Samenvattingen van de voordrachten Nederlands-Vlaamse Slavistendagen # 6 22-24 september 2010
K.U.Leuven Slavistiek en Oost-Europakunde
© 2010. Onderzoekseenheid Slavistiek en Oost-Europakunde, K.U.Leuven Niets uit deze uitgave mag verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm, of op welke wijze ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Redactie en omslagillustratie: Pieter Boulogne
Ten geleide Dit jaar worden de 6e Nederlands-Vlaamse Slavistendagen gehouden aan de K.U.Leuven. Deze dagen zijn een waardevol initiatief dat de mogelijkheid biedt om alle slavisten van Noord en Zuid samen te brengen en van gedachten te wisselen over recente trends in de studie van de Slavische wereld, onderzoeksresultaten uit te wisselen, plannen uit te broeden, en gewoon te luisteren naar de onderzoeksthema's waar collega's in ons taalgebied mee bezig zijn. Ook de jonge generatie vindt hier een forum om nieuwe ideeën, themata en onderzoeksmethodes aan te kaarten of uit te proberen. Ook voor wie niet op de dagen aanwezig kon zijn, is dit boekje een handleiding door de actuele onderzoeksthema's van de Nederlandstalige slavistiek. De K.U.Leuven is trots en vereerd zo veel talent binnen zijn muren te mogen ontvangen en hoopt dat deze dagen een ontmoeting van blijvende betekenis zullen worden. Namens de organisatoren, Prof. E. Waegemans
Nederlands-Vlaamse Slavistendagen # 6 K.U.Leuven, 22-24 september 2010 Organiserend comité: Emmanuel Waegemans, Tatjana Soldatjenkova, Kris Van Heuckelom, Lien Verpoest, Ines Van Houtte en Pieter Boulogne. Met de financiële steun van het Fonds Wetenschappelijk Onderzoek - Vlaanderen, de Faculteit Letteren van de K.U.Leuven en de Dienst Cultuur van de Ambassade van Polen.
Programma
Wo 22/09 19:15
Rondleiding door Slavische collectie in Centrale Bibliotheek door Roger Tavernier (Vertrekpunt in de inkomhal van het Erasmushuis, Faculteit Letteren)
Do 23/09 8:30
Registratie deelnemers
9:30
Plenaire lezing: J. Schaeken (Universiteit Leiden), Look who's talking! Twee pragmafilologische case studies op berkenbast Justus Lipsiuszaal
Lokaal LETT. 6.15
Lokaal LETT. 6.16
Taalkunde & cultuur Voorzitter: T. Soldatjenkova
Oost-Europakunde Voorzitter: L. Verpoest
Moderne Russische literatuur Voorzitter: E. Waegemans
10:15
F. Thomson (Universiteit Antwerpen) De Latijnse werken van Paus Gregorius de Grote: het raadsel van hun Oostkerkslavische vertaling
P. Troch (Universiteit Gent) Tussen stammen en natie – de constructie van de Joegoslavische nationale identiteit in schoolboeken tijdens het interbellum
B. Dhooge (Universiteit Gent) Het desintegrerende individu in Platonovs Čevengur, Kotlovan & Sčastlivaja Moskva
10:40
L. Sels (Universiteit Gent) De 14de-eeuwse Slavische Šestodnevnik: Editie en Index verborum
D. De Bruyn (Universiteit Gent), 'Popstanie Warszawskie'. De Opstand van Warschau tussen patriottische kitsch en kritische kunst
P. Van Poucke (Hogeschool Gent) Il'ja Ėrenburg als vertaler
11:05
Koffie
Rusland en de Nederlanden Voorzitter: E. Waegemans
11:30
J. Vereecken (Universiteit Gent) Het Igorlied : klassieke mimèsis in Kiev-Rus'
K. Van Cant (K.U.Leuven) De omgang met het verleden in postcommunistisch Centraal- en OostEuropa. Persdebatten in Polen, Oekraïne en Slovakije (1989/91-2004).
P. Boulogne (K.U.Leuven) De heroïsering van Alëša Karamazov. De Franse hand in de eerste Nederlandse vertaling van Brat'ja Karamazovy
11:55
P. Hendriks (Universiteit Leiden) Wie was Tönnies Fenne?
M. Venken (K.U.Leuven) De Herinneringsjaren 2009 en 2010: Rusland, Polen en Duitsland herdenken WO II en het communisme
T. Langerak (Universiteit Gent) Russische motieven in Vlaamse en Nederlandse poëzie van de 20e eeuw
12:20
A. Peeters-Podgaevskaja & B. Janssen (Universiteit Amsterdam) Experimenteel onderzoek naar de relevantie van naamval voor tweetalige NederlandsRussische kinderen
I. Goddeeris (K.U.Leuven) De Poolse lustracja: een „zuivering” van het communistische verleden?
O. Boele (Universiteit Leiden) Tolstoj en Nederland
12:45
Lunch
14:00
Plenaire lezing: W.G. Weststeijn (Universiteit Amsterdam), De dood van de Russische literatuur?
14:45
Russische denkers Voorzitter: E. Waegemans
Contrastieve taalkunde Voorzitter: T. Soldatjenkova
Slavische literaturen Voorzitter: P. Boulogne
W. Van den Bercken (Radboud Universiteit Nijmegen) Dostojevski zonder orthodoxe romantiek
R. Lučić (Universiteit van Amsterdam) Twee vliegen in een klap! Project KroatischNederlands en Servisch-Nederlands woordenboek
C. Cloutier (New York University / Univerzita Karlova) Concreet clair-obscur. Reflecties op Rembrandt van Rijn vanuit de Tsjechische literatuur
15:10
N. Grillaert (Universiteit Gent) Lev Tolstojs “Vader Sergius”: een geprofaniseerde starec
T. Soldatjenkova (K.U.Leuven) Renaissance visie op taal: het Russisch in vergelijking met het Nederlands.
E. Metz (Universiteit Gent / Artesis) Poëtisch pantheïsme: over de ecocentrische tendens in het oeuvre van Bal'mont
15:.35
W. Coudenys (Lessius) Historische continuïteit in het hedendaagse Rusland: de Filippov-polemiek
J. Kalsbeek (Universiteit van Amsterdam) Aspect in 16e eeuws Klassiek Čakavisch: het werkwoordsysteem bij Zoranić
K. Mercks (Universiteit Amsterdam) De kunst van het neuken. Erotica in de Tsjechische literatuur
16:00
Koffie
Sovjetcultuur Voorzitter: E. Waegemans
Oost & West Voorzitter: T. Soldatjenkova
Populaire cultuur Voorzitter: L. Verpoest
16:25
V. Ronin (Lessius Hogeschool) Politiek en ideologie in Sovjetrussische tekenfilms
L. Zoebkova & E. Geerdink (ITV Utrecht) Cultuurverschillen als professionele uitdaging voor tolk/vertaler (Nederlands-Russisch)
S. Kotrla (Hogeschool Gent) Culturele identiteit in het vrouwelijk perspectief. Een korte analyse van 2 Vlaamse en 2 Tsjechische vrouwentijdschriften
16:50
L. Rura (Hogeschool Gent) Aleksandr Galič – Rus en Jood
H. Kern (Universiteit Leiden) Rusland van veraf en nabij. De Europese waarneming tussen oriëntalisme en essentialisme
19:30
K. Van Heuckelom (K.U.Leuven) London Calling. Poolse migranten in de Britse & Poolse beeldcultuur
Congresdiner
Vr 24/09 9:30
Plenaire lezing: W. Honselaar (Universiteit Amsterdam), Lexicografische vensters op het oosten en het westen
10:15
Koffie
10:40
Rondetafel: Slavistiek in de Lage Landen – Sterkten, zwakten, kansen, bedreigingen L. Verpoest (K.U.Leuven), moderator T. Langerak (Universiteit Gent) J. Schaeken (Universiteit Leiden) D. De Bruyn (Universiteit Gent) P. Van Poucke (Hogeschool Gent) W.G. Weststeijn (Universiteit Amsterdam)
12:00
Lunch
Literatuur & representatie Voorzitter: K. Van Heuckelom
Slavische taalkunde Voorzitter: T. Soldatjenkova
Catherina de Grote Voorzitter: P. Boulogne
13:30
P. Couvée (Rijksuniversiteit Leiden) Verval en vorm: Orthodox erfgoed in de poststalinistische en late sovjetpoëzie
R. Genis (Universiteit van Amsterdam) Prefix-prepositieconstructies in het Pools
T. Giezen (Universiteit Leiden) Van grootmoeders tot gnomen. Russisch prozasatire onder Catherina II.
13:55
B. Noordenbos (Rijksuniversiteit Groningen) De representatie van culturele trauma’s in de recente Russische literatuur
Vladimir Zherebov (K.U.Leuven) ‘Mental spaces’ theorie en moderne Russische poëzie: плоская кровь нелепого пространства
E. Waegemans (K.U.Leuven) Literatuur en macht – het literaire werk van Catherina II
14:20
S. Vervaet (Universiteit Gent) Van oorlogsproza tot herinneringsliteratuur? De representatie van het recente verleden in de hedendaagse Bosnische literatuur
14:45
J. Kamphuis (Universiteit Leiden) Nieuwe perspectieven op het Slavisch aspect
Afsluitende receptie
Samenvattingen
OTTO BOELE Tolstoj in Nederland Tussen 1896 en 1900 voerde Tolstoj een intensieve correspondentie met een aantal Nederlandse bewonderaars, waaronder de journalist Frederic van Duyl en Nederlands eerste dienstweigeraar Johan van der Veer. Tolstoj ging het bij deze briefwisseling vooral om feitelijke informatie zoals de arrestatie en behandeling van van der Veer; de Nederlanders daarentegen maakten van deze gelegenheid gebruik om hun levensverhaal te vertellen en zo hun eigen “bekering” tegenover Tolstoj te verklaren. In mijn bijdrage schets ik niet alleen het verloop van deze correspondentie, maar ga ik ook in op de retorische strategieën die Van Duyl en Van der Veer hanteerden om een uitgesproken “Tolstojaans” zelfbeeld neer te zetten. Tolstoj functioneerde daarin niet zo zeer als een reële, maar eerder als een geïdealiseerde gesprekspartner wiens instemming en erkenning de Nederlanders probeerden te verkrijgen. Otto Boele | Universiteit Leiden Slavische Talen en Culturen & Ruslandkunde, 2300 RA Leiden. Tel.: +31-71-5272085, e-mail:
[email protected]
Postbus
9515
Universitair Hoofddocent bij de opleidingen Slavische Talen en Culturen & Ruslandkunde, Universiteit van Leiden. 1989 - Doctoraal Russische Taal- en Letterkunde, Universiteit van Amsterdam 1996 – Gepromoveerd op het proefschrift The North in Russian Romantic Literature. Universiteit van Groningen 2005 – Werkzaam aan de universiteit Leiden
10
PIETER BOULOGNE De heroïsering van Alëša Karamazov. De Franse hand in de eerste Nederlandse vertaling van Brat'ja Karamazovy In de doorbraak van de Russische literatuur in West-Europa, die zich voltrok in de jaren 1880, speelde Dostoevskij een cruciale rol. Hij werd ontdekt door jonge Duitse naturalisten die hem vooral apprecieerden om zijn aandacht voor sociale excessen. Kort daarop werd hij door de invloedrijke Franse criticus De Vogüé aanbevolen als heilzaam alternatief voor het atheïstische en amorele naturalisme à la Zola. Ondanks talrijke reserves bij zijn schrijfstijl en de subversieve aspecten van zijn proza, nam zijn populariteit bij de Franse en Duitse lezers al snel de vorm van een hype aan. Als gevolg hiervan werd zijn volledig oeuvre ter beschikking gesteld in Franse en Duitse vertaling. In het Nederlandse taalgebied liep het zo'n vaart niet: behoudens Prestuplenie i nakazanie bleven zijn rijpe filosofische romans decennialang onontgonnen terrein voor het Nederlandse publiek. Terwijl de eerste Duitse en Franse vertalingen van Brat'ja Karamazovy al in de jaren 1880 het licht zagen, bleef deze roman in het Nederlands onvertaald tot aan de vooravond van WOI. Toen verscheen, eerst in tijdschriftafleveringen en daarna in boekvorm, de vertaling De gebroeders Karamazow van de sociaal-democratische schrijfster Anna Van Gogh-Kaulbach. Vertaalwetenschappelijke analyse heeft uitgewezen dat deze doeltekst een amalgaam is van twee verschillende Franse vertalingen: één van 1888 en de andere van 1906. Deze vaststelling is des te belangrijker, daar de intermediaire tekst waaruit onder andere de epiloog werd vertaald een opmerkelijke belle infidèle is. Niet alleen is de brontekst aanzienlijk ingekort integrale hoofdstukken werden geschrapt -, hij is ook voorzien van een happy end: Alëša bevrijdt zijn onschuldig veroordeelde broer Dmitrij uit de gevangenis, neemt vrijwillig zijn plaats in, krijgt een visioen van de overleden starec Zosima, wordt berecht, verdedigt zichzelf met verve, wordt vrijgesproken en verlooft zich met Liza, die als bij wonder genezen is van haar kreupelheid. De beweegredenen van de Franse duovertalers Halpérine-Kaminsky en Morice om van Brat'ja Karamazovy een vergaande adaptatie te maken zijn door de eerstgenoemde uiteengezet in parateksten: enerzijds vreesden zij dat een adequate vertaling van Dostoevskijs barokke roman het Franse leespubliek anno 1888 gechoqueerd zou hebben, anderzijds wilden zij van Brat'ja Karamazovy, dat onvoltooid is gebleven, een afgewerkt product maken in de geest van de auteur. Van Gogh-Kaulbach heeft de goede bedoelingen van de Franse vertalers grotendeels teniet gedaan door twee intermediaire vertalingen door elkaar te gebruiken. Bij gebrek aan kennis van het Russisch was zij niet op de hoogte van de hoge graad aan inadequatie. Dat is althans het argument dat zij aanvoerde voor haar verdediging, toen zij in 1914 door Dostoevskij-kenner Zadok Stokvis scherp aangevallen werd in De Amsterdammer. Pieter Boulogne | K.U.Leuven Slavistiek en Oost-Europakunde. Blijde-Inkomststraat 21, box 3318, 3000 Leuven, België. Tel.: +32 (0)474 40 31 13, e-mail:
[email protected] Pieter Boulogne is licentiaat in de Oost-Europese Talen en Culturen (K.U.Leuven). Tijdens zijn opleiding als slavist studeerde hij Russisch in Odessa en Sint-Petersburg (SPbGU). Na zijn Academische Lerarenopleiding, een aangepast BA-programma in de Franse en Italiaanse Taal- en Letterkunde en enige ervaring als zelfstandig vertaler/tolk vatte hij in 2006 een doctoraal proefschrift aan: een studie van de vroege Nederlandse receptie van Dostoevskij, die zich in de slotfase bevindt. Zijn onderzoeksinteresses gaan hoofdzakelijk uit naar Russische literatuur en vertaalwetenschap. Hij recenseert regelmatig Centraal- en Oost-Europese boeken en vervult occasioneel opdrachten als beëdigd en sociaal vertaler/tolk.
