Arbeidsongevallenrapport 2014
datum status
December 2014 Definitief
Definitief| Arbeidsongevallenrapport 2014 | december 2014
Colofon
Projectnaam
Arbeidsongevallenrapport 2014
Projectleider
M.C. (Marlou) Smit MSc, Senior Onderzoeker
Bijlagen
4
Auteurs
M.C. (Marlou) Smit MSc, Senior Onderzoeker L. (Lars) Uijtendaal MSc, Junior Onderzoeker Drs. J (Judith) Hoeben, Onderzoeker
Pagina 2 van 125
Definitief| Arbeidsongevallenrapport 2014 | december 2014
Inhoudsopgave Colofon
2
Voorwoord 5 1
Inleiding
6
2
Door Inspectie SZW onderzochte arbeidsongevallen
3
Slachtoffers naar kenmerken 9 3.1 Slachtoffers ..................................................................................... 9 3.1.1 Leeftijd ........................................................................................... 10
4
Slachtoffers naar economische sectoren 17 4.1 Hoofdsectoren ................................................................................. 18 4.2 Prioritaire sectoren........................................................................... 23 4.3 Sectoren op basis van eerste twee cijfers SBI-code .............................. 25
5
Handhaving 30 5.1 Slachtoffers naar overtreding en boeterapport ..................................... 30 5.2 Welke handhavingsinstrumenten zijn ingezet? ..................................... 33 5.3 Welke wetsartikelen zijn overtreden? ................................................. 36
6
Ongevalsscenario's en risico's
7
Arbeidsongevallen en nationaliteit 45 7.1 Inleiding ......................................................................................... 45 7.2 Nederlandse en niet Nederlandse slachtoffers ...................................... 45 7.3 Slachtofferkenmerken ...................................................................... 47 7.3.1 Ernst van de arbeidsongevallen ......................................................... 47 7.3.2 Slachtoffers naar arbeidsverband ....................................................... 48 7.3.3 Slachtoffers naar beroepen en sectoren .............................................. 49 7.3.4 Slachtoffers naar leeftijdsklasse......................................................... 51 7.3.5 Begrip van de voertaal ..................................................................... 52 7.4 Ongevalsscenario’s .......................................................................... 53 7.4.1 Achterliggende oorzaken ongevalsscenario’s ....................................... 55 7.5 Ongevalsscenario’s nader besproken .................................................. 60 7.5.1 Contact met bewegende delen van een machine .................................. 60 7.5.2 Aanrijding (van een voetganger) door een voertuig .............................. 62 7.5.3 Contact met handgereedschap .......................................................... 65 7.5.4 Vallen van ladder of trapje ................................................................ 68 7.6 Conclusies ...................................................................................... 71
8
Arbeidsongevallen en leeftijd 73 8.1 Inleiding ......................................................................................... 73 8.2 Slachtofferkenmerken ...................................................................... 74 8.2.1 Slachtoffers naar arbeidsverband ....................................................... 74 8.2.2 Slachtoffers naar beroepen en sectoren .............................................. 75 8.3 Achterliggende oorzaken per leeftijdscategorie .................................... 78 8.4 Ongevalsscenario’s .......................................................................... 81 8.4.1 Contact met bewegende delen van een machine .................................. 83 8.4.2 Contact met vallende objecten – niet van kranen/hijswerktuigen ........... 85
7
40
Pagina 3 van 125
Definitief| Arbeidsongevallenrapport 2014 | december 2014
8.4.3 8.4.4 8.5
Val van ladder of trapje .................................................................... 87 Val van dak, vloer of platform ........................................................... 89 Samenvatting en conclusie................................................................ 90
9
Conclusie en discussie
93
Bijlage
99 Tabel I Slachtoffers van arbeidsongevallen in 2010-2013 (door de Inspectie SZW afgesloten ongevalsonderzoeken) naar verschillende kenmerken. ........................ 99 Tabel II Slachtoffers van dodelijke arbeidsongevallen in 2010-2013 (door de Inspectie SZW afgesloten ongevalsonderzoeken) naar verschillende kenmerken. 103 Tabel III Slachtoffers van arbeidsongevallen in 2010-2013 (door de Inspectie SZW afgesloten ongevalsonderzoeken) naar tweecijferige SBI. ................................. 107 Tabel IV Slachtoffers van arbeidsongevallen in 2010-2013 (door Inspectie SZW afgesloten ongevalsonderzoeken) naar driecijferige SBI-code. .......................... 114
Pagina 4 van 125
Definitief| Arbeidsongevallenrapport 2014 | december 2014
Voorwoord
Voor u ligt het Arbeidsongevallenrapport 2014 van de Inspectie SZW. In het rapport is een analyse gedaan van de door de Inspectie SZW onderzochte arbeidsongevallen over verschillende jaren. Dit rapport en andere bronnen van ongevallengegevens worden gebruikt door de Inspectie SZW in het kader van risicoanalyse. Voor het tot stand komen van het rapport bedanken we verschillende mensen: Martijn Mud en Raymond Dijkshoorn van advies- en ingenieursbureau RPS, Marja Schouten, John Samadhan en Arjan van der Lugt van de afdeling Onderzoek & Analyse van de Inspectie SZW, Piet Venema van het Ministerie van SZW en verschillende mensen van de Inspectie SZW. Marlou Smit, Judith Hoeben en Lars Uijtendaal
Pagina 5 van 125
Definitief| Arbeidsongevallenrapport 2014 | december 2014
1
Inleiding
In 2013 hebben in Nederland 458.000 werknemers (1 op de 15 werknemers) te maken gekregen met een arbeidsongeval, waarbij zij lichamelijk letsel of geestelijke schade opliepen. Iets minder dan de helft van de slachtoffers heeft door het ongeval één of meer dagen verzuimd van het werk1. Voor alle ongevallen geldt dat de werkgever het ongevalsrisico, in het kader van de risico-inventarisatie en – evaluatie, moet evalueren en de risicobeperkende maatregelen moet beschrijven. Arbeidsongevallen
die
geleid
hebben
tot
de
dood,
blijvend
letsel
of
ziekenhuisopname zijn meldingsplichtig bij de Inspectie SZW. Het gaat dan dus om de ernstiger ongevallen. Dit rapport bevat kerncijfers en analyses van door de Inspectie SZW onderzochte arbeidsongevallen. Ongevallen die op het moment van melding naar verwachting meldingsplichtig zijn, worden onderzocht door de Inspectie SZW, behalve in de gevallen waarin een andere dienst het onderzoek doet (zoals bij verkeersongevallen). In hoofdstuk 2 wordt nader toegelicht welke ongevallen worden onderzocht door de Inspectie SZW en die dus de basis vormen voor
de
cijfers
in
dit
rapport.
Dit
rapport
en
andere
bronnen
van
ongevallengegevens worden gebruikt voor producten van de Inspectie SZW in het kader van risicoanalyse. In de periode 2010-2013 heeft de Inspectie SZW jaarlijks meer dan 2.000 ongevallen onderzocht. In het administratieve systeem van de Inspectie SZW wordt informatie opgenomen over de arbeidsongevallen die de Inspectie onderzoekt. Deze informatie geeft inzicht in de sectoren waar deze ongevallen zich voordoen en in de kenmerken
van
de
slachtoffers.
In
hoofdstuk
3
worden
diverse
achtergrondkenmerken van slachtoffers beschreven, zoals hun leeftijd, geslacht en de aard van het arbeidsverband. Hoofdstuk 4 beschrijft de sectoren waarin de arbeidsongevallen zich hebben voorgedaan. De Inspectie SZW treedt handhavend op wanneer bij een ongevalsonderzoek blijkt dat sprake is van een causale relatie tussen een overtreding van de arbeidsomstandighedenwet en het ongeval. Hoofdstuk 5 gaat in op de handhaving. In hoofdstuk 6 komen de arbeidsrisico’s en ongevalsscenario’s aan bod. De hoofdstukken 7 en 8 gaan in op de oorzaken van ongevallen. In hoofdstuk 7 wordt een nadere analyse van oorzaken van ongevallen naar nationaliteit (tussen de Nederlandse en niet-Nederlandse arbeidskrachten) gedaan en in hoofdstuk 8 naar leeftijd. Een conclusie en discussie staat in hoofdstuk 9. In de bijlage zijn tabellen opgenomen.
1
Mol, M. & Pleijers, A. (2014). Eén op 15 werknemers heeft arbeidsongeval. CBS-Webmagazine.
Pagina 6 van 125
Definitief| Arbeidsongevallenrapport 2014 | december 2014
2
Door Inspectie SZW onderzochte arbeidsongevallen
In dit hoofdstuk wordt een toelichting gegeven op arbeidsongevallen die de Inspectie SZW onderzocht heeft. Verder wordt toegelicht hoe tot de cijfers in dit rapport is gekomen. Volgens artikel 1 van de Arbeidsomstandighedenwet is een arbeidsongeval een aan een werknemer2 in verband met het verrichten van arbeid overkomen ongewilde, plotselinge gebeurtenis, die schade aan de gezondheid tot vrijwel onmiddellijk gevolg heeft gehad en heeft geleid tot ziekteverzuim, of de dood tot vrijwel onmiddellijk gevolg heeft gehad. Meldingsplichtig bij de Inspectie SZW zijn die arbeidsongevallen die geleid hebben tot de dood, blijvend letsel of ziekenhuisopname (artikel 9, eerste lid van de Arbowet). Enkel poliklinische behandeling in het ziekenhuis valt hier niet onder. De Inspectie SZW onderzoekt deze
meldingsplichtige
arbeidsongevallen.
Soms
worden
arbeidsongevallen
onderzocht op basis van artikel 10 van de Arbowet (gevaar voor derden). Bij de intake van een ongevalsmelding wordt beoordeeld of het ongeval door een inspecteur moet worden onderzocht of niet. In het geval dat een ongeval door een inspecteur
moet
worden
onderzocht,
wordt
de
melding
een
zaak
in
het
administratieve systeem van de Inspectie SZW en gaat een inspecteur ermee aan de slag. In een deel van deze gevallen blijkt dat in een zaak geen uitgebreid onderzoek nodig is. Een reden voor het niet verder onderzoeken van een ongeval kan zijn dat het geen meldingsplichtig arbeidsongeval volgens de Arbowet blijkt te zijn (bijvoorbeeld als het slachtoffer volgens de Arbowet geen werknemer is of als er geen sprake is van vermoedelijk blijvend letsel of ziekenhuisopname). Daarnaast worden sommige arbeidsongevallen door een andere dienst (verder) onderzocht. De politie onderzoekt bijvoorbeeld arbeidsongevallen op de openbare weg. Ook ongevallen in de
mijnbouw en een deel
van de
arbeidsongevallen in de
zeescheepvaart worden niet door de Inspectie SZW onderzocht. Er
is
sprake
van
een
flinke
ondermelding
van
arbeidsongevallen
met
ziekenhuisopname3. Naar schatting de helft van alle meldingsplichtige ongevallen wordt niet gemeld bij de Inspectie SZW 4. Het werkelijke aantal meldingsplichtige arbeidsongevallen is dus groter dan uit deze analyse blijkt. Aan de andere kant zijn er in de cijfers van dit rapport ook niet-meldingsplichtige ongevallen meegenomen waar een inspecteur een geheel of gedeeltelijk onderzoek heeft gedaan. De meeste ongevallen in dit rapport zijn wel meldingsplichtige ongevallen, echter is het niet mogelijk om aan te geven hoeveel dit er precies zijn.
2
Een zelfstandige zonder personeel die onder gezag werkt, geldt ook als een werknemer. Popma, J. Werkgerelateerde sterfte in Nederland: een verkenning, Amsterdam, FNV, 2005 4 Damen, M., Wouters, R. & Leidelmeijer, K. (2010). Actieplan Arbeidsveiligheid. Selectie en uitnodiging risicovolle bedrijven. Amsterdam: RIGO, in opdracht van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. 3
Pagina 7 van 125
Definitief| Arbeidsongevallenrapport 2014 | december 2014
Vanuit beleidsmatig oogpunt is besloten om in 2013 sneller ter plaatse te gaan bij een
ongeval.
Wellicht
is
daardoor
een
stijging
in
het
aantal
onderzochte
arbeidsongevallen te zien, terwijl het feitelijke aantal meldingsplichtige ongevallen niet is gestegen. Daarnaast kan sinds 1 januari 2013 een boete van maximaal € 50.000 worden opgelegd indien het ongeval niet of te laat wordt gemeld.
Pagina 8 van 125
Definitief| Arbeidsongevallenrapport 2014 | december 2014
3
Slachtoffers naar kenmerken
In het administratieve systeem van de Inspectie SZW worden kenmerken van slachtoffers geslacht
en
van
onderzochte
arbeidsverband.
arbeidsongevallen In
dit
hoofdstuk
geregistreerd, worden
zoals
deze
leeftijd,
verschillende
achtergrondkenmerken geanalyseerd. De analyse is uitgevoerd op basis van ongevalszaken die de Inspectie SZW in de jaren 2010 tot en met 2013 heeft afgesloten. Niet in alle gevallen heeft een uitgebreid onderzoek plaatsgevonden waardoor niet van alle slachtoffers alle kenmerken bekend zijn. In hoofdstuk 2 is toegelicht welke definitie wordt gehanteerd. Een deel van de ongevallen heeft plaatsgevonden in de jaren voor het jaar waarin de zaak werd afgesloten en een deel in hetzelfde jaar als waarin de zaak werd afgesloten. In tabel I en II in de bijlage staan de cijfers die de basis vormen voor de figuren in dit hoofdstuk.
3.1
Slachtoffers Figuur 1 geeft per jaar het aantal slachtoffers weer in de ongevalsonderzoeken die de Inspectie SZW heeft afgesloten in de periode 2010-2013. Tevens is het aantal dodelijke ongevallen weergegeven. Figuur
1
Slachtoffers
naar
jaar
(door
Inspectie
SZW
afgesloten
ongevalsonderzoeken, 2010-2013)
Bij de ongevalszaken die zijn afgesloten in 2010 waren 2.075 Slachtoffers betrokken, waarvan 76 dodelijke. Voor het jaar 2013 ging het om 2.121 Slachtoffers, waarvan er 74 zijn overleden. In 2013 zijn er meer ongevalszaken afgesloten dan in de jaren 2010, 2011 en 2012. Een mogelijke verklaring voor deze
Pagina 9 van 125
Definitief| Arbeidsongevallenrapport 2014 | december 2014
lichte stijging is dat de crisis over het dieptepunt heen is en er dus weer meer uren gewerkt wordt waardoor het aantal ongevallen toeneemt. Bovendien kan sinds 1 januari 2013 een boete van maximaal € 50.000 worden opgelegd indien een meldingsplichtig ongeval niet of te laat wordt gemeld. Ook is besloten om in 2013 sneller ter plaatse te gaan wanneer een ongeval wordt gemeld. Hierdoor komen meer ongevallen in de cijfers terecht, terwijl in sommige gevallen achteraf blijkt dat het niet ging om een meldingsplichtig ongeval.
3.1.1
Leeftijd De slachtoffers van de door de Inspectie SZW afgesloten ongevalsonderzoeken in de periode 2010-2013 zijn in figuur 2 naar leeftijdscategorie onderverdeeld. Te zien is dat het grootste aantal slachtoffers tussen de 45 en 55 jaar is (2.023), gevolgd door de leeftijdscategorie 35 t/m 44 jaar (1.765). Van de slachtoffers waren er 21 jonger dan 15 jaar. Een deel van deze jonge slachtoffers was wellicht aan het werk, maar het kan ook zijn dat zij aan het spelen waren op de arbeidsplaats. Van 633 slachtoffers is de leeftijd onbekend. Figuur 2 Slachtoffers van ongevallen naar leeftijd (door Inspectie SZW afgesloten ongevalsonderzoeken, 2010-2013)
De leeftijdscategorie 45 t/m 54 jaar heeft het hoogste absolute aantal ongevallen. Tegelijkertijd is dit de leeftijdscategorie waarin het meest wordt gewerkt (gemeten in arbeidsvolume). Het is goed om te kijken naar het relatieve aantal slachtoffers per leeftijdscategorie. Om dit relatieve aantal te berekenen moeten de absolute aantallen door de Inspectie SZW onderzochte arbeidsongevallen worden afgezet tegen het aantal werknemers in de betreffende leeftijdscategorie. Voor de
Pagina 10 van 125
Definitief| Arbeidsongevallenrapport 2014 | december 2014
berekening van het aantal werknemers is uitgegaan van het arbeidsvolume. Dit is de hoeveelheid arbeid in arbeidsjaren en bestaat uit voltijd- en deeltijdbanen. Daarbij worden de deeltijdbanen naar rato geteld; twee halve deeltijdbanen zijn samen één voltijdbaan. Cijfers over het arbeidsvolume in 2012 (voorlopige cijfers) per leeftijdscategorie zijn afkomstig van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). Enkel de werknemers, uitzendkrachten en stagiairs - niet de derden5, zelfstandigen, meewerkende gezinsleden en leerlingen - vallen bij het CBS onder het begrip arbeidsvolume. Om die reden zijn voor de berekening van het aantal ongevallen per 100.000 arbeidsjaren ook alleen de ongevallen meegenomen waarbij een werknemer, uitzendkracht of stagiair het slachtoffer was6. In figuur 3 zijn de slachtoffers voor verschillende leeftijdscategorieën weergegeven per 100.000 arbeidsjaren. Figuur 3 Slachtoffers van ongevallen per 100.000 arbeidsjaren van werknemers, uitzendkrachten
en
stagiairs
naar
leeftijd
(door
Inspectie
SZW
afgesloten
ongevalsonderzoeken, jaargemiddelde, 2010-2013)
5
Derden die werknemer zijn bij een ander bedrijf en voor hun werk als derde aanwezig waren bij het bedrijf waar het ongeval plaatsvond en slachtoffer werden, zouden voor een zuivere vergelijking wel meegenomen moeten worden. Het is echter niet mogelijk om de groep derden onder te verdelen in deze mensen en de rest. De hele groep derden is daarom buiten beschouwing gelaten. In totaal 2% van alle slachtoffers is derde. Het gaat relatief gezien niet om een groot aantal. 6 De volgende aantallen slachtoffers (werknemers, uitzendkracht en stagiair) bleven over voor de verschillende leeftijdscategorieën in de periode 2010 tot en met 2013: 15 t/m 24 jaar: 980 25 t/m 34 jaar: 1.326 35 t/m 44 jaar: 1.644 45 t/m 54 jaar: 1.888 55 t/m 64 jaar: 1.129 65 jaar en ouder: 55 Voor deze aantallen is een jaargemiddelde berekend door te delen door vier. Vervolgens is het jaargemiddelde gerelateerd aan het arbeidsvolume. Pagina 11 van 125
Definitief| Arbeidsongevallenrapport 2014 | december 2014
Voor de leeftijdscategorie 25 tot en met 34 jaar is het aantal door de Inspectie onderzochte arbeidsongevallen per 100.000 arbeidsjaren het kleinst. Het aantal ongevallen per 100.000 arbeidsjaren is het grootst voor de leeftijdscategorie 15 tot en met 24 jaar. Dit scheelt niet veel van het aantal ongevallen per 100.000 arbeidsjaren voor de overige leeftijdscategorieën. Uit gegevens van het CBS en TNO blijkt
dat
voor
het
totaal
aantal
arbeidsongevallen
(inclusief
de
niet-
meldingsplichtige) eveneens geldt dat werknemers tot 25 jaar vaker te maken krijgen met een arbeidsongeval dan werknemers van 25 jaar of ouder. In 2013 hebben jongeren 1,5 keer zo vaak een arbeidsongeval met letsel opgelopen (8,2% van de werknemers). Echter, verzuim na een arbeidsongeval kwam minder vaak voor bij werknemers tot 25 jaar7. Een verschil met het arbeidsongevallenrapport 2013 is dat de 65-plussers niet oververtegenwoordigd zijn in het aantal ongevallen per 100.000 arbeidsjaren. Voor de leeftijdscategorie 65-plussers is het aantal arbeidsongevallen per 100.000 arbeidsjaren gedaald; in het ongevallenrapport 2013 waren er gemiddeld 41 ongevallen per 100.000 arbeidsjaren. Tevens is op te merken dat het aantal slachtoffers van ongevallen per 100.000 arbeidsjaren voor de andere leeftijdscategorieën vanaf 25 jaar licht is gedaald. Een mogelijke verklaring hiervoor is dat door een administratieve verandering de ongevallencijfers over 2009 (die meegenomen zijn in het arbeidsongevallenrapport 2013, maar niet in het huidige rapport) hoger uitvallen dan de jaren daarna. Tegelijkertijd is voor de leeftijdscategorieën vanaf 45 jaar een stijging zichtbaar van het arbeidsvolume in 2012,
ten
opzichte
van
het
arbeidsvolume
dat
was
gebruikt
in
het
arbeidsongevallenrapport 2013. Voor de 65-plussers is deze stijging relatief sterk, namelijk 24% (van 34.0008 arbeidsjaren in 2010 naar 42.000 in 2012). In figuur 4 en 5 zijn de dodelijke slachtoffers weergegeven naar leeftijd. In figuur 4 is te zien dat de meeste dodelijke slachtoffers vallen binnen de leeftijdscategorie 45 tot en met 54 jaar, gevolgd door de categorie 35 tot en met 44 jaar. In figuur 5 zijn de
relatieve
aantallen
dodelijke
slachtoffers
-
per
100.000
arbeidsjaren
-
weergegeven naar leeftijd. Uit die figuur is af te lezen dat arbeidskrachten van 65 jaar en ouder relatief vaak slachtoffer worden van een (door de Inspectie SZW onderzocht) dodelijk arbeidsongeval. In figuur 4 is echter te zien dat het absoluut gezien slechts om een klein aantal ongevallen gaat.
7
Mol, M. & Pleijers, A. (2014). Eén op 15 werknemers heeft arbeidsongeval. CBS-Webmagazine. In het vorige rapport is uitgegaan van een oudere definitie van het CBS, op basis waarvan het arbeidsvolume van 65-plussers in 2010 32.000 was. 8
Pagina 12 van 125
Definitief| Arbeidsongevallenrapport 2014 | december 2014
Figuur 4 Slachtoffers van dodelijke ongevallen naar leeftijd (door Inspectie SZW afgesloten ongevalsonderzoeken, 2010-2013)
Figuur 5 Slachtoffers van dodelijke ongevallen per 100.000 arbeidsjaren van werknemers, uitzendkrachten en stagiairs naar leeftijd (door Inspectie SZW afgesloten ongevalsonderzoeken, jaargemiddelde 2010-2013)
De meeste slachtoffers van door de Inspectie SZW onderzochte ongevallen zijn man; in de periode 2010 tot en met 2013 was 87% van de slachtoffers van het mannelijke geslacht. 8% van de slachtoffers was vrouw en in 5% van de gevallen stond het geslacht niet geregistreerd in het administratieve systeem van de Inspectie (figuur 6). Als alleen gekeken wordt naar de dodelijke slachtoffers dan is Pagina 13 van 125
Definitief| Arbeidsongevallenrapport 2014 | december 2014
het percentage mannelijke slachtoffers nog groter, namelijk 96% (zie figuur 7). Voor alleen het jaar 2013 is het percentage dodelijke mannelijke slachtoffers zelfs nog hoger. Afgerond 99% van de dodelijke slachtoffers van arbeidsongevallen waarvan de zaak is afgerond in 2013 was man. Figuur 6 Slachtoffers van ongevallen naar geslacht (door Inspectie SZW afgesloten ongevalsonderzoeken, 2010-2013)
Figuur 7 Slachtoffers van dodelijke ongevallen naar geslacht (door Inspectie SZW afgesloten ongevalsonderzoeken, 2010-2013)
Figuur
8
geeft
arbeidsverband
de weer.
slachtoffers, Het
het
grootste
totaal deel
en
(74%)
het
aantal
van
de
dodelijke,
naar
slachtoffers
van
arbeidsongevallen die door de Inspectie SZW zijn onderzocht is werknemer. Een relatief groot percentage (15%) is uitzendkracht. Echter, de gehanteerde definitie van uitzendkracht is ruimer dan bijvoorbeeld die van het CBS, waardoor onder
Pagina 14 van 125
Definitief| Arbeidsongevallenrapport 2014 | december 2014
andere ook een deel van de gedetacheerden tot uitzendkrachten kunnen worden gerekend. Voor de dodelijke slachtoffers liggen de percentages iets lager, respectievelijk 69% en 10%. Van het totaal aantal slachtoffers is 4% zelfstandige. Van de dodelijke slachtoffers is 9% zelfstandige. Bij de cijfers over zelfstandigen is het van belang dat de Arbeidsomstandighedenwet een arbeidsongeval definieert als een ongeval dat een werknemer overkomt (in hoofdstuk 2 staat de exacte definitie van een arbeidsongeval). Hierbij geldt een zelfstandige zonder personeel die onder gezag werkt ook als een werknemer. Maar een deel van de ongevallen die een zelfstandige overkomt, zullen niet in deze cijfers zitten, omdat voor deze ongevallen de meldingsplicht niet geldt. Ook derden, bijvoorbeeld een klant van het bedrijf of een werknemer van een ander bedrijf, kunnen slachtoffer worden van een ernstig ongeval. Deze ongevallen zijn niet in alle gevallen meldingsplichtig, maar als ze wel (gedeeltelijk) zijn onderzocht door de Inspectie zijn ze wel in de cijfers van dit rapport meegenomen (zoals reeds uitgelegd in hoofdstuk 2). 2% van het totaal aantal slachtoffers was een derde (6% van het aantal dodelijke slachtoffers). Eveneens 2% was leerling/student en 1% was stagiair. Figuur 8 Slachtoffers van ongevallen naar arbeidsverband (in procenten, door Inspectie SZW afgesloten ongevalsonderzoeken, 2010-2013)
Pagina 15 van 125
Definitief| Arbeidsongevallenrapport 2014 | december 2014
Pagina 16 van 125
Definitief| Arbeidsongevallenrapport 2014 | december 2014
4
Slachtoffers naar economische sectoren
In dit hoofdstuk wordt een beschrijving gegeven van de slachtoffers van ongevallen in verschillende sectoren. Daarbij worden de volgende indelingen naar sectoren gehanteerd:
Hoofdsectoren;
Prioritaire sectoren, daaronder worden de sectoren verstaan zoals deze door de
Inspectie
SZW
tot
en
met
2013
werden
gehanteerd
bij
de
sectoraanpakken op arbeidsomstandigheden;
Sectoren op basis van de eerste twee cijfers van de SBI-code.
Om een beeld te krijgen in welke sectoren relatief veel (door de Inspectie SZW onderzochte) arbeidsongevallen voorkomen, worden de aantallen slachtoffers per 100.000 banen van werknemers berekend. Van de vestigingen van bedrijven waar ongevallen zijn onderzocht, is de sector bekend op basis van de SBI-code9 van deze vestigingen. De SBI-code wordt gebruikt voor de indeling van bedrijven naar economische activiteit. Op basis van de SBI-code kunnen bedrijven in verschillende mate van detail worden ingedeeld. In dit hoofdstuk wordt op twee cijfers nauwkeurig de SBI-code weergegeven van de bedrijven waar ongevallen zijn onderzocht. Daar kan vervolgens het aantal banen van werknemers in de betreffende subsector aan worden gerelateerd. Zodoende worden niet alleen de absolute aantallen ongevallen in dit hoofdstuk weergegeven, maar ook de relatieve aantallen ongevallen. Hierbij moet wel in gedachten worden gehouden dat lang niet alle meldingsplichtige arbeidsongevallen worden gemeld bij de Inspectie SZW, en dat als de mate van melding van deze ongevallen verschilt tussen sectoren, sectoren ten onrechte gunstiger of ongunstiger naar voren komen in dit hoofdstuk. Daarnaast is als maat voor de omvang van de sectoren het aantal banen van werknemers gekozen, maar dit sluit niet exact aan op de ongevallen die de Inspectie SZW onderzoekt (zelfstandigen die onder gezag werken onderzoekt de Inspectie bijvoorbeeld ook, en uitzendkrachten kunnen wel slachtoffer worden in een sector maar hun baan is bij een uitzendbureau).
9
Voor de arbeidsongevallen afgesloten in 2013 wordt de SBI-code gehanteerd zoals deze in februari 2014 in het administratieve systeem van de Inspectie SZW is opgenomen. Voor de arbeidsongevallen die zijn afgesloten in 2010 tot en met 2012 wordt de SBI-code gehanteerd zoals die in april 2013 in het administratieve systeem van de Inspectie SZW stond. Dit kan voor een deel van de gevallen afwijken van de SBI-code van een bedrijf op het moment dat het ongeval plaatsvond.
Pagina 17 van 125
Definitief| Arbeidsongevallenrapport 2014 | december 2014
4.1
Hoofdsectoren Het aantal slachtoffers van ongevallen - inclusief de dodelijke slachtoffers - is weergegeven naar hoofdsectoren in tabel 1. In tabel I in de bijlage is de procentuele verdeling van slachtoffers naar hoofdsectoren te vinden. Cijfers over de dodelijke slachtoffers naar hoofdsectoren worden weergegeven in tabel II in de bijlage. In de laatste kolom van tabel 1 is het gemiddeld aantal slachtoffers van ongevallen die in de periode 2010-2013 zijn afgesloten gerelateerd aan het aantal banen van werknemers per december 2012. Het aantal slachtoffers van door de Inspectie SZW onderzochte arbeidsongevallen per 100.000 banen wordt verder in het rapport de ongevalsfrequentie genoemd. Tabel 1 Slachtoffers van ongevallen naar hoofdsectoren (door Inspectie SZW afgesloten ongevalsonderzoeken, 2010-2013) Gemiddeld 2010-2013 per 100.000 Hoofdsector
2010
2011
2012
2013
banen*
banen
68
63
73
63
96.800
69
2
1
4
2
8.600
26
571
606
595
624
750.200
80
4
5
6
16
25.500
30
41
57
53
57
37.600
138
F Bouwnijverheid
489
486
473
433
340.100
138
G Handel
244
247
230
247
1.301.500
19
H Vervoer en opslag
217
193
182
209
374.300
53
28
36
34
17
336.500
9
3
2
3
2
229.600
1
25
32
34
22
299.200
9
11
12
12
11
67.100
17
57
69
69
76
479.700
14
102
94
93
107
813.800
12
overheidsdiensten
62
45
53
85
514.500
12
P Onderwijs
29
27
24
38
514.900
6
Q Gezondheids- en welzijnszorg
75
60
57
65
1.371.500
5
A Landbouw, bosbouw en visserij B Delfstoffenwinning C Industrie D Energievoorziening E
Waterleidingbedrijven
en
afvalbeheer
I Horeca J Informatie en communicatie K Financiële dienstverlening L
Verhuur
en
handel
van
onroerend goed M
Specialistische
zakelijke
diensten N Verhuur en overige zakelijke diensten O
Openbaar
bestuur
en
Pagina 18 van 125
Definitief| Arbeidsongevallenrapport 2014 | december 2014
Gemiddeld 2010-2013 per 100.000 Hoofdsector
2010
2011
2012
2013
banen*
banen
R Cultuur, sport en recreatie
20
23
23
24
129.900
17
S Overige dienstverlening
15
17
13
13
141.700
10
0
0
0
1
?
?
12
7
13
9
0
0
2.075
2.082
2.044
2.121
7.833.200
27
T Huishoudens als werkgever Sector onbekend Totaal
Bron: administratieve systeem van de Inspectie SZW en gegevens van het CBS, beide bewerkt door de Inspectie SZW. *De banen zijn per december 2012 (bron: Centraal Bureau voor de Statistiek (www.cbs.nl), voorlopige cijfers).
De
totale
ongevalsfrequentie
van
door
de
Inspectie
SZW
onderzochte
arbeidsongevallen van alle sectoren gezamenlijk bedraagt 27. Ten opzichte van het arbeidsongevallenrapport
2013
is
dit
cijfer
nagenoeg
hetzelfde.
Tussen
de
verschillende hoofdsectoren zijn grote verschillen te zien in absolute en relatieve aantallen ongevallen. De sectoren met gemiddeld over de periode 2010-2013 de meeste slachtoffers zijn: de industrie (29%), de bouwnijverheid (24%), handel (12%) en vervoer en opslag (9%) (zie tabel I in de bijlage). In het kader hieronder worden drie voorbeelden gegeven van ongevallen in de industrie. Bij de laatste speelden mogelijk ook ergonomische aspecten een rol. Dodelijk bekneld tijdens verhelpen storing Een grote machine was onvoldoende beveiligd en zo kon het gebeuren dat een werknemer zich in één van de vele gevaarlijke zones begaf om een storing te verhelpen. De machine was voorafgaand aan de werkzaamheden niet uitgeschakeld en niet druk- en spanningsloos gemaakt. Met het wegnemen van de storing begon het systeem weer in beweging te komen waardoor de werknemer dodelijk bekneld kwam tussen machinedelen. Bekneld tijdens storing verhelpen Een complex samenstel van machines trad regelmatig in storing. Een van de dienstdoende werknemers besloot het geïntegreerde productiesysteem uit te schakelen en de hem bekende storing snel te verhelpen. De werknemer was op een gegeven moment niet meer zichtbaar vanaf de centrale bedieningsplaats. Een nietsvermoedende collega schakelde de machine in waardoor de werknemer met zijn
hand
bekneld
raakte
tussen
machinedelen.
De
werknemer
had
de
werkschakelaar niet geborgd tegen ongewild inschakelen. Er was geen procedure in werking om dergelijke storingswerkzaamheden veilig te kunnen doen. Voorafgaand
Pagina 19 van 125
Definitief| Arbeidsongevallenrapport 2014 | december 2014
aan het inschakelen van het samenstel was geen automatisch akoestisch of lichtsignaal aanwezig om personen te waarschuwen voor de startende machines. Ongeval in een slachterij In een slachterij stonden de (deels ingeleende) werknemers van de uitbeenlijn te dicht naast elkaar. Mede door de eentonigheid van de werkzaamheden zonder taakroulatie, de repetitieve bewegingen en te korte pauzes (vermoeidheid?) heeft een ongeval plaatsgevonden, waarbij het mes van een uitbener de onderarm van de naast hem werkende collega raakte en een diepe vleeswond veroorzaakte. De collega droeg weliswaar een metalen veiligheidshandschoen, maar zijn onderarm was onbeschermd. Wanneer alleen gekeken wordt naar het jaar 2013 is hetzelfde beeld te zien. Deze percentages
verschillen
niet
of
nauwelijks
met
de
cijfers
uit
het
arbeidsongevallenrapport 2013. Ditzelfde geldt voor de ongevalsfrequentie per 100.000
banen
van
werknemers.
Wanneer
gekeken
wordt
naar
de
ongevalsfrequentie blijkt dat de hoofdsectoren waterleidingbedrijven en afvalbeheer en bouwnijverheid de hoogste ongevalsfrequentie hebben, namelijk beide 138 slachtoffers van ongevallen per 100.000 banen van werknemers. Een voorbeeld van een ongeval dat kenmerkend is voor de sector bouwnijverheid wordt gegeven in onderstaand kader. Werknemer valt van "steiger" Een werknemer van een kitbedrijf is bezig om een aantal kozijnen af te kitten. Om bedrijfstechnische reden kon dat niet direct aansluiten aan het plaatsen van de kozijnen. De kozijnen zijn vanaf een compleet en correct gebouwde steiger geplaatst. Ten tijde van het ongeval was van de steiger die voor het gebouw stond een deel van de werkvloer verwijderd. Op de bouwplaats was een chronisch tekort aan vloerelementen van de systeemsteiger. Daardoor hadden de steigerbouwers de helft van de werkvloeren die niet werden gebruikt verwijderd. Het deels verwijderen van de werkvloer was bij de leiding van de bouwplaats bekend. De steiger was zodanig niet gemarkeerd dat gebruik niet is toegestaan. De werknemer van het kitbedrijf heeft zich voor aanvang van de werkzaamheden bij de bouwplaatsleiding gemeld. Door de uitvoerder is hem aangegeven welke ramen nog afgekit moesten worden. De werknemer is niet verteld dat de werkvloeren van de steiger incompleet waren. Hem is ook niet verteld welke maatregelen hij moest nemen voordat hij de steiger mag betreden. Toen de kitter zag dat de steiger incompleet was is hij toch op de steiger gaan werken. Hij verklaarde later: “Een halve werkvloer op een steiger komt zo vaak voor dat ik het niet meer vreemd vind.” Tijdens het uitvoeren van de kitwerkzaamheden moest de werknemer reiken om de kitplaats te naderen. Tijdens dat reiken verloor hij zijn evenwicht en viel ongeveer 3 meter naar beneden. Tijdens
Pagina 20 van 125
Definitief| Arbeidsongevallenrapport 2014 | december 2014
de val heeft hij delen van de onderliggende werkvloer geraakt. In het ziekenhuis is vastgesteld dat de werknemer een dwarslaesie heeft opgelopen en nooit meer zal kunnen lopen. Het kitbedrijf had geen procedure voor hoe te handelen als een werknemer geconfronteerd wordt met incomplete steigers. Hierover had het kitbedrijf ook geen voorlichting en onderricht gegeven. In de RI&E van het kitbedrijf was niets opgenomen dat betrekking heeft op de gevaren bij het werken op hoogte. De uitvoerder heeft er even niet bij stilgestaan dat de steiger waarop gewerkt moest worden incompleet was. De industrie staat op de derde plaats met 80 slachtoffers van ongevallen per 100.000 banen. Bij de sectoren industrie, specialistische zakelijke diensten, verhuur en overige zakelijke diensten, openbaar bestuur en overheidsdiensten en onderwijs is wat betreft het absolute aantal slachtoffers van ongevallen een (lichte) stijging in 2013 waar te nemen ten opzichte van de jaren daarvoor. Het aantal ongevallen in de sector energievoorziening is in 2013 ten opzichte van 2010 verviervoudigd. Het gaat echter wel absoluut gezien om een klein aantal ongevallen per jaar (respectievelijk 4, 5, 6 en 16 in de periode 2010-2013). Acht van de 16 slachtoffers van
2013,
waren
betrokken
bij
hetzelfde
arbeidsongeval10.
