Kind en omgeving…
Buiten spelen spel en ontwikkeling
Naam: Marjolijn Verdel Opleiding: HU Bachelor ecologische Pedagogiek Hoofdfase: Creatief agogisch werken/Voorwaarde scheppen voor opvoeding Coach: Ineke Edes Studentnummer: 1574401 Datum: juni 2012
1
Inhoudsopgave:
Inleiding
4
Hoofdstuk 1 Analyse 1.1 Hoofdvraag
7
1.2 Deelvragen
7
1.3 Doel
7
1.4 Koppeling aan domeinen
7
1.5 Competenties
8
1.6 Plan van aanpak
8
1.7 Kwaliteiten
9
Hoofdstuk 2 Communiceren met kinderen 2.1 Communiceren met kinderen
11
2.2 In gesprek met kinderen van BSO
13
2.3 Evaluatie gesprek met kinderen
18
Hoofdstuk 3 Observeren 3.1 Observeren
23
3.2 Meerwaarde van buitenspel
25
3.2 Uitkomst observatie
26
3.3 Spel soorten
27
2
Analyseren
32
Conclusie
34
Literatuurlijst
36
Bijlage
37
3
Inleiding Dit onderzoek komt voort uit de werkplaatsdag creatief agogisch werken die ik gevolgd heb op 21 maart 2012 bij Ellen en Marja. Deze werkplaatsdag ging over denken en voorwaarden scheppen voor opvoeding. Als opdracht voor de volgende bijeenkomst kregen wij mee dat we verhalen moesten verzamelen vanuit verschillende perspectieven over jouw buurt als pedagogische context. Het was de bedoeling dat je er op de volgende werkplaatsdag over kon vertellen met eventueel attributen erbij. Thuis ben ik gaan brainstormen over de opdracht en al snel kwam ik op het idee iets te willen doen met de verschillende speelgelegenheden in mijn buurt. Mijn gedachten gingen naar spelontwikkeling en het maken van foto’s van verschillende speelgelegenheden. Mijn idee heb ik op geschreven en mee genomen naar de volgende werkplaatsdag. In een groepje zijn we gaan nadenken over mijn plan en dit hebben we in een mindmap neer weten te zetten en gepresenteerd aan de rest van de studenten van de werkplaatsdag. De eerste opzet voor mijn onderzoek was gemaakt en het was nu verder aan mij om mijn opgestelde plan verder uit te werken tot een onderzoek waarbij ik duidelijk kan maken wat ik wil onderzoeken en waarom. Omdat kinderen massaal achter de computer en de tv zitten vind ik het belangrijk om middels dit onderzoek te kunnen laten zien waarom buiten spelen zo belangrijk is voor kinderen. Omdat ik snel geneigd ben om breed te denken blijft afbakenen van het onderwerp belangrijk voor mij om te doen. Ik heb ervoor gekozen om me tijdens dit onderzoek te richten op het schoolgaande kind van 5-10 jaar. In deze jaren maakt een kind veel ontwikkelingen door waar de spelontwikkeling ook een groot onderdeel van uitmaakt. Samen met mijn leerteam ben ik gaan brainstormen over mijn onderzoek en heb ik hen mijn plan van de foto’s voorgelegd. Al snel kwam ik samen met het leerteam tot het idee om over de foto’s in gesprek te gaan met kinderen. Naast het in gesprek gaan met de kinderen over hun favoriete spelomgeving heb ik kinderen geobserveerd in verschillende spelomgevingen. Tijdens dit onderzoek zijn mijn leermomenten, het oefenen van gesprekstechnieken met het jonge kind, wat zijn de meningen van de kinderen van de BSO over de verschillende speelomgevingen. Observatiemethode oefenen en het koppelen van de theorie over spelontwikkeling aan mijn onderzoek. Als ecologische pedagoog ga ik doormiddel van mijn leermomenten kijken waar de voorkeur van de kinderen ligt qua speelomgeving en wat voor 4
soort spel er voort komt in een bepaalde omgeving. Ik als ecologische pedagoog kan een belangrijk onderdeel zijn in het leven van het jonge kind. Daarom is het van groot belang dat ik als ecologische pedagoog weet en zie wat er speelt in de ’vrije tijd’ van de kinderen en wat dat doet met hun speel en leerontwikkeling. Welke omgeving(en) zijn bevorderlijk voor de speel en leer ontwikkeling van het jonge kind? Na afloop van dit onderzoek zal ik de verzamelde gegevens samen voegen om verbanden te leggen zodat ik mijn gegevens kan analyseren. Veel leesplezier,
Marjolijn Verdel 3e jaar student Ecologische pedagogiek
5
Hoofdstuk 1 Analyse
1.1 Hoofdvraag: Wat voor invloed heeft de omgeving op de spelontwikkeling van een kind? 1.2 Deelvragen Welke gesprekstechnieken kan ik gebruiken tijdens de communicatie met het jonge kind? Hoe denken kinderen in de leeftijd van 5-10 jaar over spelen in verschillende speelomgevingen? Hoe en wat observeer ik met betrekking tot de invloed van de omgeving op het spel bij buiten spelende kinderen?
1.3 Doel Tijdens dit onderzoek is het mijn doel om te gaan kijken wat voor soort spel er voort komt in een bepaalde omgeving. Spelen kinderen anders in een natuurlijke omgeving als in een speeltuin? Waar spelen kinderen graag en waarom, daar wil ik achter komen door met ze in gesprek te gaan aan de hand van foto’s en door observatie.
1.4 Koppeling aan domeinen: Dit onderzoek koppel ik aan het domein creatief agogisch werken en voorwaarden scheppen voor opvoeding. Creatief agogisch werken: Ik het creatieve wat tot uiting komt in het buitenspel koppel aan het pedagogisch perspectief. Ik diep het onderwerp buitenspelen in dit onderzoek uit en maak daarbij gebruik van foto’s, mening van kinderen, observatie technieken en de literatuur. In dit onderzoek zal het spelenderwijs leren centraal komen te staan. 6
Voorwaarden scheppen voor opvoeding: Tijdens dit onderzoek wil ik laten zien wat voor invloed de omgeving heeft op de spelontwikkeling van het kind. Ik als ecologische pedagoog vindt buitenspel van groot belang voor het opdoen van ervaringen die tot groei leiden. Ik heb het idee dat kinderen van deze generatie minder buiten spelen door televisie internet etc. Ik wil middels het schrijven van dit onderzoek anderen laten weten welke omgeving bevorderlijk is voor de spelontwikkeling van het kind.
1.5 Plan van aanpak: Tijdens dit onderzoek wil ik aller eerst aan de slag gaan met de meningen van de kinderen zelf, waar spelen zij graag en waarom? Dit wil ik doen door met kinderen in gesprek te gaan aan de hand van foto’s die ik gemaakt heb van verschillende speelgelegenheden. Ik ga met de kinderen van de BSO in gesprek in de leeftijd van 5-10 jaar en maak daarbij gebruik van gesprekstechnieken aansluitend op de leeftijd. Uiteindelijk wil ik kinderen observeren tijdens het buitenspel om te kijken wat voor soort spel er voort komt in een bepaalde omgeving. Ik heb hiervoor mijn collega gevraagd of ik haar kinderen mag observeren om te zien wat voor invloed de omgeving heeft op het spel van een kind. De uitkomsten van het gesprek met de kinderen en de observatie koppel ik uiteindelijk aan de theorieën over buiten spel.
1.6 Competenties
Signaleert en analyseert opvoedingsvragen, en oriënteert zich op de opvoedingssituatie. Als ecologische pedagoog wil ik me tijdens dit onderzoek verdiepen in het buitenspel van kinderen. Hierbij ga ik als ecologische pedagoog doormiddel van verschillende informatiebronnen beschrijven wat voor invloed de omgeving heeft op het spel van een kind. Als ecologische pedagoog vind ik het belangrijk stil te staan bij het feit hoe belangrijk (buiten)spel is voor de ontwikkeling van het kind. Doormiddel van dit onderzoek wil ik laten zien dat spel ingezet kan worden om pedagogische doeleinden te bereiken.
