Samenvatting Samenvatting Dankwoord Curriculum Vitae
|
Dit proefschrift behandelt de uitkomsten van mammasparende therapie (MST) bij jonge vrouwen met vroeg stadium borstkanker. MST bestaat uit lumpectomie gevolgd door radiotherapie. De eindpunten die zijn meegenomen in de analyses zijn lokale controle, behandelingsgerelateerde toxiciteit en kwaliteit van leven. De groep jonge vrouwen met borstkanker is ten opzichte van de totale populatie borstkankerpatiënten relatief klein, met een incidentie van 700 vrouwen per jaar. Deze jonge vrouwen kunnen tijdens en na hun behandeling geconfronteerd worden met een aantal specifieke gezondheidsproblemen. Na de diagnose borstkanker zal een keuze gemaakt worden tussen diverse lokale behandelingen. De opties zijn mastectomie, met of zonder directe reconstructie, of MST. De overleving na mastectomie en MST is voor alle leeftijdsgroepen gelijk 1, 2. Een lage leeftijd is echter wel een bekende risicofactor voor het ontstaan van een lokaal recidief en metastasen op afstand, na zowel MST als mastectomie. Het risico op een lokaal recidief na MST is ook hoger dan na mastectomie 3. Op dit moment is er geen consensus of dit verschil in lokale controle zich ook vertaalt in een slechtere overleving na MST bij jonge vrouwen met borstkanker 4-6. Sommige onderzoekers menen dat een lokaal recidief mogelijk zelf een bron is voor verspreiding van de ziekte naar de rest van het lichaam 7-11. Om de eerste bewering te toetsen werd in Hoofdstuk 2 het effect van lokale behandeling (MST versus mastectomie) op de overleving geanalyseerd. Het geanalyseerde cohort was population-based, bestaande uit 1.453 jonge vrouwen met borstkanker (< 40 jaar). De geïncludeerde patiënten waren vrouwen met kleine tumoren en geen of slechts enkele aangedane lymfeklieren (pT1N0-1M0), in theorie ideale kandidaten voor MST. Bij een mediane follow-up van 9,6 jaar bleek de tienjaarsoverleving na MST niet slechter maar zelfs significant beter dan na mastectomie, namelijk 83% na MST ten opzichte van 78% na mastectomie. Tijdens de analyse bleek er een significante interactie te bestaan tussen lokale behandeling en klierstatus. Vervolgens werden de data gestratificeerd voor deze factor en werden de uitkomsten apart geanalyseerd voor patiënten met (N1) en zonder (N0) lymfekliermetastasen. Bij de patiënten zonder lymfekliermetastasen was de tienjaarsoverleving 84% na MST en 81% na mastectomie. Dit verschil was echter niet statistisch significant. Bij de patiënten met lymfekliermetastasen was de overleving na MST wel statistisch significant beter vergeleken met die na mastectomie, namelijk 79% versus 71% na 10 jaar (p = 0,001). Dit verschil in overleving tussen patiënten behandeld met MST en mastectomie zou verklaard kunnen worden doordat alle patiënten behandeld met MST ook radiotherapie hebben gekregen. Immers, radiotherapie is een vast onderdeel van MST. In het geval van conventionele bestraling van de gehele borst met twee tangentiële bundels valt een deel van de levels I, II en van de interpectorale lymfeklieren van de axilla in de bestralingsvelden 12. Eén van de hypothesen is dat bij lymfekliermetastasen in de axilla, ook na okselklierdissectie occulte metastatische cellen achterblijven. Deze cellen worden dan vervolgens door de radiotherapie gesteriliseerd. Op basis van onze studieresultaten kan het onthouden van MST bij vrouwen
Samenvatting
Samenvatting
113
Samenvatting
In de bovenstaande studies werden alle vrouwen die radiotherapie kregen in het kader van MST behandeld met twee-dimensionale (2D) radiotherapie. Sinds enkele jaren wordt echter gebruik gemaakt van modernere radiotherapietechnieken, zoals drie-dimensionale conformatie radiotherapie (3D-CRT) en intensiteits-gemoduleerde radiotherapie (IMRT). Bij deze technieken wordt de dosisberekening bepaald op basis van CT-beelden, die zowel de reconstructie van de oorspronkelijke locatie en het volume van de tumor verbeteren als ook de mogelijkheid bieden om dosishomogeniteit en dosisconformiteit te optimaliseren. De vraag is of deze moderne bestralingstechnieken leiden tot dezelfde behandelingsresultaten als de conventionele 2D-technieken, zoals toegepast bij de patiëntenpopulaties uit hoofdstuk 2 en 3: met andere woorden, kunnen de resultaten na conventionele radiotherapie