo
DGAFRexo
WINWRexo
CGXPRexo
LOOPRexo
IOAQRexo
UWVQRexo
UAOQRexo
UWAQRexo
CXXWRexo
LARPRexo
PBZQRexo
Aantal dga’s totaal
Winst voor belastingen
Consumentenprijsindex
Loonvoet
Uitkering IOAW/IOAZ
Uitkeringen werknemersverzekeringen
Uitkeringen AOW en AWW/Anw
Uitkeringen WAZ en WAJong
Constante
Lange rente
Nominale premie AWBZ
variabele
Modelnaam
Aantal zelfstandigen totaal
Naam ontwikkelingsfactor
49
Berekening aan de hand van niveaus
Berekening aan de hand van niveaus
Berekening aan de hand van niveaus
Berekening aan de hand van niveaus
Berekening aan de hand van niveaus
Berekening aan de hand van niveaus
Mutatiegegevens gegeven, alle inkomen uit arbeid zelfde ontwikkeling
Mutatiegegevens gegeven
Er wordt uitgegaan van de TOTALE winstwaarde
Berekening aan de hand van niveaus
Berekening aan de hand van niveaus
Toelichting
Annex IV Gebruikte ontwikkelingsfactoren
nvt
CEP 2003
nvt
WAZ en WAJong
le grondslag per dag (jaargemiddelde)
Sociaal memo 2, januari 2003, maxima-
AOW ongehuwd
len Anw nabestaandenuitkering en
Sociaal memo 2, januari 2003, jaartota-
verzekeringen
mum uitkeringsloon (jaar) werknemers-
Sociaal memo 2, januari 2003, maxi-
ren, netto-uitkering, jaargemiddelde
alleenstaande 23 jr e.o. zonder kinde-
Sociaal memo 2, januari 2003, ioaz
loon
CEP 2003, Loonvoet marktsector, bruto
CEP 2003
KTO_2003, bed_ab, winw
CBS Statline, aantal BV’s
KTO_2003, bed_ab, azxm
Bron en/of berekeningsmethodiek
PZKQRexo
KKOQRexo
VBLQRexo
SPLQRexo
IAFQRexo
Aftrekbare kosten kinderopvang
Vermogensbelasting tarief
Spaarloon
Investeringsaftrek
variabele
Modelnaam
Particuliere ziektekostenpremie
Naam ontwikkelingsfactor
Zie CPI, en Miljoenennota 2002 (ener-
Fiscaal Memo
1999 en 2000.
ling budgettair effect. In 2001 tijdelijk weer CPI. Alles opgehangen aan
algemene stijging. Vanaf 1999 geeft miljoenennota cijfers over ontwikke-
mies opgeteld voor drie typen.
eerste schijfpercentage in 1999 wordt genegeerd. CPI wordt gebruikt voor gie ‘97 en milieu ‘00), LB/IB en Pre-
Energie (1997) en Milieu (2000) zijn er later bijgekomen. Kleine stijging
Berekening aan de hand van maximum niveaus.
sief eigen bijdragen
gen. Fiscaal Memo
Fiscaal Memo Kluwer, maximum exclu-
Microtax CPB bij CEP'03
Bron en/of berekeningsmethodiek
Berekening aan de hand van maximum niveaus afgezien van eigen bijdra-
Berekening aan de hand van CPB-uitgangspunten
Toelichting
Annex V Totstandkoming prognoses
Nummer
Naam
Omschrijving
Type vergelijking of
Bijzonderheden
ontwikkelingsfactor als extrapolatievgl. BD_100
WVIWN
Winst voor vermogens- en investeringsaftrek WINWRexo
BD_101
VAFQN
Vermogensaftrek
CGXPRexo
Afgeschaft m.i.v. 1 jan 1998
BD_102
IAFQN
Investeringsaftrek/desinvesteringsbijtelling
IAFQRexo
Energie (1997) en Milieu (2000) zijn er later bijgekomen.
