Sanctiestrategie Kwalibo
Datum Status
30 november 2010 Definitief
Definitief | Sanctiestrategie Kwalibo | 30 november 2010
Colofon
VROM-Inspectie Directie Uitvoering Programma Bodem en Afval nationaal Rijnstraat 8 Postbus 16191 2500 BD Den Haag Inspectie Verkeer en Waterstaat / Waterbeheer Noorderwagenplein 6 Postbus 61 8200 AB Lelystad Deze publicatie is te downloaden via www.vrominspectie.nl en www.ivw.nl Publicatienummer: VI-2010-37
Pagina 2 van 79
Definitief | Sanctiestrategie Kwalibo | 30 november 2010
Inhoud
1 Inleiding
4
1.1
Doelstellingen
4
1.2
Uitgangspunten
4
1.3
Reikwijdte en afstemming
5
1.4
Leeswijzer en disclaimer
5
2 Wettelijk kader
6
3 Bevoegdheid tot handhaving
7
3.1
Bestuursrechtelijke handhaving
7
3.2
Strafrechtelijke handhaving
3.3
Privaatrechtelijk instrumentarium
9 10
4 Interventiestrategie
11
4.1
Stap 1: Totaalscore voor omstandigheden en gedrag
11
4.2
Stap 2: Interventietabel
15
4.3
Toelichting interventietabel
21
4.3.1 Hoogte dwangsombedragen
21
4.3.2 Afwijkingen van interventietabel
21
4.3.3 Schorsen/intrekken
22
4.3.4 Zienswijze
23
4.4
Informatie-uitwisseling
23
4.5
Afstemming inzet interventiemiddelen
24
Bijlage 1: Definities
26
Bijlage 2: Beschrijving wettelijk kader
30
Bijlage 3: Beschrijving bevoegdheden tot bestuursrechtelijke handhaving
39
Bijlage 4: Beschrijving interventiemiddelen
44
Bijlage 5: Standaardbrieven en -beschikkingen
58
Pagina 3 van 79
Definitief | Sanctiestrategie Kwalibo | 30 november 2010
1
Inleiding
Deze Sanctiestrategie Bodem beschrijft de werkwijze van de VROM-Inspectie (VI) en de Inspectie Verkeer en Waterstaat (IVW) ten aanzien van hun taak om hoofdstuk 2 van het Besluit bodemkwaliteit (Kwalibo) te handhaven. 1.1
Doelstellingen
Deze sanctiestrategie heeft de volgende doelstellingen: Bieden van een richtlijn voor het optreden na constatering van overtredingen van verplichtingen die bij of krachtens hoofdstuk 2 van het Bbk zijn gesteld. Bevorderen van de uniformiteit en eenduidigheid bij het handhaven. 1.2
Uitgangspunten
Aan deze sanctiestrategie liggen de volgende uitgangspunten ten grondslag: De handhaving van het Bbk is van wezenlijk belang voor de geloofwaardigheid van de Ministeries van VROM en VenW (inmiddels samengevoegd tot het ministerie van Infrastructuur en Milieu) en van de regels die zij hebben gesteld. Handhaving vormt een essentieel onderdeel van succesvol beleid. De inspecties staan een eenduidige en uniforme handhaving voor die is gericht op het zo volledig mogelijk naleven van de regels die bij of krachtens hoofdstuk 2 van het Bbk zijn gesteld. Handhaving geschiedt zoveel mogelijk gestandaardiseerd. De VI en de IVW volgen in beginsel deze sanctiestrategie. Dit komt de efficiëntie, duidelijkheid, transparantie en voorspelbaarheid van het optreden ten goede en het bevordert de gelijke behandeling. Toch moet altijd rekening worden gehouden met specifieke omstandigheden. Afwijken van de standaard werkwijze is mogelijk als de situatie daartoe noopt. Dit moet uiteraard wel goed worden gemotiveerd. Daar waar het de strafrechtelijke aanpak betreft, stemmen de inspecties afwijkingen af met het Openbaar Ministerie (OM). De wijze waarop de VI en de IVW reageren op een regelovertreding is afgestemd op de aard en ernst van de overtreding. Wanneer deze bekend zijn spelen ook de houding en beweegredenen (instelling en goede wil) van de regelovertreder een rol. Bestuursrechtelijke handhaving en strafrechtelijke handhaving zijn complementair. Doel van handhaving is om overtredingen ongedaan te maken, strijdige situaties op te heffen of de overtreder te straffen. Afhankelijk van de situatie wordt het bestuursrecht, het strafrecht of een combinatie van beide ingezet. De effectiviteit van het in te zetten handhavingsinstrument is daarbij het uitgangspunt. Met het toepassen van de sanctiestrategie wordt beoogd om naleving van de regelgeving te bevorderen en beleidsdoelstellingen te realiseren. Handhaving wordt daarbij niet gezien als doel maar uitsluitend als middel. Conform het landelijke gedoogbeleid wordt alleen van bestuursrechtelijke handhaving afgezien in tijdelijke overgangs- of overmachtsituaties, wanneer het doel beter gediend is met gedogen of een ander zwaarwegend belang gedogen rechtvaardigt. In verband met de geloofwaardigheid van de overheid handhaven de VI en de IVW andere overheden en eigen diensten op dezelfde wijze als private bedrijven en personen. Bij overtredingen begaan door Rijkswaterstaat zelf, treedt de IVW op middels een ambtelijk/bestuurlijk opschaalmodel. Tegen overtredingen begaan door derden die in opdracht van Rijkswaterstaat werken uitvoeren, worden de gangbare handhavingsinstrumenten ingezet. In de sanctiestrategie worden de ervaringen verwerkt die zijn opgedaan met de sanctiestrategie uit 2006. Dat betekent in de sanctiestrategie opnemen van duidelijke definities van gehanteerde begrippen, duidelijker aangeven welke reactie volgt op een geconstateerde overtreding (welke zaken zijn belangrijk genoeg om handhavend tegen op te treden), beschrijving van bevoegdheden, aandacht voor de strafrechtelijke aanpak en informatieuitwisseling met certificeringsinstellingen en de Raad voor Accreditatie, beschrijving wettelijk Sanctiestrategie Kwalibo pagina 4 van 79
Definitief | Sanctiestrategie Kwalibo | 30 november 2010
kader (inclusief normdocumenten), opnemen richtlijnen voor het bepalen van de hoogte van op te leggen dwangsommen en standaardbrieven en –beschikkingen. 1.3
Reikwijdte en afstemming
De sanctiestrategie heeft alleen betrekking op de inzet van een interventiemiddel na een geconstateerde overtreding van een wettelijke verplichting die bij of krachtens hoofdstuk 2 van het Bbk is gesteld. Het stuk gaat dus niet over de handhaving van andere hoofdstukken van het Bbk en gaat ook niet over de fase die aan de inzet van een interventiemiddel voorafgaat, te weten de validatie van bodemsignalen en toezicht/controle door inspectiemedewerkers. Omdat de VI en de IVW voor de handhaving van het Bbk samenwerken met hun handhavingspartners is deze sanctiestrategie afgestemd met het Functioneel Parket van het Openbaar Ministerie en is een conceptversie voorgelegd aan de VNG, het IPO, de Unie van Waterschappen, Rijkswaterstaat en een aantal vertegenwoordigers van het bedrijfsleven. 1.4
Leeswijzer en disclaimer
De sanctiestrategie bestaat uit 4 hoofdstukken en 5 bijlagen. Hoofdstuk 2 bevat een verkorte weergave van het wettelijk kader. In hoofdstuk 3 zijn de handhavingsbevoegdheden op hoofdlijnen beschreven. In hoofdstuk 4 komt de interventiestrategie aan de orde. Bijlage 1 bevat een lijst met definities van begrippen die in de sanctiestrategie worden gebruikt. In bijlage 2 is een uitgebreide beschrijving opgenomen van het wettelijk kader. Een beschrijving van de bevoegdheden tot bestuursrechtelijke handhaving is opgenomen in bijlage 3. Bijlage 4 bevat een juridische beschrijving van de interventiemiddelen. Standaardbrieven en –beschikkingen zijn opgenomen in bijlage 5. De sanctiestrategie is bedoeld als richtlijn, de verstrekte informatie is beperkt en biedt geen complete weergave van de wet- en regelgeving voor bodemintermediairs. In specifieke gevallen kunnen uitzonderingen of aanvullende regels van toepassing zijn die in het kader van deze sanctiestrategie niet aan de orde komen. Er kunnen aan de sanctiestrategie geen rechten worden ontleend.
Sanctiestrategie Kwalibo pagina 5 van 79
Definitief | Sanctiestrategie Kwalibo | 30 november 2010
2
Wettelijk kader
Dit hoofdstuk bevat een verkorte weergave van de wet- en regelgeving waarop deze sanctiestrategie betrekking heeft. Een uitgebreidere beschrijving is opgenomen in bijlage 2. Hoofdstuk 2 van het Bbk (de Kwalibo-regeling) bevat verplichtingen voor degenen die handelingen verrichten op of in de (water)bodem en met grond of baggerspecie. De volgende normadressaten kunnen worden onderscheiden: bodemintermediairs certificeringsinstellingen (CI’ s) Raad voor Accreditatie bestuursorganen opdrachtgevers/eigenaren Sommige verplichtingen gelden voor iedereen. De tabel hieronder bevat een overzicht met de wettelijke voorschriften en degenen die deze verplichtingen moeten naleven (de normadressaten). Wettelijk voorschrift
Normadressaat
Artikel 15, eerste lid Besluit bodemkwaliteit: Erkenning verplicht voor werkzaamheden die bij ministeriële regeling zijn aangewezen. Artikel 15, tweede lid Besluit bodemkwaliteit: Natuurlijke personen die monsterneming bij partijkeuringen, veldwerk of milieukundige begeleiding uitvoeren moeten op erkenning zijn geregistreerd. Artikel 16 Besluit bodemkwaliteit: Het is verboden een resultaat van een werkzaamheid te gebruiken dat geen betrouwbaar beeld verschaft. Artikel 17 Besluit bodemkwaliteit: Uitvoerder moet onafhankelijk zijn van opdrachtgever. Artikel 18 Besluit bodemkwaliteit: Het handelen in strijd met normdocument is verboden. Normdocumenten bevatten: voorschriften met een puur administratief of procedureel karakter; voorschriften waarbij de niet naleving (nadelige) invloed kan hebben op het milieu, de veiligheid, de gezondheid of het resultaat van de werkzaamheid (kritische afwijking); voorschriften waarbij de niet naleving de controlemogelijkheden kan beïnvloeden van de overheid of certificeringsinstellingen/Raad voor Accreditatie.
Bodemintermediair en CI Bodemintermediair en CI
Artikel 19 Besluit bodemkwaliteit. Een uitgesproken faillissement of surseance van betaling moet worden gemeld aan Bodem+. Artikel 20 Besluit bodemkwaliteit: Een schorsing of intrekking certificaat/accreditatie moet worden gemeld aan Bodem+. Artikel 21 Besluit bodemkwaliteit: Aanvraag moet buiten behandeling worden gelaten. Artikel 22 Besluit bodemkwaliteit: Het is verboden om aan een bestuursorgaan gegevens te verstrekken van niet erkende intermediair.
Bodemintermediair en CI CI en RvA
Iedereen Bodemintermediair en CI Bodemintermediair en CI
Bestuursorgaan Iedereen
Sanctiestrategie Kwalibo pagina 6 van 79
Definitief | Sanctiestrategie Kwalibo | 30 november 2010
3
Bevoegdheid tot handhaving
De bevoegdheid om hoofdstuk 2 van het Bbk te handhaven is neergelegd bij verschillende organisaties. Dit hoofdstuk beschrijft welke organisaties bevoegd zijn tot handhaving. Daarbij maken we onderscheid tussen bestuursrechtelijke en strafrechtelijke handhaving en het gebruik maken van het privaatrechtelijke instrumentarium. Bijlage 3 bevat een uitgebreidere beschrijving van de bestuursrechtelijke bevoegdheden. 3.1
Bestuursrechtelijke handhaving
De tabel hieronder geeft weer welke wettelijke interventiemiddelen kunnen worden toegepast en wie het bevoegd gezag is. Buiten het toepassen van de in de tabel weergegeven middelen is het ook mogelijk om een waarschuwingsbrief te versturen naar de overtreder. Wettelijk voorschrift
Interventiemiddel
Bevoegd gezag Bodem+
Artikel 11 Besluit bodemkwaliteit: geheel of gedeeltelijk weigeren van een erkenning.
Besluit waarmee erkenning geheel of gedeeltelijk wordt geweigerd
Artikel 15, eerste lid Besluit bodemkwaliteit: Erkenning verplicht voor werkzaamheden die bij ministeriële regeling zijn aangewezen.
Dwangsom / bestuursdwang (opleggen aan intermediair)
VI en IVW BG Wbb*
Artikel 15, tweede lid Besluit bodemkwaliteit: Natuurlijke personen die monsterneming bij partijkeuringen, veldwerk of milieukundige begeleiding uitvoeren moeten op erkenning zijn geregistreerd.
Erkenning schorsen of intrekken
VI en IVW
Dwangsom / bestuursdwang (opleggen aan intermediair)
VI en IVW BG Wbb*
Artikel 16 Besluit bodemkwaliteit: Het is verboden een resultaat van een werkzaamheid te gebruiken dat geen betrouwbaar beeld verschaft.
Dwangsom / bestuursdwang (opleggen aan intermediair)
VI en IVW
Artikel 17 Besluit bodemkwaliteit: Uitvoerder moet onafhankelijk zijn van opdrachtgever.
Dwangsom / bestuursdwang (opleggen aan intermediair) Erkenning schorsen of intrekken
VI en IVW
Artikel 18 Besluit bodemkwaliteit: Het handelen in strijd met normdocument is verboden. Normdocumenten bevatten: voorschriften met een puur administratief of procedureel karakter; voorschriften waarbij de niet naleving (nadelige) invloed kan hebben op het milieu, de veiligheid, de gezondheid of het resultaat van de werkzaamheid (kritische afwijking); voorschriften waarbij de niet naleving de controlemogelijkheden kan beïnvloeden van de overheid of certificeringsinstellingen/RvA.
Dwangsom / bestuursdwang (opleggen aan intermediair)
VI en IVW
Artikel 19 Besluit bodemkwaliteit: Een uitgesproken faillissement of surseance van betaling moet worden gemeld aan Bodem+. Artikel 20 Besluit bodemkwaliteit: Een schorsing of intrekking certificaat/accreditatie moet worden gemeld
Erkenning intrekken
Bodem+ VI of IVW
Erkenning van de intermediair schorsen of intrekken
VI of IVW
Erkenning schorsen of intrekken
Erkenning schorsen of intrekken
Sanctiestrategie Kwalibo pagina 7 van 79
Definitief | Sanctiestrategie Kwalibo | 30 november 2010
Wettelijk voorschrift
Interventiemiddel
Bevoegd gezag
aan Bodem+.
Dwangsom opleggen aan certificeringsinstelling of RvA
Artikel 21 Besluit bodemkwaliteit: Aanvraag moet buiten behandeling worden gelaten.
Dwangsom (opleggen aan bestuursorgaan)
VI of IVW
Artikel 22 Besluit bodemkwaliteit: Het is verboden om aan een bestuursorgaan gegevens te verstrekken van niet erkende intermediair.
Dwangsom (opleggen aan degene die de gegevens heeft verstrekt)
VI of IVW
* Het bevoegd gezag Wbb is voor BUS-saneringen bevoegd om de erkennings- en vermeldingsverplichting te handhaven (o.g.v. artikel 2.2 en 2.3 van de Regeling uniforme saneringen). Voor reguliere Wbb-saneringen is het bevoegd gezag Wbb alleen bevoegd om deze verplichtingen te handhaven indien dat is opgenomen in de saneringsbeschikking. Overigens is het feit dat in het Besluit bodemkwaliteit al de erkennings- en vermeldingsverplichting is opgenomen geen beletsel om dit ook in de saneringsbeschikking op te nemen. Deze beschikking richt zich namelijk, in tegenstelling tot hoofdstuk 2 van het Besluit bodemkwaliteit, primair tot de saneerder (initiatiefnemer/eigenaar). De verplichting in deze beschikking houdt dan in dat hij alleen opdracht moet verlenen aan erkende bedrijven. Dit is een aanvulling op hoofdstuk 2 van het Besluit bodemkwaliteit dat zich namelijk primair richt tot de bodemintermediairs. Verdeling verantwoordelijkheden bevoegde bestuursorganen In het besluit bodemkwaliteit is aangegeven wie bevoegd gezag is en wie belast is met de bestuursrechtelijke handhaving van bepaalde onderdelen. De bevoegdhedenverdeling is in de nota van toelichting bij dat besluit als volgt schematisch weergegeven: Producent
Transporteur
Leverancier
Transporteur
Aannemer
Opdrachtgever
OP OF IN DE BODEM Bevoegd bezag en bestuursrechtelijke handhaving: VROM-Inspectie
Bevoegd gezag: Bevoegd gezag en Lokaal bevoegd gezag bestuursrechtelijke (meestal gemeente) handhaving: Lokaal bevoegd gezag (meestal gemeente) Bestuursrechtelijke handhaving: VROM-Inspectie
IN BODEM OF OEVER VAN EEN OPPERVLAKTEWATERLICHAAM Bevoegd gezag en bestuursrechtelijke handhaving: Inspectie Verkeer en Waterstaat
Bevoegd gezag en bestuursrechtelijke handhaving: Lokaal bevoegd gezag (beheerder o.g.v. Waterwet)
In de nota van toelichting is aangegeven dat omwille van de leesbaarheid dit schema vereenvoudigd is en daarom gebruik maakt van de begrippen opdrachtgever en aannemer. Degene die zelf bouwstoffen, grond of baggerspecie toepast is in deze beschrijving gelijk gesteld met de opdrachtgever. Interventiemiddelen en bevoegd gezag overige wettelijke verplichtingen Sanctiestrategie Kwalibo pagina 8 van 79
Definitief | Sanctiestrategie Kwalibo | 30 november 2010
Naast de hiervoor genoemde wettelijke verplichtingen zijn er nog andere verplichtingen die weliswaar buiten de reikwijdte van deze sanctiestrategie vallen maar daarvoor wel van belang zijn. Deze zijn in de tabel hieronder weergegeven. Wettelijk voorschrift
Interventiemiddel
Artikel 1.5, 2.2 en 2.3 Regeling uniforme saneringen: alleen erkende bedrijven mogen veldwerk uitvoeren en (uniforme) bodemsaneringen uitvoeren en milieukundig begeleiden. De personen die het veldwerk en de milieukundige begeleiding feitelijk uitvoeren moeten zijn vermeld op de erkenning.
Dwangsom / bestuursdwang (opleggen aan eigenaar/saneerder) Dwangsom / bestuursdwang (opleggen aan intermediair)
BG Wbb en VI
Artikel 39, tweede lid, Wet bodembescherming i.c.m. de saneringsbeschikking en artikel 39a Wet bodembescherming: degene die een bodemsanering feitelijk uitvoert (de aannemer) moet beschikken over een erkenning.
Dwangsom / bestuursdwang (opleggen aan eigenaar/saneerder)
BG Wbb
Dwangsom / bestuursdwang (opleggen aan intermediair)
BG Wbb en VI
Artikel 39, tweede lid, Wet bodembescherming i.c.m. de saneringsbeschikking: de milieukundig begeleider moet beschikken over een erkenning.
Dwangsom / bestuursdwang (opleggen aan eigenaar/saneerder) Dwangsom / bestuursdwang (opleggen aan intermediair)
BG Wbb
Diverse artikelen van de Regeling algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenregeling) waaruit volgt dat bodemonderzoeken en het keuren en installeren/aanleggen van bodembeschermende voorzieningen en ondergrondse tanks moeten plaatsvinden door erkende bedrijven.
Dwangsom / bestuursdwang (opleggen aan eigenaar) Dwangsom / bestuursdwang (opleggen aan intermediair)
BG Wm
De krachtens de artikelen 6.2, eerste lid, onder b, 6.6 en 6.7 van de Waterwet gestelde regels.
Dwangsom / bestuursdwang opleggen aan degene die stoffen brengt in een oppervlaktewaterlichaam
Beheerder Waterwet
3.2
Bevoegd gezag BG Wbb
VI
VI
Strafrechtelijke handhaving
Strafrechtelijke handhaving van het Bbk geschiedt bij milieuzaken op basis van de Wet op de economische delicten (WED) en/of artikel 225 van het Wetboek van strafrecht (Valsheid in geschrift). Overtredingen van hoofdstuk 2 van het Bbk zijn als economisch delict aangewezen in artikel 1a, onder 2° van de WED. Dat betekent dat er sprake is van een misdrijf wanneer deze delicten opzettelijk zijn begaan (er kan een maximale gevangenisstraf worden opgelegd van twee jaren, een taakstraf of een geldboete van de vierde categorie (€ 18.500,-)). Is er geen sprake van opzet dan wordt het delict aangemerkt als een overtreding (maximale straf is hechtenis van zes maanden, taakstraf of een geldboete van de vierde categorie (zie artikel 2, eerste lid en 6, eerste lid, WED). Met het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar Inspectoraat-Generaal VROM 2007 heeft de Minister van Justitie toezichthoudende ambtenaren van het IG-VROM aangewezen als buitengewoon opsporingsambtenaar (BOA). Het gaat dan om de toezichthouders die de BOA opleiding hebben voltooid. Ook toezichthouders die alleen technische processen-verbaal opmaken waarbij geen verklaringen van verdachten of getuigen behoeven te worden opgenomen zijn BOA. De medewerkers van de VROM Inlichtingen- en Opsporingsdienst (IOD) zijn aangewezen als Sanctiestrategie Kwalibo pagina 9 van 79
Definitief | Sanctiestrategie Kwalibo | 30 november 2010
algemeen opsporingsambtenaar en zijn bevoegd voor alle wetten en in heel Nederland, voor zover het gaat om de opsporing van strafbare feiten op het beleidsterrein van VROM (Artikel 141 Wetboek van Strafvordering jo artikel 2 van de Wet op de bijzondere opsporingsdiensten). De medewerkers van de IVW zijn niet als opsporingsambtenaar aangewezen voor de opsporing van overtredingen van de wetgeving waarop deze sanctiestrategie betrekking heeft. 3.3
Privaatrechtelijk instrumentarium
Certificatie en accreditatie zijn vormen van particuliere dienstverlening die worden beheerst door privaatrechtelijke overeenkomsten. Certificatie en accreditatie richten zich op processen of personen1. Certificatie- en accreditatierichtlijnen (beoordelingsrichtlijnen, protocollen etc.) omschrijven de gewenste kwaliteit van werkzaamheden van bodemintermediairs. Certificeringsinstellingen en de Raad voor Accreditatie zien erop toe dat de certificatie- en accreditatiehouders aan deze richtlijnen voldoen. Met product- en procescertificatie wordt de minimale kwaliteit, zoals vastgelegd in de beoordelingsrichtlijn, van een product of werkzaamheid (proces) geborgd door de certificaathouder, zodat fouten worden voorkomen. Hierop vindt periodiek toezicht plaats door een certificatie-instelling. De handelwijze na geconstateerde afwijkingen is geregeld in de normdocumenten. Certificeringsinstellingen en de Raad voor Accreditatie zijn uiteraard alleen bevoegd om certificaten en accreditaties in te trekken of te schorsen van bodemintermediairs waarmee zij een overeenkomst hebben gesloten. Tot slot wordt hier vermeld dat ook de beheerders van logo’s, zoals de SIKB, de verplichtingen omtrent het gebruik van logo’s handhaven. Ook dit kan worden gezien als een vorm van privaatrechtelijke handhaving.
