Saskia Oudshoorn
Buiten
Spel 1
Trust is the first step to love and the glue of life. But do not trust everybody. Not every person who smiles at you is your friend.
2
Trahimur omnes studio laudis - We laten ons allen leiden door ons streven naar lof -
Donderdag, 11 september Met een iets te harde klap sloeg ik mijn laptop dicht en propte hem in mijn tas. Vandaag had ik geen zin meer om nog één minuut langer tussen mijn collega’s te blijven zitten en net als zij heel hard te doen alsof wat wij hier deden de wereld zou veranderen. Ik had enorm zin om op een zonnig terrasje te gaan zitten met een groot glas koude rosé en een portie bitterballen voor mijn neus, maar toen ik het kantoor in Oud-Zuid verliet, sloeg de koude lucht als een klap in mijn gezicht. Ik keek omhoog en zag een grijze, grauwe lucht die de belofte van een paar flinke regenbuien in zich droeg. De dagen werden al weer merkbaar korter en de eerste herfstdag had zich aangediend. Gatverdamme. Dit werd geen avondje genieten op een gezellig terrasje met een paar vrienden, maar Netflixen, thuis op de bank. Ook lekker, maar dat kon de hele herfst en winter nog. De zomer kon ik als verloren beschouwen dit jaar. Het duurde even voordat ik mijn fiets gevonden had, het leek verdomme wel of heel Amsterdam op een zwarte omafiets reed. Ik viste het sleuteltje uit mijn zak en vloekte toen het uit mijn vingers viel, uiteraard midden in een plas. Murphy’s Law was haar levensmotto zou er vast ooit op mijn grafsteen komen te staan. Ik tastte met mijn vingers de plas rond en het duurde even voordat ik het sleuteltje gevonden had in de glibberige substantie op de
3
bodem. Ik wilde niet weten wat het bruinige goedje onder mijn nagels was, ik nam me ter plekke voor om thuis een langdurig, warm bad te nemen. Dan maar een rosétje op de badrand. Met mijn verkleumde vingers had ik een paar pogingen nodig voordat ik het kleine sleuteltje in het slot gestopt kreeg en met een geïrriteerde zwaai gooide ik uiteindelijk mijn laptoptas op het bagagerek. Zorgvuldig wikkelde ik het hengsel om mijn stuur, mijn handtas was al een keer gejat en dat zou me geen tweede keer meer gaan gebeuren. Driftig trapte ik richting het treinstation. Tot zover de glamour van een Amsterdamse journaliste. Dit was niet echt wat ik voor ogen had gehad toen ik mijn studie journalistiek drie maanden geleden afrondde; Cum Laude. Ik droomde van grote reizen, interessante reportages in verre landen. Door de wereld anders naar zaken te laten kijken en door snoeihard te werken, hoopte ik een verschil in de wereld te kunnen gaan maken met mijn reportages en foto’s. Ik zou ongetwijfeld fouten maken. Fouten maken mag. Fouten maken moet, anders kun je niet groeien. Alleen mezelf ervoor vergeven, daar moest ik nog wat aan werken. Maar hopelijk zou ik uiteindelijk de wereld een beetje mooier nalaten dan dat ik haar 23 jaar geleden gevonden had. En ik had het nooit iemand verteld, maar mijn ultieme streven was ooit een nominatie voor de Pulitzerprijs voor Journalistiek. Ja, mijn ouders hadden me geleerd om altijd voor het hoogst haalbare te gaan. Geen compromissen. Better die than stop trying. Ha. En moet je me nu zien, ik zit hier op een zesdehands omafiets in een druilerig Amsterdam, na weer een dag op dat muffige kantoor.