De
sectoren
bouwnijverheid, horeca en financiële dienstverlening laten juist een daling zien in het aantal slachtoffers van ongevallen voor het jaar 2013 ten opzichte van de periode 2010-2012. Echter, dit hoeft niet per definitie goed nieuws te zijn. Het is namelijk van belang om bij een daling (en tevens bij een stijging) te kijken naar het aantal banen van werknemers in de betreffende sector. Op die manier kan inzicht worden verkregen in welke sectoren de ongevalsfrequentie afneemt, gelijk blijft of juist toeneemt. Wanneer bijvoorbeeld het aantal ongevallen toeneemt, maar daarnaast ook sprake is van een evenredige toename van het aantal banen in de sector, dan blijft de ongevalsfrequentie gelijk. Informatie over het aantal banen van werknemers in de jaren 2010-2013 in de sectoren
industrie,
specialistische
zakelijke
diensten,
openbaar
bestuur
en
overheidsdiensten en onderwijs is verkregen via de website van het CBS. De ontwikkeling in het aantal banen laat niet, zoals de ontwikkeling in het aantal ongevallen, een stijging zien. Voor de sectoren industrie, specialistische zakelijke diensten, openbaar bestuur en overheidsdiensten en onderwijs geldt namelijk dat het aantal banen van werknemers is afgenomen in december 2012 ten opzichte van december 2009 met respectievelijk 3%, 8%, 2% en 4%. Het absolute aantal ongevallen waarvan de zaak is afgesloten in 2013 ten opzichte van 2010 is
10
Dit ongeval heeft in 2012 plaatsgevonden. Het onderzoek is in 2013 afgerond en om deze reden zijn deze slachtoffers toegerekend aan het jaar 2013.
Pagina 21 van 125
Definitief| Arbeidsongevallenrapport 2014 | december 2014
daarentegen gestegen met 9%, 33%, 37% en 31%.
Het lijkt erop dat de
ongevalsfrequenties in deze sectoren dus zijn toegenomen. Het aantal slachtoffers van ongevallen in de bouwnijverheid is met meer dan 11% gedaald in 2013 ten opzichte van 2010. Het aantal banen van werknemers is echter ook afgenomen, met 10%. Er lijkt dus wel sprake van een daling van de ongevalsfrequentie in de bouwnijverheid, maar deze is kleiner dan de afname van het absolute aantal slachtoffers doet vermoeden. Het is logisch dat wanneer het aantal banen van werknemers afneemt, de kans op slachtoffers van ongevallen ook afneemt. In de sectoren horeca en financiële dienstverlening is een ander beeld te zien. Het aantal slachtoffers van ongevallen in deze sectoren is gedaald met respectievelijk bijna 40% en 12%
in het jaar 2013 ten opzichte van 2010. Het aantal banen van
werknemers is echter toegenomen met 8% respectievelijk 13% in december 2012 ten opzichte van december 2009. De ongevalsfrequenties in deze sectoren lijken dus te zijn afgenomen. Een kanttekening moet gemaakt worden bij de stijging in het aantal slachtoffers van ongevallen in 2013. Het is mogelijk dat de lichte stijging in het aantal slachtoffers van ongevallen in 2013 komt doordat de crisis over het dieptepunt heen is en er meer uren worden gewerkt. Andere mogelijke verklaringen zijn de hoge boete die kan worden opgelegd bij niet of te laat melden of de keuze om in 2013 sneller ter plaatse te gaan wanneer een ongeval wordt gemeld. Hierdoor komen meer ongevallen in de cijfers terecht, terwijl achteraf kan blijken dat er geen sprake is van een meldingsplichtig ongeval. Overigens hoeven de afgesloten ongevalszaken in 2013 niet te hebben plaatsgevonden in datzelfde jaar, ze kunnen bijvoorbeeld ook in 2012 hebben plaatsgevonden. In tabel 2 is het aantal dodelijke slachtoffers van arbeidsongevallen voor de periode 2010-2013 naar arbeidsverband voor de hoofdsectoren weergegeven. De meeste dodelijke slachtoffers van arbeidsongevallen komen voor in de hoofdsectoren bouwnijverheid, industrie en vervoer en opslag. Dit is in overeenstemming met tabel 1 waaruit blijkt dat de grootste aantallen slachtoffers van ongevallen voorkomen in de sectoren industrie, bouwnijverheid, handel en vervoer en opslag. Op de vijfde en zesde plaats in tabel 2 staan de sectoren landbouw, bosbouw en visserij en waterleidingbedrijven en afvalbeheer (met respectievelijk 19 en 12 dodelijke slachtoffers van ongevallen). In een rangorde van alle ongevallen, dus ook de nietdodelijke, staan deze sectoren lager dan bij de rangordening op basis van dodelijke ongevallen. Wat verder is af te lezen uit tabel 2 is dat relatief veel dodelijke slachtoffers in de bouw uitzendkracht of zelfstandige zijn.
Pagina 22 van 125
Definitief| Arbeidsongevallenrapport 2014 | december 2014
Tabel
2
Dodelijke
slachtoffers
van
ongevallen
naar arbeidsverband
voor
de
hoofdsectoren (door Inspectie SZW afgesloten ongevalsonderzoeken, 2010-2013) Werknemer
Uitzend
Zelf-
*
-kracht
standige
Derde
Mee-
Anders/
Hoofdsector
gezinslid
*
F Bouwnijverheid
50
11
13
4
1
3
82
C Industrie H Vervoer en opslag
43
5
5
1
0
0
54
29
3
4
3
1
2
42
G Handel A Landbouw, bosbouw en visserij
15
2
0
1
1
1
20
10
0
1
3
3
2
19
E Waterleidingbedrijven en afvalbeheer Overige sectoren Totaal
9
1
0
1
0
1
12
32
4
2
3
0
1
9
188
26
25
16
6
10
271
Bron: administratieve systeem van de Inspectie SZW. * Onder werknemers vallen ook de stagiairs (2 dodelijke slachtoffers) ** Onder anders/onbekend vallen ook de drie dodelijke slachtoffers die leerling of student waren.
4.2
Totaal
werkend onbekend*
Prioritaire sectoren De Inspectie SZW heeft in de jaren 2010-2013 een beperkt aantal sectoren geprioriteerd op basis van informatie over de arbeidsomstandigheden met grote veiligheids- en gezondheidsrisico’s. Deze sectoren zijn niet alleen geprioriteerd naar aanleiding van de ongevallen, maar ook ziekteverzuim en dergelijke tellen mee. Het gaat dus om gezond én veilig werken. In tabel 3 zijn de slachtoffers van ongevallen naar prioritaire sector weergegeven. De cijfers die in de tabel staan, zijn de absolute aantallen slachtoffers, de relatieve cijfers ontbreken omdat de gegevens over banen van werknemers ingedeeld naar prioritaire sector niet voor alle sectoren via de website van het CBS te verkrijgen zijn.
Pagina 23 van 125
Definitief| Arbeidsongevallenrapport 2014 | december 2014
Tabel
3
Slachtoffers
naar
prioritaire
sectoren
arbeidsomstandigheden
(door
Inspectie SZW afgesloten ongevalsonderzoeken, 2010-2013) Gemiddeld Totaal Prioritaire sector
2010
2011
2012
per jaar
2013
ACFKR
49
63
85
67
264
66
Afval en milieu dienstverlening
41
57
53
57
208
52
416
411
404
376
1.607
402
83
83
77
69
312
78
Bouw algemeen Bouw GWW
77
61
57
65
260
65
111
89
91
82
373
93
65
61
72
61
259
65
290
339
305
341
1.275
319
Mobiliteit
27
22
27
36
112
28
Onderwijs
29
27
24
38
118
30
Openbaar bestuur
62
45
53
85
245
61
Sociale werkvoorziening
27
17
19
14
77
19
Transport en logistiek
217
193
182
209
801
200
Voeding en genot
120
147
150
158
575
144
Geen sector
463
476
454
463
1.856
464
Gezondheidszorg Hout, timmer en bouwmaterialen Landbouw Metaal
Bron: administratieve systeem van de Inspectie SZW.
In de sectoren bouw algemeen en metaal komen de hoogste absolute aantallen slachtoffers van ongevallen voor (respectievelijk 376 en 341 in 2013). Dit is tevens in het arbeidsongevallenrapport 2013 geconcludeerd. In de bouw- en metaalsector werken echter veel mensen. De laagste absolute aantallen slachtoffers zijn te vinden in de sectoren sociale werkvoorziening, mobiliteit en onderwijs. In de laatste twee sectoren is het aantal slachtoffers van ongevallen in het jaar 2013 wel gestegen ten opzichte van de voorgaande jaren. Om een beeld te geven van wat voor soort ongevallen in de sector mobiliteit plaatsvinden, is in het kader hier onder een ongeval beknopt weergegeven. Overreden worden door een vorkheftruck Tijdens het verplaatsen van een pallet met gestapelde bakstenen met een vorkheftruck liepen aan weerszijden van de last een geleende werknemer om de stenen tegen afvallen te behoeden. Tijdens het nemen van een bocht wordt de rechtervoet van de links meelopende werknemer overheden door de vorkheftruck. De werknemer valt schuin weg waardoor zijn rechterbeen gecompliceerd op meerdere plaatsen breekt. De situatie was niet beoordeeld op de risico's. De chauffeur, die de Nederlandse taal niet machtig was, was niet opgeleid voor het werken met een heftruck. De last was voorafgaand aan het rijden niet gestabiliseerd
Pagina 24 van 125
Definitief| Arbeidsongevallenrapport 2014 | december 2014
om het meelopen overbodig te maken. Overigens kan niet direct de conclusie getrokken worden dat een sector onterecht is geprioriteerd wanneer er weinig ongevallen plaatsvinden. Zoals vermeld, worden prioritaire sectoren ook vastgesteld op basis van andere (risico)indicatoren dan alleen arbeidsongevallen.
4.3
Sectoren op basis van eerste twee cijfers SBI-code In deze paragraaf wordt ingegaan op de 15 sectoren met het hoogste gemiddelde jaarlijks
aantal
slachtoffers
van
(door
de
Inspectie
SZW
onderzochte)
arbeidsongevallen per 100.000 banen van werknemers. De top 15 is opgesteld op basis van de eerste twee cijfers van de SBI-code en op basis van het gemiddelde aantal ongevallen in de jaren 2012 en 2013. Aan de rechterkant van de tabel zijn de cijfers voor de periode 2010-2011 weergegeven. In de bijlage (tabel III) staan alle sectoren op basis van de eerste twee cijfers van de SBI-code. In de laatste kolom van deze tabel, en van tabel 4, is aangegeven of de sector (deels) onderdeel is van een prioritaire sector11. Deels betekent dat een deel van de sector onderdeel uitmaakt van een prioritaire sector en een ander deel niet. Dezelfde sectoren in de top 5, andere volgorde In tabel 4 is te zien dat de sector sanering en overig afvalbeheer (SBI-code 39) het hoogste gemiddelde aantal slachtoffers van door de Inspectie SZW onderzochte arbeidsongevallen (625) per 100.000 banen van werknemers heeft, hoewel het absolute aantal slachtoffers in deze sector niet hoog is. Deze sector stond in het arbeidsongevallenrapport 2013 (op basis van de ongevallen in de periode 2009 tot en met 2012) ook bovenaan. Wel is er in tabel 4 een daling te zien van het aantal slachtoffers per 100.000 banen van werknemers (van 706 in 2010/2011 naar 625 in 2012/2013). De sector Vervaardiging van overige niet-metaalhoudende minerale producten (SBI-code 23) staat net als in het vorige arbeidsongevallenrapport op de derde plaats . De overige sectoren in de top 5 van het hoogste gemiddelde jaarlijks aantal ongevallen per 100.000 banen van werknemers wisselen ten opzichte van het arbeidsongevallenrapport 2013 van plek ten opzichte van elkaar, maar zijn wel in de top 5 blijven staan (SBI-codes: 24, 41 en 1612). Voor de sector Vervaardiging van metalen in primaire vorm (SBI-code 24) geldt dat deze twee plaatsen is gestegen, en dat het aantal ongevallen per 100.000 banen van werknemers is gestegen van 160 in 2010/2011 naar 209 in 2012/2013. 11
Een sector die in de periode 2010-2013 in de sectoraanpakken voor arbeidsomstandigheden als prioritair wordt beschouwd. 12 vanaf 2015 wordt geen actief toezicht meer gehouden in de sector primaire houtbewerking en vervaardiging van artikelen van hout, kurk. De keuze om actief toezicht te houden in een sector is op meer gebaseerd dan alleen het aantal arbeidsongevallen. Wel vindt in deze sector nog steeds monitoring plaats.
Pagina 25 van 125
Definitief| Arbeidsongevallenrapport 2014 | december 2014
Twee sectoren uit de top 15 en twee sectoren erin De sectoren vervaardiging van voedingsmiddelen en vervaardiging van producten van rubber en kunststof (SBI-codes 10 en 22) zijn ‘nieuw’ in de top 15. Deze sectoren staan in de onderste regionen van tabel 4. In het arbeidsongevallenrapport 2013 vielen deze sectoren net buiten de top 15. De sector vervaardiging van overige transportmiddelen
(SBI-code
30)
stond
in
de
top
15
van
het
arbeidsongevallenrapport 2013 op een negende plaats met 113 slachtoffers per 100.000 banen van werknemers. Voor de periode 2012-2013 valt deze sector buiten de top 15 (namelijk op plaats 21), met 67 slachtoffers per 100.000 banen van werknemers. Het aantal slachtoffers van ongevallen is gedaald in 2012 en 2013 ten opzichte van de voorgaande jaren. De sector reparatie en installatie van machines en apparaten (SBI-code 33) staat ook niet meer in de top 15. In die sector is geen daling te zien in het aantal slachtoffers, maar er is wel een stijging van het aantal banen in 2012 ten opzichte van 2009 (2009 is gebruikt bij de top 15 van het vorige arbeidsongevallenrapport). Overige ontwikkelingen in de top 15 Zoals vermeld is de top 15 in tabel 4 tot stand gekomen op basis van het aantal slachtoffers van door de Inspectie SZW onderzochte arbeidsongevallen waarvan de zaak is afgerond in 2012 en 2013. Tevens is in de tabel het absolute en relatieve aantal ongevallen in 2010 en 2011 opgenomen. Te zien is dat een lichte stijging heeft plaatsgevonden van het totaal aantal onderzochte arbeidsongevallen per 100.000 banen van werknemers in 2012-2013 ten opzichte van 2010-2011, van 26 naar 27, maar dit verschil is feitelijk kleiner, namelijk naar 0,3, als naar de niet afgeronde getallen wordt gekeken (26,6 en 26,3). De grootste stijging in het relatieve aantal slachtoffers heeft plaatsgevonden in de sector vervaardiging van leer, lederwaren en schoenen. Het betreft hier een kleine sector en in absolute zin een
klein
aantal
ongevallen.
De
sector
afvalinzameling
en
-behandeling;
voorbereiding tot recycling is gestegen van 128 naar 161 ongevallen per 100.000 banen van werknemers13. Zoals hierboven vermeld is de ongevalsfrequentie in de sector vervaardiging van metalen in primaire vorm ook gestegen, van 160 naar 209. De sector in de top 15 met de grootste daling van het aantal ongevallen per 100.000 banen van werknemers is sanering en overig afvalbeheer (van 706 naar 625). Het gaat om een redelijk klein absoluut aantal ongevallen. Wat betreft het absolute aantal slachtoffers hebben de sectoren vervaardiging van leer, lederwaren en schoenen (SBI-code 15) en winning van delfstoffen (SBI-code 8) 13
vanaf 2015 wordt geen actief toezicht meer gehouden in de sector afvalinzameling en -behandeling; voorbereiding tot recycling. De keuze om actief toezicht te houden in een sector is op meer gebaseerd dan alleen het aantal arbeidsongevallen. Wel vindt in deze sector nog steeds monitoring plaats.
Pagina 26 van 125
Definitief| Arbeidsongevallenrapport 2014 | december 2014
beide een klein aantal slachtoffers van ongevallen, gemiddeld twee slachtoffers per jaar. Het aantal slachtoffers van ongevallen per 100.000 banen van werknemers is redelijk hoog omdat het aantal banen van werknemers in deze sectoren aan de lage kant is. Dit betekent dat het relatieve aantal slachtoffers van ongevallen makkelijk kan fluctueren op basis van toeval. De sector gespecialiseerde werkzaamheden in de bouw heeft met een gemiddelde van 244 per jaar het grootste absolute aantal slachtoffers van ongevallen. De sector groothandel en handelsbemiddeling (SBIcode 46) heeft met gemiddeld 165 slachtoffers van ongevallen per jaar eveneens een vrij hoog aantal slachtoffers in absolute zin (zie bijlage tabel III). Deze laatstgenoemde sector komt echter niet voor in de top 15 (tabel 4), aangezien het een grote sector betreft met een grote hoeveelheid banen. De ongevalfrequentie (36) is daarom niet erg hoog. Prioritaire sectoren Zoals gezegd is in de laatste kolom ‘sector prioritair’ van tabel 4 weergegeven of een sector (deels) onderdeel is van een prioritaire sector. Bijna alle sectoren in de top 15 worden in de huidige sectoraanpakken voor arbeidsomstandigheden als prioritair beschouwd. De sectoren vervaardiging van papier, karton en papier- en kartonwaren (SBI-code 17), vervaardiging van leer, lederwaren en schoenen (SBIcode 15) en winning van delfstoffen (geen olie en gas) (SBI-code 08) worden niet als prioritair beschouwd. Het voorgaande is in lijn met de conclusie uit het arbeidsongevallenrapport 2013. De eerste sector (SBI-code 17) wordt gekenmerkt door een gemiddelde van 23 slachtoffers van ongevallen per jaar in de periode 2012-2013. Relatief gezien gaat het gemiddeld om 130 ongevallen per jaar per 100.000 banen. De andere twee sectoren (SBI-code 15 en 08) daarentegen zijn klein te noemen met gemiddeld twee ongevallen per jaar. Beide sectoren stonden op basis van de cijfers over de jaren 2009 -2012 in het arbeidsongevallenrapport 2013 ook in de top 15. Zoals eerder vermeld is het aantal slachtoffers van ongevallen niet de enige reden om een sector als prioritair aan te duiden.
Pagina 27 van 125
Tabel 4 Top 15 sectoren (op basis van eerste twee cijfers van de SBI-code) met hoogste ongevalsfrequentie per 100.000 banen (door Inspectie SZW afgesloten ongevalsonderzoeken, 2012-2013) 2012-2013
2010-2011 sector prioritair?
39
Sector (2 cijferige SBI) Sanering en overig afvalbeheer
Totaal aantal 20
Totaal % 0%
Gemidaantal deld per aantal 100.000 per jaar banen 10 625
24
Vervaardiging van metalen in primaire vorm
83
2%
42
209
19.900
67
2%
33,5
160
20.900
geheel
23 Vervaardiging van overige nietmetaalhoudende minerale producten
88
2%
44
188
23.400
85
2%
42,5
169
25.100
geheel
16 Primaire houtbewerking en vervaardiging van artikelen van hout, kurk, 41 Algemene burgerlijke en utiliteitsbouw en projectontwikkeling
46
1%
23
183
12.600
56
1%
28
194
14.400
geheel
312
7%
156
167
93.600
374
9%
187
171
109.500
geheel
38 Afvalinzameling en -behandeling; voorbereiding tot recycling
84
2%
42
161
26.100
66
2%
33
128
25.700
geheel
25 Vervaardiging van producten van metaal (geen machines en apparaten)
250
6%
125
153
81.800
232
6%
116
137
84.400
geheel
17 Vervaardiging van papier, karton en papieren kartonwaren 43 Gespecialiseerde werkzaamheden in de bouw
46
1%
23
130
17.700
43
1%
21,5
117
18.400
niet
488
12%
244
128
190.300
484
12%
242
118
205.800
geheel
15 Vervaardiging van leer, lederwaren en schoenen 22 Vervaardiging van producten van rubber en kunststof
4
0%
2
125
1.600
2
0%
1
59
1.700
niet
66
2%
33
111
29.800
44
1%
22
73
30.300
geheel
52
Opslag en dienstverlening voor vervoer
166
4%
83
105
79.400
169
4%
84,5
110
76.600
geheel
10
Vervaardiging van voedingsmiddelen
231
6%
116
101
114.800
180
4%
90
78
115.200
geheel
08
Winning van delfstoffen (geen olie en gas)
4
0%
2
100
2.000
3
0%
1,5
71
2.100
niet
aantal banen* 1.600
Totaal aantal 24
Totaal % 1%
Gemidaantal deld per aantal 100.000 per jaar banen 12 706
aantal banen* 1.700
geheel
Definitief| Arbeidsongevallenrapport 2014 | december 2014
2012-2013
2010-2011 sector prioritair?
Sector (2 cijferige SBI) 42 Grond-, water- en wegenbouw (geen grondverzet) Totaal
Totaal aantal 106
4.165
Totaal % 3%
100%
Gemidaantal deld per aantal 100.000 per jaar banen 53 94
2.083
27
aantal banen* 56.200
7.833.200
Bron: administratieve systeem van de Inspectie SZW en gegevens van het CBS, beide bewerkt door de Inspectie SZW. * De banen zijn per december 2012 (voorlopige cijfers) en december 2010.
Pagina 29 van 125
Totaal aantal 117
4.157
Totaal % 3%
100%
Gemidaantal deld per aantal 100.000 per jaar banen 58,5 104
2.079
26
aantal banen* 56.000
7.888.200
geheel
5
Handhaving
Bij een onderzoek naar een arbeidsongeval treedt een inspecteur van de Inspectie SZW handhavend op bij constatering van een overtreding. Handhaving wordt in dit arbeidsongevallenrapport
breder
gezien
dan
enkel
een
boete
opleggen
bij
constatering van een overtreding. Voorbeelden van handhavend optreden kunnen ook een waarschuwing of eis zijn. Handhaving betreft alle activiteiten van de Inspectie SZW die erop zijn gericht de naleving van regels te bevorderen. Niet bij alle ongevalszaken heeft een (volledig) ongevalsonderzoek plaatsgevonden. Dit komt bijvoorbeeld doordat het ongeval achteraf niet meldingsplichtig blijkt of omdat een andere dienst het onderzoek op zich neemt, zoals reeds genoemd de politie bij een verkeersongeval.
5.1
Slachtoffers naar overtreding en boeterapport In figuur 9 is voor de verschillende jaren weergegeven in hoeveel gevallen overtredingen zijn geconstateerd en in hoeveel gevallen boeterapporten zijn opgemaakt. Dit is weergegeven in aantallen slachtoffers van ongevallen. Figuur 9 Slachtoffers naar al dan niet boeterapport en overtreding in de zaak (door Inspectie SZW afgesloten ongevalsonderzoeken, 2010-2013)
Uit figuur 9 blijkt dat het aantal slachtoffers waarbij in de zaak een overtreding is geconstateerd, sinds het jaar 2010 lichtelijk stijgt. Het aantal zonder overtreding daalt geleidelijk tot 2012, waarna het in 2013 weer licht stijgt. In 2013 zijn bij het onderzoek naar de slachtoffers van ongevallen in 1.388 gevallen één of meer overtredingen geconstateerd. Bij 1.221 van deze gevallen is een boeterapport opgemaakt. In onderstaand kader wordt een ongeval beschreven waarvoor een boeterapport is opgemaakt naar aanleiding van een geconstateerde overtreding. In dit specifieke geval is echter geen verwijtbaarheid geconstateerd tijdens het ongevalsonderzoek en om die reden is geen boete opgelegd.
Definitief| Arbeidsongevallenrapport 2014 | december 2014
Steekvlam tijdens renovatiewerkzaamheden Tijdens renovatiewerkzaamheden ontstaat een steekvlam wanneer een medewerker een gat boort in een ijzeren constructiedeel. De medewerker loopt hierbij tweedeen derdegraads brandwonden op aan zijn handen en onderarmen. De steekvlam blijkt te zijn veroorzaakt doordat waterstofgas ontstaan is in het element. De constructie was verzwaard met ijzerpoeder dat onder zuurstofarme en vochtige condities is gaan oxideren. Dit fenomeen was zo onbekend dat de werkgever het op dat moment niet had kunnen voorzien. Daarom werd het ongeval niet verwijtbaar geacht en is geen boete opgelegd. Na het ongeval zijn bij het aanboren van overige constructiedelen maatregelen genomen om herhaling te voorkomen. Interessant is om na te gaan bij hoeveel slachtoffers er na het constateren van een of meer overtredingen een boeterapport is opgemaakt. In 2013 zijn bij het onderzoek naar de slachtoffers van ongevallen in 1.388 gevallen een of meer overtredingen geconstateerd. Bij 1.221 van deze gevallen is een boeterapport opgemaakt. Dit betekent dat wanneer in een ongevalsonderzoek een of meer overtredingen worden geconstateerd, er in negen van de tien gevallen (88%) in dat ongevalsonderzoek
een
boeterapport
wordt
opgemaakt.
Het
percentage
opgemaakte boeterapporten na constatering van een overtreding is in de laatste jaren licht gestegen. Voor de afgelopen jaren bedroeg het percentage opgemaakte boeterapporten na constatering van een overtreding: 81% (2010), 82% (2011) en 87% (2012).
Dit is niet verwonderlijk omdat beleidsmatig is besloten om
inspecteurs sneller een boeterapport te laten opmaken. Waar voorheen in sommige gevallen door een inspecteur zelf al de afweging werd gemaakt of de zaak stand zou houden, wordt nu direct een boeterapport opgemaakt. Vervolgens kan het boetebureau alsnog besluiten om een nulbeschikking op te leggen. Bij nadere bestudering van de zaken van 2013 waarin wel een overtreding is geregistreerd, maar geen boete is opgelegd, is geconstateerd dat in 2013 in 27 gevallen (bijna 2%) een procesverbaal is opgemaakt. In 2013 is dus in 90% van de gevallen (88% + 2%), na constatering van een overtreding een boeterapport of een procesverbaal opgemaakt. Bij dodelijke ongevallen is het gebruikelijk om een strafrechtelijk onderzoek te beginnen. Indien de officier van justitie niet tot vervolging overgaat wordt alsnog overgegaan op het bestuursrecht. Een voorbeeld van een dodelijk ongeval naar aanleiding waarvan een proces-verbaal is opgemaakt, wordt in het kader hieronder gegeven.
Pagina 31 van 125
Definitief| Arbeidsongevallenrapport 2014 | december 2014
Twee doden bij het schoonmaken van een industriële oven Bij een fabrikant van zeer gespecialiseerde machines vindt een deel van het productieproces plaats in een oven. Om de gewenste kwaliteit van het product te bereiken mag geen zuurstof in de oven aanwezig zijn en wordt deze gevuld met het edelgas argon. Tijdens schoonmaakwerkzaamheden aan deze oven raakt een werknemer onwel. Zijn collega roept een derde collega erbij en daalt via een ladder af in de oven om hulp te verlenen. Ook hij bezwijkt. Beide slachtoffers zijn in het ziekenhuis overleden aan de gevolgen van zuurstofgebrek. Uit onderzoek blijkt dat voor aanvang van de werkzaamheden geen metingen naar het zuurstofpercentage zijn
verricht.
Bovendien
was
men
niet
met
een
bootmansstoeltje
of
een
reddingsgordel (dit zou de redding vergemakkelijken) de oven ingegaan maar met een ladder. Zowel de zuurstofmetingen als het stoeltje stonden in de procedure van het bedrijf. Deze was niet gevolgd. Ongevallen in besloten ruimten waarbij ook de (onvoorbereide) redders overlijden komen vaker voor. Een ander voorbeeld is het ongeval in een mestsilo in Makkinga waarover een rapport van de Onderzoeksraad voor Veiligheid is verschenen. In de overige 10% van de gevallen was er meestal ‘causaliteit mogelijk’ als handhavingsinstrument geregistreerd. Waarschijnlijk was er geen sprake van een causaal verband met het ongeval of bleek het geen meldingsplichtig arbeidsongeval. Wanneer namelijk sprake is van een meldingsplichtig ongeval waarbij sprake is van een causaal verband tussen een overtreding en het ongeval wordt in principe een boete opgelegd. In sommige gevallen is een ander handhavingsinstrument ingezet (bijvoorbeeld een waarschuwing of een stillegging) of was de overtreding tijdens de inspectie al opgeheven. In deze gevallen was geen sprake van een causaal verband met het ongeval of bleek het geen meldingsplichtig arbeidsongeval. In figuur 10 staat de procentuele verdeling van het aantal overtredingen en opgemaakte
boeterapporten.
In
2013
is
bij
65%
van
(slachtoffers
van)
ongevalszaken een overtreding geconstateerd en is bij 58% een boeterapport opgemaakt. Deze cijfers over geconstateerde overtredingen en opgemaakte boeterapporten verschillen nauwelijks met de cijfers van 2012. In tabel I en II in de bijlage staan de precieze aantallen en percentages.
Pagina 32 van 125
Definitief| Arbeidsongevallenrapport 2014 | december 2014
Figuur 10 Slachtoffers naar al dan niet boeterapport en overtreding in de zaak (in procenten, door Inspectie SZW afgesloten ongevalsonderzoeken, 2010-2013)
Figuur 10 laat zien dat het percentage slachtoffers waarbij in het ongevalsonderzoek één of meer overtredingen zijn geconstateerd, vanaf 2010 tot 2012 toeneemt en vervolgens weer lichtelijk afneemt. Het verloop over de jaren van het aantal en percentage opgemaakte boeterapporten laat een vergelijkbaar beeld zien. Het verschil is alleen dat het aandeel en aantal opgemaakte boeterapporten lager ligt dan het aandeel en aantal geconstateerde overtredingen. Dit is logisch, omdat een overtreding altijd voorafgaat aan het opmaken van een boeterapport. Omgekeerd hoeft dit niet het geval te zijn omdat een overtreding ook gesanctioneerd kan worden met een ander handhavingsinstrument dan een boete. 5.2
Welke handhavingsinstrumenten zijn ingezet? In tabel 5 is weergegeven hoeveel handhavingsinstrumenten van welke zwaarte zijn ingezet bij ongevalsonderzoeken die zijn afgesloten in de periode 2010-2013. Het is mogelijk dat tijdens een ongevalsonderzoek meerdere overtredingen worden geconstateerd. Per overtreding wordt in het administratieve systeem van de Inspectie een instrument geregistreerd, maar het is wel mogelijk dat verschillende overtredingen in hetzelfde ongevallenboeterapport aan de orde komen.
Tabel 5 Handhavingsinstrumenten naar zwaarte en jaar (2009-2012, afgesloten ongevalszaken) 2010 Licht
2011
2012
2013
Totaal
1%
0%
0%
0%
0%
Middelzwaar
31%
28%
27%
29%
29%
Zwaar
68%
72%
73%
71%
71%
100%
100%
100%
100%
100%
1.917
2.114
2.189
2.183
8.403
Totaal Totaal aantal instrumenten
Bron: administratieve systeem van de Inspectie SZW, bewerkt door de Inspectie SZW.
Pagina 33 van 125
Definitief| Arbeidsongevallenrapport 2014 | december 2014
Wat opvalt is dat de zwaarte van de handhavingsinstrumenten redelijk gelijk is over de laatste jaren (2010-2013). In tabel
5 is weergegeven dat zeven op de tien
ingezette instrumenten als zwaar zijn te kwalificeren. Drie op de tien van de handhavingsinstrumenten
is
middelzwaar.
De
lichte
handhavingsinstrumenten
komen zo goed als nooit voor bij de ongevalsonderzoeken. Dit is niet opmerkelijk, aangezien het gaat om ernstige arbeidsongevallen die hebben geleid tot de dood, blijvend letsel of ziekenhuisopname. In tabel 6 zijn de ingezette handhavingsinstrumenten naar soort en zwaarte voor de periode 2012-2013 weergegeven. Daaruit blijkt dat het boeterapport ongevallen het vaakst
wordt
ingezet
als
handhavingsinstrument.
In
2.604
zaken
is
een
boeterapport opgemaakt, wat een percentage is van 59,5% van alle ingezette handhavingsinstrumenten. Een boeterapport ongevallen wordt ingezet wanneer de causale relatie tussen overtreding en ongeval is vast komen te staan. Overigens kunnen in een ongevalsonderzoek meerdere overtredingen worden geconstateerd, die vervolgens in één boeterapport ongevallen worden opgemaakt. Tabel 6 Ingezette handhavingsinstrumenten naar soort en zwaarte (2012-2013, afgesloten ongevalsonderzoeken) Soort instrument*
Aantal
%
Zwaarte
Boeterapport ONG
2604
59,5
Zwaar
ONG Causaliteit mogelijk
1006
23,0
Middelzwaar
Stillegging zonder boete
148
3,4
Zwaar
Proces-verbaal
125
2,9
Zwaar
Stillegging+Boeterap ONG
122
2,8
Zwaar
Waarschuwing Arbo
121
2,8
Middelzwaar
Boeterapport
107
2,4
Zwaar
Eis Arbo
64
1,5
Middelzwaar
Kennisgeving Eis Arbo
39
,9
Middelzwaar
Stillegging+PV
11
,3
Zwaar
Stillegging+Boeterapport
10
,2
Zwaar
ONG Maatregelenbrief+PV**
5
,1
Zwaar
Waarschuwing ATW
5
,1
Middelzwaar
Boeterapport Werknemer
4
,1
Zwaar
Boeterapport ATW
3
,1
Zwaar
Stimulering
3
,1
Licht
Waarschuwing WaW
2
,0
Middelzwaar
StakenArbeid
1
,0
Middelzwaar
4.380
100
Totaal
Bron: administratieve systeem van de Inspectie SZW, bewerkt door de Inspectie SZW * ONG = ongevallen, PV = proces-verbaal, WaW = Warenwet, ATW = Arbeidstijdenwet ** Dit instrument is nog als zodanig geregistreerd bij wat oudere ongevalsonderzoeken uit de periode. In deze gevallen is er zowel een ongevallenmaatregelenbrief gestuurd als een proces-verbaal. Inmiddels wordt dit anders geregistreerd, namelijk alleen een PV als de overtredingen die in de ongevallenmaatregelenbrief stonden, zijn opgenomen in het PV en dus een causaal verband met het ongeval hebben. Als er geen causaal verband was voor een deel van de overtredingen uit de ongevallenmaatregelenbrief en er is ook een PV gestuurd, dan zouden deze overtredingen met het instrument ‘ONG Causaliteit onbekend’ worden geregistreerd.