1
Daarnaast is er nog de systeem- en productcertificatie.
Sanctiestrategie Kwalibo pagina 10 van 79
Definitief | Sanctiestrategie Kwalibo | 30 november 2010
4
Interventiestrategie
Dit hoofdstuk beschrijft op welke wijze de VI en de IVW bepalen welk interventiemiddel wordt toegepast na constatering van een overtreding. Welk interventiemiddel wordt toegepast is afhankelijk van de omstandigheden waaronder de overtreding heeft plaatsgevonden, het gedrag van de overtreder en het wettelijk voorschrift dat is overtreden. Het toe te passen interventiemiddel vloeit voort uit het doorlopen van twee stappen: 1. Bepalen van de totaalscore voor omstandigheden en gedrag (paragraaf 4.1). 2. Raadplegen van de interventietabel (paragraaf 4.2). Paragraaf 4.3 bevat een toelichting op de interventietabel. Een beschrijving van de verschillende interventiemiddelen en de juridische aspecten die daarmee samenhangen is opgenomen in bijlage 4. 4.1
Stap 1: Totaalscore voor omstandigheden en gedrag
In deze stap stelt u per overtreding de totaalscore vast. De omstandigheden waaronder de overtreding is gepleegd en het gedrag van de overtreder worden “gescoord” en “gewogen”. Er zijn twee verschillende soorten van scores mogelijk. Voor de eerste geldt hoe hoger de score hoe zwaarder de overtreding (verzwarende omstandigheden en gedrag). Voor de tweede geldt hoe hoger de score hoe lichter de overtreding (verzachtende omstandigheden en gedrag). Scores Scores worden als volgt toegekend: Score
Wanneer
0 1 2
Een omstandigheid/gedrag doet zich niet voor of is niet aangetoond (bewezen)* Een omstandigheid/gedrag doet zich aantoonbaar (bewezen) in beperkte mate voor** Een omstandigheid/gedrag doet zich volledig voor en is aangetoond (bewezen)***
Toelichting *
Als uit de feiten en het onderzoek niet onomstotelijk is vast komen te staan dat een omstandigheid of gedrag van de overtreder zich heeft voorgedaan, moet in de tabel bij de score een 0 worden ingevuld. Voorbeelden: Fraude (bijvoorbeeld vervalsing van een document of het achterwege laten van informatie) is niet aan de orde: vul een 0 in bij “Fraudeaspecten zijn aan de orde bij de overtreding”. De toezichthouders van de VI doen overigens geen diepgaand onderzoek naar fraude. Wel maken zij bij vermoeden van fraude een procesverbaal op. Diepgaand onderzoek naar fraude is een taak voor opsporingsambtenaren, bijvoorbeeld van de VROM-IOD. De overtreder is niet onverschillig m.b.t. de gevolgen van de overtreding, hij heeft bijvoorbeeld direct maatregelen getroffen om herhaling te voorkomen: vul een 0 in bij “De overtreder heeft een “moet kunnen houding” en de gevolgen laten hem onverschillig en neemt hij op de koop toe”.
**
Een score van 1 kan alleen worden ingevuld bij de punten 1, 3, 4 en 7 van het onderdeel “verzwarende omstandigheden en gedrag” en punt 1 van het onderdeel “verzachtende omstandigheden en gedrag”. Ook hiervoor geldt dat de aanwezigheid van deze omstandigheden/gedrag uit de vastgestelde feiten moet blijken. Er moet dus voldoende bewijs voor zijn.
Sanctiestrategie Kwalibo pagina 11 van 79
Definitief | Sanctiestrategie Kwalibo | 30 november 2010
Voorbeelden: Door een verkeerde bemonstering is een beperkte verontreiniging in de bodem van een industrieterrein achtergebleven: vul een 1 in bij punt 3 van het onderdeel “verzwarende omstandigheden en gedrag”. Door de overtreding is een terrein iets minder waard geworden: vul een 1 in bij punt 7 van het onderdeel “verzwarende omstandigheden en gedrag”. ***
Als uit de feiten en het onderzoek onomstotelijk is vast komen te staan dat een omstandigheid of gedrag van de overtreder zich heeft voorgedaan, moet in de tabel bij de score een 2 worden ingevuld. Voorbeelden: Uit het onderzoek blijkt dat de overtreder een document heeft vervalst: vul een 2 in bij “Fraudeaspecten zijn aan de orde bij de overtreding”. In het onderzoek is vastgesteld dat 20m3 grond is verzet: vul een 2 in bij punt 4 van het onderdeel “verzachtende omstandigheden en gedrag”.
Wegingsfactoren In de wegingsfactoren komt tot uitdrukking welke belangen de VI en de IVW toekennen aan de verschillende omstandigheden waaronder de overtredingen hebben plaatsgevonden en het gedrag van de overtreder. Eindscore De score maal de wegingsfactor bepaalt de eindscore. De resultaten worden opgenomen in de tabel volgens het model dat hieronder is opgenomen. Deze tabel wordt ingevuld per overtreding. Per overtreding wordt namelijk het interventiemiddel vastgesteld.
Sanctiestrategie Kwalibo pagina 12 van 79
Definitief | Sanctiestrategie Kwalibo | 30 november 2010
1
2
3
4 5 6 7
8
2
Verzwarende omstandigheden en gedrag
Score
Wegingsfactor 9*
Eindscore
Fraudeaspecten zijn aan de orde bij de overtreding (vervalsen certificaten, analysestaten, rapporten etc. of het opzettelijk achterwege laten van informatie). Er is sprake van recidive. Dat wil zeggen: de overtreding van hetzelfde artikel van het Bbk of hetzelfde voorschrift in het normdocument is in de drie jaren voorafgaande aan de overtreding al eerder geconstateerd en de intermediair draagt kennis van de overtreding (die kennis kan blijken uit een eerdere correctie door een certificeringsinstelling of de Raad voor Accreditatie, een eerder toegepast interventiemiddel door de VI, de IVW of het bevoegde gezag Wbb/Wm of een mededeling, blijkende uit een toezichtsverslag, van een toezichthouder in het veld). De overtreding heeft geleid (wegingsfactor = 4) of kan zonder nader te treffen maatregelen leiden tot (wegingsfactor = 2) één of meer van de volgende situaties2: verslechtering van de bodemkwaliteit, het ten onrechte in stand houden van een slechte bodemkwaliteit (niet volledig gesaneerd) of vermenging van grondstromen met verschillende kwaliteit, of verslechtering van de kwaliteit van een oppervlaktewaterlichaam, of een illegale lozing in de bodem, het riool of op het oppervlaktewaterlichaam, of het in strijd met de regelgeving vervoeren, afgeven, reinigen, verwerken, opslaan of storten van bouwstoffen, grond, baggerspecie of afvalstoffen, of het aanleggen, installeren of in stand houden van voorzieningen, tanks of installaties waarvan de goede bodembeschermende werking niet (meer) is verzekerd. (Wanneer zich twee of meer situaties voordoen wordt de score in de eerste kolom verdubbeld. De eindscore is maximaal 8.) De overtreding kan de gezondheid schaden van omwonenden of toezichthouders. De overtreder heeft een “moet kunnen houding”, de gevolgen laten hem onverschillig en neemt hij op de koop toe. De overtreding heeft geleid tot een onjuist beeld of onjuiste besluitvorming door het bevoegde gezag. De overtreding heeft geleid tot financiële schade voor de overheid of heeft belangen van derden (omwonenden, concurrerende bedrijven) geschaad. Door de overtreding zijn de controle- of handhavingsmogelijkheden nadelig beïnvloed. Subtotaal
0, 1 of 2 0 of 2
4
0 of 8
0, 1 of 2
2 of 4
0, 2, 4 of 8
0, 1 of 2 0 of 2
4
0, 4 of 8
2
0 of 4
0 of 2
2
0 of 4
0, 1 of 2
1
0, 1 of 2
0 of 2
1
0 of 2
0, 9 of 18
A
Voorbeeld. Als uit handhavingsonderzoek alleen blijkt dat een saneringsonderzoek slecht is uitgevoerd dan kan dit hebben geleid tot het ten onrechte in stand houden van een slechte bodemkwaliteit (niet volledig gesaneerd). In dat geval is de wegingsfactor dus een 2. Als echter het handhavingsonderzoek aantoont dat vanwege het slecht uitgevoerde bodemonderzoek de sanering onvolledig is geweest dan is de wegingsfactor 4.
Sanctiestrategie Kwalibo pagina 13 van 79
Definitief | Sanctiestrategie Kwalibo | 30 november 2010
1
2
3
4
Verzachtende omstandigheden en gedrag
Score
Wegingsfactor 2
Eindscore
De overheid heeft een actieve rol gespeeld en is daardoor medeverantwoordelijk voor het ontstaan van de overtredingen. Het bevoegd gezag, de certificeringsinstelling of de Raad voor Accreditatie heeft al handhavend opgetreden tegen de intermediair. Bij handhavend optreden gaat het om een daadwerkelijk opgelegde sanctie. Een waarschuwing van het bevoegd gezag of een verklaring van nonconformiteit van een certificeringsinstelling is dus niet voldoende. De overtreder heeft direct, nadat hij kennis droeg van de niet opzettelijk begane overtreding**, maatregelen getroffen om gevolgen te beperken of ongedaan te maken of om herhaling te voorkomen. Als de overtreding een (eenmalig) incident betrof dan is de score 2. Als de overtreding vaker heeft plaatsgevonden dan is de score 1. Er is sprake van werkzaamheden met een geringe omvang (grondverzet van minder dan 25m3).
0, 1 of 2 0 of 2
3
0 of 6
0, 1 of 2
4
0, 4 of 8
0 of 2
2
0 of 4
0, 2 of 4
Subtotaal Totaalscore
B A–B
* Wanneer fraude aan de orde is zal altijd proces-verbaal worden opgemaakt. ** Onder opzettelijk handelen wordt verstaan het willens en wetens handelen. Hieronder valt ook het handelen waarbij de gevolgen op de koop toe worden genomen. Zoals hiervoor al aangegeven wordt per overtreding de totaalscore bepaald. De totaalscore wordt vermeerderd met 4 punten wanneer aantoonbaar is gebleken dat de overtreder meerdere overtredingen heeft begaan (er is sprake van cumulatie). Na het vaststellen van de totaalscore kan met behulp van de interventietabel in de volgende paragraaf worden bepaald welk(e) interventiemiddel(len) word(t)(en) ingezet.
Sanctiestrategie Kwalibo pagina 14 van 79
Definitief | Sanctiestrategie Kwalibo | 30 november 2010
4.2
Stap 2: Interventietabel
De tabel kan pas worden gebruikt na het bepalen van de totaalscore in stap 1 (paragraaf 4.1). Wettelijk voorschrift
Overtreder
Situatie
Totaalscore
Artikel 15, eerste lid Besluit bodemkwaliteit: Erkenning verplicht voor werkzaamheden die bij ministeriële regeling zijn aangewezen
Intermediair
Tijdens uitvoering werkzaamheid wordt geconstateerd dat uitvoerder niet beschikt over erkenning Na uitvoering wordt geconstateerd dat uitvoerder niet beschikte over erkenning
n.v.t.
0 - 16
17 -
Artikel 15, tweede lid Besluit bodemkwaliteit: Natuurlijke personen die monsterneming bij partijkeuringen, veldwerk of milieukundige begeleiding uitvoeren moeten op erkenning zijn geregistreerd
Intermediair
Tijdens uitvoering werkzaamheid wordt geconstateerd dat persoon niet staat vermeld op erkenning Na uitvoering wordt geconstateerd dat persoon niet stond vermeld op erkenning
n.v.t.
0 - 16
Interventiemiddel Bestuursrechtelijk Strafrechtelijk Last onder bestuursdwang PV zonder voorafgaande last (stillegging werkzaamheden)
Last onder dwangsom: € 10.000,- voor iedere keer dat een werkzaamheid wordt uitgevoerd zonder daartoe verleende erkenning met een maximum van € 50.000,(Gedeeltelijke) schorsing voor ten hoogste 3 mnd of (gedeeltelijke) intrekking (Dit is alleen aan de orde als de intermediair voor een ander normdocument wel beschikt over een erkenning) Last onder bestuursdwang zonder voorafgaande last (stillegging werkzaamheden)
PV
Last onder dwangsom: € 5.000,- voor iedere keer dat een werkzaamheid wordt uitgevoerd zonder daartoe verleende erkenning met een maximum van
PV
PV
PV
Sanctiestrategie Kwalibo pagina 15 van 79
Definitief | Sanctiestrategie Kwalibo | 30 november 2010
Wettelijk voorschrift
Overtreder
Situatie
Totaalscore
17 -
Artikel 16 Besluit bodemkwaliteit: Het is verboden een resultaat van een werkzaamheid te gebruiken dat geen betrouwbaar beeld verschaft
Particulier3 Bedrijf4
Resultaat gebruiken Idem
n.v.t. 0 - 11 12 - 16
17 -
Artikel 17 Besluit bodemkwaliteit: Uitvoerder moet onafhankelijk zijn van opdrachtgever
Intermediair of certificeringsinstelling
Geen functiescheiding in acht genomen
0 - 11 12 - 16
17 -
3 4
Interventiemiddel Bestuursrechtelijk Strafrechtelijk € 25.000,(Gedeeltelijke) schorsing PV voor ten hoogste 3 mnd of (gedeeltelijke) intrekking Geen Geen Waarschuwingsbrief Geen Last onder dwangsom: Geen € 7500,- voor iedere keer dat dit artikel wordt overtreden met een maximum van € 37.500,Last onder bestuursdwang bij (dreigend) gevaar voor het milieu, de veiligheid of de gezondheid (Gedeeltelijke) schorsing PV voor ten hoogste 3 mnd of (gedeeltelijke) intrekking Waarschuwingsbrief Geen Last onder dwangsom: Geen € 5000,- voor iedere keer dat dit artikel wordt overtreden met een maximum van € 25.000,Last onder bestuursdwang bij (dreigend) gevaar voor het milieu, de veiligheid of de gezondheid. (Gedeeltelijke) schorsing PV voor ten hoogste 3 mnd of
Een particulier is een natuurlijke persoon die zijn activiteiten niet in de uitoefening van beroep of bedrijf uitvoert. De VI en IVW treden in principe niet handhavend op tegen particulieren. Artikel 16 kan ook worden overtreden door een opdrachtgever. Als deze opdrachtgever een bedrijf is zullen de VI en de IVW ook tegen deze opdrachtgever handhavend optreden.
Sanctiestrategie Kwalibo pagina 16 van 79
Definitief | Sanctiestrategie Kwalibo | 30 november 2010
Wettelijk voorschrift
Artikel 18 Besluit bodemkwaliteit: Het handelen in strijd met normdocument is verboden. Voorschriften met een puur administratief of procedureel karakter
Voorschriften waarbij de niet naleving (nadelige) invloed kan hebben op het milieu, de veiligheid, de gezondheid of het resultaat van de werkzaamheid (kritische afwijking)
Overtreder
Situatie
Totaalscore
Interventiemiddel Bestuursrechtelijk Strafrechtelijk (gedeeltelijke) intrekking
Intermediair of certificeringsinstelling
Niet naleven normdocument
n.v.t.
Intermediair of certificeringsinstelling
Idem
0 - 11 12 - 16
Geen, wel eventueel richting CI of RvA (heeft wellicht normdocument niet nageleefd) Waarschuwingsbrief Last onder dwangsom: € 7500,- voor iedere keer dat dit voorschrift wordt overtreden met een maximum van € 37.500,Last onder bestuursdwang bij (dreigend) gevaar voor het milieu, de veiligheid of de gezondheid (Gedeeltelijke) schorsing voor ten hoogste 3 mnd of (gedeeltelijke) intrekking Waarschuwingsbrief Last onder dwangsom: € 5000,- voor iedere keer dat dit voorschrift wordt overtreden met een maximum van € 25.000,Last onder bestuursdwang bij (dreigend) gevaar voor het milieu, de veiligheid of de gezondheid (Gedeeltelijke) schorsing
17 -
Voorschriften waarbij de niet naleving de controlemogelijkheden kan beïnvloeden van de overheid of certificeringsinstellingen/Raad voor Accreditatie
Intermediair of certificeringsinstelling
Idem
0 - 11 12 - 16
17 -
Geen
Geen Geen
PV
Geen Geen
PV
Sanctiestrategie Kwalibo pagina 17 van 79
Definitief | Sanctiestrategie Kwalibo | 30 november 2010
Wettelijk voorschrift
Overtreder
Situatie
Totaalscore
Artikel 19 Besluit bodemkwaliteit. Een uitgesproken faillissement of surseance van betaling moet worden gemeld aan Bodem+
Intermediair of certificeringsinstelling
Geen melding gedaan
n.v.t.
Artikel 20 Besluit bodemkwaliteit: Een schorsing of intrekking certificaat/accreditatie moet worden gemeld aan Bodem+
Certificeringsinstelling
Idem
0 - 11 12 - 16
17 -
5
Interventiemiddel Bestuursrechtelijk Strafrechtelijk voor ten hoogste 3 mnd of (gedeeltelijke) intrekking Aan Bodem+ melden dat Geen erkenning moet worden ingetrokken op grond van artikel 23, eerste lid, onder d. Waarschuwingsbrief Geen Last onder dwangsom: Geen € 5000,- voor iedere keer dat dit artikel wordt overtreden met een maximum van € 25.000,Last onder bestuursdwang bij (dreigend) gevaar voor het milieu, de veiligheid of de gezondheid (Gedeeltelijke) schorsing PV voor ten hoogste 3 mnd of (gedeeltelijke) intrekking Gesprek met directeur Geen
Raad voor Accreditatie
Idem
n.v.t.
Artikel 21 Besluit bodemkwaliteit: Aanvraag moet buiten behandeling worden gelaten
Bestuursorgaan
n.v.t.
Gesprek met bestuursorgaan Bij herhaling zal de Minister van VROM geadviseerd worden om een aanwijzing te geven
Geen
Artikel 22 Besluit bodemkwaliteit: Het
Particulier5
Aanvraag van bepaalde genoemde beschikkingen niet buiten behandeling gelaten terwijl daarbij gegevens zijn gevoegd van een niet erkende intermediair Ter voldoening aan
n.v.t.
Geen
Geen
Een particulier is een natuurlijke persoon die zijn activiteiten niet in de uitoefening van beroep of bedrijf uitvoert. De VI en IVW treden in principe niet handhavend op tegen particulieren.
Sanctiestrategie Kwalibo pagina 18 van 79
Definitief | Sanctiestrategie Kwalibo | 30 november 2010
Wettelijk voorschrift
Overtreder
Situatie
Bedrijf6
wettelijke verplichting zijn gegevens aan bestuursorgaan verstrekt afkomstig van niet erkende intermediair Idem
Intermediair
Idem
is verboden om aan een bestuursorgaan gegevens te verstrekken van niet erkende intermediair
Totaalscore
Interventiemiddel Bestuursrechtelijk Strafrechtelijk
0 - 11 12 - 16
Waarschuwingsbrief Last onder dwangsom: € 5000,- voor iedere keer dat dit artikel wordt overtreden met een maximum van € 25.000,Last onder bestuursdwang bij (dreigend) gevaar voor het milieu, de veiligheid of de gezondheid Idem Waarschuwingsbrief Last onder dwangsom: € 5000,- voor iedere keer dat dit artikel wordt overtreden met een maximum van € 25.000,Last onder bestuursdwang bij (dreigend) gevaar voor het milieu, de veiligheid of de gezondheid (Gedeeltelijke) schorsing voor ten hoogste 3 mnd of (gedeeltelijke) intrekking
17 0 - 11 12 - 16
17 -
6
Geen Geen
PV Geen Geen
PV
Artikel 16 kan ook worden overtreden door een opdrachtgever. Als deze opdrachtgever een bedrijf is zullen de VI en de IVW ook tegen deze opdrachtgever handhavend optreden.
