SCA Packaging Eerbeek J. Blom postbus 167 6960 AD, EERBEEK
Brummen
: 26
april 2007
Verzonden d.d.:
Ons kenmerk : 06.003983/PB Onderwerp
: Beschikking
Wet Milieubeheer
Geachte heer Blom, Op 15 september 2006 heeft u op basis van artikel 8.4 van de Wet Milieubeheer een revisievergunning aangevraagd. In deze brief informeren wij u over onze beslissing op uw aanvraag. Besluit Burgemeester en Wethouders van de Gemeente Brummen hebben besloten: I. de aangevraagde vergunning te verlenen aan SCA Packaging Eerbeek, voor een inrichting voor het ontwerpen, fabriceren en leveren van golfkartonnen platen en verpakkingen op het perceel Coldenhovenseweg 130 te Eerbeek, kadastraal bekend: Hall, sectie E nr(s) 6840, 2796 (beide gedeeltelijk); II. Dat de gehele aanvraag d.d. 15 september 2006, deel uitmaakt van de vergunning, tenzij de voorschriften anders bepalen; II. dat de overwegingen uit de bijlage, deel uitmaken van de vergunning; III. dat de voorschriften uit de bijlage, deel uitmaken van de vergunning.
Burgemeester en Wethouders van Brummen, Namens dezen,
P. Blankman Medewerker Ruimte
2
Ter inzage Vanaf 2 mei 2007 tot en met 13 juni 2007 liggen de stukken ter inzage aan balie “Vergunningen” op het gemeentehuis, Engelenburgerlaan 31, 6971 BV in Brummen. Ook liggen de stukken ter inzage bij de bibliotheek Eerbeek, Eijkmanstraat 2 in Eerbeek. Mondelinge toelichting is mogelijk op maandag tot en met vrijdag tussen 08:30 en 12:30 op het gemeentehuis. Een ander tijdstip is mogelijk na telefonische afspraak. Beroep Vanaf 2 mei 2007 tot en met 13 juni 2007 kan eventueel beroep worden ingediend door: - degenen die zienswijzen hebben ingebracht tegen de ontwerp-vergunning; - belanghebbenden aan wie redelijkerwijs niet kan worden verweten geen zienswijzen tegen de ontwerpvergunning te hebben ingebracht. Een beroepschrift moet worden gestuurd aan: Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak, Postbus 20019, 2500 AE Den Haag. Voorlopige voorziening Het instellen van beroep heeft geen schorsende werking. U kunt dit voorkomen door binnen de genoemde termijn tevens een verzoek om een voorlopige voorziening in te dienen bij de Voorzitter van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de raad van State. Hiervoor is een bedrag aan griffierecht verschuldigd. Het verzoek om een voorlopige voorziening moet in tweevoud worden ingediend bij de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Kneuterdijk 22, postbus 20019, 2500 EA Den Haag. Voor nadere informatie kunt u zich telefonisch wenden tot de Raad van State, telefoon (070) 426 44 26. Vergunning van kracht De vergunning wordt pas van kracht nadat de beroepstermijn is verstreken. Als tijdens de beroepstermijn een verzoek om voorlopige voorziening bij de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State is gedaan, is de vergunning niet van kracht voordat op dat verzoek is beslist.
bijlage(n) kopie aan
: overwegingen, voorschriften : Ru/PB
Beschikking d.d. 26 april 2007 06.003983/PB
OVERWEGINGEN INHOUDSOPGAVE 1.
aanvraag........................................................................................................................................ 1
2.
Activiteiten en ligging................................................................................................................... 1
3.
Procedure...................................................................................................................................... 1
4.
vooroverleg ................................................................................................................................... 1
5.
Ontvankelijkheid ........................................................................................................................... 1
6.
Milieueffectrapportage (MER)....................................................................................................... 1
7. Coördinatie.................................................................................................................................... 1 7.1. Wet verontreiniging oppervlaktewateren (Wvo)...................................................................... 1 7.2. Woningwet ................................................................................................................................ 2 8.
Aanvraag en vergunning .............................................................................................................. 2
9.
Eerder verleende vergunningen en ontvangen meldingen ......................................................... 2
10.
Inzage........................................................................................................................................ 2
11.
Bedenkingen............................................................................................................................. 3
12. 12.1. 12.2. 12.3. 12.4. 12.5. 12.6.
Beoordeling gevolgen voor milieu ten gevolge van de aangevraagde activiteiten ............... 5 Geluid- en Trillingshinder......................................................................................................... 5 Bodembescherming ................................................................................................................. 6 Lucht ......................................................................................................................................... 7 Besluit Luchtkwaliteit ............................................................................................................... 8 Besluit Inzake stoffen die de ozonlaag aantasten................................................................... 8 (Externe)veiligheid.................................................................................................................... 8
13. 13.1. 13.2.
OVErige milieuthema’s............................................................................................................. 9 Energie...................................................................................................................................... 9 Afval ........................................................................................................................................ 10
14. 14.1. 14.2.
(Afval)water............................................................................................................................. 11 Afvalwater ............................................................................................................................... 11 Waterverbruik ......................................................................................................................... 11
15.
Toekomstige ontwikkelingen ................................................................................................. 11
16.
Convenanten........................................................................................................................... 12
17.
Provinciale milieuverordening ............................................................................................... 12
18.
Provinciale milieubeleidsplan ................................................................................................ 12
19.
Gemeentelijk milieubeleidsplan ............................................................................................. 12
20.
Vogel- en habitatrichtlijn ........................................................................................................ 12
21.
Integrated Pollution Prevention and control (ippc)............................................................... 12
22. 22.1. 22.2. 22.3.
Milieuzorg................................................................................................................................ 13 Milieuzorgsysteem.................................................................................................................. 13 Milieuregister .......................................................................................................................... 13 Verkeersvervoerplan .............................................................................................................. 13
23.
geen strijd met andere regelgeving ....................................................................................... 13
24. 24.1.
Conclusie ................................................................................................................................ 13 Gelijkwaardige maatregelen................................................................................................... 13
SCA Packaging Eerbeek Coldenhovenseweg 130 Eerbeek
1 van de 27
Beschikking d.d. 26 april 2007 nr. 06.003983/PB
1. AANVRAAG Op 15 september 2006 hebben wij een aanvraag ontvangen van SCA Packaging Benelux B.V. locatie SCA Packaging Eerbeek om vergunning ingevolge het bepaalde in artikel 8.4 van de Wet milieubeheer (Wm) voor het veranderen van een inrichting en voor het in werking hebben na die verandering van de gehele inrichting of onderdelen daarvan, waarmee die verandering samenhangt. 2. ACTIVITEITEN EN LIGGING De inrichting is gelegen aan de Coldenhovenseweg 130 te Eerbeek. Kadastraal bekend gemeente Hall, Sectie E, nrs. 6840 en 2796 (alle gedeeltelijk). De activiteiten betreffen onder meer het ontwerpen, fabriceren en leveren van golfkartonnen platen en verpakkingen. In de onmiddellijk omgeving van de inrichting (circa 85 meter) is woonbebouwing van derden gelegen. 3. PROCEDURE De procedure is geregeld in artikel 8.6 en hoofdstuk 13 van de Wet milieubeheer en is overeenkomstig het bepaalde in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht uitgevoerd. 4. VOOROVERLEG Voordat de vergunningsaanvraag is ontvangen heeft een aantal vooroverleggen plaatsgevonden. Het eerste vooroverleg heeft plaatsgevonden op 12 januari 2004. Tijdens dit vooroverleg is een aantal zaken besproken: • Een concept exemplaar van de aanvraag is doorgenomen; • Enkele tekstuele fouten en verwijzingen worden doorgenomen; • Voor enkele zaken omtrent het productieproces is verduidelijking nodig; • De afvalwaterstromen en eventuele reinigingsvoorzieningen moeten worden verduidelijkt; • De opslagplaats en hoeveelheden van gevaarlijke stoffen is niet eenduidig en moet worden verduidelijkt; • Energiebesparing heeft te weinig aandacht in de conceptaanvraag en moet beter terugkomen in de definitieve aanvraag; • Het uitvoeren van laswerkzaamheden moet verder worden toegelicht; • Enkele bijlagen ontbreken nog en worden in de definitieve aanvraag toegevoegd. Het tweede vooroverleg heeft plaatsgevonden op 18 november 2005. Dit vooroverleg stond in het teken van de duidelijke scheiding op het gebied van geluid tussen de bedrijven SCA Packaging Eerbeek en SCA Packaging de Hoop. 5. ONTVANKELIJKHEID Op 30 november 2006 is een aanvulling op de aanvraag ontvangen. Deze aanvullen betreft de naamstelling van het moederbedrijf. De vergunning wordt aangevraagd door SCA Packaging Benelux B.V. voor haar locatie SCA Packaging Eerbeek. De aanvraag voldoet daarmee aan de vereisten bij en krachtens de Wet milieubeheer, genoemd in hoofdstuk 5 van het Inrichtingen en vergunningenbesluit (Ivb). Gelet op het voorstaande is de aanvraag in behandeling genomen. 6. MILIEUEFFECTRAPPORTAGE (MER) De activiteiten waarvoor vergunning wordt gevraagd worden genoemd in de bijlage C en D van het Besluit milieu-effectrapportage 1994. Er wordt een vergunning op basis van artikel 8.4 uit de WM aangevraagd. Volgens het MER-besluit is een MER beoordeling vervolgens niet nodig. 7.
COÖRDINATIE
7.1. Wet verontreiniging oppervlaktewateren (Wvo) De inrichting loost geen bedrijfsafvalwater waarop de Wvo van toepassing is. De coördinatieregeling volgens de artikelen 8.28 t/m 8.34 en hoofdstuk 14 van de Wm is niet van toepassing.