BD_103
ZAFQN
Zelfstandigenaftrek
Fiscale vergelijking
BD_104 BD_105
MAFQN
Meewerkaftrek
Fiscale vergelijking
TFRQN
Toevoeging FOR
Fiscale vergelijking
BD_106
OFRQN
FOR (opname, voor zover progressief belast) CGXPRexo
BD_107
TVVQN
Met de aanslag te verrekenen verliezen
CGXPRexo
BD_108
SAFQN
scholingsaftrek
CGXPRexo
BD_200
IARQN
Bruto-inkomen uit arbeid
Definitievergelijking (op-
Geïntroduceerd op 1 jan 1998
telling) BD_201
ILMQN
Loon, salaris en tantièmes waarover premies Definitievergelijking (opworden ingehouden (kaal)
telling)
BD_202
ILMQNtrn
Loon trendvolgers
LOOPRexo
BD_203
ILMQNdir
Loon directeuren NV/BV verzekerd voor
LOOPRexo
werknemersverzekeringen BD_204
ILMQNovr
Loon overige werknemers
LOOPRexo
BD_205
ILZQN
Loon waarover geen inhoudingen hebben
Definitievergelijking (op-
plaatsgevonden (kaal)
telling) LOOPRexo
BD_206
ILZQNamb
Salaris ambtenaren
BD_207
ILZQNdga
Loon dga's, niet verzekerd voor werknemers- LOOPRexo
BD_208
ILZQNovr
Overig loon waarover geen inhoudingen heb- LOOPRexo
verzekeringen
ben plaatsgevonden
BD_209
IPAQN
Privé gebruik auto werkgever
CGXPRexo
In toekomst mogelijk vervangen door ontwikkeling autoprijzen
BD_210
IAOQN
Overige inkomsten uit arbeid (incl buitenlands LOOPRexo loon en loon politieke ambtsdragers)
BD_211
BD_212
BD_213
ILVQN
VOVQN
VOVQNnkr
Verwervingskosten (heeft uitsluitend betrek- CGXPRexo
Let op: vervalt in
king op overige inkomsten uit arbeid)
nieuwe BS
Verwervingskosten forfaitair en bovenforfai-
Definitievergelijking (op-
tair
telling)
Netto kosten van reizen
CGXPRexo
51
Nummer
Naam
Omschrijving
Type vergelijking of
Bijzonderheden
ontwikkelingsfactor als extrapolatievgl. BD_214
VOVQNkpr
Kosten 5%-regeling/554 regeling
Fiscale vergelijking
Let op: vervalt in nieuwe BS
BD_215
VOVQNswk
Saldo werkelijke kosten
CGXPRexo
BD_220
OUPQN
Ontvangen overdrachten (uitkerin-
Definitievergelijking (op-
gen/pensioenen)
telling) Definitievergelijking (op-
BD_221
OOUQN
Ongebonden uitkeringen
BD_222
OOUQNnia
IOAW/OAZ (ex ZfW-premie werkgeversge-
telling) IOAQRexo
deelte) BD_223
OOUQNabw ABW (ex ZfW-premie werkgeversgedeelte)
CGXPRexo
te complex om in aparte ontwikkelingsfactor te verwerken
BD_224
OOUQNrww RWW (ex ZfW-premie werkgeversgedeelte)
CGXPRexo
te complex om in aparte ontwikkelingsfactor te verwerken. In 1997 afgeschaft.
BD_225
OOUQNbyz
Bijstand zelfstandigen
CGXPRexo
te complex om in aparte ontwikkelingsfactor te verwerken
BD_226
OGUQN
Gebonden uitkeringen (ex WIR)
Definitievergelijking (optelling)
BD_227
OGUQNoon
Overdracht in verband met onderwijs
Definitievergelijking (op-
BD_228
OGUQNstk
Tegemoetkoming studiekosten
CGXPRexo
telling) Niet erg goed, maar weinig info en komt weinig voor. BD_229
OGUQNsbe
Studietoelage beurs
CGXPRexo
Niet erg goed, maar weinig info en komt weinig voor.
BD_295
OGUWNwts Bedrag TS WTS 18+
CGXPRexo
te complex om in aparte ontwikkelingsfactor te verwerken
BD_230
OGUQNstb
Belastbaar gedeelte van de studietoelage
CGXPRexo
Niet erg goed, maar weinig info en komt weinig voor.
BD_231
OGUQNihs
Individuele huursubsidie
CGXPRexo
te complex om in aparte ontwikkelingsfactor te verwerken
BD_232
OGUQNrew
Rijksbijdrage eigen woning bezit
CGXPRexo
te complex om in aparte ontwikkelingsfactor te verwerken
BD_233
OSVQN
Overdrachten sociale verzekeringen
Definitievergelijking (op-
BD_234
OSVQNzwt
Uitkering Ziektewet
UWVQRexo
BD_235
OSVQNwao
Uitkering AAW/WAO
UWVQRexo
BD_236
OSVQNwww Uitkering WW (+vervolg)
UWVQRexo
BD_237
OSVQNwgl
UWVQRexo
telling)
52
Uitkering Wachtgeld
Nummer
Naam
Omschrijving
Type vergelijking of
Bijzonderheden
ontwikkelingsfactor als extrapolatievgl. BD_238
OSVQNaow
Uitkering AOW/AWW (ex ZfW-premie werk-
UAOQRexo
geversgedeelte) BD_239
OSVQNaus