Sanctiestrategie Kwalibo pagina 19 van 79
Definitief | Sanctiestrategie Kwalibo | 30 november 2010
Sanctiestrategie Kwalibo pagina 20 van 79
Definitief | Sanctiestrategie Kwalibo | 30 november 2010
4.3
Toelichting interventietabel
4.3.1
Hoogte dwangsombedragen
De hoogte van de bedragen moet in een redelijke verhouding staan tot de zwaarte van het geschonden belang en tot de beoogde werking van de dwangsom (artikel 5:32b Awb). Daarbij zal rekening kunnen worden gehouden met het financiële voordeel dat de overtreder heeft bij voortzetting of herhaling van de overtreding (zie bijlage 4, par. 4.2). De kosten die zijn gemoeid met de naleving van de erkenningsverplichting (artikel 15 Bbk) zijn in 2005 berekend door VROM (mede op basis van een onderzoek uitgevoerd door PriceWaterhouseCoopers). Deze kosten lopen per bedrijf uiteen van 5000,- tot 8000,- euro per jaar. Het niet naleven van de (erkennings)verplichting levert dan ook voor een bedrijf een financieel voordeel op van tussen de 5000,- en 8000,- euro per jaar. Om van een dwangsom een voldoende prikkel te laten uitgaan zal deze in principe op 10.000,euro worden gezet voor iedere keer dat een werkzaamheid wordt uitgevoerd zonder erkenning met een maximum van 50.000,- euro. Deze bedragen worden hoger of lager gesteld wanneer het financiële voordeel dat de overtreder heeft behaald duidelijk hoger of lager is. Indien een aannemer zonder erkenning een bodemsanering uitvoert voor een totaalbedrag van 2000,- euro dan ligt een dwangsom van 3000,- euro per overtreding meer voor de hand dan 10.000,- euro per overtreding. Ten aanzien van de overige verplichtingen zijn geen berekeningen bekend. In de interventietabel zijn hiervoor indicatieve bedragen opgenomen. Over het algemeen kunnen deze worden gehanteerd. In specifieke situaties kan daarvan gemotiveerd worden afgeweken. In iedere casus zal in elk geval moeten worden bekeken wat het financiële voordeel voor de overtreder was en of dit voordeel niet teveel afwijkt van het in de tabel genoemde normbedrag. 4.3.2
Afwijkingen van interventietabel
Tegen overtredingen door de Raad voor Accreditatie (= bestuursorgaan) wordt opgetreden via de contactpersoon bij VROM (gesprek met directeur en nadere afspraken maken). Tegen overtredingen van artikel 16 of 22 van het Besluit bodemkwaliteit begaan door particulieren wordt niet opgetreden. Wel zal in die zaken handhavend worden opgetreden tegen de betrokken bodemintermediairs conform de hiervoor beschreven aanpak. Particulieren zijn natuurlijke personen die hun activiteiten niet in de uitoefening van beroep of bedrijf uitvoeren. Er wordt geen sanctie opgelegd wanneer voor de overtreding een rechtvaardigingsgrond bestond (zie artikel 5:5 van de Algemene wet bestuursrecht). Rechtvaardigingsgronden zijn bijvoorbeeld overmacht, handelen ter uitvoering van een wettelijk voorschrift en handelen ter uitvoering van een bevoegd gegeven ambtelijk bevel. Als zich een rechtvaardigingsgrond voordoet, is de gedraging in het concrete geval niet in strijd met het recht en kan er niet worden gehandhaafd.
Sanctiestrategie Kwalibo pagina 21 van 79
Definitief | Sanctiestrategie Kwalibo | 30 november 2010
Als zich een van de volgende uitzonderlijke gevallen voordoet wordt in afwijking van de interventietabel geen bestuursrechtelijke sanctie toegepast7: o Handhaving zou leiden tot aperte onbillijkheden. Dit kan het geval zijn in overmacht- en overgangsituaties. Bij overmachtsituaties heeft handhaving van de wettelijke regels bijvoorbeeld ongewenste consequenties uit een oogpunt van milieubeheer. Een voorbeeld van overmacht (uit het gezamenlijk beleidskader gedogen) is een geval waarbij toeleveranciers van afval, als gevolg van een tijdelijke storing bij een afvalverwerkingsbedrijf, in de onmogelijkheid verkeren zich te houden aan de maximum duur van opslag die hun bij vergunningvoorschrift is toegestaan. In een overgangssituatie kan gedogen aanvaardbaar zijn, indien de consequenties van handhaving niet in een redelijke verhouding staan tot de belangen die met (onmiddellijke) handhaving zouden zijn gediend. Dat kan het geval zijn wanneer er sprake is van een op handen zijnde wijziging van de regelgeving of een normdocument waarmee de gedraging binnen afzienbare tijd niet meer is aan te merken als een overtreding. o Het achterliggende belang is evident beter gediend met gedogen. Het belang, dat de norm primair beoogt te beschermen, is doorgaans gediend met een grote mate van naleving en zonodig daartoe strekkende handhaving. Echter in uitzonderingsgevallen, die de wetgever niet heeft voorzien, kan het voorkomen dat dit achterliggende belang evident beter is gediend met (tijdelijk) en al dan niet onder voorwaarden afzien van handhaven. o Een zwaarder wegend belang rechtvaardigt gedogen. Volgens de jurisprudentie moet telkens worden bezien of er andere betrokken belangen zijn die zouden zijn gediend bij afzien van handhaving en of deze belangen zwaarder dienen te wegen dan de belangen die met handhaving zijn gediend. Uit de jurisprudentie blijkt echter tevens dat de uitkomst van die belangenafweging er slechts in uitzonderlijke gevallen toe noopt om te gedogen.
4.3.3
Schorsen/intrekken
In alle gevallen waarbij de totaalscore 17 punten of meer bedraagt volgt een gehele of gedeeltelijke schorsing van de erkenning. Deze schorsing wordt voor maximaal 3 maanden opgelegd. De duur van de schorsing is afhankelijk van de termijn die het bedrijf nodig heeft om de nodige herstelmaatregelen te treffen teneinde herhaling van de overtreding(en) te voorkomen. Deze herstelmaatregelen kunnen betrekking hebben op de organisatie, het in te zetten personeel, de apparatuur etc. Wanneer het bedrijf binnen de gestelde schorsingstermijn niet alle vereiste maatregelen heeft getroffen volgt gehele of gedeeltelijke intrekking van de erkenning. Wanneer vast komt te staan dat de noodzakelijke herstelmaatregelen meer dan 3 maanden vergen wordt de erkenning niet geschorst maar (geheel of gedeeltelijk) 7
Deze gevallen zijn gebaseerd op de kabinetsnota “Grenzen aan gedogen” (Kamerstukken II 1996-97, nr. 25085), het gezamenlijk beleidskader gedogen dat is neergelegd in een brief van de Ministers van VROM en van V&W (Kamerstukken II 1991-92, nr. 22343), de brief van 4 december 2003 van de Minister van VROM die mede namens de Minister van V&W en Justitie aan de Tweede Kamer is aangeboden (Kamerstukken II 2003/04, 22343, nr. 82) en jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State inzake de beginselplicht tot handhaving.
Sanctiestrategie Kwalibo pagina 22 van 79
Definitief | Sanctiestrategie Kwalibo | 30 november 2010
ingetrokken. Intrekking vindt ook plaats indien het niet aannemelijk is dat de intermediair de noodzakelijke maatregelen treft. In dat geval heeft het namelijk geen zin om het bedrijf nog ruimte te bieden om zelf orde op zaken te stellen. Of de erkenning geheel of gedeeltelijk moet worden geschorst of ingetrokken zal per geval worden bepaald. Een schorsing/intrekking van de gehele erkenning (voor alle werkzaamheden, persoonsvermeldingen en vestigingen) is alleen aan de orde wanneer het voor alle activiteiten van alle vestigingen niet aannemelijk is dat de regels worden nageleefd. Over het algemeen zal een schorsing/intrekking alleen betrekking hebben op een bepaalde vestiging en op een bepaalde werkzaamheid of persoon. 4.3.4
Zienswijze
In de meeste gevallen zal aan de betrokkene zijn zienswijze worden gevraagd (met een voornemen brief) voordat een sanctie wordt opgelegd. De zienswijze kan er toe leiden dat de stappen beschreven in de paragrafen 4.1 en 4.2 opnieuw doorlopen moeten worden. Er zijn dan namelijk meer gegevens bekend waardoor (mogelijk) meer of juist minder scores kunnen worden toegekend. De zienswijze en het opnieuw doorlopen van de stappen kunnen er derhalve toe leiden dat geen of een ander interventiemiddel wordt toegepast. Dezelfde werkwijze wordt toegepast bij de verplichte heroverweging naar aanleiding van een ingediend bezwaarschrift. In spoedeisende situaties zal direct een besluit tot schorsing of intrekking worden genomen zonder dat de betrokken intermediair in de gelegenheid wordt gesteld om eerst zijn zienswijze daarover te geven (zie artikel 4:11 Awb). Van een spoedeisende situatie is sprake wanneer de overtreding(en) qua aard of omvang zeer ernstig is/zijn, zoals meerdere vervalsingen van documenten of certificaten of het structureel niet naleven van een protocol. 4.4
8
Informatie-uitwisseling De betrokken organisaties (gemeenten, provincies, waterschappen, Bodem+, het Regionaal Milieu Team, het Openbaar Ministerie, certificeringsinstellingen, de Raad voor Accreditatie en de beheerder van het normdocument) krijgen een afschrift van een waarschuwingsbrief, last onder bestuursdwang/dwangsom en een besluit tot schorsing en intrekking van een erkenning. Indien dat voor het uitvoeren van de handhavingstaak nodig is zal bij certificeringsinstellingen en de Raad voor Accreditatie actief informatie worden ingewonnen. Ook bij bodemintermediairs (bijvoorbeeld laboratoria) vindt dat zonodig plaats. Indien deze organisaties niet vrijwillig medewerking verlenen zal de informatie op grond van de Algemene wet bestuursrecht worden gevorderd. In het uiterste geval zal deze vordering met een dwangsombeschikking worden ondersteund8. Wanneer de geconstateerde overtredingen daartoe aanleiding geven, bijvoorbeeld omdat deze kunnen leiden tot ondergraving van het publiekprivate-systeem, zal de VI of de IVW een klacht indienen bij de desbetreffende certificeringsinstelling.
De inspecties zijn in gesprek met de RvA en certificeringsinstellingen om op een juiste manier, met in achtneming van de bevoegdheden en verantwoordelijkheden, afspraken te maken over informatie uitwisseling. In principe zijn certificeringsinstellingen niet zondermeer genegen hun bevindingen over een certificaathouder over te dragen aan de VI of de IVW.
Sanctiestrategie Kwalibo pagina 23 van 79
Definitief | Sanctiestrategie Kwalibo | 30 november 2010
4.5
Afstemming inzet interventiemiddelen
In sommige gevallen kan er sprake zijn van een overtreding waarbij zowel de VI/IVW als het bevoegd gezag Wbb bevoegd zijn om daartegen handhavend op te treden. Denk bijvoorbeeld aan een overtreding van artikel 15 Bbk (zonder erkenning of vermelding uitvoeren van een bodemsanering). Als er sprake is van zo’n overlap in bevoegdheden zal worden bezien waar het zwaartepunt ligt. Bij een geconstateerde overtreding van het BUS, RUS, het saneringsplan of de saneringsbeschikking ligt het primaat bij het bevoegd gezag Wbb. Dat orgaan zal daar dan ook tegen moeten optreden. In deze gevallen, waarbij er vaak ook sprake is van een overtreding van een normdocument, zal de VI of de IVW in beginsel dus niet optreden. Alleen wanneer het bevoegd gezag om wat voor reden dan ook niet optreedt zal de VI/IVW zelf overeenkomstig deze sanctiestrategie handhavend optreden. Uit de kwaliteitseisen voor de milieuhandhaving vloeit voort dat de VI/IVW zijn handhavingsactiviteiten moet afstemmen met het bevoegd gezag Wbb. Voor de hiervoor genoemde gevallen waar er sprake is van overlap in bevoegdheden is dat in elk geval nodig. Al is het maar om te voorkomen dat terzake dezelfde gedraging tweemaal een bestuurlijke sanctie wordt opgelegd (zie ook art. 5:6 Awb dat dit verbiedt). Voordat de VI/IVW een handhavingsbrief of -beschikking stuurt naar de overtreder zal eerst afstemming plaatsvinden met het bevoegd gezag Wbb. Als dat bevoegde gezag ook voornemens is om handhavend op te treden zal in onderling overleg worden bepaald wie wat doet. In daarvoor in aanmerking komende gevallen zou de VI/IVW aan het bevoegde gezag kunnen voorstellen om in hun handhavingsbrief of beschikking een passage op te nemen dat betrekking heeft op het registreren van de overtreding in Holmes. Overigens zal in alle gevallen in ogenschouw moeten worden genomen dat bodemintermediairs over het algemeen gemeente- en provinciegrenzen overschrijdend handelen. Ook als het bevoegd gezag optreedt is het dus gerechtvaardigd dat de VI/IVW zijn verantwoordelijkheid neemt en daar waar nodig zelf ook intervenieert.\ Tot slot wordt opgemerkt dat voor het werkveld van de IVW waarschijnlijk niet snel sprake zal zijn van overlap in bevoegdheden.
Sanctiestrategie Kwalibo pagina 24 van 79
Definitief | Sanctiestrategie Kwalibo | 30 november 2010
Sanctiestrategie Kwalibo pagina 25 van 79
Definitief | Sanctiestrategie Kwalibo | 30 november 2010
Bijlage 1: Definities
Accreditatie
Bewijs waarmee de Raad voor Accreditatie kenbaar maakt dat gedurende een bepaalde periode een gerechtvaardigd vertrouwen bestaat dat de hierin genoemde persoon of instelling competent is voor het uitvoeren van de desbetreffende werkzaamheid.
Bestuursrechtelijke handhaving
Het, na een geconstateerde overtreding, toepassen van een bestuursrechtelijk interventiemiddel dat is gericht op beëindiging van die overtreding of het voorkomen van herhaling (herstelsanctie).
BUS-sanering
Sanering die wordt uitgevoerd onder het regime van het Besluit en de Regeling uniforme saneringen.
Certificaat
Verklaring waarmee een certificeringsinstelling kenbaar maakt dat gedurende een bepaalde periode een gerechtvaardigd vertrouwen bestaat dat de hierin genoemde (rechts)persoon voldoet aan het voor de certificering geldende normdocument
Erkenning
Beschikking, afgegeven door Agentschap NL/Bodem+ (met mandaat van de Ministers van VROM en VenW), waarbij wordt vastgesteld dat een persoon of een instelling voldoet aan de wettelijke voorwaarden voor erkenning (o.a. gecertificeerd of geaccrediteerd, niet in staat van faillissement of surseance van betaling en geen overtredingen begaan in de drie jaren voorafgaande aan de aanvraag).
Fraude
Niet juridische term. In deze sanctiestrategie verstaan we hieronder het verwijtbaar niet, onvolledig of onjuist behandelen van gegevens in het kader van wet- en regelgeving. De gedraging moet daarbij als oogmerk of gevolg hebben het verminderen of tenietdoen van een plicht (nadeel) of het ontstaan of vergroten van een recht (voordeel). Voorbeelden van fraude zijn: het vervalsen van een document (certificaat, analysestaat, bodemrapport etc.) en het bewust achterwege laten van informatie die van invloed is op het resultaat. Het afzien van handhaving. Waarschuwingsbrief, last onder bestuursdwang, last onder dwangsom, schorsing van een erkenning, intrekking van een erkenning en een proces-verbaal.
Gedogen Interventiemiddel
Kwalibo
Staat voor KWALIteitsborging BOdembeheer. Met deze term wordt veelal de wettelijke regeling bedoeld die is opgenomen in hoofdstuk 2 van het Besluit en de Regeling bodemkwaliteit.
Sanctiestrategie Kwalibo pagina 26 van 79
Definitief | Sanctiestrategie Kwalibo | 30 november 2010
Last onder bestuursdwang
Herstelsanctie, inhoudende: a. een last tot geheel of gedeeltelijk herstel van de overtreding, en b. de bevoegdheid van het bestuursorgaan om de last door feitelijk handelen ten uitvoer te leggen, indien de last niet of niet tijdig wordt uitgevoerd.
Last onder dwangsom
Herstelsanctie, inhoudende: a. een last tot geheel of gedeeltelijk herstel van de overtreding, en b. de verplichting tot betaling van een geldsom indien de last niet of niet tijdig wordt uitgevoerd.
Normadressaat Normdocument
Degene voor wie een bepaalde verplichting geldt. Een voor een werkzaamheid in de bodem (waarvoor een erkenning verplicht is) in de Regeling bodemkwaliteit aangewezen beoordelingsrichtlijn, protocol of andere richtlijn, code, aanbeveling of norm die of dat eisen bevat ter bevordering van de kwaliteit van werkzaamheden of de uitvoering daarvan.
Opzet
Willens en wetens handelen. Hieronder valt ook het handelen waarbij de gevolgen op de koop toe worden genomen.
Overgangssituatie
Situatie waarin de wetgeving, een normdocument of de omstandigheden veranderen.
Overmachtsituatie
Situatie waarbij het niet mogelijk is om een verplichting na te leven. Natuurlijke persoon die zijn activiteiten niet in de uitoefening van beroep of bedrijf uitvoert.
Particulier Recidive
Strafrechtelijke handhaving
De overtreding van hetzelfde artikel van het Bbk of hetzelfde voorschrift in het normdocument is in de drie jaren voorafgaande aan de overtreding al eerder geconstateerd en de intermediair draagt kennis van de overtreding (die kennis kan blijken uit een eerdere correctie door een certificeringsinstelling of de Raad voor Accreditatie, een eerder toegepast interventiemiddel door de VI, de IVW of het bevoegde gezag Wbb/Wm of een mededeling, blijkende uit een toezichtsverslag, van een toezichthouder in het veld). Het, na een geconstateerde overtreding, toepassen van een interventiemiddel dat is gericht op leedtoevoeging aan de overtreder.
Verzwarende omstandigheid of gedrag
Een omstandigheid of gedrag die/dat ertoe leidt dat een overtreding hoger scoort dan zonder deze omstandigheid het geval zou zijn
Verzachtende omstandigheid of gedrag
Een omstandigheid of gedrag die/dat ertoe leidt dat een overtreding lager scoort dan zonder deze omstandigheid het geval zou zijn.
Werkzaamheid
Een in artikel 2.1 van de Regeling bodemkwaliteit aangewezen handeling, die wordt uitgevoerd met betrekking tot bodem, grond, baggerspecie of bouwstoffen.
Sanctiestrategie Kwalibo pagina 27 van 79
Definitief | Sanctiestrategie Kwalibo | 30 november 2010
Sanctiestrategie Kwalibo pagina 28 van 79
Definitief | Sanctiestrategie Kwalibo | 30 november 2010
Sanctiestrategie Kwalibo pagina 29 van 79
Definitief | Sanctiestrategie Kwalibo | 30 november 2010
Bijlage 2: Beschrijving wettelijk kader
1. Inleiding Vanaf 1 oktober 2006 is de wettelijke regeling, die bekend staat als Kwalibo (KWALIteitsborging BOdembeheer), gefaseerd in werking getreden. Deze regeling vindt zijn oorsprong in de jaren 90 van de vorige eeuw toen diverse rapporten verschenen die wezen op onregelmatigheden in het bodembeheer. De toenmalige Minister Pronk gaf de aanzet tot een pakket aan maatregelen dat moest leiden tot de noodzakelijke verbeteringen. Eén van de door Pronk aangekondigde maatregelen betrof een wettelijke regeling voor bodemintermediairs. Met deze regeling moest zowel de kwaliteit van de uitvoering als de integriteit van de bodemintermediairs verbeterd worden. Concrete voornemens staan verwoord in de beleidsnotitie “Bodembeheer op goede gronden” die op 7 oktober 2003 is aangeboden aan de Tweede Kamer. In eerste instantie was de Kwalibo-regeling opgenomen in een aparte AMvB en ministeriële regeling: het Besluit en de Regeling uitvoeringskwaliteit bodembeheer. Per 1 januari 2008 zijn deze AMvB en ministeriële regeling opgegaan in het Besluit en de Regeling bodemkwaliteit (het huidige hoofdstuk 2 van zowel het besluit als de regeling). De regelgeving ligt op vier niveaus: 1. De wettelijke grondslag staat in hoofdstuk 11 van de Wet milieubeheer. Deze grondslag is breder dan bodembeheer en biedt de mogelijkheid ook voor andere milieubeleidsvelden eisen te stellen aan de kwaliteit van de uitvoering en de integriteit van de uitvoerders. Inmiddels is dat ook gebeurd met de implementatie van de Annex II richtlijn (afvalstoffen). 2. De uitwerking met regels voor het bodembeheer zijn opgenomen in hoofdstuk 2 van het Bbk. 3. Hoofdstuk 2 van de Regeling bodemkwaliteit (Rbk) bevat weer een uitwerking van het Bbk. 4. De verschillende normdocumenten die de basis vormen voor de certificering en accreditatie en die door de uitvoerders moeten worden nageleefd (de normdocumenten zijn voor de verschillende werkzaamheden aangewezen in bijlage C van de Regeling bodemkwaliteit). De Kwalibo-regeling bevat verplichtingen voor bodemintermediairs, bestuursorganen en opdrachtgevers/eigenaren. De verplichtingen voor deze normadressaten komen hierna aan de orde. 2. Verplichtingen voor bodemintermediairs De verplichtingen voor bodemintermediairs gelden voor iedereen die een in de Rbk aangewezen werkzaamheid uitvoert, dus zowel voor private als publieke organisaties. Een uitzondering is echter gemaakt voor werkzaamheden die worden verricht: ter uitvoering van een wettelijke taak door of in opdracht van een bestuursorgaan (bijvoorbeeld werkzaamheden in het kader van toezicht); ter opsporing of vervolging van strafbare feiten (zie artikel 66, tweede lid Bbk). Sanctiestrategie Kwalibo pagina 30 van 79
Definitief | Sanctiestrategie Kwalibo | 30 november 2010
Werkzaamheden die in opdracht van een gemeente, provincie, waterschap, Rijkswaterstaat of een andere overheid (die bijvoorbeeld eigenaar is van een terrein) worden uitgevoerd buiten het kader van een wettelijke taak, vallen uiteraard wel onder hoofdstuk 2 van het Besluit bodemkwaliteit).