7
Je gaat een pedagogische relatie aan en onderhoudt deze. Tijdens dit onderzoek ben ik veelal te vinden in de praktijk. Ik ga in gesprek met de kinderen van de BSO en ik ga spelende kinderen observeren in het Groenhovenpark. Mijn rol als ecologische pedagoog staat hierin centraal waarbij ik een actieve houding aanneem. Je geeft vorm aan een pedagogisch klimaat dat ontwikkelingskansen biedt.
Tijdens dit onderzoek zal het kritisch kijken naar het onderwerp spel centraal komen te staan in een pedagogisch perspectief. Ik wil laten zien hoe belangrijk spel is, en hoe je dat terug ziet in de praktijk. 1.7 Kwaliteiten
LCK-4: adopteren Buitenspelen zie ik als een heel belangrijk onderdeel in het leven van een kind daarom heb ik voor dit onderwerp gekozen. Dit onderzoek wil ik me eigen maken door met name praktijkopdrachten en foto’s te gebruiken. Als ecologische pedagoog ga ik kijken naar de invloed van de omgeving op het spel van een kind.
OK-5: informatie verzamelen Tijdens dit onderzoek staat het verzamelen van informatie centraal. Ik maak gebruik van verhalen van kinderen aan de hand van foto’s en zal informatie verzamelen tijdens de observatie die ik ga doen in het Groenhovenpark. Naast de praktijkopdrachten zal ik mijn informatie halen uit de literatuur over spelontwikkeling/buitenspelen. Deze literatuur zal ik later in het onderzoek koppelen aan mijn praktijkopdrachten.
OK-6: materialiseren De gevonden informatie wordt vast gelegd op een spraakrecorder en als foto en video materiaal.
8
OK-7: betekenis geven Ik ga betekenis geven aan dit onderzoek door de verkregen informatie met elkaar te vergelijken. Zijn er overeenkomsten tussen datgene wat ik in de praktijk heb waargenomen en wat er in de theorie staat? De betekenis ga ik geven door te analyseren. Dit ga ik doen doormiddel van een tabel waarin ik voor mij de belangrijkste kernwoorden zal nemen en deze erin verwerk. Door het gebruik van de tabel krijg ik een mooi overzicht van het door gemaakte onderzoek.
9
Hoofdstuk 2 Communiceren met kinderen 2.1 Communiceren met kinderen Op 13 juni ga ik samen met mijn collega die kinderpsychologie studeert op bezoek bij BSO de Kwikstaart van Stichting Quadrant kindercentra. Tijdens dit bezoek ga ik in gesprek met kinderen in de leeftijd van 5-10 jaar over verschillende speelomgevingen aan de hand van foto’s die ik gemaakt heb in Gouda. Als voorbereiding op het gesprek met de kinderen heb ik me verdiept in het communiceren met ’jonge’ kinderen. De literatuur die ik gebruik voor deze verdieping zijn Luister je wel naar mij? van Martine Delfos en een boek van Erik Verliefde en Marta Stapert De kunst van het luisteren. Naast de literatuur die ik uit boeken haal gebruik ik ook de werkplaatsdag communiceren met kinderen, gesprekstechnieken (jonge) kinderen van Karel Mulderij. De werkplaatsdag is gegeven op 23 maart 2011. Als ik denk aan in gesprek gaan met jonge kinderen is het eerste wat er bij mij op komt het stellen van open vragen en goed luisteren naar kinderen. Kinderen hebben naar mijn idee even tijd nodig om antwoord te geven daarom is het belangrijk om hen die tijd ook te geven. Martine Delfos schrijft in haar boek Luister je wel naar mij een zin die mij erg aanspreekt, De vraag is niet of kinderen een mening hebben of over informatie beschikken, maar hoe we met kinderen kunnen communiceren om die mening te weten te komen, of de informatie te verkrijgen. Een prachtige zin waar menig volwassen persoon nog heel wat van zou kunnen leren. Karel Mulderij gaf tijdens de werkplaatsdag aan dat veel volwassen niet goed zijn in het communiceren met kinderen. Ze kunnen slecht met ze praten, stellen niet de juiste vragen en luisteren niet goed naar wat ze te vertellen hebben. Wat Karel Mulderij aan geeft is dat we vooral praten tegen de kinderen. Gebruiken veel commando’s waarschijnlijk komt dit door de machtsverhouding tussen volwassene en kind. Als ecologische pedagoog wil ik me tijdens dit onderzoek zo opstellen dat kinderen (durven) praten door gebruik te maken van de juiste gesprekstechnieken. Tijdens mijn bezoek op de BSO wil ik met kinderen in gesprek gaan zonder dat ik voorafgaand aan het gesprek een vragenlijst opgesteld heb. 10
De reden hiervoor is dat ik zonder vooraf opgestelde vragen beter kan inspelen op wat de kinderen mij vertellen. Ik ga met de kinderen in gesprek om informatie te verzamelen over hun favoriete speelomgeving daarbij is het mijn taak als ecologische pedagoog om door te vragen en niet van het ene op het andere onderwerp over te gaan. Tijdens het stellen van mijn vragen is het belangrijk om 1 vraag te gelijk te stellen en daarna te luisteren. Het houden van oogcontact is belangrijk tijdens de communicatie omdat door middel van oogcontact onderling contact wordt gemaakt. Het aflezen van de non-verbale communicatie gebeurt voor een belangrijk deel in het lezen van de ogen. (Delfos 2008) Karel Mulderij geeft aan dat als je zwijgt tijdens de communicatie met een kind je de meeste informatie kunt verkrijgen. De soort vragen de je stelt zijn van groot belang om met kinderen goed te kunnen communiceren. Het stellen van concrete vragen zijn goede vragen om een kind aan het praten te krijgen. Concrete vragen, zijn vragen als ‘’wat doe je?’’ ‘’ wat zie je?’’ ‘’laat eens zien’’ ‘’doe eens voor’’. Dit zijn open vragen waarmee je informatie kunt verkrijgen die je bij het stellen van gesloten vragen veel moeilijker zult krijgen. Open vragen kunnen voor jonge kinderen lastig zijn omdat het nogal wat vergt van hun capaciteit om hun gedachten en gevoelens onder woorden te brengen. Ik moet vragen die beginnen met ‘Hoe’ en ‘Waarom’ vermijden omdat dit moeilijke vragen zijn voor kinderen. Martine Delfos geeft aan dat kinderen geneigd zijn om sociaal wenselijke antwoorden te geven. Het is daarom tijdens het gesprek met de kinderen van belang dat ik aan geef dat ik om hun mening vraag en dat de antwoorden die ze geven niet goed of fout zijn. (Delfos 2008) (http://www.ouders.nl/mopv2001-afl01.htm)
11
2.2 In gesprek met kinderen van BSO In gesprek met kinderen in de leeftijd van 5-10 jaar Locatie: BSO de Kwikstaart Gouda Voorbereiding op BSO bezoek 13 juni 2012 De foto’s zijn te vinden in de bijlage.