worden geëxtrapoleerd naar de huidige tijd waarbij gebruik wordt gemaakt van modernere radiotherapietechnieken, en zijn de uitkomsten na 3D-CRT bij jonge vrouwen vergelijkbaar met die bij oudere vrouwen? Naast tumorgerelateerde uitkomstmaten is het ook belangrijk te kijken naar de invloed van deze nieuwere technieken op andere eindpunten, zoals radiatiegeïnduceerde toxiciteit. In de periode van 2005 tot en met 2011 werden alle patiënten van de afdeling Radiotherapie van het UMCG na mammasparende chirurgie postoperatief bestraald met 3D-CRT met een simultaneous integrated boost (3D-CRT-SIB), zoals eerder beschreven 19. Patiënten werden bestraald met 28 dagelijkse fractiedoses van 1,8 Gy op de gehele borst en van 2,3 of 2,4 Gy op het tumorbed. De cumulatieve dosis was 64,4 of 67,2 Gy. De hoogste boost dosis werd gegeven bij focaal irradicale resectiemarges. De eerste klinische uitkomsten bij patiënten behandeld met 3D-CRT-SIB tussen 2005 en 2008 werden retrospectief geanalyseerd. De driejaars resultaten en de verschillen tussen jonge en oudere patiënten werden gepresenteerd in Hoofdstuk 4. De driejaars lokale controle na 3D-CRT-SIB in het kader van MST was 99,6% met een driejaars overleving van 97,1%. In dit cohort was lage leeftijd geen risicofactor voor recidief. In de update met een follow-up van minimaal vijf jaar (Hoofdstuk 5), was de vijfjaars lokale controle 99%, de borstkankerspecifieke overleving 87% en de overleving 93%. Ook na vijf jaar werden er geen significante verschillen in lokale controle en overleving gezien tussen jonge en oudere patiënten. Deze uitkomsten zijn vergelijkbaar met de eerste geblindeerde resultaten van de Nederlandse Young Boost studie 20. Er wordt een duidelijke afname van het aantal lokale en regionale recidieven gezien ten opzichte van oudere studies. Dit kan worden verklaard door frequentere toediening van adjuvante systemische therapie en door het gebruik van moderne bestralingstechnieken waardoor een meer optimale dosisverdeling ontstaat 21, 22. Er kan echter niet worden uitgesloten dat ‘bias by indication’ heeft bijgedragen aan deze uitstekende resultaten. Om klinische uitkomsten, zoals recidief en toxiciteit prospectief systematisch te kunnen evalueren, is in 2008 een standaard follow-up programma (SFP) geïntroduceerd. Deze wordt gebruikt bij alle patiënten die worden verwezen voor postoperatieve radiotherapie na een mammasparende operatie en voor alle patiënten
|
Samenvatting | 114
jonger dan 40 jaar met borstkanker in een vroeg stadium dan ook niet worden gerechtvaardigd. Tevens ondersteunen deze resultaten dat er door het toevoegen van radiotherapie aan lokale behandeling bij patiënten met één tot drie positieve lymfeklieren mogelijk een overlevingswinst wordt bereikt, onafhankelijk van de primaire chirurgische behandeling 13-16. De data beschreven in Hoofdstuk 2 zijn verkregen uit de kankerregistratie. In deze registratie zijn geen data beschikbaar van het aantal lokale recidieven. Tevens ontbreken andere bekende risicofactoren voor het ontstaan van een recidief. In de retrospectieve studie beschreven in Hoofdstuk 3 werden verscheidene andere belangrijke eindpunten, zoals tumor recidief, afstandsmetastasen en overlijden met de corresponderende data verzameld. Er werden 536 jonge borstkankerpatiënten (≤ 40 jaar) (pT1N0-3M0) uit het noorden van Nederland geïncludeerd. De volgende onderzoeksvragen werden geformuleerd: 1) Is er, vergeleken met mastectomie een negatief verband tussen MST en het ontwikkelen van afstandsmetastasen of overlijden van de patiënt? 2) Wat is de relatie tussen locoregionaal recidief en afstandsmetastasen of overlijden? Met een mediane follow-up van 9,0 jaar was de cumulatieve tienjaarsincidentie van afstandsmetastasen of overlijden 31% na mastectomie en 26% na MST (p = 0,04). In totaal ontwikkelden 15% van de patiënten een locoregionaal recidief. Patiënten die met MST werden behandeld hadden een driemaal zo hoog risico op een locoregionaal recidief dan patiënten behandeld met een mastectomie. Patiënten die een locoregionaal recidief ontwikkelden bleken een sterk verhoogd risico (HR 5,5; 95% BI 2,1-14,5) te hebben op afstandsmetastasen of overlijden vergeleken met patiënten die geen locoregionaal recidief ontwikkelden. Vergelijkbare resultaten zijn door andere