Andere uitkeringen Sociale Verzekeringen
CGXPRexo
BD_240
OSVQNakw
Kinderbijslag
Fiscale vergelijking
BD_248
OSVQNwaj
Uitkering WAJong
UWAQRexo
Ingevoerd per 1998
BD_247
OSVQNwaz
Uitkering WAZ
UWAQRexo
Ingevoerd per 1998
BD_241
OPLQN
Pensioenen, lijfrenten en andere periodieke
Definitievergelijking (op-
uitkeringen (incl. restant periodieke uitkerin-
telling)
gen) BD_242
OPLQNpel
Pensioenen lijfrenten
CGXPRexo
BD_243
OPLQNutz
Periodieke uitkering tz van ziekte enz
CGXPRexo
BD_244
OPLQNtlr
Termijnen van lijfrente ea
CGXPRexo
BD_245
OPLQNrpu
Restant periodieke uitkeringen
CGXPRexo
BD_246
KPUQN
Aftrekbare kosten in verband met periodieke CGXPRexo uitkeringen
BD_250
BD_251
GSLQN
GWZQN
Sociale lasten, werkgeversbijdragen (loon en Definitievergelijking (opuitkering)
telling)
Premies ZW en WW (werkgeversbijdrage)
Definitievergelijking (optelling)
BD_252
GZWQN
Premie ZW (werkgeversbijdrage)
Definitievergelijking (op-
BD_253
GZWQNloo
Premie ZW (werkgeversbijdrage) loon
Fiscale vergelijking
BD_254
GZWQNuit
Premie ZW (werkgeversbijdrage) uitkering
Fiscale vergelijking
BD_255
GWWQN
Premie WW (werkgeversbijdrage)
Definitievergelijking (op-
BD_256
GWWQNloo
Premie WW (werkgeversbijdrage) loon
Fiscale vergelijking
BD_257
GWWQNuit
Premie WW (werkgeversbijdrage) uitkering
Fiscale vergelijking
BD_258
GZFQN
Premie ZfW (werkgeversbijdrage)
Definitievergelijking (op-
telling)
telling)
telling) BD_259
GZFQNloo
BD_260
GZFQNuit
Premie ZfW (werkgeversbijdrage) loon
Fiscale vergelijking
Premie ZfW (werkgeversbijdrage) uitkeringen Fiscale vergelijking (ZW, WW (+vervolg), AAW/WAO)
BD_261
GZFQNovo
Premie ZfW (werkgeversbijdrage) overdrach- Fiscale vergelijking ten (ABW, IOAW/IOAZ, RWW, AWW)
BD_262
GWAQN
Premie WAO (werkgeversbijdrage)
Definitievergelijking (optelling)
53
Nummer
Naam
Omschrijving
Type vergelijking of
Bijzonderheden
ontwikkelingsfactor als extrapolatievgl. BD_263
GWAQNloo
Premie WAO (werkgeversbijdrage) loon
Fiscale vergelijking
BD_264
GWAQNuit
premie WAO (werkgeversbijdrage) uitkering
Fiscale vergelijking
BD_270
NSLQN
Sociale lasten (werknemersbijdrage) loon en
Definitievergelijking (op-
uitkering
telling)
Definitievergelijking (op-
BD_271
NZWQN
Premie ZW (werknemersbijdrage)
BD_272
NZWQNloo
Premie ZW (werknemersbijdrage) loon
Fiscale vergelijking
BD_273
NZWQNuit
Premie ZW (werknemersbijdrage) uitkering
Fiscale vergelijking
BD_274
NWAQN
Premie WAO (werknemersbijdrage)
Definitievergelijking (op-
telling)
telling) BD_275
NWAQNloo
Premie WAO (werknemersbijdrage) loon
Fiscale vergelijking
BD_276
NWAQNuit
Premie WAO (werknemersbijdrage) uitkering Fiscale vergelijking
BD_277
NWWQN
Premie WW (werknemersbijdrage)
Definitievergelijking (optelling)
BD_278
NWWQNloo
Premie WW (werknemersbijdrage) loon
Fiscale vergelijking
BD_279
NWWQNuit
Premie WW (werknemersbijdrage) uitkering
Fiscale vergelijking
BD_280
OHTQN
Overhevelingstoeslag (betrekking op loon)
Fiscale vergelijking
BD_283
SPAQN
Spaarloon
SPLQRexo
BD_290
ALIQN
Alimentatie van (ex-)echtgeno(o)t(e)
CGXPRexo
BD_300
IUVQN
Inkomsten uit vermogen
Definitievergelijking (optelling)
BD_301
IEWQN
Saldo inkomsten en kosten uit eigen woning Definitievergelijking (op-
BD_302
IEWQNhfe
Economisch huurwaardeforfait
CGXPRexo
BD_303
IEWQNhff
Fiscaal huurwaardeforfait
CGXPRexo
BD_304
IEWQNhhf
Huurwaarde (grondslag voor bepaling huur-
CGXPRexo
telling)
waardeforfait)
BD_305
IEWQNoiw
Overige inkomsten uit eigen woning
CGXPRexo
BD_306
IEWQNkew
Kosten eigen woning
Definitievergelijking (op-
BD_307
IEWQNwhy
Rente van schulden (hypotheek)
LARPRexo*CGXPRexo
telling) Component huizenprijs en component renteniveau
54
Nummer
Naam
Omschrijving
Type vergelijking of
Bijzonderheden
ontwikkelingsfactor als extrapolatievgl. BD_308