SCA Packaging Eerbeek Coldenhovenseweg 130 Eerbeek
1 van de 27
Beschikking d.d. 26 april 2007 nr. 06.003983/PB
Door wijzigingen in organisatorische en technische bindingen tussen beide SCA vestigingen is besloten de (huidige) Wet milieubeheervergunning te splitsen en een aanvraag voor een revisievergunning voor beide locaties bij het desbetreffende bevoegd gezag in te dienen. Omdat het bedrijfsafvalwater van SCA Packaging Eerbeek naar de mechanische zuivering van SCA Packaging De Hoop gaat, dient SCA Packaging De Hoop te beschikken over een Wvo-vergunning. De Wvo-vergunning van SCA Packaging De Hoop moet dekkend zijn voor SCA Packaging De Hoop en SCA Packaging Eerbeek. 7.2. Woningwet In de Wm en de Ww zijn bepalingen opgenomen die de afstemming tussen de Wm-vergunning en de bouwvergunning regelen. Voor de wijzigingen is geen bouwvergunning noodzakelijk, zodat een koppeling niet van toepassing is. 8. AANVRAAG EN VERGUNNING De aanvraag om vergunning en de daarin of daarbij verstrekte gegevens en de daarbijbehorende tekeningen maken deel uit van de vergunning. De vergunninghouder moet de inrichting in werking hebben overeenkomstig (de inhoud) van de vergunningsaanvraag en de vergunning. In deze vergunning is zo veel mogelijk getracht te voorkomen dat informatie uit de vergunningsaanvraag in de vergunningsvoorschriften wordt herhaald. 9. EERDER VERLEENDE VERGUNNINGEN EN ONTVANGEN MELDINGEN Op dit moment is een Wet milieubeheervergunning van kracht die is afgegeven door de Provincie Gelderland op 24 november 1998. Teneinde de vergunningensituatie aan te passen aan de huidige inzichten en nieuwe situatie heeft SCA Packaging Benelux B.V. voor de bedrijven SCA Packaging De Hoop en SCA Packaging Eerbeek in overleg met de provincie Gelderland en de gemeente Brummen besloten de Wet milieubeheervergunningen op te splitsen en een aanvraag voor een revisievergunning voor beide locaties bij het desbetreffende bevoegd gezag in te dienen. Uit de jurisprudentie komt duidelijk naar voren dat het splitsen van inrichtingen met een revisievergunning kan worden gelegaliseerd. De vergunning op grond van de Wet milieubeheer en elke veranderingen en/of wijzigingen in de vergunning komen voor SCA Packaging Eerbeek te vervallen als deze vergunning van kracht wordt. 10. INZAGE De aanvraag, de ontwerpbeschikking en de overige relevante stukken hebben, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3:24 van de Algemene wet bestuursrecht, vanaf 17 januari 2007 tot en met 28 februari 2007 ter inzage gelegen. De bekendmaking van de ter inzage legging heeft plaatsgevonden in de regiobode op 16 januari 2007. Overeenkomstig de desbetreffende bepalingen in de Wm hebben wij VROM-inspectie Regio Oost te Arnhem in de gelegenheid gesteld advies uit te brengen met betrekking tot de ontwerpbeschikking. Hiervan is geen gebruik gemaakt.
SCA Packaging Eerbeek Coldenhovenseweg 130 Eerbeek
2 van de 27
Beschikking d.d. 26 april 2007 nr. 06.003983/PB
11. BEDENKINGEN Naar aanleiding van de ontwerpbeschikking hebben wij op 26 februari 2007, kenmerk 07.000892, namens de aanvrager bedenkingen ontvangen van KWA bedrijfsadviseurs te Amersfoort. Daar deze zienswijze tijdig zijn ingediend, zijn ze ontvankelijk. De zienswijzen hebben, samengevat, betrekking op het volgende: 1. Tekstuele aanpassingen zijn gewenst in paragrafen 4, 9, 10.1, 10.2, 10.3, 10.6.2, 10.6.3, 13 en 12 van de overwegingen en in de voorschriften 3.1.1, 4.1.1, 8.1.1, 9.4.1, 9.5.1, 11.1.2 en 11.1.3. 2. Overwegingen paragraaf 10.1. Abusievelijk zijn in de tabel 5.8 in de toelichting op de aanvraag de waarde van het Langtijdgemiddelde beoordelingsniveau uit het oude akoestisch onderzoek met kenmerk 16656-2 blijven staan. Verzocht wordt om de tabel 5.8 op te nemen uit het akoestisch onderzoek met kenmerk F 16656-3. 3. Overwegingen paragraaf 10.6.2 Risicobronnen. Verzocht wordt om de Wet milieugevaarlijke stoffen (WMS) te vervangen door de ADR. 4. Overwegingen paragraaf 11.1 Energie. Bezwaar wordt gemaakt tegen de zinsnede uit de ontwerpbeschikking “Omdat de goedkeuring niet is gericht op enig rechtsgevolg levert de goedkeuring niet een besluit op in de zin van de Awb waartegen bezwaar en beroep openstaat.” 5. Overwegingen paragraaf 19 IPPC. Het bevoegd gezag is de instantie die toetst aan de IPPC en neemt hierover een besluit. 6. Voorschriften 2.3 Gedragsvoorschriften. Verzocht wordt het voorschrift te laten vervallen. 7. Voorschriften 3.1.2 Geluid. Verzocht evenals in bedenking onder punt 2 het juiste akoestisch onderzoek op te nemen in de voorschriften. 8. Voorschriften 9.3.2. Verwijzing naar de PGS 15 is onvoldoende. Verzocht wordt het voorschrift aan te passen en de voorschriften uit de PGS 15 op te nemen. 9. Voorschriften 9.4.2 gasflessen. Verwijzing naar de PGS 15 is onvoldoende. Verzocht wordt het voorschrift aan te passen en de voorschriften uit de PGS 15 op te nemen. Overwegingen naar aanleiding van de ingebracht zienswijzen. Ad 1. De tekstuele aanpassing zijn doorgevoerd. De zienswijzen hieromtrent zijn ontvankelijk. Ad. 2. De tabel 5.8 uit de toelichting op de aanvraag is in de overwegingen in de ontwerpbeschikking weergegeven. Deze tabel komt uit een oud akoestisch onderzoek die niet behoorde bij de huidige aanvraag. De juiste tabel uit het juiste akoestisch onderzoek is in de overwegingen van deze beschikking weergegeven. Deze zienswijze is ontvankelijk. Ad. 3. In de PGS 15 is voor de indeling en definiëring van gevaarlijke stoffen aangesloten bij de Wet vervoer gevaarlijke stoffen waarin de classificatie van gevaarlijke stoffen plaatsvindt conform de Europese overeenkomst ADR (Accord Européen relatif au transport international des marchandises dangereuses par route). Abusievelijk is in de ontwerpbeschikking in dit voorschrift aangesloten bij de Wet milieugevaarlijke stoffen (WMS). In de beschikking is daarom ook aangesloten bij de ADR. Deze zienswijze is ontvankelijk Ad. 4 De zinsnede is uit de beschikking verwijderd. Deze zienswijze is ontvankelijk. Ad. 5 De overweging wat betreft de toepassing van IPPC op het bedrijf, is een overweging van het bevoegd gezag. Uit verschillende overleggen met verschillende overheidsondersteunende instanties en woordvoerders van de Nederlandse Karton industrie hebben wij besloten om de inrichting niet onder de IPPC te laten vallen. In de eerste plaats gaat de BREF Pulp and Paper (verticale BREF) uit van bedrijfsprocessen die niet of minimaal in de inrichting aanwezig zijn. Indien een proces die onder de BREF Pulp and Paper valt wel binnen de inrichting aanwezig is, is de best beschikbare techniek
SCA Packaging Eerbeek Coldenhovenseweg 130 Eerbeek
3 van de 27
Beschikking d.d. 26 april 2007 nr. 06.003983/PB voldoende beschreven en toegepast. In de tweede plaats zijn deze processen veelal beschreven in de zogenaamde horizontale BREFs en dienen op grond van de Wet milieubeheer toegepast te worden. Deze zienswijze is ontvankelijk. Ad. 6 Dit voorschrift is verwijderd. Deze zienswijze is ontvankelijk. Ad. 7 Dit voorschrift is aangepast. Deze zienswijze is ontvankelijk. Ad. 8 en 9 Voorschrift uit de PGS 15 zijn opgenomen in de beschikking. Deze zienswijze is ontvankelijk.
SCA Packaging Eerbeek Coldenhovenseweg 130 Eerbeek
4 van de 27
Beschikking d.d. 26 april 2007 nr. 06.003983/PB Toetsingskader “Het belang van de bescherming van het milieu” (Artikel 8.8 en 8.10 van de Wm)
12.
