Nederlandse Samenvatting Acknowledgements Curriculum Vitae
109 109
110 110
Nederlandse samenvatting Kwaadaardige aandoeningen in de lever zijn onder te verdelen in primaire en secundaire tumoren. Secundaire tumoren (metastasen) ontstaan doordat kankercellen vanuit een kankergezwel elders in het lichaam (bijvoorbeeld dikke darmkanker) naar de lever zijn versleept en zich daar hebben gevestigd en ontwikkeld. Primaire levertumoren ontwikkelen zich in de lever zelf en ontstaan uit één van de in de lever voorkomende celtypen. De meest frequent voorkomende vorm hiervan is het hepatocellulair carcinoom of HCC. Deze vorm van kanker staat wereldwijd qua incidentie op de vijfde plaats en staat op de derde plaats wat betreft de oorzaak van sterfte aan kanker1. Meestal ontstaat HCC in een lever die al door een chronische leverziekte is aangedaan en waar bindweefselvorming tot levercirrose heeft geleid. De slechte prognose van het HCC is het gevolg van het gebrek aan adequate behandelmethoden, niet in de laatste plaats door de beperkingen die de levercirrose zelf veroorzaakt. Tegenwoordig wordt angiogenese, de vorming van nieuwe bloedvaten uit bestaande bloedvaten, gezien als een belangrijk nieuw aangrijpingspunt voor therapie van deze tumoren. Het verkrijgen van inzicht in de cellulaire en moleculaire processen die ten grondslag liggen aan angiogenese in humane tumoren is van essentieel belang om geneesmiddelen te ontwikkelen en effectieve therapeutische behandelschema’s te maken. Tot op heden is angiogenese in levertumoren bij patiënten niet in detail onderzocht. Bovendien blijkt het milieu waar het HCC in ontstaat van groot belang voor het gedrag van het HCC: is het HCC ontstaan in een verder niet zieke (normale) lever of is het HCC ontstaan in een chronisch zieke, cirrotische lever? Omdat moleculaire controle van angiogenese in belangrijke mate wordt beïnvloed door de omgeving waarin de nieuwe bloedvatvorming zich voordoet, doet de vraag zich voor in hoeverre de angiogene status van HCC in een verder normale lever verschilt van die van HCC in een cirrotische lever. Naast HCC komen er in de lever ook goedaardige tumoren voor. Dit betreft de zogenaamde focale nodulaire hyperplasie (FNH) en de hepatocellulaire adenomen (HCA). FNH omvat 8% van alle primaire levertumoren en is de tweede meest voorkomende goedaardige tumor naast hemangiomen2. Hepatocellulaire adenomen zijn zeldzaam maar een overgang naar een kwaadaardige groei is beschreven3. Net als voor HCC is voor deze goedaardige tumoren de kennis omtrent de nieuwe bloedvatvorming nog beperkt. Het doel van dit promotieonderzoek was de cellulaire en moleculaire controle te bestuderen van nieuwe bloedvatvorming in kwaadaardige en goedaardige levertumoren. We hebben hiertoe de doorbloeding, de activatie-
111 111
Nederlandse Samenvatting
en delingsstatus van de endotheelcellen die de tumorbloedvaten bekleden, de productie van factoren betrokken bij nieuwe bloedvatvorming, en de mate van bloedvatmaturatie bestudeerd. Hierbij hebben we ons met name gericht op genexpressie en de bijbehorende produktie van eiwitten waarvan op dit moment wordt gedacht dat ze een essentiële rol spelen in de initiatie van bloedvatnieuwvorming. In hoofdstuk 2 zijn in HCC’s in cirrotische en normale levers verschillende parameters gemeten die de endotheelceldynamiek weergeven als indirecte indicatoren van angiogene activiteit: endotheelceldeling en apoptose, microvasculaire dichtheid (MVD), en bloedvatmaturatie/stabiliteit in de vorm van pericytenbekleding. We hebben deze uitkomsten gecorreleerd met tumor vascularisatie zoals dat zichtbaar wordt gemaakt met een speciale vorm van CT beeldvorming, de zogenaamde dynamisch contrast versterkte CT. De microvasculaire dichtheid wordt gezien als een maat voor bloedvatvorming en om die reden hebben we de invloed van MVD op de prognose van patiënten met een HCC onderzocht. We vonden dat in beide condities van tumorgroei (HCC in normale en in cirrotische levers) de endotheelcelproliferatie en frequentie van apoptose in de tumorbloedvaten laag zijn, en dat de meeste bloedvaten omgeven zijn door pericyten, wat een grote mate van bloedvatstabiliteit suggereert. De MVD bleek bovendien niet gecorreleerd met de op de CT scan gemeten bloedtoevoer maar was wel negatief gecorreleerd met de bloedafvoer. In HCC in niet-cirrotische levers, waarvoor de patiënten werden behandeld middels partiële leverresectie, was een hogere MVD maatgevend voor een betere prognose. Parameters van endotheelceldynamiek in deze tumoren gaven vooral een beeld van rustige, mature tumorbloedvaten. Gebaseerd op de uitkomsten van de studie in hoofdstuk 2, kwamen we tot de hypothese dat angiogenese niet een prominente eigenschap van klinisch detecteerbare HCC’s is. In hoofdstuk 3 hebben we daartoe in humane HCC de gen- en eiwitexpressie geanalyseerd van de moleculen die verantwoordelijk worden geacht voor het initiëren van de eerste fase van de angiogenese. De moleculen die we hebben onderzocht zijn VEGF (Vascular Endothelial Growth Factor) en zijn twee receptoren VEGFR-1 en -R2, en de Angiopoietines Ang-1 en Ang-2, en hun receptor Tie-2. We hebben naast kwantitatieve RT-PCR om mRNA niveaus te meten, eiwitkwantificatie gedaan met Western blot analyse en lokalisatie van eiwitexpressie op weefsel niveau gedetecteerd middels immunohistologische analyse. We vergeleken de uitkomsten met analyses van dezelfde genen en eiwitten in niercel-carcinoom (RCC), een tumor-type dat als gevolg van een genetische mutatie sterk angiogeen is en als één van de meest bloedvatrijke tumoren in het menselijk lichaam wordt gezien. HCC in een normale lever en HCC in een cirrotische lever brachten de groeifactor VEGF-A in dezelfde mate tot expressie als samples van een normale, gezonde lever zonder tumor. In beide tumortypen was de Ang-1 genexpressie
112 112
113
114