2.1 Erkenning verplicht (artikel 15, eerste lid Bbk) Het is verboden een werkzaamheid uit te voeren zonder daartoe verleende erkenning. Erkenning Een erkenning is een beschikking die wordt afgegeven door Bodem+ (op grond van een mandaat van de Ministers van VROM en VenW). Bodem+ verleent een erkenning indien de aanvrager is gecertificeerd of geaccrediteerd en voldoet aan een aantal integriteitseisen. Daarnaast mag de aanvrager niet in staat van faillissement of surseance van betaling verkeren. Op de website van Bodem+ staan de erkende personen en instellingen vermeld. Werkzaamheid Een werkzaamheid is een in de Rbk aangewezen handeling die wordt uitgevoerd met betrekking tot bodem, grond, baggerspecie of bouwstoffen (artikel 1 Bbk). Het Rbk wijst in artikel 2.1 de werkzaamheden aan waarvoor een erkenning verplicht is. Hetzelfde overzicht is opgenomen in bijlage C van die regeling. Uit artikel 2.1, tweede lid van het Rbk volgt dat voor een aantal werkzaamheden alleen een erkenning verplicht is voor zover deze worden uitgevoerd: ter verkrijging van een van de volgende beschikkingen: Wm-vergunning, instemming nazorgplan voor gesloten stortplaatsen, beschikking ernst van de verontreiniging (Wbb), beschikking spoedeisendheid om het geval te saneren, beschikkingen in het kader van het Besluit uniforme saneringen, beschikking instemming evaluatieverslag en nazorgplan en instemming met alleen verstrekken van nader onderzoek en saneringsplan met betrekking tot een bepaald gedeelte van het geval; ter voldoening aan een wettelijke verplichting die is gesteld bij of krachtens artikel 8.40 Wm (bijvoorbeeld Activiteitenbesluit), de artikelen 6.6 en 6.7 van de Waterwet en de artikelen 6 tot en met 12, 27, 39, 39b, 70 en 72 van de Wet bodembescherming, of ter voldoening aan een wettelijk voorschrift indien daarin is bepaald dat de werkzaamheid moet worden uitgevoerd door een erkende persoon of instelling. Uit deze uitzonderingen vloeit bijvoorbeeld voort dat bodemonderzoek dat alleen wordt uitgevoerd in het kader van een onroerend goed transactie buiten de erkenningsverplichting valt. Een andere uitzondering op de erkenningsverplichting vloeit voort uit artikel 15, derde lid Bbk. Wanneer een werkzaamheid wordt uitgevoerd voor het verkrijgen van een certificaat of een accreditatie dan is een erkenning niet verplicht. Deze uitzondering geldt alleen voor de specifieke werkzaamheid die wordt verricht om het (accreditatie) certificaat te behalen. Een redelijke uitleg van deze uitzondering houdt in dat de uitvoerder ten minste een overeenkomst met een certificeringsinstelling of de Raad voor Accreditatie zal moeten kunnen overleggen waaruit blijkt dat hij Sanctiestrategie Kwalibo pagina 31 van 79
Definitief | Sanctiestrategie Kwalibo | 30 november 2010
serieus bezig is met het behalen van een certificaat. In een concreet geval waarbij een persoon of bedrijf zich op deze uitzondering beroept zal de inspectiemedewerker contact op moeten nemen met de desbetreffende certificeringsinstelling of de Raad voor Accreditatie om een en ander te verifiëren. 2.2 Vermelding natuurlijke personen op erkenning (artikel 15, tweede lid Bbk) Als de erkenningaanvraag (mede) betrekking heeft op monsterneming bij partijkeuringen, veldwerk of milieukundige begeleiding dan moet van de (natuurlijke) personen die deze werkzaamheden feitelijk uitvoeren, een verklaring omtrent het gedrag worden overgelegd (artikel 10, eerste lid, onder e en artikel 9, tweede lid Bbk j.o. 2.3 Rbk). Deze natuurlijke personen moeten bovendien op de erkenning staan vermeld. Wanneer een persoon die niet op de erkenning staat vermeld een van de drie hiervoor genoemde werkzaamheden verricht, overtreedt hij artikel 15, tweede lid van het Bbk. Zelfstandigen zonder personeel (zzp’ ers) moeten ook op de erkenning staan vermeld van het bedrijf dat de milieukundige begeleiding in opdracht uitvoert. De vermeldingsverplichting geldt niet wanneer de werkzaamheid wordt uitgevoerd voor het verkrijgen van een (accreditatie) certificaat. Zie vorige paragraaf. 2.3 Gebruiken resultaat dat geen betrouwbaar beeld verschaft (artikel 16 Bbk) Het is verboden om een resultaat van een werkzaamheid te gebruiken of aan een ander ter beschikking te stellen indien je weet of redelijkerwijs kunt vermoeden dat dit resultaat, gelet op het doel waarvoor het wordt gebruikt, geen betrouwbaar beeld verschaft van de eigenschappen, aard, hoedanigheid of samenstelling van de bodem, grond, baggerspecie of bouwstof (artikel 16 Bbk). Bestuursorganen zullen er bij de besluitvorming over het algemeen van uit (mogen) gaan dat de bodemgegevens die afkomstig zijn van een erkende bodemintermediair betrouwbaar zijn. Niettemin valt niet uit te sluiten dat deze gegevens (resultaten van werkzaamheden) zijn gemanipuleerd, vervalst of voor een ander doel gegenereerd. Het bevoegd gezag zal daar alert op moeten zijn en in het kader van een zorgvuldige voorbereiding van zijn besluiten eventueel zelf onderzoek moeten verrichten naar de betrouwbaarheid van de aangeleverde gegevens. De woorden “van een werkzaamheid” betekenen dat het moet gaan om resultaten van werkzaamheden met betrekking tot bodem, grond, baggerspecie of bouwstoffen die zijn aangewezen bij ministeriële regeling (zie de definitie van werkzaamheid in artikel 1). Resultaten van werkzaamheden zijn bijvoorbeeld een rapport dat is opgesteld naar aanleiding van een uitgevoerd bodemonderzoek, een analysestaat en een verslag van een uitgevoerde inspectie. Deze resultaten kunnen onder meer worden “gebruikt” voor het verkrijgen van een beschikking van het bestuursorgaan of als bewijs dat een voorziening voldoet aan de wettelijke eisen. Met één van deze doelen kan een resultaat ook aan een ander ter beschikking worden gesteld. Bij betrouwbaar gaat het erom dat men zich op de resultaten kan verlaten. Er moet sprake zijn van een objectief gerechtvaardigd vertrouwen in de resultaten. De mate van betrouwbaarheid vloeit enerzijds voort uit de wijze waarop een werkzaamheid is uitgevoerd en anderzijds uit de wijze waarop de resultaten worden gebruikt. Indien bij de uitvoering van de werkzaamheid de nodige zorgvuldigheid is betracht, bijvoorbeeld door te handelen conform vastgestelde protocollen, dan zullen de resultaten een betrouwbaar beeld verschaffen. Geen betrouwbaar beeld wordt echter verschaft indien deze resultaten worden gebruikt voor een ander doel dan Sanctiestrategie Kwalibo pagina 32 van 79
Definitief | Sanctiestrategie Kwalibo | 30 november 2010
waarvoor ze oorspronkelijk waren bedoeld. Dat is bijvoorbeeld aan de orde indien resultaten van een partijkeuring worden gebruikt voor het bewijs dat een andere dan de onderzochte partij voldoet aan de wettelijke eisen9. 2.4 Uitvoerder is onafhankelijk van opdrachtgever (artikel 17 Bbk) De organisatie die veldwerk, milieukundige begeleiding (alleen verificatie), monsterneming bij partijkeuringen, laboratoriumanalyse, afgeven van kwaliteitsverklaringen, inspectie of certificatie uitvoert moet onafhankelijk zijn (artikel 17, eerste en tweede lid Bbk j.o. artikel 2.5 Rbk). Deze onafhankelijkheidseis is toegespitst op de relatie opdrachtgever/eigenaar – bodemintermediair. Dat betekent dat de verplichting niet van toepassing is op andere relaties. De milieukundig begeleider hoeft dan ook niet onafhankelijk te zijn van andere partijen betrokken bij een bodemsanering. Uitgangspunt bij de onafhankelijkheidseis is externe functiescheiding. Dat houdt in dat deze taken niet mogen worden verricht door de initiatiefnemer/eigenaar. Voor de uitvoering zal derhalve een extern bureau moeten worden ingeschakeld. Op de regel van externe functiescheiding is een uitzondering gemaakt voor veldwerk, milieukundige begeleiding (verificatie), monsterneming bij partijkeuringen en laboratoriumanalyse. Bij deze werkzaamheden mag ook worden gekozen voor interne functiescheiding. Bij interne functiescheiding dient de organisatie aan de volgende eisen te voldoen: het organisatieonderdeel dat het werk uitvoert dient wat betreft (directe) aansturing aantoonbaar en controleerbaar op managementniveau gescheiden te zijn van organisatieonderdelen die de rol van opdrachtgever/eigenaar vervullen; het organisatieonderdeel dat het werk uitvoert dient te beschikken over een zelfstandige eigen begroting waaruit blijkt dat er geen financiële belangen en verbanden zijn met de organisatieonderdelen die de rol van opdrachtgever/eigenaar vervullen; de bestuurlijke verantwoordelijkheid voor de resultaten van de taakuitvoering dient te zijn onder gebracht bij een andere bestuurder dan de bestuurder die verantwoordelijk is voor de opdrachtgever/eigenaar. In de BRL 1000, 2000 en 6000 en de AS 1000 en 2000, is ter uitwerking van deze eisen de verplichting opgenomen om deze organisatorische aspecten vast te leggen in het kwaliteitssysteem. Bovendien moet de intermediair op grond van deze beoordelingsrichtlijnen en accreditatieschema’s bij iedere opdrachtverlening toetsen of hij aan de functiescheidingsregels voldoet en moet hij in ieder rapport een verklaring opnemen dat hij onafhankelijk is van zijn opdrachtgever. 2.5 Handelen in strijd met normdocument (artikel 18, eerste lid Bbk) De personen en instellingen die de in de Rbk aangewezen werkzaamheden uitvoeren dienen te handelen volgens de technische en organisatorische voorschriften die horen bij deze werkzaamheden. Deze voorschriften zijn opgenomen in (beoordelings-) richtlijnen, protocollen en accreditatierichtlijnen. Het overzicht van de werkzaamheden en de daarbij behorende normdocumenten is opgenomen in bijlage C, behorende bij de Regeling bodemkwaliteit. Kenmerken van de voorschriften in normdocumenten Voorschriften/eisen die zijn opgenomen in normdocumenten kunnen op de volgende wijze worden ingedeeld: 9
Zie blz. 44 van de Nota van toelichting bij het Besluit uitvoeringskwaliteit bodembeheer, Staatsblad 2006, nr. 308.
Sanctiestrategie Kwalibo pagina 33 van 79
Definitief | Sanctiestrategie Kwalibo | 30 november 2010
1. Voorschriften met een puur administratief of procedureel karakter. Voorbeelden: eisen waaraan het kwaliteitssysteem moet voldoen en de wijze waarop de certificeringsinstelling die moet beoordelen; eisen waaraan het personeel moet voldoen (opleiding, ervaring); houden en registreren van interne audits; aan de certificeringsinstelling de wijziging van de datum van uitvoering van een project melden; eisen waaraan de certificeringsinstelling moet voldoen voor de uitvoering van het certificatieonderzoek; de verplichting om door de certificeringsinstelling geconstateerde kritieke afwijkingen zo spoedig mogelijk te corrigeren; het duidelijk vastleggen van taken en verantwoordelijkheden. 2. Voorschriften waarbij de niet naleving (nadelige) invloed kan hebben op het milieu, de veiligheid, de gezondheid of het resultaat van de werkzaamheid. Voorbeelden: de verplichting voor de aannemer om het juiste materiaal in te zetten om het versmeren van grondstromen te voorkomen; verantwoordelijkheid voor onderhoud, vervanging en schoonmaak van installaties en onderdelen; het beschikken over de juiste koelinstallaties voor het bewaren van monsters; de beschikking over persoonlijke beschermingsmiddelen voor de medewerkers; toezicht houden op de uitvoering van werkzaamheden door personen en bedrijven aan wie werkzaamheden zijn uitbesteed; ervoor zorgen dat ingehuurd personeel voldoet aan de kwaliteitseisen; technische uitvoeringsvoorschriften waarbij andere normatieve documenten, zoals de CROW, in acht moeten worden genomen; deelpartijen (ingedeeld naar soort verontreiniging en/of grondsoort) moeten middels opslagdepots gescheiden worden gehouden; ter voorkoming van instorting van wanden van putten of van sleuven moeten de uitgegraven grond, het gebruikte materiaal en de gebruikte voertuigen hiervan op veilige afstand blijven; de aannemer slaat, indien geen directe afvoer plaatsvindt, de verschillende gescheiden uitgegraven partijen grond afzonderlijk en identificeerbaar op; partijen grond zijn steeds middels een duidelijke situatietekening en/of foto eenduidig vastgelegd; De aannemer moet aantonen dat hij voor het aanvullen van een ontgravingsput gebruik maakt van materiaal dat voldoet aan de wettelijke eisen. Voorschriften die betrekking hebben op de wijze van uitvoering van een inspectie van een vloeistofdichte vloer of de aanleg van zo’ n vloer.
Sanctiestrategie Kwalibo pagina 34 van 79
Definitief | Sanctiestrategie Kwalibo | 30 november 2010
3. Voorschriften waarbij de niet naleving de controlemogelijkheden kan beïnvloeden van de overheid of certificeringsinstellingen/Raad voor Accreditatie. Voorbeelden: de verplichting voor intermediairs om voor aanvang van de werkzaamheden te beschikken over een aantal gegevens; verplichting voor de intermediair om zijn opdrachtgever op bepaalde zaken te wijzen, zoals de verplichting om een melding te doen; de verplichting om een logboek aanwezig te hebben waarin een aantal gegevens moet zijn opgenomen; het middels officiële transportdocumenten en ontvangstbewijzen (getekend door de ontvanger) ervoor zorgen dat er een sluitende grond- en materiaalboekhouding is; het op locatie aanwezig hebben van diverse documenten, zoals het saneringsplan, de instemmingsbeschikking, NAW gegevens van de rechthebbende en het veiligheidsplan; uit het logboek moet blijken dat de aannemer heeft gecontroleerd of vastgesteld (hoe en waar) dat de ontgravingsgrens bereikt is; gegevens voor vijf jaar archiveren. Uitzondering op de verplichting om te werken overeenkomstig het normdocument Het tweede lid van artikel 18 Bbk maakt een uitzondering op de verplichting om te handelen conform het normdocument. Afwijken mag voor zover dat bij wettelijk voorschrift is toegestaan. Dat betekent overigens dat het wettelijk voorschrift minimaal op het niveau van een ministeriële regeling moet liggen, namelijk hetzelfde niveau als de normdocumenten die bij ministeriële regeling zijn aangewezen. Bij een lagere regeling mag je immers niet afwijken van een hogere regeling. Concreet betekent dit dat gemeenten, provincies en waterschappen noch bij verordening noch bij beschikking (bijvoorbeeld een Wm-vergunning of beschikking instemming saneringsplan) kunnen afwijken van normdocumenten10. 2.6 Doen van meldingen (artikel 19 en 20 Bbk) De houder van een erkenning moet een door de rechtbank uitgesproken faillissement of surseance van betaling onmiddellijk melden aan Bodem+ (artikel 19 Bbk). De desbetreffende certificeringsinstelling of de Raad voor Accreditatie moeten een schorsing van een (accreditatie) certificaat onmiddellijk melden aan Bodem+ (artikel 20 Bbk). Deze omstandigheden leiden tot een schorsing of intrekking van de erkenning. De meldingen moeten worden gedaan aan Bodem+ en er moet gebruik worden gemaakt van formulieren die Bodem+ heeft vastgesteld (artikel 2.6 Rbk). 3. Verplichtingen voor bestuursorganen Bestuursorganen zijn verplicht om aanvragen tot het nemen van bepaalde beschikkingen niet in behandeling te nemen indien daarbij gegevens zijn gevoegd die afkomstig zijn van een niet erkende intermediair (artikel 21, eerste lid Bbk). Over het algemeen leveren alle intermediairs die zijn betrokken bij een bodemsanering gegevens aan. Aannemers leveren de gegevens m.b.t. aan- en afgevoerde partijen (verontreinigde) grond (zoals afvalstroomnummers). 10
In de sommige BRL’ en is aangegeven dat het bevoegd gezag bij beschikking wel kan afwijken. Dat is onjuist.
Sanctiestrategie Kwalibo pagina 35 van 79
Definitief | Sanctiestrategie Kwalibo | 30 november 2010
Milieukundig begeleiders stellen het evaluatieverslag op, verzamelen allerlei gegevens en leggen deze vast. Laboratoria stellen analysestaten op en veldwerkers leggen o.a. vast op welke wijze ze de monsterneming hebben uitgevoerd. Een evaluatieverslag van een sanering, die is uitgevoerd door een niet erkende aannemer waarbij wel een erkende milieukundig begeleider aanwezig was, moet door het bevoegd gezag dus buiten behandeling worden gelaten. Het doel van artikel 21 is om zeker te stellen dat bestuursorganen hun besluiten baseren op gegevens die afkomstig zijn van personen en instellingen die zijn erkend. Gezien de belangen en gevolgen die samenhangen met de resultaten van het werk van intermediairs, moet zoveel mogelijk worden voorkomen dat overheidsbesluiten worden gebaseerd op onjuiste gegevens. Uit het tweede lid van artikel 21 Bbk blijkt dat het gaat om de volgende beschikkingen: Wm-vergunning, instemming nazorgplan voor gesloten stortplaatsen, beschikking ernst van de verontreiniging (Wbb), beschikking spoedeisendheid om het geval te saneren, beschikkingen in het kader van het Besluit uniforme saneringen, beschikking instemming evaluatieverslag en nazorgplan en instemming met alleen verstrekken van nader onderzoek en saneringsplan met betrekking tot een bepaald gedeelte van het geval. Het bestuursorgaan heeft geen beleidsvrijheid en dus geen ruimte om eigen afwegingen te maken. Dat betekent dat een aanvraag voor het goedkeuren van een saneringsplan door gedeputeerde staten niet ontvankelijk moet worden verklaard indien daaraan gegevens ten grondslag liggen van een niet erkend adviesbureau. Dit artikel bevat dan ook een uitzondering op artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht doordat het bestuursorgaan geen beleidsvrijheid heeft om te besluiten of ze de aanvraag in behandeling neemt of niet. Overigens zal de aanvrager wel in de gelegenheid moeten worden gesteld om zijn aanvraag aan te vullen. Het gaat bij artikel 21 alleen om gegevens die zijn gegenereerd bij werkzaamheden waarvoor een persoon of instelling moet beschikken over een erkenning. Gegevens die niet zijn gebaseerd op het resultaat van dergelijke werkzaamheden hoeven derhalve niet afkomstig te zijn van erkende personen of instellingen. 4. Verplichtingen voor opdrachtgevers/eigenaren Het is verboden om, ter voldoening aan een aantal wettelijke verplichtingen aan een bestuursorgaan bodemgegevens te verstrekken van een niet erkende persoon of instelling (artikel 22 Bbk). Het gaat om het verstrekken van gegevens aan bestuursorganen zonder dat daar besluitvorming op volgt. In aanvulling op artikel 21 Bbk is deze bepaling nodig om te bewerkstelligen dat de bevoegde gezagsinstanties alleen gegevens krijgen afkomstig van erkende personen of instellingen. Uit het tweede lid van artikel 22 blijkt dat het gaat om gegevens die worden verstrekt ter voldoening aan wettelijke verplichtingen die zijn gesteld bij of krachtens artikel 8.40 Wm (bijvoorbeeld Activiteitenbesluit), de artikelen 6.6 en 6.7 van de Waterwet en de artikelen 6 tot en met 12, 27, 39, 39b, 70 en 72 van de Wet bodembescherming. Onder de verwijzing in het tweede lid naar artikel 8.40 van de Wet milieubeheer vallen bijvoorbeeld de gegevens omtrent de gesteldheid van de bodem (resultaten van een nulsituatie of eindsituatie bodemonderzoek) die bij een melding voor het Sanctiestrategie Kwalibo pagina 36 van 79
Definitief | Sanctiestrategie Kwalibo | 30 november 2010
oprichten van een inrichting of het veranderen van de werking van een inrichting moeten worden gevoegd. Bovendien valt onder dit onderdeel alles wat met een maatwerkvoorschrift wordt opgelegd en alle inhoudelijke eisen, voor zover daarbij gegevens aan het bestuursorgaan moeten worden verstrekt. De geadresseerde van deze wettelijke verplichting is degene die gegevens overlegt ter voldoening aan een wettelijke verplichting. Over het algemeen zijn dat de opdrachtgevers/eigenaren. Net als bij artikel 21 Bbk geldt ook hier dat het hierbij alleen om gegevens gaat die zijn gegenereerd bij werkzaamheden waarvoor een persoon of instelling moet beschikken over een erkenning. Gegevens die niet zijn gebaseerd op het resultaat van dergelijke werkzaamheden hoeven derhalve niet afkomstig te zijn van erkende personen of instellingen.
Sanctiestrategie Kwalibo pagina 37 van 79
Definitief | Sanctiestrategie Kwalibo | 30 november 2010
Sanctiestrategie Kwalibo pagina 38 van 79
Definitief | Sanctiestrategie Kwalibo | 30 november 2010
Bijlage 3: Beschrijving bevoegdheden tot bestuursrechtelijke handhaving
De
bevoegdheid om (onderdelen van) het Bbk te handhaven zijn neergelegd bij: Agentschap NL/Bodem+; de Ministers van VROM en VenW; het bevoegd gezag Wet bodembescherming; het bevoegd gezag Wet milieubeheer; het bevoegd gezag Waterwet.