Ik ben in gesprek geweest met tien kinderen in de leeftijd van 5-10 jaar. Op woensdagmiddag 13 juni ga ik samen met Suzanne mijn collega op bezoek bij BSO de kwikstaart. Suzanne studeert kinderpsychologie en gaf aan graag met mij mee te willen naar de BSO om gesprekstechnieken te oefenen. Naast dat sprak mijn onderwerp over de invloed van de omgeving op het kind haar aan. Altijd leuk om dit soort dingen samen te doen. We gaan op weg naar de BSO en daar aangekomen spelen er kinderen buiten. Ze rijden op fietsjes spelen in de zandbak en ik zie ze achter elkaar aan rennen. Eenmaal binnen gaan we eerst in gesprek met de pedagogisch medewerkers van de BSO over het onderwerp terwijl de kinderen allemaal heerlijk hun eigen gang gaan zowel binnen als buiten. Het is niet druk op de BSO, op woensdag middag zijn er maar hooguit 15 kinderen terwijl dat op andere dagen wel op kan lopen tot 50! De kinderen zie ik steeds nieuwsgieriger worden omdat ze zich af beginnen te vragen wat wij hier komen dan. Ze vragen er naar en ik leg hen uit dat ik erg nieuwsgierig ben naar waar zij graag buiten spelen. Ik laat hen de foto’s zien wat al veel enthousiasme opwekt en al snel staat er een groep met kinderen om ons heen. Ik stel voor om in groepjes buiten te gaan praten over de foto’s. Buiten staat een podium waar we prima kunnen gaan zitten. Ik kies drie kinderen uit die mee gaan naar het podium. Vol enthousiasme rennen ze er naar toe en gaan ze zitten op de grond. Zo dat is al mee mooi genomen denk ik op dat moment nu komt het verder aan op mijn gesprekstechnieken die ik gebruik om de kinderen ook zo enthousiast te houden. Voordat ik begin vertel ik de kinderen dat de antwoorden die ze geven niet goed of fout kunnen zijn. Een meisje roept meteen “we zitten ook nu niet op school dus we hoeven niet te leren!” Inderdaad zeg ik dat heb je goed gezien. Ik laat hen de foto’s zien die ik voor hen op de grond neerleg voordat ik iets heb gevraagd beginnen ze al te roepen. “Dat ken ik daar ben ik weleens geweest!’’. Dan vraag ik hen waar ze het allerliefste willen spelen. Femke en Noah roepen beide dat ze de waterspeeltuin heel erg leuk vinden terwijl Bram kiest voor de natuur. Noah, “daar kan ik lekker in mijn zwembroek in het water liggen”. Hij geeft aan graag in het water te 12
spelen samen met vriendinnetjes en heeft een brug gemaakt en met takken gesleept. Femke komt er enthousiast tussen, “ze hebben daar ook een kabelbaan dan kan je hard over het water zwieren, als die dat rondje aan het einde aanraakt dan ga je de lucht in maar dan moet je met je badpak in het water lopen”. Ik vraag haar of je altijd een badpak aan moet? Hoeft niet perse antwoord ze maar het mag wel. En als het koud weer is vraag ik wat moet je dan doen? Noah geeft heel overtuigend aan dat je dan gewoon niet naar de waterspeeltuin moet gaan. Maar al snel komt hij hier op terug “maar dan kan je er wel schaatsen met je warme jas en wanten, zwieren met warme kleren”. Femke geeft aan ook een zandtoren te kunnen maken op de kant, “heb ik vroeger gedaan met mijn vader en moeder”. Ik zie Bram naar de foto van de natuur kijken en vraag hem wat hij ziet op de foto. Bram wijst op de foto de modder aan, “daar speel ik graag dan kan ik heel vies worden” Femke reageert gelijk op Bram, “maar dan moet je wel in bad hoor Bram als je thuis zo vies komt”. Bram trekt zijn schouders op en benadrukt nog even hoe vies je wordt van modder. Op dat moment is er even een onderbreking, er loopt een spinnetje over Bram zijn hand. Er volgt korte discussie met Noah en Femke of het een spinnetje of een mier is. Bram gaat weer verder waar we gebleven waren namelijk bij de foto’s van de natuur. Hij wijst naar de liggende boom in het water en verteld dat hij graag in bomen klimt. Noah vraagt, “ als je dan in de boom zit en je durft er niet meer af?” Bram denkt even en roept dan vol overtuiging “papa en mama roepen!” “Maar als papa en mama naar de boodschap zijn en hij kan er niet meer af kan hij wel de buurvrouw roepen!” deelt Femke mede. Noa kijkt bedenkelijk “en als die er niet bij is..?” Ik zie aan Femke dat het onderwerp over het klimmen in de boom haar aan het denken zet. Dan roept ze, “dan kan hij niemand roepen, dan hoort niemand hem dan kan hij niet meer uit de boom dan moet hij wachten tot de buurvrouw er is of je vader en moeder!!” En wat doe jij dan Bram als er niemand is die je uit de boom kan helpen vraag ik? Bram denkt even na en antwoord dan dat hij het probeert. Noah geeft aan dat je dan meestal wel duizenden schaven hebt! Maar Bram geeft aan dit niet erg te vinden. 13
Ik vraag Bram waar hij nog meer graag speelt in de natuur. Bram blijft tijdens het nadenken over de vraag naar de foto kijken antwoord dan dat hij graag in het gras ligt te luieren, “ahhh heerlijk! “ “ Ik vind het leuk om uit te rusten” Noah zegt daarop, “ daar kan je lekker op kauwen, schoon gras dat is heerlijk!” “Ik speel ook heel graag met mijn vriendinnetje samen in bomen!” zegt Bram. Bram heeft een geheime hut die is door de natuur gebouwd, samen met zijn buurmeisjes gaat hij er naar toe. Ik vraag hem of andere kindjes ook in de hut mogen spelen hij antwoord “als ze de hut kunnen vinden…! De hut is verstopt…” Ik merk dat nu ik met Bram in gesprek ben de aandacht bij de andere kinderen afneemt. Zij zijn bezig met de spin/mier en schrijven de eerste letter van hun naam in het zand. Ik betrek hen erbij door te herhalen wat Bram zegt. “Horen jullie dat Bram klimt graag in bomen en heeft een geheime hut.” Ik merk dat ik hiermee de aandacht weer terug krijg. We praten met elkaar nog even verder over het klimmen in de bomen en dan laat ik hen de foto zien met de speeltuinen. Ik ben verbaasd over de snelle reacties die ze geven op de foto’s. Allemaal heel overtuigend antwoorden ze het volgende: Noah: ‘Saai kinderachtig…neeeh’ Bram: ‘Daar spelen de baby’s’ (zijn ze met elkaar eens) Femke ‘De natuur is veelte gevaarlijk voor baby’s! Ze kunnen wel in de tuin spelen. Dan raken ze hun moeder kwijt of vader en dan raken ze de weg kwijt.’ Ik bedank de kinderen voor hun verhaal. Twee kinderen komen bij mij zitten en geven aan ook graag te willen. Ik vind het leuk om te zien dat de kinderen zo enthousiast zijn en uit zichzelf graag mee willen doen. Ik leg uit wat we gaan doen, ze noemen hun namen en dan laat ik hen de foto’s zien. Pim wijst gelijk de bosjes aan! Hij geeft aan gewoon een beetje rond te willen lopen en ik klim in de bomen. ‘Dat vind ik niet spannend met mijn handen houd ik de takken goed vast.’ Ik vraag hem wat hij nog meer doet als hij in de natuur is. ‘Gewoon met vriendjes spelen, knikkeren, voetballen, ik neem de bal zelf mee. Als de ballen in de boom hangen zijn ze gratis!’ Het valt me op hoe weinig vragen ik hoef te stellen en hoe de kinderen zelf vertellen aan de hand van de foto’s. Ik vind het mooi om te zien wat de foto’s uitlokken bij hen. Ik vraag Pim wat hij ziet op de foto van de natuur. ‘Modder, bosjes en hier zit ergens een weg…bomen om in te klimmen’ Pim 14
is vooral erg gefocust op de modder en de hoeveelheelheid. Hij geeft aan de bomen en de modder leuk te vinden en de kabelbaan saai. Megan luistert aandachtig naar Pim en dan vraag ik haar waar zij graag spelen wilt. Megan antwoord heel zacht en wat hakkelend ‘ik wil spelen waar bomen staan en gras en ik vind het gewoon leuk in de natuur te spelen, en als ik bomen zie ga ik daar over heen lopen’. Megan komt snel los en verteld honderd uit. Ze wijst op de foto van de natuur speeltuin en geeft aan daar rond te rennen en in de natuur te spelen. ‘Als er een rivier is met een boomstam ga ik er voorzichtig op lopen. Vandaag heb ik het al geoefend want we hadden sportdag . Mijn voet ging in het water, is niet erg mama ging toch mijn kleren in de was doen en we hadden expres niet hele mooie kleren mee genomen.’ Ik vraag haar waar je vies wordt…ze wijst de natuur foto en de natuurspeeltuin aan. De grond is meestal modder en als het geregend heeft wordt het blubber. Het allerliefste speelt ze bij de boom! Ze begint te vertellen over de mieren in de boom ze vind het interessant hoe ze werken. ‘Er zijn ook waakmieren die zijn iets groter en bij het laatste stukje zijn ze dan oranje gestreept. Ik heb dat gezien op tv en daar bij de boom daar zit een nest maar wel heel diep in de grond. Je kan daar klimmen in de bomen en toen heb ik het gezien ze liepen allemaal naar boven en beneden. Meestal gaan ze dan naar de grond en ik vond een nootje en dat breekte ik en toen legde ik dat neer voor de mieren…en toen ging ik naar binnen en toen ik buiten kwam was het op eens weg en toen zag ik een mier die had m op z’n rug en die nam m mee naar boven in de boom. Toen zag ik dat het nest heel hoog boven in de boom is.’ Ik vat samen dus jij vind het heel leuk om in natuur te spelen… Ze geeft aan gek te zijn op natuur en haar vader ook.. Ik vraag haar of ze ook weleens in de speeltuin speelt. Altijd als ze gaat winkelen is er daar een speeltuintje en die heeft heel veel bomen en dan ga ik daar spelen en rond rennen. De speeltuin op de foto vind ze niet leuk, ze vind het wel leuk als er huisjes bij staan maar ze vindt de flat niet zo leuk. Ik vraag haar waarom…dat vind ik lastig uit te leggen zegt ze… ‘Dat ziet er niet zo leuk uit, niet zo gezellig.’ Na haar verhaal waarin ik amper vragen heb hoeven stellen is ze stil en kijkt ze naar de grond. Op dat moment bedank ik haar voor haar mooie verhaal. Dat valt niet in goede aard, ze kijkt bedroefd. Ik vraag haar of ze nog niet uitgepraat was. ‘Nee’ antwoord ze stellig. Daarna vertelt ze nog honderd uit over haar vakantie in Tsjechië over de 15
natuur en de beestjes. Na haar verhaal gaat Megan zelf op zoek naar andere kinderen die vast ook willen praten over de foto’s. Suzanne en ik wachten buiten. Uiteindelijk heeft Megan twee meisjes gevonden die mee willen praten zo noemt zij het. De meisjes ogen nog wat verlegen maar zodra ik vertel wat we gaan doen zie ik ze beide ontdooien. De meisjes gaan beide vertellen wat ze op de foto’s zien en ze beginnen gelijk bij de natuur. Ze noemen bomen, gras, bladeren, bloemen ze noemen het een speelbos. Bij de natuurspeeltuin is er gelijk herkenning. ‘He daar ben ik vandaag geweest met de sportdag!’ geeft Maya aan. Ik vraag haar hoe ze het daar vond. ‘Ik heb met takken gespeeld, zand en met de band en er is veel blubber. En er zijn palen met een rol eraan vast en dan gaat ie rollen.’ Ze gaat er bij staan en laat het me zien hoe dat gaat. Ze benoemen samen wat ze zien op de foto van de speeltuin…en de wipkip is voor de baby trekken ze samen als conclusie. ‘Het is een klein slakje. Omdat het een klein slakje is, zijn wij daar te groot voor.’ We praten met elkaar over de foto’s en de meisjes vertellen mij wat ze zien op de foto’s. Ik geef aan dat ze nu alle foto’s hebben bekeken en dat ik benieuwd ben naar waar zij het allerliefste spelen. Ze denken even na, de natuurspeeltuin wordt aangewezen ‘daar zijn leuke dingen. Schommel met autoband, lantaarnpalen ……maar rekstok is ook wel leuk maar die hebben ze daar niet.’ Ze vertellen over de natuur dat je daar op het gras kunt spelen en de handstand kunt doen en de koprol en in de bomen kun je klimmen. ‘In de natuurspeeltuin kun je ook over het water lopen.’ Ik vraag hoe ze dat dan doet. Met stokken zegt ze voorzichtig…maar je kan niet in het water lopen…als je laarzen aan het kan dat als het niet te diep is. En als je geen laarzen aan hebt vraag ik? ‘Dan kan het niet dan moet je over het trappetje lopen of heel voorzichtig over de takken.’ En als het zomer is en het is heel warm en je doet je badpak aan kun je daar dan ook lekker spelen? Wat kun je daar dan doen? Taartjes maken van zand met water! Is het dan erg als je geen laarzen bij je hebt? ‘Nee dan ga je op blote voeten!’ Het gesprek gaat over zomer en het spelen met water. De meisjes praten nog even verder en langzaam aan ronden wij het gesprek af en komt er een einde aan deze leuke, leerzame, interessante middag!