BEOORDELING GEVOLGEN VOOR MILIEU TEN GEVOLGE VAN DE AANGEVRAAGDE ACTIVITEITEN 12.1. Geluid- en Trillingshinder De inrichting is gelegen op het ingevolge de Wet geluidhinder gezoneerde Industrieterrein “Eerbeek Zuid” te Eerbeek. Mogelijk geluidshinder ten gevolge van de bedrijfsvoering De inrichting verwerkt rollen papier en lijm tot golfkarton (vlakke platen). Dit gebeurt op de golfkartonmachine welke is opgesteld in de nieuwe productiehal aan de zijde van de Harderwijkerweg. De door de inrichting veroorzaakte geluidsniveaus in de omgeving zijn vermeld in de bij de aanvraag behorende rapportage van het akoestisch onderzoek (rapportnr. F 16656-3 door Adviesbureau Peutz B.V. hierna te noemen de rapportage). Van belang voor de geluidemissie naar de omgeving zijn de diverse (ventilatie-) voorzieningen op het dak van de productiehal en verwerkingsgebouwen, de diverse reifelkanalen op het dak van de verwerkingsgebouwen, geluiduitstraling van de diverse hallen, bijvoorbeeld via lichtkoepels in het dak en transport/verlading op het buitenterrein. Alle ventilatie-units (zowel inblaas als uitblaas) zijn voorzien van geluiddempers waarmee wordt voldaan aan BBT. De geluidsniveaus die worden veroorzaakt door de activiteiten binnen de inrichtingsgrenzen worden beoordeeld conform de “Handreiking industrielawaai en vergunningverlening” uit 1998, hierna te noemen de handreiking. In de rapportage vindt de activiteiten plaats in de dag-, avonden de nachtperiode. De geluidsniveaus zijn berekend en beoordeeld op een beoordelingshoogte van 5 meter. Langtijdgemiddelde beoordelingniveaus – representatieve bedrijfssituatie In de representatieve bedrijfssituatie zijn de relevante geluidsbronnen meegenomen. In tabel 5 van de aanvraag zijn de langtijdgemiddelde beoordelingsniveaus LAr,LT voor de representatieve bedrijfsituatie samengevat. De toetsing op de zone is verricht met het actuele rekenmodel van het industrieterrein. De berekende geluidniveaus voor de aan te vragen bedrijfssituatie bij SCA Packaging Eerbeek conflicteren niet met de doelstellingen op basis van de zonering en sanering Wet geluidhinder (MTG’s bij een aantal woningen in de zone). Kort na het indienen van de definitieve aanvraag heeft een aanpassing van het akoestisch onderzoek plaatsgevonden. Abusievelijk zijn in de tabel 5.8 op bladzijde 22 van 27 in de toelichting op de aanvraag de waarde van het Langtijdgemiddelde beoordelingsniveau LAr,LT L uit een oud akoestisch onderzoek blijven staan. Tabel 5.8 dient er als volgt uit te zien: Beoordelingspunt
01. Karel van Gelreweg 2 02. Harderwijkerweg 20 03. Harderwijkerweg 37 04. Veltkantweg 97 e 05. 1 woning Staringstraat 06. Weth.Sandersstr/Ruygenbosweg 07. Ruygenbosweg/Steenbeekstraat 08. ’t Haagje 56
Langtijdgemiddelde beoordelingsniveau (L AR,LT ) in dB(A) Dag Avond Nacht 07.00 - 19.00 uur 19.00 - 23.00 uur 23.00 - 7.00 uur 38,4 38,0 37,9 36,6 36,4 36,4 34,0 33,8 33,8 26,5 26,2 26,2 25,7 25,3 25,2 34,2 31,5 31,4 34,7 34,2 34 41,0 37,7 37,8
SCA Packaging Eerbeek Coldenhovenseweg 130 Eerbeek
5 van de 27
Beschikking d.d. 26 april 2007 nr. 06.003983/PB 09. ’t Haagje 42 10. Hoek W. Sandersstraat/W.D. Merodestraat 11. Woning Harderwijkerweg (Punt 10a) -. Harderwijkerweg (Punt 11a) 12. Woning Harderwijkerweg (Punt 12a)
36,0 36,0 44,3 51,5 40,4
35,3 32,1 44,0 51,3 40,1
35,3 32,0 43,9 51,3 39,7
Op de zonepunten zoals weergegeven is SCA Packaging Eerbeek maatgevend. Uit de resultaten blijkt dat er ruimschoots kan worden voldaan aan de 50 dB(A) norm. In de geluidsvoorschriften zijn enkele beoordelingspunten nabij de zonegrens opgenomen in de verschillende immissierelevante richtingen. Hiervoor is een aantal woningen gekozen in de directe omgeving. De toegestane geluidsimmissie ter plaatse van deze woningen is in de voorschriften vastgelegd. Maximale geluidsniveaus LAmax De berekende maximale geluidsniveaus als gevolg van transport en verlading ter plaatse van woningen bedragen ten hoogste 65 dB(A) in de dagperiode en 60 dB(A) in de avond en nachtperiode. Het hoogste maximale geluidniveau treedt op in positie 8 bij de woning aan ’t Haagje 56. Hiermee wordt voldaan aan de in de Handreiking industrielawaai en vergunningverlening genoemde grenswaarden. Opgemerkt is dat de kwantificering van maximale geluidsniveaus complex van aard is daar de maximale geluidniveaus afhankelijk kunnen zijn van de aard en de uitvoering van de betreffende activiteiten. De voornoemde kwantificering is als representatief te beschouwen. Gebleken is dat aan de grenswaarden voor het maximale geluidsniveau zoals gesteld in de huidige milieuvergunning, wordt voldaan. In de voorschriften behorende bij deze vergunning wordt aangesloten bij de huidige vergunde maximale geluidsniveaus. Indirecte hinder Conform de Circulaire “Beoordeling geluidhinder wegverkeer i.v.m. vergunningverlening Wm 29 februari 1996” behoeft in dat geval de geluidbelasting vanwege het verkeer van en naar de inrichting niet bij de vergunningaanvraag te worden meebeschouwd. Trilling Op het gebied van trillingen zijn geen klachten bij de provincie Gelderland of de gemeente Brummen bekend. Uit deze klachtenregistratie kan worden opgemaakt dat SCA Packaging Eerbeek geen hinderlijke trillingen veroorzaakt. 12.2. Bodembescherming Artikel 13 van de Wet bodembescherming is rechtstreeks op de inrichting van toepassing. Voor zover in deze vergunning en de daarbij behorende voorschriften niet specifiek is vastgesteld, welke bodembeschermende maatregelen moeten zijn uitgevoerd, dwingt de algemene werking van artikel 13 van de wet bodembescherming tot een zorgvuldige bedrijfsvoering. In verband met de strekking van het begrip bodemverontreiniging is van belang dat het begrip bodem tevens het grondwater omvat. Bij de aanvraag zijn een aantal bodemonderzoeken gedaan: • Verkennend bodemonderzoek, februari 1993, de Klinker, 930125CB.510 (gehele terrein). Het grondwater is op enkele plaatsen licht verontreinigd met lood, benzeen, tolueen, thylbenzeen, xyleen, naftaleen en fenolen. De bodem is op enkele plaatsen licht verontreinigd met PAK en EOX. Er bestaat geen reden voor een nader grondonderzoek op de locatie. • Basisdocument inventariserend bodemonderzoek, augustus 1995, Grontmij, GLD9921259341; • Inventariserend bodemonderzoek, januari 1996, de Klinker, 951116MB.110 (terpentinetank). Het grondwater is op één plaats licht verontreinigd met trichloormethaan. • Herbemonstering peilbuizen, mei 2000, de Klinker, 000508MB.310 Er zijn geen stoffen aangetroffen in een concentratie boven de streefwaarde of de detectiegrens.
SCA Packaging Eerbeek Coldenhovenseweg 130 Eerbeek
6 van de 27
Beschikking d.d. 26 april 2007 nr. 06.003983/PB Deze onderzoeken dienen als referentiekader voor eventuele toekomstige bodemonderzoeken. Bijvoorbeeld om in een later stadium te bevestigen dat de bodembeschermende voorzieningen afdoende zijn gebleken. Als gevolg hiervan is er in de vergunning eveneens een eindsituatieonderzoek voorgeschreven om te kunnen bepalen of het terrein van de inrichting ten gevolge van bedrijfsactiviteiten is verontreinigd. De Nederlandse Richtlijn Bodembescherming bedrijfsmatige activiteiten (NRB) is het beleidskader voor de toetsing van de bodembeschermende voorzieningen. Het uitgangspunt om te komen tot een nulemissie van verontreinigende stoffen naar de bodem door het realiseren van bodemrisico niveau A of A* in de zin van de NRB is in de voorschriften bij deze vergunning uitgewerkt. In de inrichting vinden potentieel bodembedreigende activiteiten plaats. Bij de aanvraag is in paragraaf 5.4 de bodem beschreven. Bij de aanvraag is een bodemrisicodocument toegevoegd. De bodembedreigende activiteiten en maatregelen staan beschreven in paragraaf 5.4 van de aanvraag. Met de beschrijving van paragraaf 5.4.2 wordt gekomen tot een bodemrisicocategorie A. Voordat de risicocategorie A bereikt wordt, moet een aantal maatregelen nog worden getroffen. De voorgestelde maatregelen staan beschreven in hoofdstuk 5 van het bodemrisicodocument. In de vergunning is een inspanningsverplichting opgenomen om er voor te zorgen dat binnen een bepaalde periode de gewenste bodemrisicocategorie wordt behaald. Daarnaast moet jaarlijks het bodemrisicodocument worden herzien. Dit zorgt er voor dat het een actueel document blijft. Mochten er bij de potentieel bodembedreigende activiteiten geen wijzigingen hebben voorgedaan dan zal het bodemrisicodocument dus ook ongewijzigd kunnen blijven. 12.3. Lucht Het toetsingskader van de in de inrichting vrijkomende emissies is de Nederlandse Emissierichtlijn (NeR). Wettelijke regels zoals AmvB’s of centrale afspraken gaan voor de NeR. Volgens het stappenplan van de NeR is daarom als eerste getoetst of het Oplosmiddelenbesluit (19 maart 2001) van toepassing is. Zoals in de aanvraag is aangegeven zijn alle emissiepunten zodanig aangelegd dat geen overlast naar de omgeving te verwachten is. Een algemeen voorschrift om dit te beperken is daarom niet opgenomen. Oplosmiddelen In de inrichting worden nauwelijks oplosmiddelhoudende stoffen gebruikt. Enkele reinigingsmiddelen hebben een kleine hoeveelheid oplosmiddelen. In het oplosmiddelenbesluit is geen categorie aanwezig waar SCA Packaging Eerbeek onder valt. Daarnaast is het jaarlijkse oplosmiddelverbruik lager dan de laagste in dit besluit genoemde drempelwaarde van 0,5 ton per jaar. Dit betekent dat de eisen uit het genoemde Besluit niet van toepassing zijn. Stof Binnen de inrichting wordt zetmeel opgeslagen in een Silo (aanvraag paragraaf 5.2). Bij het overladen van de vrachtwagen naar de opslagsilo vindt een stofemissie plaats. Op deze emissie is de NER van toepassing. Bij de zetmeelsilo is, ter beperking van de stofemissie, een zakkenfilter in werking. Hierdoor is de maximale jaarvracht van stof 0,54 kg. De grensmassastroom voor stof is 0,1 kg per uur (klasse sO). In paragraaf 2.4.1 van de NER is bepaald dat als de jaarvracht kleiner is dan 1000 maal de grensmassastroom, de emissiebron uitgesloten kan worden. Een emissiegrenswaarde voor dit emissiepunt is daarom niet als voorschrift in de vergunning opgenomen. Wel is een onderhoudsverplichting voor het filter opgenomen om de goede werking te garanderen. Lasrook In de aanvraag wordt in paragraaf 3.8.6 aangegeven dat RVS wordt gelast. Bij het lassen van RVS komen Chroom(VI)verbindingen vrij. Deze verbindingen vallen onder de minimalisatieverplichting van de NeR. Omdat de jaarvracht (minder dan 200 kg lasdraad,
SCA Packaging Eerbeek Coldenhovenseweg 130 Eerbeek
7 van de 27