onderzoekers beschreven in alle leeftijdsgroepen, met relatieve risico’s tussen de 2,5 en 5,3 7, 11, 17. Desondanks kon er in onze data geen verband worden aangetoond tussen MST en het ontwikkelen van afstandsmetastasen of overlijden na een locoregionaal recidief. Ondanks het hierboven beschreven verband tussen locoregionaal recidief en afstandsmetastasen of overlijden, concluderen wij, dat het verhoogde risico op dit locoregionaal recidief na MST niet heeft geleid tot een hoger risico op afstandsmetastasen of overlijden in jonge vrouwen met borstkanker. Subanalyses van deze data suggereren dat juist thoraxwand recidieven na mastectomie in plaats van een locoregionaal recidief na MST het hoogste risico op afstandsmetastasen en overlijden geven in de populatie van jonge vrouwen. Deze resultaten zijn vergelijkbaar met de data gepresenteerd door Janni et al. 18. Die studie includeerde 134 patiënten gediagnosticeerd met een locoregionaal recidief (gemiddelde leeftijd 53 jaar), zonder aanwijzingen voor systemische ziekte. In een matched-pair analyse werd gevonden dat een locoregionaal recidief na mastectomie gemiddeld negen maanden eerder ontstond dan na MST. Tevens was het risico op borstkankerspecifieke dood 1,7 maal hoger na mastectomie dan na MST. Vergelijkbaar met hoofdstuk 2, blijkt ook uit hoofdstuk 3 dat jonge vrouwen geen mastectomie moeten ondergaan met het idee dat ze hiermee een betere overleving hebben. Concluderend en de resultaten van beide hoofdstukken combinerend: Ook bij jonge vrouwen met borstkanker kan MST geadviseerd worden.
115
Samenvatting
Het gebruik van meerdere modaliteiten in de behandeling van vrouwen met borstkanker heeft geleid tot een groeiende populatie van vrouwen die borstkanker overleefden. Dit zou het aantal vrouwen dat een risico loopt op reversibele, irreversibele of zelfs progressieve late bijwerkingen kunnen verhogen 25. Behandelinggerelateerde bijwerkingen kunnen van invloed zijn op de kwaliteit van leven van vrouwen met borstkanker en moeten worden voorkomen. Het optreden van armoedeem, pijnklachten van de arm, gevoeligheid van de borst en matig tot slecht cosmetisch resultaat na MST zijn geassocieerd met verminderde kwaliteit van leven 26, 27. Daarnaast zijn er aanwijzingen dat het krijgen van borstkanker de kwaliteit van leven bij jonge patiënten meer beïnvloedt dan bij oudere patiënten 28-32 en dat deze invloed met het stijgen van de leeftijd kleiner wordt 33. In Hoofdstuk 7 werden de resultaten van een grote prospectieve cohortstudie gepresenteerd (n = 1.420). Het doel van deze studie was om de invloed van leeftijd (≤ 50 jaar) op de veranderingen in kwaliteit van leven te onderzoeken bij vrouwen behandeld voor borstkanker tot vijf jaar na het afronden van de radiotherapie. Hierbij werd in de analyses gecorrigeerd voor potentiële confounders zoals de toediening van chemotherapie of endocriene therapie. Het secundaire doel was om de kwaliteit van leven van jonge patiënten te vergelijken met jonge vrouwen uit de algemene populatie zonder borstkanker. In het eerste jaar na MST hadden jonge vrouwen een slechtere kwaliteit van leven vergeleken met oudere vrouwen. Het verschil tussen jong en oud was klein, maar klinisch relevant op bijna alle kwaliteit van leven subschalen. Toch bleek na drie jaar de kwaliteit van leven van jonge borstkankerpatiënten te zijn hersteld tot het niveau van de algemene jonge Nederlandse populatie. Klachten die regelmatig na radiotherapie worden gerapporteerd, zoals pijn en vermoeidheid, bleken zelflimiterend in tegenstelling tot wat meestal wordt gedacht. Drie jaar na radiotherapie waren er geen significante verschillen tussen de jonge algemene populatie en de jonge borstkankerpatiënten. Het seksueel functioneren was het beste in de jongste leeftijdsgroep, gevolgd door de groep van middelbare leeftijd en was vergelijkbaar met de verdeling in de Nederlandse referentiepopulatie. In geen van de leeftijdsgroepen verbeterde het seksueel functioneren over de tijd. Na drie jaar was het verschil in seksueel functioneren tussen de jonge borstkankerpatiënten en de jonge referentie populatie niet statistisch significant. Deze resultaten tonen aan dat lage leeftijd geen risicofactor is voor een verminderde kwaliteit van leven na radiotherapie. Deze bevindingen zijn vergelijkbaar met twee studies van Schroever et al. 30, 33. In deze studies was de kwaliteit van leven na behandeling bij jonge vrouwen met kanker het meest verslechterd in vergelijking met oudere vrouwen. In deze studies waren echter vrouwen geïncludeerd met verschillende maligniteiten, van wie 50% met borstkanker. De grootste verbetering in kwaliteit van leven werd gezien in het eerste jaar na diagnose terwijl na 8 jaar geen significante verschillen meer werden gevonden tussen vrouwen die borstkanker overleefden en een referentiepopulatie ongeacht de leeftijd. De recente publicatie van Champion et al. 29 spreekt deze bovenstaande resul-