4
In de trein naar huis overdacht ik de dag. Mijn hoogtepunt was het bezoek aan een oud echtpaar geweest dat zestig jaar getrouwd was. Ik had een mooie foto van de aandoenlijke ouwetjes gemaakt en zou een leuk verhaaltje schrijven met de anekdotes uit hun huwelijk van de afgelopen jaren. Dit verhaal zou het jaaroverzicht niet gaan halen, bedacht ik me ironisch. Verder had ik wat artikelen over de plaatselijke voetbalclubs geschreven en een smeuïg verhaal over een B-artiest die een verhouding had met een soapie. De inhoud was me overigens door de artiest zelf aangereikt in een e-mail, hij had weer wat aandacht van de pers nodig blijkbaar. Sinds een aantal jaren hield ik een boekje bij waarin ik iedere avond drie positieve dingen die op die dag gebeurd waren, moest schrijven. Dat had ik jaren geleden op tv gezien, toen ik gezellig naast mijn moeder op de bank met een pot thee en een schaal met koekjes Oprah zat te kijken. Op dagen waarop het leven me niet bracht waarop ik hoopte of dacht recht te hebben, bladerde ik willekeurig wat terug in het boekje en las ik wat ik eerder geschreven had. Zo lukte het me vrijwel iedere avond om met een tevreden gevoel onder mijn dekbed te kruipen. Vanavond zou ik heel hard moeten verzinnen om een aantal leuke dingen neer te kunnen pennen. Gisteravond had ik mijzelf toegestaan om - bij wijze van uitzonderingzonder iets te schrijven te gaan slapen, maar daarvoor had ik een goed excuus. Ik dacht met een glimlach aan de gebeurtenissen van gisteravond terug. Je hebt van die uitjes waar je je al weken op verheugt. Je bestelt maanden van tevoren veel te dure kaartjes, je meldt je aan bij hét evenement of concert op Facebook en bedenkt wat je aan moet trekken. Uiteraard heb je niets
5
wat bij de gelegenheid past, dus er wordt een nieuwe outfit gescoord. Er wordt met de vriendenclub een logistiek plan gemaakt, wie rijdt er en vooral: wie rijdt er niet en op je paasbest vertrek je uiteindelijk naar het feest. Dan sta je daar vervolgens veel te lang in de rij, je wordt onzedelijk betast door de bewaking, je moet je jas in een kluisje proppen waar je een vermogen voor moet betalen en je mag door naar de toiletafdeling om je daar als vee te laten stempelen nadat je nog een paar euro hebt neergelegd om boven een vieze wc-bril te mogen hangen. Vervolgens vraag je jezelf de volgende zes uur af waarom je ook alweer die nieuwe hakken had aangedaan en waarom het van tevoren zo’n goed plan leek om hier een permanente gehoorbeschadiging en een hernia op te gaan lopen. Je drinkt veel te duur feestbier uit plastic glazen en je probeert om toch nog een beetje in de stemming te komen, een paar danspasjes op de kleverige, inmiddels met talloze plastic glazen bezaaide, koude betonnen vloer uit. De artiest of dj waar je voor bent gekomen, kun je niet zien staan want óf je staat veel te ver weg óf iemand die nog langer is gaat precies voor jouw neus staan. Nadat je honderd keer tegen iemand bent aangestoten, en veel erger nog, iemand honderd keer tegen jóu is aangestoten, wil je maar één ding: naar huis en in je joggingpak op de bank met een goed glas wijn. Je hebt ook van die dagen dat je niks in je agenda hebt staan en een avondje bankhangen het enige is wat op het programma staat. Af ten toe ook heerlijk, je zapt wat langs de kanalen, je loopt je social-media-accounts eens allemaal na en plaatst strategisch een paar ‘vind-ik-leuks’ en commentaren of je leest eindelijk weer eens een echt boek. Tegen middernacht, als er dan écht niets meer op
6