Beschikking d.d. 26 april 2007 nr. 06.003983/PB waarvan slechts 1/6 deel wordt gebruikt bij RVS lassen) zo laag is, wordt de emissie-eis uit de NER al zonder filterende voorziening gehaald. Voorschriften zijn voor dit onderwerp niet opgenomen. Geur Er zijn geen emissiebronnen bij de inrichting aanwezig die geurhinder veroorzaken naar de omgeving. Klachten over geur die afkomstig zijn van de inrichting zijn niet aanwezig. Voorschriften over geur worden daarom ook niet opgenomen. 12.4. Besluit Luchtkwaliteit Op 5 augustus 2005 is het Besluit Luchtkwaliteit (Blk 2005) van kracht geworden. Het Blk 2005 werkt terug tot 4 mei 2005 een geeft bepaalde milieukwaliteitseisen voor de buitenlucht. Deze milieukwaliteitseisen zijn grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide, stikstofoxiden, zwevende deeltjes (PM10), lood, koolmonoxide en benzeen. De meeste grenswaarden moeten vanaf 1 januari 2005 in acht worden genomen, terwijl de grenswaarde voor stikstofdioxide geldt vanaf 1 januari 2010. De kwaliteitseisen bestaan uit een uurgemiddelde, een 24-uursgemiddelde of een jaargemiddelde norm. Het Blk 2005 is niet van toepassing binnen de grens van de inrichting. Aangezien verlening van onderhavige vergunning gevolgen kan hebben voor de luchtkwaliteit moet onderzoek worden verricht naar de gevolgen van de aangevraagde activiteiten voor de in het Blk 2005 genoemde milieukwaliteitseisen voor de buitenlucht. Wij moeten immers beoordelen of vergunningverlening in dit geval zal leiden tot een toename van de luchtverontreiniging of van het aantal mensen dat daaraan wordt blootgesteld. Het uitgangspunt is dat de grenswaarden voor voornoemde stoffen in acht worden genomen. De gemeente heeft in het kader van Blk 2005 een onderzoek verricht naar de luchtkwaliteit in de gemeente Brummen. Hieruit bleek dat de grenswaarde uit het Blk 2005 niet worden overschreden. 12.5. Besluit Inzake stoffen die de ozonlaag aantasten Op de zich in de inrichting bevindende koel- en airconditioning apparatuur met een vermogen van meer dan 500 Watt is, onverminderd het gestelde in deze vergunning, het Besluit inzake stoffen die de ozonlaag aantasten van toepassing. Hierin worden de maatregelen genoemd die dienen te worden genomen bij onderhoud en dergelijke. Derhalve worden in deze vergunning geen voorschriften voor deze apparatuur opgenomen. Op basis van dit Besluit zijn Halonbrandblussers niet toegestaan in de inrichting. 12.6. (Externe)veiligheid De Wet milieubeheer beoogt o.a. een veilige woon- en leefomgeving te realiseren. Het externe veiligheidsbeleid richt zich expliciet op potentiële ongevallen die gevolgen voor de bevolking kunnen hebben. Bij de opslag van gevaarlijke stoffen is er sprake van een extern veiligheidsrisico. De grootte van het risico is o.a. afhankelijk van de afstand tussen de opslag- en verwerkingsplaats van gevaarlijke stoffen en woningen. Voorts speelt de wijze waarop de gevaarlijke stoffen zijn opgeslagen en de technische voorzieningen die aanwezig zijn om, in geval van calamiteiten, de gevolgen zoveel mogelijk te beperken, een belangrijke rol. 12.6.1. Brandveiligheid Het aantal en soort brandblusmiddelen zijn in het kader van de bouwvergunning en gebruiksvergunning nader vastgesteld in overleg met de plaatselijke brandweer. In de vergunning zijn voorschriften opgenomen ten behoeve van brandveiligheid. Hiervoor zijn algemene voorschriften opgenomen omtrent brandpreventiemiddelen en onderhoud aan. 12.6.2. Risicobronnen Opslag gevaarlijke (afval)stoffen
SCA Packaging Eerbeek Coldenhovenseweg 130 Eerbeek
8 van de 27
Beschikking d.d. 26 april 2007 nr. 06.003983/PB Met betrekking tot de opslag van gevaarlijke stoffen in emballage is voorgeschreven dat deze moeten voldoen aan de relevante voorschriften van de Richtlijn PGS 15. Hierin zijn zodanige eisen gesteld waardoor de veiligheidsrisico’s zo veel mogelijk worden geëlimineerd. De opslag van de grond- en hulpstoffen, welke zijn geclassificeerd volgend de ADR, worden opgeslagen overeenkomstig het beheersniveau van PGS 15. BRZO In de inrichting worden stoffen opgeslagen waarvoor een drempelwaarde is opgenomen in het Besluit risico's zware ongevallen (BRZO) De drempelwaarde wordt voor de opgeslagen stoffen niet overschreden. Het BRZO is dan ook niet van toepassing. Opslag van gasflessen Binnen de inrichting is een aantal gasflessen aanwezig. Deze gasflessen kunnen bij brand risico’s opleveren voor de omgeving. De in de werkplaats aanwezige flessen betreffen een werkvoorraad. Stoominstallatie De inrichting heeft zelf geen stoominstallatie. De WKC van SCA Packaging De Hoop levert de inrichting warmte in de vorm van stoom. Acculaadruimte In de inrichting is een acculaadstation aanwezig (gebouw H5). Het acculaadstation is voorzien van een vloeistofkerende voorziening. Omdat bij het opladen van accu's waterstofgas kan vrijkomen, dient deze ruimte aan speciale veiligheidseisen te voldoen, welke zijn opgenomen in de voorschriften. 12.6.3. Besluit Externe veiligheid Inrichtingen milieubeheer In de inrichting worden geen werkzaamheden uitgevoerd met of bevinden zich geen, stoffen in een omvang die worden genoemd in artikel 2 van het Besluit kwaliteitseisen externe veiligheid inrichtingen milieubeheer. Derhalve valt de inrichting niet binnen het toepassingsgebied van dit Besluit. 12.6.4. Conclusie Gezien het voorgaande zijn wij van mening dat voor een ontoelaatbaar risico voor de externe veiligheid als gevolg van de activiteiten van de inrichting niet hoeft te worden gevreesd. 13.
OVERIGE MILIEUTHEMA’S 13.1. Energie Bij het beoordelen van de aanvraag en het opstellen van de voorschriften voor het aspect energie is aangesloten bij de Circulaire energie in de milieuvergunning. Binnen de inrichting wordt elektriciteit en aardgas gebruikt. Uit de aanvraag blijkt dat het elektriciteitsverbruik 6.500.000 kWh en het aardgasverbruik 35.000 m3 bedroeg. Binnen de inrichting is sprake van een relatief hoog energiegebruik. Bij de aanvraag in bijlage 8 is een overzicht opgenomen van de energiebesparingmaatregelen die SCA Packaging Eerbeek in de loop der jaren heeft uitgevoerd en van de maatregelen die men op het gebied van energiebesparing wil onderzoeken en uitvoeren. Gezien de leeftijd van de reeds uitgevoerde onderzoeken rapportage waaronder een bedrijfsenergieplan uit 1998 is een actualisering van het bedrijfsenergieplan in de voorschriften opgenomen. Uitgangspunt daarbij is dat maatregelen met een terugverdientijd van maximaal 5 jaar voor uitvoering in aanmerking komen. Hiervan kan in het bedrijfsenergieplan gemotiveerd worden afgeweken, indien aan deze maatregelen bijvoorbeeld zwaarwegende milieugevolgen of overige bezwarende aspecten kleven. Het onderzoek en het bedrijfsenergieplan dienen aan ons ter goedkeuring te worden overgelegd. Bij goedkeuring worden in het goedkeuringsbesluit de te treffen maatregelen en de daarvoor
SCA Packaging Eerbeek Coldenhovenseweg 130 Eerbeek
9 van de 27
Beschikking d.d. 26 april 2007 nr. 06.003983/PB geldende termijnen vastgesteld. Een besluit inzake deze goedkeuring wordt zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk acht weken na ontvangst van het schriftelijke verzoek om goedkeuring, bekendgemaakt. In aanvulling op de maatregelen die vergunninghouder blijkens het bedrijfsenergieplan voornemens is te treffen, kunnen in het goedkeuringsbesluit nog andere maatregelen worden voorgeschreven. Het goedkeuringsbesluit kan echter geen verplichting inhouden tot het treffen van maatregelen met een terugverdientijd van meer dan vijf jaar. Vanwege de korte looptijd van bedrijfsenergieplannen is de vierjaarlijkse actualisering van het bedrijfsenergieplan in deze vergunning opgenomen. Het geactualiseerde bedrijfsenergieplan dient aan ons ter goedkeuring te worden overgelegd. 13.2.
Afval
13.2.1. Algemeen Zorgplichtbepaling Binnen de inrichting ontstaat een relevante hoeveelheid afvalstoffen. Het is de zorg van vergunninghouder om deze stroom afvalstoffen zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken. Deze zorg is in een zorgplichtbepaling vastgelegd in deze vergunning. Afgifte en opslag van afvalstoffen De afgifte van gevaarlijke afvalstoffen vloeit rechtstreeks voort uit de Wet milieubeheer en is derhalve rechtstreeks op de inrichting van toepassing. In hoofdstuk 10 van de Wet milieubeheer wordt aangegeven dat het verboden is zich door afgifte aan een ander van bedrijfsafvalstoffen of gevaarlijke stoffen te ontdoen tenzij de afvalstoffen worden afgegeven aan een persoon die krachtens artikel 10.37 lid 2 van de Wet milieubeheer bevoegd is de betrokken afvalstoffen in te zamelen. Hiermee wordt beoogd de afvalstoffenstroom te kunnen traceren. Tevens wordt op deze wijze gegarandeerd dat afvalstoffen op milieuverantwoorde wijze worden verwerkt dan wel vernietigd en wordt hiermee voorkomen dat afvalstoffen illegaal worden gestort, begraven dan wel geloosd. In artikel 10.38 van de Wet milieubeheer is vastgelegd welke gegevens met betrekking tot de afgifte van afgifte van bedrijfsafvalstoffen of gevaarlijke afvalstoffen moeten worden geregistreerd en dat deze gegevens vijf jaar moeten worden bewaard. In de voorschriften van deze milieuvergunning is opgenomen dat de registratie van de afgifte van afvalstoffen plaats dient te vinden in het milieulogboek. Tevens zijn voorschriften opgenomen met betrekking tot de opslag van afvalstoffen. Europese afvalstoffenlijst Op 8 mei 2002 is de Regeling Europese afvalstoffenlijst (Eural) in werking getreden. De Eural vervangt onder meer het Besluit aanwijzing gevaarlijke afvalstoffen en andere daarmee samenhangende besluiten. De Eural is een uitvoeringsbesluit van de Wm. Met deze regeling worden diverse Europese richtlijnen betreffende (gevaarlijke) afvalstoffen in de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd. Op basis van de Eural wordt bepaald of een afvalstof gevaarlijk of niet is. In deze vergunning zijn voorschriften opgenomen ten aanzien van het bewaren en afvoeren van afvalstoffen die ingevolge de Eural als gevaarlijk afval zijn aangemerkt. 13.2.2. Afvalpreventie Uit de aanvraag blijkt dat in de inrichting alle maatregelen worden genomen ter voorkoming van het ontstaan van afvalstoffen. Dit is beschreven in paragraaf 5.5.2. Deze maatregelen geven geen redenen om een onderzoek uit te laten voeren naar verdere mogelijkheden van afvalpreventie. 13.2.3. Afvalscheiding In het Landelijk Afvalbeheerplan (LAP) staat het beleid voor het beheer van alle afvalstoffen waarop de Wet milieubeheer van toepassing is. Het LAP geldt voor vier jaar (2002-2006) en geeft daarnaast een doorkijk tot 2012. Het LAP is sinds 3 maart 2003 in werking. In hoofdstuk 14 van het LAP is het beleid uitgewerkt voor afvalscheiding, waarbij paragraaf 14.4 specifiek ingaat op de afvalscheiding door bedrijven.