11
CLARICE CLOUTIER Concreet clair-obscur: Reflecties op Rembrandt van Rijn vanuit de Tsjechische literatuur Gedurende de 19e en 20ste eeuw diende zich Rembrandts invloed op de Tsjechische literatuur in verschillende vormen aan: vanaf Karel Čapeks behartenswaardige woorden aan zijn adres in Prenten van Holland tot Vladimír Holans verbale stilleven-portret van de kunstenaar. Voor de Tsjechen ligt Rembrandts artistieke overtuigingskracht in twee aspecten van zijn werk besloten: aan de ene kant de verstrengelde textuur van donker en licht, een clair-obscur dat de wereld lang op grote schaal geïntrigeerd heeft. Aan de andere kant was voor de Tsjechen een tweede lokaas de constante indruk van concreetheid dat zowel het onderwerp van Rembrandts werk als zijn spel met lichtvalling bood. Vítězslav Nezval verklaart in dit verband: ‘Waar ik ook maar ter wereld door musea loop, sta ik het langste stil voor werk van Rembrandt. Niet omdat hij zo beroemd is, maar omdat hij zo concreet schildert en zijn werk zoveel substantie bevat.’ (Nezval, Vítězslav: ‘Over enkele problemen van de hedendaagse poëzie’, II. Congres van Tsjechoslowaakse schrijvers, 1956, p. 36). Op dit snijpunt van haast tastbare pracht verbindt Rembrandt de sacrale wereld met die van alledag, precies zoals de Tsjechen le sacré et le profane onderdeel van hun literaire traditie hebben gemaakt. In deze studie zullen voorbeelden aangehaald van zowel bovengenoemde schrijvers als van Řezníček en Vrchlický. Clarice Cloutier | New York University (Prague campus) & Univerzita Karlova U Kanalky 5, 12000 Praha 5, Czech Republic. Tel.: +420 6080 483 59, e-mail:
[email protected] A well-received lecturer and a translator from Czech, Slovak, Russian and French, Clarice Cloutier currently teaches undergraduate and graduate courses in Central European literature & culture at Charles University in Prague and at New York University (Prague campus). Her publications include both the volume Up the Devil’s Back: A Bi-lingual Anthology of 20th Century Czech Poetry http://www.slavica.com/newrecent.html and the anthology of contemporary Slovak prose which she edited for the Dalkey Archive Press at the University of Illinois (to be published September 2010).
12
WIM COUDENYS Historische continuïteit in het hedendaagse Rusland: de Filippov-polemiek De terugkeer naar een meer autoritair regime in Rusland laat zich ook voelen in de historiografie. In 2007 verscheen er een Nieuwste geschiedenis van Rusland (1945-2006). Handboek voor leraren, die door het Kremlin actief werd gepromoot. De auteurs, onder leiding van A.V. Filippov, gaan uit van de idee van een ‘Groot Rusland’, waardoor alle mindere kantjes van het vorige regime geminimaliseerd of onder de mat geveegd worden. Velen zien het handboek – en er worden nog andere delen voorzien – als een actieve inmenging van het Kremlin in het historisch bedrijf en het geschiedenisonderricht. Enkele maanden geleden kwam de kwestie zelfs in het Europees Parlement aan bod. Naar aanleiding van deze polemiek wil ik aantonen dat de Groot-Russische (chauvinistische) historiografie zoals die ooit door Ključevskij geconcipieerd is, nog steeds springlevend is. Wim Coudenys | Lessius Jozef De Bomstraat 11, 2018 Antwerpen. Tel.: 03/2759860, e-mail:
[email protected] Wim Coudenys (°Brugge, 1966) studeerde Slavische talen aan de K.U.Leuven en is sinds 2006 verbonden aan de Lessius hogeschool. Hij is er hoofd van het International Office en doceert tevens Russische (cultuur)geschiedenis aan het departement Toegepaste Taalkunde. Wim Coudenys was voorheen post-doctoraal onderzoeker van het Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek Vlaanderen en doceerde Russische geschiedenis aan de K.U.Leuven en in Emerson College (Boston-Well). Hij publiceerde uitgebreid over de relaties tussen Rusland en het Westen, in het bijzonder België. Hij is onder meer de auteur van Poesjkin in Vlaanderen (Stadsbibliotheek Antwerpen, 1999) en van Onedelachtbaren! Het weerspannige leven van Ivan Nazjivin, Rus, schrijver en emigrant (Antwerpen, 1999). In 2004 verscheen bij het Davidsfonds zijn Leven voor de tsaar. Russische ballingen, samenzweerders en collaborateurs in België. Wim Coudenys geeft regelmatig lezingen in binnen- en buitenland over Russische cultuur en geschiedenis.
13
PETRA COUVÉE Verval en vorm: Orthodox erfgoed in de poststalinistische en late sovjetpoëzie Destructie / bescherming van Russisch Orthodox erfgoed komt als deelthema voor in het Dorpsproza. Daar wordt het vanaf de late jaren vijftig geïntroduceerd door schrijvers als Solooechin, Dorosj en Solzjenitsyn in kort, gefragmenteerd proza, vaak met een lyrische ondertoon. (krochotki, etjoedi, nabroski, zapiski, zatjosi, liritsjeskij dnevnik, derevenskij dnevnik) Ook in de poëzie wordt het thema opgepakt door belangrijke vertegenwoordigers van de naoorlogse dichtergeneratie (o.a. Brodski, Rein, Sjvarts, Lisnjanskaja, Lipkin, Koeblanovski, Voznesenski, Jevtoesjenko, Kenzjeev) Wat valt er te ontdekken als deze thematisch geselecteerde gedichten belicht worden vanuit de vorm? Welke effect heeft het historisch gebruik van de vorm op de actuele inhoud met het oog op intertekstualiteit? Zijn er overeenkomsten te constateren tussen Dorpsproza en poëzie wat betreft de relatie inhoud / vorm? Petra Couvée | Rijksuniversiteit Leiden Tel. 06-55347923, e-mail:
[email protected] Extern promovenda aan de Rijksuniversiteit Leiden. Onderzoek: destructie / bescherming van Orthodox erfgoed als thema in de poststalinistische en late sovjetpoëzie. Vertaalde werk van ondermeer Teffi, Tsvetajeva, Achmadoelina, Jelena Sjvarts, Sedakova, Pasternak. Doet onderzoek naar de geschiedenis van de eerste Russische Dokter Zjivago, die in 1958 in Nederland verscheen. Deeltijddocent Nederlands aan de MGU, MGLU, MGIMO (Moskou).
14
DIETER DE BRUYN 'Popstanie Warszawskie'. De Opstand van Warschau tussen patriottische kitsch en kritische kunst Als een van de meest destructieve episodes van de Tweede Wereldoorlog heeft de Opstand van Warschau (1 augustus – 3 oktober 1944) altijd een diepe invloed uitgeoefend op het naoorlogse culturele geheugen in Polen. De ‘typisch Poolse’, martyrologisch-messianistische mythologie van het lijden die de Opstand nieuw leven heeft ingeblazen, heeft niet alleen haar stempel gedrukt op de constructie van collectieve en nationale identiteiten, maar heeft ook de werking en representatie van de individuele herinnering beïnvloed. Sinds 1989 heeft de ‘mythe’ van de Opstand steeds aan belang gewonnen, met een onmiskenbaar hoogtepunt vanaf 2004, toen de 60ste verjaardag van het oproer werd gevierd met de opening van het Museum van de Opstand van Warschau. Sinds zijn ontstaan heeft het museum zich ontpopt tot een bijzonder dynamische instelling die zowel binnen als buiten zijn muren allerlei pop- en massaculturele initiatieven heeft opgezet en ondersteund. Iedere analyse van de Opstand als een vitale component van de hedendaagse Poolse identiteit moet daarom beginnen bij het specifieke herdenkingsproject van het Museum van de Opstand van Warschau. Verschillende critici hebben bedenkingen geuit bij de mogelijkheden van het museum om op een serene wijze om te gaan met de recente Poolse geschiedenis in al haar complexiteit – bv. door het museum een zoveelste ‘messiaanse apologie van een hecatombe van bloed’ (Janion) of, iets minder genuanceerd, een exponent van ‘patriottische kitsch’ (Traba) te noemen. Gelijkaardige bezwaren keren impliciet terug in het experimentele literaire en museale project Co robi łączniczka (Wat een koerierster doet; 2005) van schrijver Darek Foks en ‘kritisch artiest’ Zbigniew Libera. In mijn presentatie zal ik eerst een bondig overzicht geven van het rijke scala aan popculturele uitbeeldingen van de Opstand en vervolgens Foks’ en Libera’s eigenzinnige combinatie van prozafragmenten en gemanipuleerde foto’s voorstellen als een zeldzame en vroege kritische reactie op, maar ook als een creatieve receptie van de alomtegenwoordige ‘Popstand van Warschau’. Dieter De Bruyn | Universiteit Gent Vakgroep Slavistiek en Oost-Europakunde, Rozier 44, 9000 Gent. Tel.: 09/264.39.91, e-mail:
[email protected] Dieter De Bruyn (1977) is sinds 2006 als doctor-assistent verbonden aan de Gentse vakgroep Slavistiek en Oost-Europakunde. In zijn publicaties introduceert hij nieuwe invalshoeken om het literaire oeuvre van toonaangevende Poolse modernisten te bestuderen. Zijn huidige onderzoek is toegespitst op de meest uiteenlopende hedendaagse artistieke en culturele voorstellingen van (de herinnering aan) de Opstand van Warschau (in literatuur, strips, musea, op het internet, etc.)
15
BEN DHOOGE Het desintegrerende individu in Platonovs Čevengur, Kotlovan & Sčastlivaja Moskva In het rijpe oeuvre van Platonov, meer bepaald in Čevengur, Kotlovan en Sčastlivaja Moskva, wordt het individu indirect – dus niet beschrijvend, maar door middel van welbepaalde keuzes in taalgebruik – voorgesteld als een geheel van verschillende samenstellende delen, als een verzameling lichaamsdelen, organen en gematerialiseerde, in het lichaam gelokaliseerde processen. Het ‘ik’ is in hoge mate gedesintegreerd. De relatie tussen het ‘ik’ en de samenstellende delen is niet constant. In Čevengur zien we een gebalanceerde verhouding, waarbij het ‘ik’ een relatief grote zeggenschap heeft over het denken, voelen en handelen, terwijl die activiteiten toch al in grote mate worden overgenomen door de samenstellende delen. In het onafgewerkte Sčastlivaja Moskva is vooral sprake van een vervormde, kromgetrokken verhouding, waarbij het individu als dusdanig ondergeschikt wordt aan de samenstellende delen en niet langer een actieve rol speelt. De paper illustreert deze evolutie aan de hand van concrete voorbeelden uit de genoemde werken. Verder probeert de paper de tendens naar totale desintegratie van het individu in verband te brengen met Platonov’s visie op de rol en de betekenis van het individu tijdens de eerste jaren na de revolutie, de collectivisatie en het stalinisme van de jaren dertig. Ben Dhooge | UGent Vakgroep Slavistiek en Oost-Europakunde, Rozier 44, 9000 Gent, België. Tel.: 09 264 38 46, e-mail:
[email protected] Geboren te Gent in 1980. Van 2003 tot 2007 werkte hij als aspirant van FWO-Vlaanderen aan een proefschrift over de taal van Platonovs proza. Nadien verbleef hij als visiting scholar aan het Moskouse Instituut voor Wereldliteratuur (IMLI, 2007-2008) en aan de University of Southern California te Los Angeles (USC, 2008-2009). Op dit moment is hij als doctorassistent aan de UGent verbonden, waar hij een project over de receptie van linguïstische innovaties in de periode 1912-1934 opstart.