|
Samenvatting | 116
die al eerder zijn behandeld met MST en jaarlijks worden gecontroleerd. In dit SFP wordt toxiciteit, kwaliteit van leven en tumorstatus prospectief gescoord en vastgelegd in een database. Het is van belang om bij alle patiënten niet alleen aandacht te hebben voor de effectiviteit van de behandeling in termen van lokale controle en overleving, maar ook voor toxiciteit en de zogenaamde patient-rated outcome measures (PROM). Dit geldt zeker ook voor jonge vrouwen met borstkanker. Vandaag de dag wordt het grootste deel van deze jonge vrouwen met borstkanker behandeld met verschillende behandelingsmodaliteiten zoals chirurgie, radiotherapie en systemische therapie. Toxiciteit als gevolg van de behandeling kan de kwaliteit van leven negatief beïnvloeden (Hoofdstukken 6 en 7). Bij de introductie van nieuwe radiotherapietechnieken, zoals de 3D-CRT, die vaak worden toegepast om de toxiciteit te verminderen, is dit zeer relevant. Het gebruik van de 3D-CRT-SIB heeft geleid tot een verbeterde dosishomogeniteit met minder dosis buiten het boost gebied en in de gezonde weefsels. Overigens werd er wel een hogere fractiedosis op het tumorbed gegeven vergeleken met de conventionele sequentiële boost-technieken 19. In Hoofdstuk 6 werden de resultaten gepresenteerd van de prospectief verzamelde artsgescoorde toxiciteit en van het cosmetisch resultaat na 3D-CRTSIB. Na drie jaar follow-up waren toxiciteitscores van 436 patiënten beschikbaar. Fibrose (graad ≥ 2) in het boost gebied werd bij 9% van de patiënten geobserveerd, fibrose buiten het boost gebied in 49%, pijn aan de thoraxwand in 7% en een matig tot slecht cosmetisch resultaat bij 40% van de patiënten. Met behulp van multivariabel logistische regressieanalyse werd een aantal risicofactoren geïdentificeerd voor de verschillende toxiciteiteindpunten. Er werd een verband gevonden tussen radiotherapie gegeven voor chemotherapie en fibrose (graad ≥ 2) in het boost gebied. Bij patiënten die een re-resectie ondergingen en bij patiënten met grotere tumoren werd vaker fibrose buiten het boostgebied gezien. Een matig tot slecht cosmetisch resultaat werd 4,5 keer zo vaak geobserveerd na een re-resectie, driemaal vaker na regionale radiotherapie en vaker bij patiënten met grotere tumoren. Leeftijd was van beperkt belang voor het ontwikkelen van toxiciteit. Na één jaar follow-up werd alleen een verband gevonden tussen leeftijd en pijn aan de thoraxwand. Jongere patiënten hadden meer pijnklachten en gebruikten meer pijnmedicatie. Vergelijkbare resultaten werden eerder beschreven in een nationale Deense survey 23. In deze survey was een lagere leeftijd geassocieerd met de ontwikkeling van chronische pijn na borstkankerbehandeling. Deze leeftijdgerelateerde uitkomst kan worden verklaard door de verminderde neiging om met stijgende leeftijd een sensatie als pijnlijk te benoemen 24. Uit hoofdstuk 6 kan geconcludeerd worden dat de gehypofractioneerde 3D-CRTSIB in het kader van MST veilig is ten aanzien van complicaties van de normale weefsels op de korte termijn. Een lage leeftijd was prognostisch voor het risico op pijn op de thoraxwand. Het cosmetische resultaat werd het meest beïnvloed door het uitvoeren van een re-resectie. Tenslotte werd er geen verband gevonden tussen fibrose in het boost gebied en radiotherapiegerelateerde factoren.
117
10. Anderson SJ, Wapnir I, Dignam JJ et al. Prognosis after ipsilateral breast tumor recur rence and locoregional recurrences in patients treated by breast-conserving therapy in five national surgical adjuvant breast and bowel project protocols of node-negative breast cancer. J Clin Oncol 2009; 27: 2466-2473.