SCA Packaging Eerbeek Coldenhovenseweg 130 Eerbeek
10 van de 27
Beschikking d.d. 26 april 2007 nr. 06.003983/PB Uitgangspunt is dat bedrijven verplicht zijn alle afvalstoffen te scheiden, gescheiden te houden en gescheiden af te geven, tenzij dat redelijkerwijs niet van hen kan worden gevergd. Hierbij geldt dat ongeacht de bedrijfssituatie de afvalcomponenten gevaarlijk afval en papier en karton altijd dienen te worden gescheiden. Daarnaast zijn voor een aantal overige afvalcomponenten richtlijnen voor afvalscheiding opgenomen (drempelwaarden). Binnen de inrichting worden afvalstromen gescheiden ingezameld en afgegeven. Dit is beschreven in paragraf 5.5.1 van de aanvraag. 14.
(AFVAL)WATER 14.1. Afvalwater De inrichting loost huishoudelijk afvalwater, regenwater, en bedrijfsafvalwater. Het bedrijfsafvalwater wordt via het bedrijfsriool van SCA de Hoop afgevoerd naar de Industriewater Eerbeek. Voorschriften voor de afvoer van bedrijfsafvalwater zijn daarom niet opgenomen. Hemelwater In de aanvraag is in tabel 5.2 aangegeven dat er ongeveer 3.680 m3 hemelwater wordt geïnfiltreerd in de grond. Het regenwater dat afkomstig is van het dak van de lijmkeuken, de rollenloodsen en de golfkartonmachine wordt via een bezinkput in de bodem geïnfiltreerd. Hierdoor wordt voorkomen dat het te infiltreren hemelwater de bodem en/of het grondwater verontreinigd. Het overige regenwater wordt eveneens naar Industriewater Eerbeek afgevoerd. De kwaliteit van het afstromend regenwater van daken wordt over het algemeen als schoon beschouwd. Toch kan het afstromend regenwater verontreinigd zijn waardoor een zuivering gewenst is voordat het water aan de bodem of grond- en of oppervlaktewater wordt toegevoegd. De inrichting heeft hiervoor een bezinkput. Voor een goede werking van de bezinkput worden voorschriften opgenomen. 14.2. Waterverbruik In de Wm is het duurzaam gebruik van grondstoffen als uitgangspunt opgenomen. De Wm maakt het daarom mogelijk om aan het gebruik van grondstoffen, zoals water, eisen te stellen. Aan de hand van de 'Checklist: indicatie omvang afval en emissies' van de 'Leidraad: Afval- en emissiepreventie in de milieuvergunning' is de relevantie van preventie bepaald. De checklist omvat verschillende aandachtsvelden, waarbij het aandachtsveld 'waterverbruik' van belang is. 3
De leidraad Afval- en emissiepreventie spreekt bij een verbruik van meer dan 50.000 m leidingwater per jaar van een 'aanzienlijke omvang', en bij een verbruik tussen 5.000 en 50.000 3 3 m per jaar van een 'redelijke omvang'. Een verbruik beneden de 5.000 m geldt als 'gering'. 3
Door de aanvrager is aangegeven dat het leidingwaterverbruik meer dan 5.000 m maar minder 3 dan 50.000 m per jaar bedraagt. Er zijn diverse maatregelen getroffen om het waterverbruik zo laag mogelijk te houden. Zie hiervoor paragraaf 5.3 van de aanvraag. Door het treffen van deze maatregelen is het niet zinvol om een waterbesparend onderzoek voor te schrijven. 15. TOEKOMSTIGE ONTWIKKELINGEN Voor wat betreft de aard, omvang en werkwijze van / in de inrichting zijn op korte termijn (binnen drie jaar) wijzigingen voorzien. Het gaat hierbij met name om het volgende: - uitbreiding van de rollenloods (opslag) - verbouwing hoofdkantoor - wijziging interne afvalverwerking - vervanging inliner In de omgeving van de inrichting worden geen ontwikkelingen verwacht die van belang zijn met het oog op de bescherming van het milieu (woonbebouwing of andere bebouwing, natuurontwikkeling, bestemmingsplanwijzigingen).
SCA Packaging Eerbeek Coldenhovenseweg 130 Eerbeek
11 van de 27
Beschikking d.d. 26 april 2007 nr. 06.003983/PB 16. CONVENANTEN Het betreft hier een bedrijf dat niet behoort tot een branche waarvoor een product- dan wel bedrijfsgericht convenant is afgesloten. Dientengevolge worden voorschriften met betrekking tot specifieke milieuzorg toegevoegd. 17. PROVINCIALE MILIEUVERORDENING Het college van Gedeputeerde Staten van de provincie Gelderland heeft op 30 juni 2004 een provinciale milieuverordening vastgesteld. In deze verordening zijn beperkingen of voorschriften opgenomen die door het bevoegd gezag aan de vergunning moeten worden verbonden. Dit betreft dan met name voorschriften met betrekking tot inrichtingen binnen grondwaterbeschermingsgebieden. 18. PROVINCIALE MILIEUBELEIDSPLAN Op 20 juni 2004 is het Milieubeleidsplan vastgesteld. In deze vergunning wordt niet afgeweken van hetgeen in het Milieubeleidsplan is verwoord. 19. GEMEENTELIJK MILIEUBELEIDSPLAN Gemeente Brummen heeft een milieubeleidsplan vastgesteld. Het gemeentelijke milieubeleid is gericht op het oplossen en beheersbaar maken van de milieuproblemen en het realiseren van een duurzame ontwikkeling in de gemeente Brummen. Een onderdeel in het milieubeleid vormt het omgevingsbeleid. ‘Samen op weg naar een duurzame leefomgeving’ is het motto voor het omgevingsbeleid voor de jaren 2001-2004. Dit omgevingsbeleid streeft vanuit het milieubeleid naar een integratie van beleidsvelden, die gericht zijn op een duurzame ontwikkeling van de gemeente en een hoogwaardige kwaliteit van de leefomgeving. In deze vergunning wordt niet afgeweken van hetgeen in het Milieubeleidsplan is verwoord. 20. VOGEL- EN HABITATRICHTLIJN Om de Europese biodiversiteit te behouden en te herstellen zijn de Vogelrichtlijn (1979) en de Habitatrichtlijn (1992) opgesteld. De Europese Commissie heeft begin juli 2003 ingestemd met de Nederlandse bijdrage van 141 Habitatrichtlijngbieden aan Natura 2000, het Europese netwerk van beschermde natuurgebieden. Al eerder, in 1998 en 2000, waren de Vogelrichtlijngebieden aangewezen. Vogel- en Habitatrichtlijngebieden die zijn aangewezen moeten bescherming krijgen uit de richtlijnen. Deze bescherming bestaat uit de verplichting positieve en proactieve maatregelen te treffen om richtlijngebieden in stand te houden (bijv. specifiek beheer voeren), de verplichting maatregelen te treffen (ook t.a.v. bestaand gebruik) om kwaliteitsverlies en verstoring te voorkomen en een apart afwegingskader voor nieuwe activiteiten met mogelijk significante gevolgen voor de Vogel- en Habitatrichtlijngebieden Nieuwe activiteiten moeten vooraf grondig worden onderzocht op hun gevolgen. Hoofdregel daarbij is als uit dit onderzoek (= passende beoordeling) blijkt dat de natuurlijke kenmerken van het richtlijngebied worden aangetast, geen toestemming mag worden verleend. Uitzonderingen hierop zijn de gevallen waarbij er geen alternatief is voor de nieuwe activiteit, er een dwingende reden is van groot openbaar belang en compenserende maatregelen worden getroffen. In deze gevallen is de nieuwe activiteit toch toegestaan. In de nabijheid van de inrichting bevindt zich het Vogel-/Habitatrichtlijngebied “de Veluwe” Uit de bij de aanvraag overgelegde gegevens blijkt dat in de inrichting geen andere dan reeds vergunde activiteiten plaatsvinden en dat daarnaast geen uitbreidingen plaatsvinden die mogelijk effect kunnen sorteren op de betreffende gebieden. Een (nadere) toetsing aan de Vogel- en Habitatrichtlijn kan ons inziens dan ook achterwege blijven. 21. INTEGRATED POLLUTION PREVENTION AND CONTROL (IPPC) Op 24 september 1996 is de Europese richtlijn 96/61/EG, aangeduid met de IPPC-richtlijn inzake de geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging in werking getreden. In de richtlijn zijn
SCA Packaging Eerbeek Coldenhovenseweg 130 Eerbeek
12 van de 27
Beschikking d.d. 26 april 2007 nr. 06.003983/PB drempelwaarden opgenomen voor activiteiten waaraan de aanvraag moet worden getoetst. Daarnaast zijn (en worden) naar aanleiding van deze richtlijnen BAT Referentiedocumenten (BREF's) voor de onder de IPPC-richtlijn vallende activiteiten opgesteld. Deze BREF's wijzen milieumaatregelen aan die in Europees verband als invulling van het ALARA-principe dienen. SCA Packaging Eerbeek vraagt op grond van artikel 8.4 van de Wet milieubeheer een vergunning aan voor het veranderen en voor het inwerking hebben na die verandering van de gehele inrichting. Op grond van bijlage I van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit Milieubeheer valt de inrichting onder categorie 16.1b, zijnde een inrichting voor het vervaardigen, bewerken, verwerken, opslaan of overslaan van papierstof, papier of producten hiervan. De inrichting valt onder de Systematische Bedrijfsindeling (BIK) code 2121.2, vervaardigen van golfpapier en karton. Toetsing IPPC Vanaf oktober 2007 moeten bestaande inrichtingen voldoen aan de IPPC-richtlijn. Bedrijven in de papierproducerende industrie wordt als IPPC-bedrijf aangewezen indien het installaties heeft voor: a) de fabricage van papierpulp uit hout of uit andere vezelstoffen; b) de fabricage van papier en karton met een productiecapaciteit van meer dan 20 ton per dag. Wij stellen ons op het standpunt dat het bedrijf geen producent is van papier of karton, maar alleen een verwerker. Daarom valt het bedrijf niet onder de in bijlage 1 van de IPPC-richtlijn aangeduide categorie van industriële activiteiten. 22.