16
2.3 Evaluatie gesprek met kinderen Wat heb ik genoten van de middag op de BSO. Het in gesprek gaan met de kinderen vond ik zeer interessant. De gesprekken die ik voerde verliepen soepel maar niet zo soepel als dat ik normaal met kinderen gesprekken voer zonder de technieken in mijn achterhoofd. Ik merkte dat doordat ik zo met die technieken bezig was het soms lastig vond om te reageren of om gerichte vragen te stellen aan de kinderen. In mijn hoofd kwam heel vaak de waarom vraag naar boven en de kunst was deze om te buigen naar een andere vraag. Het is me aardig gelukt, ik vind het ook als ecologische pedagoog heel belangrijk om dit zo bewust te oefenen. Een goed gesprek hebben met een kind is een kunst, in mijn geval ben ik als ecologische pedagoog de persoon die de vragen op een dusdanig manier stelt dat een kind zich op zijn of haar gemak voelt en durft te vertellen. Als ik het heb over communiceren met kinderen ben ik echt geïnspireerd geraakt door het kindertelevisie programma Taarten van Abel. De manier waarop Siemon de Jong met kinderen communiceert vind ik zo bijzonder. Hij weet het vertrouwen bij kinderen te wekken en belicht op unieke wijze problemen waarmee kinderen worstelen. Daarnaast weet hij op een luchtige manier gesprekken te voeren met kinderen over moeilijke onderwerpen. Ik ben me als ecologische pedagoog goed bewust van het feit dat gesprekken met kinderen in bepaalde situaties ook heel lastig kunnen zijn. Denk bijvoorbeeld aan kinderen die in het verleden iets schokkends, heftigs mee gemaakt hebben of nog meemaken. Deze kinderen zullen over het algemeen niet snel hierover willen praten. Als ecologische pedagoog is het belangrijk om te weten hoe hier mee om te gaan. Zo zie je bij Taarten van Abel dat het goed helpt om bezig te zijn samen met een kind. Ook kan het helpen om naast een kind te zitten en te praten in plaats van tegenover een kind. Oog contact kan lastig zijn dus kan het voor een kind prettiger zijn om dat oogcontact te vermijden. Hierbij kun je denken aan een gesprek in een auto. Terwijl je auto rijdt en dus op de weg let is het een gelegenheid om met een kind in gesprek te gaan. Deze hoeft jou op dat moment niet aan te kijken wat praten zo makkelijker maakt. Nu weer terug naar het hoofdonderwerp namelijk kinderen en omgeving. Uit de gesprekken met de kinderen komt duidelijk naar voren dat zij kiezen voor het spelen in de natuur of de natuurspeelplek. Van tevoren had ik niet gedacht dat zij die zouden kiezen maar wel gehoopt. Ik dacht 17
dat kinderen ook wel de speeltuin zouden kiezen omdat dat naar mijn idee heel bekend voor ze is. De speeltuin was voor geen van de kinderen een optie, deze was toch echt bedoelt voor de baby’s en niet voor hen. Hier kan ik uit opmaken dat de speeltuin hen te weinig uitdaging biedt. Duidelijk komt naar voren tijdens de gesprekken dat het spelen in de natuur voor ieder kind weer anders is. De een geeft aan hutten te willen bouwen, bomen klimmen en met takken te willen spelen, de ander gaat liever luieren in het gras. In het tijdschrift PrimaOuders.nl schrijft pedagoge Laura Minderhoud in het artikel Kijk die kleuters eens met stammetjes sjouwen! dat de natuur dient als ontstresser. Kinderen komen er tot rust en ze knappen er van op. Zij benadrukt hoe enthousiast kinderen worden van in de natuur zijn. Hier een mooi voorbeeld van hoe Bram en Noah de natuur beleven. Voor hen is de natuur echt om tot rust te komen. Bram blijft tijdens het nadenken over de vraag, naar de foto kijken (Vermeer, 1972), antwoordt dan dat hij graag in het gras ligt te luieren. ‘ahhh heerlijk! Ik vind het leuk om uit te rusten’ Noah zegt daarop; ‘daar kan je lekker op kauwen, schoon gras dat is heerlijk!’ Kinderen laten in de natuur zoveel kwaliteiten zien en dat de natuur goed is voor kinderen wordt de laatste jaren gelukkig steeds meer onderbouwd door onderzoek aldus Laura Minderhoud. In de natuur ontwikkelen kinderen hun motoriek, al lopend en klauterend ontdekken ze. Ook leren ze hoe hun lijf in elkaar zit. Ze leren in de natuur het proces van groei en bloei. (Wenneker, 2012) Als ik kijk naar wat Bram mij vertelde over spelen in de natuur heeft hij het over klimmen in de bomen. Bram wijst naar de liggende boom in het water en vertelt dat hij graag in bomen klimt. Bij het klimmen in de bomen leert Bram om zichzelf in evenwicht te houden en kan zijn kracht en zelfvertrouwen toenemen. Wat ik ook terug zie in de gesprekken met de kinderen en dan vooral bij de meisjes is het proces van groei en bloei. Megan vertelt voluit over mieren en hoe zij hun werk doen. Megan: Er zijn ook waakmieren die zijn iets groter en bij het laatste stukje zijn ze dan oranje gestreept. Ik heb dat gezien op tv en daar bij de boom 18
daar zit een nest maar wel heel diep in de grond. Je kan daar klimmen in de bomen en toen heb ik het gezien ze liepen allemaal naar boven en beneden. Meestal gaan ze dan naar de grond en ik vond een nootje en dat breekte ik en toen legde ik dat neer voor de mieren…en toen ging ik naar binnen en toen ik buiten kwam was het op eens weg en toen zag ik een mier die had m op z’n rug en die nam m mee naar boven in de boom. Toen zag ik dat het nest heel hoog boven in de boom is. Bij Megan komt duidelijk naar voren dat zij de natuur aan het leren kennen is ze heeft de mieren geobserveerd en verteld erover. Ze heeft een rijke ervaring opgedaan door te ontdekken en te onderzoeken. De natuur als speelomgeving is nooit af en wordt door de kinderen steeds weer gevormd naar hun eigen behoeften en bedoelingen. Kinderen leren om de natuur te ervaren en te gebruiken, maar leren ook respect te hebben voor de natuur. (Leenders, 2012) Goed vies een artikel uit de Volkskrant geeft aan dat de afgelopen dertig jaar in Nederland het territorium waar kinderen kunnen spelen met maar liefst 90 procent is ingekrompen. Van dit percentage schrik ik behoorlijk moet ik zeggen. Ik kan me herinneren dat ik als kind tussen de bomen speelden en volledig op ging in mijn spel. Besef van tijd verloor ik en ik was de gehele dag buiten. Ik vraag me nu echt af of kinderen van nu niet meer op deze manier spelen. Is alles dan voor de kinderen voor geprogrammeerd omdat de ouders van nu misschien bang zijn dat kinderen vies worden of dat ze iets overkomt? Uit het artikel komt naar voren dat uit onderzoek is gebleken dat bijna de helft van de moeders het zonde vind als kleding vies wordt tijdens het spelen. En dat terwijl vies worden zo lekker is! Tijdens het gesprek met een jongen van de BSO geeft hij het volgende aan: Bram wijst op de foto de modder aan, “daar speel ik graag dan kan ik heel vies worden” Femke reageert gelijk op Bram, “maar dan moet je wel in bad hoor Bram als je thuis zo vies komt”. Bram trekt zijn schouders op en benadrukt nog even hoe vies je wordt van modder. Goed is vies zegt over vies worden het volgende: ‘Het zit gewoon in kinderen om vies te willen worden, het appelleert aan een oergevoel’. 19
Het natuurspelen en vies mogen worden en dat het ook nog eens goed is voor de ontwikkeling wordt in Nederland nu gelukkig steeds meer gezien. Gemeentes openen natuurspeeltuinen of voorzien bestaande speeltuinen van natuurlijke elementen. Vies worden hoort bij het vrije spelen, vies is een teken dat kinderen er helemaal voor gaan en opgaan in hun spel. Maar dan nu de ouders er nog van overtuigen dat vies worden goed is voor de ontwikkeling van kinderen. Uit cijfers van een onderzoek van Motivaction blijkt dat 80 procent van de ouders het belangrijk zegt te vinden dat kinderen buiten spelen. Maar meer dan 40 procent van de moeders geeft aan het vervelend te vinden als hun kind met vieze of kapotte kleding weer thuis komt. Ik denk dat in onze maatschappij veiligheid ook een grote rol speelt. Ouders zijn bang dat hun kind iets overkomt en kiezen voor de veilige weg, de klimrekken en glijbanen met rubber matten eronder. Zijn wij te beschermend naar kinderen? Hoe kan het dan dat dit dertig jaar geleden anders was. Hier heb ik eigenlijk geen antwoord op wel is te lezen in het artikel dat spelen de laatste dertig sterk onder invloed is komen te staan door regels op het gebied van veiligheid en hygiëne. Ik denk dat de generatie ouders van nu toch te bang is dat hun kind iets overkomt en dat dat vroeger misschien wel minder gezien werd omdat er minder aandacht aan werd besteed. Aangegeven wordt in het artikel dat spelen in de natuur risico’s met zich mee brengt maar dat het juist goed is kinderen daar kennis mee te laten maken. Ze ontdekken zo hoe ze hiermee om kunnen gaan. Pedagoog Marianne van der Valck spreekt van een ‘groene golf’. De speeltuinen met de zogenaamde bekende wipkip lopen terug. Niet zo raar ook geeft ze aan een wipkip is eenzijdig speelgoed. (Gier, 2012) Foto met speeltuin laat ik zien: Noah: “Saai kinderachtig…neeeh” Bram: “Daar spelen de baby’s” (zijn ze met elkaar eens) Femke “De natuur is veelte gevaarlijk voor baby’s! Ze kunnen wel in de tuin spelen. Dan raken ze hun moeder kwijt of vader en dan raken ze de weg kwijt” Pedagoog Marianne van de Valck geeft aan over de bekende speeltuin met wipkip dat hoe meer kleuren, functies, en vaste vormen een stuk speelgoed heeft hoe sneller een kind ermee klaar is. Hier kan ik me goed in vinden, de kinderen geven ook aan het saai te vinden en ik merk uit hun verhalen dat ze heel veel uitdaging vinden in de natuur. Waar ze spelen met takken, zand en water. Als ik kijk naar het 20