Op basis van het onderzoek beschreven in dit proefschrift kan worden gesteld dat jonge vrouwen met een vroeg stadium borstkanker veilig kunnen worden behandeld met mammasparende therapie gebaseerd op de lokale controle en overleving. Er lijkt geen verhoogd risico te zijn op korte termijn behandelingsgerelateerde toxiciteit bij deze jonge vrouwen behandeld met 3D-CRT-SIB. De kwaliteit van leven van jonge vrouwen met borstkanker lijkt op middellange termijn weinig te worden beïnvloed door lokale borstkankerbehandeling
13. Buchholz TA, Woodward WA, Duan Z et al. Radiation use and long-term survival in breast cancer patients with T1, T2 primary tumors and one to three positive axillary lymph nodes. Int J Radiat Oncol Biol Phys 2008; 71: 1022-1027.
1. Veronesi U, Cascinelli N, Mariani L et al. Twenty-year follow-up of a randomized study comparing breast-conserving surgery with radical mastectomy for early breast cancer. N Engl J Med 2002; 347: 1227-1232. 2. van Dongen JA, Voogd AC, Fentiman IS et al. Long-term results of a randomized trial com paring breast-conserving therapy with mastectomy: European Organization for Research and Treatment of Cancer 10801 trial. J Natl Cancer Inst 2000; 92: 1143-1150. 3. Clarke M, Collins R, Darby S et al. Effects of radiotherapy and of differences in the extent of surgery for early breast cancer on local recurrence and 15-year survival: an overview of the randomised trials. Lancet 2005; 366: 2087-2106. 4. Kroman N, Holtveg H, Wohlfahrt J et al. Effect of breast-conserving therapy versus radi cal mastectomy on prognosis for young women with breast carcinoma. Cancer 2004; 100: 688-693. 5. Coulombe G, Tyldesley S, Speers C et al. Is mastectomy superior to breast-conserving treatment for young women? Int J Radiat Oncol Biol Phys 2007; 67: 1282-1290. 6.
Early Breast Cancer Trialists’ Collaborative Group (EBCTCG), Darby S, McGale P et al. Effect of radiotherapy after breast-conserving surgery on 10-year recurrence and 15year breast cancer death: meta-analysis of individual patient data for 10,801 women in 17 randomised trials. Lancet 2011; 378: 1707-1716.
7. de Bock GH, Putter H, Bonnema J et al. The impact of loco-regional recurrences on meta static progression in early-stage breast cancer: a multistate model. Breast Cancer Res Treat 2009; 117: 401-408. 8. Vicini FA, Kestin L, Huang R, Martinez A. Does local recurrence affect the rate of dis tant metastases and survival in patients with early-stage breast carcinoma treated with breast-conserving therapy? Cancer 2003; 97: 910-919. 9. Vicini FA, Goldstein NS, Wallace M, Kestin L. Molecular evidence demonstrating local treatment failure is the source of distant metastases in some patients treated for breast cancer. Int J Radiat Oncol Biol Phys 2008; 71: 689-694.
12. Rabinovitch R, Ballonoff A, Newman F, Finlayson C. Evaluation of breast sentinel lymph node coverage by standard radiation therapy fields. Int J Radiat Oncol Biol Phys 2008; 70: 1468-1471.
14. Overgaard M, Nielsen HM, Overgaard J. Is the benefit of postmastectomy irradiation limited to patients with four or more positive nodes, as recommended in international consensus reports? A subgroup analysis of the DBCG 82 b&c randomized trials. Radioth er Oncol 2007; 82: 247-253. 15. Ragaz J, Olivotto IA, Spinelli JJ et al. Locoregional radiation therapy in patients with high-risk breast cancer receiving adjuvant chemotherapy: 20-year results of the British Columbia randomized trial. J Natl Cancer Inst 2005; 97: 116-126. 16. Macdonald SM, Abi-Raad RF, Alm El-Din MA et al. Chest wall radiotherapy: middle ground for treatment of patients with one to three positive lymph nodes after mastecto my. Int J Radiat Oncol Biol Phys 2009; 75: 1297-1303. 17. Tanis E, van de Velde CJ, Bartelink H et al. Locoregional recurrence after breast-conser ving therapy remains an independent prognostic factor even after an event free interval of 10 years in early stage breast cancer. Eur J Cancer 2012; 48: 1751-1756. 18. Janni W, Shabani N, Dimpfl T et al. Matched pair analysis of survival after chest-wall re currence compared to mammary recurrence: a long-term follow up. J Cancer Res Clin Oncol 2001; 127: 455-462. 19. van der Laan HP, Dolsma WV, Maduro JH et al. Three-dimensional conformal simultane ously integrated boost technique for breast-conserving radiotherapy. Int J Radiat Oncol Biol Phys 2007; 68: 1018-1023. 20. Poortmans P, Aznar M, Bartelink H. Quality indicators for breast cancer: revisiting his torical evidence in the context of technology changes. Semin Radiat Oncol 2012; 22: 29-39. 21. Early Breast Cancer Trialists’ Collaborative Group (EBCTCG). Effects of chemotherapy and hormonal therapy for early breast cancer on recurrence and 15-year survival: an overview of the randomised trials. Lancet 2005; 365: 1687-1717. 22. Romond EH, Perez EA, Bryant J et al. Trastuzumab plus adjuvant chemotherapy for op erable HER2-positive breast cancer. N Engl J Med 2005; 353: 1673-1684. 23. Peuckmann V, Ekholm O, Rasmussen NK et al. Chronic pain and other sequelae in long- term breast cancer survivors: nationwide survey in Denmark. Eur J Pain 2009; 13: 478 485. 24. Helme RD and Gibson SJ. The epidemiology of pain in elderly people. Clin Geriatr Med 2001; 17: 417-31. 25. Peuckmann V, Ekholm O, Sjogren P et al. Health care utilisation and characteristics of long-term breast cancer survivors: nationwide survey in Denmark. Eur J Cancer 2009; 45: 625-633.