1. Bevoegdheid Bodem+ Op grond van artikel 11 Bbk zijn de Ministers van VROM en VenW bevoegd om een erkenning geheel of gedeeltelijk te weigeren. Deze bevoegdheid hebben de ministers gemandateerd aan de directeur van Agentschap NL. Bodem+ voert deze bevoegdheid feitelijk uit. Strikt genomen is het weigeren van een erkenning niet aan te merken als bestuursrechtelijke handhaving. De adviesrol van de inspecties wordt echter wel gezien als (de toepassing van) een handhavingsinstrument. Vandaar dat deze bevoegdheid toch is opgenomen in deze sanctiestrategie. 2. Bevoegdheden ministers Voor de meest gangbare situaties, waarbij een intermediair in opdracht een werkzaamheid uitvoert, is de Minister van VROM bevoegd tot bestuursrechtelijke handhaving op grond van artikel 18.2a, derde lid, van de Wet milieubeheer. De minister beschikt op grond van artikel 18.7, aanhef en onder a, over de bevoegdheid een last onder bestuursdwang op te leggen. Op grond van artikel 5:32 van de Algemene wet bestuursrecht kan de minister in plaats daarvan een last onder dwangsom opleggen. Voorzover het gaat om regelgeving die onder de verantwoordelijkheid van de Minister van Verkeer en Waterstaat valt is die minister bevoegd tot bestuursrechtelijke handhaving. De bevoegdheid van de Minister van VROM om een last onder bestuursdwang of dwangsom op te leggen is gemandateerd aan de inspecteur-generaal van het Inspectoraat-Generaal VROM (zie het Besluit mandaat en machtiging handhaving Inspectoraat-Generaal VROM 2009). De inspecteur-generaal heeft de bevoegdheid op zijn beurt ondergemandateerd aan de directeur-inspecteur van het landelijke programma Bodem en afval nationaal (zie Besluit ondermandaat en machtiging handhaving Inspectoraat-Generaal VROM, Stcrt. 2009, nr. 70). Met het Besluit mandaat, volmacht en machtiging secretaris-generaal Verkeer en Waterstaat 2001, het Besluit mandaat, volmacht en machtiging plaatsvervangende secretaris-generaal en diensthoofden Verkeer en Waterstaat 2001 en het Organisatie en mandaatbesluit tijdelijke werkorganisatie IVW 2009 is de IVW/Waterbeheer bevoegd om namens de Minister van VenW te beslissen. In deze mandaatbesluiten is mandatering gekoppeld aan de taakomschrijving. De taken van IVW/Waterbeheer, waaronder toezicht op hoofdstuk 2 Bbk, zijn vastgelegd in het Instellingsbesluit Inspectie Verkeer en Waterstaat. Sanctiestrategie Kwalibo pagina 39 van 79
Definitief | Sanctiestrategie Kwalibo | 30 november 2010
Naast het opleggen van een last onder bestuursdwang of dwangsom hebben de ministers de bevoegdheid tot schorsen of intrekken van een erkenning (op grond van artikel 11.2, vijfde lid, Wm j.o. artikel 23 Bbk). Ook deze bevoegdheid is met voornoemde mandaatbesluiten gemandateerd aan de VI en de IVW. Uit de hierna beschreven bevoegdheden van het bevoegd gezag Wbb en Wet milieubeheer vloeit voort dat alleen de VI en de IVW handhavend kunnen optreden tegen bodemintermediairs die in strijd hebben gehandeld met bij of krachtens het Bbk gestelde regels, zoals het uitvoeren van veldwerk en milieukundige begeleiding zonder vermeld te staan op de erkenning, het in strijd handelen met een beoordelingsrichtlijn (BRL) of protocol en het niet naleven van de onafhankelijkheidseisen. Stelselverantwoordelijkheid De VI en de IVW hebben stelselverantwoordelijkheid voor de ketenhandhaving bodem. De andere overheden, certificerende instellingen, de Raad voor Accreditatie en de beheersorganisaties (SIKB, SBK) zijn daarbij de doelgroepen. Optreden tegen certificeringsinstellingen en de Raad voor Accreditatie Wanneer de inspecties geconfronteerd worden met overtredingen begaan door een certificeringsinstelling11 zullen zij daartegen optreden. In beoordelingsrichtlijnen is bijvoorbeeld opgenomen op welke wijze de certificering moet worden uitgevoerd. Als een instelling van die eisen afwijkt dan overtreedt hij artikel 18 van het Bbk en kunnen de VI en de IVW daartegen handhavend optreden. Bij geconstateerde overtredingen door een certificeringsinstelling zal deze sanctiestrategie dan ook worden toegepast om te bepalen welk interventiemiddel wordt ingezet. De Raad voor Accreditatie is in de Wet aanwijzing nationale accreditatie-instantie aangewezen als bestuursorgaan waarvoor de Minister van EZ verantwoordelijkheid draagt. In verband hiermee ligt het niet voor de hand als de inspecties tegen de Raad voor Accreditatie sanctionerend optreden na een geconstateerde normschending (bijvoorbeeld het niet melden van de intrekking van een accreditatiecertificaat of het niet naleven van een eis uit een accreditatieschema). Bij normschending zal de Raad daarop worden aangesproken via de contactpersoon bij VROM. Deze contactpersoon ziet er onder andere op toe dat de Raad de maatwerkovereenkomst naleeft die VROM met de Raad heeft gesloten. 3. Bevoegdheden van het bevoegd gezag Wbb Het bevoegd gezag Wet bodembescherming (Wbb) handhaaft de verplichtingen met betrekking tot bodemsaneringen die in de Wbb, het Besluit uniforme saneringen (Bus) en de Regeling uniforme saneringen (Rus) zijn opgenomen. Dat vloeit voort uit artikel 95, vierde lid van de Wbb. In dat kader zijn o.a. de artikelen 1.5, 2.2 en 2.3 van de Rus van belang. Deze artikelen bepalen dat alleen erkende personen en instellingen bodemonderzoeken en saneringen mogen uitvoeren en saneringen milieukundig mogen begeleiden. Artikel 2, tweede lid van het Bus bepaalt bovendien: “degene die de bodem saneert, alsmede degene die de sanering feitelijk uitvoert, voeren de sanering uit overeenkomstig de regels gesteld bij of krachtens dit besluit.” Uit deze artikelen blijkt dat het bevoegd gezag Wbb de bevoegdheid heeft om een bestuursrechtelijk handhavingsmiddel op te leggen aan de saneerder (opdrachtgever) en de bodemintermediair indien blijkt dat het bodemonderzoek, de 11
Hieronder worden ook begrepen andere conformiteit verklarende instellingen, zoals inspectie-instellingen en laboratoria.
Sanctiestrategie Kwalibo pagina 40 van 79
Definitief | Sanctiestrategie Kwalibo | 30 november 2010
Bus-sanering of de milieukundige begeleiding van een Bus-sanering wordt of is uitgevoerd door een bedrijf zonder erkenning12. Omdat per november 2009 in artikel 1.5 en 2.3 van de Rus de verplichting is opgenomen voor veldwerkers en milieukundig begeleiders om op de erkenning vermeld te staan kan deze verplichting ook gehandhaafd worden door de het bevoegd gezag Wbb. Als het bevoegd gezag Wbb in saneringsbeschikkingen het voorschrift heeft opgenomen dat de uitvoering en de milieukundige begeleiding moeten worden uitgevoerd door erkende personen en instellingen kan het bevoegd gezag Wbb handhavend optreden tegen de saneerder. Ook kan het bevoegd gezag handhavend optreden tegen een niet erkende aannemer die de sanering uitvoert (zie artikel 39a Wbb waarin is bepaald dat degene die de sanering feitelijk uitvoert de sanering overeenkomstig de voorschriften die aan de instemming zijn verbonden moet uitvoeren). Handhavend optreden door het bevoegd gezag Wbb tegen de niet erkende milieukundig begeleider bij reguliere saneringen is echter niet mogelijk. Het bevoegd gezag Wbb is niet bevoegd om erkenningen te schorsen of in te trekken. Door van geconstateerde misstanden een melding te doen via bodemsignaal kan het bevoegd gezag Wbb wel (indirect) bewerkstelligen dat tegen een bodemintermediair een sanctie wordt toegepast. 4. Bevoegdheden van het bevoegd gezag Wm Het bevoegd gezag voor de inrichting is bevoegd om de volgende verplichtingen van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit) en de Regeling algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenregeling) bestuursrechtelijk te handhaven: uitvoeren van nulsituatie- en eindsituatiebodemonderzoek en het herstellen van de bodemkwaliteit; het periodiek inspecteren van vloeistofdichte vloeren en verhardingen, geomembraanbaksystemen (ondergronds folie bij tankstations), ondergrondse opslagtanks en kathodische bescherming; installatie en bemonstering van grondwaterpeilbuizen; installatie ondergrondse opslagtank en kathodische bescherming en uitvoering bodemweerstandsmeting. Voor deze werkzaamheden bepalen het Activiteitenbesluit en de Activiteitenregeling dat deze moeten worden uitgevoerd door een erkende persoon of instelling. De verplichting tot periodieke inspectie van een vloeistofdichte vloer of verharding door een erkende inspectie-instelling geldt ook voor landbouwinrichtingen. Omdat deze verplichtingen zich alleen richten tot degene die de inrichting drijft is het bevoegd gezag Wm niet bevoegd om ten aanzien hiervan bestuursrechtelijk op te treden tegen de bodemintermediairs. Deze taak berust derhalve bij de VI (het gaat hier alleen om landbodems zodat de IVW niet bevoegd is). Door geconstateerde misstanden te melden via bodemsignaal kan het bevoegd gezag Wm wel (indirect) bewerkstelligen dat tegen een bodemintermediair een sanctie wordt toegepast. 5. Bevoegdheden van het bevoegd gezag Waterwet
12
Deze conclusie wordt gesteund door de Handreiking uniforme saneringen ( zie de pagina’s 17, 19, 21 en 67) waarin wordt aangegeven dat handhavingsmiddelen kunnen worden gericht tot degenen die de sanering feitelijk uitvoeren, zoals aannemers.
Sanctiestrategie Kwalibo pagina 41 van 79
Definitief | Sanctiestrategie Kwalibo | 30 november 2010
De Waterwet is op 22 december 2009 in werking getreden. Met ingang van die datum zijn de bepalingen uit de Wbb met betrekking tot waterbodems vervallen. De Wbb geldt alleen nog voor specifieke gevallen waarbij al voor de inwerkingtreding van de Waterwet een beschikking omtrent de ernst en spoedeisendheid was vastgesteld. Wat betreft Kwalibo hebben de ministers van VROM en VenW afgesproken om beleidsneutraal over te gaan, hetgeen betekent dat onder de Waterwet dezelfde verplichtingen gelden met betrekking tot Kwalibo als voordien onder de Wbb het geval was. Dit is gerealiseerd door de Regeling bodemkwaliteit aan te passen 13. In artikel 2.1 van de Regeling bodemkwaliteit zijn het uitvoeren van ingrepen in de bodem of oever van een oppervlaktewaterlichaam en de milieukundige begeleiding van dergelijke ingrepen aangewezen als werkzaamheden waarvoor een erkenning verplicht is. De beheerder van een watersysteem (Rijkswaterstaat of de waterschappen) is niet bevoegd om handhavend op te treden tegen het uitvoeren van werkzaamheden in het watersysteem zonder erkenning of in strijd met een andere Kwaliboverplichting. De beheerder is alleen bevoegd om de verplichtingen van het Besluit bodemkwaliteit te handhaven die gelden met betrekking tot de toepassing van bouwstoffen, grond of baggerspecie in een oppervlaktewaterlichaam. Door een melding te doen via bodemsignaal kan de beheerder wel bewerkstelligen dat de IVW tegen een (water)bodemintermediair een sanctie toepast voor het overtreden van Kwalibo verplichtingen.
13
Zie Staatscourant 2010 nr. 5673.
Sanctiestrategie Kwalibo pagina 42 van 79
Definitief | Sanctiestrategie Kwalibo | 30 november 2010
Sanctiestrategie Kwalibo pagina 43 van 79
Definitief | Sanctiestrategie Kwalibo | 30 november 2010
Bijlage 4: Beschrijving interventiemiddelen
In deze bijlage zijn de interventiemiddelen beschreven die Bodem+, de VI en de IVW kunnen inzetten na constatering van een overtreding. Modellen van brieven en beschikkingen zijn opgenomen in bijlage 5. 1. Weigeren van een erkenning De ministers (Bodem+) kunnen een erkenning geheel of gedeeltelijk weigeren. Voor het weigeren van een erkenning moet er sprake zijn van een overtreding van een wettelijk voorschrift dat is gesteld bij of krachtens het Bbk, de Wm, de Wbb of de Waterwet of artikel 225 Wetboek van strafrecht (valsheid in geschrift). Een dergelijke overtreding, die in de drie jaren voorafgaande aan de aanvraag is begaan, levert alleen een grond op om een erkenning te weigeren indien deze verband houdt met een van de bij de Rbk aangewezen werkzaamheden. Geconstateerde overtredingen die niets met bodembeheer te maken hebben staan een erkenning dus niet in de weg. Daarnaast moet uiteraard gekeken worden naar de ernst van de overtreding. Het weigeren van een erkenning moet proportioneel zijn. Een in het verleden geconstateerde overtreding van een administratief voorschrift dat geen gevolgen heeft gehad voor het milieu zal waarschijnlijk niet kunnen leiden tot een weigering van een erkenning. Deze bepaling sluit niet uit dat intermediairs aan wie in eerdere instantie een last onder dwangsom is opgelegd in een latere fase een erkenning krijgen. De dwangsom kan ertoe hebben geleid dat de overtreding (het handelen zonder erkenning) is beëindigd. Dat hoeft echter geen beletsel te zijn om de erkenning nu te verlenen. In de daarvoor in aanmerking komende gevallen zal Bodem+ actief informatie moeten inwinnen teneinde na te gaan of er sprake is geweest van relevante overtredingen door de aanvrager die zouden moeten leiden tot een weigering van de erkenning. Deze informatie zal Bodem+ inwinnen bij de VI en de IVW. De volgende elementen zouden een rol kunnen spelen bij de vraag in welke gevallen Bodem+ aan de VI/IVW advies vraagt omtrent de integriteit van een aanvrager om een erkenning: de ingevulde gegevens op het aanvraagformulier of de verstrekte Verklaring omtrent het gedrag leveren onvoldoende zekerheid op omtrent de betrouwbaarheid van de aanvrager; er zijn twijfels ten aanzien van de ingevulde gegevens; Bodem+ is bekend met een aantal klachten, waarschuwingen of sancties tegen het bedrijf waarvoor een erkenning wordt aangevraagd of de persoon die op de erkenning moet worden vermeld. In het kader van dit advies gaan de inspecties na of de aanvrager (in het verleden) een milieuvoorschrift heeft overtreden of valsheid in geschrift heeft gepleegd. De voor de advisering benodigde informatie is afkomstig uit bestuursrechtelijke handhavingsdossiers van de VI en de IVW. Onder bepaalde omstandigheden zou ook informatie uit (lopende) strafzaken (bijvoorbeeld van de VROM-IOD) ter beschikking van Bodem+ kunnen worden gesteld. Hiervoor is echter toestemming nodig van de Officier van Justitie. Sanctiestrategie Kwalibo pagina 44 van 79
Definitief | Sanctiestrategie Kwalibo | 30 november 2010
2. Waarschuwingsbrief Een waarschuwingsbrief kan in plaats van een last onder bestuursdwang/dwangsom of een schorsing/intrekking van de erkenning (zie hierna) worden toegepast. Zo'n waarschuwing kan tijdens het controlebezoek worden gedaan of naar aanleiding van een controle (achteraf). In de waarschuwingsbrief staat vermeld dat bij een nieuwe constatering van de overtreding een sanctie zal worden toegepast (intrekking of schorsing erkenning, Last onder bestuursdwang/dwangsom). Een waarschuwingsbrief is geen beschikking (niet op rechtsgevolg gericht). Er staan dan ook geen rechtsmiddelen tegen open. 3. Last onder bestuursdwang Onder last onder bestuursdwang wordt verstaan de herstelsanctie, inhoudende: a. een last tot geheel of gedeeltelijk herstel van de overtreding, en b. de bevoegdheid van het bestuursorgaan om de last door feitelijk handelen ten uitvoer te leggen, indien de last niet of niet tijdig wordt uitgevoerd (artikel 5:21 Awb). Met het feitelijk handelen (zie punt b) zorgt een bestuursorgaan er zelf voor dat een overtreding wordt beëindigd. Dat doet het bestuursorgaan bijvoorbeeld door het stilleggen van werkzaamheden of het afzetten en verzegelen van een terrein (artikel 5:28 Awb). Als de toepassing van bestuursdwang dat vergt is het ook mogelijk om zaken mee te voeren en op te slaan (artikel 5:29 Awb). Bij een weigerachtige aannemer zonder erkenning zou dit er onder omstandigheden toe kunnen leiden dat zijn graafmachine wordt meegevoerd en elders wordt opgeslagen. Hiervan moet wel proces-verbaal worden opgemaakt waarvan een afschrift moet worden verstrekt aan degene die de zaken onder zijn beheer had. 3.1 Inhoud van de last Een last onder bestuursdwang is een besluit dat op schrift moet worden gesteld en worden toegezonden aan de overtreder. Dit besluit (beschikking) vermeldt: wat de overtreding is en aanduiding wettelijk voorschrift (artikel 5:9 Awb); de termijn waarbinnen de overtreder maatregelen kan treffen om de uitoefening van de bestuursdwang te voorkomen (begunstigingstermijn) (artikel 5:24 Awb); welke maatregelen de overtreder moet treffen (artikel 5:24 Awb); dat de kosten van de uitoefening van de bestuursdwang op de overtreder worden verhaald (artikel 5:25, tweede lid Awb). Een last onder bestuursdwang moet zo exact mogelijk omschrijven wat dient te geschieden om uitoefening van de bestuursdwang (door of vanwege het bestuursorgaan) te voorkomen. 3.2 Begunstigingstermijn De last onder bestuursdwang moet een redelijke termijn bevatten, waarbinnen de overtreder, dan wel de rechthebbende van de zaak waarop de overtreding rust, dan wel een andere betrokkene, de mogelijkheid wordt geboden om één en ander te regelen. We spreken hier van de begunstigingstermijn. In spoedeisende gevallen zal de begunstigingstermijn uiteraard zo kort mogelijk zijn. Is de zaak niet binnen de gestelde begunstigingstermijn hersteld, dan zal het bevoegd gezag hier zelf toe over moeten gaan. In spoedeisende gevallen kan een voorafgaande last achterwege blijven en is een begunstigingstermijn dus niet van toepassing. 3.3 Preventieve bestuursdwang Sanctiestrategie Kwalibo pagina 45 van 79
Definitief | Sanctiestrategie Kwalibo | 30 november 2010
In bepaalde gevallen (namelijk zodra het gevaar voor de overtreding klaarblijkelijk dreigt) kan een last onder bestuursdwang ook preventief worden opgelegd, dus nog voordat de overtreding daadwerkelijk heeft plaatsgevonden (artikel 5:7 Awb). Een voorbeeld waarbij een preventieve last kan worden opgelegd is het geval dat uit een melding van een start van een sanering blijkt dat de sanering door een niet erkend bedrijf wordt uitgevoerd of milieukundig begeleid. 3.4 Rauwelijkse bestuursdwang In zeer spoedeisende gevallen kunnen de VI en de IVW onmiddellijk bestuursdwang toepassen, de zogenoemde rauwelijkse bestuursdwang. Ook hiervoor zal echter wel zo snel mogelijk, achteraf na het optreden, een beschikking moeten worden opgesteld (artikel 5:31, tweede lid Awb). Deze vorm van bestuursdwang zal ten aanzien van de verplichtingen van het Bbk vooral neerkomen op het direct stilleggen van werkzaamheden. De toezichthouder van de VI die de uitoefening van spoedeisende bestuursdwang (stillegging van werkzaamheden) overweegt gaat als volgt te werk: Er vindt ruggespraak plaats met de verantwoordelijk manager. Laatstgenoemde dient akkoord te gaan. Ook dient degene die bevoegd is tot ondertekening van de last onder bestuursdwang, die achteraf naar de betrokkene wordt gezonden, toestemming hebben gegeven om rauwelijkse bestuursdwang toe te passen. De toezichthouder geeft aan dat het bedrijf in overtreding is en dat onmiddellijk maatregelen moeten worden genomen, bijvoorbeeld om de milieubelangen veilig te stellen. Daarbij omschrijft de toezichthouder duidelijk welke maatregelen moeten worden genomen. Dit kan zijn het stilleggen van bepaalde werkzaamheden, daarnaast kunnen nog andere maatregelen urgent nodig zijn. De toezichthouder stelt het bedrijf voor de keus om die maatregelen meteen zelf uit te (laten) voeren, anders doet de VI of de IVW dit. Geef daarbij aan dat de kosten van de maatregelen zullen worden verhaald op het bedrijf (de overtreder). De toezichthouder meldt dat na het toepassen van de bestuursdwang zo spoedig mogelijk de last onder bestuursdwang op schrift wordt gesteld en wordt toegestuurd. Tegen dit besluit kan bezwaar worden ingediend en voorlopige voorziening worden gevraagd bij de Voorzitter van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. Bij de IVW is de desbetreffende toezichthouder zelf bevoegd (gemandateerd) om een besluit te nemen tot toepassing van rauwelijkse bestuursdwang. De hiervoor beschreven procedure geldt derhalve niet voor de IVW. 3.5 Hercontrole Nadat de begunstigingstermijn is verstreken, dient gecontroleerd te worden of het betrokken bedrijf (de betrokken persoon) gevolg heeft gegeven aan de last. Van deze controle wordt in Holmes een rapport van bevindingen opgesteld (dit geldt alleen voor de VI). Mocht daaruit blijken dat de in de beschikking gegeven last niet is nagekomen, dan dient uitvoering te worden gegeven aan de bestuursdwang. Daartoe hebben de personen die daartoe zijn aangewezen door het bestuursorgaan, toegang tot elke plaats. Dit moet dan wel redelijkerwijs voor de vervulling van de taak nodig zijn (artikel 5:27 Awb). De kosten van de bestuursdwanguitvoering kunnen op de overtreder worden verhaald mits dit in de last onder bestuursdwang is aangegeven (artikel 5:25, tweede lid Awb). Sanctiestrategie Kwalibo pagina 46 van 79
Definitief | Sanctiestrategie Kwalibo | 30 november 2010
4. Last onder dwangsom Op grond van artikel 5:32 Awb kan het bestuursorgaan dat bevoegd is bestuursdwang toe te passen, in plaats daarvan aan de overtreder een last onder dwangsom opleggen. Ten aanzien van de meeste overtredingen kan zonder meer worden gekozen voor een last onder dwangsom. Er zijn echter situaties denkbaar dat de last onder dwangsom geen geschikt instrument is omdat bijvoorbeeld, gezien het gevaar van de situatie, direct optreden is geboden. Volgens de Awb mag dan ook niet worden gekozen voor een last onder dwangsom, indien het belang dat het betrokken voorschrift beoogt te beschermen, zich daartegen verzet (artikel 5:32, tweede lid). Een last onder dwangsom is net als een last onder bestuursdwang een beschikking. Het is een herstelsanctie, inhoudende: a. een last tot geheel of gedeeltelijk herstel van de overtreding, en b. de verplichting tot betaling van een geldsom indien de last niet of niet tijdig wordt uitgevoerd (zie artikel 5:31d Awb). 4.1 Inhoud van de last Een dwangsom kan geen boete zijn voor het begaan van overtredingen, maar moet altijd zijn gericht op: het beëindigen en/of ongedaan maken van een lopende overtreding, of; het voorkómen van toekomstige overtredingen, die identiek zijn aan de geconstateerde overtreding (bijvoorbeeld handelen in strijd met een bepaald onderdeel van een normdocument). De last strekt er derhalve toe de overtreding ongedaan te maken of verdere overtreding dan wel een herhaling van de overtreding te voorkomen. Het middel daartoe is een financiële prikkel. De dwangsom wordt vastgesteld op een bedrag ineens of op een bedrag per tijdseenheid waarin de last niet is uitgevoerd, dan wel per overtreding van de last. In het eerste geval kan bijvoorbeeld worden bepaald dat de aangeschrevene de last wordt opgelegd om de werkzaamheden voor een bepaalde dag te stoppen bij gebreke waarvan hij een dwangsom zal verbeuren van € 20.000,-. Een voorbeeld van de tweede variant is dat de aangeschrevene de uitvoering van een bodemsanering moet staken voor een bepaalde datum en dat hij voor iedere dag dat hij na die datum het werk voortzet een dwangsom zal verbeuren van € 1000,-14. In de derde variant zou een last bijvoorbeeld kunnen inhouden dat een dwangsom van € 5000,- wordt verbeurd voor iedere keer dat een werkzaamheid wordt uitgevoerd zonder erkenning. Wanneer wordt gekozen voor de tweede of de derde variant dan moet in de last onder dwangsom een bedrag worden opgenomen waarboven geen dwangsom meer wordt verbeurd, bijvoorbeeld met de toevoeging “totdat een maximum van € 20.000,- is bereikt”. Indien het gaat om een voortdurende overtreding (overtreding met een continu karakter) dan moet worden gekozen voor verbeurte per tijdseenheid. Een voorbeeld daarvan is de last inhoudende dat een bouwwerk dat zonder vergunning is gebouwd
14
Het is de vraag of een dergelijke last zinvol is bij bodemsaneringen. Deze duren namelijk vaak maar enkele dagen.