IEWQNwom Onderhoudskosten monumentenpand
CGXPRexo
Moet naar persoonsgebonden aftrek in 2001
BD_309
IEWQNeop
Periodieke betalingen voor erfpacht en opstal CGXPRexo
BD_310
IVAQN
Inkomsten uit andere onroerende goederen
BD_311
IVRQN
Rente (saldo van ontvangen rente (incl rente Definitievergelijking (op-
CGXPRexo
van minderjarigen en obligaties) en rente van telling) schulden)
BD_312
BD_313
IVRQNrin
IVRQNren
Rente inkomsten van u en/of uw echtge-
Definitievergelijking (op-
no(o)t(e) (=rente + inkomen uit obligaties)
telling)
Rente (incl rente wsp en e-biljet)
LARPRexo*CGXPRexo
Component waarde en component renteniveau
BD_314
IVRQNobl
Inkomen uit obligaties
LARPRexo*CGXPRexo
Component waarde en component renteniveau
BD_315
IVRQNrvs
Rentevrijstelling u en/of uw echtgenoot
CXXWRexo
Geen wijziging wet-
BD_316
IVRQNrmk
Rente inkomsten van spaartegoeden van
LARPRexo*CGXPRexo
Component waarde
telijke regeling
minderjarige kinderen
en component renteniveau
BD_317
IVRQNrvk
Rentevrijstelling minderjarige kinderen
CXXWRexo
Geen wijziging wettelijke regeling
BD_318
IVRQNors
Terugontvangen rente van schulden
LARPRexo*CGXPRexo
Component waarde en component renteniveau
BD_319
IVRQNbrs
-/- Betaalde rente van schulden
LARPRexo*CGXPRexo
Component waarde en component renteniveau
BD_320
IVDQN
Inkomsten uit dividend en dergelijke
CGXPRexo
BD_321
IVDQNdvs
Dividend vrijstelling
CXXWRexo
Geen wijziging wettelijke regeling
BD_322
IOVQN
Inkomsten uit onderverhuur en verhuur roe-
Definitievergelijking (op-
rende goederen
telling)
BD_323
IOVQNovh
Inkomsten uit onderverhuring
CGXPRexo
BD_324
IOVQNvhr
Inkomsten uit verhuur roerende goederen
CGXPRexo
BD_325
IOVQNkvr
-/- Kosten met betrekking tot onderverhuur en CGXPRexo
BD_326
IVOQN
Overige inkomsten uit vermogen
verhuur van roerende goederen LARPRexo
55
Nummer
Naam
Omschrijving
Type vergelijking of
Bijzonderheden
ontwikkelingsfactor als extrapolatievgl. BD_327
WABQN
Winst uit aanmerkelijk belang
WINWRexo
Omslag in '97, maar die is waargenomen in CBSstatlinegegevens
BD_400
IBOQN
Bestanddelen onbekend
Definitievergelijking (optelling)
BD_401
IBOQNged
Gedeelte van de bestanddelen onbekend
CGXPRexo
BD_402
IBOQNrbl
Rest bestanddeel loon en dergelijke
CGXPRexo
BD_403
IBOQNgbb
Geen bestanddelen bekend
CGXPRexo
BD_410
OFIQN
Overschot FI-base t.o.v. aangifte
0
Uitgangspunt: geen overschot of tekort
BD_500
YBRQN
BRUTO INKOMEN
Definitievergelijking (op-
BD_600
PLUQN
Premies lijfrenten en andere periodieke uitke- Definitievergelijking (op-
telling)
ringen
telling)
CGXPRexo
BD_601
PLUQNlyf
Premies voor lijfrenten
BD_602
PLUQNpzu
Premies voor periodieke uitkeringen bij ziekte CGXPRexo of ongeval
BD_603
PLUQNpov
Overige periodieke uitkeringen
CGXPRexo
BD_604
PLUQNibw
Premie invaliditeitspensioen boven wettelijk
CGXPRexo
BD_605
PWZQNopg
Premie WAZ, op aanslag betaalde premie
Fiscale vergelijking
BD_606
PWZQNaan
Premie WAZ, aangegeven premie
Fiscale vergelijking
BD_610
POVQN
Overige premies volksverzekeringen + sociale Definitievergelijking (opverzekeringen werknemers
telling)
BD_612
POVQNawb
Premie AWBZ
Fiscale vergelijking
BD_613
POVQNaow
Premie AOW/AWW/AAW
Fiscale vergelijking
BD_614
POVQNzfn
Premie ZfW nominaal
Fiscale vergelijking
BD_615
POVQNzfp
Premie ZfW werknemersbijdrage
Fiscale vergelijking
BD_616
POVQNpzk
Premie particuliere ziektekostenverzekering
PZKQRexo
BD_617
POVQNzfz
Premie ZfW zelfstandigen
Fiscale vergelijking
Ingevoerd per 1 januari 2000
BD_620
BGLQN
Buitengewone lasten
CGXPRexo
BD_630
AGFQN
Aftrekbare giften
CGXPRexo
Te moeilijk Geen wijziging wettelijke regeling
BD_631
AKKQN
Aftrekbare kosten kinderopvang
KKOQRexo
Ingevoerd per 1 januari 1995
BD_635
WAFQN
Werknemersaftrek
CGXPRexo
BD_640
BOVQN
