Samenvatting ondersteuningsplan VO Midden Holland & Rijnstreek Een samenvatting van het ondersteuningsplan op basis van de elementen die volgens de MR/GMR van RESPONZ –vanuit het (V)SO- van belang zijn bij de beoordeling en het checken van een ondersteuningsplan.
Basisondersteuning Dit gaat over het niveau van de basisondersteuning en de gevolgen hiervan voor de mogelijkheden voor, en de gewenste rol van, het (V)SO in de expertiseoverdracht naar het regulier onderwijs. Waar zitten de omissies in de expertise en vaardigheden van het regulier onderwijs?
Het niveau van de basisondersteuning moet geleidelijk worden versterkt en verhoogd. (p.12) Handelingsgericht werken vormt het uitgangspunt: de onderwijsbehoeften van de jongeren en de ondersteuning staan centraal in het realiseren van het onderwijs. (p.12) P.14: schema met voorwaardelijke basisactiviteiten voor elke school. Omschrijving afspraken over basisondersteuning op p.27. Als minimaal niveau van basiskwaliteit geldt de toekenning van een basisarrangement door de inspectie. De basiskwaliteit van het onderwijs op vrijwel alle scholen van het samenwerkingsverband is op een voldoende niveau. (p.28)
Welke resultaatafspraken kunnen hierover worden gemaakt? Hoe ziet het toewijzings- en toeleidingsproces eruit?
Welke visie op (V)SO spreekt uit het document?
Arrangementen kunnen opgesplitst worden in drie categorieën: o Begeleiding en ondersteuning (persoonlijke ondersteuning en meer specifiek beschreven begeleiding); o Begeleiding met betrekking tot het schoolwerk (en dergelijke); o Cursussen en trainingen. (p.29) Bij extra arrangementen kan het volgende onderscheid gemaakt worden: o Arrangementen in en om de school; o arrangementen van het SWV, bijv. gespecialiseerde (ambulante) begeleiding, trajectbegeleiding. o Individuele arrangementen. Voorbeelden op p.34, o.a. (tijdelijke) beschikbaarheid van specifieke hulpmiddelen voor leerlingen met een (meervoudige) lichamelijke handicap die de basisondersteuning overstijgt. (p.33)
Arrangeren De rol van het (V)SO bij de wijze van arrangeren en de invulling van het deskundigenadvies. Hoe ziet het proces eruit en op welke manier kan het (V)SO hier een bijdrage aan leveren?
Elke school heeft een schoolondersteuningsteam. De samenstelling van het schoolondersteuningsteam kan per school verschillend zijn, bijvoorbeeld zorgcoördinator, afdelingsleider, orthopedagoog, mentor, schoolmaatschappelijk werker. De school legt zelf vast in welke frequentie en samenstelling dit team bij elkaar komt. Het schoolondersteuningsteam wijst alle ondersteuning/arrangementen toe die behoren tot de basisondersteuning. (p.30) Als ondersteuning van leerling mogelijkheden basisondersteuning overstijgt, wordt leerling besproken in FlexZAT: schoolondersteuningsteam, uitgebreid met onderwijsspecialist van SWV en gezinsspecialist. Ook leerplichtambtenaar, (ambulant) begeleider en andere deskundigen kunnen, op verzoek voorzitter, deelnemen aan het FlexZAT. FlexZAT bepaalt welke extra ondersteuning nodig is. (p.34) Voor toelaatbaarheid tot VSO wordt onafhankelijke commissie aangesteld. (p.16) Het uitgangspunt is dat deze commissie procedureel toetst. Geen eenduidig dossier (ouders en school zijn het bijvoorbeeld oneens), dan vindt een inhoudelijke beoordeling plaats. (p.47). Bovenschools toelatingsoverleg binnen ‘kamers’. In dit overleg worden de leerlingen besproken die nog geen passende onderwijsplek hebben. Aan het overleg neemt van elke school een gemandateerde vertegenwoordiger deel. Mochten deze gemandateerde vertegenwoordigers niet tot een plaatsing van een leerling kunnen komen, dan zal het kameroverleg op basis van een advies van de PCL gezamenlijk invulling geven aan de ‘doorzettingsmacht’. (p.19) Werkgroep ondersteuningstoewijzing onderzoekt of VPI kan bijdragen aan goede toewijzing arrangementen en extra ondersteuning (p.48)
Welke verschillen in de wijze van uitvoering hiervan zijn wenselijk t.o.v. het oude systeem van slagboomindicering?