Pagina 34 van 125
Definitief| Arbeidsongevallenrapport 2014 | december 2014
Bij 23% van de overtredingen is niet met zekerheid vast te stellen of er een causale relatie is tussen de overtreding en het ongeval (‘ONG Causaliteit mogelijk’, zie tabel 6). Doorgaans is in deze gevallen een ongevallenmaatregelenbrief gestuurd. Bijna 7% van de ingezette handhavingsinstrumenten betreft een stillegging in verband met gevaar, al dan niet in combinatie met een boete of procesverbaal. Een voorbeeld van een ongeval waarna een stillegging is opgelegd, wordt hieronder gegeven. Ernstige brandwonden door zuur Bij het reinigen van balkonhekken wordt een sterk zuur middel gebruikt. Men gebruikt beschermende kleding, schoenen, handschoenen en veiligheidsbril. Aan het eind van de dag heeft een medewerker last van irritatie en rode plekken op handen, armen en knieën. Hij meldt zich bij het ziekenhuis en wordt met brandwonden en zwellingen opgenomen. Een collega blijkt in mindere mate klachten te hebben. Men had niet onderzocht of de werkzaamheden ook met een minder gevaarlijk product uitgevoerd konden worden. De uitgereikte persoonlijke beschermingsmiddelen bleken niet geschikt voor gebruik bij dit product. Het zuur was in de handschoenen gekomen en daar gaan irriteren. Bovendien bleek het slachtoffer zelf een ander type handschoenen te hebben aangetrokken, eveneens ongeschikt. Er was onvoldoende toezicht
op
het
gebruik
van
de
persoonlijke
beschermingsmiddelen.
De
werkzaamheden zijn stilgelegd totdat veilig gewerkt kon worden en er is een boeterapport opgemaakt. De eis Arbo is in 1,5% van de instrumenten ingezet. Voorafgaand aan een eis Arbo wordt
meestal
een
schriftelijke
kennisgeving
eis
gesteld
(0,9%
van
de
instrumenten). Tijdens een inspectie kan de werkgever in een deel van de gevallen ook mondeling worden geïnformeerd over het voornemen tot het stellen van een eis. Dit betekent in deze gevallen dat een schriftelijke kennisgeving eis niet nodig is, waardoor de eis Arbo vaker voorkomt dan de kennisgeving eis Arbo. Tevens komt het voor dat na de kennisgeving eis de werkgever de overtreding binnen de zienswijzeperiode oplost, waarna het stellen van de eis niet langer nodig is. Een boeterapport
voor
de
werknemer
werd
in
de
periode
2012
–
2013
als
handhavingsinstrument weinig ingezet, slechts vier keer. De cijfers over de ingezette handhavingsinstrumenten naar soort en zwaarte voor de periode 2012 – 2013 verschillen weinig van de cijfers uit het arbeidsongevallenrapport 2013 (voor de periode 2009 – 2012). Het grootste verschil is het inzetten van het handhavingsinstrument waarschuwing Arbo. In tabel 6 wordt deze in 2,8% van de gevallen ingezet als handhavingsinstrument. Dit is een halvering ten opzichte van het percentage dat is ingezet in de periode 2009 tot en met 2012 (5,8%).
Pagina 35 van 125
Definitief| Arbeidsongevallenrapport 2014 | december 2014
5.3
Welke wetsartikelen zijn overtreden? In tabel 7 is het aantal overtredingen naar wetsartikel weergegeven.
De
wetsartikelen zijn weergegeven in volgorde van de mate waarin deze zijn geconstateerd bij afgesloten ongevalsonderzoeken in de periode 2011- 2013. Binnen een ongevalsonderzoek telt iedere overtreding afzonderlijk mee. Wanneer twee verschillende overtredingen zijn geconstateerd (bijvoorbeeld voor lid 1 en lid 2 van hetzelfde wetsartikel) dan tellen deze dus beide mee in de tabel. Bij de ongevalsonderzoeken zijn gemiddeld per jaar 1905 overtredingen geconstateerd. Overtreding van art. 3.17 van het Arbeidsomstandighedenbesluit komt het vaakst voor (14%). Deze overtreding heeft betrekking op het voorkomen van gevaar van bewegende
voorwerpen.
Het
overtreden
van
artikel
3.16
(voorkomen
van
valgevaar) en artikel 7.7 (veiligheidsvoorzieningen i.v.m. bewegende delen van arbeidsmiddelen) van het Arbeidsomstandighedenbesluit complementeren de top drie. Uit tabel 7 blijkt dat meer dan de helft (56%) van de geconstateerde overtredingen betrekking heeft op een wetsartikel uit de top 6. De meeste overtredingen van de Arbeidsomstandighedenwet hebben betrekking op de melding en registratie van arbeidsongevallen en beroepsziekten (4%). Tabel 7 Overtredingen naar wetsartikel (afgesloten ongevalsonderzoeken 2011 2013) Wetsartikel*
%
% cumulatief
Aantal
Gemiddeld per jaar
B3017 Voorkomen gevaar van bewegende voorwerpen
14
14
780
260
B3016 Voorkomen valgevaar
10
24
569
190
B7007 Veiligheidsvoorzieningen i.v.m. bewegende delen van arbeidsmiddelen
9
33
527
176
B7004 Deugdelijkheid arbeidsmiddelen en ongewilde gebeurtenissen
9
42
510
170
8
50
446
149
6
56
350
117
B7003 Geschiktheid arbeidsmiddelen
6
61
329
110
B7023a Specifieke bepalingen betreffende het gebruik van ladders en trappen
5
66
259
86
W09 Melding ongevallen
4
70
212
71
B7017c Gebruik mobiele arbeidsmiddelen
4
73
204
68
W05 Inventarisatie en evaluatie van risico's
3
76
158
53
W08 Voorlichting en onderricht
2
78
115
38
W10 Voorkomen van gevaar voor derden B4006 Gevaar voor verstikking, bedwelming, vergiftiging, brand of explosie
2
80
111
37
2
82
98
33
B8003 Beschikbaarheid en gebruik persoonlijk beschermingsmiddelen
1
83
76
25
B7018 Hijs- en hefwerktuigen
1
84
71
24
B3005 Elektrotechnische en
1
85
67
22
B7005 Montage, demontage, onderhoud, reparatie en reiniging van arbeidsmiddelen B3002 Algemene vereisten inrichting arbeidsplaatsen
Pagina 36 van 125
Definitief| Arbeidsongevallenrapport 2014 | december 2014
%
% cumulatief
Aantal
Gemiddeld per jaar
B7004a Keuringen (arbeidsmiddelen)
1
86
54
18
B7020 Hijs- en hefgereedschap
1
87
54
18 16
Wetsartikel* bedieningswerkzaamheden
B3003 Stabiliteit en stevigheid arbeidsplaatsen
1
88
47
Overig
12
100
678
Totaal
100
100
5. 715
1.905
Bron: administratieve systeem van de Inspectie SZW, bewerkt door de Inspectie SZW. * Een wetsartikel beginnend met een ‘B’ duidt op een artikel uit het Arbeidsomstandighedenbesluit. Een wetsartikelnummer beginnend met een ‘W’ betreft een artikel uit de Arbeidsomstandighedenwet.
Uit tabel 8 is af te lezen hoeveel handhavingsinstrumenten zijn ingezet na een afgesloten ongevalsonderzoek voor de verschillende hoofdsectoren in de periode 2012 – 2013. Daarnaast is de zwaarte van het ingezette handhavingsinstrument weergegeven voor de verschillende hoofdsectoren. Overigens kunnen meerdere handhavingsinstrumenten worden ingezet voor één afgesloten ongevalsonderzoek. Wat is af te lezen uit tabel 8 is dat in de hoofdsectoren industrie, bouwnijverheid en handel de meeste handhavingsinstrumenten zijn ingezet. Dit komt niet geheel onverwacht
aangezien
arbeidsongevallen
in
deze
voorkomen.
sectoren Zoals
ook eerder
de
meeste vermeld,
slachtoffers worden
van lichte
handhavingsinstrumenten na een ongevalsonderzoek zelden ingezet, slechts drie keer
van
de
in totaal
4380
ingezette
instrumenten.
Het
aantal
ingezette
middelzware instrumenten betreft 30%. Procentueel gezien worden de meeste middelzware handhavingsinstrumenten ingezet in de sectoren energievoorziening, horeca en cultuur, sport en recreatie. De overige ingezette instrumenten (70%) zijn als zwaar gekwalificeerd. De zware instrumenten komen procentueel gezien meer voor in de sectoren waterleidingbedrijven en afvalbeheer, bouwnijverheid en verhuur en handel van onroerend goed. De sectoren delfstoffen en huishoudens als werkgever zijn hierbij buiten beschouwing gelaten omdat het slechts om een gering aantal ingezette handhavingsinstrumenten gaat.
Pagina 37 van 125
Tabel 8 Handhavingsinstrumenten naar zwaarte en hoofdsectoren (afgesloten ongevalsonderzoeken 2012 – 2013) Zwaarte instrument Licht A Landbouw, bosbouw en visserij
Aantal
B Delfstoffenwinning
Aantal
Percentage
Percentage C Industrie
Aantal Percentage
D Energievoorziening
Aantal Percentage
E Waterleidingbedrijven en afvalbeheer
Aantal
F Bouwnijverheid
Aantal
Percentage
Percentage G Handel
Aantal Percentage
H Vervoer en opslag
Aantal Percentage
I Horeca
Aantal Percentage
J Informatie en communicatie
Aantal
K Financiële dienstverlening
Aantal
L Verhuur en handel van
Aantal
Percentage
Percentage
Middelzwaar
Totaal Zwaar
0
36
109
145
0%
20%
80%
100%
0
0
6
6
0%
0%
100%
100%
2
483
1010
1495
0%
30%
70%
100%
0
8
14
22
0%
40%
60%
100%
0
24
86
110
0%
20%
80%
100%
0
214
765
979
0%
20%
80%
100%
0
168
383
551
0%
30%
70%
100%
0
70
218
288
0%
20%
80%
100%
0
23
30
53
0%
40%
60%
100%
0
1
3
4
0%
30%
80%
100%
0
20
55
75
0%
30%
70%
100%
0
4
18
22
Definitief| Arbeidsongevallenrapport 2014 | december 2014
Zwaarte instrument Licht onroerend goed
Percentage
M Specialistische zakelijke diensten
Aantal
N Verhuur en overige zakelijke diensten
Aantal
O Openbaar bestuur en overheidsdiensten
Aantal
P Onderwijs
Aantal
Percentage
Percentage
Percentage
Percentage Q Gezondheids- en welzijnszorg
Aantal
R Cultuur, sport en recreatie
Aantal
S Overige dienstverlening
Aantal
Percentage
Percentage
Percentage T Huishoudens als werkgever Onbekend
Aantal Percentage Aantal Percentage
Totaal
Aantal Percentage
Middelzwaar
Totaal Zwaar
0%
20%
80%
100%
1
31
89
121
0%
30%
70%
100%
0
51
147
198
0%
30%
70%
100%
0
28
64
92
0%
30%
70%
100%
0
13
36
49
0%
30%
70%
100%
0
25
49
74
0%
30%
70%
100%
0
24
34
58
0%
40%
60%
100%
0
7
15
22
0%
30%
70%
100%
0
0
1
1
0%
0%
100%
100%
0
7
8
15
0%
50%
50%
100%
3
1237
3140
4380
0%
30%
70%
100%
Bron: administratieve systeem van de Inspectie SZW, bewerkt door de Inspectie SZW.
Pagina 39 van 125
6
Ongevalsscenario's en risico's
In het ongevallenrapport 2013 zijn in hoofdstuk 7, tabel 19, de ongevallen naar risico en ongevalsscenario ingedeeld. Per risico/scenario is aangegeven in hoeveel procent van de ongevallen die hebben plaatsgevonden in 2012 sprake was van dit risico/scenario. Deze percentages waren gebaseerd op voorlopige cijfers. Op het moment van schrijven van het ongevallenrapport 2014 zijn de cijfers met betrekking tot de ongevalsscenario's over 2012 definitief geworden. Deze definitieve cijfers zijn weergegeven in tabel 9. Het totaal aantal ongevallen waarop de percentages zijn gebaseerd (1.437) komt niet overeen met de cijfers die zijn gebruikt in de hoofdstukken 1 tot en met 5. Ten eerste hebben de cijfers in dit hoofdstuk betrekking op het aantal ongevallen dat heeft plaatsgevonden in 2012, terwijl de voorgaande hoofdstukken betrekking hadden op (slachtoffers van) ongevallen waarvan de zaak is afgesloten in het betreffende jaar. De reden hiervoor is dat de gegevens die gebruikt zijn voor deze hoofdstukken, beschikbaar zijn voor het jaar waarin het ongeval heeft plaatsgevonden en niet (volledig) voor het jaar waarin de ongevalszaak is afgesloten. Bovendien zijn in de voorgaande hoofdstukken ook ongevallen meegenomen waar uiteindelijk geen uitgebreid onderzoek naar is gedaan. In hoofdstuk 6 zijn alleen de ongevallen meegenomen die nader zijn onderzocht, waardoor informatie over het scenario beschikbaar is. Het totale aantal arbeidsongevallen in dit hoofdstuk valt dus lager uit dan in de eerdere hoofdstukken. Een uitgebreide toelichting hoe tot de cijfers in dit rapport is gekomen en wat het verschil is tussen de cijfers in de eerdere hoofdstukken en in dit hoofdstuk is te vinden in hoofdstuk 2. Tabel 9 Ongevallen naar risico en ongevalsscenario en overlijden (onderzochte zaken plaatsgevonden in 2012, n=1.437)*
%
% overleden
Contact met vallende objecten-niet van kranen
10%
13%
Beknelling tussen machine en een ander object
4%
13%
Contact met wegvliegende voorwerpen
4%
3%
Contact met vallende objecten van kranen
3%
3%
Contact met object dat wordt gedragen/gebruikt
3%
0%
Contact met hangende en/of zwaaiende objecten
2%
5%
Geraakt door rollende of glijdende objecten
1%
0%
Val van dak, vloer of platform
8%
20%
Val van steiger
4%
3%
Risico verbijzonderd naar ongevalsscenario
%
Onveiligheid op de werkplek/onbedoeld fysiek contact met een object/overig contact met een object/contact met bewegend object 28%
Onveiligheid op de werkplek/onbedoeld fysiek contact met een object/val van hoogte 19%
Definitief| Arbeidsongevallenrapport 2014 | december 2014
%
% overleden
Val van een stilstaand voertuig
3%
0%
Val van een bewegend platform
1%
8%
Val van hoogte door een gat in de grond
1%
0%
Val van hoogte – overig
3%
10%
17%
3%
Val van ladder of trapje
9%
3%
Val op gelijke hoogte
4%
0%
In/op bewegend voertuig met verlies van controle
2%
5%
Vallen van trap of helling
1%
0%
Contact met handgereedschap
3%
0%
Tegen iets aanstoten
1%
0%
Bedolven onder een massa
0%
3%
Contact met heet/koud oppervlak of open vlammen
0%
0%
5%
5%
3%
0%
Explosie
1%
3%
Brand
1%
0%
0%
0%
0%
5%
Uitstroming gevaarlijke stof uit open vat/omhulsel
1%
0%
Contact met gevaarlijke stof zonder uitstroming
1%
0%
Contact met gevaarlijke stof door uitstroming uit normaal gesproken gesloten vat/insluitsysteem
2%
0%
Risico verbijzonderd naar ongevalsscenario
%
Onveiligheid op de werkplek/onbedoeld fysiek contact met een object/overig contact met een object/contact met bewegende delen van een machine 17% Contact met bewegende delen van een machine Onveiligheid op de werkplek/onbedoeld fysiek contact met een object/overig contact met een object/vallen (niet van hoogte) 17%
Onveiligheid op de werkplek/onbedoeld fysiek contact met een object/overig contact met een object/overig contact met objecten 5%
Onveiligheid op de werkplek/onbedoeld fysiek contact met een object/aanrijdgevaar 5% Aanrijding door een voertuig Onveiligheid op de werkplek/elektrocutie
3%
Contact met elektriciteit Onveiligheid op de werkplek/explosie of brand
2%
Onveiligheid op de werkplek/onbedoeld fysiek contact met een dier 0% Fysiek contact met een dier Onveiligheid op de werkplek/verdrinking
0%
Gevolgen van onderdompeling/verdrinking Gezondheidsschade door blootstelling stoffen/overige gevaarlijke stoffen
Psychosociale en cognitieve gedrag/agressie en intimidatie Slachtoffer van menselijke agressie
aan
gevaarlijke
overbelasting/ongewenst
3%
1%
0% 1%
0%
Pagina 41 van 125
Definitief| Arbeidsongevallenrapport 2014 | december 2014
Risico verbijzonderd naar ongevalsscenario Fysieke overbelasting/dynamische belasting
%
0%
0%
0%
0%
100%
100%
0%
Te snelle (de)compressie Totaal
% overleden
0%
Extreme belasting van lichaamsdelen Ongezonde fysische werkomgeving/werken onder overdruk
%
100%
Bron: administratieve systeem van de Inspectie SZW, bewerkt door de Inspectie SZW .
*
De scenario’s contact met schadelijke atmosfeer in besloten ruimte en contact met schadelijke atmosfeer via
ademapparatuur, hadden geen slachtoffers in 2012 en staan niet in de tabel.
Het risico dat leidt tot de meeste ongevallen is contact met een bewegend object (28% van de onderzochte ongevallen die hebben plaatsgevonden in 2012). Het scenario dat binnen dit risico het vaakst is voorgekomen in 2012 is contact met vallende objecten-niet van kranen (10%). Val van hoogte is ook een risico dat vaak leidt tot gevallen (19%), waarbij het scenario val van dak, vloer of platform zich het vaakst voordoet (8%). Van dit ongevalscenario is een voorbeeld opgenomen, zie kader. Werknemer valt bij het plaatsen van zonnepanelen van een schuin dak Twee werknemers van een elektrotechnisch installatiebedrijf zijn bezig om zonnepanelen op een schuin dak te plaatsen. Het dak is voorzien van pannen en heeft een hellingshoek van ongeveer 450. De gootlijn ligt ongeveer op 5,5 meter. De werknemers gebruiken twee ladders om op het dak te komen. Er werden pannen “opgeschoven” om op het dak te kunnen lopen en staan. Er werd geen gebruik gemaakt van steigers, randbeveiligingen of persoonlijke beschermingsmiddelen tegen vallen van hoogte. De werknemers beschikten ook niet over dergelijke middelen. De werknemers waren op het moment van het ongeval bezig om panelen op de reeds aangebrachte bevestigingsrails te plaatsen. Een werknemer had zojuist een paneel met de hand dragend en klimmend via de ladder opgehaald. Bij het overstappen van de ladder op het dak stapt de werknemer mis en valt 5,5 meter naar beneden. Onderweg naar het ziekenhuis overlijdt de werknemer. Het elektrotechnisch installatiebedrijf had geen ervaringen met het werken op schuine daken. In de RI&E van het bedrijf was geen aandacht voor het werken op schuine daken. Ook had het bedrijf geen voorlichting- en instructiemiddelen die gericht waren op de uitvoering van het plaatsen van zonnepanelen op schuine daken. De werknemers waren niet op de hoogte van de gevaren en mogelijke oplossingen om die gevaren te beheersen. Contact met bewegende delen van een machine en vallen (niet van hoogte) (beide 17%) zijn de nummers drie en vier van de risico's die leiden tot arbeidsongevallen die zijn onderzocht door de Inspectie SZW. Het meest voorkomende scenario bij deze risico's is respectievelijk contact met bewegende delen van een machine en val van ladder of trapje (17% respectievelijk 9%). Voor voorbeelden van ongevallen waarbij sprake is van contact met Pagina 42 van 125
Definitief| Arbeidsongevallenrapport 2014 | december 2014
bewegende delen van een machine zie het kader hieronder. In het tweede kader is een voorbeeld gegeven van een ongeval waarbij het slachtoffer van een trapje is gevallen. Verlies van vingers tijdens het werken met een excenterpers Een uitzendkracht was bezig met het vormen van een metalen onderdeel door gebruik te maken van een pers. De pers was weliswaar voorzien van een zogeheten koppelscherm, maar dit scherm was - na het wisselen van de stempels - niet door de technische dienst teruggeplaatst voor reguliere bediening. De uitzendkracht wist van niets en bediende per ongeluk de pedaal waardoor de pers een beweging maakte terwijl de rechterhand van de man zich onder de stempels bevond. De man verloor direct drie vingers van zijn rechterhand. Dodelijk bekneld in zijn kettingtransportbaan Tijdens
het
reinigen
van
een
transportband
komt
een
schoonmaker
van
een
schoonmaakbedrijf dodelijk bekneld tussen tandwiel en ketting van een kettingtransportbaan. De
bewegende
delen
die
ernstig
intrek-
en
knelgevaar
leverden
waren
niet
van
veiligheidsschermen voorzien. De transportband was voorafgaand niet uitgeschakeld of stond niet in een speciale schoonmaakstand. Ook bij de intrekplaats was geen noodstop aanwezig. De schoonmaker was niet voorgelicht over de risico's van de transportband. De machine was niet op de gevaren en risico's voor alle voorkomende werkzaamheden geïnventariseerd en beoordeeld.
Werknemer valt van trapje Een werknemer van een verhuisbedrijf valt bij het plaatsen van een lap van een trapje. Het trapje waar de werknemer op stond was een zogenaamde Hercules dubbele trap, tweemaal vier treden. Oorspronkelijk was de trap voorzien ven een beugel die gebruiker steun en houvast biedt. Tevens dwingt de beugel de gebruiker om op een juiste manier op de trap te gaan staan. Genoemde beugel is in het verleden van de trap verwijderd en nooit weer teruggeplaatst. Op het moment van het ongeval stond de werknemer dwars op de bovenste treden van de trap. Zijn aandacht was bij het aansluiten van de elektrische draden aan de lamp. Op een gegeven moment wilde de werknemer, omhoog kijkend, zijn stahouding veranderen en zijn voeten verplaatsen op de trap. Tijdens deze handeling is hij van de trap gevallen en kwam met zijn gezicht op de hoek van een in de buurt staande tafel. Aan de val liep hij een grote open wond aan zijn gezicht op welke uiteindelijk resulteerde in blijvend littekenweefsel. Binnen het verhuisbedrijf was er geen procedure voor onderhoud en periodieke inspecties van de arbeidsmiddelen. De trap dateerde van 2005 en was nog nooit beoordeeld op de technische toestand. Tevens was de werknemer niet geïnstrueerd hoe dergelijke trapjes er uit dienen te zien en hoe deze te gebruiken. De meeste ongevallen hebben te maken met het overkoepelende risico onveiligheid op de werkplek. Echter, ook de risico's ongezonde fysische werkomgeving, fysieke overbelasting,
Pagina 43 van 125
Definitief| Arbeidsongevallenrapport 2014 | december 2014
gezondheidschade door blootstelling aan gevaarlijke stoffen en psychosociale en cognitieve overbelasting kunnen leiden tot ongevallen. Binnen deze risico's komen de scenario's contact met gevaarlijke stoffen door uitstroming uit normaal gesloten vat (2%) en slachtoffer van menselijke agressie (1%) het vaakst voor (zie kader voor voorbeelden). De risico’s die leiden tot het hoogste aantal dodelijke slachtoffers zijn val van hoogte en contact met een bewegend object. Het gaat dan het vaakst om een val van dak, vloer of platform, contact met vallende objecten-niet van kranen en beknelling tussen verschillende objecten.
Pagina 44 van 125
Definitief| Arbeidsongevallenrapport 2014 | december 2014
7
Arbeidsongevallen en nationaliteit
7.1
Inleiding In dit hoofdstuk wordt een vergelijking gemaakt tussen slachtoffers van arbeidsongevallen met de Nederlandse nationaliteit en slachtoffers met een niet-Nederlandse nationaliteit. Bij de vergelijking is gekeken naar slachtofferkenmerken zoals arbeidsverband, beroep en de sector waar het slachtoffer werkzaam was. Daarnaast zijn ook de directe en achterliggende oorzaken (gefaalde barrières en gefaalde managementfactoren) in kaart gebracht, die ten grondslag hebben gelegen aan ongevallen. De cijfers in dit hoofdstuk zijn afkomstig van een analyse van advies- en ingenieursbureau RPS14. Voor deze analyse zijn alle door de Inspectie SZW
onderzochte arbeidsongevallen over de periode 2004 – 2009 en het jaar 2012
geanalyseerd op basis van de Storybuilder methodiek. Storybuilder is een instrument dat ontwikkeld is in het kader van het programma Versterking Arbeidsveiligheid van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. In Storybuilder zijn de toedracht en oorzaken vastgelegd van arbeidsongevallen die zijn onderzocht door de Inspectie SZW (voorheen de Arbeidsinspectie). Vervolgens kunnen nadere analyses worden uitgevoerd op onder
andere
industriële
sector
en
directe
en
achterliggende
oorzaken
van
het
15
arbeidsongeval . In dit hoofdstuk zijn ongevallen – net als in hoofdstuk 6 – ingedeeld naar het jaar waarin de ongevallen hebben plaatsgevonden. De reden hiervoor is dat de gegevens die gebruikt zijn voor deze hoofdstukken beschikbaar zijn voor het
jaar waarin het ongeval
heeft
plaatsgevonden en niet (volledig) voor het jaar waarin de ongevalszaak is afgesloten. Een andere reden waarom deze cijfers niet te vergelijken zijn met de cijfers uit de hoofdstukken 1 tot en met 5 is dat een aantal van de ongevallen niet volledig wordt onderzocht. Het gaat dan wel om afgesloten zaken, maar het ongevalscenario is niet (volledig) bekend. Hierdoor zijn deze ongevallen niet in Storybuilder geanalyseerd. De cijfers in dit hoofdstuk zullen dus lager uitvallen dan de cijfers in de eerste hoofdstukken. 7.2
Nederlandse en niet Nederlandse slachtoffers In tabel 10 is weergegeven dat in totaal 12.374 slachtoffers van arbeidsongevallen over de periode 2004 t/m 2009 en 2012 zijn meegenomen in de analyse. 9.862 van deze slachtoffers heeft de Nederlandse nationaliteit. Hieronder vallen ook slachtoffers, die naast de Nederlandse nationaliteit ook een andere nationaliteit hebben. Het aantal slachtoffers met een niet-Nederlandse nationaliteit betreft 1.381. Als meer dan één nationaliteit bekend is en één van die nationaliteiten was de Nederlandse (dit was bij 115 slachtoffers bekend), zijn de slachtoffers in de meeste gevallen ingedeeld bij de Nederlandse nationaliteit. 36 slachtoffers
14
Analyse ongevallen met vergelijking tussen slachtoffers naar nationaliteit, 15 december 2014, RPS in opdracht van RIVM, rapport referentie VRM14.00010.R10. 15 Voor meer informatie over Storybuilder zie: www.rivm.nl
Pagina 45 van 125
Definitief| Arbeidsongevallenrapport 2014 | december 2014
van wie bekend is dat ze naast de Nederlandse nationaliteit ook een andere nationaliteit hebben, zijn tot de niet-nederlanders gerekend. Beter was geweest om deze mensen ook bij de Nederlanders toe te delen, maar het werd pas kort voor afronding van dit rapport bekend. Omdat het niet om een groot aantal gaat, is ervoor gekozen om het zo te laten. Ook is de verwachting dat er meer slachtoffers met een dubbele nationaliteit zullen zijn, waarvan maar één nationaliteit bekend is in Storybuilder. Deze zijn in dat geval gerekend bij die bekende nationaliteit, en dat kan de Nederlandse zijn maar dat kan ook een niet-Nederlandse nationaliteit zijn. Van 1.131 slachtoffers is de nationaliteit onbekend. Het percentage slachtoffers met een onbekende nationaliteit is sterk afgenomen in de onderzochte periode; in 2008 en 2012 betrof het slechts 2% van de slachtoffers en in 2009 (afgerond) 0%. Wanneer alleen gekeken wordt naar de slachtoffers van wie de nationaliteit bekend is, blijkt dat 12% van de slachtoffers een niet-Nederlandse nationaliteit heeft. Het percentage slachtoffers met een Nederlandse nationaliteit is dan 88%. De cijfers over Nederlandse en niet-Nederlandse slachtoffers van arbeidsongevallen worden in het vervolg van dit hoofdstuk procentueel weergegeven. De slachtoffers met een onbekende nationaliteit worden in de percentages buiten beschouwing gelaten. Tabel 10 Slachtoffers naar al dan niet Nederlandse nationaliteit (door de Inspectie SZW onderzochte arbeidsongevallen plaatsgevonden in 2004-2009 en 2012). Slachtoffers met
Slachtoffers met
Slachtoffers met
Nederlandse
niet-Nederlandse
onbekende
nationaliteit
nationaliteit
nationaliteit
Totaal
Aantal slachtoffers van ongevallen
9.862
1.381
1.131
12.374
% slachtoffers
80%
11%
9%
100%
88%
12%
% slachtoffers (van totaal met bekende nationaliteit)
100%
Bron: Analyse ongevallen met vergelijking tussen slachtoffers naar nationaliteit, 15 december 2014, RPS in opdracht van RIVM, rapport referentie VRM14.00010.R10 .
Uit tabel 10 blijkt dus dat gemiddeld per jaar 12% van de slachtoffers van arbeidsongevallen een niet-Nederlandse nationaliteit had. Om te zien of dit percentage constant is door de jaren heen, wordt in figuur 11 dit percentage per jaar weergegeven. In figuur 11 is bijvoorbeeld te zien dat het percentage slachtoffers met een niet-Nederlandse nationaliteit in 2008 verdubbeld is ten opzichte van het jaar 2005. In 2012 is het percentage slachtoffers met een niet-Nederlandse nationaliteit enigszins gedaald ten opzichte van de jaren 2007 tot en met
Pagina 46 van 125
Definitief| Arbeidsongevallenrapport 2014 | december 2014
2009. In het jaar 2012 ligt het percentage echter nog steeds op een hoger niveau dan in de jaren 2004 t/m 2006. Figuur 11 Slachtoffers naar al dan niet Nederlandse nationaliteit per jaar (door de Inspectie SZW onderzochte arbeidsongevallen plaatsgevonden in 2004-2009 en 2012, in procenten).
Bron: Analyse ongevallen met vergelijking tussen slachtoffers naar nationaliteit, 15 december 2014, RPS in opdracht van RIVM, rapport referentie VRM14.00010.R10.
De (niet-Nederlandse) nationaliteiten die het vaakst voorkomen onder de slachtoffers zijn de Poolse (3% van alle slachtoffers, inclusief de Nederlandse slachtoffers) en de Duitse (2,8%) nationaliteit, gevolgd door de Turkse (1,4%), de Belgische (0,8%), de Marokkaanse (0,7%), de Portugese (0,6%) en de Britse (0,5%) nationaliteit. Het is interessant om de slachtoffergegevens naar nationaliteit te vergelijken met gegevens over de mensen die werken in Nederland, of de werknemers, om te zien of er mogelijk een onder- of oververtegenwoordiging is. Helaas zijn er geen cijfers beschikbaar om deze vergelijking mee te maken. Hier speelt ook mee dat gegevens over dubbele nationaliteit waarschijnlijk niet van alle slachtoffers bekend zijn, en dat mensen om die reden bij de verkeerde groep ingedeeld kunnen staan. 7.3
Slachtofferkenmerken
7.3.1
Ernst van de arbeidsongevallen In figuur 12 is een onderscheid gemaakt in de ernst van de arbeidsongevallen. Twee categorieën naar ernst worden onderscheiden: slachtoffers die letsel aan het arbeidsongeval hebben
overgehouden
en
slachtoffers
die
zijn
overleden
naar
aanleiding
van
het
arbeidsongeval. Het belangrijkste dat opvalt in figuur 12 is het verschil tussen de groep
Pagina 47 van 125
Definitief| Arbeidsongevallenrapport 2014 | december 2014
slachtoffers met een niet-Nederlandse nationaliteit en de slachtoffers met de Nederlandse nationaliteit wat betreft het percentage dat overleden is naar aanleiding van het arbeidsongeval. Voor slachtoffers met een niet-Nederlandse nationaliteit is dit percentage (4,2%) bijna twee keer zo groot als voor slachtoffers met de Nederlandse nationaliteit (2,2%). Figuur 12 Ernst van de arbeidsongevallen naar al dan niet Nederlandse nationaliteit (door de Inspectie SZW onderzochte arbeidsongevallen plaatsgevonden in 2004-2009 en 2012, in procenten)
Bron: Analyse ongevallen met vergelijking tussen slachtoffers naar nationaliteit, 15 december 2014, RPS in opdracht van RIVM, rapport referentie VRM14.00010.R10.
7.3.2
Slachtoffers naar arbeidsverband In tabel 11 worden de slachtoffers naar arbeidsverband weergegeven voor de groep Nederlandse en niet-Nederlandse slachtoffers. Wat opvalt is dat de slachtoffers met de Nederlandse nationaliteit vaker een arbeidsverband hebben als werknemer (82%) dan de slachtoffers met de niet-Nederlandse nationaliteit (56%). Daarentegen komen onder de slachtoffers
met
een
niet-Nederlandse
nationaliteit
procentueel
gezien
meer
arbeidsverbanden als uitzendkracht voor (39%) dan onder het aantal slachtoffers met de Nederlandse nationaliteit (10%). Mogelijk zijn de werkzame personen met een nietNederlandse nationaliteit vaker uitzendkrachten.
Pagina 48 van 125
Definitief| Arbeidsongevallenrapport 2014 | december 2014
Tabel 11 Slachtoffers met al dan niet Nederlandse nationaliteit naar arbeidsverband (door de Inspectie SZW onderzochte arbeidsongevallen plaatsgevonden in 2004-2009 en 2012, in procenten)
Slachtoffers met de Nederlandse nationaliteit
Slachtoffers met een nietNederlandse nationaliteit
(% van bekend)
(% van bekend)
Werknemer
82%
56%
Uitzendkracht
Arbeidsverband
10%
39%
Zelfstandige
3%
2%
Leerling/student
2%
0%
Derde
1%
2%
Stagiair
1%
1%
Meewerkend gezinslid
0%
0%
Onbekend Totaal
0%
0%
100%
100%
Bron: Analyse ongevallen met vergelijking tussen slachtoffers naar nationaliteit, 15 december 2014, RPS in opdracht van RIVM, rapport referentie VRM14.00010.R10.
7.3.3
Slachtoffers naar beroepen en sectoren In tabel 12 is de top 15 beroepen van slachtoffers van door de Inspectie SZW onderzochte arbeidsongevallen weergegeven. Af te lezen is dat de meeste slachtoffers één van de volgende beroepen hebben: monteur, chauffeur, timmerman, medewerker productie of operator. Onder monteur valt onder andere een elektromonteur, onderhoudsmonteur, storingsmonteur, automonteur, etc. Er zijn wel enkele verschillen tussen slachtoffers met de Nederlandse nationaliteit en slachtoffers met een niet-Nederlandse nationaliteit te benoemen. De grootste groep slachtoffers met de Nederlandse nationaliteit oefent het beroep van monteur uit (12%). De grootste groep slachtoffers met een niet-Nederlandse nationaliteit is werkzaam als medewerker productie (15%). Nederlandse slachtoffers zijn relatief iets vaker chauffeur of timmerman dan niet-Nederlandse slachtoffers. Slachtoffers met een nietNederlandse nationaliteit zijn in verhouding vaker schoonmaker of lasser.
Pagina 49 van 125
Definitief| Arbeidsongevallenrapport 2014 | december 2014
Tabel 12 Top 15 slachtoffers van arbeidsongevallen naar beroep (door de Inspectie SZW onderzochte arbeidsongevallen plaatsgevonden in 2004-2009 en 2012, in procenten). Aantal slachtoffers met de Nederlandse nationaliteit
Aantal slachtoffers met een niet-Nederlandse nationaliteit
(% van bekend) 12%
(% van bekend) 9%
Chauffeur
7%
5%
Timmerman
7%
4%
Medewerker productie
6%
15%
Operator
4%
4%
Medewerker magazijn
2%
2%
Medewerker algemeen
2%
3%
Machinist
1%
1%
Schilder
1%
2%
Voorman
1%
1%
Uitvoerder
1%
0%
Dakdekker
1%
1%
Schoonmaker
1%
3%
Lasser
1%
3%
Constructiebankwerker
1%
1%
Overig
6%
7%
Totaal
100%
100%
Beroep Monteur
Bron: Analyse ongevallen met vergelijking tussen slachtoffers naar nationaliteit, 15 december 2014, RPS in opdracht van RIVM, rapport referentie VRM14.00010.R10.