Samenvatting
Referenties
11. Botteri E, Bagnardi V, Rotmensz N et al. Analysis of local and regional recurrences in breast cancer after conservative surgery. Ann Oncol 2010; 21: 723-728.
|
Samenvatting | 118
taten tegen. Drie tot acht jaar na diagnose rapporteerden jonge vrouwen met borstkanker (≤ 45 jaar; n = 505) meer depressieve klachten, meer vermoeidheid, slechtere zelfgescoorde aandachtsspanne en slechter seksueel functioneren vergeleken met zowel oudere patiënten als leeftijd-gematchte controles. Eén verklaring voor de gevonden verschillen tussen onze studie en die van Champion et al. is dat in onze studie de uitkomsten van de kwaliteit van leven werden gecorrigeerd voor verscheidene potentiële confounders zoals het gebruik van chemotherapie en endocriene therapie.
119
28. Howard-Anderson J, Ganz PA, Bower JE, Stanton AL. Quality of life, fertility concerns, and behavioral health outcomes in younger breast cancer survivors: a systematic re view. J Natl Cancer Inst 2012; 104: 386-405. 29. Champion VL, Wagner LI, Monahan PO et al. Comparison of younger and older breast cancer survivors and age-matched controls on specific and overall quality of life do mains. Cancer 2014; 120: 2237-2246.
|
Samenvatting
30. Schroevers MJ, Ranchor AV, Sanderman R. The role of age at the onset of cancer in rela tion to survivors’ long-term adjustment: a controlled comparison over an eight-year period. Psychooncology 2004; 13: 740-752.
120
31. Koch I, Jansen L, Hermann A et al. Quality of life in long-term breast cancer survivors – a 10-year longitudinal population-based study. Acta Oncol 2013; 52: 1119-1128. 32. Morrow PK, Broxson AC, Munsell MF et al. Effect of age and race on quality of life in young breast cancer survivors. Clin Breast Cancer 2014; 14: e21-e31. 33. Schroevers M, Ranchor AV, Sanderman R. Adjustment to cancer in the 8 years following diagnosis: a longitudinal study comparing cancer survivors with healthy individuals. Soc Sci Med 2006; 63: 598-610.
Eindelijk lijkt er aan dit project een einde te zijn gekomen. Dit is niet zonder slag of stoot gegaan. Dat deze promotie uiteindelijk afgerond wordt en dat er voor u dit boekje ligt, heb ik aan vele mensen te danken. Een aantal hiervan wil ik graag speciaal noemen. Ik heb geprobeerd iedereen apart te noemen, maar ik heb niet de illusie dat mijn lijst volledig is. Mocht ik u vergeten hebben, hierbij bij voorbaat mijn excuses en natuurlijk bedankt voor uw bijdrage. Ten eerste wil ik graag de mensen bedanken die de afgelopen jaren het meest betrokken zijn geweest bij mijn promotie: Prof. dr. Hans Langendijk, beste Hans, ook al ben ik maar één van de vele promovendi die je hebt begeleid de afgelopen jaren en is mammacarcinoom niet je primaire onderwerp, je was altijd bereid mee te denken over het te volgen traject en het uitvoeren van de juiste analyses. Je hebt John en mij losgelaten, maar wel altijd vinger aan de pols gehouden. De balans hierin werkte meestal goed en dat was erg prettig. Bedankt voor het verbeteren van het Engels. Door het toevoegen van soms slechts één woord liep de zin wel. Tevens wil ik je bedanken voor de mogelijkheid die je me hebt gegeven om de masteropleiding epidemiologie te volgen. Deze opleiding heeft mij meer inzicht gegeven in het doen van onderzoek en mij tot een betere onderzoeker gemaakt. We weten allemaal dat dit mij niet in het bloed zit. Dr. John Maduro, beste John, ik was je eerste promovendus en ook de eerste die nu uiteindelijk mag gaan promoveren. Ik denk dat het een leertraject voor ons beiden is geweest. Jij hebt geleerd hoe je iemand moet begeleiden en motiveren. Ik heb beter geleerd hoe ik mijn onzekerheden en dingen waar ik tegenaan loop kan verwoorden en dat om hulp vragen mág. Prof. dr. Truuske de Bock, beste Truuske, altijd kritisch, rustig en snel met respons op stukken. Het was erg fijn om met je samen te werken en uiteindelijk ben je ook nog één van de promotoren! Je hebt de inhoud van mijn onderzoek zeker naar een hoger plan getrokken. Dank hiervoor! Prof. dr. Edwin van de Heuvel, beste Edwin. Jij bent later bij mijn promotietraject betrokken geraakt. Bedankt voor het meedenken, doen van vele ingewikkelde analyses en het geduld dat je had om mij het te proberen uit te leggen. Ons beider perfectionisme leidde niet altijd tot een snelle afhandeling van zaken, maar uiteindelijk kunnen we wel voor de resultaten staan! Dank voor je inzet en van nu af aan zal ik je minder met herinneringsmailtjes bestoken.