buitenspel van de kinderen bij mij op het dagverblijf is duidelijk te zien dat hoe meer speelgoed ik ze buiten aan bied hoe eenzijdiger het spel wordt. Zonder speelgoed zie ik de fantasie van de kinderen tot leven komen, ze zien wilde dieren, we gaan naar de dierentuin, op vakantie etc. Er zijn voor de kinderen meer exploratiemogelijkheden wanneer er in plaats van speelgoed natuurlijke materialen zijn om mee te experimenteren. Ongevormd materiaal zoals zand heeft zijn eigen kenmerk dat wordt verkend, gebruikt en veranderd. In de bijlage van dit onderzoek zit een lijst van de Britse organisatie Trust die een ‘bucketlijst’ hebben opgesteld met dingen die kinderen gedaan moeten hebben voor hun twaalfde. Er is een top dertig gemaakt, leuk en interessant om eens naar te kijken. Vooral om te zien of je al die dertig punten zelf voor je twaalfde gedaan hebt. (Gier, 2012)
21
Hoofdstuk 3 Observeren 3.1 Observeren Voordat ik aan de slag ga met het oberveren vind ik het eerst van belang dat ik weet wat observeren inhoudt en hoe ik het kan toepassen in de praktijk . Daarom ben ik me gaan verdiepen in observeren en raadpleeg ik de theorieën van Smadar Celestin-Westreich/ Leon- Patrice Celestin Observeren en rapporteren, Greet Caminada/Yvonne Leenders Buitenspelen in het zonnetje, de speelplaats als krachtige leeromgeving. Allereerst wil ik weten wat observeren is en hoe ik het kan toepassen in de praktijk met betrekking tot de invloed van de omgeving op de spelontwikkeling van het jonge kind. In het boek Observeren en rapporteren staat beschreven dat observeren je in staat stelt om informatie te verzamelen over gedrag. Observeren betekent letterlijk ‘gadeslaan’, ‘in acht nemen’, of ‘waarnemen’. Er wordt aangegeven dat het een informatieverwerkingsproces betreft. Je doet het om inzicht te krijgen, letterlijk en figuurlijk, op het gedrag van anderen en jezelf. In de praktijk is observatie een wetenschappelijke verantwoorde methode om gedragsinformatie te verzamelen. Voor dat ik ga observeren zijn er een aantal vragen die ik mezelf moet stellen, deze luiden: Wat of wie wil ik oberveren en waarom? Deze vragen zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden, dit geldt vooral voor de wat-en wie-vragen. Beschreven wordt dat het gedrag dat je wilt observeren niet kan worden los gezien van de persoon en omgekeerd. Iets wat je niet uit het oog mag verliezen is de waaromvraag. Dit omdat deze verwijst naar het einddoel van de observatie. Naast de wat, wie en waarom vragen komen ook nog de wanneer en waar vragen aan bod. Bij deze twee vragen laat je weten wanneer je precies gaat observeren en hoelang deze duurt. Na dat ik antwoord heb gegeven op de vragen is het van belang te gaan afbakenen op welke gedragingen de observatie zich moet richten om aan het gestelde doel te beantwoorden. (Celestin, 2010) Nu ik weet wat observeren inhoudt wil ik nu eerst antwoord geven op de vragen die ik me vooraf aan de observatie moet stellen om mijn gestelde doel te kunnen beantwoorden. Doel: Tijdens dit onderzoek is het mijn doel om te gaan kijken wat voor 22
soort spelontwikkeling er voort komt in een bepaalde omgeving. Spelen kinderen anders in een natuurlijke omgeving als in een speeltuin? Mijn observatie zal ik dus moeten gaan richten op de verschillende soorten spelontwikkelingen die voort komen uit buitenspel. Dit zal ik verder op in dit hoofdstuk gaan beschrijven eerst wil ik antwoord geven op de vragen wat, wie, waarom, wanneer en waar. Wat: wat wil ik doormiddel van observatie te weten komen? Ik wil te weten komen wat voor soort spelontwikkelingen er voort komen in een bepaalde omgeving. Wie: Ik ga vier kinderen observeren in een natuurspeelplek. Het gaat om twee meisjes van 5 en 7 jaar. En twee jongens van 6 en 8 jaar. Waarom: Ik wil te weten komen wat voor soort spelontwikkelingen er voort komen in een bepaalde omgeving. Ik als ecologische pedagoog kan een belangrijk onderdeel zijn in het leven van het jonge kind. Daarom is het van groot belang dat ik als ecologische pedagoog weet en zie wat er speelt in de ’vrije tijd’ van de kinderen en wat dat doet met hun speel en leerontwikkeling. Welke omgeving(en) zijn bevorderlijk voor de speel en leer ontwikkeling van het jonge kind?
Wanneer: 1 juli van 12.00 uur tot 14.00 uur. Waar: Natuurspeelplek Groenhovenpark Gouda. De volgende stap die ik ga nemen is de stap hoe ik ga observeren. De observatie die ik ga doen zal een rijke beschrijving worden van wat ik waarneem. Wat lokt omgeving uit? Ik schrijf het gedrag op wat ik zie en zal dat na de observatie koppelen aan de theorie om een onderbouwing er aan te hangen.
23
3.2 Meerwaarde van buitenspel Het Groenhovenpark in Gouda waar ik de kinderen ga observeren is een geweldige kans voor kinderen om veilig en op een speelse manier in aanraking te komen met de natuur aldus de wethouder Wendy Ruwhof. http://www.platformbuitenspelen.nl
Hier ben ik heel benieuwd naar of ik dit als ecologische pedagoog tijdens de observatie daadwerkelijk ook ga zien. Allereerst wil aangeven waarom buitenspel zo belangrijk is voor de ontwikkeling van kinderen. Buiten spelen biedt kinderen een unieke speelen ontdekkingsmogelijkheden maar daarnaast spreekt het ook nog eens essentiële ontwikkelingsaspecten aan. (Leenders, 2012) Als ik kijk naar de kinderen op het kinderdagverblijf waar ik werk zie ik duidelijk dat buitenspelen boven aan hun favoriete lijstje staat met betrekking tot spel. Schreeuwend rennen ze naar buiten en stormen ze af op de zandbak, een fietsje of gaan ze op zoek naar takken en bloemetjes die ze verzamelen. Iedereen kent de uitspraak van Loesje wel. ‘Wat er ook speelt in een land, laten het vooral de kinderen zijn’. Deze uitspraak geeft kort de waarde van spel aan. Als pedagogische medewerkster, leerkracht, opvoeder, ouder etc. ben je je er niet altijd bewust van wat voor waarde buiten spelen heeft voor de ontwikkeling van kinderen. Veelal hoor je ze zeggen wat heerlijk he buiten spelen kunnen ze zo lekker hun ei kwijt. Maar buiten spelen is meer dan alleen je energie kwijt raken. Daarom vind ik het heel goed om daar als ecologische pedagoog eens bij stil te staan. Buiten spelen is voor kinderen een levensbehoefte en een intense ervaring. Er is zoveel te zien en te ontdekken en al spelend verkent het kind de omgeving en zichzelf en deze interacties leiden tot ontwikkeling. In het boek Buiten spelen in het zonnetje wordt aangegeven dat er sprake is van ontwikkeling als nieuwe ervaringen worden opgenomen in bestaande kennis, houding en vaardigheden. Met als resultaat dat de competenties op cognitief, creatief, sociaal-emotioneel, zintuiglijke en motorisch gebied toe nemen. Uit onderzoek is gebleken dat kinderen die regelmatig buiten spelen, de motoriek beter is en de sociale vaardigheid groter. Dit heeft weer een gunstig effect op het zelfvertrouwen en op de sociale contacten. (Caminada, 2005) Sociaal vaardige kinderen zullen bijvoorbeeld sneller gekozen worden bij spelletjes.