16
RÉNÉ GENIS Herhaling en aspect in de verleden tijd in Poolse samengestelde zinnen In het Russisch treffen we bij gevallen van open herhaling in de verleden tijd imperfectief aspect aan in zowel hoofdzin als bijzin. In het Tsjechisch is er vaak sprake van perfectief aspect. In het Pools kan bij een hoofdzin met een imperfectief predicaat een bijzin met een perfectief of imperfectief predicaat voorkomen. Er lijkt sprake te zijn van betekenisverschillen die gepaard gaan met het ene of het andere aspect. Deze verschillen zijn veelal erg subtiel, In mijn bijdrage onderzoek ik enkele mogelijkheden ten aanzien van deze betekenisverschillen. R.M. Genis | Universiteit van Amsterdam Slavische Talen en Culturen, Bungehuis, Spuistraat 210, 1012 VT Amsterdam, Nederland. Tel.: +31 20 525 4638, e-mail:
[email protected] Sinds 1993 ben ik werkzaam bij de sectie Pools aan de Universiteit van Amsterdam. Mijn onderzoek is voornamelijk gericht op het Slavische werkwoordsaspect in het algemeen en het Poolse in het bijzonder. Verbale prefixen vormen hierbij een belangrijk aandachtspunt. Ik ben lid van de Research Group Slavic Verbal Aspect and Related Issues. Naast mijn werkzaamheden als onderzoeker ben ik hoofdredacteur van het Pools - Nederlandse en Nederlands – Poolse woordenboek dat in 2009 is gepubliceerd door uitgeverij Pegasus in Amsterdam.
17
THERA GIEZEN Van grootmoeders tot gnomen. Russisch prozasatire onder Catherina II. Het jaar 1769 begon voor de lezende inwoners van Sint-Petersburg met een cadeautje: een gratis eerste nummer van het moralistisch-satirische tijdschrift Vsjakaja Vsjačina. In het voorwoord sprak de redacteur de hoop uit spoedig vele nakomelingen in de zedenverbeterende familie te mogen opnemen. Deze wens kwam uit, en titels als Vsjakaja Vsjačina, Truten’ en Živopisets figureren nu in vrijwel iedere Russischeliteratuurgeschiedenis die aandacht besteedt aan de achttiende eeuw. Een gedetailleerd overzicht van de satirische prozateksten in de tijdschriften die verschenen in de voetsporen van Vsjakaja Vsjačina ontbreekt echter tot op heden. Hoe pasten de satires die gepubliceerd werden in de eerste Russische moralistisch-satirische tijdschriften bijvoorbeeld in een bredere context van (pogingen tot) maatschappelijke en culturele veranderingen ten tijde van Catherina II? En vormden de verschillende satirische prozateksten die verschenen in de tweede helft van de achttiende eeuw een monolithisch en statisch blok of traden er in de loop van de tijd veranderingen op in het karakter van de satires en in de keuzes die satirici maakten bij het selecteren van de slachtoffers voor hun kritische pijlen? Door in mijn lezing in te gaan op deze vragen hoop ik een eerste aanzetje te geven tot het vormen van een coherenter beeld van Russisch prozasatire in de tweede helft van de achttiende eeuw. Thera Giezen | Universiteit Leiden Instituut voor Culturele Disciplines, Van Wijkplaats 2, Postbus 9515, 2300 RA Leiden, Nederland. Tel.: +31 71-527.23.58, e-mail:
[email protected] Promovenda aan de universiteit van Leiden (promotieonderzoek: 'When Signs Start Drifting. Prose Satire and Identity in Eighteenth-Century Westernising Russia (1769-1805)). Aan de universiteit van Leiden afgestudeerd in Algemene Literatuurwetenschap en Slavische Talen en Culturen.
18
IDESBALD GODDEERIS De Poolse lustracja: een „zuivering” van het communistische verleden? Het Poolse historische bedrijf is sinds de laatste tien jaar in de ban van het communistische verleden. Grote archieffondsen - onder meer van de veiligheidsdiensten - werden opengesteld, de overheid stelde ongeziene middelen ter beschikking voor onderzoek en publicaties, en een nieuwe generatie historici domineerde de nieuwe narratieven. Men moet zich echter vragen stellen bij de betrouwbaarheid van de bron, de relevantie van de onderzoeksvragen en de mediatisering en politisering van het onderzoek. Idesbald Goddeeris | K.U.Leuven Faculteit Letteren, Blijde-Inkomststraat 21 - bus 3307, 3000 Leuven, België. Tel.: +32 16 324974 of +32 16 324960, e-mail:
[email protected] Idesbald Goddeeris (°1972) studeerde slavistiek (MA 1994) en geschiedenis (MA 1997, PhD 2001) en is docent aan de K.U.Leuven, waar hij onder meer Geschiedenis van Rusland en History of Central and Eastern European History doceert. Zijn onderzoek richt zich vooral op de geschiedenis van migratie en de Koude Oorlog. Hij publiceerde de monografieën De Poolse migratie in België 19451950. Politieke mobilisatie en sociale differentiatie (Aksant 2005), Polonia belgijska w pierwszych latach po II wojnie światowej (Semper 2005), De strijd van de witte adelaar. Geschiedenis van Polen (966-2004) (Acco 2010³, met Louis Vos) en bijdragen in onder meer Journal of Ukrainian Studies (2006), Contemporary European History (2007), European Review (2008), Dzieje Najnowsze (2009) en Labour History Review (2010).
19
NEL GRILLAERT Lev Tolstojs “Vader Sergius”: een geprofaniseerde starec Vanaf de tweede helft van de negentiende eeuw maakt een groeiend aantal Russische intellectuelen een pelgrimstocht naar het klooster van Optina Pustyn’, gelegen ongeveer 200 km. ten zuiden van Moskou. Dit klooster neemt een speciale plaats in in de geschiedenis van het Russisch christendom: in de negentiende eeuw groeide het uit tot één van de belangrijkste centra van de revival van de traditie van starčestvo, die was ingezet op het einde van de achttiende eeuw door Paisij Veličkovskij. Het klooster werd befaamd door de drie opeenvolgende starcy Leonid (1821-1841), Makarij (1841-1860) en Amvrosij (1860-1891), wiens spirituele charisma het monastieke milieu oversteeg en een grote aantrekkingskracht had voor leken-gelovigen die zich hadden verwijderd van de officiële kerk. Eén van de vele bezoekers van het klooster was Lev Tolstoj: hij bezocht het klooster vier maal en had verschillende persoonlijke gesprekken met de starec Amvrosij. In 1890 – ongeveer een decennium na zijn bekering – begon Tolstoj te schrijven aan de novelle Otec Sergij (postuum gepubliceerd in 1911), waarin hij zijn impressies van starčestvo heeft verwerkt. In deze lezing zal ik een analyse maken van Tolstojs literaire constructie van starec Sergius, teneinde zijn houding ten opzichte van het fenomeen van starčestvo bloot te leggen. Nel Grillaert | UGent Vakgroep Wijsbegeerte en Moraalwetenschap, Blandijnberg, 29000 Gent. Tel.: 0496/94.22.01, e-mail:
[email protected] Nel Grillaert is als Postdoctoraal onderzoeker van het FWO-Vlaanderen verbonden aan de Vakgroep Wijsbegeerte van de Universiteit Gent. Zij doceert enkele cursussen aan de vakgroep Slavistiek en Oost-Europakunde van de Universiteit Gent.
20
PEPIJN HENDRIKS Wie was Tönnies Fonne? Het tweetalige Duits-Russische gespreksboek van Tönnies Fonne wordt door taalkundigen van verschillend pluimage beschouwd als een unieke bron voor de Pskovse spreektaal aan het begin van de zeventiende eeuw. Deze status heeft het vijfhonderd pagina’s tellende handschrift van een niet-moedertaalspreker vooral gekregen door het zo goed als ontbreken van oorspronkelijk Russisch materiaal uit die tijd dat de spreektaal reflecteert. In de hoofden van de onderzoekers lijkt zich daarbij het beeld vastgezet te hebben van Fonne als een jonge, getalenteerde sprakelerer die zich, zoals dat in die tijd gebruikelijk was, met behulp van informanten en een Russische leraar de taal eigenmaakte, en waarbij het gespreksboek de vrucht van die arbeid is. Zorgvuldige bestudering van het gespreksboek van Fonne en vergelijking met het genetisch verwante, iets oudere gespreksboek van Thomas Schroue, brengt dit beeld echter aan het wankelen. Mijn proefschrift, dat eind 2010 voltooid zal zijn, betoogt dat de houding die zegt dat de data alleen in het uiterste geval niet voor waar moet worden aangenomen, moet worden aangevuld met het principe dat de onderzoeker zich rekenschap moet geven van de historische diepte van het materiaal. Door de informatie die op verschillende niveaus in het handschrift ontdekt kan worden in kaart te brengen, ontstaat het beeld van een zeer zorgvuldige, taalbewuste auteur die weliswaar voor het grootste deel gebruikmaakte van bestaand materiaal, maar dit kritisch benaderde en er niet voor terugschrok om in te grijpen als er in zijn ogen iets aan schortte. Dit biedt enerzijds informatie over de taalsituatie in Pskov aan het begin van de zeventiende eeuw en taalveranderingen die aan de gang waren, en anderzijds nieuwe inzichten over zowel specifieke passages als het gespreksboek als geheel en bedt het steviger in in de traditie waaruit het voortkomt. En uiteindelijk ook over de vraag ‘Wie was Tönnies Fonne?’ Pepijn Hendriks | Universiteit Leiden Centre for Linguistics, Postbus 9515, 2300 RA Leiden, Nederland. Tel.: +31 71 5272081, e-mail:
[email protected] Pepijn Hendriks (1977) studeerde Slavische taal- en letterkunde in Leiden en Berlijn en was daarna als docent Nederlands verbonden aan de Katholieke Universiteit Lublin en als taaladviseur aan het Genootschap Onze Taal. Sinds september 2005 is hij als promovendus werkzaam bij het Leiden University Centre for Linguistics (LUCL). Zijn studie naar het gespreksboek van Tönnies Fonne (Pskov, 1607) moet eind 2010 resulteren in een proefschrift.
21
WIM HONSELAAR Lexicografische vensters op het oosten en het westen De laatste jaren is een opmerkelijk aantal woordenboeken gepubliceerd waarin het Nederlands naast een Oost-Europese taal staat. Ik doel hierbij op de woordenboeken Pools-Nederlands (Klimaszewska/Genis) en Nederlands-Pools (Klimaszewska/Morciniec/Genis), RoemeensNederlands (Bos) en Nederlands-Roemeens (vEeden/Bos/vdLinden), Nederlands-Sloveens (Srebnik) en het Russischtalige Niderlandy (Bratus’). Het woordenboek van Bratus’ is een “landkundig” woordenboek waarin begrippen uit de Nederlandse leefwereld worden uitgelegd en zo mogelijk ook vertaald; de andere woordenboeken zijn tweetalige (vertaal)woordenboeken. Daarnaast zijn woordenboeken Kroatisch-Nederlands en ServischNederlands in voorbereiding. In mijn voordracht zal ik ingaan op de totstandkoming van deze woordenboeken, hun kwaliteiten en hun overeenkomsten en verschillen. De genoemde woordenboeken zijn in gedrukte vorm verschenen, terwijl er ook vraag is naar een digitale vorm (middels CD/USB-stick, internet of mobiele telefoon). In het tweede gedeelte van mijn voordracht zal ik daarom ingaan op de mogelijkheden van digitale woordenboeken en de transformatie van papieren woordenboeken naar digitale. De leidende vraag is: 'Heeft het papieren woordenboek nog toekomst?' Wim Honselaar | Universiteit van Amsterdam Slavische taalkunde, Spuistraat 210, 1012 VT Amsterdam, Nederland. Tel.: 0031.20.525.3814, e-mail:
[email protected] Wim Honselaar heeft Slavische taal- en letterkunde en Nederlandse taal- en letterkunde gestudeerd aan de Universiteit van Amsterdam, en is daar in 1980 gepromoveerd op een proefschrift over werkwoordelijke valenties. Hij is verbonden aan de Universiteit van Amsterdam bij de leerstoelgroep Slavische taalkunde als uhd voor Slavische taalkunde en als bijzonder hoogleraar Culturele relaties Nederland-Oost-Europa, in het bijzonder de tweetalige lexicografie. In onderzoek en onderwijs houdt hij zich bezig met lexicale semantiek, syntaxis en pragmatiek van het Russisch en het Nederlands (zowel per taal apart als contrastief), en met de tweetalige lexicografie. De laatste jaren richt hij zijn onderzoek op de interactie tussen grammaticamodellen (met name de Amsterdamse Functional Discourse Grammar) en het lexicon, en naar de wijze waarop grammaticale gegevens in woordenboeken kunnen worden verdisconteerd. Zijn magnum opus is het Groot Russisch-Nederlands Woordenboek dat in 2002 bij Pegasus te Amsterdam is verschenen; daarnaast heeft hij enkele kleinere woordenboeken gepubliceerd, waaronder het Cumulatief woordenboek bij de leergang Russisch Pasport v Rossiju. In 2002 ontving hij de Poesjkinmedaille van MAPRJAL, de internationale organisatie van Russisten, voor zijn lexicografisch werk. In 2007 publiceerde hij, samen met dr. Alla Podgaevskaja, de omvangrijke Praktische grammatica van de Russische taal.