MILIEUZORG
22.1. Milieuzorgsysteem In het aanvraagformulier is aangegeven dat nog geen milieuzorgsysteem volgens NEN-EN-ISO 14001 zal worden ontwikkeld. In dat kader zal worden aangesloten bij een 'traditionele' vergunning waarbij zowel doel- als middelvoorschriften worden opgenomen. 22.2. Milieuregister Ter bevordering van het op een bewuste wijze omgaan met milieubeheer en het op een systematische, controleerbare, ordelijke en goed ontsluitbare wijze beheren van alle milieurelevante informatie, is het bijhouden van een milieuregister in de voorschriften opgenomen. Het is niet noodzakelijk, dat alle informatie zich ook daadwerkelijk in het register bevindt. Met een duidelijke verwijzing naar de vindplaats kan worden volstaan. 22.3. Verkeersvervoerplan Voor de inrichting is geen vervoersplan, ter beperking van vervoersbewegingen van personen van en naar de inrichting, aanwezig. Gezien de ligging op een industrieterrein en de aard en de bedrijfsvoering van de inrichting is dit niet redelijk om te eisen. 23. GEEN STRIJD MET ANDERE REGELGEVING Op grond van artikel 8.9 van de Wm dienen wij er voor zorg te dragen dat de onderhavige vergunning niet in strijd is met de regels uit de Wm en met de regels uit de in de artikel 13.1, lid 2 van de Wm genoemde wetten. Voor zover ons bekend zijn voornoemde regels niet strijdig met deze vergunning. 24.
CONCLUSIE
Gelet op bovenstaande overwegingen met betrekking tot de gevolgen voor het milieu die de inrichting kan veroorzaken, kan de aangevraagde vergunning in zijn geheel worden verleend. De mogelijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen worden voorkomen dan wel tot een acceptabel niveau worden beperkt door de aan deze vergunning verbonden voorschriften/beperkingen. 24.1. Gelijkwaardige maatregelen Vergunninghouder kan onder bepaalde voorwaarden in plaats van de in deze vergunning voorgeschreven maatregelen gelijkwaardige maatregelen treffen. Er is dan sprake van een verandering
SCA Packaging Eerbeek Coldenhovenseweg 130 Eerbeek
13 van de 27
Beschikking d.d. 26 april 2007 nr. 06.003983/PB van de inrichting, die niet in overeenstemming is met de voorschriften, maar die niet leidt tot andere of grotere gevolgen voor het milieu dan bij de voorgeschreven maatregel. Hierdoor kan het treffen van de gelijkwaardige maatregel met toepassing van artikel 8.19 van de Wet milieubeheer vooraf aan het bevoegd gezag worden gemeld.
SCA Packaging Eerbeek Coldenhovenseweg 130 Eerbeek
14 van de 27
Beschikking d.d. 26 april 2007 nr. 06.003983/PB
VOORSCHRIFTEN INHOUDSOPGAVE 1.
Inhoudsopgave ............................................................................................................................ 15
2. Algemene aspecten ..................................................................................................................... 16 2.1. Algemeen ................................................................................................................................. 16 2.2. Terrein...................................................................................................................................... 16 3.
Geluid en trillingen ...................................................................................................................... 16
4. Lucht ............................................................................................................................................ 17 4.1. Zetmeel silo .............................................................................................................................. 17 5.
Bodem .......................................................................................................................................... 17
6. Afvalstoffen.................................................................................................................................. 17 6.1. Algemeen ................................................................................................................................. 17 6.2. Gevaarlijke afvalstoffen............................................................................................................. 18 7.
Afvalwater .................................................................................................................................... 18
8.
Energie ......................................................................................................................................... 18
9. Externe veiligheid ........................................................................................................................ 19 9.1. Algemeen ................................................................................................................................. 19 9.2. Brandpreventie en brandbestrijding........................................................................................... 19 9.3. Opslag gevaarlijke stoffen......................................................................................................... 19 9.4. Opslag gasflessen .................................................................................................................... 20 9.5. Elektrisch aangedreven heftrucks/acculaadstations................................................................... 20 10. 10.1. 10.2. 10.3.
Overige aspecten .................................................................................................................... 20 Verwarmingsinstallatie.............................................................................................................. 20 Elektrische installatie ................................................................................................................ 21 Transformatoren ....................................................................................................................... 21
11. 11.1.
Milieuzorg ................................................................................................................................ 21 Milieuregister ............................................................................................................................ 21
12.
Begrippenlijst .......................................................................................................................... 22
SCA Packaging Eerbeek Coldenhovenseweg 130 Eerbeek
15 van de 27
Beschikking d.d. 26 april 2007 nr. 06.003983/PB
25.
ALGEMENE ASPECTEN
25.1.
Algemeen
25.1.1. Uiterlijk drie maanden voordat de activiteiten van de inrichting worden beëindigd, wordt hiervan schriftelijk melding gedaan aan het bevoegd gezag. Bij deze melding worden tevens de volgende gegevens overgelegd: de wijze en termijn waarop de in de inrichting aanwezige grond-, hulp en afvalstoffen en overige milieuschadelijke stoffen zullen zijn verwijderd. 25.2.
Terrein
25.2.1. De inrichting, met inbegrip van het open terrein, moet schoon worden gehouden en in goede staat van onderhoud verkeren. 25.2.2. De inrichting (of deel van de inrichting) moet doelmatig afgescheiden of beveiligd zijn
26.
GELUID EN TRILLINGEN
26.1.1. Het meten en berekenen van de geluidsniveaus en het beoordelen van de meetresultaten moet plaatsvinden overeenkomstig de Handleiding meten en rekenen Industrielawaai, uitgave 1999. 26.1.2. Het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau L AR,LT veroorzaakt door de in de inrichting aanwezige toestellen en installaties, door de in de inrichting verricht werkzaamheden of activiteiten, alsmede door het transportverkeer binnen de grenzen van de inrichting, mag op de onderstaande beoordelingspunten niet meer bedragen dan: Tabel 1 Beoordelingspunt
Beoordeling shoogte in meter
Langtijdgemiddelde beoordelingsniveau (L AR,LT ) in dB(A) Dag 07.00 - 19.00 uur
01. Karel van Gelreweg 2 02. Harderwijkerweg 20 03. Harderwijkerweg 37 04. Veltkantweg 97 05. 1e woning Staringstraat 06. Weth.Sandersstr/Ruygenbosweg 07. Ruygenbosweg/Steenbeekstraat 08. ’t Haagje 56 09. ’t Haagje 42 10. Hoek W. Sandersstraat/W.D. Merodestraat 11. Woning Harderwijkerweg (Punt 10a) -. Harderwijkerweg (Punt 11a) 12. Woning Harderwijkerweg (Punt 12a)
5 5 5 5 5 5 5 5 5 5 5 5 5
38 37 34 27 26 34 35 41 36 36 44 52 40
Avond 19.00 23.00 uur 38 36 34 26 25 32 34 38 35 32 44 51 40
Nacht 23.00 - 7.00 uur 38 36 34 26 25 31 34 38 35 32 44 51 40
De beoordelingspunten zijn weergegeven op de tekening behorende bij het akoestisch rapport (rapportnr. F 16656-3 door Adviesbureau Peutz B.V.). 26.1.3. Onverminderd het gestelde in voorschrift 3.1.2 mag het maximale geluidsniveau (Lmax), gemeten in de meterstand "fast", op de in dat voorschrift vermelde punten niet hoger zijn dan: • • •
70 dB(A) tussen 07.00 en 19.00 uur (dagperiode); 65 dB(A) tussen 19.00 en 23.00 uur (avondperiode); 60 dB(A) tussen 23.00 en 07.00 uur (nachtperiode).
SCA Packaging Eerbeek Coldenhovenseweg 130 Eerbeek
16 van de 27
Beschikking d.d. 26 april 2007 nr. 06.003983/PB 26.1.4. Indien metingen of berekeningen ten behoeve van de controle op de in de voorschriften 3.1.2 en 3.1.3 vastgelegde geluidsniveaus plaatsvinden, moet dit geschieden overeenkomstig de "Handleiding meten en rekenen industrielawaai, 1999". Ook beoordeling van de meet- en rekenresultaten moet overeenkomstig deze handleiding plaatsvinden. 27.
LUCHT
27.1.
Zetmeel silo
27.1.1. De in de inrichting aanwezige zakkenfilterinstallaties moeten in goede staat van onderhoud verkeren, periodiek worden gecontroleerd en schoongemaakt, versleten of beschadigde zakkenfilters moeten onmiddellijk worden uitgeschakeld of vervangen. Er moeten voldoende reserve zakken (filters) aanwezig zijn
28.
BODEM
28.1.1. binnen één jaar na het onherroepelijk worden van deze vergunning moet worden aangetoond dat maatregelen zijn getroffen om emissies naar de bodem en grondwater te voorkomen. Hierbij geldt bodemrisico niveau A of A* in de zin van de NRB geld daarbij als minimum. 28.1.2. Jaarlijks wordt de actualiteit van het bodemrisicodocument herzien. 28.1.3. Zo vaak als de omstandigheden daartoe aanleiding geven, doch ten minste éénmaal per jaar, wordt de bodembeschermende voorziening gecontroleerd en, waar nodig, onderhouden of herstelt. Hierbij kan worden volstaan met een visuele controle, tenzij uit de NRB anders blijkt. Van de periodieke controles wordt een milieuregister bijgehouden dat te allen tijde beschikbaar is voor de controlerende instantie. De bodembeschermende voorzieningen moeten volgens de NRB worden geïnspecteerd en onderhouden. 28.1.4. Indien blijkt dat, na het van kracht worden van de beschikking, ten gevolge van het in werking zijn van de inrichting, verontreinigende stoffen op of in de bodem en/of het grondwater dreigen te geraken of zijn geraakt, zonder dat er sprake is van een ongewoon voorval in de zin van de Wet bodembescherming (stb. 1994, 374), moet: a. Dit terstond worden gemeld aan het bevoegd gezag; b. Al het nodige worden ondernomen om verdere verontreiniging te voorkomen; c. De aard, de mate en de omvang van de verontreiniging op een door het bevoegd gezag goed te keuren wijze worden bepaald. 28.1.5. Binnen 3 maanden na de beëindiging van de bodembedreigende activiteiten in de inrichting wordt een eindsituatieonderzoek uitgevoerd naar de stoffen die door de werkzaamheden van de inrichting ter plaatse een bedreiging van de bodemkwaliteit vormen.
29.
AFVALSTOFFEN
29.1.