Overige betaalde overdrachten
Definitievergelijking (optelling)
56
Nieuw in BS01
Nummer
Naam
Omschrijving
Type vergelijking of
Bijzonderheden
ontwikkelingsfactor als extrapolatievgl. BD_641
BOVQNali
Alimentatie voor (ex) echtgeno(o)t(e)
CGXPRexo
BD_642
BOVQNvby
Verhaalde bijstand tot voorziening in het le-
CGXPRexo
vensonderhoud van de ex-echtgeno(o)t(e)
BD_650
TPLQN
Terugontvangen premies van lijfrenten en
CGXPRexo
dergelijke BD_651
TPVQN
Terugontvangen premies van part. verzeke-
CGXPRexo
BD_660
GSBQN
Grondslag box III
LARPRexo
Nieuw in BS01
BD_670
RSBQN
Forfaitair rendement
LARPRexo
Nieuw in BS01
BD_700
BXXQN
Belastingen
Definitievergelijking (op-
BD_710
BILQN
Inkomsten- en loonbelasting
Fiscale vergelijking
ringen
telling)
BD_720
BVSQN
Belastingvrije som
Fiscale vergelijking
BD_721
HKGQN
Gecombineerde heffingskorting
Fiscale vergelijking
BD_725
VABQN
Te verrekenen verlies uit Aanmerkelijk Belang 0
Nieuw in BS01
BD_730
BVBQN
Vermogensbelasting
Prijscomponent (ta-
VBLQRexo*CGXPRexo
Nieuw in BS01
rief) en volumecomponent BD_740
BEIQN
Belasting over eenmalig inkomen (art. 57,
CGXPRexo
57A, 58 en 75) en ander-tariefinkomen
BD_750
BFRQN
Forfaitaire rendementsheffing
LARPRexo
Nieuw in BS01
Nieuw in BS01
BD_751
HVVQN
Heffingsvrij vermogen
LARPRexo
BD_800
YBEQN
BESTEEDBAAR INKOMEN
Definitievergelijking (op-
BD_910
YEEQN
Eenmalig inkomen
telling) Definitievergelijking (optelling) BD_920
YBTQN
Bijzonder tarief inkomen
BD_960
YGBQN
GETELD BELASTBAAR INKOMEN (ex eenma- Definitievergelijking (oplig inkomen)
CGXPRexo
telling)
57
Annex VI Kengetallen correctiefactoren
Naam
Omschrijving
Gemid-
Minimum
Maximum
delde
Standaarddeviatie
BILQNcor
inkomsten- en loonbelasting
1,18
1,00
2,56
0,27
BVSQNcor
belastingvrije som
0,84
0,70
0,99
0,07
GWWQNloocor
premie WW (werkg. bijdrage) loonink.
0,91
0,00
8,85
0,92
GWWQNuitcor
premie WW (werkg. bijdrage) uitk.
0,64
0,00
2,82
0,69
GZFQNloocor
premie ZFW (werkg. bijdrage) loonink.
0,82
0,02
2,03
0,27
GZFQNovocor
premie ZFW (wg bijdr) overdr (ABW,
6,46
0,00
299,77
31,21
GZFQNuitcor
premie ZFW (werkg. bijdrage) uitk.
30,37
0,00
2029,38
205,03
IOAW/IOAZ, RWW, AWW)
ZW,WW(+verv),AAW/WAO MAFQNcor
meewerkaftrek
1,84
0,00
38,58
4,20
NWWQNloocor
premie WW (werkn. bijdrage) loonink.
0,93
0,00
4,78
0,62
NWWQNuitcor
premie WW (werkn. bijdrage) uitk.
0,81
0,00
14,54
1,58
OHTQNcor
overhevelingstoeslag (betrekking op loon)
1,04
0,00
4,98
0,49
OSVQNakwcor
AKW
3,35
2,27
4,75
0,50
POVQNaowcor
premie AOW/AWW/AAW
1,06
0,91
2,49
0,24
POVQNawbcor
premie AWBZ
1,09
0,92
2,59
0,25
POVQNzfncor
premie ZFW nominaal
1,99
1,53
2,59
0,27
POVQNzfpcor
premie ZFW werkn bijdrage
1,57
0,38
5,25
0,74
POVQNzfzcor
premie zfw zelfstandigen
1,00
1,00
1,00
0,00
TFRQNcor
toevoeging FOR
1,58
0,00
20,56
2,25
verwervingskosten forfaitair en boven-
1,09
0,34
1,90
0,27
1,10
0,79
1,27
0,08
VOVQNcor
forfaitair ZAFQNcor
zelfstandigenaftrek
59
Annex VII Vergelijking realisatie en prognose bestanddelen, 1998
Nummer
Naam
Omschrijving
Realisatie
Prognose
Realisatie
Realisatie
1998 (in
1998 (in
-/- prog-
-/- prog-
€)
€)
nose (in
nose in
€)
%
BD_100
WVIQN
winst voor vermogens- en investeringsaf-
5
trek
18.219
17.253
966
BD_101
VAFQN
vermogensaftrek
9
0
9
100
BD_102
IAFQN
investeringsaftrek/desinvesteringsbijtelling
796
889
-94
-12
BD_103
ZAFQN
zelfstandigenaftrek
3.952
3.948
4
0
BD_104
MAFQN
meewerkaftrek
57
84
-28
-49
BD_105
TFRQN
toevoeging FOR
831
1.140
-309
-37
BD_106
OFRQN
opname FOR (voor zover progressief belast)
275
676
-401
-146
BD_107
TVVQN
met de aanslag te verrekenen verliezen
193
242
-50
-26
BD_200
IARQN
bruto-inkomen uit arbeid
5.182
4.939
243
5
BD_201
ILMQN
loon salaris tantiemes, wo premies worden ingehouden (kaal)
3.949
3.680
269
378
334
44
verz.