Flexibilisering versus standaardisering
Welke trajecten zijn wenselijk om te standaardiseren en dus efficiënter aan te bieden?
Extra ondersteuning Het desgewenst opnemen van bestaande arrangementen (bijv. Op de Rails/ Herstart) in de afspraken over voorzieningen voor extra ondersteuning. Welke voorzieningen dienen behouden te blijven?
Mogelijke arrangementen van het SWV: vormen van tijdelijke, flexibele opvang op de Plusschool/De Rotonde (Rebound/Herstart/Op de Rails). (p.33) Zie ook beschrijving onderwijsopvangvoorzieningen p.39/40. Bezinning op taken en rol onderwijsopvangvoorziening i.v.m. veranderende rol en positie VSO: p.42.
Welke aantoonbare resultaten en opbrengsten zijn hiervan beschikbaar?
Aandacht voor specifieke doelgroepen (bijv. ZMOLK’ers/EMB) Hierbij valt te denken aan de richtlijn EMB van PO-Raad
Het SWV hanteert vereenvoudigde procedure voor vaststellen toelaatbaarheid EMB-leerlingen- geldig voor hele verblijf op VSO. (p.52)
Jeugdwet &Passend Onderwijs De afspraken over de verbinding tussen ondersteuning in het onderwijs en de jeugdwet vanuit de gemeente tijdens OOGO. In het schooljaar 2012-2013 is gestart met gemeenschappelijk Hebben de gemeenten de overleg op het niveau van de regio Holland Rijnland met zes complexiteit van de samenwerkingsverbanden PO en VO en 16 gemeenten. Dit doelgroepen voldoende in heeft geleid tot een gemeenschappelijke paragraaf over een beeld? integrale manier van werken. Deze gemeenschappelijke paragraaf is als bijlage bij ondersteuningsplan gevoegd. (p.8) Gekozen voor twee ‘kamers’ (Midden-Holland en Rijnstreek). Deze ‘kamers’ dragen zorg voor de samenwerking en afstemming met het primair onderwijs en de gemeenten. (p.16) Overleg met lokale overheden ten aanzien van jeugdzorg en arbeidsmarkt (p. 62). Overleg met gemeenten over jeugdhulp, jeugdzorg en jeugdhulpverlening, ontwikkelagenda's onderwijs, gemeenten, jeugdzorg en arbeid, VSV (p.63-65) Welke behoeften heeft het (V)SO t.a.v. de aansluiting met de jeugdwet?
Regionale samenwerking
Gemeenschappelijk overleg zes samenwerkingsverbanden PO
Hoe is de afstemming met de aanpalende SWV-en georganiseerd?
Op welke thema's wordt deze samenwerking gericht?
en VO en 16 gemeenten. Twee ‘kamers’ (Midden-Holland en Rijnstreek). Deze ‘kamers’ dragen zorg voor de samenwerking en afstemming met het primair onderwijs en de gemeenten. (p.16) SWV's PO en VO in regio MHR. Overleg over overstijgende commissie voor TLV met SWV regio Leiden en DBS. (p.47) Overleg over overstappen van of naar een school buiten het SWV. (p.60). PO en VO MHR: digitaal overdrachtsdossier, doorlopende leeren ondersteuningslijn (p.62). Jeugdhulp (p.63). Personeel
Hoe wordt uitvoering gegeven aan de Tripartiete Overeenkomst?
Hoe omgaan met AB komende periode?