tv is, je niet aan een nieuwe serie op Netflix durft te beginnen en alle virtuele vrienden lijken te slapen, sleep je je luie lijf van de bank naar je bed. Maar héél soms, heb je van die dagen dat er dan onverwachts een leuke uitnodiging komt, je spontaan instemt terwijl je lijf eigenlijk schreeuwt om een paar uur slaap maar je de beste avond sinds heel lange tijd hebt. Zo ook die woensdag. De dag was zonder veel hoogtepunten of schokkende gebeurtenissen verlopen. Ik had lekker gewerkt, wat leuke artikelen geschreven zodat ik op een mindere dag een tandje terug kon doen en een artikel uit mijn voorraadje kon plukken. Ik stond op het punt mijn jas aan te trekken toen Yvette van de afdeling Acquisitie mij half hollend tegemoetkwam over de gang. “Wacht effe, Eef,” hijgde ze, “zullen we vanavond wat leuks gaan doen?” Yvette is echt een gouden wijf. Ze was jong, ongepland zwanger geworden en was nu een alleenstaande, hippe moeder van een schattig dochtertje. Ze heeft een ontzettend positieve instelling en levenshouding en staat ondanks haar eigen drukke leven voor iedereen klaar. Daar kan de gemiddelde single nog een puntje aan zuigen. Met de steun van haar ouders had ze destijds besloten om het kindje te houden en het ging wonderwel uitzonderlijk goed met dit bijzondere gezin. Nu verdiende de moeder van Yvette wel een gouden stoel in de hemel zou mijn oma gezegd hebben, maar dat terzijde. “Ja, leuk! Wat had je in gedachten?” “Geen idee om eerlijk te zijn, maar ik heb vandaag geen zin om achter de piepers te gaan zitten en straks Sesamstraat te gaan kijken. Ik heb mijn moeder net een berichtje gestuurd. Ik ben de slechtste moeder en dochter ever waarschijnlijk, maar ik had even geen puf om een moei-
7
lijk gesprek aan te gaan.” Met een theatraal gebaar keek ze naar de lucht en zei: “De hemel zij geprezen voor moeders met een smartphone. Laten we gewoon lekker ergens een hapje gaan eten en dan zien waar we terechtkomen, lijkt je dat wat? Ik heb Arnout, Luuk en Dave ook al gevraagd en bij die nieuwe spetter van Vormgeving heb ik ook terloops laten vallen dat we wat leuks gaan doen met de collega’s. Ik hol nog even door naar Suus en Vesper. Ben zo terug”, en ze klikte op haar hoge hakken weer snel verder de lange gang door. Tien minuten laten stonden we met acht man buiten voor het kantoor op de stoep. Vesper is een collega op de culinaire redactie en was altijd op de hoogte van de nieuwste aanwinsten op horecagebied in de stad. Als onze eigen trendspotter had zij gelukkig een leuke suggestie voor vanavond. Toen ik op mijn eerste dag aan haar werd voorgesteld, vroeg ik me af wat haar ouders had bezield om hun kind Vesper te noemen maar op de een of andere manier paste deze aparte naam haar als een jas en vond ik mijn eigen degelijke, Hollandse naam nu maar saai. Ze is altijd overduidelijk aanwezig maar niet op een irritante manier, ziet er altijd tiptop uit met een ongebruikelijke touch in haar kleding. Niet op een manier waar je later met anderen hartelijk om kunt lachen, maar met iets waarbij je jezelf afvraagt waarom je ook niet op dat briljante idee gekomen bent. Vesper was een bijzondere verschijning en liet vele mannenhoofden draaien en harten sneller slaan. Ze ging een grootste carrière tegemoet in de wereld van de journalistiek; iedere krant of elk magazine zou zichzelf in de handen mogen knijpen met een werknemer als zij. Amster-
8