22
JANNEKE KALSBEEK Aspect in 16e eeuws Klassiek Čakavisch: het werkwoordsysteem bij Zoranić Een van de belangrijkste historische schrijftradities binnen het Kroatische-Servische taalgebied is het Klassiek Čakavisch, Vermeer’s term voor de teksten die, in latijns schrift, en op basis van čakavische dialecten, geschreven zijn in Dalmatië tussen de 14e en de 17e eeuw. De werken van de 16e-eeuwse, alle drie uit Zadar afkomstige auteurs Petar Zoranić, Brne Krnarutić en Juraj Baraković kunnen worden beschouwd als een subcorpus van het Klassiek Čakavisch. In vervolg op eerder onderzoek naar het gebruik van werkwoordsvormen in OudKroatische teksten is deze bijdrage een onderzoek naar het werkwoordsysteem in het 16e eeuwse Klassiek Čakavisch van Zadar, met name naar aanduidingen van herhaalde handelingen in het verleden. Als eerste tekst van dit type zal de roman Planine van Zoranić onder de loep worden genomen. Janneke Kalsbeek | Universiteit van Amsterdam Slavische taalkunde, Spuistraat 210, 1012 VT Amsterdam, Nederland. Tel.: +31 20 5253085, e-mail:
[email protected] Janneke Kalsbeek studeerde Slavische taal- en letterkunde aan de Universiteit van Amsterdam. Zij deed onderzoek naar čakavische dialecten in Istrië (op basis van veldwerk) en promoveerde aan de Universiteit Leiden op het proefschrift The Čakavian dialect of Orbanići near Žminj in Istria (1998). De laatste jaren maakt zij deel uit van de research group Comparative Slavic Verbal Aspect aan de Universiteit van Amsterdam, met Adrie Barentsen, Magda van Duijkeren-Hrabová, René Genis en Radovan Lučić. Zij doceert Servische/Kroatische en algemeen-Slavische taalkunde aan de Universiteit van Amsterdam.
23
JAAP KAMPHUIS Nieuwe perspectieven op het Slavisch aspect De Slavische verbale categorie perfectief-imperfectief aspect wordt veelal gezien als uniform. Het Russisch wordt daarbij als een exemplarische representant beschouwd. Recent comparatief onderzoek binnen de Slavische talen laat echter zien dat het Russisch eigenlijk een vreemde eend in de bijt is. De functies van het werkwoordsaspect binnen de moderne Slavische talen blijken behoorlijk uiteen te lopen. Dit doet de vraag rijzen naar de oorspronkelijke functies die het werkwoordsaspect in het Slavisch vervulde voordat deze diversiteit zich ontwikkelde. Die vraag wil ik beantwoorden in mijn zojuist gestarte onderzoeksproject in het kader van een PhD-aanstelling in Leiden. Mijn werkhypothese is dat de specifieke kenmerken van het Russische aspectsysteem een innovatie zijn en dat het oorspronkelijke Slavische systeem meer lijkt op wat men in andere talen aantreft, waaronder de hedendaagse Westslavische talen. Een analyse van dat oorspronkelijke systeem is de kern van het onderzoeksproject. Hiervoor zullen de oudste Slavische teksten worden onderzocht, in het Oudkerkslavisch en op berkenbast uit Noordwest-Rusland. Jaap Kamphuis | Universiteit Leiden Theo van Doesburgstraat 10, 3544 MH Utrecht, Nederland. Tel.: +31 (0)6-43206556 of +31 (0)71 527 2353, e-mail:
[email protected] Jaap Kamphuis (1977) studeerde aanvankelijk Rechten en Psychologie (propedeuse rechten 1997) alvorens hij begon aan de studie Slavische talen & Culturen te Amsterdam. Hij voltooide zijn BAexamen cum laude in 2006 en zijn MA-examen cum laude in 2008. De titel van zijn Master-thesis luidde: De functies van het werkwoordsaspect in het Oudkerkslavisch. Sinds 1 september 2010 is hij als PhD student verbonden aan het Leiden University Centre for Linguistiscs. Onder begeleiding van Jos Schaeken en Egbert Fortuin verricht hij onderzoek naar oorsprong en diversiteit in het Slavische werkwoordsaspect.
24
HENK KERN Rusland van veraf en nabij. De Europese waarneming tussen oriëntalisme en essentialisme Een lezing over het ontstaan van de Ruslandkunde in de tweede helft van de negentiende eeuw. Hoe reizigers en onderzoekers kennis vergaarden en naar begripskaders zochten om het toenmalige Rusland van emancipatie en hervorming te kunnen duiden. Waarbij onze moderne waarneming van Rusland nog in belangrijke mate voortbouwt op de door hen gekozen perspectieven. Henk Kern | Universiteit Leiden Instituut voor Geschiedenis, Doelensteeg 16, Postbus 9515, 2300 RA Leiden. Tel.: +31(0)71.527.2764, e-mail:
[email protected] Henk Kern (Leiden 1960) is als docent Russische geschiedenis verbonden aan de opleidingen Geschiedenis en Ruslandkunde. Hij geeft overzichtscolleges over de geschiedenis van het Russische rijk en de Sovjetunie, alsmede werkcolleges over bijvoorbeeld het Russische nationaliteitenvraagstuk of de herinneringen aan het stalinisme. Zijn onderzoek heeft betrekking op de vraag naar de verschillende visies op de Russische geschiedenis in verhouding tot Europa. In 2008 verdedigde hij in Leiden zijn proefschrift: Denken over Rusland. Europese beschouwingen over de Grote Hervormingen, 1861-1881 (Uitgeverij Pegasus; Amsterdam 2008). Dit boek vertelt hoe in Europa de Ruslandkunde als wetenschappelijke discipline ontstond op het kritieke moment dat Rusland zelf aan een door Europa geïnspireerd moderniseringsproces begon. Aan beide kanten van de grens ging een nieuwe wereld open.
25
ŠTĚPÁNKA KOTRLÁ Culturele identiteit in het vrouwelijk perspectief. Een korte analyse van 2 Vlaamse en 2 Tsjechische vrouwentijdschriften In deze lezing zal aan de hand van verwerkte Vlaamse en Tsjechische vrouwenbladen (Libelle, evita, Vlasta en Puls uit het jaar 2008) een kleine vergelijkingsanalyse geschetst worden, met de bedoeling de culturele verschillen en overeenkomsten tussen Vlamingen en Tsjechen in kaart te brengen. Cultuur en culturele identiteit zijn grote, vertrouwde, maar zeker geen eenvoudige begrippen. Een culturele identiteit is slechts indirect en retrospectief reconstrueerbaar door vergelijkingen en wederzijdse verhoudingen met andere algehele culturele elementen en identiteiten. Er zijn observeerbare feiten die een onderdeel vormen van een culturele identiteit, toch blijft die als geheel eerder iets “voelbaar” dan empirisch bewijsbaar daar het steunt op gangbare hypotheses en veronderstellingen. Wat wel kan is bepaalde facetten van culturele identiteit observeren, beschrijven en analyseren. De bedoeling van mijn analyse is om die specifieke Vlaamse en Tsjechische cultuuraspecten in kaart te brengen die aangeven waarin de eigen Vlaamse en Tsjechische culturele identiteit bestaat en/of hoe die ervaren wordt door de vrouwen van deze cultuurgebieden. Dat wordt uitgevoerd op basis van de kwalitatieve inhoudsanalyse van telkens twee vergelijkbare nationale vrouwentijdschriften. De vrouwelijke media hebben namelijk ook een zicht op, en een mening over, de eigen culturele omgeving en zijn er zowel een deel als een medecreator van. Štěpánka Kotrlá | Hogeschool Gent Groot-Brittanniëlaan 45, 9000 Gent. Tel.: 09/2249722 of 0498 49 68 33, e-mail:
[email protected] Affiliatie Hogeschool Gent, departement Vertaalkunde, vakgroep Russisch-Tsjechisch: onderwijzend personeel/ assistent; Universiteit Gent, vakgroep Slavistiek en Oost-Europakunde: geaffilieerd onderzoeker Onderzoeksactiviteiten Gender, culturele identiteit en globalisatie. Het discours van Vlaamse en Tsjechische vrouwenbladen in dynamisch perspectief (start onderzoek september 2007, verwacht einde 2013). Onderwijsactiviteiten Tsjechische literatuur, Tsjechische tekstvaardigheid, Maatschappelijke ontwikkeling
26
THOMAS LANGERAK Russische motieven in Vlaamse en Nederlandse poëzie van de 20e eeuw In de jaren twintig van de vorige eeuw was het werk van Dostoevskij buitengewoon populair in Nederland en Vlaanderen. Er werden enquêtes gehouden onder lezers, zijn werk was een voorbeeld voor de schrijvers van het tijdschrift “De stem”. Verwijzingen naar zijn werk zijn ook te vinden in het gedicht “Woord-jazz op russies gegeven” van Paul Van Ostayen. Dit gedicht staat aan het begin van een groeiende reeks gedichten van Vlaamse en Nederlandse dichters over Rusland en de Russische literatuur. De lezing geeft een beeld van de ontwikkeling van het Russisch thema in de Nederlandse en Vlaamse poëzie m.n. in de tweede helft van de 20e eeuw. Thomas Langerak | UGent Vakgroep Slavistiek en Oost-Europakunde, Rozier 44, 9000 Gent. Tel.: 09-2643847, e-mail:
[email protected] Thomas Langerak studeerde Slavische taal- en letterkunde aan de universiteiten van Amsterdam en Moskou. Van 1979 tot 200o doceerde hij Russische literatuur aan de Universiteit van Amsterdam. Hij promoveerde op een proefschrift over de schrijver Andrej Platonov. Sinds 2000 is hij verbonden aan de Vakgroep Slavistiek en Oost-Europakunde van de Universiteit Gent. Hij publiceert o.m. over hedendaagse Russische poëzie en de receptie van Russische literatuur in Nederland en Vlaanderen.
27
RADOVAN LUČIĆ Twee vliegen in een klap! Project Kroatisch-Nederlands en Servisch-Nederlands woordenboek In 2006 is binnen de Leerstoelgroep Slavische Taalkunde van de Universiteit van Amsterdam een plan opgesteld om te komen tot de productie van een viertal samenhangende woordenboeken, te weten Kroatisch-Nederlands, Nederlands-Kroatisch, Servisch-Nederlands en Nederlands-Servisch, elk met een omvang van ongeveer 30.000 lemmata. Omdat wij de beschikking hebben over een Kroatisch uitgangsbestand, wordt met Kroatisch-Nederlands begonnen, waarna voltooide stukken meteen in Servisch-Nederlands worden omgezet. Dit laatste is door de grote mate van overeenkomst tussen beide talen geen ingrijpende operatie. Na voltooiing van deze woordenboeken worden beide digitaal omgekeerd tot ruwe bestanden Nederlands-Kroatisch en Nederlands-Servisch, welke vervolgens tot definitieve woordenboeken worden uitgebouwd. Het project is op 15 januari 2010 van start gegaan in samenwerking met het Instituut voor Kroatische taal en taalkunde uit Zagreb en de Afdeling Neerlandistiek van de Universiteit van Belgado. In mijn presentatie zal ik ingaan op de opzet van dit project alsook op de specifieke lexicografische problematiek zoals beperkingen van trefwoordenlijst en systeem van verwijzingen. Radovan Lučić | Universiteit van Amsterdam Jacob van Lennepstraat 53, 1053 HD Amsterdam, Nederland. Tel.: 00 31 (0)20 6168965 of 00 31 (0)620 274000, e-mail:
[email protected] Drs. Radovan Lučić is docent Servisch/Kroatisch aan de Leerstoelgroep Slavische taalkunde van de Universiteit van Amsterdam. Aandachtsgebieden: lexicografie, standaardologie, taalverwerving en vertaalwetenschap.
28
KEES MERCKS De kunst van het neuken. Erotica in de Tsjechische literatuur De context van mijn thema is in feite een voorbeeld van Tsjechische erotische literatuur uit het einde van het interbellum, maar dat valt natuurlijk binnen het kader van de Tsjechische erotische literatuur in het algemeen. Na de veelbesproken politieke censuur komt hier nu eens de fatsoenscensuur aan de orde, zoals die in democratisch en socialistisch Tsjechoslowakije aan de orde was. Het betreffende boekje heet De kunst van het neuken, werd zogenaamd geschreven door Abbé Appliqué, maar achter dit pseudoniem schuilt een Tsjechisch schrijver. Meestal wordt het toegeschreven aan de ‘prins’ van de Tsjechische poëzie uit die tijd, Vítězslav Nezval (1900-1958), maar geheel zeker is het niet. In dit geval heeft in elk geval zelfcensuur geleid tot het kiezen van een pseudoniem. Kees Mercks | Universiteit van Amsterdam Van der Palmkade 117, 1051 RH Amsterdam, Nederland. Tel.: 020-6123777 of 0643244116, e-mail:
[email protected] Kees Mercks (Amsterdam 1944) studeerde en doceerde Tsjechische literatuur aan de Universiteit van Amsterdam, waar hij in 2009 werd gepensioneerd. Naast zijn onderwijs en onderzoek op het gebied van de Tsjechische literatuur heeft hij ook vele werken uit de Tsjechische literatuur in het Nederlands vertaald. Voor zijn vertaalwerk kreeg hij in 1984 de Aleida Schotprijs en in 1986 de Martinus Nijhoffprijs. Voor zijn algehele bevordering van de Tsjechische literatuur kreeg hij bij zijn pensionering de zilveren Jan Masaryk-penning. Een lijst van zijn publicaties, zowel van wetenschappelijke artikelen als van vertalingen, is te vinden op http://home.medewerker.uva.nl/k.mercks/.