24
3.3 Uitkomst observatie Wat duidelijk uit mijn rijke beschrijving naar voren komt zijn de volgende onderwerpen: • • • • • • • • • • • • • • •
op ontdekking/exploratie zoeken uitdaging op van elkaar leren grenzen opzoeken natuur glijbaan natte glijbaan, zoeken uit hoe het droog wordt, doek wordt gehaald, droog maken, ontdekken snelheid doormiddel van doek boomhut, fantasie gebruiken, zelf gebouwd, rapunzel fantasie bewegingsvrijheid maken gebruik van hele omgeving rennen zoeken (natuurlijke) materialen verschillend soort spel Doen alsof Uitdagen positief/negatief
25
3.3 Spelsoorten Na het doen van de observatie ben ik de literatuur in gedoken om te kijken welk soort spel er hoort bij datgene wat ik geobserveerd heb. De spellen zal ik hieronder beschrijven met daaraan gekoppeld de ontwikkeling dat het teweeg brengt bij kinderen. Bewegingsspel
Zoals op bovenstaande foto’s te zien is er letterlijk behoefte aan ruimte om te bewegen. Wat mij tijdens de observatie op viel was dat de kinderen alles rennend deden en hierin de uitdaging op zochten. Daar waar op een heuvel een trap was werd deze genegeerd er werd er de heuvel op geklommen. De mogelijkheid tot bewegen en ravotten is hier ook volop aanwezig. De kinderen oefenen hun fysieke mogelijkheden in het spel, anderzijds krijgt hun beweging een functie in het spelen van gebeurtenissen en verhalen die hun omgeving laat zien. (Janssen-Vos, 2004)
Manipulerend spel Bij het manipulerende spel staat het ontdekken en onderzoekend handelen centraal. Een mooi voorbeeld hiervan was de donkere snelle glijbaan zoals de kinderen het zelf noemde. Bovenaan de glijbaan werd de conclusie getrokken dat de glijbaan nat was en dat als ze nu zouden gaan glijden ze een natte broek zouden krijgen. Een van de kinderen bedacht zich ineens dat ik wel een erg grote tas mee genomen had, hier zou toch 26
ook iets van een handdoek in moeten zitten om de glijbaan droog te kunnen maken. Rennend halen ze de handdoek en wordt de glijbaan droog gemaakt. Een van de kenmerken van manipulerend spel is dat het middel om iets te bereiken zelf wordt gevonden. In dit geval is dat de handdoek om de de glijbaan droog te maken. Als de glijbaan eenmaal droog is wordt er ontdekt dat als je op de handdoek gaat zitten je sneller glijdt. Dit wordt meerdere keren getest en er wordt geprobeerd of het op je buik sneller gaat dan op je billen. Youri van 8 jaar komt tot de conclusie dat hoe lichter je bent hoe harder je gaat op de handdoek. Op de handdoek iets achterover geleund had toch wel het beste resultaat om het snelste beneden te komen. Een ander voorbeeld van manipulerend spel tijdens mijn observatie was het ontdekken van de natuur. Tamara ontdekt een vlinder en begint te roepen dat ze een vlinder ziet. “Daar” zegt ze en ze wijst resoluut naar een plant waar de vlinder zou moeten zitten.
De andere kinderen komen erbij en worden enthousiast als ze de vlinder ook zien zitten.
27
Wat mij opvalt is dat de kinderen zachter gaan praten nu ze zo naar de vlinder staan te kijken. Er wordt door de oudste kinderen gespeculeerd over de soort vlinder en de jongste kinderen luisteren aandachtig. Tamara geeft aan dat het weleens een koolwitje zou kunnen zijn want dat heeft zij op school geleerd. (Janssen-Vos, 2004)
Rollenspel/Illusiespel Illusie spel en rollenspel heb ik tijdens mijn observatie duidelijk gezien. De kinderen verbeelden hun wereld op hun eigen manier en gaven hier vorm aan. De schommel werd een vuurdraak en de piramide van takken werd het huis van Britt dat ze voor zichzelf al volledig aan het inrichten was. In het boek Spel en ontwikkeling wordt aangegeven dat symbolen voor kinderen werkelijk worden. Dit wordt ook wel symbolisch spel genoemd, dat wil zeggen dat voor voorwerpen een bepaalde betekenis wordt gegeven. Dit spel met voorwerpen ligt ook wel dicht bij het manipulerende spel. Het rollenspel kan als het hart van spelontwikkeling worden gezien omdat hierin vrijwel alle ervaringen en vaardigheden worden aan bod komen die kinderen voor een optimale ontwikkeling nodig hebben aldus Janssen-Vos. Rollenspel bevordert verschillende ontwikkelingsgebieden van kinderen en er wordt een grote waarde aan toegekend. Rollenspel is goed voor een gezonde emotionele ontwikkeling, het bevordert de sociale ontwikkeling, toegang geeft tot de wereld van tekens en symbolen, het abstracte denken stimuleert en de fantasie en creativiteit prikkelt. (Janssen-Vos, 2004) (Vermeer, 1972) Ik als ecologische pedagoog denk ook zeker dat rollenspel een grote bijdrage levert aan het bevorderen van de ontwikkeling van kinderen. 28
Spel is echt een rijke leercontext voor kinderen en als ecologische pedagoog is het belangrijk te weten dat spel ingezet kan worden bij verschillende pedagogische doeleinden. Ik zie dat kinderen van net twee jaar er al mee bezig zijn door bepaalde situaties na te bootsen van thuis of op het dagverblijf. Wat ik tijdens de observatie vooral gezien is dat voorwerpen een bepaalde betekenis kregen.
Zelf gebouwd huis en Britt richt het volledig zelf in. “Bank bij het raam kan ik goed naar buiten kijken’’.
“De belangrijkste munt deze kan wensen vervullen”
“Belangrijkste en langste stok ter wereld!”
29
Vuurdraak
Samenspel Samenspel was iets dat continu te zien was tijdens de observatie. De kinderen waren eigenlijk geen moment alleen aan het spelen maar zochten elkaar continu op. Wat mij opviel tijdens het samenspel was de interactie onderling en het verleggen van grenzen. Met de interactie onderlig bedoel ik dat de kinderen met elkaar ideeën uit wisselde en elkaar aanspraken op gedrag. Dit ging vaak goed maar kon ook tot conflict situaties leiden. Een voorbeeld hiervan was de kabelbaan. Alle vier de kinderen wilde dolgraag op de kabelbaan. De oudste kinderen namen hier duidelijk het voor touw in door aan te geven dat ze omstebeurt op de kabelbaan mochten gaan. Beslist werd dat ze gezamenlijk de kabelbaan zouden halen bij iedere rit. Dit ging prima totdat Youri een ritje op de kabelbaan gemaakt had, terug gebracht werd door de andere kinderen en daarna zelf weer op de kabelbaan sprong voor nog een ritje. Dit viel bij de andere kinderen niet in goede aard. “Dit is niet eerlijk” “”kom terug” werd er geroepen. Boze gezichten en een huilende Britt tot gevolg.