36
39
-4
3.535
3.306
229
plaatsgevonden (kaal)
989
972
17
BD_202
ILMQNtrn
loon trendvolgers
BD_203
ILMQNdir
loon directeuren nv/bv verz. voor werkn.
BD_204
ILMQNovr
loon overige werknemers
BD_205
ILZQN
loon w.o. geen inhoudingen hebben
7 12 -10 6 2
BD_206
ILZQNamb
salaris ambtenaren
556
706
-149
-27
BD_207
ILZQNdga
loon dga's, niet verz. voor werkn. verz.
433
266
166
38
BD_209
IPAQN
prive gebruik auto werkgever
85
114
-30
-35
BD_210
IAOQN
overige inkomsten uit arbeid (incl buitenl. 169
191
-21
loon en loon pol. ambtsdr.) BD_211
ILVQN
BD_212
VOVQN
-13
verwervingskosten (uitsluitend betrekking op overige inkomsten uit arbeid)
-76 10
18
-8
forfaitair
396
289
107
verwervingskosten forfaitair en boven-
27
BD_213
VOVQNnkr
netto kosten van reizen
17
14
3
15
BD_214
VOVQNkpr
kosten 5%-regeling/554 regeling
346
224
121
35
BD_215
VOVQNswk
saldo werkelijke kosten
34
51
-17
-50
BD_220
OUPQN
ontvangen overdrachten (uitkeringen/pensioenen)
2.583
2.712
-128
76
105
-29
deelte)
9
5
4
BD_221
OOUQN
ongebonden uitkeringen
BD_222
OOUQNnia
IOAW/OAZ (excl. ZFW-premie werkg. ge-
-5 -38 41
BD_223
OOUQNabw
ABW (excl. ZFW-premie werkg. gedeelte)
55
5
50
91
BD_224
OOUQNrww
RWW (excl. ZFW-premie werkg. gedeelte)
0
76
-76
-
BD_225
OOUQNbyz
Bijstand zelfstandigen
12
19
-7
-61
BD_226
OGUQN
gebonden uitkeringen (excl. WIR)
109
142
-32
-30
BD_227
OGUQNoon
overdrachten i.v.m. onderwijs
55
69
-14
-25
BD_228
OGUQNstk
tegemoetkoming studiekosten
38
42
-4
-11
BD_229
OGUQNsbe
studietoelage beurs
12
27
-14
-116
BD_230
OGUQNstb
belastbaar gedeelte van de studietoelage
15
1
14
93
BD_231
OGUQNihs
Individuele Huur Subsidie
45
56
-11
-25
61
Nummer
Naam
Omschrijving
Realisatie
Prognose
Realisatie
Realisatie
1998 (in
1998 (in
-/- prog-
-/- prog-
€)
€)
nose (in
nose in
€)
%
BD_232
OGUQNrew
Rijksbijdrage eigen woning bezit
9
17
-7
-79
BD_233
OSVQN
overdrachten sociale verzekeringen
1.530
1.685
-155
-10
BD_234
OSVQNzwt
ZW
40
37
2
5
BD_235
OSVQNwao
AAW/WAO
185
592
-407
-220
BD_236
OSVQNwww
WW (+vervolg)
178
141
37
21
BD_237
OSVQNwgl
wachtgeld
44
24
20
46
BD_238
OSVQNaow
AOW/AWW (excl. ZFW-premie wg-
435
353
82
19
gedeelte) BD_239
OSVQNaus
andere uitkeringen SV
2
2
0
13
BD_240
OSVQNakw
AKW
435
535
-100
-23
BD_241
OPLQN
pensioenen, lijfrenten en andere periodie-
868
780
88
10
ke uitkeringen (incl. restant period. uitk.) BD_242
OPLQNpel
pensioenen, lijfrenten
582
496
86
15
BD_243
OPLQNutz
periodieke uitkering terzake van ziekte
224
242
-17
-8
enz. BD_244
OPLQNtlr
termijnen van lijfrente e.a.