29
ERIC METZ Poëtisch pantheisme: over de ecocentrische tendens in het oeuvre van Konstantin Bal'mont In deze paper behandel ik Konstantin Bal’monts opvattingen over de rol van de natuur in de poëzie van de romantici, die in vele opzichten als de voorlopers van de symbolistische poëtica kunnen beschouwd worden. Ik steun me daarbij op inzichten uit de ecokritiek (Ecocriticism). Het materiaal van het onderzoek bestaat voornamelijk uit – al dan niet gepubliceerde – artikelen en lezingen van Bal’mont uit de jaren 1890. Twee modellen zullen daarbij aan bod komen: het anthropocentrische model van Byron en Puškin enerzijds en het ecocentrische van P.B. Shelley en Tjutčev anderzijds. In het eerste geval wordt de natuur gezien als macrokosmos die correspondeert met de micrkosmos van de menselijke ziel, in het tweede is ze een absoluut autonome entiteit waarmee de dichter in pantheïstische zin wenst te versmelten. De extern-poëticale opvattingen van Bal’mont zullen worden geconfronteerd met zijn eigen poëzie. Eric Metz | Artesis Hogeschool Antwerpen/ Universiteit Gent Koningin Elisabethlaan 80 D, 9000 Gent, België. Tel.: 0486 919 919, e-mail:
[email protected] Dr. Eric Metz (1971) doceert Russisch aan de Artesis Hogeschool Antwerpen (departement Vertalers & Tolken), en – tot 1 oktober 2010 – Slavische talen aan de UGent (vakgroep Slavistiek en OostEuropakunde). Vanaf september 2010 doceert hij eveneens Tsjechische letterkunde aan de Universiteit van Amsterdam. Zijn belangrijkste onderzoeksdomein is de poëtica van de Russische modernistische poëzie in comparatief perspectief. Hij is ook actief als vertaler van hedendaagse Russische, Tsjechische en Oekraïense literatuur.
30
BORIS NOORDENBOS De representatie van culturele trauma’s in de recente Russische literatuur Het wordt vaak opgemerkt dat er in Rusland tot op de dag van vandaag nog geen serieus en breed maatschappelijk debat op gang is gekomen over het Stalinisme, de Goelag, totalitarisme, etc. Literatuur heeft sinds de vroege jaren ’90 echter wel telkens veel aandacht voor de culturele nasleep en impact van de tumultueuze en gewelddadige recente geschiedenis. In mijn presentatie laat ik zien dat enkele bekende hedendaagse Russische schrijvers een grote belangstelling aan de dag leggen voor thema’s van ‘verwerking’ en ‘trauma’. De psychische logica van trauma (geheugenverlies, verdringing, verstoord tijdsbesef, de compulsieve herhaling van gedachten en handelingen, etc.) is in de literatuur van laatste twee decennia een veelgebruikt model om te reflecteren op de moeizame zoektocht naar post-totalitaire vormen van culturele identiteit. De plots van sommige romans en verhalen van Sorokin en Pelevin lijken bijvoorbeeld gemodelleerd te zijn naar de ontwrichte structuur en chronologie van een post-traumatische belevingswereld. De psychische desoriëntatie van sommige van hun personages staat duidelijk voor een breder, maatschappelijk onvermogen om in het reine te komen met het totalitaire verleden. Aan de hand van enkele voorbeelden laat ik zien dat de literaire weergave van culturele trauma’s in het nieuwe millennium aan het veranderen is: in het steeds populairdere werk van auteurs als Krusanov, Bykov en Prochanov is het grote collectieve trauma niet zozeer de Sovjetgeschiedenis, als wel het uitvallen van het ‘Sovjetimperium’ zelf. Boris Noorderbos |Rijksuniversiteit Groningen Coehoornsingel 69, 9711 BP Groningen, Nederland. Tel.: +31(0)507074201 of +31(0)619502043,
[email protected] Boris Noordenbos is promovendus aan de Rijksuniversiteit Groningen en is sinds 2007 verbonden aan het ICOG (Instituut voor Cultuurwetenschappelijk Onderzoek Groningen). Daarvoor studeerde Noordenbos ‘Literary and Cultural Studies’ (MA) en ‘Slavische Talen en Culturen’ (BA), allebei in Groningen. Zijn onderzoeksinteresses liggen op het gebied van post-sovjet literatuur en kunst, Russisch postmodernisme, ‘post-colonialism’ en cultureel trauma.
31
ALLA PEETERS-PODGAEVSKAJA & BIBI JANSSEN Experimenteel onderzoek naar de relevantie van naamval voor tweetalige NederlandsRussische kinderen Uit eigen ervaring met het leren en onderwijzen van Russisch weten we dat het Russische naamvalssysteem niet eenvoudig is. Zowel volwassen L2 leerders van de Russische taal als tweetalige kinderen die Russisch leren buiten Rusland hebben moeite met het correct gebruiken en interpreteren van naamvallen. In de uitgebreide literatuur over tweede taalverwerving en tweetaligheid zijn er twee interessante tegenstrijdige theorieën te vinden: het Competition Model van MacWhinney, dat stelt dat naamval de belangrijkste ‘cue’ voor flecterende talen is, en het Input Processing Model van VanPatten. De laatste theorie beweert dat taalverwerking gebaseerd is op een aantal strategieën (waaronder het ‘first noun’ principe en het ‘subject is agens’ principe) die de taalgebruiker toepast om een boodschap correct te begrijpen. Met de hulp van een experiment in E-prime, een computerprogramma voor experimenteel onderzoek, hebben we getest of naamval de belangrijkste factor voor taalbegrip is voor zowel tweetalige als eentalige Russische kinderen (in de leeftijd tussen 6-9 jaar). Voor dit experiment zijn zinnen en personages uit beroemde Russische sprookjes als materiaal gebruikt vanwege hun opvallende woordvolgorde (VSO en VOS) en hun brede bekendheid. Het experiment onderzocht alleen het taalbegrip (comprehension) en niet het taalgebruik (production). Onze hypothese is dat tijdens de periode van naamvalsverwerving, naamval voor kinderen van minder groot belang is dan andere factoren (cues), en dat de naamval wordt geneutraliseerd door andere strategieën (of 'principes'). Alla Peeters-Podgaevskaja, Bibi Janssen | Universiteit van Amsterdam Slavische Talen en Culturen, Uva Spuistraat 210 1012 VT Amsterdam, Nederland. Tel.: 020-525 48 42, e-mail:
[email protected];
[email protected] Dr. Alla Peeters-Podgaevskaja is sinds 1997 werkzaam aan de Universiteit van Amsterdam als docent Russische taal. In 2008 is ze gepromoveerd op het onderwerp “Ruimtelijke conceptualisering in het Russisch”. Ze is auteur en coauteur van verschillende leergangen Russisch: “Paspoort voor Rusland”, “Rusland zonder grenzen” en “Russische taal voor tweetalige kinderen”. Momenteel houdt ze zich vooral bezig met cognitieve en morfologische aspecten van tweetaligheid en met taalcognitie. Bibi Janssen (MA Student) studeert sinds 2006 Slavische Talen en Culturen (Russisch) aan de Universiteit van Amsterdam. In het kader van haar studie aan de UvA, heeft ze een jaar aan de Staatsuniversiteit van Sint-Petersburg gestudeerd. Haar MA scriptie gaat over het begrijpen en verwerven van het Russische naamvalssysteem door tweetalige Nederlands-Russische en eentalige Russische kinderen.
32
VLADIMIR RONIN Politiek en ideologie in Sovjetrussische tekenfilms De politieke en ideologische geschiedenis van de Sovjetrussische tekenfilms (1937-1991) kende vijf belangrijke periodes die zich heel zichtbaar van elkaar onderscheiden: 1937-1956: de tekenfilms zijn uiteraard ideologisch beladen, maar bevatten bijna nooit een concrete politieke boodschap of politieke allusies 1957-1964: de tekenfilms worden expliciet een propagandamiddel en bedienen op grote schaal concrete propagandistische campagnes zowel in de binnenlandse als de buitenlandse politiek 1965-1968: bepaalde realiteiten en ideeën van de Sovjetsamenleving worden in de tekenfilms met milde ironie of – uitzonderlijk – satirisch geïnterpreteerd 1969-1985: expliciete maatschappelijke satire wordt niet langer toegelaten, maar de tekenfilms blijven “apolitiek”; een concrete politieke boodschap komt slechts uitzonderlijk voor, zoals bv. naar aanleiding van de Olympische Spelen in Moskou 1986-1991: de tekenfilms “politiseren” snel: het ene element van de samenleving, het politieke systeem en de ideologie na het andere wordt met bijtende satire neergehaald Lessius Vladimir Ronin | Lessius Bikschotelaan 248 bus 4, 2140 Antwerpen, België. Tel.: 03 322 80 70, e-mail:
[email protected] Vladimir Ronin (°1958, Moskou) is doctor in de geschiedenis en licentiaat Slavische filologie. Werkt als docent Russisch en geschiedenis van Rusland aan de Lessius Hogeschool in Antwerpen en aan de KU Leuven. Publiceert o.a. over de relaties tussen Russen en Belgen door de eeuwen heen, over de geschiedenis van Centraal-Europa en over actuele aspecten van Rusland.
33
LIDIA RURA Aleksandr Galič – Rus en Jood Voor de Russische Joden is de identiteitskwestie altijd problematisch geweest. Discriminatie en vervolging van Joden in Rusland was vaker gebaseerd op het etnische principe, wat op zich heel opmerkelijk is. In de Russische maatschappij werd iemand als Joods beschouwd vooral door zijn etnische afkomst en niet door per se door zijn geloofsovertuiging. Voor de Joden zelf daarentegen is het religieuze principe van groter belang dan het etnische. Als etnische groep verschilden de Joden ook in veel opzichten van de andere etnische minderheden die van oudsher in Rusland woonden. Zo vormden ze geen duidelijk afgebakende aparte culturele en taalgemeenschap omdat ze de Russische taal en cultuur hadden aangenomen en als eigen aanvaard. Joodse talen zoals Jiddisch, Hebreeuws etc. en het Joodse leven bestonden meer in symbiose met dan in tegenstelling tot de Russische taal en cultuur. Bovendien hadden de Joden in tegenstelling tot veel andere etnische groepen geen thuisland of thuisstreek in Rusland hadden waardoor ze altijd als vreemdeling werden gezien. In moeilijke en woelige tijden werden de Joden daardoor al snel als (potentiële) verraders aangeduid, zeker als ze actief deelnamen aan het verzet tegen de gevestigde macht. De houding tegenover de Joden verslechterde verder met de oprichting van de staat Israël, het werd de Joden vanaf dit moment ook verweten dat ze alleen loyaal waren aan hun ‘historische vaderland’ en niet aan Rusland. Deze bijdrage bestaat uit een studie naar de verenigbaarheid van de Russische en de Joodse identiteit op het voorbeeld van Aleksandr Galič . Hij was een Jood maar tegelijkertijd een heel patriottische Russische dichter, hij voelde veel genegenheid voor de Joodse cultuur maar ook veel liefde voor de Russische taal en cultuur. In het begin van zijn carrière, toen zijn werk nog niet in botsing kwam met het communistische establishment bracht zijn dubbele identiteit geen problemen met zich mee. De houding tegenover Galič veranderde echter dramatisch zodra hij dissident werd: zijn afvalligheid werd direct toegeschreven aan zijn Joodse afkomst. Galič besteedde ruime aandacht aan zijn weg naar zijn eigen dubbele identiteit en zijn visie erop. Deze bijdrage bevat een analyse van Galič zijn identiteit in zijn eigen perceptie en in de perceptie van de buitenwereld. De analyse is gebaseerd op verschillende materialen: zijn gedichten, interviews, getuigenissen van mensen uit zijn omgeving, wetenschappelijke literatuur en pers. Lidia Rura | Hogeschool Gent Departement Vertaalkunde, Groot-Brittanniëlaan 45, 9000 Gent. Tel.: +32 9 2249758, e-mail:
[email protected] Lidia Rura, geboren in 1962, master in de geschiedenis en master in het vertalen, is werkzaam aan het Departement Vertaalkunde van de Hogeschool Gent als assistent bij de vakgroep Russisch en werkt aan proefschrift over het oeuvre de Russische dissidente dichter Aleksandr Galič.
34
JOS SCHAEKEN Look who's talking! Twee pragmafilologische case studies op berkenbast. In mijn lezing analyseer ik vanuit een pragmafilologische benadering de communicatieve functie en taalkundige vorm van berkenbastbrieven nr. 5 uit Tver' en nr. 286 uit Novgorod. In het eerste geval stel ik voor dat de brief communicatief gezien alleen te begrijpen valt wanneer we uitgaan van twee gevallen van directe rede die op geen enkele talige wijze worden ingeleid. In het tweede geval probeer ik aannemelijk te maken dat wat op het eerste gezicht lijkt op een extra geval van onaangekondigde directe rede, in feite geheel anders geïnterpreteerd moet worden, namelijk als een van de vroegste gevallen in de Russische taalgeschiedenis van het necessitief gebruik van de imperatief. Waar het uiteindelijk in mijn lezing om draait is het blootleggen van dominante orale componenten binnen schriftelijke communicatiestrategieen in een middeleeuwse samenleving. Het onderzoek dat ten grondslag ligt aan mijn verhaal heb ik uitgevoerd samen met Aleksej A. Gippius, RAN Moskou, en zal in 2011 in Russian Linguistics gepubliceerd worden. Daarin zal ook een tweede artikel van mijn hand verschijnen, dat de 'orality-literacy interface' op berkenbast verder uitdiept aan de hand van brief nr. 497 uit Novgorod en het belang van een pragmafilologische benadering van berkenbastteksten nader toelicht. Jos Schaeken | Universiteit Leiden Faculty of Humanities, P.O. Box 9515, 2300 RA Leiden, Nederland. E-mail:
[email protected] Jos Schaeken is gewoon hoogleraar Slavische en Baltische talen en cultuurgeschiedenis aan de Universiteit Leiden en tevens voorzitter van de Opleidingen Slavische talen en culturen & Ruslandkunde aan dezelfde universiteit. Hij heeft voornamelijk gepubliceerd op het terrein van de Oudkerkslavische en Oudrussische filologie en is (co-)auteur van drie boeken en een tachtigtal artikelen, waarvan er per 2011 twintig zijn opgenomen in ISI Web of Science. Schaeken heeft voor zijn aanstelling in Leiden in 2003 gewerkt in Leiden, UCLA, Groningen en Basel. Van 2005 tot 2009 was hij full time wetenschappelijk directeur van het Leiden University Centre for Linguistics. Momenteel werkt hij aan een monografie over taal en communicatie in het middeleeuwse Novgorod. Voor meer informatie zie www.schaeken.nl.