Het samenwerkingsverband beziet de mogelijkheid om voor een langere periode diensten te betrekken van de huidige aanbieders. Daarbij worden de volgende uitgangspunten vooralsnog in acht genomen: o Voor de inrichting van de ondersteuningsstructuur is formatie ‘onderwijsspecialisme nodig, welke functionarissen academisch geschoold moeten zijn in orthopedagogie en/of psychologie, waarvan de laatste bij voorkeur een ‘GZ-aantekening heeft dan wel een BIGregistratie. o De ambulant begeleiders moeten bevoegd zijn voor het voortgezet onderwijs met aanvullende opleiding op het gebied van het speciaal onderwijs dan wel de opleiding SEN. o In richtinggevende zin moeten de ambulant begeleiders (aantoonbaar) bereid zijn om leerlingen en leraren te begeleiden in overstijgende zin van de domeinen die bekend staan als cluster 3 en cluster 4 als ook bereid zijn om met groepen leerlingen met een ondersteuningsvraag te werken. o Voor maximaal 0,4 fte zal er mogelijk behoefte zijn aan beleidscapaciteit, vooral gericht op de verbinding PO/SO – VO/VSO. o Geen tot minimale formatie of deskundigheid zal nodig zijn op het gebied van management. o De bemensing van commissies zal bij voorkeur plaatsvinden op basis van freelancers. o Beperkte capaciteit zal nodig zijn voor de administratieve ondersteuning van de onderwijsloketfunctie. Inzet van experts (unit-assistent, ambulant begeleider) in primaire proces wordt door enkele scholen beschouwd als een groeimogelijkheid extra ondersteuning. (p.35) In het samenwerkingsverband is besloten om geen gebruik te maken van de opting outmogelijkheid. Dat betekent dat de ABgelden tussen augustus 2014 en augustus 2016 bij het voortgezet speciaal onderwijs worden herbesteed. (p.37)
Voor de langere termijn onderzoekt het samenwerkingsverband de mogelijkheden om een macrocontract af te sluiten met de AED in combinatie met andere aanbieders. (p.72) De huidige AB is eigenlijk altijd curatief van aard: de leerling heeft immers al een indicatie. Het streven is erop gericht om de ondersteuning van leerlingen die dat nodig hebben vooral preventief in te zetten. In dat kader is binnen het samenwerkingsverband gesproken over een andere inzet van de externe deskundigen van de huidige AB diensten. (p.37) De preventieve ambulante begeleiding zal niet meegaan in de overdracht, maar worden gebundeld en benut voor de formatie van de onderwijsspecialist(en). (p.37) In overleg met één van de AB-diensten in de regio, te weten AED, is het idee van een expertteam ontstaan. In de periode januari 2014 – juli 2014 en in het schooljaar 2014-2015 zullen via pilots ervaringen worden opgedaan met deze werkwijze. In deze periode zal ook verdere besluitvorming over organisatie en financiering van de ambulante begeleiding plaatsvinden (zie bijlage 10). (p.37/38) De kern van deze werkwijze is dat elke school ‘vaste’ ambulant begeleiders heeft die op verzoek van de school aansluiten bij de besprekingen van het schoolondersteuningsteam. De inzet van deze ambulant begeleiders is vooral gericht op de basisondersteuning aan leerlingen. Meer leerlingen profiteren van de aanwezige ondersteuning (ook niet lgf-leerlingen). Het doel is om de ondersteuning sneller, breder en flexibeler in te zetten. Deskundigheidsbevordering van de leraar vindt bijvoorbeeld via co-teaching plaats. (p.73) Voor de periode 1 augustus 2014 – 1 augustus 2016 wordt de inzet van het huidige AB-personeel grosso modo gecontinueerd, met uitzondering van de preventieve ambulante begeleiding en de gelden voor terugplaatsing. Deze PAB- en TAB-middelen zullen benut worden voor de formatie van de onderwijsspecialisten in het kader van de ondersteuningstoewijzing. (p.73) Overig