61
42
19
31
BD_245
OPLQNrpu
restant periodieke uitkeringen
0
0
0
100
BD_246
KPUQN
aftekbare kosten i.v.m. periodieke uitke-
1
6
-5
-561
ringen BD_247
OSVQNwaz
uitkering WAZ
207
0
207
100
BD_248
OSVQNwaj
uitkering WAJONG
4
0
4
100
BD_250
GSLQN
sociale lasten, werkgeversbijdragen (loon
493
502
-9
-2
en uitk.) BD_251
GWWQN
premie WW (werkg. bijdrage)
90
158
-69
-77
BD_256
GWWQNloo
premie WW (werkg. bijdrage) loonink.
84
126
-41
-49
BD_257
GWWQNuit
premie WW (werkg. bijdrage) uitk.
5
33
-28
-530
BD_258
GZFQN
premie ZFW (werkg. bijdrage)
126
154
-28
-22
BD_259
GZFQNloo
premie ZFW (werkg. bijdrage) loonink.
99
100
-2
-2
BD_260
GZFQNuit
premie ZFW (werkg. bijdrage) uitk.
20
46
-26
-129
BD_261
GZFQNovo
premie ZFW (wg bijdr) overdr (ABW,
8
7
0
2
ZW,WW(+verv),AAW/WAO IOAW/IOAZ, RWW, AWW) BD_262
GWAQN
premie WAO (werkg. bijdrage)
278
190
88
32
BD_263
GWAQNloo
premie WAO (werkg. bijdrage) loonink
247
176
72
29
BD_264
GWAQNuit
premie WAO (werkg. bijdrage) uitk
30
14
16
53
BD_270
NSLQN
sociale lasten werknemersbijdragen (loon
91
157
-66
-73
en uitk) BD_278
NWWQNloo
premie WW (werkn. bijdrage) loonink.
86
124
-39
-45
BD_279
NWWQNuit
premie WW (werkn. bijdrage) uitk.
5
33
-27
-518
BD_280
OHTQN
overhevelingstoeslag (betrekking op loon)
55
51
4
8
BD_283
SPAQN
spaarloon
46
41
5
11
BD_290
ALIQN
alimentatie van (ex-) echtegeno(o)t(e)
28
19
9
34
BD_300
IUVQN
inkomsten uit vermogen
405
418
-13
-3
BD_301
IEWQN
saldo inkomsten en kosten uit eigen wo-
-291
-467
176
-60
ning BD_302
IEWQNhfe
economisch huurwaardeforfait
1.773
1.820
-46
-3
BD_303
IEWQNhff
fiscaal huurwaardeforfait
588
621
-33
-6
BD_304
IEWQNhhf
huurwaarde (grondslag voor bepaling
45.205
24.795
20.410
45
huurwaardeforfait)
62
BD_305
IEWQNoiw
overige inkomsten uit eigen woning
-1
1
-2
158
BD_306
IEWQNkew
kosten eigen woning
2.063
2.287
-225
-11
Nummer
Naam
Omschrijving
Realisatie
Prognose
Realisatie
Realisatie
1998 (in
1998 (in
-/- prog-
-/- prog-
€)
€)
nose (in
nose in
€)
%
BD_307
IEWQNwhy
rente van schulden (hypotheek)
2.055
2.282
-226
-11
BD_308
IEWQNwom
onderhoudskosten monumentenpand
26
4
23
85
BD_309
IEWQNeop
periodieke betalingen voor erfpacht en
7
6
2
22
168
176
-9
-5
430
484
-54
-13
670
767
-96
-14
opstal BD_310
IVAQN
BD_311
IVRQN
inkomsten uit andere onroerende goederen rente (saldo v ontv rente (incl rente van minderj en obligaties) en rente van schulden)
BD_312
IVRQNrin
rente inkomsten van u en/of uw echtgeno(o)t(e) (=rente + ink. uit oblig.)