35
LARA SELS De 14de-eeuwse Slavische Šestodnevnik: Editie en Index verborum (deel 2: de vertaling van Basilius van Caesarea’s 'Homiliae in Hexaemeron') Deze paper presenteert het werk-in-uitvoering aan een teksteditie van en een Index verborum bij de 14de-eeuwse Zuid-Slavische versie van een tweeledige Griekse Hexaemeron collectie, die bestaat uit sterk helleniserende vertalingen van Basilius van Caesarea’s Homiliae in Hexaemeron (CPG 2835) en Gregorius van Nyssa’s De hominis opificio (CPG 3154). Met de onlangs verschenen uitgave van die laatste tekst werd een eerste stap gezet in de richting van een volledige editie van het Slavisch Hexaemeron-corpus; het werk aan de tekstuitgave van het ‘Basiliaanse’ gedeelte van de collectie werd intussen aangevat, na een herziening van de methodologische uitgangspunten. Een belangrijk aspect van het onderzoek is het lexicografische, dat uiteindelijk moet uitmonden in een Slavisch-Grieks/Grieks-Slavische Index verborum bij de volledige tekstcollectie. Bij publicatie van de De hominis opificio-vertaling werd al een preliminaire woordenlijst op de Boehlau-website geplaatst, die de basis vormt voor een exhaustieve versie die ook Basilius’ homilieën beslaat. De focus in deze paper ligt op de problematiek van lemmatisering en orthografische standaardisering, problemen van Grieks-Slavische asymmetrie – varianten, primaire en secundaire fouten, (schijnbare) divergentie in brontekst en vertaling – en de wijze waarop de presentatie van de Index samenhangt met de aard van de edities van de Kerkslavische en Griekse teksten in kwestie. Het werk wordt gesitueerd in de bredere context van de paleoslavistische editieproblematiek en de Slavische historische lexicografie. Lara Sels | UGent Vakgroep Slavistiek en Oost-Europakunde, Tel. +32-9-264.38.15, e-mail:
[email protected]
Rozier
44,
9000
Gent.
Lara Sels studied Slavonic languages, after which she got her bachelor degree in Latin and Greek at the University of Ghent. She specialised in Old Church Slavonic language and literature, and completed her PhD (2004) with an edition of a late mediaeval Slavonic translation of Gregory of Nyssa’s anthropological treatise On the Making of Man (published in 2009 by Boehlau as De hominis opificio. The Fourteenth-Century Slavonic Translation. A Critical Edition with Greek Parallel and Commentary). Currently she works as a doctor assistant at the Department of Slavonic and Eastern European Studies of the Ghent University.
36
TATJANA SOLDATJENKOVA Renaissance visie op taal: het Russisch in vergelijking met het Nederlands. Het lot van het hedendaags Russisch staat laatste decennia ter discussie in zeer breide kringen van de bevolking: niet enkel linguïsten maar ook intelligentsia en zelfs politici maken zich zorgen over de verdere ontwikkeling van de nationale Russische taal. Er wordt geklaagd over het toenemend aantal leenwoorden en spellingfouten bij de jeugd, over het gebruik van ontelbare afkortingen op het internet, over het vervagen van schriftelijke stijlen en over de verloedering van de normatieve uitspraak. Hierover bestaat een uitgebreide literatuur (zie bv., выпуски Института русского языка им. Виноградова Русский язык сегодня (вып. 2000, 2003, 2004, 2006), het tijdschrift Русская речь Wat echter opvalt in deze discussie is dat dit probleem uitsluitend als nationale probleem wordt ervaren, buiten de grenzen wordt er niet gekeken, vergelijkende studies, waar geschiedenis van het Russisch tegenover de andere Europese talen geplaatst wordt, ontbreken. Hierdoor ontstaat de indruk dat de ontwikkelingen in het hedendaagse Russisch uniek zijn, dat enkel het Russisch dergelijke problemen ervaart . Niet veel beter is de situatie in de West-Europese talen. Zowel in Engeland als in Frankrijk, Duitsland, Nederland, Engeland is men bezorgt over de hedendaagse taalveranderingen en overal wordt naar de taalkwestie als naar zuiver binnenlandse nationale aangelegenheid gekeken. Recente taalveranderingen en opvallende parallellen in de ontwikkelingen van het Nederlands, Duits, Engels, Frans en Italiaans lagen aan de oorsprong van de vergelijkende studie die door Nederlandse taalkundige Joop van der Horst uitgevoerd is. In zijn boek Het einde van de standaardtaal (2008) tracht deze deskundige te bewijzen dat de verandering in de visie op taal aan de grond van deze recente taalontwikkelingen ligt. Dit paradigma-switch heeft te maken met het aflopen van de renaissance taalcultuur. In deze bijdrage wordt nagegaan in hoeverre de geschiedenis van de Russische literaire taal gelijk loopt met de geschiedenis van bovengenoemde West-Europese talen. Speciale aandacht gaat hierbij naar het Nederlands. De reden hiervoor is te vinden in de aanwezigheid van de renaissance erfgoed in Rusland. Volgens vele historici bestond de Westerse renaissance van XIV-XVI in Rusland niet. Deze periode wordt door verschillende auteurs предвозрождениe (voor-verlichting) genoemd. Algemeen wordt aanvaard dat de renaissance pas in de XVIII eeuw, onder Peter de Grote zijn intrede in Rusland deed. Sinds toen dateren culturele banden tussen Nederlanden en Rusland. Tatjana Soldatjenkova | K.U.Leuven Slavistiek en Oost-Europakunde. Blijde-Inkomststraat 21, bus 3318, 3000 Leuven, België. Tel.: +32 16 324958 or +32 16 324931, e-mail:
[email protected] Tatjana Nikolajevna Soldatjenkova (1960, Moskou) studeerde slavistiek aan de K.U.Leuven, waar ze promoveerde met het proefschrift Pronominal Approach en valentie van het Russisch werkwoord: een constructivistische benadering. Haar wetenschappelijke interesse gaat uit naar moderne taalkunde, humoristisch taalgebruik, lexicologie, historische taalkunde, het lexicon van het Oud Russisch (XI-XIV) en taalontwikkeling.
37
FRANCIS J. THOMSON De Latijnse werken van Paus Gregorius de Grote: het raadsel van hun Oostkerkslavische vertaling Vóór het einde van de elfde eeuw waren er al twee van de belangrijkste werken van Paus Gregorius de Grote (590-604) in het Oud-kerkslavisch vertaald. 1. Dialogorum libri iv. De vita et miraculis patrum italicorum et de aeternitate animarum. Dit werd vertaald vanuit de Griekse vertaling door Paus Zacharias (741-752). De tekstuele traditie is uitsluitend Oostslavisch maar de taal dateert duidelijk uit de vroege periode wegens de grammaticale archaïsmen, wat erop zou kunnen wijzen dat de vertaling in de tweede helft van de negende eeuw gemaakt werd tijdens de missie van Methodius in Moravië, alhoewel de vele vertaalfouten de griekstalige Methodius uitsluiten als vertaler. Bovendien bevat de vertaling eveneens zowel Protobulgarismen als ook vroege Westbulgarismen (“Ochridismen”) and vele latere Oostbulgarismen (“Preslavismen”), wat zou impliceren dat de vertaling in Bulgarije in de negende of tiende eeuw werd gemaakt, alhoewel het voorwoord een probleem stelt omdat het duidelijk vanuit het Latijn vertaald werd. 2. XL homiliarum in evangelia libri duo. Er bestaat geen Griekse vertaling van de homeliën, die duidelijk vanuit het Latijnse origineel vertaald werden en de tekstuele traditie is ook hier uitsluitend Oostslavisch. De taal dateert opnieuw uit de vroege periode maar deze keer bevat ze Bohemismen en derhalve is de algemene mening dat het werk in Bohemië in de elfde eeuw werd vertaald. Nochthans zijn er niet alleen enkele Protobulgarismen maar ook enkele anti-katholieke kenmerken zodat de vraag betreffende de oorsprong van de vertaling ook hier onbeantwoord blijft. Francis J. Thomson | Universiteit Antwerpen A. Bechetlaan 3, 1950 Kraainem, België. Tel.: 02/767.37.46, e-mail:
[email protected] Francis J. Thomson is professor emeritus van de Universiteit Antwerpen en voorzitter van de Belgische Vereniging van Slavisten.
38
PIETER TROCH Tussen stammen en natie – de constructie van de Joegoslavische nationale identiteit in schoolboeken tijdens het interbellum Bij de vorming van het Koninkrijk van Serven, Kroaten en Slovenen – vanaf 1929 het Koninkrijk Joegoslavië – speelde de Joegoslavische idee een cruciale rol. Een groot deel van zowel de politieke als culturele elite van de nieuwe staat beschouwde de Joegoslavische nationale idee als ideologisch fundament voor de nieuwe staat. Echter, al snel werd duidelijk dat er weinig eensgezindheid was over de concrete invulling van die Joegoslavische collectieve idee, vooral met betrekking tot de relatie tussen een overkoepelende Joegoslavische collectiviteit, en andere collectieve ideeën voorhanden onder de ZuidSlavische bevolking in de nieuwe staat. Vooral de relatie tussen de Joegoslavische natie en de drie erkende – Servische, Kroatische en Sloveense – ‘stammen’ van die natie, leidde tot vele divergerende interpretaties. Deze presentatie tracht een overzicht te bieden van de concrete realisatie van de Joegoslavische idee binnen de onderwijspolitiek van de nieuwe Joegoslavische staat, en meer specifiek in leerboeken voor basisonderwijs in de nieuwe staat. Specifieke aandacht zal uitgaan naar leesboekjes, en leerboeken voor geschiedenis en aardrijkskunde. De centrale vraag die in de presentatie behandeld zal worden beslaat de mate waarin en de manier waarop Servische, Kroatische en Sloveense ‘symbolic resources’ geselecteerd en geherinterpreteerd werden als onderdelen van een Joegoslavische nationale cultuur. Pieter Troch | UGent Rozier 44, 9000 Gent, Lokaal D 1.28. Tel. 09/264.38.11, e-mail:
[email protected] Pieter Troch studeerde in 2007 af als licentiaat in de Oost-Europese talen en culturen aan de Universiteit van Gent. In 2007-2008 verbleef hij in Belgrade dankzij een beurs van het Servische Ministerie van Onderwijs. In oktober 2008 startte hij een doctoraatsonderzoek met de steun van het FWO Vlaanderen, onder begeleiding van Prof. Dr. Raymond Detrez. De titel van het doctoraatsonderzoek is ‘Integral Yugoslavism during the Royal Dictatorship in Yugoslavia (19291935) – definition, dissemination and interaction with other collective ideas’.