In tabel 13 staat de top 10 van het aantal slachtoffers van arbeidsongevallen naar (tweecijferige) SBI-code. De grootste groep slachtoffers met zowel de Nederlandse als nietNederlandse nationaliteit valt in de sector gespecialiseerde werkzaamheden in de bouw (SBI 43). De tweede grootste groep slachtoffers met de Nederlandse nationaliteit valt in de sector algemene burgerlijke en utiliteitsbouw en projectontwikkeling (SBI 41). Deze sector staat bij de slachtoffers met een niet-Nederlandse nationaliteit op de vierde plaats met 8%. Binnen de sector groothandel en handelsbemiddeling (SBI 46) valt de op één na grootste groep slachtoffers met een niet-Nederlandse nationaliteit (10%). Daarnaast valt op dat er procentueel gezien meer slachtoffers met een niet-Nederlandse nationaliteit voorkomen in de sectoren
vervaardiging
van
producten
en
metaal
(SBI
25),
vervaardiging
van
voedingsmiddelen (SBI 10) en landbouw, jacht incl. dienstverlening (SBI 01). In de sector grond-, water- en wegenbouw (excl. grondverzet) (SBI 42) vallen procentueel gezien meer slachtoffers met de Nederlandse nationaliteit.
Pagina 50 van 125
Definitief| Arbeidsongevallenrapport 2014 | december 2014
Tabel 13 Top 10 slachtoffers van arbeidsongevallen naar (sub)sector (door de Inspectie SZW onderzochte arbeidsongevallen plaatsgevonden in 2004-2009 en 2012, in procenten)
Slachtoffers met de Nederlandse nationaliteit (% van bekend)
Slachtoffers met een nietNederlandse nationaliteit (% van bekend)
SBI 43 Gespecialiseerde werkzaamheden in de bouw
12%
11%
SBI 41 Algemene burgerlijke en utiliteitsbouw en projectontwikkeling
10%
8%
SBI 46 Groothandel en handelsbemiddeling
8%
10%
SBI 25 Vervaardiging van producten van metaal
6%
9%
SBI 10 Vervaardiging van voedingsmiddelen
6%
8%
SBI 49 Vervoer over land
4%
4%
SBI 52 Opslag en dienstverlening voor vervoer
3%
3%
SBI 01 Landbouw, jacht incl dienstverlening
2%
4%
SBI 28 Vervaardiging overige machines en apparaten
3%
3%
SBI 42 Grond-, water- en wegenbouw (excl. grondverzet)
3%
2%
43%
38%
100%
100%
Sector
Overige sectoren Totaal
Bron: Analyse ongevallen met vergelijking tussen slachtoffers naar nationaliteit, 15 december 2014, RPS in opdracht van RIVM, rapport referentie VRM14.00010.R10.
7.3.4
Slachtoffers naar leeftijdsklasse In figuur 13 is het percentage slachtoffers van arbeidsongevallen naar nationaliteit voor de verschillende
leeftijdscategorieën
weergegeven.
Uit
de
figuur
blijkt
dat
binnen
de
leeftijdscategorieën 25 t/m 34 jaar en 35 t/m 44 jaar het percentage slachtoffers met een niet-Nederlandse nationaliteit groter is dan het percentage slachtoffers met een Nederlandse nationaliteit. Onder de andere leeftijdscategorieën zijn er procentueel gezien juist meer slachtoffers met een Nederlandse nationaliteit dan met een niet-Nederlandse nationaliteit. Het percentage slachtoffers met een Nederlandse nationaliteit in de categorie 55 jaar en ouder (15%) is ongeveer twee keer zo groot als het percentage slachtoffers met een nietNederlandse
nationaliteit
(7%).
Het
naar
verhouding
hoge
aantal
niet-Nederlandse
slachtoffers valt dus met name in de leeftijd jonger dan 45 jaar.
Pagina 51 van 125
Definitief| Arbeidsongevallenrapport 2014 | december 2014
Figuur 13 Slachtoffers van arbeidsongevallen naar al dan niet Nederlandse nationaliteit voor de verschillende leeftijdscategorieën (door de Inspectie SZW onderzochte arbeidsongevallen plaatsgevonden in 2004-2009 en 2012, in procenten)
Bron: Analyse ongevallen met vergelijking tussen slachtoffers naar nationaliteit, 15 december 2014, RPS in opdracht van RIVM, rapport referentie VRM14.00010.R10, bewerkt door Inspectie SZW.
7.3.5
Begrip van de voertaal In figuur 14 is het percentage slachtoffers met onvoldoende begrip van de voertaal weergegeven, uitgesplitst naar slachtoffers met de Nederlandse nationaliteit en met een nietNederlandse nationaliteit. Het percentage slachtoffers met onvoldoende begrip van de voertaal is berekend op basis van een analyse van ongevals- en boeterapporten en de bijbehorende slachtofferverklaringen van het totaal aantal slachtoffers van ongevallen over de periode 2004 t/m 2009 en 2012. Daaruit kon worden opgemaakt of er taalproblemen aanwezig waren. In de genoemde periode is er in totaal 167 keer melding gemaakt van ‘onvoldoende begrip van de gebruikte voertaal’. Uit figuur 14 blijkt dat het percentage met onvoldoende kennis van de voertaal onder slachtoffers met een niet-Nederlandse nationaliteit (9,1%) aanzienlijk groter is dan het percentage onder slachtoffers met een Nederlandse nationaliteit (0,3%). Hoewel in totaal slechts een aantal keer melding is gemaakt van onvoldoende begrip van de gebruikte voertaal kan de conclusie worden getrokken dat bij slachtoffers met een niet-Nederlandse nationaliteit een grotere kans bestaat dat zij over onvoldoende kennis beschikken van de voertaal. Mogelijk ligt het aantal slachtoffers bij wie sprake is van onvoldoende begrip van de gebruikte voertaal hoger, omdat het op dit moment geen vast onderdeel van het ongevalsonderzoek vormt om de aspecten taalbeheersing, laaggeletterdheid en analfabetisme op te nemen in de ongevals(boete)rapporten.
Pagina 52 van 125
Definitief| Arbeidsongevallenrapport 2014 | december 2014
Figuur 14 Slachtoffers van arbeidsongevallen naar al dan niet Nederlandse nationaliteit voor onvoldoende begrip van de voertaal (door de Inspectie SZW onderzochte arbeidsongevallen plaatsgevonden in 2004-2009 en 2012, in procenten)
Bron: Analyse ongevallen met vergelijking tussen slachtoffers naar nationaliteit, 15 december 2014, RPS in opdracht van RIVM, rapport referentie VRM14.00010.R10, bewerkt door Inspectie SZW.
7.4
Ongevalsscenario’s In figuur 15 is van de vijftien meest voorkomende typen ongevallen het percentage slachtoffers naar al dan niet Nederlandse nationaliteit weergegeven. Slachtoffers met een niet-Nederlandse nationaliteit hebben relatief meer ongevallen door contact met bewegende delen van een machine, beknelling tussen een machine en een ander object, aanrijding door een voertuig, val van steiger en contact met handgereedschap. Het ongevalscenario val van ladder of trapje, val op gelijke hoogte, contact met wegvliegende voorwerpen, in/op bewegend voertuig met verlies van controle en contact met object dat door iemand wordt gedragen of gebruikt komt relatief (iets) vaker voor bij slachtoffers met een Nederlandse nationaliteit. Voor de overige ongevalscenario’s zijn er geen verschillen tussen slachtoffers met een niet-Nederlandse en Nederlandse nationaliteit. De vier ongevalsscenario’s waar de verschillen het grootst zijn worden in de rest van dit hoofdstuk uitvoerig behandeld.
Pagina 53 van 125
Definitief| Arbeidsongevallenrapport 2014 | december 2014
Figuur 15 Top 15 ongevalscenario’s voor slachtoffers met al dan niet Nederlandse nationaliteit (door de Inspectie SZW onderzochte arbeidsongevallen plaatsgevonden in 2004-2009 en 2012, in procenten)
Bron: Analyse ongevallen met vergelijking tussen slachtoffers naar nationaliteit, 15 december 2014, RPS in opdracht van RIVM, rapport referentie VRM14.00010.R10, bewerkt door Inspectie SZW.
Pagina 54 van 125
Definitief| Arbeidsongevallenrapport 2014 | december 2014
7.4.1
Achterliggende oorzaken ongevalsscenario’s In tabel 14 zijn de falende managementfactoren nader bestudeerd voor de vier verschillende ongevalsscenario’s. Per scenario is weergegeven welke managementfactoren faalden bij de slachtoffers
met
al
dan
niet
de
Nederlandse
nationaliteit.
Wat
opvalt
voor
de
ongevalsscenario’s contact met bewegende delen van een machine en aanrijding door een voertuig is dat bij slachtoffers met de Nederlandse nationaliteit procentueel gezien vaker sprake was van gebrek aan motivatie/alertheid en materieel. Tekortschietende competentie en ergonomie speelt juist een relatief grotere rol bij slachtoffers met een niet-Nederlandse nationaliteit voor de typen ongevallen contact met bewegende delen van een machine en aanrijding door een voertuig. De falende managementfactor plannen en procedures speelt eveneens een grotere rol bij slachtoffers met de niet-Nederlandse nationaliteit, met name voor het ongevalsscenario contact met bewegende delen van een machine. Daarentegen speelt gebrek aan competentie, falende ergonomie of onvoldoende beschikbaarheid van mensen bij het scenario contact met handgereedschap, relatief gezien vaker bij slachtoffers met de Nederlandse nationaliteit. Binnen dit ongevalscenario speelt de achterliggende oorzaak oplossing van tegenstrijdige belangen een grotere rol bij slachtoffers met de nietNederlandse nationaliteit. Bij het scenario vallen van ladder of trapje is juist relatief vaker sprake van een ongeval door oplossing van tegenstrijdige belangen bij slachtoffers met de Nederlandse nationaliteit. Hetzelfde geldt voor de falende managementfactor beschikbaarheid van mensen.
Pagina 55 van 125
Tabel 14 Vier ongevalsscenario’s naar falende managementfactoren (door de Inspectie SZW onderzochte arbeidsongevallen plaatsgevonden in 2004-2009 en 2012, in procenten van falende managementfactoren)
Contact met bewegende delen van een machine
slachtoffers NL nationaliteit
Slachtoffers nietNL nationaliteit
Aanrijding (van een voetganger) door een voertuig
Contact met handgereedschap
slachtoffers NL nationaliteit
slachtoffers NL nationaliteit
Slachtoffers niet-NL nationaliteit
Slachtoffers nietNL nationaliteit
Vallen van ladder of trapje
slachtoffers NL nationaliteit
Slachtoffers nietNL nationaliteit
Motivatie/ Alertheid
33%
22%
55%
38%
43%
46%
36%
34%
Materieel Plannen en procedures
14%
10%
16%
13%
11%
13%
17%
19%
12%
17%
7%
8%
10%
11%
10%
9%
Competentie
11%
20%
5%
9%
7%
4%
8%
9%
5%
8%
4%
10%
6%
4%
4%
3%
4%
5%
3%
4%
3%
1%
4%
2%
4%
5%
2%
3%
3%
8%
4%
2%
1%
1%
0%
1%
1%
1%
3%
3%
16%
11%
9%
14%
14%
12%
15%
18%
Ergonomie Beschikbaarheid van mensen Oplossing van tegenstrijdige belangen Communicatie/ Samenwerking Onbekend
Bron: Analyse ongevallen met vergelijking tussen slachtoffers naar nationaliteit, 15 december 2014, RPS in opdracht van RIVM, rapport referentie VRM14.00010.R10, bewerkt door Inspectie SZW.
In tabel 15 is de oorzaak met betrekking tot de falende taken nader bestudeerd voor de vier verschillende ongevalsscenario’s. Wat opvalt voor de ongevalsscenario’s contact met bewegende delen van een machine en aanrijding door een voertuig, is dat relatief vaker het verschaffen van de barrière door de werkgever als falende taak wordt aangemerkt bij ongevallen met slachtoffers van niet-Nederlandse nationaliteit. Falend gebruik van de barrière door de werknemer komt relatief vaker voor bij slachtoffers met de Nederlandse nationaliteit voor deze ongevalsscenario’s. Zowel het verschaffen door de werkgever als het gebruiken van de barrière door de werknemer als falende taken komen bij het scenario vallen van ladder of trapje relatief iets vaker voor als achterliggende oorzaken bij slachtoffers met de Nederlandse nationaliteit (24% en 53%) in vergelijking met slachtoffers met de niet-Nederlandse nationaliteit (18% en 48%). Voor slachtoffers met de niet-Nederlandse nationaliteit geldt dat de achterliggende oorzaak procentueel gezien wat vaker bij het onderhouden (14%) en het toezien op de barrière (7%) ligt dan bij slachtoffers met de Nederlandse nationaliteit (10% en respectievelijk 4%). Voor het scenario contact met handgereedschap is weinig verschil te zien tussen slachtoffers met de Nederlandse en niet-Nederlandse nationaliteit wat betreft de falende taken. Tabel 15 Vier ongevalsscenario’s naar falende taken
(door de Inspectie SZW onderzochte
arbeidsongevallen plaatsgevonden in 2004-2009 en 2012, in procenten van falende taken) Contact met
Aanrijding (van een
Contact met
Vallen van ladder of
bewegende delen van
voetganger) door een
handgereedschap
trapje
een machine
voertuig
slachtoffers
Slachtoffers
slachtoffers
Slachtoffers
slachtoffers
Slachtoffers
slachtoffers
Slachtoffers
NL
niet-NL
NL
niet-NL
NL
niet-NL
NL
niet-NL
nationaliteit
nationaliteit
nationaliteit
nationaliteit
nationaliteit
nationaliteit
nationaliteit
nationaliteit
Verschaffen
26%
36%
24%
27%
19%
19%
24%
18%
Gebruiken
55%
49%
70%
56%
67%
70%
53%
48%
Onderhouden
8%
6%
2%
2%
7%
6%
10%
14%
Toezien op
3%
2%
1%
4%
2%
1%
4%
7%
8%
7%
3%
11%
4%
4%
9%
13%
Onbekende falende taak
Bron: Analyse ongevallen met vergelijking tussen slachtoffers naar nationaliteit, 15 december 2014, RPS in opdracht van RIVM, rapport referentie VRM14.00010.R10, bewerkt door Inspectie SZW.
In tabel 16 is het type menselijke fout binnen de falende taak gebruiken voor de vier verschillende ongevalsscenario’s weergegeven. De menselijke fout ‘overtreding’ komt relatief vaker voor bij slachtoffers met de niet-Nederlandse nationaliteit (19%) dan bij slachtoffers met de Nederlandse nationaliteit (15%) voor het ongevalsscenario contact met handgereedschap. Het gaat dan in de meeste gevallen om een ‘exceptionele overtreding16’ (9%). Situationele overtredingen17 komen
16
Dit zijn zeldzame overtredingen onder bijzondere omstandigheden, zoals noodsituaties. Een overtreding waar de regels worden geschonden als gevolg van druk om de taak te voltooien, of omdat het moeilijk is om aan de regels te voldoen onder de lokale omstandigheden. 17
Definitief| Arbeidsongevallenrapport 2014 | december 2014
binnen dit scenario daarentegen relatief vaker voor bij slachtoffers met een Nederlandse nationaliteit (8% tegenover 3% slachtoffers met een niet-Nederlandse nationaliteit). Bij het scenario vallen van ladder of trapje komt de menselijke fout ‘overtreding’ juist relatief minder vaak voor bij slachtoffers met de niet-Nederlandse nationaliteit (7%) dan bij slachtoffers met de Nederlandse nationaliteit (16%). In de meeste gevallen is sprake van een situationele overtreding, zowel binnen de groep slachtoffers met een Nederlandse nationaliteit (10% van 16%) als slachtoffers met een niet-Nederlandse nationaliteit (5% van 7%). Binnen de scenario's contact met bewegende delen van een machine en aanrijding door een voertuig is weinig verschil te zien tussen de slachtoffers met de Nederlandse en niet-Nederlandse nationaliteit in het percentage waarbij sprake is van de menselijke fout overtreding. De tabel laat verder zien dat de menselijke fout ‘vergissing’ relatief vaker voorkomt onder slachtoffers met een Nederlandse nationaliteit voor de ongevalsscenario’s aanrijding door een voertuig, contact met handgereedschap en vallen van ladder of trapje. Binnen het scenario contact met bewegende delen van een machine wordt de menselijke fout vergissing relatief iets vaker begaan door slachtoffers met een niet-Nederlandse nationaliteit (39% verse 36%). Voor alle scenario’s geldt dat een vergissing op kennisniveau (een fout die ontstaat door ontoereikende kennis en als gevolg waarvan een verkeerde handeling/maatregel kan worden gekozen) vaker voorkomt bij zowel de slachtoffers met een Nederlandse en niet-Nederlandse nationaliteit dan een vergissing op procedureniveau (een vergissing die ontstaat doordat de (voorschriften van) bestaande protocollen, dagelijkse routines en afspraken niet of verkeerd worden toegepast). Er is echter een uitzondering: voor het scenario contact met handgereedschap komen relatief meer slachtoffers met een niet-Nederlandse nationaliteit voor die een vergissing hebben gemaakt op procedureniveau (9%) dan een vergissing op kennisniveau (3%). Binnen de scenario's contact met bewegende delen van een machine en aanrijding door een voertuig wordt een vergissing op kennisniveau relatief vaker gemaakt door een slachtoffer met een niet-Nederlandse nationaliteit, terwijl een vergissing op procedureniveau procentueel gezien vaker voorkomt bij slachtoffers met de Nederlandse nationaliteit. Voor het scenario contact met handgereedschap geldt het tegenovergestelde. Voor het scenario vallen van ladder of trapje zijn de verschillen tussen de slachtoffers minimaal. Voor de scenario’s contact met bewegende delen van een machine, aanrijding door een voertuig en vallen van ladder of trapje geldt dat het percentage slachtoffers met de Nederlandse nationaliteit hoger is dan het percentage slachtoffers met de niet-Nederlandse nationaliteit bij de menselijke fout uitglijders en afdwalingen.
Pagina 58 van 125
Definitief| Arbeidsongevallenrapport 2014 | december 2014
Tabel 16* Vier ongevalsscenario’s naar menselijke fouten (binnen falende taak gebruiken van de barrière) (door de Inspectie SZW onderzochte arbeidsongevallen plaatsgevonden in 2004-2009 en 2012, in procenten van falende taak gebruiken) Contact met bewegende
Aanrijding (van een
delen van een machine
voetganger) door een
Contact met handgereedschap
Vallen van ladder of trapje
voertuig slachtoffer
Overtreding
slachtoffers
Slachtoffers
s NL
Slachtoffers
Slachtoffers
slachtoffers
NL
niet-NL
nationalite
niet-NL
slachtoffers NL
niet-NL
NL
Slachtoffers niet-NL
nationaliteit
nationaliteit
it
nationaliteit
nationaliteit
nationaliteit
nationaliteit
nationaliteit
35%
33%
17%
18%
15%
19%
16%
7%
15%
14%
4%
4%
5%
7%
4%
1%
16%
14%
10%
11%
8%
3%
10%
5%
Routine overtreding Situationele Overtreding Exceptionele overtreding
3%
3%
1%
3%
1%
9%
2%
1%
Vergissing
36%
39%
44%
34%
30%
10%
23%
19%
27%
34%
23%
28%
23%
3%
16%
15%
8%
5%
20%
5%
6%
9%
1%
0%
36%
22%
99%
67%
41%
45%
23%
21%
33%
21%
94%
55%
39%
43%
22%
20%
2%
1%
3%
12%
3%
2%
2%
0%
Vergissing op kennisniveau Vergissing op procedurenive au Uitglijders en afdwalingen Verlies van concentratie/ aandacht Iets vergeten (afdwaling)
Bron: Analyse ongevallen met vergelijking tussen slachtoffers naar nationaliteit, 15 december 2014, RPS in opdracht van RIVM, rapport referentie VRM14.00010.R10, bewerkt door Inspectie SZW. * De percentages in de verschillende kolommen tellen niet op tot 100%. Het kan namelijk voorkomen dat er meerdere menselijke fouten zijn gemaakt bij één arbeidsongeval.
Voor het scenario contact met handgereedschap is dit juist omgekeerd het geval. Het percentage slachtoffers met de niet-Nederlandse nationaliteit is hoger dan het percentage slachtoffers met de Nederlandse nationaliteit. Van de uitglijders en afdwalingen bij de falende taak gebruiken van de barrière bestaat het grootste gedeelte uit de uitglijders. Voor zowel slachtoffers met de Nederlandse als de niet-Nederlandse nationaliteit is de kans per scenario groter dat de menselijke fout uit verlies van concentratie en aandacht bestaat dan uit iets vergeten (afdwaling). Wat verder opvalt is dat bij het scenario aanrijding door een voertuig de slachtoffers met een nietNederlandse nationaliteit relatief vaak (12%) ten opzichte van de slachtoffers met de Nederlandse nationaliteit (3%) iets vergeten (afdwaling).
Pagina 59 van 125
Definitief| Arbeidsongevallenrapport 2014 | december 2014
7.5
Ongevalsscenario’s nader besproken In de volgende paragrafen wordt voor de vier ongevalscenario's nader ingegaan op de activiteit van het slachtoffer, de bij het ongeval betrokken arbeidsmiddelen en de falende barrières.
7.5.1
Contact met bewegende delen van een machine Bij contact met bewegende delen van een machine gaat het om een vast opgestelde machine, inclusief bijvoorbeeld mobiele zaagtafels. Voorbeelden zijn machines voor het bewerken en verwerken
van
materialen
(draaibanken,
boormachines,
zaagmachines),
machines
voor
oppervlaktebewerking (schaven, schuren), grondbewerkings- en landbouwmachines, ventilatoren, compressoren, etc. In tabel 17 is te zien dat tijdens het ongeval relatief veel slachtoffers met een niet-Nederlandse nationaliteit bezig waren met het vrijmaken, losmaken, deblokkeren van een machine (22%) of het schoonmaken van een machine (14%) ten opzichte van slachtoffers met de Nederlandse nationaliteit (respectievelijk 15% en 10%). Slachtoffers met een Nederlandse nationaliteit waren tijdens het ongeval relatief vaker bezig met het bedienen van een machine (60% versus 52%) en het onderhouden of modificeren van een machine (10% versus 5%). Tabel 17, Activiteit van het slachtoffer naar al dan niet Nederlandse nationaliteit voor scenario contact
met
bewegende
delen
van
een
machine
(door
de
Inspectie
SZW
onderzochte
arbeidsongevallen plaatsgevonden in 2004-2009 en 2012, in procenten) Slachtoffers met
Slachtoffers met een
een Nederlandse
niet-Nederlandse
nationaliteit
nationaliteit
60%
52%
15%
22%
10%
14%
10%
5%
Voorbijlopen/ erbij staan
3%
3%
Overig
2%
3%
Onbekende activiteit
0%
1%
Activiteit slachtoffer
Bedienen van een machine Vrijmaken, losmaken, deblokkeren van een machine Schoonmaken van een machine Onderhouden of modificeren van een machine
Bron: Analyse ongevallen met vergelijking tussen slachtoffers naar nationaliteit, 15 december 2014, RPS in opdracht van RIVM, rapport referentie VRM14.00010.R10, bewerkt door Inspectie SZW.
In tabel 18 is de top 10 arbeidsmiddelen weergegeven die betrokken zijn geweest bij een arbeidsongeval. Slachtoffers met een Nederlandse nationaliteit worden relatief gezien vaker slachtoffer van arbeidsongevallen met bewerkingsmachines (zagen) (16%) ten opzichte van slachtoffers met een niet-Nederlandse nationaliteit (13%). Slachtoffers met de Nederlandse nationaliteit hebben ook relatief gezien meer arbeidsongevallen met bewerkingsmachines Pagina 60 van 125
Definitief| Arbeidsongevallenrapport 2014 | december 2014
(schaven, frezen, vlakslijpen, slijpen, polijsten, draaien, boren) (11% versus 3% slachtoffers met de niet-Nederlandse nationaliteit). Bij slachtoffers met een niet-Nederlandse nationaliteit is echter relatief gezien vaker sprake van arbeidsongevallen met vaste transportbanden, hangbanen, etc. (18% versus 11% slachtoffers met de Nederlandse nationaliteit). Slachtoffers met een nietNederlandse nationaliteit hebben ook relatief meer ongevallen met machines voor vormen, persen en pletten (12% versus 8%) en doseer- en vulmachines (13% versus 8%). Tabel 18 Top 10 betrokken arbeidsmiddelen naar slachtoffers met al dan niet Nederlandse nationaliteit voor scenario contact met bewegende delen van een machine (door de Inspectie SZW onderzochte arbeidsongevallen plaatsgevonden in 2004-2009 en 2012, in procenten) Slachtoffers met
Slachtoffers met een
een Nederlandse
niet-Nederlandse
nationaliteit
nationaliteit
16%
13%
11%
3%
Vaste transportbanden, hangbanen, etc
11%
18%
Machines voor vormen, persen, pletten
8%
12%
Doseer - en vulmachines
8%
13%
8%
8%
7%
7%
6%
5%
2%
1%
2%
1%
Arbeidsmiddelen Bewerkingsmachines (zagen) Bewerkingsmachines (schaven, frezen, vlakslijpen, slijpen, polijsten, draaien, boren)
Machines voor vormen - kalanderen, lamineren, trekbanken, draaibanken Bewerkingsmachines - voor snijden, splijten, knabbelen (incl. decoupeerpers, schaar) Voorbewerkingsmachines (breken, vermalen, filteren, scheiden, mengen) Verplaatsbare machines voor bouwplaatsen (bijv. zaagmachines) Tractoren, verplaatsbaar materieel voor grondbewerking - landbouw
Bron: Analyse ongevallen met vergelijking tussen slachtoffers naar nationaliteit, 15 december 2014, RPS in opdracht van RIVM, rapport referentie VRM14.00010.R10, bewerkt door Inspectie SZW.
In tabel 19 is de falende barrière, waardoor het arbeidsongeval kon plaatsvinden, weergegeven naar nationaliteit. De meest voorkomende falende barrière voor zowel slachtoffers met een Nederlandse nationaliteit als slachtoffers met een niet-Nederlandse nationaliteit is de falende fysieke afscherming18. Wat opvalt aan tabel 12 is dat slachtoffers met de Nederlandse nationaliteit tijdens het arbeidsongeval relatief vaker te maken hebben met falende besturing of bediening van de machine (23%) ten opzichte van slachtoffers met de niet-Nederlandse nationaliteit (14%).
18
Overigens faalt de fysieke afscherming in bijna alle gevallen, omdat bij het maken van de ongevalsmodellen is afgesproken dat een ongeval met bewegende delen van een machine alleen kan plaatsvinden als de fysieke afscherming faalt.
Pagina 61 van 125
Definitief| Arbeidsongevallenrapport 2014 | december 2014
Slachtoffers met een niet-Nederlandse nationaliteit hebben relatief iets vaker te maken met een ongeval door een falende noodstopvoorziening of een machine die onvoldoende beveiligd is tegen ongewenst opstarten. Tabel 19* Falende barrière bij het arbeidsongeval naar slachtoffers met al dan niet Nederlandse nationaliteit voor scenario contact met bewegende delen van een machine (door de Inspectie SZW onderzochte arbeidsongevallen plaatsgevonden in 2004-2009 en 2012, in procenten) Slachtoffers met Falende barrière
een Nederlandse nationaliteit
Falende fysieke afscherming
Slachtoffers met een nietNederlandse nationaliteit
93%
97%
40%
43%
28%
30%
23%
14%
9%
13%
8%
12%
machine
2%
1%
Falende bedrijfshulpverlening
2%
3%
Falende lichaamscontrole of bewustzijn van gevarenzone Gevarenzone is (bewust) genegeerd Falende besturing of bediening van de machine Falende noodstopvoorziening Onvoldoende beveiligd tegen ongewenst opstarten van de machine Falende staat/ conditie van de
Bron: Analyse ongevallen met vergelijking tussen slachtoffers naar nationaliteit, 15 december 2014, RPS in opdracht van RIVM, rapport referentie VRM14.00010.R10, bewerkt door Inspectie SZW. * De percentages in de verschillende kolommen tellen niet op tot 100%. Het kan namelijk voorkomen dat er meerdere barrières hebben gefaald bij één arbeidsongeval.
7.5.2
Aanrijding (van een voetganger) door een voertuig Het ongevalsscenario aanrijding (van een voetganger) door een voertuig is ook nader bestudeerd wat betreft de activiteit van het slachtoffer, de arbeidsmiddelen die bij het ongeval betrokken zijn en de falende barrières. Bij aanrijding door een voertuig gaat het om aanrijding van een slachtoffer dat zich buiten het voertuig bevindt (meestal een voetganger). Een mobiele kraan wordt ook gerekend tot een voertuig. In tabel 20 is de activiteit van het slachtoffer tijdens het arbeidsongeval weergegeven naar al dan niet Nederlandse nationaliteit. Daaruit kan opgemaakt worden dat er geen grote verschillen zijn in activiteit van het slachtoffer tussen de slachtoffers met een Nederlandse en niet-Nederlandse Pagina 62 van 125
Definitief| Arbeidsongevallenrapport 2014 | december 2014
nationaliteit. Tijdens het ongevalsscenario aanrijding door een voertuig bestaat de activiteit van zowel het slachtoffer met Nederlandse als niet-Nederlandse nationaliteit voor ongeveer tweederde uit erbij staan (passief) of lopen. Slachtoffers met een niet-Nederlandse nationaliteit waren relatief vaker bezig met specifieke activiteiten die verband houden met het voertuig en besturing van het voertuig van buitenaf (respectievelijk 18% en 5%). Voor slachtoffers met de Nederlandse nationaliteit bestond de activiteit procentueel gezien vaker uit het erbij staan/het geven van aanwijzingen (5% versus 2%). Tabel 20 Activiteit van het slachtoffer naar al dan niet Nederlandse nationaliteit voor scenario aanrijding
door
een
voertuig
(door
de
Inspectie
SZW
onderzochte
arbeidsongevallen
plaatsgevonden in 2004-2009 en 2012, in procenten) Activiteit slachtoffer
Slachtoffers met
Slachtoffers met
een Nederlandse
een niet-
nationaliteit
Nederlandse nationaliteit
Erbij staan - passief
35%
33%
Lopen
34%
32%
15%
18%
Overige activiteit
9%
8%
Erbij staan/ het geven van aanwijzingen
5%
2%
Achteruit lopen
2%
2%
van buitenaf
2%
5%
Onbekende activiteit
7%
12%
Specifieke activiteiten die verband houden met het voertuig
Het slachtoffer bestuurt het voertuig
Bron: Analyse ongevallen met vergelijking tussen slachtoffers naar nationaliteit, 15 december 2014, RPS in opdracht van RIVM, rapport referentie VRM14.00010.R10, bewerkt door Inspectie SZW.
In tabel 21 is het percentage slachtoffers met al dan niet Nederlandse nationaliteit weergegeven voor de top 10 arbeidsmiddelen die betrokken zijn geweest bij een arbeidsongeval. Zowel bij slachtoffers met een Nederlandse als niet-Nederlandse nationaliteit vinden de meeste aanrijdingen plaats met heftrucks. Relatief gezien hebben slachtoffers met een niet-Nederlandse nationaliteit (84%) een grotere kans op een arbeidsongeval met een heftruck ten opzichte van de slachtoffers met een Nederlandse nationaliteit (69%). Slachtoffers met een niet-Nederlandse nationaliteit hebben juist relatief (iets) vaker te maken gehad met een aanrijding door zware voertuigen over land
(vrachtwagens),
materieel
voor
graaf-/boorwerkzaamheden,
lichte
voertuigen
(voor
goederen of passagiers), tractoren/materieel voor grondbewerking (Landbouw) en voertuigen op de rails.
Pagina 63 van 125
Definitief| Arbeidsongevallenrapport 2014 | december 2014
Tabel 21 Top 10 betrokken arbeidsmiddelen naar slachtoffers met al dan niet Nederlandse nationaliteit voor scenario aanrijding door een voertuig (door de Inspectie SZW onderzochte arbeidsongevallen plaatsgevonden in 2004-2009 en 2012, in procenten)
Arbeidsmiddelen
slachtoffers met een
slachtoffers met Nederlandse nationaliteit
Heftrucks
niet-Nederlandse nationaliteit
69%
84%
Zware voertuigen over land (vrachtwagens)
9%
7%
Materieel voor graaf-/ boorwerkzaamheden
8%
5%
Voertuigen - licht: goederen of passagiers
5%
1%
Tractoren, materieel v. grondbewerking –landbouw
2%
0%
Voertuigen op rails incl. hangend – vracht
2%
0%
Kranen, lieren, loopkatten, hijsblokken
1%
1%
Voertuigen op rails incl. hangend- personenvervoer
1%
2%
Veeg-, schrobmachines, vloerenreinigers
1%
0%
Liften, hefinstallaties
0%
0%
Overige middelen voor transport over land
0%
0%
Overige transportvoertuigen,
0%
0%
Voertuigen met twee of drie wielen
0%
0%
Bron: Analyse ongevallen met vergelijking tussen slachtoffers naar nationaliteit, 15 december 2014, RPS in opdracht van RIVM, rapport referentie VRM14.00010.R10, bewerkt door Inspectie SZW.
In tabel 22 is de oorzaak, de falende barrière, van het arbeidsongeval weergegeven naar slachtoffers met al dan niet een Nederlandse nationaliteit. De falende barrière die het meest voorkomt bij zowel slachtoffers met een Nederlandse nationaliteit als slachtoffers met een nietNederlandse nationaliteit is falend visueel contact (van bestuurder t.a.v. voetganger). Het percentage slachtoffers waarbij deze barrière faalde ligt bij slachtoffers met de Nederlandse nationaliteit (65%) hoger dan bij slachtoffers met een niet-Nederlandse nationaliteit (54%). Ook een ongeval door falende locatie/positie van de voetganger, falende infrastructuur of falend audio/visueel contact (van voetganger ten aanzien van bestuurder) komt (iets) vaker voor bij slachtoffers met de Nederlandse nationaliteit. Slachtoffers met een niet-Nederlandse nationaliteit hebben vaker te maken gehad met een aanrijding door een voertuig doordat sprake was van Pagina 64 van 125
Definitief| Arbeidsongevallenrapport 2014 | december 2014
falende beheersing/besturing van het voertuig, door het falen van het ontwijken van het voertuig door de voetganger of doordat het onbedoeld in beweging komen van het voertuig niet is voorkomen. Tabel 22* Falende barrière bij het arbeidsongeval naar slachtoffers met al dan niet Nederlandse nationaliteit voor scenario aanrijding door een voertuig (door de Inspectie SZW onderzochte arbeidsongevallen plaatsgevonden in 2004-2009 en 2012, in procenten van slachtoffers) Slachtoffers met een Falende barrière
Nederlandse nationaliteit
Falend visueel contact (van bestuurder t.a.v. voetganger) Falende locatie/ positie van de voetganger Falende infrastructuur Falend audio- / visueel contact (van voetganger t.a.v. bestuurder) Falende beheersing/ besturing van het voertuig Falen van het ontwijken van het voertuig door de voetganger Onbedoeld in beweging komen voertuig niet voorkomen Falende staat/ conditie van het voertuig Falende bedrijfshulpverlening Falende beheersing van de snelheid van het voertuig
Slachtoffers met een nietNederlandse nationaliteit
65%
54%
52%
48%
44%
42%
35%
30%
18%
30%
15%
21%
9%
11%
2%
2%
1%
0%
1%
0%
Bron: Analyse ongevallen met vergelijking tussen slachtoffers naar nationaliteit, 15 december 2014, RPS in opdracht van RIVM, rapport referentie VRM14.00010.R10, bewerkt door Inspectie SZW. * De percentages in de verschillende kolommen tellen niet op tot 100%. Het kan namelijk voorkomen dat er meerdere barrières hebben gefaald bij één arbeidsongeval.