30
Met het verleggen van de grenzen bedoel ik dat de kinderen elkaar aan konden zetten tot actie. Voorbeeld hiervan was de glijbaan, Britt durfde in eerste instantie niet van de donkere glijbaan af maar doordat haar broer haar stimuleerde door de woorden’’ het is echt niet eng het is juist vet’’ wist hij zijn zus zover te krijgen dat zij toch de glijbaan af ging. Bij samenspel leren kinderen van elkaar, stimuleren ze elkaar, ze kijken van elkaar af en ze doen elkaar na. Daarnaast leren ze in onderling contact en samenspel meer woorden en worden ze automatisch aangespoord tot communiceren, taal te gebruiken en hardop na te denken. (Caminada, 2005)
31
Analyseren Na het verzamelen van mijn materiaal is het nu tijd om verbanden te gaan leggen. Het doel van een kwalitatieve analyse is vooral het ontdekken, het leren dus. Ik wil als ecologische pedagoog leren van het materiaal dat ik verzameld heb. Bij een analyse van kwalitatieve onderzoek gegevens moet de onderzoeksvraag altijd centraal komen te staan. (Baarda, 2009) Wat voor invloed heeft de omgeving op de spelontwikkeling van een kind? Tijdens de gesprekken die ik gevoerd heb met de kinderen is duidelijk dat zij graag in de natuur of de natuurspeeltuin spelen. Tijdens mijn observatie in de natuurspeeltuin Groenhovenpark zijn mij verschillende onderwerpen opgevallen. Ik zal mijn uitkomsten uitwerken in een tabel. Gesprek kinderen BSO herkenning Water Takken Brug maken Kabelbaan Water Zandtoren Modder Vies worden Spin/mier Boom in water Bomen klimmen
Observatie natuur speelplek Ontdekking Uitdaging Leren van elkaar Grenzen opzoeken Natuur leren kennen fantasie bewegingsvrijheid Gebruik maken van gehele omgeving rennen Zoeken (natuurlijke) materialen Verschillend soort spel
Duizenden schaven
Uitdagen positief/negatief Doen alsof
In gras luieren
exploratie
Uit rusten Gras kauwen Schoon gras heerlijk Geheime hut Letters in zand 32
Theorie buitenspel Natuur ontstresser Tot rust komen Enthousiasme Kwaliteiten laten zien Zelfvertrouwen Evenwicht Natuur leren kennen Rijke ervaring Ontdekken Onderzoeken Gevormd naar eigen behoeften en bedoelingen Respect Speelgelegenheden afgenomen Zonde als kinderen vies worden Oergevoel Vies worden Buiten spelen belangrijk Maatschappij Veiligheid
Speeltuin Voor baby’s Natuur gevaarlijk voor baby’s Weg kwijt raken
Hygiëne Kennis maken met risico’s Groene golf Wipkip eenzijdig speelgoed Speel ontdekkingsmogelijkheden Ontwikkelingsaspecten Ontwikkelingsstimulering Levensbehoefte Intense ervaring Bewegingsspel Manipulerend spel Rollenspel/illusie spel Samenspel
Bosjes Rond lopen Knikkeren Voetballen Kabelbaan saai Oude kleren waakmieren Blubber Nest Beestjes Bladeren Speelbos schommel Rekstok Handstand Koprol Laarzen Badpak Taartjes van zand
33
Conclusie
Tijdens dit onderzoek is het spelen in de natuur heel centraal komen te staan. Voor dat ik aan dit onderzoek begon was het totaal niet mijn insteek om de natuur zo centraal te zetten maar door het doen van onderzoek werd de natuur langzaam het hoofdonderwerp. Er is ook duidelijk in mijn analyse te zien dat kinderen graag in de natuur spelen en uit de theorie blijkt hoe belangrijk buiten spel is en wat natuur voor een meerwaarde heeft voor de ontwikkeling van kinderen. Hierbij kan ik mezelf nu de vraag stellen of een speeltuin met glijbaan en wipkip niet goed zou zijn voor de ontwikkeling van een kind? Ook een speeltuin is goed voor de ontwikkeling van een kind, er valt ook veel te ontdekken alleen zullen kinderen er sneller uit gekeken zijn omdat hoe meer kleuren, functies, en vaste vormen een stuk speelgoed heeft hoe sneller een kind ermee klaar is. De speelplaats is een plek waar vooral de motorische ontwikkeling aan de orde komt, klimmen, klauteren, rennen, springen etc. Ook het opdoen van zintuigelijke ervaringen en samenspel is terug te zien op de speelplaats. Buiten spelen is voor kinderen een levensbehoefte en een intense ervaring. Er is zoveel te zien en te ontdekken en al spelend verkent het kind de omgeving en zichzelf en deze interacties leiden tot ontwikkeling. Als ecologische pedagoog gaat mijn voorkeur uit naar het spelen in een natuurlijke omgeving. Dit wil absoluut niet zeggen dat ik speeltuinen afkeur maar als ik kijk naar wat buitenspel teweeg brengt bij kinderen en dan vooral wat de natuur te bieden heeft vind ik dat de natuur enorm bijdraagt aan een gezonde ontwikkeling bij kinderen. Het biedt zo veel uitdaging en is een enorme rijke leeromgeving voor kinderen. Ontdekken is toch wel de rode draad door dit verhaal. Voor mij staat het ontdekken centraal in dit onderzoek door als ecologische pedagoog intensief bezig te zijn geweest met het onderwerp buitenspel. Ontdekken vind ik in dit onderzoek het sleutelwoord met betrekking tot het onderwerp. Het komt steeds weer terug in zowel de gesprekken met de kinderen, mijn observatie en de theorie. Bij ontdekken gaat het erom dat je iets te weten wilt komen, onbewust zijn kinderen daar tijdens hun spel mee bezig. Kinderen leren tijdens het buitenspel bijvoorbeeld om vorm te geven aan dingen daarbij kun je denken aan het leren kennen van materialen (hard, zacht, koud, warm,
34
ruw, glad,) Ik kan dus zeggen dat buitenspel ook bijdraagt aan een stuk educatie. Al met al kan ik concluderen dat de omgeving een grote invloed heeft op de spelontwikkeling van een kind. Ik wil afsluiten met de volgende zin van Steve Jarell: ‘Kinderen hebben meer energie na een dagje spelen dan na een nachtje slapen’.
Marjolijn Verdel Student Ecologische pedagogiek
35
Literatuurlijst
Baarda, B. (2009). Dit is onderzoek! . Groningen/Houten: Noordhoff Uitgevers . Caminada, G. (2005). Beter buiten spelen het speelklimaat op de speelplaats. Baarn: Uitgeverij Bekadidact. Celestin, S. C.-W.-P. (2010). Observeren en rapporteren . Amsterdam : Copyright Pearson Education Benelux. Delfos, M. (2008). Luister je wel naar mij? SWP. Gier, A. d. (2012, juni 30). Goed vies. Volkskrant , p. 4. Janssen-Vos, F. (2004). Spel en ontwikkeling. Assen: Koninklijke Van Gorcum BV. Leenders, G. C. (2012). Buiten spelen in het zonnetje De speelplaats als krachtige leeromgeving. Amersfoort: Thieme Meulenhoff. Verliefde, M. S. (2003). De kunst van luisteren. Acco. Vermeer, D. E. (1972). Het spel van het kind . Groningen : WoltersNoordhoff. Wenneker, M. (2012, april ). Kijk die kleuters eens met stammetjes sjouwen! PrimaOuders.nl, p. 3. Wenneker, M. (sd). Kijk die kleuters eens met stammetjes sjouwen! . PrimaOuders.nl. www.ouders.nl. (sd). www.platformbuitenspelen.nl. (sd).
Met dank aan: BSO de Kwikstaart Stichting Quadrant kindercentra Margrit Gijs Carmen Suzanne 36
Bijlage Dit zijn de foto’s die ik gemaakt heb en gebruikt heb voor de gespreksvoering met de kinderen van de BSO.
37
38
39
40
41
42