Algemeen
29.1.1. Afvalstoffen mogen niet binnen de inrichting in de bodem worden gebracht of terecht kunnen komen. Het bewaren of bezigen van afvalstoffen op de bodem moet zodanig geschieden dat geen verontreiniging kan optreden. Het bewaren van afvalstoffen moet op ordelijke en nette wijze geschieden. 29.1.2. Afvalstoffen mogen niet binnen de inrichting worden verbrand. 29.1.3. Afvalstoffen worden van elkaar gescheiden, gescheiden gehouden en gescheiden afgegeven, tenzij dat redelijkerwijs niet kan worden gevergd. Dat geldt in ieder geval voor: a. papier- en kartonafval;
SCA Packaging Eerbeek Coldenhovenseweg 130 Eerbeek
17 van de 27
Beschikking d.d. 26 april 2007 nr. 06.003983/PB b. c. d. 29.2.
gevaarlijk afval wit- en bruingoed; afvalstoffen die een specifieke verwerking vereisen zoals asbest.
Gevaarlijke afvalstoffen
29.2.1. De in de inrichting vrijkomende gevaarlijke afvalstoffen, als aangeduid in de Europese afvalstoffenlijst (Eural) mogen niet onderling worden vermengd of gemengd. Hiertoe dienen de gevaarlijke afvalstoffen in doelmatige emballage te worden bewaard, apart per afvalstroom te worden opgeslagen. 29.2.2. Ledige, niet gereinigde emballage voor de opslag van gevaarlijke stoffen, moet worden bewaard als gevulde emballage voor de opslag van gevaarlijke stoffen. 29.2.3. Gevaarlijke afvalstoffen dienen regelmatig op zorgvuldige wijze en op gezette tijden te worden afgevoerd door een daartoe door het bevoegd gezag erkend bedrijf. 29.2.4. Van de uit de inrichting afgevoerde gevaarlijke afvalstoffen is een administratie aanwezig. Uit deze administratie blijkt in elk geval a. de aard / samenstelling van de gevaarlijke afvalstoffen (stofnaam/merknaam/eigenschappen); b. de hoeveelheden van de soorten gevaarlijke afvalstoffen die vrijkomen; c. door welke inzamelaar en naar welke verwerkers of bewaarinrichting de stoffen zijn afgevoerd en de datum van afvoer uit de inrichting; 30.
AFVALWATER
30.1.1. Op de gemeentelijke vuilwaterriolering mag uitsluitend huishoudelijk afvalwater worden geloosd 30.1.2. Tijdens onderhoudswerkzaamheden aan de bezinkput wordt bezonken verontreiniging (slib) verwijderd 30.1.3. Onderhoud aan de bezinkput worden in het milieuregister opgenomen 30.1.4. De hoeveelheid verwijderde slib wordt in het milieulogboek opgenomen
31.
ENERGIE
31.1.1. Binnen 6 maanden na het van kracht worden van deze vergunning moet een energiebesparingsonderzoek/ bedrijfsenergieplan worden vastgelegd in een rapport dat ten minste de volgende gegevens bevat: • een beschrijving van het object, de processen en/of gebouw(en); • een beschrijving van de energiehuishouding, dat wil zeggen een overzicht van de energiebalans van het totale object en een toedeling van ten minste 90% van het totale energiegebruik aan individuele installaties en (deel)processen; • een overzicht van de mogelijke energiebesparende technieken en/of maatregelen toegespitst op de installaties en (deel)processen die volgens de energiehuishouding de grootste bijdrage in het totale verbruik hebben; • per energiebesparende maatregel de volgende gegevens: o de jaarlijkse energiebesparing; o de (meer)investeringskosten; o de verwachte economische levensduur; o de jaarlijkse besparing op de energiekosten op basis van de energietarieven zoals die tijdens het onderzoek voor het bedrijf gelden;
SCA Packaging Eerbeek Coldenhovenseweg 130 Eerbeek
18 van de 27
Beschikking d.d. 26 april 2007 nr. 06.003983/PB o o o
een schatting van eventuele bijkomende kosten of baten anders dan energiebesparing; de terugverdientijd op basis van de (meer)investeringskosten en de baten; een overzicht van mogelijke organisatorische en good housekeepingmaatregelen die leiden tot energiebesparing.
Het rapport wordt ter goedkeuring aan het bevoegd gezag aangeboden 31.1.2. Het bedrijfsenergieplan dient vierjaarlijks herzien te worden. 31.1.3. Het energieverbruik wordt geregistreerd in het milieulogboek. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in aardgasverbruik, stoomverbruik en elektriciteitsverbruik.
32.
EXTERNE VEILIGHEID
32.1.
Algemeen
32.1.1. In een ruimte waar werkzaamheden worden verricht met verven en oplos- of verdunningsmiddelen mag geen vuur aanwezig zijn en mogen geen vonkgevaarlijke werkzaamheden zoals elektrisch of autogeen lassen of snijden, of vonkverspreidende slijp- en schuurwerkzaamheden worden verricht. Op de daartoe geschiktste plaatsen moeten met betrekking tot dit verbod pictogrammen overeenkomstig het NEN 3011 zijn aangebracht. 32.2.
Brandpreventie en brandbestrijding
32.2.1. Brandblusmiddelen worden jaarlijks gecontroleerd door een instantie die is erkend op basis van de Regeling voor erkenning van onderhoudsbedrijven kleine blusmiddelen, of een tenminste gelijkwaardige instelling. 32.2.2. Een brandblusapparaat is duidelijk zichtbaar geplaatst of opgehangen en is te allen tijde bereikbaar voor gebruik. 32.3.
Opslag gevaarlijke stoffen
32.3.1. In de inrichting mogen niet meer K1-, K2- en K3-vloeistoffen en andere gevaarlijke stoffen aanwezig zijn dan voor een goede bedrijfsvoering noodzakelijk is. 32.3.2. Opslagvoorzieningen van gevaarlijke stoffen moeten voldoen aan de voorschriften 3.2.4.2 t/m 3.2.4.4 en aan de paragrafen 3.7, 3.8, 3.9, 3.16, 3.20, 3.21 en 3.23 van de PGS 15. 32.3.3. Het opslaan van verpakte gevaarlijke stoffen moet voldoen aan de voorschriften van hoofdstuk 3.1 van de PGS 15. 32.3.4. Inpandige opslagvoorzieningen moet binnen 6 maanden na de inwerkingtreding van deze beschikking voldoen aan de voorschriften van paragraaf 3.2.1 van de PGS 15. 32.3.5. Uitpandige opslagvoorzieningen moeten voldoen aan de voorschriften van paragraaf 3.2.2 van de PGS 15.
SCA Packaging Eerbeek Coldenhovenseweg 130 Eerbeek
19 van de 27
Beschikking d.d. 26 april 2007 nr. 06.003983/PB 32.3.6. Binnen 6 maanden na de inwerkingtreding van deze beschikking moet onderzocht zijn of de kwaliteit van de vloeren van de opslagvoorzieningen aan de voorschriften van paragraaf 3.3. van de PGS 15 voldoet. 32.3.7. De vloeren die niet voldoen aan de voorschriften van paragraaf 3.3. van de PGS 15 moeten uiterlijk binnen 12 maanden na de inwerkingtreding van deze beschikking daarmee in overeenstemming worden gebracht. 32.3.8. Stellingen moeten voldoen aan de voorschriften van paragraaf 3.4 van de PGS 15. 32.3.9. Het gebruik van opslagvoorzieningen moet voldoen aan de voorschriften van de paragrafen 3.11, 3.12, 3.13, 3.14 en 3.15 van de PGS 15. 32.3.10. Het vullen van vaten met gevaarlijke stoffen, moet onder zodanige controle geschieden, dat overvullen en overlopen is uitgesloten. De vulling mag ten hoogste 90% van de nominale inhoud bedragen, 32.4.
Opslag gasflessen
32.4.1. Gasflessen mogen niet in de inrichting aanwezig zijn als goedkeuring, blijkens de ingeponste datum, niet of niet tijdig heeft plaatsgevonden door het Ministerie van SZW aangewezen keuringsdienst of een ingevolge de EEG-kaderrichtlijn 76/767/EEG, alsmede de daarop berusten bijzondere richtlijnen 84/525, 84/526, 84/527/EEG, aangewezen instantie. De beproeving van gasflessen moet periodiek zijn herhaald overeenkomstig de termijnen, aangegeven in het VLG. 32.4.2. De opslag van gasflessen dient te voldoen aan het gestelde in de voorschriften van paragrafen 3.1, 3.2, 3.4, 3.5, 3.6, 3.7, 3.11, 3.15 t/m 3.21 en hoofdstuk 6 van de PGS 15. 32.5.
Elektrisch aangedreven heftrucks/acculaadstations
32.5.1. Binnen 2 m van de acculaadstation mogen zich slechts voorwerpen bevinden, die voor het gebruik, onderhoud, de veiligheid en de bediening van de acculader noodzakelijk zijn. Binnen 2 meter van de opstelplaats van de accumulatorenbatterij mag geen open vuur aanwezig zijn. Dit moet met het picotogram “Vuur, open vlam en roken verboden” zijn aangegeven. 32.5.2. Een oplaadstation ten behoeve van vorkheftrucks moet zodanig ten opzichte van de accu zijn geplaatst dat zich in het oplaadstation geen waterstofgas kan verzamelen. Tevens moet het oplaadstation zijn geaard. 32.5.3. Een acculader moet overzichtelijk zijn opgesteld en te allen tijde goed bereikbaar zijn. 32.5.4. Nabij een acculaadstation moet een poederblustoestel zijn aangebracht met een inhoud van ten minste 6 kg. 32.5.5. De ruimte waarin accu’s van elektrische heftrucks worden geladen, moet op een doelmatige wijze op de buitenlucht worden geventileerd. 33.
OVERIGE ASPECTEN
33.1.
Verwarmingsinstallatie
33.1.1. Verwarmings- en stookinstallaties zijn zo afgesteld dat een optimale verbranding plaatsvindt. 33.1.2. De brandstoftoevoer naar een verwarmingsinstallatie, opgesteld in een stookruimte, moet kunnen worden afgesloten door middel van een op een goed bereikbare plaats buiten de stookruimte aanwezige afsluiter, zodanig dat wordt voorkomen dat bij brand of als gevolg van lekkage of breuk van een leiding gas in de stookruimte kan stromen. Nabij de stookruimte moet op duidelijke
SCA Packaging Eerbeek Coldenhovenseweg 130 Eerbeek
20 van de 27
Beschikking d.d. 26 april 2007 nr. 06.003983/PB wijze zijn aangegeven waar de afsluiter zich bevindt. Bij de afsluiter moet duidelijk het doel en de wijze van afsluiten zijn aangegeven. 33.1.3. Aan een verwarmings- of stooktoestel en een verbrandingsgasafvoersysteem wordt ten minste eenmaal per jaar onderhoud verricht. 33.2.