Dankwoord
27. Taghian NR, Miller CL, Jammallo LS et al. Lymphedema following breast cancer treat ment and impact on quality of life: A review. Crit Rev Oncol Hematol 2014
Dankwoord
|
26. Hau E, Browne L, Capp A et al. The impact of breast cosmetic and functional outcomes on quality of life: long-term results from the St. George and Wollongong randomized breast boost trial. Breast Cancer Res Treat 2013; 139: 115-123.
121
| 122
Mijn kamergenoten in het Triade gebouw: bedankt voor alle kopjes thee/koffie en gezelligheid: Ivo Beetz, Vikram Rao Bolenini, Miranda Christianen, Agata Gawryszuk, Hans Paul van der Laan (speciaal dank voor de Nespresso!), Kristel Muijs, Wouter Schaake, Ruurd Visser, Eline Vredeveld, Tara van de Water, Paul Wittendorp, Kim Wopken en alhoewel geen kamergenoot: Ghazale Gobadi. Van de collega onderzoekers wil ik speciaal bedanken: Ivo Beetz, Miranda Christianen, Kristel Muijs en Paul Wittendorp; dank voor jullie mentale steun en voor de vragenlijst invoer-avonden. De pizza smaakte dan extra goed! De meesten van ons zijn nu elders werkzaam, maar het af en toe ophalen van herinneringen onder het genot van een lekker glas wijn moeten we er in houden! Ook wil ik Eline Vredeveld noemen. Beste Eline, onderzoek bleek niet jouw ding te zijn, maar bedankt voor het invoeren van de vele FUSIB statussen! Bij het invoeren hebben ook nog geholpen, als onderdeel van hun wetenschappelijke stage: Paulien Westhoff, Katelijne Volmer en Robin Wijsman. Bedankt! Natuurlijk moet ik niet vergeten: Zwaanette van de Vecht-Muurling en Miriam Versnel. Jullie hebben bijgedragen aan de continuïteit van de FUSIB. Dagelijks worden jullie bedolven onder de vragenlijsten en toxiciteitsscores. Zonder jullie zou er nauwelijks data zijn om te analyseren. Dank voor al jullie inspanningen. Alle stafleden van de afdeling en de patiënten wil ik bedanken voor invullen van de FUSIB papieren. Prof. dr. Hans Nijman: jij introduceerde me in het onderzoek. Jij bent diegene die radiotherapie noemde als voor mij potentieel interessant vakgebied. Via jou ben ik in contact gekomen met Hans Langendijk, dank hiervoor. (Voorheen) Collegae AIOS-radiotherapie: Margriet Dieters, Agata Gawryszuk, Chrystal de Groot, Christian Hammer, Marloes van der Heiden, Renske de Jong, Kristel Muijs, Maaike Lange, Janine van Nes, Anne Niezink, Edwin Oldehinkel, Bastiaan Ta, Sonja van der Veen en Kim Wopken: bedankt voor jullie luisterend oor als ik de boel weer eens niet zag zitten.... Specifiek wil ik Renske en haar partner Paul noemen. Super bedankt voor het
Natuurlijk wil ik mijn paranimfen bedanken, Wietske Donkersloot en Liesbeth Vermaas: Wiets, wij kennen elkaar al sinds die ene vakantie in La Fouly in 1982. Al die jaren hebben we contact gehouden. Als we elkaar zien, is het meteen goed en gaan we door waar we gebleven zijn. Bedankt dat je ook in deze gebeurtenis in mijn leven een rol wilt spelen. Liesbeth: tijdens onze studententijd deelden we een huis en roeiploeg. Na de studie kwam de gezamenlijke struggle van een promotie. Straks kunnen we allebei weer ademhalen en genieten van het leven. Bedankt voor je steun al die jaren! Ook wil ik Karijn Munneke-Marsman en Renate van der Meulen noemen. Ik ken jullie al vele jaren. Altijd vol belangstelling, ook al spreken we elkaar niet vaak genoeg. Nu komt er hopelijk meer tijd en rust bij mij. We zien elkaar snel! Dames