7.5.3
Contact met handgereedschap Ook het ongevalsscenario contact met handgereedschap is nader bestudeerd met betrekking tot de activiteit van het slachtoffer, de arbeidsmiddelen die bij het ongeval betrokken zijn en de falende barrière. Bij contact met handgereedschap gaat het om aangedreven handgereedschap (slijptollen,
hoge
drukreinigers,
lasers,
branders,
lasapparaten)
of
niet
aangedreven
handgereedschap (messen, hamers, beitels, etc.). In tabel 23 is de activiteit van het slachtoffer tijdens het arbeidsongeval weergegeven naar slachtoffers met al dan niet Nederlandse nationaliteit. De activiteit van het slachtoffer tijdens het arbeidsongeval is in meer dan 80% van de gevallen het gebruiken van het handgereedschap. Er zijn kleine verschillen tussen slachtoffers met de Nederlandse en niet-Nederlandse nationaliteit zichtbaar met betrekking tot de activiteit van het slachtoffer tijdens het arbeidsongeval. Relatief Pagina 65 van 125
Definitief| Arbeidsongevallenrapport 2014 | december 2014
gezien hebben slachtoffers met een niet-Nederlandse nationaliteit vaker een arbeidsongeval wanneer zij handgereedschap aan het prepareren (12%) of oprapen (5%) zijn ten opzichte van slachtoffers met de Nederlandse nationaliteit (respectievelijk 7% en 1%). Slachtoffers met de Nederlandse nationaliteit waren ten tijde van het ongeval juist vaker bezig met het onderhouden van gereedschap (5% versus 2%). Tabel 23 Activiteit van het slachtoffer naar al dan niet Nederlandse nationaliteit voor scenario contact
met
handgereedschap
(door
de
Inspectie
SZW
onderzochte
arbeidsongevallen
plaatsgevonden in 2004-2009 en 2012, in procenten van slachtoffers)
Slachtoffers
Slachtoffers
met een
met een niet-
Nederlandse
Nederlandse
nationaliteit
nationaliteit
88%
84%
7%
12%
gereedschap
5%
2%
Onbekende activiteit
3%
2%
gereedschap
1%
5%
Overige activiteit
2%
2%
Activiteit slachtoffer
Gebruiken van gereedschap Prepareren van gereedschap Onderhouden van
Oprapen van
Bron: Analyse ongevallen met vergelijking tussen slachtoffers naar nationaliteit, 15 december 2014, RPS in opdracht van RIVM, rapport referentie VRM14.00010.R10, bewerkt door Inspectie SZW.
In tabel 24 is de top 10 van arbeidsmiddelen weergegeven die het vaakst betrokken zijn geweest tijdens het ongevalsscenario contact met handgereedschap. Bij slachtoffers met een nietNederlandse nationaliteit vinden de meeste arbeidsongevallen plaats met handgereedschap, niet gemotoriseerd- voor snijden (50%). Ten aanzien van de slachtoffers met een Nederlandse nationaliteit (17%) is dit een groot verschil. Wat verder opvalt is dat slachtoffers met een Nederlandse
nationaliteit
relatief
vaker
een
arbeidsongeval
hebben
met
mechanisch
handgereedschap voor krabben, polijsten, schuren en slijpen (21%) of voor zagen (15%) ten opzichte van slachtoffers met een niet-Nederlandse nationaliteit (respectievelijk 7% en 5%). Voor de overige arbeidsmiddelen zijn de verschillen kleiner tussen de verschillende groepen slachtoffers.
Pagina 66 van 125
Definitief| Arbeidsongevallenrapport 2014 | december 2014
Tabel 24 Top 10 betrokken arbeidsmiddelen naar slachtoffers met al dan niet Nederlandse nationaliteit voor scenario contact met handgereedschap (door de Inspectie SZW onderzochte arbeidsongevallen plaatsgevonden in 2004-2009 en 2012, in procenten) Slachtoffers met
Slachtoffers met een niet-
Nederlandse nationaliteit
Nederlandse nationaliteit
21%
7%
17%
50%
15%
5%
9%
12%
6%
2%
6%
7%
4%
2%
3%
2%
schilderen
3%
5%
Sleutels, schroevendraaier, handboren
2%
0%
snijden, afsnijden
2%
5%
Pneumatische spuitwerktuigen
2%
2%
Arbeidsmiddelen Mechanisch handgereedschap voor krabben, polijsten, schuren, slijpen Handgereedschap, niet gemotoriseerd voor snijden (messen, scharen, kniptangen) Mechanisch handgereedschap, voor zagen Mechan.handgereedschap voor poetsen, smeren, schoonmaken Hefboom, tang, grijptang, koevoet, mijnstang, nijptang Mechanisch handgereedschap - voor boren, draaien, schroeven Mechanisch handgereedschap voor spijkeren, klinken, nieten Mechanisch handgereedschap voor slijpen, steken, doorknippen, afsnijden, maaien Mechanisch handgereedschap voor
Mechanisch handgereedschap voor
Bron: Analyse ongevallen met vergelijking tussen slachtoffers naar nationaliteit, 15 december 2014, RPS in opdracht van RIVM, rapport referentie VRM14.00010.R10, bewerkt door Inspectie SZW.
In
tabel
25
is
de
oorzaak,
de
falende
barrière,
van
ongevalsscenario
contact
met
handgereedschap weergegeven naar slachtoffers met al dan niet Nederlandse nationaliteit. De verschillen in falende barrières tussen slachtoffers met de Nederlandse en niet-Nederlandse nationaliteit zijn niet erg groot. Relatief gezien komt een falende positie/grip van het gereedschap iets vaker voor bij slachtoffers met een niet-Nederlandse nationaliteit (45%) dan slachtoffers met een Nederlandse nationaliteit (39%).
Pagina 67 van 125
Definitief| Arbeidsongevallenrapport 2014 | december 2014
Tabel 25* Falende barrière bij het arbeidsongeval naar slachtoffers met al dan niet Nederlandse nationaliteit voor scenario contact met handgereedschap (door de Inspectie SZW onderzochte arbeidsongevallen plaatsgevonden in 2004-2009 en 2012, in procenten)
Slachtoffers
Slachtoffers
met een
met een niet-
Nederlandse
Nederlandse
nationaliteit
nationaliteit
Falende positie/ grip van het gereedschap
39%
45%
Falende positie van lichaam(sdelen)
34%
36%
21%
24%
13%
10%
12%
9%
arbeidsmiddel
9%
7%
Falen van het werkstuk
6%
3%
Falende bedrijfshulpverlening
5%
2%
Falende noodstopvoorziening
2%
0%
0%
0%
Falende barrière
Geen adequate persoonlijke beschermingsmiddelen Falende staat/ conditie van het gereedschap/ arbeidsmiddel Falende beveiliging tegen onbedoeld in beweging komen Verkeerde keuze van het gereedschap/
Onveilig opgeborgen/ weggelegd gereedschap
Bron: Analyse ongevallen met vergelijking tussen slachtoffers naar nationaliteit, 15 december 2014, RPS in opdracht van RIVM, rapport referentie VRM14.00010.R10, bewerkt door Inspectie SZW. * De percentages in de verschillende kolommen tellen niet op tot 100%. Het kan namelijk voorkomen dat er meerdere falende barrières aanwezig zijn bij één arbeidsongeval.
7.5.4
Vallen van ladder of trapje Voor het laatste ongevalsscenario vallen van ladder of trapje wordt tevens nader ingegaan op de activiteit van het slachtoffer, de arbeidsmiddelen die bij het ongeval betrokken zijn en de falende barrière. Bij vallen van ladder of trapje gaat het om mobiele of vaste ladders of trapjes, inclusief touwladders. In tabel 26 is de activiteit van het slachtoffer tijdens het vallen van een ladder of trapje weergegeven naar slachtoffers met al dan niet Nederlandse nationaliteit. Ongeveer een derde van de slachtoffers was tijdens het ongeval bezig met het klimmen/afdalen op een ladder (35% van de niet-Nederlandse slachtoffers en 31% van de Nederlandse). Nog eens 13% van de slachtoffers met de Nederlandse nationaliteit was aan het klimmen/dalen met iets in de hand (versus 9% van de slachtoffers met een niet-Nederlandse nationaliteit). Slachtoffers met de Nederlandse nationaliteit waren relatief gezien ook vaker aan het werken met handgereedschap tijdens het
Pagina 68 van 125
Definitief| Arbeidsongevallenrapport 2014 | december 2014
ongeval (26% versus 17%). Niet-Nederlandse slachtoffers hadden als activiteit relatief vaker het hanteren van objecten (25% ten opzichte van 20%) toen zij vielen van een ladder of trapje. Tabel 26 Activiteit van het slachtoffer naar al dan niet Nederlandse nationaliteit voor scenario vallen van ladder op trapje (door de Inspectie SZW onderzochte arbeidsongevallen plaatsgevonden in 2004-2009 en 2012, in procenten) Slachtoffers
Slachtoffers
met een
met een niet-
Nederlandse
Nederlandse
nationaliteit
nationaliteit
Klimmen/ afdalen op een ladder
31%
35%
Klimmen/ dalen met iets in de hand
13%
9%
Werken met handgereedschap
26%
17%
Hanteren van objecten
20%
25%
Overige specifieke fysieke activiteiten
6%
11%
Onbekende activiteit
3%
4%
Activiteit slachtoffer
Bron: Analyse ongevallen met vergelijking tussen slachtoffers naar nationaliteit, 15 december 2014, RPS in opdracht van RIVM, rapport referentie VRM14.00010.R10, bewerkt door Inspectie SZW.
In tabel 27 is de top 10 van arbeidsmiddelen weergegeven die het vaakst betrokken zijn geweest tijdens het ongevalsscenario vallen van ladder of trapje. Bij slachtoffers met een niet-Nederlandse nationaliteit vinden de meeste arbeidsongevallen plaats met mobiele ladders, trapjes (84%). Ten aanzien van de slachtoffers met een Nederlandse nationaliteit (93%) hebben zij relatief minder vaak een arbeidsongeval waarbij het arbeidsmiddel mobiele ladders, trapjes is betrokken. Dit verschil wordt voornamelijk beïnvloedt door het arbeidsmiddel mobiele ladder en niet door een trapje, keukentrap, A-ladder. Slachtoffers met een niet-Nederlandse nationaliteit hebben relatief minder arbeidsongevallen met een mobiele trap (58% versus 70%). Daarentegen hebben slachtoffers met een niet-Nederlandse nationaliteit (12%) twee keer meer arbeidsongevallen waarbij het arbeidsmiddel vaste ladder is betrokken, ten opzichte van slachtoffers met de Nederlandse nationaliteit (6%).
Pagina 69 van 125
Definitief| Arbeidsongevallenrapport 2014 | december 2014
Tabel 27 Top 10 betrokken arbeidsmiddelen naar slachtoffers met al dan niet Nederlandse nationaliteit voor scenario vallen van ladder of trapje (door de Inspectie SZW onderzochte arbeidsongevallen plaatsgevonden in 2004-2009 en 2012, in procenten)
Arbeidsmiddelen
Aantal
Aantal
slachtoffers
slachtoffers
met
met een
Nederlandse
niet-
nationaliteit
Nederlandse nationaliteit
Mobiele ladders, trapjes
93%
84%
Mobiele ladder
70%
58%
Trapje, keukentrap, A - ladder
22%
23%
Touwladder
0%
1%
Vaste ladders
6%
12%
Onbekend type ladder
2%
4%
Bron: Analyse ongevallen met vergelijking tussen slachtoffers naar nationaliteit, 15 december 2014, RPS in opdracht van RIVM, rapport referentie VRM14.00010.R10, bewerkt door Inspectie SZW.
In tabel 28 is de oorzaak, de falende barrière, van ongevalsscenario vallen van ladder en trapje weergegeven naar slachtoffers met al dan niet Nederlandse nationaliteit. Voor slachtoffers met een niet-Nederlandse nationaliteit (41%) geldt dat falende lichaamscontrole/balans relatief vaker voorkomen bij arbeidsongevallen ten opzichte van slachtoffers met een Nederlandse nationaliteit (30%). Daarnaast is falende locatie/beveiliging van het arbeidsmiddel relatief vaker een oorzaak van het arbeidsongeval bij slachtoffers met een niet-Nederlandse nationaliteit (8% versus 3%). Slachtoffers met een Nederlandse nationaliteit hebben bij arbeidsongevallen relatief vaker te maken met een verkeerde plaatsing van het arbeidsmiddel (43% versus 33%) of een suboptimale conditie of type arbeidsmiddel (24% versus 16%).
Pagina 70 van 125
Definitief| Arbeidsongevallenrapport 2014 | december 2014
Tabel 28* Falende barrière bij het arbeidsongeval naar slachtoffers met al dan niet Nederlandse nationaliteit voor scenario contact met handgereedschap (door de Inspectie SZW onderzochte arbeidsongevallen plaatsgevonden in 2004-2009 en 2012, in procenten)
Falende barrière
Aantal
Aantal
slachtoffers
slachtoffers met
met een
een niet-
Nederlandse
Nederlandse
nationaliteit
nationaliteit
Verkeerde plaatsing arbeidsmiddel
43%
33%
Falende lichaamscontrole/ balans
30%
41%
24%
16%
10%
10%
Falende bedrijfshulpverlening
4%
4%
Falende valbeveiliging
3%
3%
3%
2%
3%
8%
2%
1%
Substandaard conditie of type arbeidsmiddel Verkeerde positie van persoon op het arbeidsmiddel
Falende conditie van steloppervlak/ ondersteuning(sconstructie) Falende locatie/ beveiliging van het arbeidsmiddel Falende (lichamelijke) gesteldheid van persoon
Bron: Analyse ongevallen met vergelijking tussen slachtoffers naar nationaliteit, 15 december 2014, RPS in opdracht van RIVM, rapport referentie VRM14.00010.R10, bewerkt door Inspectie SZW. * De percentages in de verschillende kolommen tellen niet op tot 100%. Het kan namelijk voorkomen dat er meerdere falende barrières aanwezig zijn bij één arbeidsongeval.
7.6
Conclusies In dit hoofdstuk is een vergelijking gemaakt tussen slachtoffers van arbeidsongevallen met de Nederlandse nationaliteit en slachtoffers met een niet-Nederlandse nationaliteit. De meeste cijfers in dit hoofdstuk zijn afkomstig van een analyse van ingenieursbureau RPS 19. Voor deze analyse zijn alle door de Inspectie SZW onderzochte arbeidsongevallen over de periode 2004 – 2009 en het jaar 2012 geanalyseerd. Hieronder volgen enkele conclusies. Bij slachtoffers met een niet-Nederlandse nationaliteit is het percentage dat overlijdt naar aanleiding van het arbeidsongeval bijna twee keer zo groot als bij slachtoffers met een
Bron: Analyse ongevallen met vergelijking tussen slachtoffers naar nationaliteit, 15 december 2014, RPS in opdracht van RIVM, rapport referentie VRM14.00010.R10.
Pagina 71 van 125
Definitief| Arbeidsongevallenrapport 2014 | december 2014
Nederlandse nationaliteit. Verder komen er procentueel gezien onder slachtoffers met een nietNederlandse nationaliteit meer arbeidsverbanden als uitzendkrachten voor en minder als werknemer dan onder het aantal slachtoffers met de Nederlandse nationaliteit. Monteur is het meest voorkomende beroep onder de Nederlandse slachtoffers (12%). Het beroep dat het vaaks voorkomt bij de niet-Nederlandse slachtoffers is medewerker productie (15%). De sector met het grootste aantal slachtoffers naar twee cijferige SBI-code valt in SBI 43 gespecialiseerde werkzaamheden in de bouw. Dit geldt voor zowel de slachtoffers met een Nederlandse als een niet-Nederlandse nationaliteit. Slachtoffers met een niet-Nederlandse nationaliteit komen relatief gezien meer voor in de sectoren SBI 46, SBI 25, SBI 10 en SBI 01. Voor de leeftijdscategorieën geldt dat er relatief meer slachtoffers met een niet-Nederlandse nationaliteit voorkomen tussen de leeftijd 25 en 44 jaar, ten opzichte van slachtoffers met een Nederlandse nationaliteit. Verder komt uit de cijfers naar voren dat het percentage met onvoldoende kennis van de voertaal onder slachtoffers met een niet-Nederlandse nationaliteit aanzienlijk groter is dan het percentage onder slachtoffers met een Nederlandse nationaliteit. Uit de analyse van de ongevalsscenario’s blijkt dat slachtoffers met een niet-Nederlandse nationaliteit relatief meer ongevallen hebben door contact met bewegende delen van een machine, aanrijding door een voertuig en contact met handgereedschap. Daarentegen hebben zij relatief minder ongevallen door vallen van een ladder of trapje, ten opzichte van slachtoffers met een Nederlandse nationaliteit. Voor deze vier ongevalsscenario’s gelden de grootste verschillen tussen
slachtoffers
met
een
Nederlandse
en
niet-Nederlandse
nationaliteit.
Deze
vier
ongevalsscenario’s zijn besproken in de paragrafen 7.4 en 7.5, waarbij per ongevalsscenario de falende managementfactor, falende taak, menselijke fout (bij falende taak: gebruiken), activiteit van het slachtoffer, betrokken arbeidsmiddel en falende barrière is geanalyseerd.
Pagina 72 van 125
Definitief| Arbeidsongevallenrapport 2014 | december 2014
8
Arbeidsongevallen en leeftijd
8.1
Inleiding In hoofdstuk 3 zijn de slachtoffers van door de inspectie SZW onderzochte arbeidsongevallen weergegeven naar leeftijd. Hieruit bleek dat, in absolute zin, de meeste ongevallen voorkomen bij mensen van 45 tot en met 54 jaar. Als de ongevallen werden gerelateerd aan het arbeidsvolume, ontstond een ander beeld. Werknemers van 15 tot en met 24 jaar blijken dan relatief oververtegenwoordigd te zijn bij de slachtoffers van door de Inspectie SZW onderzochte arbeidsongevallen. Werknemers van 65 jaar en ouder blijken een hogere kans op een dodelijk arbeidsongeval te hebben. Daarentegen bleek dat werknemers van 25 tot en met 34 jaar relatief minder vaak een ernstig of dodelijk arbeidsongeval hebben. In dit hoofdstuk wordt onder andere gekeken of de oorzaken van de ongevallen verschillen voor de verschillende leeftijdscategorieën. In dit hoofdstuk wordt een vergelijking gemaakt tussen slachtoffers van verschillende leeftijden. Wanneer bij een ongeval twee slachtoffers zijn gevallen, wordt dat ongeval in dit hoofdstuk twee keer geteld. Bij de vergelijking is gekeken naar slachtofferkenmerken, zoals het arbeidsverband en het beroep van het slachtoffer en de sector waar het slachtoffer werkzaam was. Daarnaast zijn ook de directe en de achterliggende oorzaken (gefaalde barrières en
managementfactoren) in
kaart gebracht, die ten grondslag hebben gelegen aan bepaalde ongevalsscenario’s. De cijfers in dit hoofdstuk zijn afkomstig van een analyse van ingenieursbureau RPS 20. Voor de analyse zijn de gegevens uit het Storybuilder model gebruikt. Voor deze analyse zijn alle door de Inspectie SZW onderzochte arbeidsongevallen geanalyseerd die hebben plaatsgevonden in de periode 2007 – 2009 en het jaar 2012 en waarover voldoende informatie beschikbaar was. Van ongevallen die niet volledig zijn onderzocht zijn de kenmerken en oorzaken namelijk (grotendeels) onbekend. Aan het begin van hoofdstuk zes wordt kort uitgelegd waarom ongevallen in dit hoofdstuk -net als in hoofdstuk zes en zeven- zijn ingedeeld naar het jaar waarin de ongevallen hebben plaatsgevonden.
20
factsheet Storybuilder Sectoranalyse leeftijd, RPS, juli 2014
Pagina 73 van 125
Definitief| Arbeidsongevallenrapport 2014 | december 2014
8.2 8.2.1
Slachtofferkenmerken Slachtoffers naar arbeidsverband In tabel 29 is weergegeven wat de verdeling van het soort arbeidsverband van de slachtoffers is binnen de verschillende leeftijdscategorieën. Te zien is dat voor alle leeftijdscategorieën geldt dat de meeste slachtoffers werknemer zijn. Binnen de leeftijdscategorie 0-14 jaar is tevens een groot deel leerling/student (26%) of een derde (19%). Bij de 65-plussers zijn ook relatief veel derden. De één na grootste groep slachtoffers binnen de leeftijdscategorie 15 - 24 jaar is uitzendkracht (24%). Hetzelfde geldt voor de leeftijdscategorieën 25 - 34 jaar, 35 - 44 jaar, 45 - 54 jaar en 55 64 jaar. Dit percentage uitzendkrachten daalt naarmate de leeftijd stijgt (van 20% bij 15 - 24 jaar tot 9% bij 55-64 jaar). Tabel 29 Percentage slachtoffers naar arbeidsverband per leeftijdscategorie (door de Inspectie SZW onderzochte arbeidsongevallen in de periode 2007-2009 en 2012) Arbeidsverband 0-14 15-24 25-34 35-44 45-54 55-64 65 jr of leeftijd onbekend jaar jaar jaar jaar jaar jaar ouder werknemer
36%
57%
75%
80%
82%
86%
52%
29%
uitzendkracht
10%
24%
20%
15%
13%
9%
10%
6%
2%
1%
3%
4%
3%
3%
3%
3%
leerling/student
26%
10%
0%
0%
0%
0%
0%
0%
derde
19%
1%
1%
1%
1%
1%
33%
12%
2%
7%
1%
0%
0%
0%
2%
0%
100%
100%
100%
100%
100%
100%
100%
100%
42
1029
1376
1719
1736
974
61
34
zelfstandige
stagiair eindtotaal eindtotaal (aantal)
Bron: Ongevalsanalyse naar leeftijd, december 2014, geanalyseerd door RPS met Storybuilder, bewerkt door Inspectie SZW.
Tabel 30 laat het percentage slachtoffers per leeftijdscategorie zien uitgesplitst naar de bedrijfsgrootte van het bedrijf waar het ongeval plaatsvond. Werknemers in de leeftijdscategorie 0 - 14 jaar, 15 - 24 jaar en 65 jaar of ouder worden het vaakst (respectievelijk 21%, 26%, 25%) slachtoffer van een ongeval in een bedrijf met 1 t/m 9 werknemers. Werknemers in de overige leeftijdscategorieën worden vaker slachtoffer in een bedrijf met 20 t/m 49 werknemers. 15% van de slachtoffers in de leeftijdscategorie 45 - 54 jaar is slachtoffer geworden bij een ongeval in een bedrijf met 50 t/m 99 werknemers. Ook vallen procentueel gezien redelijk veel slachtoffers bij bedrijven met 10 t/m 19 werknemers en 100 t/m 199 werknemers (beide 12% van het totaal aantal slachtoffers).
Pagina 74 van 125
Definitief| Arbeidsongevallenrapport 2014 | december 2014
Tabel 30 Percentage slachtoffers naar bedrijfsgrootte per leeftijdscategorie(door de Inspectie SZW onderzochte arbeidsongevallen in de periode 2007-2009 en 2012) 15-24 25-34 35-44 45-54 55-64 65 jr of 0-14 jaar jaar jaar jaar jaar jaar ouder totaal 1 t/m 9 21% 26% 20% 16% 18% 13% 14% 25% 10 t/m 19 10% 15% 13% 12% 12% 10% 11% 7% 20 t/m 49 19% 21% 21% 20% 20% 22% 18% 21% 50 t/m 99 7% 12% 12% 13% 13% 15% 12% 7% 100 t/m 199 7% 10% 11% 13% 12% 13% 14% 10% 200 t/m 499 7% 7% 9% 11% 10% 11% 11% 3% 500 t/m 749 5% 1% 2% 2% 2% 3% 3% 3% 750 t/m 999 0% 1% 1% 1% 1% 1% 2% 0% 1000 en meer 0% 2% 4% 4% 4% 4% 5% 2% 0 of onbekend 24% 7% 7% 8% 8% 9% 9% 23% Totaal 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% eindtotaal (aantal) 42 1029 1376 1719 1736 974 61 6937 Bron: Ongevalsanalyse naar leeftijd, december 2014, geanalyseerd door RPS met Storybuilder, bewerkt door Inspectie SZW.
8.2.2
Slachtoffers naar beroepen en sectoren In tabel 31 is de top 25 van beroepen van de slachtoffers van arbeidsongevallen naar leeftijd weergegeven. De top 5 bestaat uit: medewerker productie, timmerman, monteur, chauffeur en operator. De verschillen in beroep tussen leeftijdscategorieën zijn klein. De verschillen zitten vooral bij de mensen jonger dan 14 jaar en de mensen van 65 jaar en ouder, waarbij het aantal waarnemingen kleiner is en waarbij een kleiner aandeel van de slachtoffers een beroep zal hebben. Opvallend is dat het vaakst voorkomende beroep bij slachtoffers van 65 jaar of ouder chauffeur is (16%). Ook onder de slachtoffers van 55 tot en met 64 jaar bevinden zich relatief veel chauffeurs (6%). Echter, de meeste slachtoffers in deze leeftijdscategorie zijn timmerman. De meeste slachtoffers tussen de 0 en 14 jaar zijn operator (5%). Slachtoffers in de leeftijdscategorie 15 - 24 jaar zijn iets vaker medewerker magazijn en minder vaak chauffeur dan in de overige leeftijdscategorieën.
Pagina 75 van 125
Definitief| Arbeidsongevallenrapport 2014 | december 2014
Tabel 31 Top 25 beroepen van slachtoffers naar leeftijdscategorie (door de Inspectie SZW onderzochte arbeidsongevallen in de periode 2007-2009 en 2012, in procenten) 15-24 25-34 35-44 45-54 55-64 jaar jaar jaar jaar Beroep 0-14 jaar jaar
65 jr of ouder
Medewerker productie
0%
7%
8%
6%
8%
6%
2%
Timmerman
0%
7%
7%
6%
7%
8%
3%
Monteur
2%
6%
7%
7%
6%
4%
2%
Chauffeur
0%
1%
3%
5%
4%
6%
16%
Operator
5%
2%
3%
5%
4%
4%
2%
Medewerker magazijn
0%
4%
2%
2%
2%
1%
0%
Medewerker algemeen
2%
2%
2%
3%
2%
2%
5%
Medewerker
0%
2%
1%
2%
2%
2%
0%
Elektromonteur
0%
2%
2%
2%
1%
1%
0%
Schilder
0%
1%
1%
1%
2%
3%
0%
Chauffeur vrachtwagen
0%
1%
1%
2%
1%
2%
2%
Constructiebankwerker
2%
2%
1%
1%
1%
2%
0%
Schoonmaker
0%
1%
1%
1%
1%
1%
0%
Lasser
0%
1%
1%
1%
1%
2%
2%
Uitzendkracht
0%
3%
2%
1%
0%
0%
0%
Uitvoerder
0%
0%
1%
1%
1%
2%
0%
Metaalbewerker
0%
2%
1%
1%
1%
1%
0%
Dakdekker
0%
1%
2%
1%
1%
0%
0%
Medewerker logistiek
0%
1%
1%
1%
1%
1%
0%
Voorman
0%
0%
1%
1%
1%
1%
0%
Onderhoudsmonteur
0%
0%
0%
1%
1%
1%
0%
Chauffeur vorkheftruck
0%
1%
1%
1%
1%
1%
0%
Machinist kraan
0%
1%
1%
1%
1%
1%
0%
Metselaar
2%
1%
1%
0%
1%
1%
2%
Monteur service
0%
0%
1%
1%
1%
1%
0%
Onbekend
10%
1%
2%
2%
2%
2%
8%
Overig
76%
50%
45%
45%
46%
45%
57%
Totaal
100%
100%
100%
100%
100%
100%
100%
42
1029
1376
1719
1736
974
61
Eindtotaal (aantal)
Bron: Ongevalsanalyse naar leeftijd, december 2014, geanalyseerd door RPS met Storybuilder, bewerkt door Inspectie SZW.
In tabel 32 is, voor de top tien van sectoren met de meeste slachtoffers, per leeftijdscategorie de verdeling van de slachtoffers over de sectoren weergegeven. Er is gekozen voor een sectorindeling op basis van de eerste twee cijfers van de SBI-code.
Pagina 76 van 125
Definitief| Arbeidsongevallenrapport 2014 | december 2014
Tabel 32 Percentage slachtoffers per leeftijdscategorie voor de top 10 sectoren op basis van 2cijferige SBI-code (door de Inspectie SZW onderzochte arbeidsongevallen in de periode 2007-2009 en 2012) 65 jaar 0-14 15-24 25-34 35-44 45-54 55-64 of jaar jaar jaar jaar jaar jaar ouder Onbekend Totaal SBI 43 Gespecialiseerde werkzaamheden in de bouw
2%
12%
14%
11%
12%
10%
2%
6%
12%
5%
10%
10%
8%
11%
14%
10%
9%
11%
5%
10%
9%
10%
7%
7%
10%
6%
9%
7%
7%
7%
7%
7%
6%
5%
6%
7%
0%
5%
6%
6%
6%
6%
5%
3%
6%
5%
3%
4%
5%
4%
4%
5%
3%
4%
0%
4%
3%
3%
3%
3%
2%
9%
3%
SBI 01 Landbouw, jacht en dienstverlening voor de landbouw en jacht
14%
5%
3%
2%
2%
2%
0%
6%
3%
SBI 28 Vervaardiging van overige machines en apparaten
0%
3%
3%
3%
3%
3%
0%
0%
3%
5%
2%
2%
3%
3%
2%
5%
6%
2%
57%
40%
38%
40%
41%
43%
57%
47%
41%
100%
100%
100%
100%
100%
100%
100%
100%
100%
42
1029
1376
1719
1736
974
61
34
6971
SBI 41 Algemene burgerlijke en utiliteitsbouw en projectontwikkeling SBI 46 Groothandel en handelsbemiddeling (niet in auto's en motorfietsen) SBI 25 Vervaardiging van producten van metaal (geen machines en apparaten) SBI 10 Vervaardiging van voedingsmiddelen SBI 49 Vervoer over land SBI 52 Opslag en dienstverlening voor vervoer
SBI 42 Grond-, wateren wegenbouw (geen grondverzet) Overig SBI en onbekend Totaal Eindtotaal
Bron: Ongevalsanalyse naar leeftijd, december 2014, geanalyseerd door RPS met Storybuilder, bewerkt door Inspectie SZW.
De meeste slachtoffers in de leeftijdscategorieën 15 - 24 jaar, 25 - 34 jaar, 35 - 44 jaar en 45 54 jaar kregen te maken met een ongeval bij een bedrijf in de subsector gespecialiseerde werkzaamheden in de bouw (respectievelijk 12%, 14%, 11% en 12%, zie tabel 33). Het hoogste Pagina 77 van 125
Definitief| Arbeidsongevallenrapport 2014 | december 2014
percentage slachtoffers van 55 - 64 jaar viel in de subsector algemene burgerlijke en utiliteitsbouw en projectontwikkeling (14%). De top 3 subsectoren waar ongevallen plaatsvinden met in totaal de meeste slachtoffers bestaat naast voornoemde twee sectoren uit de subsector groothandel en handelsbemiddeling (niet in auto's en motorfietsen). Slechts 2% van de slachtoffers van 65 jaar of ouder en 2% van de slachtoffers jonger dan 15 jaar heeft te maken gekregen met een ongeval bij een bedrijf in de subsector gespecialiseerde werkzaamheden in de bouw. Binnen de leeftijdscategorie 0-14 jaar gaat het bij 14% van de slachtoffers om een ongeval bij een bedrijf in de landbouw, jacht en dienstverlening voor de landbouw en jacht. Ook ging het bij een relatief hoog percentage slachtoffers (7%) om een ongeval bij een bedrijf dat zich bezighoudt met de vervaardiging van producten van metaal (geen machines en apparaten).
8.3
Achterliggende oorzaken per leeftijdscategorie In deze paragraaf gaan we in op leeftijdsverschillen in achterliggende oorzaken van ongevallen. Achterliggende oorzaken kunnen grofweg worden onderverdeeld in falende barrières en falende managementfactoren. Bij het lezen van deze paragraaf is het van belang om in gedachten te houden dat het ongeval niet door het slachtoffer veroorzaakt hoeft te zijn. Falende barrières In figuur 18 is per leeftijdscategorie aangegeven in hoeveel procent van de gevallen iemand slachtoffer is geworden van een arbeidsongeval doordat een barrière verkeerd is gebruikt, niet is verschaft, niet (voldoende) is onderhouden of het toezicht onvoldoende was (toezicht). Bij één ongeval kan meer dan één barrière falen. In de meeste gevallen was sprake van verkeerd gebruik. Slachtoffers van 65 jaar of ouder kregen relatief vaak te maken met een arbeidsongeval door slecht onderhoud (16%). Bij slachtoffers van 15 - 24 jaar heeft het ongeval bij bijna een derde kunnen gebeuren doordat de barrière niet is verschaft. Ook bij slachtoffers van 0-14 jaar ging het vaak om het niet verschaffen (40%) en daarnaast om onvoldoende toezicht (19%).
Pagina 78 van 125
Definitief| Arbeidsongevallenrapport 2014 | december 2014
Figuur 16 Falende barrière taken per leeftijdscategorie (door de Inspectie SZW onderzochte arbeidsongevallen in de periode 2007-2009 en 2012, in procenten van gefaalde barrière taken)
Bron: Ongevalsanalyse naar leeftijd, december 2014, geanalyseerd door RPS met Storybuilder.
In figuur 17 is voor de verschillende leeftijdscategorieën - indien sprake is van de falende taak gebruiken - weergegeven in hoeveel gevallen het ging om een overtreding, een uitglijder of afdwaling of een vergissing. In de leeftijdscategorieën van 15 tot en met 34 jaar en 65 jaar of ouder was in de meeste gevallen sprake van een vergissing. Het kan daarbij gaan om een vergissing op kennisniveau (een fout die ontstaat door ontoereikende kennis en als gevolg waarvan een verkeerde handeling/maatregel kan worden gekozen) of een vergissing op procedureniveau (een vergissing die ontstaat doordat de (voorschriften van) bestaande protocollen, dagelijkse routines en afspraken niet of verkeerd worden toegepast). Bij slachtoffers van 15 - 24 jaar was er het minst vaak sprake van het begaan van een overtreding wanneer er sprake was van een gebruikersfout (24%). Deze overtreding hoeft niet door het slachtoffer te zijn begaan. Er wordt onderscheid gemaakt tussen een situationele overtreding (een overtreding waar de regels worden geschonden als gevolg van druk om de taak te voltooien of omdat het moeilijk is om aan de regels te voldoen onder de lokale omstandigheden), een exceptionele overtreding (een zeldzame overtreding onder bijzondere omstandigheden zoals een noodsituatie) en een routine overtreding (een gebruikelijke overtreding, doordat het breken van het voorschrift de normale manier van werken is).
Pagina 79 van 125
Definitief| Arbeidsongevallenrapport 2014 | december 2014
Figuur 17 Type menselijke fout per leeftijdscategorie (door de Inspectie SZW onderzochte arbeidsongevallen in de periode 2007-2009 en 2012, in procenten van falende taak gebruiken)*
Bron: Ongevalsanalyse naar leeftijd, december 2014, geanalyseerd door RPS met Storybuilder. * voor de slachtoffers jonger dan 15 jaar waren er te weinig waarnemingen om cijfers over te presenteren.
Falende managementfactoren Tabel 33 geeft de falende managementfactoren per leeftijdscategorie weer. De achterliggende oorzaak van een ongeval is voor alle leeftijdscategorieën in de meeste gevallen onvoldoende motivatie en alertheid (bij 31% - 41% van de slachtoffers). Bij de slachtoffers van 15 tot en met 34 jaar en bij de 65-plussers speelt dit in iets mindere mate dan bij
de andere
leeftijdscategorieën. Bij slachtoffers van 14 jaar of jonger was daarnaast in 22% van de gevallen sprake van een gebrek aan competentie, terwijl de achterliggende oorzaak in de overige leeftijdscategorieën relatief vaker te maken had met plannen en procedures. Het aandeel competentie daalt licht naarmate de leeftijd hoger wordt.
Pagina 80 van 125
Definitief| Arbeidsongevallenrapport 2014 | december 2014
Tabel 33 Falende managementfactoren per leeftijdscategorie (door de Inspectie SZW onderzochte arbeidsongevallen in de periode 2007-2009 en 2012, in procenten van falende managementfactoren)
0-14 jaar
15-24 jaar
25-34 jaar
35-44 jaar
45-54 jaar
55-64 jaar
65 jaar of ouder
Beschikbaarheid mensen
0%
2%
2%
2%
2%
1%
3%
Communicatie
0%
7%
7%
8%
7%
5%
4%
Conflictoplossing
6%
4%
5%
6%
6%
5%
6%
8%
6%
7%
6%
6%
6%
5%
Competentie
22%
17%
14%
12%
12%
10%
9%
Materieel
14%
13%
13%
13%
12%
13%
20%
Plannen&procedures
14%
19%
17%
15%
17%
18%
25%
Ergonomie
Motivatie&alertheid Totaal
36%
31%
35%
39%
39%
41%
29%
100%
100%
100%
100%
100%
100%
100%
Bron: Ongevalsanalyse naar leeftijd, december 2014, geanalyseerd door RPS met Storybuilder, bewerkt door Inspectie SZW.