Sanctiestrategie Kwalibo pagina 47 van 79
Definitief | Sanctiestrategie Kwalibo | 30 november 2010
moet worden afgebroken. Zolang het illegaal gebouwde bouwwerk er (nog) staat is er sprake van een overtreding met een continu karakter. Indien de VI of de IVW wil voorkomen dat nieuwe overtredingen worden begaan (herhaald) dan zal moeten worden gekozen voor verbeurte per overtreding. Een voorbeeld is de last inhoudende dat voor iedere keer dat wordt geconstateerd dat een milieukundig begeleider niet aanwezig is tijdens een kritisch moment hij een dwangsom verbeurt. In de beschikking moet duidelijk zijn aangegeven om welke overtreding van welk wettelijk voorschrift het gaat en waarop de bevoegdheid tot het nemen van de bestuursrechtelijke maatregel is gebaseerd. De beschikking geldt als een besluit in de zin van de Awb. 4.2 Hoogte van de dwangsom Het bedrag van de dwangsom (zowel het bedrag ineens, per keer of per tijdseenheid als het maximumbedrag) moet in een redelijke verhouding staan tot de zwaarte van het geschonden belang en de beoogde werking van de dwangsomoplegging (artikel 5:32b, derde lid Awb). De VI en de IVW hebben een ruime mate van beleidsvrijheid om de hoogte zelf te bepalen. Rechters zullen dit met terughoudendheid toetsen15. Bij het bepalen van de hoogte van de dwangsom zal het bedrag in elk geval hoog genoeg moeten zijn om effect te hebben. Het bedrag mag echter niet hoger zijn dan voor het gewenste effect nodig is. Een rol mag spelen welk financieel voordeel de overtreder behaalt bij voortzetting of herhaling van de overtreding. Het voordeel dat de overtreder reeds heeft behaald mag daarbij echter geen rol spelen16. 4.3 Begunstigingstermijn In de beschikking tot oplegging van een last onder dwangsom die strekt tot het ongedaan maken van een overtreding of het voorkomen van verdere overtreding, wordt een termijn gesteld gedurende welke de overtreder de last kan uitvoeren zonder dat een dwangsom wordt verbeurd (begunstigingstermijn). Volgens de letterlijke tekst van artikel 5:32a, tweede lid, Awb is een begunstigingstermijn niet nodig bij een last die strekt tot het voorkomen van een herhaling van de overtreding. Echter voor bepaalde gevallen kan het ook bij het voorkomen van herhaling nodig zijn om een begunstigingstermijn te stellen, bijvoorbeeld wanneer de overtreder bepaalde voorzieningen of maatregelen moet treffen. De strekking van deze termijn is de overtreder de gelegenheid te bieden de last uit te voeren zonder al onmiddellijk een dwangsom te verbeuren. De gekozen termijn moet redelijk zijn en in ieder geval voldoende lang om de aangeschrevene daadwerkelijk in staat te stellen de last uit te voeren. In spoedeisende gevallen zal de begunstigingstermijn uiteraard zo kort mogelijk zijn. In die gevallen kun je je echter afvragen of de last onder dwangsom wel het juiste instrument is en het niet beter is om op treden middels rauwelijkse bestuursdwang. 4.4 Preventieve dwangsom Net als bij de last onder bestuursdwang geldt dat in bepaalde gevallen een dwangsom ook preventief kan worden opgelegd, dus nog voordat de overtreding daadwerkelijk heeft plaatsgevonden. Daarvan is sprake wanneer het gevaar voor de overtreding klaarblijkelijk dreigt. Zie voor een voorbeeld bij preventieve bestuursdwang. 15 16
Zie bijvoorbeeld ABBRvS 19 september 1996, AB 1997, 91. Zie ABBRvS 13 maart 2001, BR 2001, 591.
Sanctiestrategie Kwalibo pagina 48 van 79
Definitief | Sanctiestrategie Kwalibo | 30 november 2010
4.5 Hercontrole Nadat de begunstigingstermijn is verstreken, dient gecontroleerd te worden of het betrokken bedrijf (de betrokken persoon) gevolg heeft gegeven aan de last. Van deze controle wordt in Holmes een rapport van bevindingen opgesteld (geldt alleen voor de VI). Mocht daaruit blijken dat de in de dwangsombeschikking gegeven last niet is nagekomen, dan is de dwangsom van rechtswege verbeurd. Deze kan dan met de inningsprocedure worden geïnd. 4.6 Na verbeuring van de dwangsom Als de dwangsom niet voldoende effect heeft (in het geval de overtreding niet ongedaan wordt gemaakt of de overtreding zich herhaalt) zal bekeken moeten worden op welke wijze wel kan worden bewerkstelligd dat aan de last gevolg wordt gegeven. Juridisch gezien is het mogelijk om, zodra de dwangsom geheel is verbeurd, met een nieuwe beschikking wederom een last onder dwangsom op te leggen (met bijvoorbeeld hogere bedragen). Het is echter ook mogelijk om in dat geval een last onder bestuursdwang op te leggen. Uiteraard dient het bedrag aan reeds verbeurde dwangsommen (onder de oude beschikking) nog wel te worden geïnd. 5. Schorsing of intrekking van een erkenning Net als de last onder bestuursdwang en dwangsom zijn de schorsing en intrekking van een erkenning te typeren als herstelsancties. De schorsing en intrekking zijn vooral gericht op het voorkomen van herhaling van een overtreding (zie artikel 5:2 Awb). Met deze sancties wordt namelijk bewerkstelligd dat de betrokken intermediair geen bodemwerkzaamheden meer kan verrichten. Deze sancties zijn niet te beschouwen als bestraffende sancties. Het doel is namelijk niet, zoals bij een boete, om de overtreder leed toe te voegen. In artikel 23 van het Bbk is bepaald dat de Ministers van VROM en VenW een erkenning kunnen schorsen of intrekken. Intrekking van de erkenning is mogelijk indien de erkende persoon of instelling daar zelf om heeft verzocht. Een persoon of instelling kan bijvoorbeeld zijn bedrijf geheel of gedeeltelijk staken en daardoor geen prijs meer stellen op (een deel van) zijn erkenning. In dergelijke gevallen heeft de intrekking niet het karakter van een sanctie. Van een sanctie is ook geen sprake wanneer intrekking plaatsvindt vanwege een uitgesproken faillissement of surseance van betaling (artikel 23, eerste lid, onder d). Er is wel sprake van een sanctie in de gevallen genoemd in artikel 23, eerste lid, onderdelen b (bij de aanvraag zijn onjuiste of onvolledige gegevens verstrekt), c (intrekking of verstrijken geldigheid certificaat) en e (de erkende persoon of instelling heeft een wettelijk voorschrift overtreden). Ook de schorsing op grond van het tweede lid van artikel 23 (schorsing van certificaat en overtreding wettelijk voorschrift) heeft het karakter van een sanctie. De in de praktijk meest gangbare grond om een erkenning te schorsen of in te trekken is het feit dat een overtreding heeft plaatsgevonden van een wettelijk voorschrift dat is gesteld bij of krachtens het Bbk, de Wm, de Wbb of de Wvo of artikel 225 Wetboek van strafrecht (valsheid in geschrift). Een dergelijke overtreding levert alleen een grond op om een erkenning te schorsen of in te trekken indien deze verband houdt met een van de bij de Rbk aangewezen werkzaamheden. Het schorsen en intrekken van een erkenning is voor het betrokken bedrijf een zeer ingrijpend middel. De bedrijfsactiviteiten kunnen immers (tijdelijk) niet meer worden Sanctiestrategie Kwalibo pagina 49 van 79
Definitief | Sanctiestrategie Kwalibo | 30 november 2010
voortgezet. Om een evenredige sanctietoepassing mogelijk te maken bepaalt het Bbk dat intrekking of schorsing geheel of gedeeltelijk kan. Een intrekking kan bijvoorbeeld alleen van toepassing zijn op een bepaalde vestigingsplaats, op een bepaalde werkzaamheid of voor een bepaalde (natuurlijk) persoon. Een fout van een vestiging heeft op die manier geen gevolgen voor de overige vestigingen van de onderneming. Ook bij een gedeeltelijke intrekking blijven de gevolgen groot. Het bedrijf loopt namelijk ook imagoschade op waardoor het in de toekomst lastiger zal zijn om opdrachten te verwerven. Een besluit tot schorsing en intrekking zal dan ook goed moeten worden gemotiveerd met een deugdelijke belangenafweging. Bij het besluit tot schorsing van de erkenning zal goed moeten worden afgewogen wat de termijn van de schorsing is. Op grond van artikel 23, tweede lid, van het Bbk kan een erkenning voor een periode van ten hoogste twee jaren worden geschorst. Wanneer de reden van de schorsing is gelegen in de schorsing van het onderliggende (accreditatie) certificaat ligt het voor de hand om de erkenning voor dezelfde periode te schorsen als het certificaat. Als een erkenning wordt geschorst vanwege een geconstateerde overtreding zal een afweging plaats moeten vinden om de duur van de schorsing te bepalen (zie verder hoofdstuk 4). 6. Voornemen brief Het weigeren, schorsen of intrekken van een erkenning en het opleggen van een last onder bestuursdwang/dwangsom zijn besluiten in de zin van de Awb 17. Voor het tot stand komen van deze besluiten gelden procedurele en materiële eisen. Dat betekent dat het besluit zorgvuldig moet worden voorbereid en alle betrokken belangen moeten worden afgewogen. Een van de eisen in verband met de zorgvuldige voorbereiding is dat de belanghebbende in de gelegenheid moet worden gesteld om zijn zienswijze te geven. Het vragen van een zienswijze (of het horen indien de betrokkene liever mondeling zijn zienswijze naar voren brengt) geschiedt niet met het oog op de rechten van de verdediging, maar staat in dienst van een goede en zorgvuldige bestuurlijke voorbereiding van een besluit door een zo adequaat mogelijke feitenverzameling. Artikel 4:8 Awb is ook zodanig geformuleerd dat het moet gaan om gegevens over feiten en belangen die de belanghebbende betreffen. Het gaat dus niet om de toe te passen sanctie. Het horen dient er alleen toe om zeker te stellen dat je de juiste feiten en belangen aan je besluit ten grondslag legt. Als de betrokkene een zienswijze heeft gegeven op een voorgenomen intrekking of schorsing van de erkenning is het dus toegestaan om een last onder dwangsom op te leggen zonder dat je daarvoor eerst weer een zienswijze moet vragen. Alleen wanneer een eerder voorgenomen sanctie andere belangen van de betrokkene betreft zal opnieuw een zienswijze gevraagd moeten worden. Een schorsing of intrekking van een erkenning raakt een bodemintermediair bijvoorbeeld veel harder dan een last onder dwangsom. Als je hebt aangekondigd een dwangsom op te leggen en na de zienswijze besluit om in plaats daarvan de erkenning te schorsen of in te trekken zal er dus wel eerst een zienswijze gevraagd moeten worden. Indien verzuimd is om een zienswijze te vragen kan dit verzuim in de bezwaarfase hersteld worden. Het verzuim zou dus hooguit hangende het bezwaar kunnen leiden tot een schorsing van het besluit. Overigens is het vragen van een zienswijze niet verplicht als de vereiste spoed zich daartegen verzet (artikel 4:11 Awb). In spoedeisende situaties kan hier dus van worden afgezien en kan direct een sanctie worden opgelegd. 17
Een waarschuwingsbrief is geen besluit.
Sanctiestrategie Kwalibo pagina 50 van 79
Definitief | Sanctiestrategie Kwalibo | 30 november 2010
7. Inwerkingtreding van besluiten en rechtsbescherming Inwerkingtreding Een last onder bestuursdwang/dwangsom treedt in werking nadat het op de voorgeschreven wijze is bekend gemaakt (door toezending aan de overtreder of rechthebbende). Zie ook artikel 20.4 Wm. Een intrekking of schorsing van een erkenning treedt pas in werking na het verstrijken van de bezwaartermijn. Als gedurende deze termijn een verzoek om voorlopige voorziening is gedaan dan treedt het besluit pas in werking nadat op dat verzoek is beslist (artikel 20.3 Wm). Als het onverwijld in werking treden van het intrekkings/schorsingsbesluit naar het oordeel van de VI of de IVW noodzakelijk is, kan in dat besluit worden bepaald dat het terstond in werking treedt (artikel 20.5 Wm). Bezwaar Een intrekking/schorsing van de erkenning en een last onder bestuursdwang/dwangsom zijn besluiten als bedoeld in artikel 1:3, lid 2 van de Awb. Dit houdt in dat de rechtsbeschermingmogelijkheden van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing zijn. Tegen een dergelijk besluit kan dan ook bezwaar worden ingediend bij het bestuursorgaan dat het besluit heeft genomen (de bevoegdheid om een beslissing te nemen op een bezwaarschrift is ook gemandateerd aan de VI). Tijdens de behandeling van het bezwaar kan een verzoek om een voorlopige voorziening worden ingediend bij de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Dit om te voorkomen dat het bevoegd gezag de lastgeving al gaat uitvoeren voordat op het ingediende bezwaar- of beroepschrift is beslist. In de voorbereiding op de beslissing op het bezwaarschrift vindt een hoorzitting plaats.18 Het horen mag niet geschieden door een persoon die betrokken was bij de voorbereiding van de primaire handhavingsbeschikking. Als het horen geschiedt door meerdere personen dan geldt dat de meerderheid, onder wie degene die het horen leidt, niet bij de voorbereiding van die handhavingsbeschikking betrokken mag zijn geweest. Na de hoorzitting wordt de beslissing op bezwaar opgesteld. Deze beslissing op bezwaar wordt – na het opnieuw doorlopen van het afwegingsproces uit deze sanctiestrategie - bij de VI genomen door de Inspecteur-generaal en bij de IVW door een leidinggevende. De beslissing op bezwaar moet binnen zes weken na afloop van de bezwarentermijn zijn genomen (art. 7:10 Awb). De beslissingstermijn kan voor ten hoogste zes weken worden verdaagd. Indien de beslissing op het bezwaarschrift niet tijdig wordt gegeven en de VI/IVW in gebreke is gesteld, verbeurt het bestuursorgaan (VI/IVW) aan de bezwaarmaker een dwangsom voor elke dag dat het in gebreke is, doch voor ten hoogste 42 dagen. De dwangsom bedraagt de eerste veertien dagen € 20 per dag, de daaropvolgende veertien dagen € 30 per dag en de overige dagen € 40 per dag (zie artikel 7:14 j.o. artikel 4:17 Awb). Beroep
18
Bij de VI en de IVW zijn geen adviescommissies ingesteld als bedoeld in artikel 7:13 van de Algemene wet bestuursrecht.
Sanctiestrategie Kwalibo pagina 51 van 79
Definitief | Sanctiestrategie Kwalibo | 30 november 2010
Tegen de beslissing op bezwaar staat beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (artikel 20.1 Wm). Ook in deze fase kan (opnieuw) een verzoek om voorlopige voorziening bij de voorzitter van de Afdeling worden ingediend. 8. Strafrechtelijke handhavingsinstrumenten Naar aanleiding van een geconstateerd strafbaar feit of naar aanleiding van een aangifte (bijvoorbeeld van een toezichthouder/inspecteur die niet zelf over opsporingsbevoegdheid beschikt) kan een opsporingsambtenaar een proces-verbaal (PV) opstellen. Het PV is bedoeld om de vervolging van de overtreder (de verdachte) te starten. De opsporingsambtenaar zendt het door hem opgestelde PV naar het OM. Aldaar neemt de officier van justitie de beslissing of hij al dan niet over gaat tot vervolging van de verdachte. Een dergelijke beslissing moet binnen een redelijke termijn worden genomen anders verliest het OM zijn bevoegdheid om alsnog tot vervolging over te gaan. De verdachte die wordt vervolgd kan het bedrijf zijn (de rechtspersoon), de bestuurder van de rechtspersoon (feitelijk leidinggever) en/of individuele medewerkers die in de fout zijn gegaan. Indien tot vervolging wordt overgegaan krijgt de verdachte van het strafbare feit een dagvaarding. Afhankelijk van het strafbare feit volgt vervolgens een zitting voor de politierechter of de meervoudige kamer van de rechtbank. De rechter neemt vervolgens een beslissing (vonnis) en kan bij bewezenverklaring over gaan tot oplegging van gevangenisstraf of een geldboete. Tevens kan het wederrechtelijk verkregen voordeel worden ontnomen (zogenoemde pluk-ze-wetgeving). Daarnaast kan de rechter op vordering van de officier van justitie een (economische) maatregel opleggen. In plaats van vervolging kan de officier van justitie ook een transactievoorstel doen aan de verdachte (schikking). Zo' n voorstel kan inhouden dat het OM afziet van vervolging indien de verdachte een bepaald geldbedrag heeft betaald. Indien de verdachte met het voorstel instemt en het geldbedrag heeft betaald kan hij voor het strafbare feit niet meer worden vervolgd. 8.1 Proces-verbaal Uit het proces-verbaal moet uit feiten of omstandigheden blijken dat de verdachte datgene heeft gedaan of heeft willen doen dat de wet als een strafbaar feit heeft omschreven. Het proces-verbaal geldt immers als een bewijsmiddel tegen de verdachte. Uiteraard vormen de constateringen van de verbalisant (redenen van wetenschap), de verklaringen van de verdachte en eventuele getuigen, alsmede de schriftelijke bewijsmiddelen de belangrijkste inhoudelijke componenten van een proces-verbaal. Indien de VI of de IVW de door haar strafrechtelijk (d.m.v. opsporing) verkregen informatie wil gaan gebruiken bij de bestuursrechtelijke handhaving, dan dient het OM daarvoor eerst toestemming te geven. Dit kan door eerst zo nauwkeurig mogelijk te omschrijven welke informatie de VI wenst en voor welk doel en dit schriftelijk per brief of per fax aan het OM te zenden met het verzoek om die toestemming. Om redenen van praktische aard kan het voorkomen dat op eenzelfde dag in het kader van de bestuursrechtelijke procedure de zienswijze mondeling wordt aangehoord (zie hiervoor) en ook het strafrechtelijk verhoor wordt afgenomen. In dat geval geniet het de voorkeur eerst het strafrechtelijk verhoor af te nemen, Sanctiestrategie Kwalibo pagina 52 van 79
Definitief | Sanctiestrategie Kwalibo | 30 november 2010
inclusief het geven van de cautie (artikel 29 Sv). Daarna kan de bestuursrechtelijke zienswijze worden aangehoord. Indien de onderdelen van de handhavingstrajecten niet in deze volgorde verlopen, loopt de VI of de IVW het risico later het verwijt te krijgen dat aldus informatie is ontfutseld voorafgaand aan het strafrechtelijk verhoor, welke informatie na de cautie niet verstrekt hoefde te worden. Kwaliteit proces-verbaal De wettelijke eisen gesteld aan een proces-verbaal zijn omschreven in artikel 153 Wetboek van Strafvordering: op ambtseed/belofte, gedagtekend en ondertekend, redenen van wetenschap (verrichtingen en bevindingen). In een proces-verbaal moeten de volgende elementen worden opgenomen: Duidelijke omschrijving van het strafbare feit (de regelgeving). Van belang is wanneer het feit is gepleegd. Let op dat de termijn van vervolging/verjaring niet inmiddels is verstreken. Voor overtredingen (geen opzet) geldt een verjaringstermijn van 3 jaar. Let voor het strafbare feit op de delictsbestanddelen. Voor ieder bestanddeel van het delict moet bewijs zijn. Indien er uitzonderingsbepalingen zijn, onderzoek dan of die van toepassing zijn en motiveer dit in het proces-verbaal. Is er wijziging van wetgeving, geef dat dan aan. Voeg oude en nieuwe tekst toe en mochten deze wezenlijk verschillen: geef dan aan wat nu nog het strafrechtelijk verwijt is. Gebruikte bevoegdheden dienen goed te worden omschreven. Aangeven of de bevoegdheden zijn toegepast in het kader van de Awb (als de zaak aan het licht is gebracht tijdens een controle), de WED of het Wetboek van strafvordering. Verhoor van verdachte. In het oog houden wie normadressaat is. Als er een verweer wordt gevoerd, dat het strafrechtelijke verwijt onderuit kan halen of er is een schulduitsluitingsgrond aan de orde, onderzoek die dan. Spelen er procedures met het bevoegd gezag, Raad van State of anderszins die betrekking hebben op de situatie, licht dat goed en uitgebreid toe (eventueel gestaafd met stukken; s.v.p. in langlopende procedures en derhalve enorme dossiers m.b.t. het onderwerp even overleg met parketsecretaris hierover). Zo ook de vorm van daderschap: is er sprake van plegen, medeplegen, uitlokking of het medeplichtig zijn aan de verboden gedraging. Dit zijn doorgaans lastige onderwerpen voor een opsporingsambtenaar. Deze zou zich er dan ook toe kunnen beperken om de rol van de betrokkenen zo helder mogelijk te omschrijven. Dan maakt de Officier van Justitie wel uit welke vorm van daderschap er aan de orde is. Horen van getuigen en/of slachtoffers/benadeelden. Onderzoek naar wederrechtelijk verkregen voordeel. Goed onderbouwen of dat er is voor deze verdachte. Eventueel een deskundige (accountant) inschakelen. Relevante stukken voor bewijsvoering toevoegen van hetgeen wordt tenlastegelegd zoals nota’s en keuringsbewijzen etc. Ter ondersteuning van het proces-verbaal is het raadzaam gedetailleerde foto’s toe te voegen waarop de constateringen duidelijk zichtbaar zijn. Bij rechtspersonen een uittreksel uit het Handelsregister van de Kamers van Koophandel en een verklaring van de directeur of gemachtigde. Als er richtlijnen zijn overtreden, zoals bijvoorbeeld een BRL of protocol, dan is het voor het OM erg handig om die bescheiden in het proces-verbaal terug te Sanctiestrategie Kwalibo pagina 53 van 79
Definitief | Sanctiestrategie Kwalibo | 30 november 2010
vinden. Als het vaak voorkomt is het misschien ook praktisch het OM een exemplaar toe te sturen. Zij beschikt namelijk niet standaard over die stukken. Verder dienen beleidsmatige interpretaties in een proces-verbaal achterwege te blijven. Als er beleidsafspraken zijn dan dienen die goed gedocumenteerd te worden. Monsterneming. Voor de bewijsvoering kan monsterneming van cruciaal belang zijn. Dit dient dan ook te geschieden conform de richtlijn van het Openbaar Ministerie “Aanwijzing Bemonstering en Analyse Milieudelicten” (Staatscourant 1 oktober 2009 nr. 14714). In de praktijk zal dit erop neerkomen dat de in de Rbk voorgeschreven normdocumenten gevolgd moeten worden (BRL’en en protocollen en de daarin opgenomen NEN normen).