Elektrische installatie
33.2.1. De elektrische installatie moet voldoen aan NEN 1010. In ruimten met gasontploffingsgevaar moet de elektrische installatie bovendien voldoen aan NEN-EN-IEC 60079-14:2003. 33.3.
Transformatoren
33.3.1. De toegangsdeur van de transformatorruimte, de wanden en de afdekking hebben een brandwerende constructie van ten minste 30 minuten, bepaald volgens NEN 6069. De toegangsdeur is met slot en sleutel gesloten. 33.3.2. Een transformatorruimte wordt op een natuurlijke wijze op de buitenlucht geventileerd. 34.
MILIEUZORG
34.1.
Milieuregister
34.1.1. In de inrichting is een milieuregister of een gelijkwaardig systeem bijgehouden waarin, vanaf het in werking treden van het bedrijf, regelmatig alle milieurelevante gegevens zijn opgenomen. 34.1.2. Het milieuregister of een gelijkwaardig systeem bevat in ieder geval de volgende gegevens: a. deze beschikking alsmede overige relevante (milieu)vergunningen; b. de resultaten van de in deze vergunning voorgeschreven keuringen en/of metingen en registraties daarvan; c. de resultaten van de in deze vergunning voorgeschreven onderzoeken; d. de bevindingen van alle inspecties die met betrekking tot de zorg voor het milieu van belang zijn; e. de registratie van gevaarlijke afvalstoffen over een periode van ten minste vijf jaar; de registratie geschiedt naar aard en samenstelling; tevens wordt de datum van afvoer van de betreffende partij afval, de hoeveelheid, de naam van de transporteur en de uiteindelijke bestemming geregistreerd; f. gas-, elektriciteits- en waterverbruik per bedrijfsonderdeel en in totaal per jaar; g. de veiligheidsinformatiebladen die behoren bij de in de inrichting aanwezige gevaarlijke stoffen; h. certificaten of bewijzen van de installatie van tanks, filters en andere voorzieningen; i. certificaten of bewijzen van het onderhoud, de keuringen of controles van in de inrichting aanwezige voorzieningen en installaties; j. registratiesysteem gevaarlijke stoffen 34.1.3. De in het milieuregister of een gelijkwaardig systeem opgenomen gegevens zijn te allen tijde beschikbaar voor de controlerend ambtenaar. De opgenomen gegevens worden ten minste vijf jaar bewaard.
SCA Packaging Eerbeek Coldenhovenseweg 130 Eerbeek
21 van de 27
Beschikking d.d. 26 april 2007 nr. 06.003983/PB
35. BEGRIPPENLIJST In deze vergunning en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder: Bevoegd gezag: Burgemeester en wethouders van de gemeente Brummen; BBT/BAT (Best Beschikbare Technieken/Best Available Techniques) Het meest doeltreffende en geavanceerde ontwikkelingsstadium van de activiteiten en exploitatiemethoden, waarbij de praktische bruikbaarheid van speciale technieken om in beginsel het uitgangspunt voor de emissiegrenswaarden te vormen is aangetoond, met het doel emissies en effecten op het milieu in zijn geheel te voorkomen, of wanneer dat niet mogelijk blijkt algemeen te beperken. Bij de bepaling van de beste beschikbare technieken moeten de in bijlage IV van de IPPC-Richtlijn (96/61/EG) vermelde punten speciaal in aanmerking worden genomen (voorheen het ALARA-beginsel (As Low As Reasonable Achievable)). Brandwerendheid van deur-, luik- en raamconstructies: De tijd uitgedrukt in minuten, gedurende welke deur-, luik- en raamconstructies weerstand bieden tegen bezwijken en vlamdicht blijven in geval van brand, bepaald volgens NEN 6069; Brandwerendheid van bouwdelen: De tijd uitgedrukt in minuten, gedurende welke enig bouwkundig onderdeel van een gebouw, niet zijnde een deur-, luik- of raamconstructie, zijn functie moet kunnen blijven vervullen bij verhitting, bepaald volgens NEN 6069; Corrosieve stof: Een stof die bij aanraking een vernietigende werking op levende weefsels kan uitoefenen; Draagbaar blustoestel: Toestellen die voldoen aan het "Besluit Draagbare Blustoestellen 1986" (Staatsblad 1986, 553); Emballage: Glazen flessen tot 5 liter, kunststof flessen en vaten tot 60 liter, metalen bussen tot 25 liter; stalen vaten en kunststof drums tot 300 liter, papieren en kunststof zakken en laadketels; Equivalent geluidsniveau (LAeq): Het gemiddelde van de afwisselende niveaus van het ter plaatse in de loop van een bepaalde periode optredende geluid, vastgesteld overeenkomstig voorschrift IL-HR-13-01; Gasfles: Een voor meervoudig gebruik bestemde, cilindrische metalen drukhouder die voorzien is van een aansluiting met klep- of naaldafsluiter en een waterinhoud heeft van ten hoogste 150 liter; Geluidgevoelige bestemmingen: Gebouwen of objecten, als aangewezen bij algemene maatregel van bestuur krachtens de artikelen 49 en 68 van de Wet geluidhinder (Stb. 1982, 465), zie ook gevoelige objecten; Geluidsniveau in dB(A): Het niveau van het ter plaatse optredende geluid, uitgedrukt in dB(A), overeenkomstig de door de Internationale Electrotechnische Commissie (IEC) terzake opgestelde regels, zoals neergelegd in de IEC-publicatie no. 651, uitgave 1979; Gevoelige objecten: Woningen van derden, bedrijven uit de voedings- en genotmiddelenindustrie, detailhandel in voedings- en genotmiddelen en hotels en restaurants, ziekenhuizen en sanatoria, zwembaden en campings; Irriterende stof:
SCA Packaging Eerbeek Coldenhovenseweg 130 Eerbeek
22 van de 27
Beschikking d.d. 26 april 2007 nr. 06.003983/PB Een stof die door directe, langdurige of herhaaldelijke aanraking met de huid of de slijmvliezen een ontsteking kan veroorzaken; K1-vloeistof: Een brandbare vloeistof waarvan het vlampunt lager is dan 21 graden Celsius, bepaald volgens NEN 3204, en die bij 37,8 graden Celsius een dampspanning heeft van tenminste 35 kPa en ten hoogste 100 kPa, bepaald volgens NEN 928, of een verfprodukt waarvan het vlampunt lager is dan 21 graden Celsius, bepaald volgens NEN-EN 53; K2-vloeistof: Een brandbare vloeistof waarvan het vlampunt 21 graden Celsius of hoger is, doch lager is dan 55 graden Celsius, bepaald volgens NEN 3204, of een verfprodukt waarvan het vlampunt 21 graden Celsius of hoger is, doch lager dan 55 graden Celsius, bepaald volgens NEN-EN 53; K3-vloeistof: Een brandbare vloeistof waarvan het vlampunt 55 graden Celsius of hoger is, bepaald volgens NEN-ISO 2719, of een verfprodukt waarvan het vlampunt 55 graden Celsius of hoger is, bepaald volgens NEN-EN 53; NEN-ISO: Een door de International Organization for Standardization opgestelde en door het Nederlands Normalisatie Instituut (NNI) als Nederlandse norm aanvaarde en uitgegeven norm; NEN-EN: Een door het Comite Europeen de Normalisation opgestelde en door het Nederlands Normalisatie Instituut (NNI) als Nederlandse norm aanvaarde en uitgegeven norm; NEN: Een door het Nederlandse Normalisatie Instituut (NNI) uitgegeven norm; NEN 1010: De Nederlandse norm NEN 1010 "Veiligheidsvoorschriften voor laagspanningsinstallaties"; NEN 2559: De Nederlandse norm NEN 2559 "Controle en onderhoud van draagbare blustoestellen"; NEN-EN-IEC 60079-14:2003: "Veiligheidsbepalingen voor hoog- en laagspanningsinstallaties in ruimten met gasontploffingsgevaar" (eerste druk, mei 1987); NEN 6064: De Nederlandse norm NEN 6064 "Bepaling van de brandbaarheid van bouwmateriaal combinaties (1991)"; NEN 6069: De Nederlandse norm NEN 6069 "Experimentele bepaling van brandwerendheid van bouwdelen (1991)"; NPR 5741: Nederlandse Praktijk Richtlijn " Boorsystemen en monsternemingstoestellen voor grond, sediment en grondwater (uitgave 1990)"; NVN 5740: Nederlandse Voornorm NVN 5740 " Onderzoeksstrategie bij verkennend bodemonderzoek (uitgave 1991)"; Onbrandbaar: Het onbrandbaar zijn overeenkomstig het bepaalde in NEN 6064; Ontvlambare stof: Een stof die in vloeibare toestand een vlampunt van ten minste 21 °C en ten hoogste 55 °C heeft;
SCA Packaging Eerbeek Coldenhovenseweg 130 Eerbeek
23 van de 27
Beschikking d.d. 26 april 2007 nr. 06.003983/PB
Opslagplaats: Een losse kast, een bouwkundige kast, een kluis, een opslaggebouw of een vatenpark, bestemd voor de bewaring van gevaarlijke stoffen; Oxiderende stof: Een stof die bij aanraking met andere stoffen, met name ontvlambare stoffen, sterk exotherm kan reageren; Schadelijke stof: Een stof die door inademing of door binnendringing via de mond of door de huid gevaren van beperkte aard kan opleveren; VEGIN: Vereniging van Exploitanten van Gasbedrijven in Nederland; Vergiftige stof: Een stof die door inademing of door binnendringing via de mond of door de huid ernstige acute of chronische gevaren en zelfs de dood kan veroorzaken; VLG: Het Reglement betreffende het vervoer over land van gevaarlijke stoffen; Woning: Een gebouw of deel van een gebouw dat voor bewoning gebruikt wordt of daartoe is bestemd; Voor zover een DIN-, NEN, NEN-EN of NEN-ISO-norm, waarnaar in een voorschrift verwezen wordt, betrekking heeft op de uitvoering van constructies, toestellen en apparaten, wordt bedoeld de voor de datum, waarop deze vergunning van kracht geworden is, laatst uitgegeven norm met de daarop tot die datum uitgegeven aanvullingen of correctiebladen dan wel - voor zover het op voornoemde datum reeds bestaande constructies, toestellen en apparaten betreft - de norm die bij de aanleg c.q. installatie van die constructies, toestellen en apparaten is toegepast, tenzij in het voorschrift anders is bepaald.
SCA Packaging Eerbeek Coldenhovenseweg 130 Eerbeek
24 van de 27