8.4
Ongevalsscenario’s In tabel 34 is de top 15 weergegeven van scenario's waar slachtoffers bij een ongeval mee te maken hebben gekregen. Voor alle leeftijdscategorieën is weergegeven hoe vaak de verschillende scenario’s voorkomen. Op de vier meest voorkomende scenario's wordt later in dit hoofdstuk dieper ingegaan. Slachtoffers van 0 tot 14 jaar en van 15 tot 24 jaar zijn relatief vaak slachtoffer van een ongeval met bewegende delen van een machine (26% en 23% tegenover in totaal 19%). Slachtoffers jonger dan 15 jaar hebben verder relatief iets vaker te maken met vallende objecten (zowel van kranen als niet van kranen), beknelling en contact met een object dat door iemand wordt gedragen of gebruikt. De jongste slachtoffers zijn minder vaak gevallen van een ladder, trapje, dak, vloer of platform. Ze hebben ook relatief (iets) minder vaak een ongeval met contact met wegvliegende voorwerpen of in of op een bewegend voertuig met verlies van controle. Slachtoffers van 55 tot 64 jaar en van 65 jaar en ouder zijn relatief minder vaak slachtoffer van een ongeval met bewegende delen van een machine (16% voor slachtoffers van 55-64 jaar en 8% voor 65-plussers). De 65-plussers zijn ook minder vaak dan jongeren slachtoffer van een beknelling (0%), het scenario in of op een bewegend voertuig met verlies van controle (0%) en een onbeschermde val van hoogte (0%). Contact met vallende objecten (niet van kranen, 17%), aanrijding door een voertuig (8%), contact met handgereedschap (6%) en een val van een stilstaand voertuig (6%) komen relatief vaker voor bij de 65-plussers. De slachtoffers van 55-65 jaar zijn vaker dan gemiddeld slachtoffer van een val van een ladder of trapje (13%), een val op gelijke hoogte (7%) en een val van een stilstaand voertuig (5%).
Pagina 81 van 125
Definitief| Arbeidsongevallenrapport 2014 | december 2014
Tabel 34 Top 15 slachtoffers van ongevalscenario's naar leeftijdscategorie (door de Inspectie SZW onderzochte arbeidsongevallen in de periode 2007-2009 en 2012, in procenten) 0-14 15-24 45-54 55-64 OnType ongeval jaar jaar 25-34 35-44 jaar jaar >=65 bekend Totaal Contact met bewegende delen van een machine 26% 23% 19% 19% 18% 16% 8% 0% 19% Contact met vallende objecten - niet van kranen/ hijswerktuigen 14% 12% 11% 10% 11% 10% 17% 12% 11%
Val van ladder of trapje
2%
4%
7%
9%
11%
13%
8%
15%
9%
Val van dak, vloer of platform Beknelling tussen een machine en een ander object
0%
9%
9%
8%
6%
6%
6%
9%
7%
12%
5%
6%
6%
6%
4%
0%
3%
6%
Aanrijding door een voertuig
7%
6%
4%
4%
4%
4%
8%
9%
5%
Val van steiger
2%
3%
4%
4%
4%
5%
5%
6%
4%
Val op gelijke hoogte Contact met wegvliegende voorwerpen
5%
2%
3%
4%
4%
7%
5%
0%
4%
0%
4%
5%
3%
3%
3%
2%
6%
4%
Contact met handgereedschap In/ op bewegend voertuig met verlies van controle
2%
4%
4%
3%
2%
1%
6%
0%
3%
0%
4%
3%
3%
2%
2%
0%
3%
3%
7%
3%
2%
3%
3%
3%
5%
9%
3%
7%
4%
3%
2%
3%
2%
3%
0%
3%
Val van hoogte - onbeschermd
5%
2%
2%
2%
3%
3%
0%
0%
3%
Val van een stilstaand voertuig
0%
1%
2%
3%
3%
5%
6%
0%
2%
12%
17%
17%
17%
16%
15%
21%
29%
16%
100% 100% 100% 100% 100% 100% 100%
100%
100%
34
7.053
Contact met vallende objecten - van kranen/ hijswerktuigen Contact met object dat door iemand wordt gedragen of gebruikt.
Overig Eindtotaal Totaal aantal
43
1.041
1.388
1.740
1.758
986
63
Bron: Ongevalsanalyse naar leeftijd, december 2014, geanalyseerd door RPS met Storybuilder, bewerkt door Inspectie SZW.
Zoals uit tabel 34 valt af te lezen bestaat de top 4 meest voorkomende ongevalscenario's uit contact met bewegende delen van een machine, contact met vallende objecten-niet van kranen/hijswerktuigen, val van ladder of trapje en val van dak, vloer of platform. In de volgende paragrafen wordt op deze vier scenario's dieper ingegaan en wordt per scenario beschreven wat de activiteit van het slachtoffer was, het betrokken arbeidsmiddel en welke barrières hebben gefaald.
Pagina 82 van 125
Definitief| Arbeidsongevallenrapport 2014 | december 2014
8.4.1
Contact met bewegende delen van een machine Van het ongevalscenario contact met bewegende delen van een machine is het vaakst sprake. Dit scenario komt relatief vaak voor bij de slachtoffers van 0 tot 24 jaar en relatief weinig bij de slachtoffers vanaf 55 jaar. Een groot deel van de slachtoffers (62%) was ten tijde van het ongeval een machine aan het bedienen. Dit komt bij de slachtoffers van 15-24 jaar (68%) en 55-64 jaar (71%) iets vaker voor dan bij de slachtoffers van 25-54 jaar (56% tot 61%). De bedieningsactiviteit van de slachtoffers van 25-34 jaar was relatief vaker het invoeren in een machine en (in vergelijking met de andere leeftijdscategorieën) wat minder vaak het testen, tunen, afstellen of controleren van een machine. Voor de 65-plussers en de mensen jonger dan 15 jaar zijn te weinig waarnemingen om hierover cijfers te presenteren. Het vrijmaken, losmaken of deblokkeren van een machine gebeurde in 16% van de ongevallen. Dit komt bij de slachtoffers van 35-54 jaar (17 en 19%) iets vaker voor dan bij de slachtoffers van 15-24 jaar (11%) en de slachtoffers van 55-64 jaar (13%). Er kunnen verschillende arbeidsmiddelen betrokken zijn bij een ongeval met het scenario contact met bewegende delen van een machine. Transportbanden, cirkelzagen, bewerkingsmachines, voorbewerkingsmachines en vormpersen komen het vaakst voor. Er zijn weinig verschillen tussen de leeftijdscategorieën van 15 tot 64 jaar. Wel komen bij de mensen van 15 tot 24 jaar bewerkingsmachines relatief vaker voor. Cirkelzagen komen bij de slachtoffers van 55 tot 64 jaar wat vaker voor. Ongevallen kunnen gebeuren doordat een of meer barrières falen. In tabel 35 zijn deze falende barrières voor het ongevalscenario contact met bewegende delen van een machine weergegeven. Bij één slachtoffer van een ongeval kunnen meerdere barrières hebben gefaald. De jongste en oudste leeftijdscategorieën zijn niet opgenomen in de tabel omdat er maar weinig ongevallen met dit scenario hadden plaatsgevonden. Er zijn weinig verschillen tussen de leeftijdscategorieën van 15 tot en met 64 jaar. Falende fysieke afscherming komt bij alle leeftijdscategorieën in de tabel het vaakst voor (in totaal 45%).
Pagina 83 van 125
Definitief| Arbeidsongevallenrapport 2014 | december 2014
Tabel 35 Falende barrières voor ongevalscenario contact met bewegende delen van een machine naar leeftijdscategorie (door de Inspectie SZW onderzochte arbeidsongevallen in de periode 20072009 en 2012, in procenten) Falende barrière
15-24 jaar
25-34 jaar
35-44 jaar
45-54 jaar
55-64 jaar
Totaal*
Falende fysieke afscherming
45%
44%
46%
45%
45%
45%
Falende lichaamscontrole of bewustzijn van gevarenzone
20%
20%
20%
19%
18%
20%
Gevarenzone is (bewust) genegeerd
12%
15%
13%
13%
12%
13%
Falende besturing of bediening van de machine/ voertuig
12%
9%
10%
10%
12%
11%
Falende noodstopvoorziening
5%
6%
3%
5%
6%
5%
Onvoldoende beveiligd tegen ongewenst opstarten van de machine
3%
3%
5%
5%
4%
4%
Falende staat/ conditie van de machine
1%
1%
1%
1%
1%
1%
Falende bedrijfshulpverlening
1%
1%
1%
0%
1%
1%
100%
100%
100%
100%
100%
100%
513
576
698
676
330
2.827
Eindtotaal Totaal aantal
Bron: Ongevalsanalyse naar leeftijd, december 2014, geanalyseerd door RPS met Storybuilder, bewerkt door Inspectie SZW. *Het totaal is inclusief slachtoffers jonger dan 15 jaar en ouder dan 65 jaar en slachtoffers van wie de leeftijd onbekend is.
Barrièretaken zijn nodig om een barrière effectief te laten zijn. In tabel 36 zijn de falende barrièretaken weergegeven voor de verschillende leeftijdscategorieën. Er zijn geen grote verschillen tussen de leeftijden te zien. Het niet verschaffen van een barrière komt iets vaker voor bij de slachtoffers van 15 tot en met 24 jaar en wat minder vaak bij slachtoffers van 45 tot 64 jaar. Het niet goed gebruiken van een barrière komt bij de slachtoffers van 35 tot en met 64 jaar iets vaker voor. Toezicht speelt bij de slachtoffers van 15 tot 24 jaar iets vaker (5%) dan bij de andere slachtoffers uit de tabel (2% of 3%).
Pagina 84 van 125
Definitief| Arbeidsongevallenrapport 2014 | december 2014
Tabel 36 Falende barrièretaken voor ongevalscenario contact met bewegende delen van een machine naar leeftijdscategorie (door de Inspectie SZW onderzochte arbeidsongevallen in de periode 2007-2009 en 2012, in procenten) Barrièretaak
15-24 jaar
25-34
45-54 jaar
35-44
55-64 jaar
Totaal*
Verschaffen
29%
28%
27%
24%
24%
27%
Gebruiken
50%
52%
56%
56%
56%
54%
Onderhouden
6%
8%
7%
8%
6%
7%
Toezien op
5%
2%
2%
2%
3%
3%
Onbekend
9%
11%
8%
10%
10%
10%
100%
100%
100%
100%
100%
100%
513
576
698
676
330
2.827
Totaal
Totaal aantal
Bron: Ongevalsanalyse naar leeftijd, december 2014, geanalyseerd door RPS met Storybuilder, bewerkt door Inspectie SZW. *Het totaal is inclusief slachtoffers jonger dan 15 jaar en ouder dan 65 jaar en slachtoffers van wie de leeftijd onbekend is.
8.4.2
Contact met vallende objecten – niet van kranen/hijswerktuigen Het scenario waarmee, na contact met bewegende delen van een machine, de meeste ongevallen zijn gebeurd, is ‘contact met vallende objecten’. De vallende objecten kunnen ook omvallende of instortende objecten zijn. Het gaat dan niet om objecten die van kranen vallen (hiervoor is een apart ongevalsscenario). De ongevallen van dit scenario komen relatief iets vaker voor bij slachtoffers van 0 tot 14 jaar en bij slachtoffers van 65 jaar en ouder (al zijn dit in absolute zin niet veel slachtoffers, verreweg de meeste slachtoffers bij alle scenario’s zijn tussen de 25 en 64 jaar). Van dit scenario zijn er te weinig slachtoffers jonger dan 15 jaar of van 65 jaar en ouder om cijfers te presenteren. Bij slachtoffers van 55 tot 64 jaar komt het iets vaker voor dat het slachtoffer niet betrokken is bij de activiteit (22% tegenover 18% in totaal). Grove bouwmaterialen en prefabelementen zijn veel voorkomende arbeidsmiddelen bij deze ongevallen. Bij slachtoffers van 15 tot 24 jaar zijn iets vaker prefabelementen betrokken (18% tegenover een totaal van 13%) en iets minder vaak arbeidsmiddelen uit de categorie ‘liggers, balken, palen, staven, pijpen’ (5% tegenover een totaal van 11%). Ongevallen met vallende objecten waarbij steigers betrokken zijn komen iets vaker voor bij slachtoffers van 35 tot 44 jaar (8% tegenover 4%). Wanneer een werknemer slachtoffer wordt van een arbeidsongeval door vallende objecten, kunnen meerdere barrières hebben gefaald. In tabel 37 is voor het ongevalscenario contact met vallende objecten-niet van kranen/hijswerktuigen, per leeftijdscategorie weergegeven hoe vaak
Pagina 85 van 125
Definitief| Arbeidsongevallenrapport 2014 | december 2014
een barrière heeft gefaald. Te zien is dat falende zekering van voorwerpen het vaakst voorkomt bij alle leeftijdscategorieën. De verschillen tussen de leeftijdscategorieën uit de tabel zijn niet groot. Ook hier kunnen geen cijfers voor de jongste en de oudste slachtoffers worden weergegeven. Bij slachtoffers van 15 tot 24 jaar komt een falende bescherming tegen externe krachten iets minder vaak voor (11%). Ze zijn daarentegen iets vaker slachtoffer door geen adequate persoonlijke beschermingsmiddelen (7% tegenover 3%). Bij slachtoffers van 25 tot 34 jaar is relatief minder vaak sprake van falende beheersing van de interne stabiliteit (10% tegenover 15% in totaal). Bij slachtoffers van 55 tot 64 jaar speelt relatief minder vaak het betreden van de gevarenzone (4% tegenover 7% in totaal), maar relatief vaker de falende sterkte van het voorwerp of de constructie (9% tegenover 6% in totaal). Tabel 37 Falende barrières voor ongevalscenario contact met vallende objecten-niet van kranen/hijswerktuigen naar leeftijdscategorie (door de Inspectie SZW onderzochte arbeidsongevallen in de periode 2007-2009 en 2012, in procenten) Falende barrière
15-24 jaar
25-34 jaar
35-44 jaar
45-54 jaar
55-64 jaar
Totaal*
Falende zekering van voorwerpen
34%
34%
30%
31%
30%
31%
Falende bescherming tegen externe krachten
11%
19%
15%
17%
18%
16%
Falende beheersing van de interne stabiliteit
16%
10%
17%
15%
15%
15%
Falende stabiliteit van de opstelplaats
13%
16%
14%
14%
14%
14%
Falen door betreden van de gevarenzone
8%
7%
6%
9%
4%
7%
Falende sterkte van voorwerp/ constructie
5%
5%
7%
5%
9%
6%
Geen adequate persoonlijke beschermingsmiddelen
7%
3%
2%
2%
3%
3%
Falende bedrijfshulpverlening
1%
1%
2%
4%
4%
2%
Falende beheersing van de baan van het vallende object
2%
2%
2%
1%
1%
2%
Verkeerde timing van de val/ gooi
1%
1%
1%
2%
2%
2%
Falende bescherming (door interceptie) tegen vallende objecten
1%
1%
3%
0%
1%
1%
100%
100%
100%
100%
100%
100%
167
182
206
236
124
941
Totaal Totaal aantal
Bron: Ongevalsanalyse naar leeftijd, december 2014, geanalyseerd door RPS met Storybuilder, bewerkt door Inspectie SZW. *Het totaal is inclusief slachtoffers jonger dan 15 jaar en ouder dan 65 jaar en slachtoffers van wie de leeftijd onbekend is.
In tabel 38 zijn de falende barrièretaken weergegeven voor de verschillende leeftijdscategorieën. Bij dit scenario speelt bij de slachtoffers van 15 tot 34 jaar vaker het niet juist gebruiken van de barrière (56% en 55% tegenover 50% in totaal). Falend onderhoud speelt minder vaak bij slachtoffers van 15 tot 24 jaar (5% tegenover 10%) en het niet verschaffen speelt bij de
Pagina 86 van 125
Definitief| Arbeidsongevallenrapport 2014 | december 2014
slachtoffers van 25 tot 34 jaar iets minder vaak (23% tegenover 26%). Bij de slachtoffers van 55 tot 64 jaar speelt het toezicht in mindere mate (2% tegenover 6% in totaal) en het verschaffen iets vaker (29% tegenover 26%). Tabel 38 Falende barrièretaken voor ongevalscenario contact met vallende objecten-niet van kranen/hijswerktuigen naar leeftijdscategorie (door de Inspectie SZW onderzochte arbeidsongevallen in de periode 2007-2009 en 2012, in procenten) 25-34 45-54 Barrièretaak 15-24 jaar jaar 35-44 jaar jaar 55-64 jaar Totaal* Verschaffen
26%
23%
27%
26%
29%
26%
Gebruiken
56%
55%
46%
50%
48%
50%
Onderhouden
5%
10%
11%
11%
10%
10%
Toezien op
4%
6%
8%
7%
2%
6%
Onbekend
8%
6%
8%
7%
10%
8%
100%
100%
100%
100%
100%
100%
167
182
206
236
124
941
Totaal % Totaal aantal
Bron: Ongevalsanalyse naar leeftijd, december 2014, geanalyseerd door RPS met Storybuilder, bewerkt door Inspectie SZW. *Het totaal is inclusief slachtoffers jonger dan 15 jaar en ouder dan 65 jaar en slachtoffers van wie de leeftijd onbekend is .
8.4.3
Val van ladder of trapje In tabel 34 is te zien dat slachtoffers jonger dan 25 jaar relatief minder vaak van een ladder of trapje zijn gevallen dan andere slachtoffers (2%-4% tegenover 9% in totaal). Slachtoffers van 55 tot 64 jaar zijn iets vaker (13%) van een ladder of trapje gevallen dan de andere slachtoffers. Van de slachtoffers die van een ladder of trapje zijn gevallen, waren jongeren van 15 tot 24 jaar relatief minder vaak de ladder aan het beklimmen of afdalen zonder iets in handen. Ze hadden relatief vaker iets in handen bij het beklimmen/afdalen of ze werkten met handgereedschap op de ladder of het trapje. Slachtoffers van 15 tot 34 jaar zijn relatief vaker van een mobiele ladder gevallen en minder vaak van een trapje, keukentrap of A-ladder gevallen dan de andere slachtoffers. Slachtoffers van 55 tot 64 jaar zijn relatief vaker van een trapje, keukentrap of A-ladder gevallen dan alle slachtoffers. Ook voor het ongevalscenario val van ladder of trapje is weergegeven welke barrières hebben gefaald (tabel 39). De balans of lichaamscontrole heeft relatief vaker gefaald bij de jongeren van 15 tot 12 jaar (35%), net als de valbeveiliging. Bij deze jongere slachtoffers faalden een aantal andere barrières relatief iets minder vaak, zoals een arbeidsmiddel dat verkeerd geplaatst is (29%) of in substandaard conditie is (15%). Bij de slachtoffers van 55 tot 64 jaar speelt relatief minder vaak dan gemiddeld de verkeerde plaatsing van het arbeidsmiddel en relatief vaker de substandaard conditie of type arbeidsmiddel.
Pagina 87 van 125
Definitief| Arbeidsongevallenrapport 2014 | december 2014
Tabel 39 Falende barrières voor ongevalscenario val van ladder of trapje naar leeftijdscategorie (door de Inspectie SZW onderzochte arbeidsongevallen in de periode 2007-2009 en 2012, in procenten van gefaalde barrières) Falende barrière
15-24 jaar
25-34 jaar
35-44 jaar
45-54 jaar
55-64 jaar
Totaal*
Verkeerde plaatsing arbeidsmiddel
29%
39%
34%
36%
25%
33%
Falende lichaamscontrole/ balans Substandaard conditie of type arbeidsmiddel
35%
23%
24%
25%
27%
26%
15%
17%
19%
17%
25%
19%
10%
6%
10%
9%
7%
8%
Falende locatie/ beveiliging van het arbeidsmiddel
0%
6%
2%
4%
6%
4%
Falende bedrijfshulpverlening
2%
2%
4%
3%
4%
3%
Falende conditie van steloppervlak/ ondersteuning(sconstructie)
0%
3%
3%
3%
3%
3%
10%
1%
1%
3%
1%
2%
0%
3%
2%
1%
1%
1%
100%
100%
100%
100%
100%
100%
52
115
172
240
158
750
Verkeerde positie van persoon op het arbeidsmiddel
Falende valbeveiliging Falende (lichamelijke) gesteldheid van persoon Totaal Totaal aantal falende barrières
Bron: Ongevalsanalyse naar leeftijd, december 2014, geanalyseerd door RPS met Storybuilder, bewerkt door Inspectie SZW. *Het totaal is inclusief slachtoffers jonger dan 15 jaar en ouder dan 65 jaar en slachtoffers van wie de leeftijd onbekend is.
Als een barrière faalt heeft er een barrièretaak niet goed gewerkt. In tabel 40 zijn de falende barrièretaken weergegeven voor de verschillende leeftijdscategorieën. In tabel 40 is te zien dat bij de jongeren van 15 tot 24 jaar de taak van het verschaffen van de barrière niet vaak faalde, maar het onderhoud, toezicht relatief wat vaker. Ook komt het bij deze jongeren wat vaker voor dat de falende taak onbekend is. Bij de slachtoffers van 25 tot 34 jaar speelt onjuist gebruik van de barrière minder vaak dan bij de andere leeftijdscategorieën. Bij de slachtoffers van 55 tot 64 jaar speelt het toezicht iets minder vaak en het gebruiken juist iets vaker.
Pagina 88 van 125
Definitief| Arbeidsongevallenrapport 2014 | december 2014
Tabel 40 Falende barrièretaken voor ongevalscenario val van ladder of trapje naar leeftijdscategorie (door de Inspectie SZW onderzochte arbeidsongevallen in de periode 2007-2009 en 2012, in procenten van gefaalde barrières) Barrièretaak Verschaffen
15-24 jaar
25-34 jaar
35-44 jaar
45-54 jaar
55-64 jaar
Totaal*
8%
25%
22%
22%
21%
21%
Gebruiken
48%
40%
52%
50%
53%
49%
Onderhouden
15%
12%
11%
9%
11%
11%
Toezien op
10%
9%
5%
8%
4%
7%
Onbekend
19%
14%
10%
12%
11%
12%
100%
100%
100%
100%
100%
100%
52
115
172
240
158
750
Totaal Totaal aantal falende taken
Bron: Ongevalsanalyse naar leeftijd, december 2014, geanalyseerd door RPS met Storybuilder, bewerkt door Inspectie SZW. *Het totaal is inclusief slachtoffers jonger dan 15 jaar en ouder dan 65 jaar en slachtoffers van wie de leeftijd onbekend is .
8.4.4
Val van dak, vloer of platform In totaal 7% van alle slachtoffers is van een dak, vloer of platform gevallen. Bij jongeren van 0 tot 14 jaar komt dit minder vaak voor (0%) en bij mensen van 45 jaar en ouder komt het ook (iets) minder vaak voor (6%). In deze paragraaf gaan we in op de activiteiten, arbeidsmiddelen en oorzaken van deze ongevallen in verschillende leeftijdscategorieën.
Voor de jongste
slachtoffers (0-14 jaar) en de oudste slachtoffers (65 jaar en ouder) zijn er te weinig om cijfers te presenteren. Jongeren van 15 tot 24 jaar en ouderen van 55 tot 64 jaar waren relatief vaker bezig met het werken op een dak, platform of verdieping (42% tegenover in totaal 35%). Slachtoffers van 25 tot 44 jaar waren relatief vaker bezig met het construeren van een dak, platform of verdieping (36% tot 38% tegenover in totaal 31%). Slachtoffers van 45 tot 64 jaar waren ook relatief iets vaker aan het staan op of overlopen van een dak, platform of verdieping (31% en 32% tegenover in totaal 26%). Slachtoffers van 15 tot 44 jaar vielen relatief vaker van een dak dan de oudere slachtoffers (48 tot 51% tegenover in totaal 44%). De slachtoffers van 45 tot 54 jaar vielen relatief vaker van een platform (27% tegenover 17% in totaal) en slachtoffers van 55 tot 64 jaar vielen relatief vaak van een verdieping (52% tegenover 34% in totaal). In tabel 41 is aangegeven welke barrières hebben gefaald bij de ongevallen met het ongevalscenario val van dak, vloer of platform in percentage slachtoffers per leeftijdscategorie. Te zien is dat bij de oudere slachtoffers van 55 tot 64 jaar de randbeveiliging en de lichaamscontrole/balans relatief vaker faalde. Er was juist minder vaak sprake van een falende valbeveiliging en een belasting van een oppervlak dat daarvoor niet was bedoeld. Bij de jongere slachtoffers van 15 tot 24 jaar faalden de randbeveiliging en de valbeveiliging relatief iets vaker,
Pagina 89 van 125
Definitief| Arbeidsongevallenrapport 2014 | december 2014
terwijl er minder vaak sprake was van een falende lichaamscontrole/balans of een falende staat van het dak, platform of de vloer. Tabel 41 Falende barrières voor ongevalscenario val van dak, vloer of platform naar leeftijdscategorie (door de Inspectie SZW onderzochte arbeidsongevallen in de periode 2007-2009 en 2012, in procenten van gefaalde barrières) Falende barrière
15-24 jaar
25-34 jaar
35-44 jaar
45-54 jaar
55-64 jaar
Totaal
Falende valbeveiliging
30%
28%
30%
25%
19%
27%
Falende randbeveiliging
29%
21%
21%
28%
31%
25%
Falende lichaamscontrole/ balans
16%
19%
19%
23%
25%
20%
Belasting van oppervlak dat daar niet voor is bedoeld
15%
15%
16%
13%
7%
14%
6%
13%
14%
9%
16%
12%
Falende staat van dak, werkplatform of vloer Falende bedrijfshulpverlening Totaal Totaal aantal gefaalde barrières
3%
3%
0%
2%
2%
2%
100%
100%
100%
100%
100%
100%
149
217
221
177
81
853
Bron: Ongevalsanalyse naar leeftijd, december 2014, geanalyseerd door RPS met Storybuilder, bewerkt door Inspectie SZW.
In tabel 42 is weergegeven wat de oorzaak was voor de gefaalde barrières uit de vorige tabel. Er zijn geen hele grote verschillen te zien tussen de leeftijdscategorieën. We zien wel dat het verschaffen vaker oorzaak was zijn de slachtoffers van 15 tot 24 jaar en minder vaak bij de slachtoffers van 55 tot 64 jaar. Tabel 43 Falende barrièretaken voor ongevalscenario val van dak, vloer of platform naar leeftijdscategorie (door de Inspectie SZW onderzochte arbeidsongevallen in de periode 2007-2009 en 2012, in procenten van gefaalde barrièretaken) Barrièretaak
15-24 jaar
25-34
35-44
45-54 jaar
55-64 jaar
Totaal
Verschaffen
44%
37%
39%
38%
32%
38%
Gebruiken
35%
40%
40%
36%
42%
38%
Onderhouden
9%
11%
12%
14%
14%
12%
Toezien op
3%
6%
3%
2%
2%
3%
Onbekend
9%
6%
6%
11%
10%
8%
100%
100%
100%
100%
100%
100%
149
217
221
177
81
853
Totaal Totaal aantal gefaalde barrièretaken
Bron: Ongevalsanalyse naar leeftijd, december 2014, geanalyseerd door RPS met Storybuilder, bewerkt door Inspectie SZW.
8.5
Samenvatting en conclusie Uit hoofdstuk drie blijkt dat de leeftijdscategorie 45 t/m 54 jaar het hoogste absolute aantal door de Inspectie SZW onderzochte ongevallen heeft, gevolgd door de leeftijdscategorie 35 tot en met 44 jaar. Er werken heel veel mensen in deze leeftijdscageorieën. Als de aantallen ongevallen worden gerelateerd aan het arbeidsvolume zien we dat voor de leeftijdscategorie 25 tot en met 34
Pagina 90 van 125
Definitief| Arbeidsongevallenrapport 2014 | december 2014
jaar het aantal door de Inspectie SZW onderzochte ongevallen per 100.000 arbeidsjaren het kleinst is. Het aantal ongevallen per 100.000 arbeidsjaren is het grootst voor de leeftijdscategorie 15 tot en met 24 jaar. Dit scheelt niet veel van het aantal ongevallen per 100.000 arbeidsjaren voor de overige leeftijdscategorieën. Arbeidskrachten van 65 jaar en ouder zijn relatief vaak slachtoffer van een dodelijk arbeidsongeval, al gaat het in absolute zin om weinig slachtoffers. Tussen de leeftijdscategorieën zijn verschillen in mate waarin de scenario’s voorkomen. Jongere slachtoffers (24 jaar en jonger) zijn relatief vaak slachtoffer van een ongeval met bewegende delen van een machine. De jongste slachtoffers (14 jaar en jonger) zijn minder vaak gevallen van een ladder, trapje, vloer, dak of platform en hebben minder vaak een ongeval met wegvliegende voorwerpen of in of op een bewegend voertuig met verlies van controle. Slachtoffers van 65 jaar en ouder zijn relatief minder vaak slachtoffer van een ongeval met bewegende delen van een machine, beknelling, een ongeval in of op een bewegend voertuig met verlies van controle en een onbeschermde val van hoogte. Contact met vallende objecten (niet van kranen, 17%), aanrijding door een voertuig (8%), contact met handgereedschap (6%) en een val van een stilstaand voertuig (6%) komen relatief vaker voor bij de 65-plussers. Wat betreft de oorzaken van de ongevallen maken we onder andere een onderscheid in falende barrières, falende taken en managementfactoren. De falende barrières gelden specifiek voor een scenario. In dit hoofdstuk zijn we op de vier meest voorkomende scenario’s ingegaan. Falende taken en managementfactoren zijn voor de verschillende scenario’s gelijk. Binnen de falende taak gebruiken hebben we naar het type menselijke fout gekeken. De falende barrières verschillen tussen de scenario’s. Bij de jonge slachtoffers van 15 tot en met 24 jaar zien we dat bij de twee veel voorkomende scenario’s die met vallen te maken hebben, de falende valbeveiliging (of falende randbeveiliging) relatief vaker voorkomt. Bij het ene scenario (vallen van lader of trapje) komt een falende lichaamscontrole bij deze groep relatief vaak voor (in dit geval inclusief falend bewustzijn van de gevarenzone), en bij het andere valscenario (vallen van dak, vloer, platform) juist relatief minder vaak. Bij een derde scenario dat we hebben besproken,
contact
met
bewegende
delen
van
een
machine,
komt
het
falen
van
de
lichaamscontrole ook voor, maar hier speelt dit bij de 15-24-jarigen niet vaker dan bij andere leeftijdscategorieën. Binnen de scenario’s zijn er te weinig slachtoffers van 14 jaar en jonger en van 65 jaar en ouder om cijfers te presenteren. Wel lijkt het erop dat het falen van de lichaamscontrole/balans relatief vaker speelt bij de 65 plussers. De barrièretaken die kunnen falen zijn gelijk tussen de scenario’s. Bij 65-plussers was er relatief vaker sprake van slecht onderhoud. Bij jongere slachtoffers (0 tot 24 jaar) speelt relatief vaak dat de barrière niet was verschaft, al zien we dit niet bij alle vier besproken scenario’s terug. Bij de slachtoffers van 0-14 jaar ging het daarnaast ook relatief vaak om onvoldoende toezicht.
Pagina 91 van 125
Definitief| Arbeidsongevallenrapport 2014 | december 2014
In meer dan de helft van de gevallen (behalve bij de 0 tot 14 jarigen) is er sprake van verkeerd gebruik. Dit speelt nog iets vaker bij de slachtoffers van 35 tot 64 jaar. We zien dit niet bij alle vier scenario’s terug. Het gebruiken speelt bij het scenario vallende objecten bijvoorbeeld vaker bij 15-34 jarigen, terwijl dit bij de machineongevallen juist minder vaak speelde. Bij falend gebruik zijn er drie verschillende menselijke fouten mogelijk: vergissingen, uitglijders en afdwalingen en overtredingen. De verschillen tussen de leeftijdscategorieën zijn niet groot. Bij de slachtoffers van 15 tot en met 24 jaar en bij de 65-plussers was er in de meeste gevallen sprake van een vergissing. Uitglijders en afdwalingen komen bij de slachtoffers van 35 tot en met 64 jaar relatief vaker voor. De managementfactoren zijn de achterliggende oorzaken. Voor alle leeftijdscategorieën geldt dat in de meeste gevallen onvoldoende motivatie en alertheid speelt. Bij de jongste slachtoffers speelt competentie relatief vaak. Naarmate de leeftijd van de slachtoffers stijgt, speelt competentie minder vaak.
Pagina 92 van 125
Definitief| Arbeidsongevallenrapport 2014 | december 2014
9
Conclusie en discussie
In voorliggend rapport zijn de door de Inspectie SZW onderzochte arbeidsongevallen nader geanalyseerd. Hoofdstuk 3 tot en met 6 hebben betrekking op ongevalsonderzoeken die zijn afgesloten in de periode 2010 tot en met 2013. Hoofdstuk 7 en 8 - waarvoor de gegevens zijn verkregen op basis van Storybuilder - gaan over enkele jaren daarvoor. In dit hoofdstuk worden de belangrijkste resultaten weergegeven op basis waarvan conclusies worden getrokken. Ook worden in dit hoofdstuk enkele discussiepunten ten aanzien van de resultaten naar voren gebracht. Uit cijfers van het CBS blijkt dat 1 op de 15 werknemers (6,5%) in Nederland in 2013 te maken heeft gehad met een arbeidsongeval waarbij zij lichamelijk letsel of geestelijke schade opliepen. Bij 40% van de arbeidsongevallen was sprake van verzuim van ten minste één dag. Indien een arbeidsongeval heeft geleid tot de dood, blijvend letsel of ziekenhuisopname moet het ongeval gemeld
worden
bij
de
Inspectie
SZW.
De
Inspectie
heeft
in
2013
meer
dan
2.000
(meldingsplichtige) ongevallen onderzocht waarbij 2.121 slachtoffers vielen. 74 van deze slachtoffers zijn overleden als gevolg van het ongeval. Van de slachtoffers van de door de Inspectie SZW in de jaren 2010 tot en met 2013 afgesloten ongevalsonderzoeken is een aantal kenmerken bekend. Zo is in hoofdstuk 3 beschreven dat veruit het grootste percentage slachtoffers van door de Inspectie SZW onderzochte ongevallen man is (87%) en dat een relatief groot deel van de slachtoffers (15%) uitzendkracht is. Bij dit laatste moet wel opgemerkt worden dat de definitie van uitzendkracht zoals gehanteerd in het administratieve systeem van de Inspectie veel ruimer is dan die van het CBS; een groot deel van de slachtoffers die in het administratieve systeem van de Inspectie als uitzendkracht staan geregistreerd, zijn in de registratie van het CBS geen uitzendkracht. Het grootste aantal slachtoffers valt binnen de leeftijdscategorie 45 - 54 jaar, gevolgd door de leeftijdscategorie 35 44 jaar. Echter, wanneer het aantal ongevallen wordt afgezet tegen het arbeidsvolume (de hoeveelheid arbeid in arbeidsjaren) in de verschillende leeftijdscategorieën, komt naar voren dat arbeidskrachten van 15 tot en met 24 jaar relatief vaak te maken krijgen met een ernstig arbeidsongeval. Uit gegevens van het CBS/TNO blijkt ook dat jongeren in 2013 1,5 keer zo vaak een arbeidsongeval met letsel hebben opgelopen21. Uit dezelfde gegevens blijkt echter ook dat jongeren relatief minder vaak betrokken zijn bij een arbeidsongeval met verzuim. Als de dodelijke slachtoffers
worden
gerelateerd
aan het
arbeidsvolume
per leeftijdscategorie, blijkt
dat
arbeidskrachten van 65 jaar en ouder relatief vaak slachtoffer zijn geworden van een dodelijk arbeidsongeval. Het gaat echter wel slechts om een klein absoluut aantal. In hoofdstuk 8 is een verdiepende analyse beschreven naar verschillen in toedracht en oorzaken van ongevallen tussen 21
Mol, M. & Pleijers, A. (2014). Ongelukken op de werkvloer. CBS, Sociaaleconomische trends, mei 2014, 01
Pagina 93 van 125
Definitief| Arbeidsongevallenrapport 2014 | december 2014
leeftijdscategorieën. Ook beroep en sector komt hierin aan bod. Wat betreft de oorzaken van ongevallen wordt onder andere naar barrières gekeken. Een barrière is een veiligheidsfunctie die een ongeval kan voorkomen of de gevolgen kan beperken.