8.2 Strafrechtelijke sancties Op grond van de Wed kan de strafrechter op vordering van de officier van justitie gevangenisstraf of een boete opleggen. Per overtreding is in de WED aangegeven hoe hoog de maximale straf kan zijn. Naast gevangenisstraf of een boete kan de officier van justitie in bepaalde spoedeisende omstandigheden, vóór de behandeling van de zaak voor de rechter, op grond van de WED (artt. 28 e.v.) een tijdelijke maatregel treffen (bijvoorbeeld het zich onthouden van handelingen of het bewaren/opslaan van voorwerpen). De strafrechter kan op grond van de WED een aantal bijkomende straffen opleggen, zoals gehele of gedeeltelijke stillegging van de onderneming van de veroordeelde voor een tijd van ten hoogste één jaar. 8.3 Beleid OM m.b.t. strafrechtelijke aanpak Het OM heeft bepaald dat bij de inzet van het strafrecht het accent moet worden gelegd op overtredingen van zogenoemde kernbepalingen. Bij constatering van een overtreding van een kernbepaling moet direct proces-verbaal worden opgemaakt, tenzij naar het oordeel van de officier van justitie op basis van de onderzoeksbevindingen moet worden aangenomen, dat: óf de overtreding: o niet doelbewust is begaan én o het kennelijk een incident betreft dat én o gering van omvang is én o dat er sprake is van een overigens goed nalevende overtreder die onverwijld afdoende maatregelen heeft getroffen, óf, gelet op incidentele of structurele afspraken tussen OM en bestuur, er in het concrete geval geen functie is voor het strafrecht, omdat de facto de bestuurlijke maatregelen tot herstel al voldoende "straf" inhouden19. 8.4 Bestuurlijke strafbeschikking en bestuurlijke boete niet van toepassing De bestuurlijke strafbeschikking is een onderdeel van de Wet OM afdoening 20 die per februari 2008 gefaseerd in werking treedt. Het doel van de wet is het ontlasten van de rechter en een efficiëntere rechtshandhaving. Deze wet biedt het OM de mogelijkheid om zelf overtredingen en misdrijven te vervolgen en te bestraffen door het uitvaardigen van een strafbeschikking (zonder tussenkomst van een rechter).
19
20
Aanwijzing handhaving milieurecht, Staatscourant 2005, 253, pagina 16. Dit beleid geldt tot en met 31 december 2009 maar zal voor de periode daarna worden verlengd. Stb. 2007, nr. 155, gefaseerd in werking getreden per 1 februari 2008.
Sanctiestrategie Kwalibo pagina 54 van 79
Definitief | Sanctiestrategie Kwalibo | 30 november 2010
Overtredingen van het Bbk zijn niet aangewezen in het Besluit OM-afdoening. Dat betekent dat deze overtredingen niet kunnen worden afgedaan met een strafbeschikking. Ook van het instrument bestuurlijke boete kan geen gebruik worden gemaakt omdat de wet daar niet de bevoegdheid toe heeft verleend. 9. Samenloop bestuursrechtelijke en strafrechtelijke handhaving Bestuursrechtelijke (herstel) sancties kunnen naast strafrechtelijke sancties terzake dezelfde overtreding worden toegepast. Gebruik maken van toezichts- en opsporingsbevoegdheden (sfeerovergang) Tijdens een opsporingsonderzoek is het toegestaan om gebruik te maken van toezichtsbevoegdheden. Ook het omgekeerde is toelaatbaar. De bevoegdheden van de Awb en de Wed mogen dan ook door elkaar worden gebruikt door een toezichthouder die ook BOA is. Daarbij is het wel noodzakelijk dat de bevoegdheden telkens in het kader van het juiste doel (toezicht of opsporing) aangewend worden. Bovendien moeten de aan de verdachte als zodanig toekomende waarborgen in acht zijn genomen en het mag niet ontaarden in misbruik21. Indien iemand bijvoorbeeld wordt aangemerkt als een verdachte dan dient de cautie te worden gegeven, d.w.z. dat hem moet worden medegedeeld dat hij niet tot antwoorden is verplicht. Verder mag iemand niet m.b.v. toezichtsbevoegdheden onder druk worden gezet om belastende verklaringen tegen zichzelf af te leggen. Dit laatste druist in tegen het beginsel dat iemand niet kan worden verplicht bewijs tegen zichzelf te leveren (nemo tenetur). 10. Privaatrechtelijk instrumentarium De certificatie- en accreditatierichtlijnen bepalen op welke wijze certificeringsinstellingen en de Raad voor Accreditatie moeten handelen. Aan de hand van deze richtlijnen wordt bepaald of een bodemintermediair in aanmerking komt voor het (accreditatie) certificaat. Na het behalen van het certificaat wordt periodiek beoordeeld of de intermediair nog steeds voldoet aan de vereisten. Hiervoor moet de intermediair een kwaliteitsysteem hebben en aantonen dat aan de eisen van het normdocument wordt voldaan tijdens audits op kantoor en tijdens uitvoering van de werkzaamheden in het veld. De intensiteit en frequentie van deze audits en bezoeken worden geregeld in de certificatie- en accreditatierichtlijnen. Een certificeringsinstelling is een onafhankelijk toetser, maar het bedrijf dat zich laat toetsen geeft hem daartoe wel opdracht en betaalt hem daarvoor. Daarmee is sprake van een dienstverlening. Dat houdt in dat de certificeringsinstelling een bedrijf helpt om een certificaat te krijgen en te houden. De rol van een certificeringsinstelling is die van bedrijfspartner en niet die van repressief handhaver. De certificeringsinstellingen hechten hieraan een groot belang vanuit de gedachte dat een bedrijf zich in een vertrouwensrelatie meer open stelt waardoor gezamenlijk kan worden gewerkt aan een verbetering van processen. Om de onafhankelijkheid en kwaliteit van de certificeringsinstellingen te waarborgen, zijn ze geaccrediteerd. Behalve certificeringsinstellingen worden ook laboratoria en inspectie-instellingen geaccrediteerd. Deze instellingen worden door de Raad voor Accreditatie beoordeeld op juiste werkwijze. Daarnaast leggen de certificeringsinstellingen jaarlijks geanonimiseerd verantwoording af aan het College van Deskundigen dat de normdocumenten heeft vastgesteld.
21
Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Hoge Raad van 26 april 1988, NJ 1989, nr. 390.
Sanctiestrategie Kwalibo pagina 55 van 79
Definitief | Sanctiestrategie Kwalibo | 30 november 2010
Het normdocument (BRL en/of protocol) vormt de basis voor de beoordeling door de certificeringsinstelling. Wanneer deze instelling een afwijking constateert (een zogenoemde non-conformiteit), dan treedt de instelling daartegen op. De wijze van optreden hangt af van de ernst van de afwijking. Normaliter heeft de certificaathouder de mogelijkheid om corrigerende maatregelen binnen een vastgestelde periode te nemen. Zeer ernstige afwijkingen of het niet nemen van corrigerende maatregelen kan leiden tot een schriftelijke waarschuwing, een schorsing van het gebruik van het certificaat of intrekking van het certificaat. In de praktijk komt dit hoogst zelden voor. Het normdocument beschrijft bij welke afwijkingen welke privaatrechtelijke maatregelen door de certificeringsinstelling moeten worden genomen.
Sanctiestrategie Kwalibo pagina 56 van 79
Definitief | Sanctiestrategie Kwalibo | 30 november 2010
Sanctiestrategie Kwalibo pagina 57 van 79
Definitief | Sanctiestrategie Kwalibo | 30 november 2010
Bijlage 5: Standaardbrieven en -beschikkingen
Deze bijlage bevat modellen voor een: Waarschuwingsbrief Voornemen brief Last onder bestuursdwang/dwangsom Invorderingsbeschikking Schorsing en intrekking erkenning Proces-verbaal
Sanctiestrategie Kwalibo pagina 58 van 79
Definitief | Sanctiestrategie Kwalibo | 30 november 2010
Model waarschuwingsbrief
Betreft: waarschuwing naar aanleiding van een geconstateerde overtreding van het Besluit bodemkwaliteit Geachte directie [invullen naam], Op is bij het bodemloket melding gemaakt van een overtreding van het Besluit bodemkwaliteit. Het gaat om het volgende: Nader onderzoek Naar aanleiding van deze melding heeft een toezichthouder van de [keuze: VROMInspectie of Inspectie Verkeer en Waterstaat] een nader onderzoek ingesteld. Uit dit onderzoek blijkt het volgende: . Overtreding en wettelijk kader Door het op de hiervoor beschreven wijze verrichten van werkzaamheden heeft u in strijd gehandeld met van het Besluit bodemkwaliteit. Dit artikel bepaalt . Opheffen overtreding U dient herhaling van de geconstateerde overtreding(en) te voorkomen door . Waarschuwing Indien in de toekomst wordt vastgesteld dat u opnieuw artikel van het Besluit bodemkwaliteit heeft overtreden, zal een handhavingsmiddel worden toegepast. U kunt daarbij denken aan [keuze maken: het opleggen van een last onder dwangsom of het opleggen van een last onder bestuursdwang of het (gedeeltelijk) schorsen of intrekken van uw erkenning voor de volgende werkzaamhe(i)d(en) en vestiging(en) .
Overtreding van artikel van het Besluit bodemkwaliteit is strafbaar gesteld. Indien de overtreding(en) niet wordt(worden) opgeheven dan wel opnieuw wordt(worden) begaan dan kan ter zake proces-verbaal worden opgemaakt. De Officier van Justitie kan dan besluiten om over te gaan tot strafvervolging. Om herhaling van de overtreding vast te kunnen stellen, is deze overtreding opgenomen in ons interne gegevensbestand. Nadere informatie
Voor nadere informatie kunt u contact opnemen met van de VROM-Inspectie of Inspectie Verkeer en Waterstaat, telefoonnummer . Sanctiestrategie Kwalibo pagina 59 van 79
Definitief | Sanctiestrategie Kwalibo | 30 november 2010
Voor informatie over de verplichtingen van het Besluit bodemkwaliteit verwijs ik u naar de website van Agentschap NL/Bodem+: www.bodemplus.nl
Een afschrift van deze brief zal worden gezonden aan: [invullen] Hoogachtend, de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer voor deze: de inspecteur-generaal, op last: de directeur-inspecteur, of Hoogachtend, de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat, namens deze, de inspecteur IVW/Waterbeheer,
Sanctiestrategie Kwalibo pagina 60 van 79
Definitief | Sanctiestrategie Kwalibo | 30 november 2010
Model voornemen brief Aangetekend Betreft: voornemen tot [keuze maken: het opleggen van een last onder dwangsom of het opleggen van een last onder bestuursdwang of het schorsen van uw erkenning of het intrekken van uw erkenning] Geachte directie/naam contactpersoon, Op is bij het bodemloket melding gemaakt van een overtreding van het Besluit bodemkwaliteit. Het gaat om het volgende: Nader onderzoek Naar aanleiding van deze melding heeft de heer/mevrouw [naam controleur] medewerker van de [keuze: VROM-Inspectie of Inspectie Verkeer en Waterstaat] op [datum] een nader onderzoek ingesteld. Uit dit onderzoek blijkt het volgende: . Overtreding Door het op de hiervoor beschreven wijze verrichten van werkzaamheden heeft u in strijd gehandeld met van het Besluit bodemkwaliteit. Dit artikel bepaalt . [Bij eerdere waarschuwing de volgende alinea opnemen] Eerdere overtredingen U bent reeds eerder gewaarschuwd vanwege overtreding van van het Besluit bodemkwaliteit. [Keuze: Ik heb of wij hebben] u naar aanleiding daarvan een brief gestuurd de dato met kenmerk . In die brief [Keuze: heb ik of hebben wij] u gewaarschuwd dat bij herhaling van deze overtreding bestuursrechtelijk tegen u kan worden opgetreden. Voornemen Om herhaling van de overtreding van het Besluit bodemkwaliteit te voorkomen [keuze: ben ik of zijn wij voornemens] om tegen u bestuursrechtelijk op te treden door [keuze: het opleggen van een last onder dwangsom of het opleggen van een last onder bestuursdwang] of om uw erkenning [keuze: te schorsen voor of in te trekken] voor de volgende werkzaamhe(i)d(en) en vestiging(en) . [Bij voornemen opleggen last onder dwangsom volgende alinea opnemen] De bevoegdheid om een last onder dwangsom op te leggen ontleen ik aan artikel 18.2a en 18.7 van de Wet milieubeheer en artikel 5:32 van de Algemene wet bestuursrecht. Het opleggen van een last onder dwangsom heeft als gevolg dat u een dwangsom verbeurt voor iedere nieuwe overtreding die wordt geconstateerd. U
Sanctiestrategie Kwalibo pagina 61 van 79
Definitief | Sanctiestrategie Kwalibo | 30 november 2010
kunt daarbij denken aan een bedrag van voor iedere keer dat dit artikel is overtreden met een maximum van . [Bij voornemen opleggen last onder bestuursdwang volgende alinea opnemen] De bevoegdheid om een last onder bestuursdwang op te leggen ontleen ik aan artikel 18.2a en 18.7 van de Wet milieubeheer. Het opleggen van een last onder bestuursdwang heeft als gevolg dat ik zelf op uw kosten een einde maak aan de overtredingen, bijvoorbeeld door het stilleggen van de werkzaamheden, meevoeren van materiaal of het verzegelen van installaties. [Bij voornemen schorsing of intrekking de volgende alinea opnemen] De bevoegdheid om uw erkenning te schorsen of in te trekken ontlenen wij aan artikel 11.2, vijfde lid, van de Wet milieubeheer, in samenhang met artikel 23 van het Besluit bodemkwaliteit. Een schorsing houdt in dat u de desbetreffende werkzaamheid voor de duur van de schorsing niet mag uitvoeren. Een intrekking betekent dat u de werkzaamheid niet meer mag uitvoeren. Zienswijze [Keuze: Ik stel of wij stellen] u in de gelegenheid uw zienswijze over dit voornemen mondeling of schriftelijk in te brengen binnen twee weken na verzenddatum van deze brief. U dient zich daarbij tot [Keuze: mij of ons] te richten. Indien u mondeling wenst te reageren [Keuze: verzoek ik of verzoeken wij] u contact op te nemen met van mijn Inspectie, telefoonnummer . Strafbaar feit Tot slot [Keuze: wijs ik of wijzen wij] u erop dat het overtreden van artikel van het Besluit Bodemkwaliteit strafbaar is gesteld. Hiervan kan procesverbaal worden opgemaakt. De Officier van Justitie besluit vervolgens of u vervolgd wordt. Nadere informatie Voor nadere informatie kunt u contact opnemen met de heer/mevrouw [naam] van de VROM-Inspectie, telefoonnummer [ ]. Voor informatie over de verplichtingen van het Besluit bodemkwaliteit verwijs ik u naar de website van Agentschap NL/Bodem+: www.bodemplus.nl Een kopie van deze brief zal worden gezonden aan
Hoogachtend, [bij voornemen tot schorsing of intrekking ondertekening door zowel VI als IVW] de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer voor deze: de inspecteur-generaal, op last: de directeur-inspecteur, of
Sanctiestrategie Kwalibo pagina 62 van 79
Definitief | Sanctiestrategie Kwalibo | 30 november 2010
Hoogachtend, de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat, namens deze, de inspecteur IVW/Waterbeheer,
Sanctiestrategie Kwalibo pagina 63 van 79
Definitief | Sanctiestrategie Kwalibo | 30 november 2010
Model Last onder bestuursdwang/dwangsom
Aangetekend zie voornemenbrief Betreft: Opleggen van een last onder dwangsom Geachte directie, Op is bij het bodemloket melding gemaakt van een overtreding van het Besluit bodemkwaliteit. Het gaat om het volgende: Nader onderzoek Naar aanleiding van deze melding heeft een medewerker van de [keuze: VROMInspectie of Inspectie Verkeer en Waterstaat] een nader onderzoek ingesteld. Uit dit onderzoek blijkt het volgende: . Overtreding Door het op de hiervoor beschreven wijze verrichten van werkzaamheden heeft u in strijd gehandeld met van het Besluit bodemkwaliteit. Dit artikel bepaalt . [Bij eerdere waarschuwing de volgende alinea opnemen] Eerdere overtredingen U bent reeds eerder gewaarschuwd vanwege overtreding van van het Besluit bodemkwaliteit. [Keuze: Ik heb of Wij hebben] u naar aanleiding daarvan een brief gestuurd de dato met kenmerk . In die brief [Keuze: heb ik of hebben wij] u gewaarschuwd dat bij herhaling van deze overtreding bestuursrechtelijk tegen u kan worden opgetreden. Voornemen tot last onder dwangsom Met [Keuze: mijn brief of onze brief] van met kenmerk [Keuze: heb ik of hebben wij] u medegedeeld dat [Keuze: ik voornemens ben of wij voornemens zijn] u een last onder dwangsom op te leggen om herhaling van de overtreding te voorkomen (tekst aansluiten bij hetgeen in de voornemenbrief is vermeld). U bent daarbij in de gelegenheid gesteld uw zienswijze kenbaar te maken. Zienswijze [Op heeft de heer/mevrouw [naam], (functie), uw zienswijze mondeling kenbaar gemaakt. Ik vat uw zienswijze als volgt samen. ......] of
Sanctiestrategie Kwalibo pagina 64 van 79
Definitief | Sanctiestrategie Kwalibo | 30 november 2010
[Bij brief van heeft u mij uw zienswijze kenbaar gemaakt. Samengevat komt uw zienswijze erop neer dat ........] of [U heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om uw zienswijze naar voren te brengen.] Overwegingen zienswijze Ten aanzien van uw zienswijze [Keuze: heb ik of hebben wij] het volgende overwogen. Gezien het vorenstaande [Keuze: zie ik of zien wij] geen reden af te zien van het voornemen u een last onder dwangsom op te leggen. Last onder dwangsom] Gezien de aard en de ernst van de overtreding(en) is de toepassing van een last onder dwangsom het meest geëigende middel om herhaling van de overtreding te voorkomen. Gezien het grote belang om de kwaliteit van werkzaamheden in de bodem te borgen en het geringe belang dat u heeft bij herhaling van de overtreding(en), [Keuze: leg ik of leggen wij] u op grond van artikel 18.2a, derde lid, in samenhang met artikel 18.7 van de Wet milieubeheer en artikel 5:32 van de Algemene wet bestuursrecht een last onder dwangsom op. Het belang dat het door u overtreden artikel beoogt te beschermen verzet zich daar niet tegen. [Keuze: Ik gelast of Wij gelasten] u [Keuze: met onmiddellijke ingang of binnen dagen/weken/maanden] herhaling van de overtreding van artikel van het Besluit bodemkwaliteit te voorkomen (aansluiten bij hetgeen in voornemenbrief is vermeld). Concreet houdt de last in . Indien u niet voldoet aan de hierboven omschreven last dan verbeurt u een dwangsom van EUR voor iedere keer dat geconstateerd wordt dat artikel van het Besluit bodemkwaliteit is overtreden met een maximum van EUR (tekst moet aansluiten bij/overeenkomen met tekst uit voornemenbrief). Bij de vaststelling van de hoogte van de dwangsom heb ik rekening gehouden met de zwaarte van het geschonden belang en de beoogde werking van de dwangsomoplegging. Inwerkingtreding Op grond van de artikelen 3:40 en 3:41 van de Algemene wet bestuursrecht, treedt dit besluit in werking op de dag van de bekendmaking, zijnde de dag van de verzending van dit besluit. Verbeuren en invordering dwangsom
Sanctiestrategie Kwalibo pagina 65 van 79
Definitief | Sanctiestrategie Kwalibo | 30 november 2010
Bij constatering van een [Keuze: overtreding of herhaling van de overtreding(en)] [wanneer begunstigingstermijn is opgenomen: na afloop van de begunstigingstermijn] bent u van rechtswege het verbeurde bedrag verschuldigd dat u binnen zes weken dient te betalen. Bij niet-betaling zal het verbeurde bedrag worden ingevorderd zonodig met een dwangbevel. Bij invordering met een dwangbevel wordt een gerechtsdeurwaarder ingeschakeld. Ook de kosten daarvan worden op u verhaald. Overigens wijs ik u er op dat verbeuren van de dwangsom u niet ontslaat van de plicht om de overtreding te beëindigen dan wel te voorkomen. Bezwaar Belanghebbenden kunnen tegen deze beschikking bezwaar maken door het indienen van een bezwaarschrift. Het bezwaarschrift dient te worden gericht aan de [Keuze: de Minister van VROM, p/a VROM-Inspectie, directeur Uitvoering, t.a.v. aan het hoofd van de Afdeling Advies en Ontwikkeling, IPC 520 (Postbus 16191, 2500 BD te Den Haag) of de Minister van Verkeer en Waterstaat p/a . Gelieve duidelijk te vermelden dat het een bezwaarschrift betreft. De termijn waarbinnen het bezwaarschrift kan worden ingediend bedraagt zes weken na de dag waarop het besluit bekend is gemaakt. Het bezwaarschrift dient te zijn ondertekend en ten minste te bevatten: a. de naam en adres van de indiener; b. de dagtekening; c. een omschrijving van het besluit waartegen het bezwaar is gericht; d. de grond(en) van het bezwaar. Het niet voldoen aan deze eisen kan leiden tot niet-ontvankelijkheid van het bezwaarschrift. Voorlopige voorziening Indien u een bezwaarschrift heeft ingediend kunt u de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Postbus 20019, 2500 EA ’s Gravenhage) verzoeken een voorlopige voorziening te treffen indien gelet op de betrokken belangen - onverwijlde spoed dat vereist. Bij het verzoek dient een afschrift van het bezwaarschrift te worden overgelegd. Voor het behandelen van een verzoek om voorlopige voorziening wordt griffierecht geheven. Over de hoogte en de wijze van betaling van dit griffierecht kunt u informatie verkrijgen bij genoemde afdeling van de Raad van State. Ik wijs u erop dat noch het indienen van een bezwaarschrift, noch het indienen van een verzoek om voorlopige voorziening de werking van deze beschikking schorst. Strafbaar feit Tot slot wijs ik u erop dat het overtreden van artikel van het Besluit bodemkwaliteit strafbaar is gesteld. Hiervan kan proces-verbaal worden opgemaakt. De Officier van Justitie besluit vervolgens of u vervolgd wordt. Nadere informatie Voor nadere informatie kunt u contact opnemen met [naam] van de VROMInspectie, telefoonnummer [ ].