39
KATRIN VAN CANT De omgang met het verleden in postcommunistisch Centraal- en Oost-Europa. Persdebatten in Polen, Oekraïne en Slovakije (1989/91-2004). Tijdens mijn voordracht stel ik eerst en vooral kort het doctoraatsproject voor dat ik in oktober 2008 aanvatte en dat handelt over de omgang met het verleden in postcommunistisch Polen, Oekraïne en Slovakije. Daarbij komen thematiek, vraagstelling en methode aan bod. Vervolgens bespreek ik enkele vaststellingen en voorlopige conclusies op basis van een aantal chronologische en thematische casestudies. In deze casestudies wordt afgestapt van het idee van homogene historiografieën, dat nog al te vaak het vertrekpunt vormt voor Europese historische literatuur. In een vergelijkende analyse van de persdebatten tussen de drie bovengenoemde landen staan twee grote clusters van vragen centraal: wat zijn de grote gelijkenissen, maar ook de grote verschillen tussen de manier waarop Polen, Oekraïne en Slovakije hun nationale geschiedenis benaderen? Hoe kunnen deze verklaard worden en wat leert dit ons over de omgang met het verleden in het algemeen en tijdens een politiek transitieproces in het bijzonder? Katrin Van Cant | K.U.Leuven Maria-Theresiastraat 29, 3000 Leuven, België. E-mail:
[email protected] - Master in de Oost-Europese Talen en Culturen - ManaMa in Geschiedenis: Europe and The World (Universiteit van Warschau) - Sinds oktober 2008: FWO-aspirante aan de onderzoekseenheid Geschiedenis: MoSa (Moderniteit en Samenleving 1800-2000) aan de K.U.Leuven - Onderzoeksinteresses: Historische cultuur in post-communistisch Centraal-en Oost-Europa
40
WIL VAN DEN BERCKEN Dostojevski zonder orthodoxe romantiek De belletrist Dostojevski heeft een geheel andere benadering van geloof en godsdienst dan de ideoloog Dostojevski. In zijn vijf grote romans stijgt Dostojevski niet alleen uit boven de religieus-ideologische geborneerdheid van zijn Dnevnik pisatelja maar is hij ook een religieus-filosofische denker die boven de kerkelijke confessies staat. In de lezing zal worden aangetoond dat Dostojevski in zijn romans niet alleen de spanning van geloof en ongeloof volledig recht doet, maar ook de Orthodoxe kerk systematisch negeert. Het misverstand omtrent Dostojevski als Orthodox schrijver, komt voort uit hermeneutische vermenging van literaire en journalistieke geschriften en uit een westerse romantische kijk op Russische religiositeit. I.p.v. typisch Orthodoxe verschijnselen en gedachten beschrijft Dostojevski juist universele christelijke thema's. Dat maakt hem als schrijver klassiek, niet zijn bizarre slavofiele christendom. Wil van den Bercken | Radbouduniversiteit Nijmegen, Chopinstraat 16, 3533 EN Utrecht. Tel.: +31 302944800, e-mail:
[email protected] Wil van den Bercken studeerde slavistiek en Oost-Europese geschiedenis te Utrecht en Leningrad (1969-1975). Hij schreef een dissertatie over Het beeld van het Westen in de Sovjet pers (1980). Tot 2004 was hij universitair docent Russische geschiedenis aan de Universiteit Utrecht, en sinds 1993 is hij bijzonder hoogleraar ‘Christendom in Rusland en Oekraïne’ aan de Radboud Universiteit Nijmegen. Publicaties o.a: Ideology and Atheism in the Soviet Union (1988) en De mythe van het Oosten (1997, Engels: Holy Russia and Christian Europe 1999). Eind dit jaar verschijnt zijn boek Christian Fiction and Religious Realism in the Novels of Dostoevsky.
41
KRIS VAN HEUCKELOM London Calling. Poolse migranten in de Britse & Poolse beeldcultuur In tegenstelling tot Hollywood, met zijn decennialange traditie in het portretteren van zgn. Bohunks, kent de Europese cinema een veeleer bescheiden traditie in het uitbeelden van migranten van Slavische of Oost-Europese origine. Terwijl deze migranten in de Amerikaanse cinema vaak het – politiek correcte, want niet door racisme ingegeven – voorwerp van spot uitmaken (als de “prototypical poor and dumb white working class American”), lijkt de uitbeelding van deze migranten in de Europese cinema sterk gebonden te zijn aan het proces (en discours) van “Europese eenmaking” dat na de Koude Oorlog is ingezet. Aan de hand van een aantal Britse speelfilms die de voorbije drie decennia gewijd zijn aan Poolse arbeidsmigratie naar Londen (Moonlighting van Jerzy Skolimowski, It’s a Free World van Ken Loach, Somers Town van Shane Meadows, Outlanders van Dominic Lees), wil ik de diverse stadia bespreken die de uitbeelding van deze emigranten in de Europese film doorlopen heeft. Bij wijze van contrast zal ik daarbij tevens aandacht besteden aan de recente Poolse tv-reeks Londyńczycy (Londenaars), die op erg markante wijze afwijkt van de eerder vermelde speelfilms. Kris Van Heuckelom | K.U.Leuven Blijde Inkomststraat 21, PB 3318, 3000 Leuven, België. Tel.: 016/324915, e-mail:
[email protected] Kris Van Heuckelom (1976) is sinds 2006 als docent Poolse taal- en letterkunde verbonden aan de Katholieke Universiteit Leuven. Voordien was hij als onderzoeker werkzaam aan o.a. de Universiteit van Warschau, de Jagiellonenuniversiteit in Krakau en de University of Chicago. Als vertaler werkte hij de voorbije jaren mee aan verschillende bloemlezingen van Poolse poëzie in Nederlandse vertaling. Zijn voornaamste onderzoeksinteresses zijn hedendaagse Poolse literatuur, visuele cultuur, vertaalwetenschap en Pools-joodse relaties. Zijn meest recente boek is (Un)masking Bruno Schulz. New Combinations, Further Fragmentations, Ultimate Reintegrations. (Rodopi 2009, in coredactie met Dieter De Bruyn). Andere boeken zijn Perspectives on Slavic Literatures (Pegasus 2005, geredigeerd met David Danaher) en Patrzeć w promień od ziemi odbity. Wizualność w poezji Czesława Miłosza (Poolse Academie van Wetenschappen 2004). Op dit ogenblik werkt hij aan een project (congres en boek) over de beeldvorming rond Centraal- en Oost-Europese migranten in de Europese cinema sinds 1989.
42
PIET VAN POUCKE Il'ja Erenburg als vertaler De Russisch-joodse schrijver Il’ja Ėrenburg (1891-1967) staat wereldwijd bekend als prozaïst en publicist, maar zelf zag hij zich steevast als ‘dichter’. Toch bevat zijn literair oeuvre ook een niet onbelangrijk deel vertalingen van Franse en Spaanse literatuur, voornamelijk poëzie. Anders dan bij zijn collega’s en tijdgenoten Bulgakov en Pasternak vormden de vertaalactiviteiten van Ėrenburg echter geen (escapistische) overlevingsstrategie als een soort surrogaat voor anders verboden of toch minstens ‘ongewenste’ schrijversactiviteiten. Voor Ėrenburg was het vertalen van poëzie, zeker in de beginperiode van zijn carrière, eerder een spielerei en een aanvulling op zijn schrijverschap, een uitdaging zelfs om zijn poëtisch meesterschap aan te scherpen binnen de inhoudelijk bepaalde normen van het vertalen. Zo verschenen tussen 1914 en 1922 van de hand van Ėrenburg een anthologie van Franse poëzie (tussen 1870 en 1913) en gedichtenbundels van Jammes en Villon, dichters die een grote invloed uitoefenden op zijn schrijverschap. Na een onderbreking in de jaren 1920 greep Ėrenburg pas in de tweede helft van de jaren 1930 terug naar de pen als vertaler, maar dit keer was de vertaalactiviteit wel therapeutisch van aard. In een poging de gruwelen van de Spaanse burgeroorlog te verwerken en de Russische lezer te waarschuwen voor het fascisme vertaalde hij proza van Malraux en poëzie van Neruda. Met het begin van WO II hernam Ėrenburg echter zijn carrière als ‘oorlogsjournalist’, en nam de draad van het vertalen nooit meer op. Piet Van Poucke | Hogeschool Gent / UGent Hogeschool Gent Vertaalkunde, Groot-Brittanniëlaan 45, 9000 Gent. Tel.: 09.224.97.58, e-mail:
[email protected] Docent Russisch aan de Hogeschool Gent sinds 2006. Verantwoordelijk voor de cursussen Russische literatuur, cultuurgeschiedenis van Rusland en maatschappelijke ontwikkelingen in Rusland. Jaarlijks promotor van diverse masterproeven over Russische thema’s. Lid van de (stuurgroep van) de associatieonderzoeksgroep ‘Literatuur in vertaling’ (Associatie Universiteit Gent) en geaffilieerd onderzoeker aan de vakgroep Slavistiek en Oost-Europakunde (UGent). Promoveerde in 1999 op een proefschrift over het vroege literaire oeuvre van Il’ja Ėrenburg.
43
MACHTELD VENKEN De Herinneringsjaren 2009 en 2010: Rusland, Polen en Duitsland herdenken WO II en het communisme Geschiedenis is de wetenschap die bestudeert wat er in het verleden gebeurde. Geschiedenis verschilt van herinnering. Herinnering is immers datgene wat wij vandaag willen weten over het verleden. Herinnering is met andere woorden een gefragmenteerde voorstelling van het verleden. Sommige historische feiten worden benadrukt, andere komen in de schaduw te staan. Nu kunnen politici uitspraak doen over hoe die herinnering eruit kan of moet zien. Dit noemen we herinneringspolitiek. Zowat elke staat doet aan herinneringspolitiek. Zo voorziet hij in de openstelling van archieven en de uitbetaling van oorlogspensioenen. Herinneringspolitiek kan echter ook verder gaan. Politici kunnen herinneringspolitiek als instrument gebruiken om een gemeenschappelijk historisch bewustzijn onder de bevolking te creëren. Een dergelijk bewustzijn kan bijdragen tot een groepsgevoel. Het gevoel een gemeenschappelijk verleden te hebben kan identificatie met het politieke apparaat stimuleren. In het extreme geval kunnen politici zelfs trachten een herinnering en groepsgevoel te dicteren. Zij kunnen één welbepaalde herinnering van het verleden ontwikkelen, en door middel van censuurinstellingen de afdwingbaarheid van deze herinnering proberen te garanderen. Deze lezing belicht de Russische, Duitse en Poolse herinneringspolitiek met betrekking tot WO II en het communisme zoals getoond in de herinneringsjaren 2009 en 2010. Machteld Venken | K.U.Leuven Onderzoekseenheid Moderniteit en Samenleving 1800-2000, Blijde Inkomststraat 21/5, 3000 Leuven. E-mail:
[email protected] Machteld Venken (1980) is licentiate in de Oost-Europese Talen en Culturen (K.U.Leuven), Master in Transition Economics (Jagiellonenuniversiteit Krakau) en volgde een Master na Masteropleiding in de Beleidseconomie (K.U.Leuven). In december 2008 promoveerde zij tot doctor in de geschiedenis aan de onderzoekseenheid Moderniteit en Samenleving 1800-2000 (MoSa) van de K.U.Leuven met het proefschrift: ‘Straddling the Iron Curtain? Migrants’ War Memories’. In het voorjaar van 2009 was zij Visiting Scholar aan de Universiteit van Warschau en doceerde aan de Jagiellonenuniversiteit. Momenteel is zij als postdoctoraal onderzoekster verbonden aan MoSa. Machteld Venken was hoofdredactrice van het themanummer ‘Families, Foreignness, Migration. Now and Then’ dat in juni 2009 verscheen in ‘History of the Family. An International Quarterly’. Zij publiceerde onlangs ondermeer ‘Polish Liberators and Ostarbeiterinnen in Belgium during the Cold War. Mixed Marriages and the Differences for Immigrant Men and Women’ in: Schrover, Marlou and Yeo, Eileen (eds.) ‘Gender, Migration and the Public Sphere 1850-2005’, London, Taylor & Francis, 2010.
44
JEANNINE VEREECKEN Het Igorlied : klassieke mimèsis in Kiev-Rus' Tot hiertoe is nog geen grondig onderzoek verricht naar mogelijke invloed van de Byzantijnse literatuur op het Igorlied, hoewel reeds in de 19e eeuw daarover interessante uitspraken waren gedaan (Veselovskij), later ook door Roman Jakobson. Ik heb me tot doel gesteld deze piste te onderzoeken, waarbij mijn aandacht in de eerste plaats is uitgegaan naar de Byzantijnse hofretoriek van de 12e eeuw (Niketas Choniates, Prodromos). Ik heb vastgesteld dat de invloed van de Byzantijnse retorische stijl (die teruggaat op de antieke retoriek) zich niet beperkt tot het ritme (principe van de isokola), maar ook de beeldspraak sterk heeft bepaald. Zo is de fameuze zonnesymboliek in de Slovo duidelijk terug te voeren op de keizerlijke metaforiek in de Byzantijnse lofreden uit die tijd, vooral die van Theodoros Prodromos. Hetzelfde geldt voor de agrarische beeldspraak in de Slovo, die teruggaat op de antieke tragici. Belangrijker nog is de vaststelling dat het Lied ook naar de inhoud (thema, motieven) en de compositie klassiek geïnspireerd is, meer nog, op een antiek drama gemodelleerd is. Het Igorlied is m.i. een duidelijk geval van klassieke mimèsis, die de hele Byzantijnse literatuur, in het bijzonder die van de 12e eeuw (Prodromos!), beheerst. Het feit dat het Lied sterk verweven is met de Byzantijnse literatuur van zijn tijd is een stevig argument voor zijn authenticiteit. Jeannine Vereecken | UGent L. Van Egmontstraat 16, 9000 Gent, België. Tel.: 09/2217165, e-mail:
[email protected] Jeannine Vereecken, classica en slaviste, ereprofessor Ugent, was tot 2008 hoofddocent bij de vakgroep Slavistiek en Oost-Europakunde, waar ze o.a. Oudslavische en Oudrussische taal en literatuur doceerde. Ze publiceerde over diverse werken uit de Oudslavische en Oudrussische literatuur (Azbučna Molitva, Igorlied, Leven van aartspriester Avvakum) en over aspecten van het geestelijk leven in het oude Rusland (monachisme, raskol).