dam was te klein voor haar ambities. Haar beste eigenschap was dat ze dit zelf ook allemaal wist, maar daar nooit arrogant over deed. Ze bezat een gezonde portie humor en zelfspot en in korte tijd was ze een dierbare vriendin geworden. Vesper bladerde wat door de contactenlijst op haar mobiele telefoon, drukte een paar toetsen in en na vijf minuten gebabbel en kirrend gelach, gebaarde ze met haar perfect gemanicuurde duim omhoog naar ons, ten teken dat de reservering gelukt was. Flirten zat haar in het bloed; als de telefoon een mannetje was geweest, had die nu kwijlend aan haar voeten gelegen, bedacht ik me. Het was een klein kwartiertje lopen voordat we voor volgens Vesper - de nieuwste ‘place-to-be’ van Amsterdam stonden. In grote, glanzende letters stond er Riverside Reggy’s op de gevel. We gingen een ouderwetse, koperen draaideur door en stonden toen in een oud en imposant, industrieel pand. De leidingen en buizen van de verwijderde fabrieksmachines liepen nog gewoon langs het plafond en de muren en of de een of andere manier waren ze erin geslaagd om de ruimte toch intiem en warm te laten lijken. De inrichting was heel bijzonder, met veel zwart en zilver en fel rood als accentkleur. Uit massale, zilveren potten ontsponnen zich weelderige, exotische planten die zich een weg langs de leidingen omhoog zochten. Grote, gecapitonneerde, zwart lederen banken en grove, teakhouten tafels stonden langs de muren en in het midden klaterde een grote, kitscherige fontein. Twee kristallen vissen spoten in perfecte symbiose een elegant straaltje water uit. Tussen de tafels stonden als afscheiding marmeren sokkels met daarop glazen, rechthoekige kastjes waar Samoerai zwaarden en helmen op rood fluweel in de spot-
9
lights lagen. Er lagen piepkleine prijskaartjes bij, ik kon niet zien wat erop stond maar ik zag dat de meeste in ieder geval op drie nullen eindigden. Briljant idee, zo kon je een soort expositie in je zaak houden en tegelijkertijd de uitstraling iedere keer wisselen. Als de eigenaar het helemaal slim had aangepakt, kreeg hij nog een percentage van de verkoop ook. De ruwhouten tafels waren gedekt met verfijnd, wit linnen servetten, zilver bestek en kristallen glazen. Iedereen in het gezelschap was onder de indruk van deze bijzondere ambiance. Uit de speakers klonk lekkere loungemuziek, niet te weeïg maar ook niet overheersend schreeuwerig. Als het eten nog goed was ook, was Amsterdam ongetwijfeld een succesvolle club rijker. “Zooo, Vesper, gaan we dit jaar nog wel wat over houden van ons vakantiegeld, denk je?”, kwam Luuk iets te scherp uit de hoek bij het aanschouwen van de glamoureuze setting. Vesper pareerde slim, met een vette knipoog, dat de eigenaar wist dat ze een artikel over hen ging schrijven, dus de rekening zou waarschijnlijk wel gaan meevallen. Een knappe man in een scherp gesneden pak kwam op ons aflopen. Vesper stelde hem aan ons voor; Reginald was de jonge eigenaar van deze prachtige zaak. Vandaar het Reggy’s op de gevel. Hij verwelkomde ons met een glimlach en een stevige handdruk, Vesper met een kus op haar wang en begeleidde ons naar de tafel. De keuze op de kaart was bijzonder uitgebreid en gezien de grootte van het gezelschap besloten we unaniem om Reginald het menu voor ons te laten bepalen. De sfeer aan tafel tijdens het diner was optimaal. De grappen vlogen net zo snel over tafel als de glazen wijn automatisch bijgevuld werden door de knappe serveer-
10
sters met hun onberispelijk witte bloesjes en zwarte schorten. Soms waren we zo geanimeerd in een gesprek verzonken dat we ons geen tijd gunden om de vernuftige hapjes op te eten terwijl ze nog warm waren. Gelukkig waren ze afgekoeld, nog steeds verrukkelijk. Tussen de gangen door bespraken we de overige gasten. De ruimte was gevuld met mooie mensen. We zagen een paar bekende Nederlanders en met collega’s die bij een Amsterdamse krant werken, heb je nooit gebrek aan leuke inside verhalen en sappige geruchten over wie het met wie doet en vooral wie het met wie zou wíllen doen. Als er iets leuks te melden was, wisten de BN’ers ons te vinden, als er zaken in hun levens speelden die het daglicht wat minder goed verdroegen, wisten wij hén te vinden.
11