Sanctiestrategie Kwalibo pagina 66 van 79
Definitief | Sanctiestrategie Kwalibo | 30 november 2010
Voor informatie over de verplichtingen van het Besluit bodemkwaliteit verwijs ik u naar de website van Agentschap NL/Bodem+: www.bodemplus.nl
Een afschrift van deze beschikking zal worden gezonden aan:
Hoogachtend, de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer voor deze: de inspecteur-generaal, op last: de directeur-inspecteur, of Hoogachtend, de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat, namens deze, de inspecteur IVW/Waterbeheer,
Sanctiestrategie Kwalibo pagina 67 van 79
Definitief | Sanctiestrategie Kwalibo | 30 november 2010
Model invorderingsbeschikking
Aangetekend Geachte directie [naam], Bij besluit van met kenmerk < kenmerk>, [Keuze: heb ik of hebben wij u als [Keuze: directie of eigenaar van een last onder dwangsom opgelegd vanwege overtreding van . De overtreding betreft (omschrijving van overtreding aansluiten bij last onder dwangsom). De begunstigingstermijn is in die dwangsombeschikking gesteld op . In de dwangsombeschikking is daarnaast gesteld dat wanneer na afloop van de begunstigingstermijn [Keuze: de overtreding niet is beëindigd of opnieuw een overtreding wordt geconstateerd] u een dwangsom verbeurt van EUR voor met een maximum van EUR . [Keuze] U heeft geen bezwaar aangetekend en daarmee is het besluit inmiddels van kracht en onherroepelijk geworden.] Of U heeft tegen deze last onder dwangsom een bezwaarschrift ingediend, maar op het bezwaarschrift is nog geen beslissing genomen. Het indienen van een bezwaarschrift schort de werking van de last onder dwangsom niet op. Dat besluit is inmiddels van kracht. (Opmerking: andere varianten zijn ook mogelijk, bijvoorbeeld wanneer een verzoek om voorlopige voorziening is ingediend en dat verzoek is afgewezen. Het gaat er in ieder geval om dat het onderliggende dwangsombesluit van kracht moet zijn.) Inning verbeurde dwangsom Door een toezichthouder van [Keuze: de VROM-Inspectie of de Inspectie Verkeer en Waterstaat] is tijdens een controle op geconstateerd dat: [Keuze] Hieruit blijkt dat u de overtreding van niet heeft beëindigd en deze nog immer voortduurt of Hieruit blijkt dat u opnieuw heeft overtreden. U voldoet dan ook niet aan voornoemde de last onder dwangsom. De begunstigingstermijn die in de last onder dwangsom is gesteld op is verstreken. Ingevolge artikel 5:37 van de Algemene wet bestuursrecht is dan ook vastgesteld dat u niet aan de last heeft voldaan na afloop van de begunstigingstermijn. U bent derhalve een bedrag verschuldigd van EUR . Sanctiestrategie Kwalibo pagina 68 van 79
Definitief | Sanctiestrategie Kwalibo | 30 november 2010
Er zijn geen redenen of omstandigheden die aanleiding geven af te zien van invordering van de verbeurde dwangsom. U dient dit bedrag van EUR binnen weken na dagtekening van deze beschikking over te maken op rekeningnummer [Keuze: 56.99.97.216 (IBAN-nummer:NL 18 RBOS 0569 9972 16 , BIC/SWIFTcode:RBOSNL2A) bij The Royal Bank of Scotland (RBS) ten name van Ministerie VROM / VROM-Inspectie, Postbus 16191, IPC 540, 2500 BD ’s-Gravenhage, onder vermelding van “vorderingsnummer ”, “programma ”, het kenmerk van deze brief “” en “invordering” of . Wellicht ten overvloede, wijs ik u er nadrukkelijk op dat elke [Keuze: termijn of keer] dat u niet aan de last onder dwangsom voldoet u een dwangsom verbeurt. Ook wijs ik u erop dat bij niet-betaling na aanmaning invordering via dwangbevel door een deurwaarder zal volgen. De extra kosten van invordering zullen ook op u verhaald worden. [Keuze] [Indien tegen de last onder dwangsom bezwaar of beroep is ingediend de volgende passage opnemen: Indien u deze invorderingsbeschikking betwist is het niet nodig om tegen deze invorderingsbeschikking bezwaar aan te tekenen. Op grond van artikel 5:39 van de Algemene wet bestuursrecht heeft het door u ingestelde [Keuze bezwaar of beroep] tegen de last onder dwangsom namelijk mede betrekking op deze invorderingsbeschikking. Of [Indien geen bezwaar of beroep tegen de last onder dwangsom is ingediend de volgende passage opnemen: Belanghebbenden kunnen tegen deze beschikking bezwaar maken door het indienen van een bezwaarschrift. Het bezwaarschrift dient te worden gericht aan [Keuze: de Minister van VROM, p/a VROM-Inspectie, directeur Uitvoering, t.a.v. aan het hoofd van de Afdeling Advies en Ontwikkeling, IPC 520 (Postbus 16191, 2500 BD te Den Haag) of de Minister van Verkeer en Waterstaat p/a . Gelieve duidelijk te vermelden dat het een bezwaarschrift betreft. De termijn waarbinnen het bezwaarschrift kan worden ingediend bedraagt zes weken na de dag waarop het besluit bekend is gemaakt. Het bezwaarschrift dient te zijn ondertekend en ten minste te bevatten: a. de naam en adres van de indiener; b. de dagtekening; c. een omschrijving van het besluit waartegen het bezwaar is gericht; d. de grond(en) van het bezwaar. Het niet voldoen aan deze eisen kan leiden tot niet-ontvankelijkheid van het bezwaarschrift. Voorlopige voorziening Indien u een bezwaarschrift heeft ingediend, kunt u de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Postbus 20019, 2500 EA te ’sSanctiestrategie Kwalibo pagina 69 van 79
Definitief | Sanctiestrategie Kwalibo | 30 november 2010
Gravenhage) verzoeken een voorlopige voorziening te treffen, indien - gelet op de betrokken belangen - onverwijlde spoed dat vereist. Bij het verzoek dient een afschrift van het bezwaarschrift te worden overgelegd. Voor het behandelen van een verzoek om voorlopige voorziening wordt griffierecht geheven. Over de hoogte en de wijze van betaling van dit griffierecht kunt u informatie verkrijgen bij de Raad van State. Nadere informatie Voor nadere informatie kunt u contact opnemen met van de [Keuze: VROM-inspectie of Inspectie Verkeer en Waterstaat], telefoonnummer . Een afschrift van dit besluit zal worden gezonden aan:
Hoogachtend, De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke ordening en Milieubeheer, voor deze: de inspecteur-generaal, o.l.: de directeur-inspecteur, of Hoogachtend, de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat, namens deze, de inspecteur IVW/Waterbeheer,
Sanctiestrategie Kwalibo pagina 70 van 79
Definitief | Sanctiestrategie Kwalibo | 30 november 2010
Model schorsing en intrekking erkenning
Aangetekend Betreft: [keuze: Schorsing of Intrekking] van (een deel van) uw erkenning op grond van het Besluit bodemkwaliteit Geachte directie, Op is bij het bodemloket melding gemaakt van een overtreding van het Besluit bodemkwaliteit. Het gaat om het volgende: Nader onderzoek Naar aanleiding van deze melding heeft een medewerker van [keuze: de VROMInspectie of de Inspectie Verkeer en Waterstaat] een nader onderzoek ingesteld. Uit dit onderzoek blijkt het volgende: . Overtreding Door het op de hiervoor beschreven wijze verrichten van werkzaamheden heeft u in strijd gehandeld met van het Besluit bodemkwaliteit. Dit artikel bepaalt . [Bij eerdere waarschuwing de volgende alinea opnemen] Eerdere overtredingen U bent reeds eerder gewaarschuwd vanwege overtreding van van het Besluit bodemkwaliteit. De [keuze: VROM-Inspectie of Inspectie Verkeer en Waterstaat] heeft u naar aanleiding daarvan een brief gestuurd de dato met kenmerk . In die brief bent u gewaarschuwd dat wij bij herhaling van deze overtreding bestuursrechtelijk tegen u kunnen optreden. Voornemen en zienswijze Met de brief van heeft de [keuze: VROM-Inspectie of Inspectie Verkeer en Waterstaat] aangegeven het voornemen te hebben ons te adviseren om uw erkenning [keuze: te schorsen of in te trekken] voor de volgende werkzaamhe(i)d(en) en vestiging(en) . Daarbij is u tevens de gelegenheid gegeven uw zienswijze over dit voornemen mondeling of schriftelijk in te brengen. Van deze gelegenheid heeft u [keuze: geen gebruik gemaakt of met uw brief van gebruik gemaakt of op gebruik gemaakt door uw zienswijze mondeling in te brengen tijdens een gesprek met van de [keuze: VROM-Inspectie of Inspectie Verkeer en Waterstaat]. [Wanneer zienswijze is ingediend volgende alinea opnemen] Uw zienswijze luidt kort samengevat als volgt:
Sanctiestrategie Kwalibo pagina 71 van 79
Definitief | Sanctiestrategie Kwalibo | 30 november 2010
Met betrekking tot uw zienswijze merken wij het volgende op: [Wanneer de erkenning wordt geschorst de volgende alinea’s opnemen] (Gedeeltelijke) schorsing van de erkenning Gezien de aard en de ernst van de overtreding(en) achten wij het (gedeeltelijk) schorsen van uw erkenning het meest geëigende middel om te bewerkstelligen dat daaraan een einde wordt gemaakt. Gezien het grote belang om de kwaliteit van werkzaamheden in de bodem te borgen en het geringe belang dat u heeft bij voortzetting van de overtreding(en), is een (gedeeltelijke) schorsing gelegitimeerd. De bevoegdheid om uw erkenning te schorsen ontlenen wij aan artikel 11.2, vijfde lid, van de Wet milieubeheer, in samenhang met artikel 23 van het Besluit bodemkwaliteit. Wij besluiten om de erkenning van , met certificaatnummers (gedeeltelijk) te schorsen voor de duur van . De gedeeltelijke schorsing heeft betrekking op . Deze (gedeeltelijke) schorsing houdt in dat gedurende het volgende u niet is toegestaan: De duur van de schorsing houdt verband met de termijn die uw bedrijf volgens ons nodig heeft om de nodige herstelmaatregelen te treffen teneinde herhaling van de overtreding(en) te voorkomen. De herstelmaatregelen die getroffen kunnen worden zijn . Wanneer uw bedrijf binnen de schorsingstermijn niet alle vereiste maatregelen heeft getroffen om herhaling van de overtreding(en) te voorkomen, volgt gehele of gedeeltelijke intrekking van uw erkenning. [Wanneer de erkenning wordt ingetrokken de volgende alinea’s opnemen] (Gedeeltelijke) intrekking van de erkenning Gezien de aard en de ernst van de overtreding(en) achten wij het (gedeeltelijk) intrekken van uw erkenning het meest geëigende middel om te bewerkstelligen dat daaraan een einde wordt gemaakt. Gezien het grote belang om de kwaliteit van werkzaamheden in de bodem te borgen en het geringe belang dat u heeft bij voortzetting van de overtreding(en), is een (gedeeltelijke) intrekking gelegitimeerd. De bevoegdheid om uw erkenning in te trekken ontlenen wij aan artikel 11.2, vijfde lid, van de Wet milieubeheer, in samenhang met artikel 23 van het Besluit bodemkwaliteit. Wij besluiten om de erkenning van , met certificaatnummers (gedeeltelijk) in te trekken. De gedeeltelijke intrekking heeft betrekking op . Deze (gedeeltelijke) intrekking houdt in dat het volgende u niet meer is toegestaan:
Sanctiestrategie Kwalibo pagina 72 van 79
Definitief | Sanctiestrategie Kwalibo | 30 november 2010
Inwerkingtreding [Keuze: Deze beschikking treedt in werking met ingang van de dag na de dag waarop de termijn afloopt voor het indienen van een bezwaarschrift (zes weken na de dag waarop deze beschikking is verzonden). Indien gedurende die termijn bij de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State een verzoek om voorlopige voorziening is gedaan, treedt deze beschikking niet in werking voordat op dat verzoek is beslist. of Deze beschikking treedt terstond in werking omdat wij conform artikel 20.5 van de Wet milieubeheer van oordeel zijn dat het onverwijld in werking treden van deze beschikking noodzakelijk is.] Bezwaar Tegen deze beschikking kan bezwaar worden gemaakt door het indienen van een bezwaarschrift. Het bezwaarschrift dient te worden gericht aan de [Keuze: de Minister van VROM en de Minister van Verkeer en Waterstaat, p/a VROM-Inspectie, directeur Uitvoering, t.a.v. aan het hoofd van de Afdeling Advies en Ontwikkeling, IPC 520 (Postbus 16191, 2500 BD te Den Haag). Gelieve duidelijk te vermelden dat het een bezwaarschrift betreft. Het bezwaarschrift dient te zijn ondertekend en ten minste te bevatten: a. de naam en adres van de indiener; b. de dagtekening; c. een omschrijving van het besluit waartegen het bezwaar is gericht; d. de grond(en) van het bezwaar. De termijn waarbinnen het bezwaarschrift kan worden ingediend, bedraagt zes weken na de dag waarop deze beschikking is verzonden. Voorlopige voorziening Indien u een bezwaarschrift heeft ingediend kunt u de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Postbus 20019, 2500 EA ’s Gravenhage) verzoeken een voorlopige voorziening te treffen indien gelet op de betrokken belangen - onverwijlde spoed dat vereist. Bij het verzoek dient een afschrift van het bezwaarschrift te worden overgelegd. Voor het behandelen van een verzoek om voorlopige voorziening wordt griffierecht geheven. Over de hoogte en de wijze van betaling van dit griffierecht kunt u informatie verkrijgen bij genoemde afdeling van de Raad van State. Strafbaar feit Tot slot wijs ik u erop dat het overtreden van artikel van het Besluit Bodemkwaliteit strafbaar is gesteld. Hiervan kan proces-verbaal worden opgemaakt. De Officier van Justitie besluit vervolgens of u vervolgd wordt. Nadere informatie Voor nadere informatie kunt u telefonisch contact opnemen met , telefoonnummer . Voor informatie over de verplichtingen van het Besluit bodemkwaliteit verwijs ik u naar de website van Agentschap NL/Bodem+: www.bodemplus.nl Hoogachtend, Sanctiestrategie Kwalibo pagina 73 van 79
Definitief | Sanctiestrategie Kwalibo | 30 november 2010
de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer voor deze: de inspecteur-generaal, op last: de directeur-inspecteur,
de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat, namens deze, lid van het managementteam IVW/Waterbeheer,
Sanctiestrategie Kwalibo pagina 74 van 79
Definitief | Sanctiestrategie Kwalibo | 30 november 2010
Model Proces-verbaal Parketnummer : Proces-verbaalnummer : Economisch delict Verdachte 1 rechtspersoon: soort bedrijf: adres: postcode: plaats: telefoon inschrijving KvK:
Verdachte 2 naam: voornamen: geslacht: nationaliteit: geboortedatum: geboorteplaats: adres verdachte: postcode: woonplaats: telefoon: rol/functie:
Verdachte 3 rechtspersoon: soort inrichting: adres: postcode: plaats: telefoon: inschrijving KvK:
Verdachte 4 naam: voornamen: geslacht: nationaliteit: geboortedatum: geboorteplaats: adres: postcode: woonplaats: telefoon: rol/functie:
Getuige 1 naam: voornamen: geslacht:
Sanctiestrategie Kwalibo pagina 75 van 79
Definitief | Sanctiestrategie Kwalibo | 30 november 2010
nationaliteit: geboortedatum: geboorteplaats: adres: postcode: woonplaats: telefoon: rol/functie:
Getuige 2 naam: voornamen: geslacht: nationaliteit: geboortedatum: geboorteplaats: adres: postcode: woonplaats: telefoon: rol/functie:
Overtreding pleegdatum: pleegplaats: gepleegd feit:
Overtreden artikel(en)
Omschrijving feit
Strafbaarstelling
Artikel juncto artikel 11.2 van de Wet milieubeheer juncto artikel 1a, onder 2° van de Wet op de economische delicten
Sanctiestrategie Kwalibo pagina 76 van 79
Definitief | Sanctiestrategie Kwalibo | 30 november 2010
PROCES-VERBAAL Verbalisant Ik, , verbalisant, aangewezen als toezichthoudend ambtenaar ingevolge artikel 18.4 van de Wet milieubeheer bij de VROM-Inspectie, tevens buitengewoon opsporingsambtenaar, BOA/Aktenummer , standplaats , verklaar het volgende: Aanleiding [wanneer aangifte is gedaan volgende alinea opnemen] Aangifte Op om uur deed , bij mij aangifte van vermeende overtreding van het Besluit bodemkwaliteit. De aangever verklaarde het volgende: Het proces-verbaal van aangifte is als bijlage bij dit proces-verbaal gevoegd. Regelgeving Het is mij ambtshalve bekend dat hoofdstuk 2 van het Besluit bodemkwaliteit op van toepassing is. Een uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel en Fabrieken voor Amsterdam van het bedrijf is als bijlage bij dit proces-verbaal gevoegd. Samenvatting verhoor verdachte Op om uur hoorde ik de verdachte op . Nadat ik de verdachte had medegedeeld dat hij niet verplicht is om mijn vragen te beantwoorden legde hij/zij aan mij de volgende verklaring af: Het proces-verbaal van verhoor van deze verdachte is als bijlage bij dit procesverbaal gevoegd. Samenvatting verhoor getuige Op om uur hoorde ik de getuige op . De getuige legde aan mij de volgende verklaring af: Het proces-verbaal van verhoor van deze getuige is als bijlage bij dit proces-verbaal gevoegd. Bijlagen Als bijlagen zijn bij dit proces-verbaal gevoegd: 1. Sanctiestrategie Kwalibo pagina 77 van 79
Definitief | Sanctiestrategie Kwalibo | 30 november 2010
2. 3. Ondertekening
Verbalisant,
Naam: Opgemaakt op ambtseed/belofte, te
Sanctiestrategie Kwalibo pagina 78 van 79