BD_313
IVRQNren
rente (incl rente wsp en e-biljet)
666
730
-64
-10
BD_314
IVRQNobl
inkomen uit obligaties
4
37
-33
-905
BD_315
IVRQNrvs
rentevrijstelling u en/of uw echtgenoot
191
185
6
3
BD_316
IVRQNrmk
rente inkomsten van spaartegoeden van
1
32
-31
-5.311
minderjarige kinderen BD_317
IVRQNrvk
rentevrijstelling minderjarige kinderen
15
17
-2
-15
BD_318
IVRQNors
terugontvangen rente van schulden
1
1
0
9
BD_319
IVRQNbrs
betaalde rente van schulden
242
315
-73
-30
BD_320
IVDQN
inkomsten uit dividend ed
86
144
-58
-68
BD_321
IVDQNdvs
dividend vrijstelling
59
52
7
12
BD_322
IOVQN
inkomsten uit onderverhuur en verhuur
1
6
-6
-954
roerende goederen BD_323
IOVQNovh
inkomsten uit onderverhuring
2
7
-5
-251
BD_324
IOVQNvhr
inkomsten uit verhuur roerende goederen
4
2
2
51
BD_325
IOVQNkvr
kosten mbt onderverh en verh roerende
5
3
3
48
goederen BD_326
IVOQN
overige inkomsten uit vermogen
12
75
-63
-544
BD_327
WABQN
winst uit aanmerkelijk belang
100
7
94
93
BD_400
IBOQN
bestanddelen onbekend
83
-411
494
594
BD_401
IBOQNged
gedeelte van de bestanddelen onbekend
-126
-509
383
-305
BD_402
IBOQNrbl
rest bestanddeel loon ed
209
98
111
53
BD_410
OFIQN
overschot FI-base t.o.v. aangifte
74
77
-3
-5
BD_600
PLUQN
premies lijfrenten en andere periodieke
2.632
2.204
428
16
uitkeringen BD_601
PLUQNlyf
premies voor lijfrenten
1.638
1.110
529
32
BD_602
PLUQNpzu
premies voor periodieke uitkeringen bij
957
603
354
37
BD_603
PLUQNpov
overige periodieke uitkeringen
3
10
-8
-279
BD_604
PLUQNibw
premie invaliditeitspensioen boven wette-
34
45
-11
-32
3.757
3.512
245
7
ziekte of ongeval
lijk BD_610
POVQN
overige premies volksverzekeringen + soc verz werknemers
BD_612
POVQNawb
premie AWBZ
928
808
120
13
BD_613
POVQNaow
premie AOW/AWW/AAW
1.774
1.551
222
13
BD_614
POVQNzfn
premie ZFW nominaal
52
45
7
13
BD_615
POVQNzfp
premie ZFW werkn bijdrage
51
39
12
23
BD_616
POVQNpzk
premie particuliere ziektekostenverzeke-
952
1.068
-116
-12
ring BD_620
BGLQN
buitengewone lasten
196
179
17
9
BD_630
AGFQN
aftrekbare giften
64
57
7
11
63
Nummer
Naam
Omschrijving
Realisatie
Prognose
Realisatie
Realisatie
1998 (in
1998 (in
-/- prog-
-/- prog-
€)
€)
nose (in
nose in
€)
%
BD_631
AKKQN
aftrekbare kosten kinderopvang
7
20
-13
-200
BD_640
BOVQN
overige betaalde overdrachten
82
91
-9
-11
BD_641
BOVQNali
alimentatie voor (ex) echtgeno(o)t(e)
81
89
-8
-9
BD_642
BOVQNvby
verhaalde bijstand tot voorziening in het
1
3
-2
-206
1
10
-8
-688
48
56
-8
-17
levensonderh vd ex-echtgen BD_650
TPLQN
terugontvangen premies van lijfrenten e.d.
BD_651
TPVQN
terugontvangen premies van part. verzekeringen
BD_700
BXXQN
belastingen
3.273
2.213
1.061
32
BD_710
BILQN
inkomsten- en loonbelasting
3.090
2.077
1.013
33
BD_720
BVSQN
belastingvrije som
4.802
4.798
4
0
BD_730
BVBQN
vermogensbelasting
183
136
48
26
BD_900
YBLQN
belastbaar inkomen (excl. eenmalig inko-
15.683
14.873
811
5
men) BD_910
YEEQN
eenmalig inkomen
2.032
1.324
708
35
BD_911
RRAQN
R128
1.494
1.310
184
12
BD_912
RRBQN
R129
538
15
524
97
BD_920
YBTQN
bijzonder tarief inkomen
1.339
706
634
47
BD_960
YGBQN
geteld belastbaar inkomen (excl. eenmalig
15.681
14.560
1.121
7
inkomen)
64
BD_961
YBRQN
bruto inkomen
27.021
25.446
1.575
6
BD_962
YBEQN
besteedbaar inkomen
16.531
16.833
-302
-2
Annex VIII Voorbeeld grafische analyse
figuur 2 Quotiënt berekende waarde en gerealiseerde waarde afzonderlijke bestanddelen, naar percentiel, 1998
rente van hypotheekschulden 4,00 3,50 3,00 2,50 2,00 1,50 1,00 0,50 0,00 0
10
20
30
40
50
60
70
80
90
60
70
80
90
70
80
90
opname FOR
9,00 8,00 7,00 6,00 5,00 4,00 3,00 2,00 1,00 0,00 0
10
20
30
40
50
premies voor lijfrenten
20,00 18,00 16,00 14,00 12,00 10,00 8,00 6,00 4,00 2,00 0,00 0
10
20
30
40
50
60
65
premies voor periodieke uitkeringen bij ziekte of ongevallen
10,00 9,00 8,00 7,00 6,00 5,00 4,00 3,00 2,00 1,00 0,00 0
10
20
30
40
50
60
70
80
90
80
90
premies particuliere ziektekostenverzekering
1,60 1,40 1,20 1,00 0,80 0,60 0,40 0,20 0,00 0
66
10
20
30
40
50
60
70