De meeste (onderzochte)
arbeidsongevallen hebben kunnen gebeuren doordat een barrière niet of verkeerd is gebruikt. Bij slachtoffers van 65 jaar of ouder heeft een barrière relatief vaak gefaald door slecht onderhoud. Jongeren (tot en met 24 jaar) krijgen juist relatief vaker te maken met een ongeval doordat de barrière niet is verschaft. Binnen de falende barrière niet of verkeerd gebruiken kan sprake zijn van een overtreding, een vergissing of een afdwaling. Bij slachtoffers onder de 25 jaar is relatief het minst vaak sprake van een overtreding. De achterliggende oorzaak van het ongeval is in de meeste gevallen onvoldoende motivatie of alertheid, maar dit speelt minder binnen de leeftijdscategorieën 15 - 24 jaar, 25 - 34 jaar en 65 jaar of ouder. Hoe ouder het slachtoffer, hoe (relatief) minder vaak een gebrek aan competentie de achterliggende oorzaak is. Relatief veel slachtoffers in de leeftijdscategorie 55 – 64 jaar hebben te maken gekregen met een ongeval door het scenario val van ladder of trapje, val op gelijke hoogte, val van hoogte-onbeschermd en val van stilstaand voertuig. Een relatief hoog percentage 15 – 24-jarigen wordt slachtoffer door aanrijding door een voertuig, contact met handgereedschap, in/op bewegend voertuig met verlies van controle en contact met object dat door iemand wordt gedragen of gebruikt. De vier meest voorkomende scenario’s (contact met bewegende delen van een machine, contact met vallende objecten-niet van kranen/hijswerktuigen, val van ladder of trapje en val van dak, vloer of platform) zijn in hoofdstuk 8 nader geanalyseerd. In hoofdstuk 4 is gekeken in welke sectoren de meeste slachtoffers van door de Inspectie onderzochte arbeidsongevallen vallen. In de jaren 2010 tot en met 2013 waren dat de hoofdsectoren industrie (29%), bouwnijverheid (24%), handel (12%) en vervoer en opslag (9%). De ongevalsfrequentie (het aantal onderzochte ongevallen per 100.000 banen van werknemers) is het hoogst in de hoofdsectoren waterleidingbedrijven en afvalbeheer, bouwnijverheid en industrie. In de laatstgenoemde sector is sprake van een afname van het aantal banen van werknemers in de periode 2010-2013, terwijl een stijging zichtbaar is van het absolute aantal onderzochte ongevallen in 2013 ten opzichte van 2010. Dit geldt ook voor de hoofdsectoren specialistische zakelijke diensten, openbaar bestuur en overheidsdiensten en onderwijs. Voor de sectoren horeca en financiële dienstverlening geldt het tegenovergestelde. Er is sprake van een daling van het aantal slachtoffers (van onderzochte arbeidsongevallen) terwijl het aantal banen van werknemers is toegenomen in de onderzochte periode. In de horeca en financiële dienstverlening lijkt de kans op een (onderzocht) ernstig ongeval dus te zijn afgenomen. Uit cijfers over 2012 van het CBS/TNO op basis van een enquête onder werknemers blijkt dat de kans op een ongeval - ernstig of minder ernstig en met of zonder verzuim - in de horeca juist relatief groot is22. De meeste ongevallen in de horeca hebben niet geleid tot ziekteverzuim of tot verzuim korter dan één dag. Dit in tegenstelling tot de bouw, waar het vaker ging om ernstigere ongevallen met verzuim. De kans op een ongeval is volgens de cijfers van het CBS/TNO relatief groot in de sectoren bouw, 22
Mol, M. & Pleijers, A. (2014). Ongelukken op de werkvloer. CBS, Sociaaleconomische trends, mei 2014, 01
Pagina 94 van 125
Definitief| Arbeidsongevallenrapport 2014 | december 2014
vervoer en opslag en in het openbaar bestuur. Dit is in lijn met het absolute en/of relatieve aantal door de Inspectie SZW onderzochte ongevallen. De kans op een ongeval in de financiële sector is volgens de gegevens van het CBS/TNO relatief laag. Overigens lijkt op basis van een vergelijking tussen ziekenhuisopnames en bij de Inspectie SZW gerapporteerde ongevallen per sector dat in de sectoren landbouw en visserij, horeca, vervoer en communicatie en bouwnijverheid meer dan de helft van de ernstige ongevallen niet wordt gemeld 23. Een logische verklaring daarvoor kan zijn dat niet al deze ongevallen meldingsplichtige arbeidsongevallen zijn die door de Inspectie SZW moeten
worden
onderzocht
(ongevallen
met
zelfstandigen
zijn
bijvoorbeeld
vaak
niet
meldingsplichtig). Het percentage ernstige ongevallen dat is gerapporteerd ten opzichte van het aantal ongevallen met ziekenhuisopname is echter zeer laag in de landbouw en visserij (14%) en de horeca (20%). Naast de hoofdsectoren is ook gekeken naar het aantal slachtoffers binnen sectoren op basis van hun tweecijferige SBI-code. In het rapport is de top 15 weergegeven op basis van het aantal onderzochte arbeidsongevallen per 100.000 banen van werknemers in 2012-2013. In de sector sanering en overig afvalbeheer (SBI-code 39) is het gemiddelde aantal slachtoffers -bij de door de Inspectie onderzochte arbeidsongevallen- per 100.000 banen van werknemers in 2012-2013 het hoogst, namelijk 625. Het absolute aantal slachtoffers van ongevallen is in deze sector echter slechts gemiddeld 10 per jaar. Ten opzichte van 2010-2011 is bij deze sector sprake van een daling in het aantal slachtoffers (per 100.000 banen). Een daling kan verschillende oorzaken hebben. Een daling kan veroorzaakt worden door veiliger werk, door toeval, of door andere factoren zoals bijvoorbeeld een verandering in de mate waarin ongevallen in een sector meldingsplichtig zijn en de mate waarin ze worden gemeld. Een stijging in het aantal ongevallen per 100.000 banen van werknemers is te zien in de sector vervaardiging van metalen in primaire vorm (SBI-code 24). Deze sector staat op nummer twee in de top 15. De grootste stijging in het aantal ongevallen per 100.000 banen van werknemers is te vinden in de sector vervaardiging van leer, lederwaren en schoenen (SBI-code 15), hoewel het slechts om een klein absoluut aantal ongevallen gaat. Het relatieve aantal ongevallen in de sector afvalinzameling en -behandeling; voorbereiding tot recycling (SBI-code 38) is eveneens gestegen. Wanneer gekeken wordt naar het absolute aantal ongevallen komt naar voren dat in de sector gespecialiseerde werkzaamheden in de bouw (SBI-code 43) in 2012-2013 gemiddeld de meeste slachtoffers vallen, gevolgd door de sector groothandel en handelsbemiddeling (SBI-code 46). De meeste sectoren uit de top 15 werden door de Inspectie SZW in de periode 2010-2013 als prioritair beschouwd in de sectoraanpakken voor arbeidsomstandigheden. Uitzondering hierop zijn de sectoren vervaardiging van papier, karton en papier- en kartonwaren (SBI-code 17), vervaardiging van leer, lederwaren en schoenen (SBI-code 15) en winning van delfstoffen (geen olie en gas) (SBI-code 08). Daarnaast valt op dat in de sectoren primaire houtbewerking en vervaardiging van artikelen van hout, kurk (SBI-code 16) en afvalinzameling en -behandeling; voorbereiding tot recycling (SBI-
23
Damen, M., Wouters, R. & Leidelmeijer, K. (2010). Actieplan Arbeidsveiligheid. Selectie en uitnodiging risicovolle bedrijven. Amsterdam: RIGO, in opdracht van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Pagina 95 van 125
Definitief| Arbeidsongevallenrapport 2014 | december 2014
code 38) vanaf 2015 geen actief toezicht meer wordt gehouden, terwijl beide sectoren in de top 5 sectoren met de hoogste ongevalsfrequentie per 100.000 banen staan. Echter, zoals eerder vermeld, wordt de toezichtsintensiteit niet enkel gebaseerd op het aantal arbeidsongevallen in de sector. Bovendien staan beide sectoren niet bovenaan als het gaat om het absolute aantal ernstige arbeidsongevallen. In dit rapport is ook gekeken naar de handhaving bij ongevalsonderzoeken (hoofdstuk 5). Het percentage geconstateerde overtredingen bij (slachtoffers van) ongevalszaken is in 2013 65%. Dit percentage is van 2010 tot en met 2012 toegenomen en vervolgens licht afgenomen. In 2013 is na constatering van een overtreding in 90% van de gevallen een boeterapport (88%) of procesverbaal (2%) opgemaakt. Ook is in het rapport gekeken naar de wetsartikelen die zijn overtreden. De meest voorkomende overtreding heeft betrekking op het voorkomen van gevaar van bewegende
voorwerpen
(artikel
3.17
Arbeids-omstandighedenbesluit),
gevolgd
door
het
voorkomen van valgevaar (artikel 3.16) en veiligheidsvoorzieningen in verband met bewegende delen van arbeidsmiddelen (artikel 7.7). Voor het jaar 2012 is in hoofdstuk 6 voor de door de Inspectie onderzochte arbeidsongevallen, weergegeven welke risico’s tot de meeste ongevallen leiden en welke ongevalsscenario’s zich in welke mate hebben voorgedaan. Het risico contact met een bewegend object leidt tot de meeste ongevallen. Binnen dit risico is het meest voorkomende scenario contact met vallende objectenniet van kranen. Het risico dat daarna leidt tot veel ongevallen is val van hoogte, met als meest voorkomende scenario val van dak, vloer of platform. Ook de risico's contact met bewegende delen van een machine en vallen (niet van hoogte) leiden tot veel ongevallen. Het gaat daarbij in de meeste gevallen om de scenario's contact met bewegende delen van een machine en val van ladder of trapje. In hoofdstuk 6 zijn enkele voorbeelden bij de verschillende ongevalscenario's gegeven. In hoofdstuk 7 is een verdiepende analyse beschreven naar nationaliteit op basis van gegevens uit Storybuilder24. Uit deze analyse, op basis van de door de Inspectie SZW onderzochte arbeidsongevallen over de periode 2004-2009 en 2012, blijkt dat 12% van de slachtoffers van wie de nationaliteit bekend is, de niet-Nederlandse nationaliteit heeft. Er is gekeken naar het soort letsel
dat
arbeidskrachten
arbeidsongeval. Opvallend
met is dat
de het
(niet-)Nederlandse percentage
nationaliteit
slachtoffers met
opliepen
door
het
een niet-Nederlandse
nationaliteit dat overlijdt als gevolg van het ongeval bijna twee keer zo groot is als het percentage slachtoffers met de Nederlandse nationaliteit dat overlijdt. Verder is ook gekeken naar het soort arbeidsverband en het beroep van de slachtoffers alsmede de sector waarin het ongeval plaatsvond. Wat opvalt is dat slachtoffers met een niet-Nederlandse nationaliteit relatief vaker uitzendkracht zijn dan slachtoffers met de Nederlandse nationaliteit. Verder blijkt uit de analyse dat een aanzienlijk groter percentage slachtoffers met een niet-Nederlandse nationaliteit 24
Hiervoor heeft advies- en ingenieursbureau RPS een analyse gedaan van gegevens uit Storybuilder.
Pagina 96 van 125
Definitief| Arbeidsongevallenrapport 2014 | december 2014
onvoldoende kennis heeft van de voertaal dan slachtoffers met de Nederlandse nationaliteit. Slachtoffers met een niet-Nederlandse nationaliteit hebben relatief vaker arbeidsongevallen door contact met bewegende delen van een machine, aanrijding door een voertuig en contact met handgereedschap. Ongevallen waarbij sprake is van een val van een ladder of trapje komt juist relatief minder vaak voor onder slachtoffers met een niet-Nederlandse nationaliteit. Deze vier scenario’s zijn in hoofdstuk 7 nader geanalyseerd. Er zijn over de vier scenario’s heen geen eenduidige verschillen aan te wijzen in oorzaken van ongevallen tussen Nederlandse en nietNederlandse slachtoffers, maar per scenario zijn wel verschillen te benoemen. Uit het voorafgaande kan geconcludeerd worden dat arbeidskrachten die jonger zijn dan 25 jaar een mogelijk kwetsbare groep vormen als het gaat om de kans op een ernstig, door de Inspectie SZW onderzocht, arbeidsongeval. Kijkend naar alle arbeidsongevallen met verzuim, een veel bredere definitie van arbeidsongevallen, dan is er in de laatste jaren een daling voor de jongeren te zien. Het overgrote deel van de slachtoffers is man. Niet-Nederlandse slachtoffers zijn relatief vaker overleden dan Nederlandse slachtoffers. 65-plussers lijken relatief vaker slachtoffer van een dodelijke arbeidsongeval, maar het gaat in absolute zin om weinig ongevallen. Het absolute aantal dodelijke slachtoffers fluctueert niet sterk door de jaren heen (76 in 2010, 61 en 60 in 2011 en 2012 en 74 in 2013, gebaseerd op in de betreffende jaren afgesloten zaken). Er zijn grote verschillen te zien tussen sectoren in het voorkomen van arbeidsongevallen. Het grootste aandeel van de (door de Inspectie onderzochte) arbeidsongevallen vindt plaats in de industrie, bouwnijverheid,
handel
en
vervoer
en
opslag.
In
de
hoofdsectoren
waterleiding-
bedrijven/afvalbeheer, bouwnijverheid en industrie is het aantal ongevallen per 100.000 banen van werknemers het hoogst. De wetsartikelen waarop het vaakst overtredingen worden geconstateerd, hebben betrekking op het voorkomen van gevaar van bewegende voorwerpen, gevolgd door het voorkomen van valgevaar en veiligheidsvoorzieningen in verband met bewegende delen van arbeidsmiddelen. De meeste arbeidsongevallen hebben betrekking op het risico contact met een bewegend object. Vallen en contact met bewegende delen van een machine zijn ook risico’s die vaak spelen bij de ongevallen. Als we kijken naar de oorzaken van ongevallen, blijkt dat de meeste ongevallen hebben kunnen gebeuren doordat een barrière (die het ongeval had kunnen voorkomen) niet of verkeerd is gebruikt. Bij jongeren speelt relatief vaker dan bij andere slachtoffers dat een barrière niet is verschaft. Onvoldoende motivatie of alertheid is de meest voorkomende achterliggende oorzaak van ongevallen, maar dit speelt minder bij slachtoffers van 15 tot 34 jaar en 65-plussers. Onvoldoende competentie speelt vaker bij jongere slachtoffers dan bij oudere slachtoffers. Op basis van het voorgaande kunnen interventies worden ingezet, maar tegelijkertijd is meer onderzoek nodig om de oorzaak van de verschillen in de kans op een ongeval volledig te kunnen achterhalen. Uit het vorige arbeidsongevallenrapport (en ook uit het huidige) komt naar voren dat uitzendkrachten mogelijk een kwetsbare groep vormen. Opvallend is dat relatief veel niet-
Pagina 97 van 125
Definitief| Arbeidsongevallenrapport 2014 | december 2014
Nederlanders uitzendkracht zijn. Ook jongeren zijn relatief vaak uitzendkracht. Voor verder onderzoek is het zinvol te kijken welke factoren gepaard gaan met (of een oorzaak vormen van) een hogere kans op een ernstig arbeidsongeval. Hierbij zijn onder andere leeftijd, nationaliteit (of herkomst) en type arbeidovereenkomst en de duur van een arbeidsovereenkomst van belang om in de analyse mee te nemen.
Pagina 98 van 125
Bijlage
Tabel I Slachtoffers van arbeidsongevallen in 2010-2013 (door de Inspectie SZW afgesloten ongevalsonderzoeken) naar verschillende kenmerken.
Banen/ 2010
2011
2012
2013
Totaal
gemiddeld
arbeidsvolume**
gemiddeld per 100.000 banen/
Aantal %
Aantal %
Aantal %
Aantal %
Aantal %
per jaar*
arbeidsvolume
Totaal
Totaal
2.075
100%
2.082
100% 2.044
100%
2.121
100% 8.322
100% 2.081
7.833.200
27
Geslacht
M
1.785
86%
1.801
87%
1.801
88%
1.861
88%
7.248
88%
1.812
4.173.000
43
V
177
9%
170
8%
166
8%
162
8%
675
8%
169
3.674.000
5
onbekend
113
5%
111
5%
77
4%
98
5%
399
4%
100
werknemer
1.577
76%
1.534
74%
1.517
74%
1.555
73%
6.183
74%
1.546
stagiair
27
1%
20
1%
18
1%
25
1%
90
1%
23
uitzendkracht
288
14%
322
16%
313
15%
327
15%
1.250
15%
313
leerling/student
33
2%
27
1%
27
1%
35
2%
122
2%
31
zelfstandige
76
4%
66
3%
78
4%
86
4%
306
4%
77
derde
32
2%
48
2%
37
2%
32
2%
149
2%
37
gezinslid
6
0%
14
1%
7
0%
6
0%
33
0%
8
anders/onbekend
36
2%
51
2%
47
2%
55
3%
189
2%
47
Nee
1.127
54%
974
47%
863
42%
900
42%
3.864
49%
966
Ja
948
46%
1.108
53%
1.181
58%
1.221
58%
4.458
52%
1.115
Nee
902
44%
728
35%
680
33%
733
35%
3.043
38%
761
Ja
1.173
57%
1.354
65%
1.364
67%
1.388
65%
5.279
62%
1.320
1 t/m 14
9
0%
2
0%
10
1%
0
0%
21
0%
5
-
-
Arbeidsverband
meewerkend
boeterapport?
overtredingen?
Leeftijd***
Definitief| Arbeidsongevallenrapport 2014 | december 2014
Banen/ 2010
2011
2012
2013
Totaal
gemiddeld
arbeidsvolume**
gemiddeld per 100.000 banen/
Aantal %
Aantal %
Aantal %
Aantal %
Aantal %
per jaar*
15 t/m 24
285
14%
305
15%
276
14%
278
13%
1.144
11%
286
678.000
36
25 t/m 34
371
18%
350
17%
360
18%
353
17%
1434
17%
359
1.353.000
25
35 t/m 44
483
23%
442
21%
415
20%
425
20%
1765
21%
441
1.429.000
29
45 t/m 54
512
25%
489
23%
482
24%
540
25%
2023
24%
506
1.492.000
32
55 t/m 64
262 23
23
14% 1%
316
65 en ouder
13% 1%
289
22
15% 1%
335 32
16% 2%
1202 100
14% 1%
301 25
872.000 42.000
32 33
Onbekend
130
6%
182
9%
163
8%
158
7%
633
8%
158
-
-
49
2%
63
3%
85
4%
67
3%
264
3%
66
-
dienstverlening
41
2%
57
3%
53
3%
57
3%
208
2%
52
-
Bouw algemeen
416
20%
411
20%
404
20%
376
18%
1.607
21%
402
-
Bouw GWW
83
4%
83
4%
77
4%
69
3%
312
4%
78
-
Gezondheidszorg
77
4%
61
3%
57
3%
65
3%
260
3%
65
-
bouwmaterialen
111
5%
89
4%
91
5%
82
4%
373
5%
93
-
Landbouw
65
3%
61
3%
72
4%
61
3%
259
3%
65
-
Metaal
290
14%
339
16%
305
15%
341
16%
1.275
16%
319
-
Mobiliteit
27
1%
22
1%
27
1%
36
2%
112
1%
28
-
Onderwijs
29
1%
27
1%
24
1%
38
2%
118
2%
30
-
Openbaar bestuur
62
3%
45
2%
53
3%
85
4%
245
3%
61
-
werkvoorziening
27
1%
17
1%
19
1%
14
1%
77
1%
19
-
Transport en logistiek
217
11%
193
9%
182
9%
209
10%
801
9%
200
-
prioritaire
Aardolie, chemie,
sector
kunststof en rubber (ACKR)
arbeidsvolume
Afval en milieu
Hout, timmer en
Sociale
Pagina 100 van 125
Definitief| Arbeidsongevallenrapport 2014 | december 2014
Banen/ 2010
2011
2012
2013
Totaal
gemiddeld
arbeidsvolume**
gemiddeld per 100.000 banen/
Aantal %
Aantal %
Aantal %
Aantal %
Aantal %
per jaar*
120
6%
147
7%
150
7%
158
7%
575
7%
144
-
461
22%
466
22%
445
22%
463
22%
1.835
22%
459
-
bosbouw en visserij
68
3%
63
3%
73
4%
63
3%
267
3%
67
96.800
69
B Delfstoffenwinning
2
0%
1
0%
4
0%
2
0%
9
0%
2
8.600
26
C Industrie
571
28%
606
29%
595
29%
624
29%
2.396
29%
599
750.200
80
D Energievoorziening
4
0%
5
0%
6
0%
16
1%
31
0%
8
25.500
30
en afvalbeheer
41
2%
57
3%
53
3%
57
3%
208
2%
52
37.600
138
F Bouwnijverheid
489
24%
486
23%
473
23%
433
20%
1.181
24%
470
340.100
138
G Handel
244
12%
247
12%
230
11%
247
12%
968
12%
242
1.301.500
19
H Vervoer en opslag
217
11%
193
9%
182
9%
209
10%
801
9%
200
374.300
53
I Horeca
28
1%
36
2%
34
2%
17
1%
115
2%
29
336.500
9
3
0%
2
0%
3
0%
2
0%
10
0%
3
229.600
1
25
1%
32
2%
34
2%
22
1%
113
2%
28
299.200
9
11
1%
12
1%
12
1%
11
1%
46
1%
12
67.100
17
57
3%
69
3%
69
3%
76
4%
271
3%
68
479.700
14
Voeding en genot
arbeidsvolume
Geen prioritaire sector Hoofdsector A Landbouw,
E Waterleidingbedrijven
J Informatie en communicatie K Financiële dienstverlening L Verhuur en handel van onroerend goed M Specialistische zakelijke diensten
Pagina 101 van 125
Definitief| Arbeidsongevallenrapport 2014 | december 2014
Banen/ 2010
2011
2012
2013
Totaal
gemiddeld
arbeidsvolume**
gemiddeld per 100.000 banen/
Aantal %
Aantal %
Aantal %
Aantal %
Aantal %
per jaar*
arbeidsvolume
102
5%
94
5%
93
5%
107
5%
396
4%
99
813.800
12
en overheidsdiensten
62
3%
45
2%
53
3%
85
4%
245
3%
61
514.500
12
P Onderwijs
29
1%
27
1%
24
1%
38
2%
118
2%
30
514.900
6
75
4%
60
3%
57
3%
65
3%
257
3%
64
1.371.500
5
20
1%
23
1%
23
1%
24
1%
90
1%
23
129.900
17
15
1%
17
1%
13
1%
13
1%
58
1%
15
141.700
10
werkgever
0
0%
0
0%
0
0%
1
0%
1
0%
0
-
-
Onbekend
12
1%
7
0%
13
1%
9
1%
41
1%
11
-
N Verhuur en overige zakelijke diensten O Openbaar bestuur
Q Gezondheids- en welzijnszorg R Cultuur, sport en recreatie S Overige dienstverlening T Huishoudens als
De aantallen slachtoffers zijn gebaseerd op een bewerking van gegevens uit het administratieve systeem van de Inspectie SZW. In hoofdstuk 2 is de definitie toegelicht. * Het gemiddelde per jaar is berekend over de periode 2010-2013. **Voor sectoren zijn aantallen banen van werknemers per december 2012 (voorlopige cijfers) gebruikt. Voor leeftijd is het arbeidsvolume van werknemers in 2012 (voorlopige cijfers) gebruikt. Voor uitzendkrachten is het aantal uitzendkrachten in de werkzame beroepsbevolking in 2012 gebruikt. Deze gegevens zijn alle afkomstig van het Centraal Bureau voor de Statistiek. *** Het gemiddeld aantal arbeidsongevallen per 100.000 banen/arbeidsvolume naar leeftijdscategorie is alleen gebaseerd op ongevallen met werknemers, uitzendkrachten en stagiairs.
Pagina 102 van 125
Definitief| Arbeidsongevallenrapport 2014 | december 2014
Tabel II Slachtoffers van dodelijke arbeidsongevallen in 2010-2013 (door de Inspectie SZW afgesloten ongevalsonderzoeken) naar verschillende kenmerken. Banen/ 2010
2011
2012
2013
Totaal
gemiddeld
arbeids-
gemiddeld
volume** per 100.000 Banen/ Aantal %
Aantal %
Aantal %
Aantal %
Aantal %
per jaar*
arbeidsvolume
Totaal
Totaal
76
100%
61
100%
60
100%
74
100%
271
100%
68
7.833.200
0,9
Geslacht
M
70
92%
58
95%
58
97%
73
99%
259
96%
65
4.173.000
1,6
V
5
7%
3
5%
2
3%
1
1%
11
4%
3
3.674.000
0,1
onbekend
1
1%
0
0%
0
0%
0
0%
1
0%
0
werknemer
49
64%
41
67%
45
75%
51
69%
186
69%
47
stagiair
1
1%
0
0%
0
0%
1
1%
2
1%
1
uitzendkracht
7
9%
7
11%
6
10%
6
8%
26
10%
7
leerling/student
1
1%
0
0%
2
3%
0
0%
3
1%
1
zelfstandige
8
11%
5
8%
3
5%
9
12%
25
9%
6
derde
6
8%
3
5%
1
2%
6
8%
16
6%
4
gezinslid
2
3%
2
3%
2
3%
0
0%
6
2%
2
anders/onbekend
2
3%
3
5%
1
2%
1
1%
7
3%
2
nee
47
62%
34
56%
36
60%
37
50%
154
57%
39
Ja
29
38%
27
44%
24
40%
37
50%
117
43%
29
nee
24
32%
19
31%
15
25%
19
26%
77
28%
19
Ja
52
68%
42
69%
45
75%
55
74%
194
72%
49
1 t/m 14
0
0%
1
2%
1
2%
0
0%
2
1%
1
2.000
15 t/m 24
10
13%
6
10%
11
18%
7
9%
34
13%
9
678.000
1,1
25 t/m 34
14
18%
8
13%
6
10%
9
12%
37
14%
9
1.353.000
0,6
35 t/m 44
16
21%
13
21%
13
22%
18
24%
60
22%
15
1.429.000
0,9
45 t/m 54
16
21%
16
26%
15
25%
18
24%
65
24%
16
1.492.000
0,9
Arbeidsverband
meewerkend
boeterapport?
overtredingen? Leeftijd***
Pagina 103 van 125
Definitief| Arbeidsongevallenrapport 2014 | december 2014
Banen/ 2010
2011
2012
2013
Totaal
gemiddeld
arbeids-
gemiddeld
volume** per 100.000 Banen/ Aantal %
Aantal %
Aantal %
Aantal %
Aantal %
per jaar*
55 t/m 64
10
13%
7
11%
7
12%
14
19%
38
14%
10
872.000
0,9
65 en ouder
6
8%
5
8%
2
3%
3
4%
16
6%
4
42.000
4,2
onbekend
4
5%
5
8%
5
8%
5
7%
19
7%
5
1
1%
2
3%
0
0
3
4%
6
2%
2
-
-
dienstverlening
0
0%
3
5%
4
7%
5
7%
12
4%
3
-
-
Bouw algemeen
22
29%
12
20%
15
25%
20
27%
69
25%
17
-
-
Bouw GWW
2
3%
4
7%
2
3%
5
7%
13
5%
3
-
-
Gezondheidszorg
1
1%
0
0%
0
0%
2
3%
3
1%
1
-
-
Hout, timmer en
3
4%
2
3%
6
10%
0
0%
11
4%
3 -
-
5
-
-
Prioritaire
Aardolie, chemie,
sector
kunststof en rubber (ACKR)
arbeidsvolume
Afval en milieu
bouwmaterialen Landbouw
5
7%
6
10%
3
5%
Metaal
7
9%
5
8%
5
8%
8
11%
25
9%
6
-
Mobiliteit
1
1%
2
3%
0
0%
1
1%
4
1%
1
-
-
Onderwijs
0
0%
0
0%
0
0%
1
1%
1
0%
0
Openbaar bestuur
1
1%
2
3%
2
3%
1
1%
6
2%
2
-
-
1
1%
3
1%
1
werkvoorziening
1
1%
1
2%
0
0%
-
-
Transport en logistiek
16
21%
10
16%
6
10%
11
-
-
Voeding en genot
2
3%
4
7%
3
5%
-
-
14
18%
8
13%
14
23%
-
-
Sociale
Geen prioritaire sector hoofdsector
Pagina 104 van 125
4
10
5%
14%
18
42
7%
15%
1
1%
10
4%
3
12
16%
48
18%
12
Definitief| Arbeidsongevallenrapport 2014 | december 2014
Banen/ 2010
2011
2012
2013
Totaal
gemiddeld
arbeids-
gemiddeld
volume** per 100.000 Banen/ Aantal %
Aantal %
Aantal %
Aantal %
Aantal %
per jaar*
arbeidsvolume
bosbouw en visserij
5
7%
6
10%
4
7%
4
5%
19
7%
5
96.800
5
C Industrie
13
17%
15
25%
14
23%
13
18%
55
20%
14
750.200
2
en afvalbeheer
0
0%
3
5%
4
7%
5
7%
12
4%
3
37.600
8
F Bouwnijverheid
24
32%
16
26%
17
28%
25
34%
82
30%
21
340.100
6
G Handel
8
11%
3
5%
5
8%
4
5%
20
7%
5
1.301.500
0
H Vervoer en opslag
16
21%
10
16%
6
10%
10
14%
42
16%
11
374.300
3
I Horeca
2
3%
0
0%
1
2%
1
1%
4
2%
1
336.500
0
1
1%
0
0%
4
7%
1
1%
6
2%
2
299.200
1
1
1%
1
2%
1
2%
0
0%
3
1%
1
67.100
1
0
0%
1
2%
1
2%
2
3%
4
2%
1
479.700
0
3
4%
3
5%
1
2%
2
3%
9
3%
2
813.800
0
en overheidsdiensten
1
1%
2
3%
2
3%
1
1%
6
2%
2
514.500
0
P Onderwijs
0
0%
0
0%
0
0%
1
1%
1
0%
0
514.900
0
welzijnszorg
1
1%
0
0%
0
0%
2
3%
3
1%
1
1.371.500
0
R Cultuur, sport en
1
1%
1
2%
0
0%
2
3%
4
2%
1
129.900
1
A Landbouw,
E Waterleidingbedrijven
K Financiële dienstverlening L Verhuur en handel van onroerend goed M Specialistische zakelijke diensten N Verhuur en overige zakelijke diensten O Openbaar bestuur
Q Gezondheids- en
Pagina 105 van 125
Definitief| Arbeidsongevallenrapport 2014 | december 2014
Banen/ 2010
2011
2012
2013
Totaal
gemiddeld
arbeids-
gemiddeld
volume** per 100.000 Banen/ Aantal %
Aantal %
Aantal %
Aantal %
Aantal %
per jaar*
dienstverlening
0
0%
0
0%
0
0%
1
1%
1
0%
0
Onbekend
0
0%
0
0%
0
0%
0
0%
0
0%
0
arbeidsvolume
recreatie S Overige 141.700
* Het gemiddelde per jaar is berekend over de periode 2010-2013. **voor sectoren zijn aantallen banen van werknemers per december 2012 (voorlopige cijfers) gebruikt. Voor leeftijd is het arbeidsvolume van werknemers in 2012 (voorlopige cijfers) gebruikt. Voor uitzendkrachten is het aantal uitzendkrachten in de werkzame beroepsbevolking in 2012 gebruikt. Deze gegevens zijn alle afkomstig van het Centraal Bureau voor de Statistiek. *** Het gemiddeld aantal arbeidsongevallen per 100.000 banen/arbeidsvolume naar leeftijdscategorie is alleen gebaseerd op ongevallen met werknemers, uitzendkrachten en stagiairs.
Pagina 106 van 125
0
Definitief| Arbeidsongevallenrapport 2014 | december 2014
Tabel III Slachtoffers van arbeidsongevallen in 2010-2013 (door de Inspectie SZW afgesloten ongevalsonderzoeken) naar tweecijferige SBI.
20122013
Sector (2 cijferige SBI) 01 Landbouw, jacht en dienstverlening voor de landbouw en jacht 02 Bosbouw, exploitatie van bossen en dienstverlening voor de bosbouw 03 Visserij en kweken van vis en schaaldieren 06 Winning van aardolie en aardgas 08 Winning van delfstoffen (geen olie en gas) 09 Dienstverlening voor de winning van delfstoffen 10 Vervaardiging van voedingsmiddelen 11 Vervaardiging van dranken 12 Vervaardiging van tabaksproducten 13 Vervaardiging van textiel 14 Vervaardiging van kleding
20102011
Totaal aantal
Totaal %
Gemiddeld aantal per jaar
aantal per 100.000 banen
aantal banen*
Totaal aantal
Gemiddeld
aantal per
aantal
100.000 banen
Totaal % per jaar
aantal banen*
sector prioritair?
133
3%
67
71
94.000
126
3%
63
65
1
0%
1
36
1.400
4
0%
2
143
1.400 niet
2
0%
1
71
1.400
1
0%
1
38
1.300 niet
1
0%
1
15
3.400
0
0%
0
0
3.200 niet
4
0%
2
100
2.000
3
0%
2
71
2.100 niet
1
0%
1
16
3.200
0
0%
0
0
2.700 niet
231 8
6% 0%
116 4
101 62
114.800 6.500
180 8
4% 0%
90 4
78 59
115.200 geheel 6.800 geheel
1 11 0
0% 0% 0%
1 6 0
17 51 0
2.900 10.700 2.500
2 19 1
0% 0% 0%
1 10 1
33 86 22
3.000 geheel 11.000 niet 2.300 niet
Pagina 107 van 125
96.800 geheel
Definitief| Arbeidsongevallenrapport 2014 | december 2014
20122013
Sector (2 cijferige SBI) 15 Vervaardiging van leer, lederwaren en schoenen 16 Primaire houtbewerking en vervaardiging van artikelen van hout, kurk, 17 Vervaardiging van papier, karton en papier- en kartonwaren 18 Drukkerijen, reproductie van opgenomen media 19 Vervaardiging van cokesovenproducten en aardolieverwerking 20 Vervaardiging van chemische producten 21 Vervaardiging van farmaceutische grondstoffen en producten 22 Vervaardiging van producten van rubber en kunststof 23 Vervaardiging van overige nietmetaalhoudende minerale producten 24 Vervaardiging van metalen in primaire vorm 25 Vervaardiging van producten
20102011
Totaal aantal
Totaal %
Gemiddeld aantal per jaar
aantal per 100.000 banen
aantal banen*
Totaal aantal
Gemiddeld
aantal per
aantal
100.000 banen
Totaal % per jaar
aantal banen*
sector prioritair?
4
0%
2
125
1.600
2
0%
1
59
46
1%
23
183
12.600
56
1%
28
194
14.400 geheel
46
1%
23
130
17.700
43
1%
22
117
18.400 niet
18
0%
9
37
24.500
30
1%
15
53
28.100 niet
7
0%
4
65
5.400
2
0%
1
16
6.100 geheel
40
1%
20
45
44.800
41
1%
21
47
43.800 geheel
18
0%
9
70
12.800
8
0%
4
24
16.600 geheel
66
2%
33
111
29.800
44
1%
22
73
30.300 geheel
88
2%
44
188
23.400
85
2%
43
169
25.100 geheel
83 250
2% 6%
42 125
209 153
19.900 81.800
67 232
2% 6%
34 116
160 137
20.900 geheel 84.400 geheel
Pagina 108 van 125
1.700 niet
Definitief| Arbeidsongevallenrapport 2014 | december 2014
20122013
Sector (2 cijferige SBI) van metaal (geen machines en apparaten) 26 Vervaardiging van computers en van elektronische en optische apparatuur 27 Vervaardiging van elektrische apparatuur 28 Vervaardiging van overige machines en apparaten 29 Vervaardiging van auto's, aanhangwagens en opleggers 30 Vervaardiging van overige transportmiddelen 31 Vervaardiging van meubels 32 Vervaardiging van overige goederen 33 Reparatie en installatie van machines en apparaten 35 Energiebedrijven 36 Winning en distributie van water 37 Afvalwaterinzameling en behandeling 38 Afvalinzameling en behandeling; voorbereiding tot
20102011
Totaal aantal
Totaal %
Gemiddeld aantal per jaar
aantal per 100.000 banen
aantal banen*
Totaal aantal
Gemiddeld
aantal per
aantal
100.000 banen
Totaal % per jaar
aantal banen*
sector prioritair?