Club 8 ’98, Anneke, Coosje, Evelyn, Gerda, Karin, Loes en Nienke: bij elk uitje wordt er subtiel geïnformeerd naar de vorderingen van mijn promotie. Maar nu is het eindelijk zo ver! Ik vind het bijzonder om te zien hoe iedereen is gegroeid en zijn leven heeft ingedeeld. Dank voor jullie interesse en waardering. Pap en mam, altijd op de achtergrond aanwezig. Als er iets is, weet ik dat ik op jullie steun kan rekenen. Dat is erg fijn om te weten. Jesse, met de jaren hebben we meer waardering gekregen voor elkaar en elkaars keuzes in het leven. Bedankt daarvoor! Lieve Gerard, zonder jou was ik hier nooit gekomen. Wij horen bij elkaar. Lucas, Joris en Elske, jullie zijn mijn alles!
Dankwoord
Dankwoord
De leden van de leescommissie: Prof. dr. Gietema, prof. dr. Struikmans en prof. dr. van de Velde, allen bedankt voor het kritisch doornemen van mijn manuscript.
op de valreep corrigeren van de Nederlandse samenvatting. Mijn kennis van stijlfouten in het Nederlands is goed aangevuld!
|
Graag wil ik alle co-auteurs bedanken voor hun bijdrage: Dianne Busz, Wil Dolsma, Liesbeth Jansen, Hans Paul van der Laan, Linda de Munck, Adelita Ranchor, Cees Schilstra, Carolien Schroder, Sabine Siesling, Wilma Smit, Paul Timmer, Otto Visser, Eline Vredeveld, Robin Wijsman, Pax Willemse en Marleen Woltman-van Iersel. Van de co-auteurs wil ik specifiek Linda de Munck bedanken. Linda, ik vind het erg leuk dat tijdens onze promoties onze wegen gekruist hebben. Onze samenwerking heb ik als erg prettig ervaren. Het was fijn om tijdens onze AIO-lunches de up en downs van het onderzoek te kunnen uiten. Jammer dat je nu zo ver weg zit, we moeten nog een date maken!
123
|
Enja Bantema-Joppe werd op 25 november 1976 geboren in Drachten. In 1995 behaalde zij haar eindexamen gymnasium aan het Drachtster Lyceum. Na haar middelbare school bracht ze een jaar door in Oslo, Noorwegen, waar ze werd geschoold in kunstgeschiedenis, tekenen en schilderen. In de jaren hierna behaalde Enja de propedeuse fysische geografie aan de Universiteit Utrecht en propedeuse bewegingswetenschappen aan de Rijksuniversiteit Groningen. Na 3x uitloten mocht Enja beginnen met de studie geneeskunde ook in Groningen. Voor haar wetenschappelijke stage verrichtte zij onderzoek in het Tygerberg Hospitaal in Kaapstad, Zuid-Afrika, naar de lange termijn gevolgen van radio- en chemotherapie bij overlevers van kinderkanker. Haar co-schappen volgde zij in het Martini ziekenhuis Groningen en haar keuze co-schap in het Welwitschia Hospital in Walvisbaai, Namibië. Na haar arts-examen in 2005, werkte Enja als ANIOS gynaecologie/obstetrie in het Medisch Centrum Leeuwarden. In juni 2007 begon zij aan het promotie traject op de afdeling Radiotherapie van het Universitair Medisch Centrum Groningen (UMCG) onder begeleiding van dr. John Maduro, prof. dr. Hans Langendijk en prof. dr. Truuske de Bock, wat resulteerde in dit proefschrift. Naast haar promotie onderzoek behaalde zij haar registratie voor Epidemioloog A. In april 2011 is Enja begonnen met de opleiding tot radiotherapeut-oncoloog in het UMCG (opleider dr. Mart Heesters). Dit jaar doet Enja een deel van haar opleiding in het Radiotherapeutisch Instituut Friesland (opleider drs. Annerie Slot). Enja Bantema-Joppe is getrouwd met Gerard Bantema, samen hebben zij drie prachtige kinderen, Lucas, Joris en Elske.
Curriculum Vitae
Curriculum Vitae
125