45
STIJN VERVAET Van oorlogsproza tot herinneringsliteratuur? De representatie van het recente verleden in de hedendaagse Bosnische literatuur Het uiteenvallen van het multi-etnische, socialistische Joegoslavië in nieuwe, onafhankelijke natiestaten en de traumatische gebeurtenissen van de jaren negentig laten tot op vandaag hun sporen na, niet alleen in individuele herinneringen, maar ook in het collectieve culturele geheugen van de bevolking van de verschillende post-Joegoslavische staten. In mijn presentatie zal ik nagaan welke rol literaire teksten over de oorlog van de jaren negentig (kunnen) spelen in de constructie en de transformatie van het culturele geheugen in BosniëHercegovina. Een eerste, belangrijke functie van literatuur in het Bosnië van de jaren negentig bestond erin om te getuigen over de verschrikkingen van de Bosnische oorlog en om historische gebeurtenissen uit die periode, zoals het beleg van Sarajevo, in literaire ‘lieux de mémoire’ om te zetten. De obsessie met het recente verleden die de hedendaagse Bosnische literatuur kenmerkt is echter complexer dan dat. Aan de hand van het proza van Miljenko Jergović, Nenad Veličković, Alma Lazarevska en Saša Stanišić zal ik aantonen dat hedendaagse Bosnische auteurs niet alleen geïnteresseerd zijn in het levend houden van de herinnering aan de oorlog, maar ook boeiende bespiegelingen leveren over de manier waarop individuele zowel als collectieve herinneringen geconstrueerd worden. Stijn Vervaet | UGent Vakgroep Slavistiek en Oost-Europakunde, Rozier 44, 9000 Gent, België. Tel.: 09/264.38.11, e-mail:
[email protected] Stijn Vervaet (°1980) promoveerde in 2007 aan de Universiteit Gent op een proefschrift over de constructie van nationale identiteit in de Bosnische literatuur uit de Oostenrijks-Hongaarse periode (1878-1918). Sinds oktober 2008 is hij als postdoctoraal onderzoeker van het FWO-Vlaanderen verbonden aan de Vakgroep Slavistiek en Oost-Europakunde van de UGent en doet hij onderzoek naar de representatie van het verleden in hedendaagse Bosnische, Kroatische en Servische literatuur.
46
EMMANUEL WAEGEMANS Catherina II als literator ‘Ik zou het geen dag uithouden als ik niet kon schrijven’. In 1781 bekende de Russische keizerin dat al haar geschriften ‘goed en weldoordacht’ waren en dat ze alleen schreef omdat ze er plezier aan beleefde. Maar Catherina beoogde ook hogere ambities: ‘Mijn blik is uitsluitend op de waarheid gericht’ en met haar journalistiek werk wilde ze ‘…de zeden verbeteren, de taal zuiveren en de samenleving tot nut zijn’. In mijn bijdrage stel ik het literaire en journalistieke werk van Catherina II voor, dat verscheidener en omvangrijker is dan dat van haar tijdgenoot Frederik II (eveneens ‘filosoof op de troon’), maar wel in het Russisch geschreven is en handelt over Rusland. Al de geschriften van Catherina hebben een duidelijke, zij het niet expliciet politieke boodschap. In haar komedies probeerde ze haar politiek programma in verbloemde vorm uiteen te zetten. Niet alleen in haar anti-maçonnieke kluchten, maar ook in haar eerste komedies over op het eerste gezicht onschuldige thema’s (uithuwelijken, verzet tegen onderwijs, analfabetisme) probeert ze haar in de echte politiek mislukte projecten waar te maken. Alle geschriften van Catherina, en haar memoires in het bijzonder, hebben één en hetzelfde doel: zichzelf portretteren als een rechtvaardige, wijze en dankbare heerseres die haar absolute macht juist gebruikt. Catherina beoefende vele genres en schreef over politiek, geschiedenis, opvoeding, economie en taalkunde. Ze schreef duizenden brieven, meer dan twintig toneelstukken en opera’s, een boek voor kinderen, memoires, journalistieke stukken. Ze sprak en schreef vloeiend Frans, Duits en Russisch, ze publiceerde zowel in Rusland als in het buitenland, in het Frans en in vertaling en vaak anoniem. Op die manier promootte Catherina niet alleen zichzelf, maar ook haar land in het Westen, dat vaak kritisch was voor het ‘barbaarse’ Rusland. Dat Catherina gedurende de vierendertig jaar van haar bewind steeds weer naar de pen greep, bewijst dat ze sterk geloofde in de kracht van het geschreven woord en dat ze de literatuur gebruikte om politieke doelstellingen te realiseren. Catherina neemt een belangrijke plaats in de Russische literatuur in: zij zelf heeft het voorbeeld gegeven om in de satire de zieke plekken van de samenleving bloot te leggen, ze heeft haar landgenoten daartoe opgeroepen en de Russen zijn daar gretig op ingegaan. Direct na het verschijnen van haar satirisch tijdschrift Vsjakaja vsjačina verschenen er andere, die eveneens satirisch van inslag waren, maar kritischer van strekking (de tijdschriften van Novikov). Waarschijnlijk heeft ze Fonvizin gestimuleerd om zijn Nedorosl’ (De landjonker) te schrijven, de beste komedie van de 18e eeuw. En het meest radicale boek van de eeuw, Reis van Petersburg naar Moskou van Aleksandr Radisjtsjev, brengt ideeën over de lijfeigenschap die de keizerin in de eerste jaren van haar bewind deelde. Catherina heeft vermoedelijk een literatuur in het leven geroepen die ze niet bedoeld had, nl. een kritische, van de overheid onafhankelijke pers en literatuur, maar die in de 19e eeuw dominant zal worden. Emmanuel Waegemans | K.U.Leuven Slavistiek en Oost-Europakunde, Blijde-Inkomststraat 21, 3000 Leuven. Tel.: (016) 32 49 57, e-mail:
[email protected] Hoogleraar Slavistiek K.U.Leuven. Hoofdredacteur van uitgeverij «Benerus». Belangstelling : XVIIIe eeuw, betrekkingen Rusland-Nederlanden, bibliografie, 20e-eeuwse Russische literatuur, utopie en reisliteratuur, ideeën- en cultuurgeschiedenis.
47
WILLEM G. WESTSTEIJN De dood van de Russische literatuur? De Russische literatuurkritiek is over het algemeen niet erg juichend over de Russische literatuur van deze tijd. De boekenmarkt wordt beheerst door de triviale literatuur (detectives, thrillers, fantasy), de dood van reuzen als Solzjenitsyn en Brodsky heeft een leemte achtergelaten die door niemand is opgevuld en de literatuur heeft haar (twee)eeuwenoude rol als verkondigster van de ‘waarheid’ tegenover de officiële ‘leugen’ afgestaan aan de media. De malaise blijkt ook wel uit het feit dat er bij ons betrekkelijk weinig wordt vertaald uit de contemporaine Russische literatuur. Deze zakt steeds dieper weg en is, volgens sommige critici, op sterven na dood. Is dit inderdaad zo of gloort er ergens nog licht? In de voordracht wordt de situatie van de Russische literatuur in de ‘nulevye gody’ aan een nader onderzoek onderworpen. Willem G. Weststeijn | Universiteit van Amsterdam Slavisch Instituut, Spuistraat 210, 1012 VT Amsterdam, Nederland. Tel.: 31 20 5253081, e-mail:
[email protected] Willem G. Weststeijn (1943) is emeritus hoogleraar Slavische letterkunde aan de Universiteit van Amsterdam. Hij is hoofdredacteur van Russian Literature en redacteur van Armada en TSL (Tijdschrift voor Slavische Literatuur). Zijn onderzoekszwaartepunten zijn literatuurtheorie, de Russische avantgarde en de contemporaine Russische literatuur. Onder zijn Nederlandstalige bijdragen aan de slavistiek bevinden zich de Spiegel van de Russische poëzie (Meulenhoff, Amsterdam 2000), samen met Peter Zeeman, de essaybundell Russische literatuur (Meulenhoff, Amsterdam 2004) en, samen met Arthur Langeveld, Moderne Russische literatuur. Van Poesjkin tot heden (Pegasus, Amsterdam 2005).
48
LUBA ZOEBKOVA & ELENA GEERDINK Cultuurverschillen als professionele uitdaging voor tolk/vertaler (Nederlands-Russisch) Vertalen wordt in moderne opvattingen niet meer gezien als een puur linguïstische transfer, maar als een complexe handeling waarin naast taalkundige ook culturele factoren een rol spelen. De achterliggende hypothese is dat vertalingen als vorm van interculturele communicatie waarden en normen uit de cultuur van de brontaal overbrengen. Ze kunnen nieuwe culturele representaties introduceren in de doelcultuur, maar reflecteren tegelijkertijd een – positieve of negatieve – houding tegenover bepaalde waarden van de bron- en doelcultuur. Hier wordt ervan uitgegaan dat de vertaling, wil deze haar doel niet voorbijschieten, in elk geval bij de sociaal culturele conventies van de doeltaal moet aansluiten. In Nederland, waar de Russische immigratie een relatief recent fenomeen is, proberen wij de linguïstische opleiding van vertalers met sociaal-culturele trainingen te combineren. Het is noodzakelijk om de studenten de principes van adequate crossculturele communicatie bij te brengen. Cultureel onbegrip leidt tot wantrouwen en belemmert professionele samenwerking. Met het oog op een flexibele en respectvolle benadering van de overtuigingen en tradities van anderen moeten we toegeven dat onze eigen opvattingen tot op zekere hoogte cultureel bevooroordeeld zijn. Het is essentieel dat toekomstige vertaler of tolk zich bewust is van zijn of haar eigen stereotypen en attitudes in relatie tot mensen uit andere etnische of culturele groepen. Deze aanpak vereist herdefiniëring van de rol van de vertaler als bemiddelaar in een complex communicatief proces. Luba Zoebkova, Elena Geerdink | ITV Hogeschool voor Tolken en Vertalen (Utrecht) Luba Zoebkova: Smient 27, 3435 VJ Nieuwegein, Nederland. Tel.: +31 30 6049006. Elena Geerdink: Pr Willem Alexanderstraat 15, 3433 ES Nieuwegein, Nederland. Tel: +31 613 492592. E-mail:
[email protected] Luba Zoebkova (Moskou, 1950), promoveerde in de Oosterse Letterkunde en werkte in de Russische Academie van Wetenschappen. Momenteel docent Russisch aan de ITV Hogeschool voor Tolken en Vertalen (Utrecht). Gediplomeerd multiculturele coach, holistische therapeute. Elena Geerdink (Moskou, 1976), afgestudeerd aan het Hogeschool van Utrecht in de richting Internationale Economie en Management. Beëdigd vertaler Russisch-Nederlands, lid van de SNEVT examencommissie. Docent Russisch aan de ITV Hogeschool voor Tolken en Vertalen (Utrecht). Eigenaar van Russian Style Language Training & Consulting.
49
VLADIMIR ZHEREBOV ‘Mental spaces’ theorie en moderne Russische poëzie: плоская кровь нелепого пространства. Aan het einde van de 20ste - begin van de 21ste eeuw, vinden veranderingen in het moderne Russisch plaats. Vele wetenschappers, zoals L. Zubova, M. Kormiltsina en O. Sirotina onderzoeken de status van de moderne taal. Een ander vanzelfsprekend aspect van de wijzigingen in de taal zelf is terug te vinden in het taalgebruik van de moderne Russische poëzie. Het voornaamste doel van ons onderzoek is het blootleggen van hoe precies deze veranderingen in de poëtische taal en de moderne expressie-mogelijkheden de perceptie van de lezer beïnvloeden; hoe deze moderne, linguïstische aspecten echt werken in het literaire taalgebruik. Veel onderzoekers werken in verschillende richtingen, (bijvoorbeeld, N. Ivanova, "Democratisering van de poëtische taal", M. Gasparov, "phonic van de moderne onjuiste rijm", E. Nekrasova, "middel van taalkundige uitdrukking in poëtische teksten ", L. Zubova," Russische taal van de late twintigste eeuw in de poëtische reflectie " en nog vele andere) ondertussen kiezen wij voor een andere richting. In de tweede helft van de twintigste eeuw, worden verschillende cognitieve theorieën gebruikt. Uit alle soorten van cognitieve theorieën (geïntroduceerd door onderzoekers zoals R. Langacker, G. Lackoff, G. Fauconnier, R. Tsur, M. Turner en nog anderen), gebruiken wij de ‘mental spaces’- theorie door G. Fauconnier voor ons onderzoek. Terwijl deze theorie al met sucess wordt gebruikt om proza te analyseren (E. Semino), en veel andere wetenshappers werken op de cognitieve analyse van literaire teksten met behulp van verschillende theorieën (E. Semino, P. Crisp, M. Bruke, L. Butakova en een veel anderen), waren er niet te veel pogingen nodig om op deze manier poëzie te analyseren, dit maakt ons onderzoek nieuw en actueel. Aan de basis van ‘mental spaces’ theorie ligt een veronderstelling over de korte termijn cognitieve constructies die verschijnen in het bewustzijn van de lezer, en die voorstellingen van de werkelijkheid bevatten (ICM’s of frames). Deze theorie is een taalkundig alternatief voor de ‘possible worlds’ theorie en heeft veel populariteit in de moderne cognitieve taalkunde. In ons artikel, wordt deze theorie gebruikt om poezie van de bekende moderne Russische dichter V. Kalpidiy te analyseren, om te begrijpen hoe zijn poëtische taal onze perceptie kan aantasten. Vladimir Zherebov | K.U.Leuven Tervuursevest 115 bus 83, 3001 Heverlee, België. Tel.: 0 493 59 53 57, e-mail:
[email protected] Vladimir Zherebov (1986, Russische Federatie) studeerde af aan de BSU Universiteit met als specialiteit Russische Literatuur en Taalkunde. In oktober 2009 werd hij lid van de Leuvense onderzoekseenheid Slavistiek en Oost-Europakunde. Sindsdien bereidt hij een proefschrift voor over de linguïstische karakteristieken van de moderne Russische poëzie. Tot zijn wetenschappelijke interessevelden behoren de hedendaagse Russische taal, cognitieve linguïstiek, Russische literatuur en psychologie.
50