15
0%
8
29
25.900
13
0%
7
24
26.700 geheel
21
1%
11
50
21.200
21
1%
11
53
19.800 geheel
101
2%
51
66
77.000
108
3%
54
73
73.500 geheel
21
1%
11
55
19.100
27
1%
14
70
19.400 geheel
23 19
1% 0%
12 10
67 53
17.200 18.000
39 31
1% 1%
20 16
110 79
17.800 geheel 19.500 geheel
38
1%
19
16
120.400
56
1%
28
22
124.500 deels
64 22
2% 1%
32 11
81 43
39.700 25.500
62 9
1% 0%
31 5
78 20
39.900 deels 22.800 niet
2
0%
1
19
5.300
2
0%
1
19
5.300 geheel
4
0%
2
44
4.500
6
0%
3
63
4.800 geheel
84
2%
42
161
26.100
66
2%
33
128
25.700 geheel
Pagina 109 van 125
Definitief| Arbeidsongevallenrapport 2014 | december 2014
20122013
Sector (2 cijferige SBI) recycling 39 Sanering en overig afvalbeheer 41 Algemene burgerlijke en utiliteitsbouw en projectontwikkeling 42 Grond-, water- en wegenbouw (geen grondverzet) 43 Gespecialiseerde werkzaamheden in de bouw 45 Handel in en reparatie van auto's, motorfietsen en aanhangers 46 Groothandel en handelsbemiddeling (niet in auto's en motorfietsen) 47 Detailhandel (niet in auto's) 49 Vervoer over land 50 Vervoer over water 51 Luchtvaart 52 Opslag en dienstverlening voor vervoer 53 Post en koeriers 55 Logiesverstrekking 56 Eet- en drinkgelegenheden 58 Uitgeverijen
Totaal aantal
20102011
Totaal %
Gemiddeld aantal per jaar
aantal per 100.000 banen
aantal banen*
Totaal aantal
Gemiddeld
aantal per
aantal
100.000 banen
Totaal % per jaar
aantal banen*
sector prioritair?
20
0%
10
625
1.600
24
1%
12
706
1.700 geheel
312
7%
156
167
93.600
374
9%
187
171
109.500 geheel
106
3%
53
94
56.200
117
3%
59
104
56.000 geheel
488
12%
244
128
190.300
484
12%
242
118
205.800 geheel
63
2%
32
27
117.200
49
1%
25
21
119.300 geheel
330 84 178 26 8
8% 2% 4% 1% 0%
165 42 89 13 4
36 6 49 86 16
462.200 722.100 180.100 15.100 24.600
346 96 196 21 9
8% 2% 5% 1% 0%
173 48 98 11 5
38 7 52 68 18
457.500 717.400 188.300 15.500 25.300
deels deels geheel geheel geheel
166 13 11 40 0
4% 0% 0% 1% 0%
83 7 6 20 0
105 9 8 7 0
79.400 75.100 65.100 271.400 31.400
169 15 13 51 1
4% 0% 0% 1% 0%
85 8 7 26 1
110 11 10 10 2
76.600 71.300 63.600 256.900 33.200
geheel geheel niet niet niet
Pagina 110 van 125
Definitief| Arbeidsongevallenrapport 2014 | december 2014
20122013
Sector (2 cijferige SBI) 59 Productie en distributie van films en televisieprogramma´s; geluidsopnamen 60 Verzorgen en uitzenden van radio- en televisieprogramma's 61 Telecommunicatie 62 Dienstverlenende activiteiten op het gebied van informatietechnologie 63 Diensten op het gebied van informatie 64 Financiële instellingen (geen verzekeringen en pensioenfondsen) 66 Overige financiële dienstverlening 68 Verhuur van en handel in onroerend goed 69 Rechtskundige dienstverlening, accountancy, belastingadvisering en administratie 70 Holdings (geen financiële), concerndiensten binnen eigen concern en ma 71 Architecten, ingenieursbureaus e.d.
20102011
Totaal aantal
Totaal %
Gemiddeld aantal per jaar
aantal per 100.000 banen
aantal banen*
Totaal aantal
Gemiddeld
aantal per
aantal
100.000 banen
Totaal % per jaar
aantal banen*
sector prioritair?
1
0%
1
4
12.100
2
0%
1
8
12.300 niet
1 1
0% 0%
1 1
6 2
8.300 31.500
1 0
0% 0%
1 0
6 0
8.500 niet 32.400 niet
2
0%
1
1
135.800
1
0%
1
0
131.400 niet
0
0%
0 -
10.500
0
0%
0
0
10.300 niet
52
1%
26
14
180.600
53
1%
27
18
145.800 niet
4
0%
2
4
48.000
4
0%
2
4
53.700 niet
23
1%
12
17
67.100
23
1%
12
15
74.300 niet
8
0%
4
3
124.000
11
0%
6
4
130.600 niet
31
1%
16
11
143.800
33
1%
17
11
156.900 niet
76
2%
38
37
102.500
57
1%
29
27
106.500 niet
Pagina 111 van 125
Definitief| Arbeidsongevallenrapport 2014 | december 2014
20122013
Sector (2 cijferige SBI) 72 Speur- en ontwikkelingswerk 73 Reclame en marktonderzoek 74 Industrieel ontwerp en vormgeving, fotografie, vertaalbureaus 75 Veterinaire dienstverlening 77 Verhuur van roerende goederen 78 Arbeidsbemiddeling, uitzendbureaus en personeelsbeheer 79 Reisbureaus, reisorganisatie en –info 80 Beveiliging en opsporing 81 Facility management, reiniging en landschapsverzorging 82 Overige zakelijke dienstverlening 84 Openbaar bestuur en overheidsdiensten 85 Onderwijs 86 Gezondheidszorg 87 Verpleging, verzorging en begeleiding met overnachting
20102011
Gemidaantal deld per Totaal Totaal aantal per 100.000 aantal % jaar banen 10 0% 5 14 13 0% 7 15
aantal banen* 34.600 42.300
Gemiddeld
aantal per
aantal
100.000 banen
Totaal Totaal aantal % per jaar 14 0% 7 7 0% 4
20 8
aantal banen*
sector prioritair? 34.200 niet 46.000 niet
6 1
0% 0%
3 1
12 7
25.700 6.700
3 1
0% 0%
2 1
6 8
26.200 niet 6.300 niet
24
1%
12
41
29.000
36
1%
18
68
26.500 niet
35
1%
18
3
536.600
28
1%
14
3
544.600 niet
2 9
0% 0%
1 5
5 13
19.800 35.400
1 11
0% 0%
1 6
2 15
21.100 niet 35.800 niet
106
3%
53
34
157.300
106
3%
53
33
159.000 deels
24
1%
12
34
35.700
14
0%
7
19
37.400 niet
138 62 60
3% 1% 1%
69 31 30
13 6 6
514.500 514.900 537.300
107 56 53
3% 1% 1%
54 28 27
10 5 5
534.100 geheel 523.200 geheel 512.200 geheel
40
1%
20
4
474.500
57
1%
29
6
447.000 geheel
Pagina 112 van 125
Definitief| Arbeidsongevallenrapport 2014 | december 2014
20122013
Sector (2 cijferige SBI) 88 Maatschappelijke dienstverlening zonder overnachting 90 Kunst 91 Bibliotheken, musea en natuurbehoud 92 Loterijen en kansspelen 93 Sport en recreatie 94 Ideële, belangen-, hobbyverenigingen 95 Reparatie van computers en consumentenartikelen 96 Wellness en overige dienstverlening; uitvaartbranche 97 Huishoudens als werkgever van huishoudelijk personeel onbekend Totaal
20102011
Totaal aantal
Totaal %
Gemiddeld aantal per jaar
aantal per 100.000 banen
aantal banen*
Totaal aantal
Gemiddeld
aantal per
aantal
100.000 banen
Totaal % per jaar
aantal banen*
sector prioritair?
22 7
1% 0%
11 4
3 14
359.600 24.300
25 4
1% 0%
13 2
3 7
9 0 31
0% 0% 1%
5 0 16
20 0 21
23.000 8.600 74.000
11 2 26
0% 0% 1%
6 1 13
23 11 18
23.800 niet 8.900 niet 73.700 niet
11
0%
6
7
76.700
16
0%
8
9
87.600 niet
3
0%
2
26
5.800
1
0%
1
9
5.800 niet
12
0%
6
10
59.300
15
0%
8
12
60.400 niet
1 22 4.165
0% 1% 100%
0 0 7.833.200
0 19 4.157
0% 0% 100%
1 11 2.083 27
0 10 2.079 26
374.400 geheel 27.400 niet
niet nvt 7.888.200
De aantallen slachtoffers zijn gebaseerd op een bewerking van gegevens uit het administratieve systeem van de Inspectie SZW. In hoofdstuk 2 is de definitie toegelicht. *De gegevens over de banen betreffen banen van werknemers per december 2009 (nader voorlopige cijfers) voor het jaar 2010, banen van werknemers per december 2010 (nader voorlopige cijfers) voor het jaar 2011, banen van werknemers per december 2011 (nader voorlopige cijfers) voor het jaar 2012 en banen van werknemers per december 2012 (voorlopige cijfers) voor het jaar 2013. Deze cijfers zijn alle afkomstig van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS).
Pagina 113 van 125
Tabel IV Slachtoffers van arbeidsongevallen in 2010-2013 (door Inspectie SZW afgesloten ongevalsonderzoeken) naar driecijferige SBI-code. Gemiddeld sector Totaal 01
Landbouw,
jacht
2010 2011
2012
2013
Totaal
%
per jaar
prioritair?
2.075 2.082
2.044
2.121
8.322
100% 2.081
nvt
0
0
1
0
1
0%
0
nvt
16
25
23
88
1%
22
geheel
en
dienstverlening voor de landbouw en jacht 011
Teelt van eenjarige gewassen 24
012
Teelt
van
meerjarige
gewassen
4
1
3
0
8
0%
2
geheel
013
Teelt van sierplanten
10
16
11
13
50
1%
13
geheel
014
Fokken en houden van dieren 7
11
11
4
33
0%
8
geheel
015
Akker- en/of tuinbouw in 3
2
2
2
9
0%
2
geheel
gewassen en zaden na de oogst
16
15
19
19
69
1%
18
Geheel
017
Jacht
1
0
0
0
1
0%
0
Geheel
021
Bosbouw
3
1
0
0
4
0%
1
Niet
022 exploitatie van bossen
0
0
0
1
1
0%
0
031
0
1
0
1
1
0%
0
Niet
schaaldieren
0
0
1
0
1
0%
0
Niet
061
0
0
0
1
1
0%
0
Niet
2
1
2
1
6
0%
2
Niet
0
0
1
0
1
0%
0
Niet
0
0
1
0
1
0%
0
Niet
vleesverwerking
28
25
28
36
117
1%
29
Geheel
102
0
1
3
3
7
0%
2
Geheel
7
9
14
12
42
1%
11
Geheel
0
3
1
3
7
0%
2
Geheel
zuivelproducten
7
9
3
8
27
0%
7
geheel
106
3
1
5
4
13
0%
3
geheel
combinatie
met
het
fokken
en
houden van dieren 016
Dienstverlening voor de
landbouw;
behandeling
van
Visserij
032
Kweken
van
vis
en
winning van aardolie
081
Winning van zand, grind en
klei 089
Winning
van
overige
delfstoffen 091
Dienstverlening voor de
winning van aardolie en aardgas 101
Slachterijen
en
Visverwerking
103
Verwerking van aardappels,
groente en fruit 104
Vervaardiging
van
plantaardige en dierlijke oliën en vetten 105
Vervaardiging Vervaardiging van meel
van
Definitief| Arbeidsongevallenrapport 2014 | december 2014
Gemiddeld sector 2010 2011
2012
2013
Totaal
%
per jaar
18
21
35
22
96
1%
24
18
20
15
27
80
0
20
diervoeders
5
5
5
7
22
0
6
110
3
5
5
3
16
0
4
1
1
1
0
3
0
1
textielvezels
0
1
0
1
2
0
1
132
Weven van textiel
2
0
0
0
2
0
1
133
Textielveredeling
2
3
0
2
7
0
2
6
5
5
3
19
0
5
0
1
0
0
1
0
0
1
0
0
2
3
0
1
1
0
1
1
3
0
1
3
3
2
4
12
0
3
32
18
22
18
90
0
23
9
14
10
9
42
0
11
9
11
10
17
47
0
12
18
12
9
9
48
0
12
cokesovenproducten
0
0
0
1
1
0
0
192
Aardolieverwerking
2
0
3
201
Vervaardiging van chemische
3
8
0
2
7
18
11
13
49
0
12
0
0
1
0
1
0
0
3
1
1
3
8
0
2
107
Vervaardiging van brood,
banketbakkerswerk en deegwaren 108 109
Vervaardiging
van
Vervaardiging van dranken
120
Vervaardiging
van
tabaksproducten
139
Bewerken en spinnen van
Vervaardiging van overige
textielproducten 141
Vervaardiging van kleding
(geen bontkleding) 151
geheel
Vervaardiging van overige
voedingsmiddelen
131
prioritair?
Looien en bewerken van leer;
geheel geheel geheel geheel niet niet niet niet niet
vervaardiging van koffers, tassen, zadel 152 161
Vervaardiging van schoenen Primaire houtbewerking en
verduurzamen van hout 162
Vervaardiging van artikelen
niet niet geheel
van hout, kurk, riet en vlechtwerk (geen meubels) 171
Vervaardiging
van
papierpulp, papier en karton 172
Vervaardiging van papier- en
kartonwaren 181
Drukkerijen
en
dienstverlening voor drukkerijen 191
Vervaardiging
basisproducten,
van
Vervaardiging
verdelgingsmiddelen
en
van
niet niet
geheel
geheel
overige
landbouwchemicaliën 203
niet
kunstmeststoffen
en stikst….. 202
geheel
Vervaardiging van verf,
vernis e.d., drukinkt en mastiek
Pagina 115 van 125
geheel geheel
Definitief| Arbeidsongevallenrapport 2014 | december 2014
Gemiddeld sector 2010 2011
2012
3
2
0
1
5
9
synthetische en kunstmatige vezels 1
0
1
1
0
0
2
5
13
2
2
4
17
23
33
9
6
4
1
0
0
5
7
6
0
1
0
0
1
0
van beton, gips en cement
28
22
31
237
1
1
1
2
1
4
13
12
14
4
3
4
0
1
4
13
10
204
poets-
reinigingsmiddelen,
Vervaardiging van overige
206
Vervaardiging
211
van
Vervaardiging
van
farmaceutische grondstoffen 212
Vervaardiging
farmaceutische
producten
van
Vervaardiging van producten
van rubber Vervaardiging van producten
van kunststof Vervaardiging van glas en
glaswerk 232
Vervaardiging van vuurvaste
keramische producten 233
Vervaardiging
keramische
producten
voor
van
Vervaardiging van overige
keramische producten 235
Vervaardiging van cement,
kalk en gips 236
239
Vervaardiging van producten Natuursteenbewerking Vervaardiging van overige
niet-metaalhoudende
0
1
1
16
0
4
0
2
0
1
2
3
0
1
3
23
0
6
3
11
0
3
26
99
0
25
9
28
0
7
0
1
0
0
4
22
0
6
0
1
0
0
0
1
0
0
19
100
0
25
4
7
0
2
6
13
0
3
Vervaardiging van ijzer en
staal en van ferrolegeringen 242
25
64
0
16
4
15
0
4
2
7
0
2
4
31
0
8
geheel geheel geheel geheel
geheel geheel geheel geheel geheel
geheel geheel geheel geheel geheel
minerale
producten 241
5
de
bouw 234
0
prioritair?
(geen
grondstoffen)
231
per jaar
en
chemische producten
222
%
en
parfums
cosmetica
221
Totaal
Vervaardiging van zeep,
wasmiddelen,
205
2013
Vervaardiging van stalen
geheel geheel
buizen, pijpen, holle profielen en fittings daarvoor 243
Overige eerste verwerking
van staal 244
Vervaardiging
edelmetalen
en
overige
van non- 4
Pagina 116 van 125
geheel geheel geheel
Definitief| Arbeidsongevallenrapport 2014 | december 2014
Gemiddeld sector 2010 2011
2012
10
7
10
48
51
54
5
4
6
0
0
1
10
12
12
28
33
27
1
2
5
13
25
15
0
1
1
1
0
0
0
2
1
4
3
2
1
0
1
0
1
1
3
3
2
0
1
0
2013
Totaal
%
per jaar
6
33
0
8
66
219
0
55
3
18
0
5
0
1
0
0
10
44
0
11
34
122
0
31
2
10
0
3
15
68
0
17
5
7
0
2
0
1
0
0
0
3
0
1
4
13
0
3
0
2
0
1
0
2
0
1
2
10
0%
3
0
1
0%
0
prioritair?
ferrometalen 245
Gieten van metalen
251
Vervaardiging van metalen
producten voor de bouw 252 van
Vervaardiging van reservoirs metaal
en
van
ketels
Vervaardiging
stoomketels
(geen
ketels
van
Smeden, persen, stampen en
profielwalsen
van
Oppervlaktebehandeling en
bekleding
van
metaal;
Vervaardiging van scharen,
messen
en
bestek,
hang-
Vervaardiging van overige
producten van metaal 261
Vervaardiging
elektronische
componenten
van
Vervaardiging van computers
en randapparatuur 263
Vervaardiging
van
communicatieapparatuur 265
Vervaardiging van meet-,
regel-,
navigatieVervaardiging
van
bestralingsapparatuur
en
elektromedische
elektroth.
en
Vervaardiging van optische
instrumenten en apparatuur 271
Vervaardiging
elektromotoren,
van
Vervaardiging van batterijen
en accumulatoren
geheel geheel
geheel
geheel geheel
elektrische
generatoren en transform 272
geheel
van
apparatuur 267
geheel
en
controleapparatuur en uurwerken 266
geheel
en
printplaten 262
geheel
en
sluitwerk en gereedschap 259
geheel
algemene
metaalbewerking 257
geheel
metaal;
poedermetallurgie 256
geheel
voor
centrale verwarming) 255
geheel
en
radiatoren voor CV 253
geheel
Pagina 117 van 125
geheel geheel
Definitief| Arbeidsongevallenrapport 2014 | december 2014
Gemiddeld sector 2010 2011
2012
1
4
2
3
0
2
1
1
5
3
1
3
8
12
6
25
26
14
8
7
4
0
3
2
voor specifieke doeleinden
8
11
7
291
4
4
4
5
4
7
5
5
4
16
11
10
1
3
1
vliegtuigen en onderdelen daarvoor 0
3
1
273 en
2013
Totaal
%
per jaar
0
7
0%
2
2
7
0%
2
1
8
0%
2
2
9
0%
2
13
39
0%
10
24
89
1%
22
6
25
0%
6
2
7
0%
2
23
49
1%
12
2
14
0%
4
4
20
0%
5
0
14
0%
4
11
48
1%
12
0
5
0%
1
0
4
0%
1
0
5
0%
1
11
50
1%
13
1
1
0%
0
1
1
0%
0
prioritair?
Vervaardiging van elektrische elektronische
kabels
en
van
schakelaars, stekkers e.d. 274
Vervaardiging van elektrische
lampen en verlichtingsapparaten 275
Vervaardiging
van
huishoudapparaten 279
Vervaardiging van overige
elektrische apparatuur 281
Vervaardiging van motoren,
turbines,
pompen,
Vervaardiging van overige
machines
en
apparaten
geheel geheel
geheel
voor
algemeen gebruik 283
geheel
compressoren,
appendages 282
geheel
Vervaardiging van machines
geheel
en werktuigen voor de land- en bosbouw 284
Vervaardiging
van
gereedschapswerktuigen 289
Vervaardiging van overige
geheel geheel
machines, apparaten en werktuigen Vervaardiging van auto's
292
Carrosseriebouw;
geheel geheel
vervaardiging van aanhangwagens en opleggers 293
Vervaardiging
onderdelen
en
toebehoren
van voor
auto's 301 302
Scheepsbouw Vervaardiging van rollend
spoor- en tramwegmaterieel 303
Vervaardiging
309
Vervaardiging
van van
transportmiddelen n.e.g.
4
1
0
310
14
17
8
0
0
0
0
Vervaardiging van meubels
321 Slaan van munten; bewerken van edelstenen en vervaardiging van sieraden 0 323 Vervaardiging van sportartikelen
geheel
0
Pagina 118 van 125
geheel geheel geheel geheel geheel geheel
geheel
Definitief| Arbeidsongevallenrapport 2014 | december 2014
Gemiddeld sector 2010 2011
2012
1
1
0
2
1
1
32
19
19
23
24
23
4
11
6
4
5
6
1
1
0
3
3
3
recycling
0
1
0
381
Inzameling van afval
9
11
17
382
Behandeling van afval
7
18
10
383
Voorbereiding tot recycling
11
9
11
10
14
12
projectontwikkeling
4
1
2
411
7
2
10
175
185
161
1
0
0
39
42
47
Leggen van kabels en buizen 10
15
11
4
6
3
1
1
2
grondverzet en proefboren
36
24
27
432
78
90
68
324 325
Vervaardiging van medische
instrumenten en hulpmiddelen 329
Vervaardiging van overige
goederen 331
Reparatie van producten van
metaal, machines en apparatuur 332
Installatie van industriële
machines en apparatuur 351
Productie van elektriciteit;
transmissie
en
distributie
360
Winning en distributie van
water Afvalwaterinzameling en -
behandeling 38
Afvalinzameling
behandeling;
390
en
voorbereiding
Sanering
en
-
overig
Algemene burgerlijke en
utiliteitsbouw Projectontwikkeling
Algemene burgerlijke en Grond-, water- en wegenbouw
(geen grondverzet) 421
Bouw
van
wegen,
spoorwegen en kunstwerken 422 429
Bouw
van
overige
civieltechnische werken 43
Gespecialiseerde
werkzaamheden in de bouw 431
0
2
0%
1
0
4
0%
1
16
86
1%
22
23
93
1%
23
12
33
0%
8
16
31
0%
8
2
4
0%
1
1
10
0%
3
0
1
0%
0
18
55
1%
14
14
49
1%
12
14
45
1%
11
8
44
1%
11
1
8
0%
2
4
23
0%
6
134
655
8%
164
0
1
0%
0
32
160
2%
40
7
43
1%
11
6
19
0%
5
0
4
0%
1
28
115
1%
29
90
326
4%
82
prioritair? geheel niet deels deels niet
niet geheel geheel
geheel geheel geheel geheel geheel
en
utiliteitsbouw 42
per jaar
tot
afvalbeheer
412
%
van
elektriciteit en aardgas
41
Totaal
Vervaardiging van speelgoed
en spellen
370
2013
Slopen van bouwwerken, Bouwinstallatie
Pagina 119 van 125
geheel geheel geheel geheel geheel geheel geheel geheel geheel geheel
Definitief| Arbeidsongevallenrapport 2014 | december 2014
Gemiddeld sector 2010 2011
2012
57
52
57
77
68
85
1
0
17
13
13
4
5
9
5
3
5
1
0
0
en motorfietsen)
0
0
1
461
5
2
6
14
8
8
29
47
35
19
15
8
5
7
1
31
44
42
62
51
57
3
4
1
13
14
11
voedings- en genotmiddelen
3
2
5
473
2
1
0
Winkels in consumenten- 0
3
1
433
Afwerking van gebouwen
439
Dakbouw
gespecialiseerde
en
overige
Handel in en reparatie van
auto's, motorfietsen en aanhangers 0 451
Handel
in
auto's
aanhangers,
en
Gespecialiseerde reparatie
van auto's 453
Handel in auto-onderdelen en
-accessoires 454
%
per jaar
64
230
3%
58
67
297
4%
74
0
1
0%
0
22
65
1%
16
8
26
0%
7
6
19
0%
5
0
1
0%
0
0
1
0%
0
11
24
0%
6
10
40
0%
10
33
144
2%
36
17
59
1%
15
2
15
0%
4
42
159
2%
40
54
224
3%
56
2
10
0%
3
13
51
1%
13
5
15
0%
4
1
4
0%
1
0
4
0%
1
prioritair? geheel
geheel geheel
eventueel
gecombineerd met reparatie 452
Totaal
werkzaamheden
in de bouw 45
2013
Handel in en reparatie van
motorfietsen
en
geheel geheel
onderdelen
daarvan 46
geheel
Groothandel
en
geheel
handelsbemiddeling (niet in auto's Handelsbemiddeling
462
Groothandel
landbouwproducten
en
in
Groothandel in voedings- en
genotmiddelen 464
Groothandel
in
consumentenartikelen (non-food) 465
Groothandel
in
ICT-
apparatuur 466
Groothandel in machines,
apparaten
en
toebehoren
Overige gespecialiseerde
groothandel 469
Niet-gespecialiseerde
groothandel 471 en
Supermarkten, warenhuizen dergelijke
winkels
met
474
Gespecialiseerde winkels in Benzinestations
geheel deels niet
geheel deels niet
een
algemeen assortiment 472
niet
voor
industrie en handel 467
deels
levende
dieren 463
nvt
Pagina 120 van 125
niet niet niet niet
Definitief| Arbeidsongevallenrapport 2014 | december 2014
Gemiddeld sector 2010 2011
2012
13
18
14
kampeer- en recreatie-artikelen
3
2
1
477
Winkels in overige artikelen
11
6
11
478
Markthandel
1
0
0
of markt
3
1
1
49
0
1
1
(geen tram of metro)
1
1
0
492
Goederenvervoer per spoor
1
0
1
493
Personenvervoer over de weg 8
5
3
93
86
82
1
1
0
0
1
2
0
0
1
1
0
0
en sleepvaart)
6
11
8
51
1
0
0
2
4
3
2
0
0
voor vervoer
0
1
0
521
Opslag
22
20
17
522
Dienstverlening voor vervoer 68
58
60
3
2
1
dienstverplichting en koeriers
8
2
3
551
3
5
7
4
1
0
2013
Totaal
%
per jaar
14
59
1%
15
0
6
0%
2
7
35
0%
9
0
1
0%
0
0
5
0%
1
1
3
0%
1
2
4
0%
1
0
2
0%
1
2
18
0%
5
86
347
4%
87
1
3
0%
1
1
4
0%
1
1
2
0%
1
2
3
0%
1
10
35
0%
9
0
1
0%
0
3
12
0%
3
2
4
0%
1
0
1
0%
0
27
86
1%
22
62
248
3%
62
0
6
0%
2
9
22
0%
6
2
17
0%
4
0
5
0%
1
prioritair?
elektronica 475
Winkels
in
overige
huishoudelijke artikelen 476
479
491
Winkels in lectuur, sport-,
Detailhandel niet via winkel Vervoer over land Personenvervoer per spoor
494
Goederenvervoer over de
weg 50
Vervoer over water
501
Zee-
en
kustvaart
(passagiersvaart en veerdiensten) 502
Zee- en kustvaart (vracht-,
tank- en sleepvaart) 503
Binnenvaart (passagiersvaart
en veerdiensten) 504
Binnenvaart (vracht-, tankLuchtvaart
511
Personenvervoer door de
lucht 512
Goederenvervoer door de
lucht 52
Opslag en dienstverlening
531
Nationale
post
met
universele dienstverplichting 532
552
Post
zonder universele
Hotels e.d. Verhuur van vakantiehuisjes
niet niet deels niet niet nvt geheel geheel geheel geheel geheel geheel geheel geheel geheel geheel geheel geheel geheel geheel geheel geheel geheel niet
en appartementen; jeugdherbergen en vakan
Pagina 121 van 125
niet
Definitief| Arbeidsongevallenrapport 2014 | december 2014
Gemiddeld sector 2010 2011
2012
553
Kampeerterreinen
0
0
1
559
Overige logiesverstrekking
0
0
1
561
Restaurants, cafetaria's e.d.
9
19
15
562
Kantines en catering
7
7
4
563
Cafés
5
4
6
1
0
0
films en televisieprogramma's
2
0
0
601
0
1
1
0
0
1
0
1
1
instellingen
0
1
1
642
Financiële holdings
22
26
28
643
Beleggingsinstellingen
2
2
3
0
0
1
0
1
1
pensioenfondsen
0
2
0
663
1
0
0
0
7
2
9
2
9
2
3
1
1
0
0
1
9
5
17
8
5
5
5
581
Uitgeverijen van boeken,
tijdschriften e.d. 591
Productie en distributie van Radio-omroepen
611
Draadgebonden
telecommunicatie 620
Dienstverlenende activiteiten
op
het
gebied
Geldscheppende financiële
649
Kredietverstrekking
en
overige financiële intermediatie 661
Financiële
advisering
e.d.
bemiddeling, (niet
Dienstverlening
gebied
van
op
het
verzekeringen
en
Vermogensbeheer
681
Handel in eigen onroerend
goed 682
Verhuur van onroerend goed
683
Bemiddeling in en beheer van
onroerend 691
Rechtskundige
dienstverlening 692
Accountancy,
belastingadvisering
Holdings (geen financiële) en
concerndiensten concern 702
per jaar
0
1
0%
0
0
1
0%
0
4
47
1%
12
5
23
0%
6
6
21
0%
5
0
1
0%
0
1
3
0%
1
0
2
0%
1
0
1
0%
0
1
3
0%
1
0
2
0%
1
16
92
1%
23
2
9
0%
2
1
2
0%
1
0
2
0%
1
2
4
0%
1
1
2
0%
1
2
11
0%
3
2
22
0%
6
7
13
0%
3
0
1
0%
0
3
18
0%
5
15
45
1%
11
6
19
0%
5
prioritair? niet niet niet niet niet niet niet niet niet
niet niet niet niet niet
niet
niet niet niet niet niet niet
en
administratie 701
%
voor
verzekeringen en pe 662
Totaal
van
informatietechnologie 641
2013
binnen
niet
eigen
Advisering op het gebied van 3
Pagina 122 van 125
niet niet
Definitief| Arbeidsongevallenrapport 2014 | december 2014
Gemiddeld sector 2010 2011
2012
technisch ontwerp en advies
25
29
34
712
1
2
2
7
7
4
0
0
0
1
6
8
0
1
3
zakelijke dienstverlening
0
2
2
750
Veterinaire dienstverlening
1
0
1
771
Verhuur en lease van auto's
3
3
3
3
9
1
8
9
7
immateriële activa
1
0
3
781
3
3
1
15
7
11
1
0
0
reserveringsbureaus
0
0
0
801
Particuliere beveiliging
2
8
5
802
Beveiliging
beveiligingssystemen
1
0
1
812
Reiniging
45
34
40
813
Landschapsverzorging
14
13
11
secretariële dienstverlening
1
0
0
822
0
1
0
0
0
3
2013
Totaal
%
per jaar
39
127
2%
32
1
6
0%
2
4
22
0%
6
2
2
0%
1
5
20
0%
5
0
4
0%
1
1
5
0%
1
0
2
0%
1
1
10
0%
3
2
15
0%
4
7
31
0%
8
0
4
0%
1
6
13
0%
3
17
50
1%
13
1
2
0%
1
1
1
0%
0
3
18
0%
5
0
2
0%
42
161
2%
40
13
51
1%
13
0
1
0%
0
1
2
0%
1
3
6
0%
2
prioritair?
management en bedrijfsvoering 711
Architecten, ingenieurs en Keuring en controle
721
Natuurwetenschappelijk
speur- en ontwikkelingswerk 722
Speur- en ontwikkelingswerk
niet niet niet
op het gebied van de maatschappijen gees 731
Reclamebureaus en handel in
advertentieruimte en -tijd 741
Industrieel ontwerp en
vormgeving 749
Overige
772
specialistische
Verhuur
van
consumentenartikelen 773
Verhuur
en
lease
van
niet niet niet niet niet niet
machines en werktuigen en van overige goederen 774
Lease van niet-financiële Arbeidsbemiddeling
782
Uitzendbureaus,
uitleenbureaus en banenpools 791
Reisbemiddeling
en
reisorganisatie 799 het
821
823
Informatieverstrekking op gebied
van
toerisme
niet niet niet niet
en
via
Brede administratieve en Callcenters Organiseren van congressen
en beurzen
niet
1
Pagina 123 van 125
niet niet niet deels niet niet niet niet
Definitief| Arbeidsongevallenrapport 2014 | december 2014
Gemiddeld sector 2010 2011
2012
dienstverlening n.e.g.
5
7
7
841
Openbaar bestuur
25
21
25
842
Overheidsdiensten
37
24
28
2
1
0
852
Primair en speciaal onderwijs 4
8
5
853
Voortgezet onderwijs
8
11
14
854
Tertiair onderwijs
7
3
2
855
Overig onderwijs
6
4
2
onderwijs
2
0
1
86
2
0
1
14
19
17
0
1
2
overnachtin
13
4
5
871
Verpleeghuizen
4
2
4
872
Huizen en dagverblijven voor 14
15
15
5
4
2
8
5
1
6
5
2
op ouderen en gehandicapten
9
5
8
900
2
2
2
en planten
5
6
4
920
Loterijen en kansspelen
1
1
0
931
Sport
7
10
7
829
85
Overige
Dienstverlening voor het Gezondheidszorg
861
Ziekenhuizen
862
Medische en tandheelkundige
praktijken 869
Paramedische praktijken en
overige
gezondsheidszorg
verstandelijk
gehandicapten
Jeugdzorg
maatschappelijke
opvang
en
29
0%
7
44
115
1%
29
41
130
2%
33
0
3
0%
1
9
26
0%
7
18
51
1%
13
3
15
0%
4
7
19
0%
5
1
4
0%
1
0
3
0%
1
27
77
1%
19
1
4
0%
1
7
29
0%
7
4
14
0%
4
9
53
1%
13
2
13
0%
3
3
17
0%
4
7
20
0%
5
5
27
0%
7
5
11
0%
3
5
20
0%
5
0
2
0%
1
7
31
0%
8
niet geheel geheel geheel geheel geheel geheel geheel geheel geheel geheel geheel
geheel geheel
geheel
Maatschappelijke
dienstverlening
geheel
met
overnachting 881
10
prioritair?
gehandicapten
en verzo 879
per jaar
en
Huizen en dagverblijven voor
niet-verstandelijk
%
zonder
psychiatrische clienten 873
Totaal
zakelijke
Onderwijs
856
2013
geheel
zonder
overnachting gericht op ouderen en gehandicapten 889
Maatschappelijke
dienstverlening
geheel
zonder
overnachting niet specifiek gericht Kunst
910
Culturele
uitleencentra,
geheel niet
openbare archieven, musea, dieren-
Pagina 124 van 125
niet niet niet
Definitief| Arbeidsongevallenrapport 2014 | december 2014
Gemiddeld sector
932 941
Overige recreatie
2012
5
4
10
1
0
0
10
5
6
0
1
1
4
11
6
12
7
13
Bedrijfs-, werkgevers- en
beroepsorganisaties 949
2010 2011
Levensbeschouwelijke en
2013
Totaal
%
per jaar
7
26
0%
7
0
1
0%
0
5
26
0%
7
2
4
0%
1
6
27
0%
7
1
1
prioritair? niet niet
politieke organisaties, belangen- en ideële org. en hobbyclubs 952
Reparatie
consumentenartikelen
van
niet
(geen
computers, communicatieapparatuur,
auto’s,
motorfietsen) 960
Wellness
en
overige
dienstverlening; uitvaartbranche 970
Huishoudens als werkgever
van huishoudelijk personeel onbekend
0% 0
niet niet
niet nvt
9 41 0% 10 De aantallen slachtoffers zijn gebaseerd op een bewerking van gegevens uit het administratieve systeem van de Inspectie SZW. In hoofdstuk 2 is de definitie toegelicht. * Het gemiddelde per jaar is berekend over de periode 2010-2013.
Pagina 125 van 125