Overige punten/onderdelen uit ondersteuningsplan, die relevant zijn voor het SO
Ondersteuningsplan is opgesteld voor vier jaren, in schooljaar 2015-2016 een bijstelling: herziene versie voor periode 20162018. (p.6) Visie SWV op p.11/12, o.a.: o Voor zeer bijzondere vormen van speciaal onderwijs (niet aanwezig in de regio) worden afspraken gemaakt voor voorzieningen voor speciaal onderwijs in aangrenzende regio’s. (p.12) o Het niveau en volume van lichte en zware ondersteuning wordt minimaal gehandhaafd, maar kan in relatie met de versterking van het niveau van basisondersteuning wel andere accenten krijgen. (p.12)
Het samenwerkingsverband wordt belast met een loketfunctie ten aanzien van: o vervullen van een adviesfunctie voor ouders, leerlingen, scholen en leerplichtambtenaren; o leveren van bovenschoolse expertise, waaronder trajectbegeleiding (preventieve ambulante hulp); o toekenning van onderwijsarrangementen; o de toelaatbaarheid van leerlingen tot scholen voor VSO; o de functie van de Permanente Commissie Leerlingenzorg (PCL). (p.13) De onderwijsondersteuning is in beginsel gericht op leerlingen die niet ouder zijn dan 18 jaar, tenzij er zicht is op een diploma. (p.13) Aantallen 18-plussers in VSO oktober 2013 op p.22. Onderlinge afspraken tussen het VO en het VSO in de subregio vinden plaats binnen de vastgestelde kaders binnen het ‘kameroverleg’. Een ‘kamer’ bestaat uit de directieleden van de scholen in de subregio. (p.16) P.18: organogram SWV. Deelnamepercentages LWOO, VSO en rugzakken onder landelijk gemiddelde. PrO iets hoger deelname percentage dan landelijk. (p.21) Nu geldt weliswaar de zorgplicht voor een bestuur, maar die verplichting is voor een bestuur van een VSO-school minder eenvoudig waar te maken als de ondersteuningsbekostiging door het samenwerkingsverband niet meer wordt toegekend. Een VSO-school is namelijk afhankelijk van de ondersteuningsbekostiging van het samenwerkingsverband. Als de ‘deskundigen’ van mening zijn dat een langer verblijf van de leerling op een VSO-school niet noodzakelijk is, stopt de ondersteuningsbekostiging en is de leerling aangewezen op regulier onderwijs. Bij twijfel kan de PCL een zwaarwegend advies uitbrengen. (p.25) Besturen willen het volume van het VSO bevriezen op het niveau van 2011 en de trajecten voor leerlingen qua organisatie en qua verblijfsduur differentiëren. De verbinding tussen het regulier voortgezet onderwijs, de Plusscholen en het Park College VSO zal versterkt dienen te worden. (p.40) Omdat er in het samenwerkingsverband per november 2013 meer leerlingen in het VSO onderwijs volgen, impliceert dit dat er meer leerlingen in het regulier onderwijs opgenomen moeten worden. (p.41) In het verleden ontving een leerling met een ondersteuningsvraag een indicatie voor minimaal drie jaar. Dat hoeft niet meer. Dit maakt het mogelijk de omvang van het VSO-volume te beïnvloeden. (p.41) Onderzoek m.b.t. rol en taak onderwijsopvangvoorzieningen en VSO en wenselijkheid thuisnabije voorzieningen (p.42) Aanmelding bij VSO vanuit PO? In overleg met ouders TLV aanvragen. (p.51) Terugplaatsing naar het regulier onderwijs komt thans nog incidenteel voor. Het streven is erop gericht dat een leerling
eerder of vaker wordt teruggeplaatst naar het regulier onderwijs, uiteraard alleen als dit verantwoord is. (p.53) Handleiding voor terugplaatsing: bijlage 12. In begroting wordt een bedrag voor AWBZ opgenomen, toewijzing vooralsnog belegd bij PCL (p.53). De toekenning verloopt via het Onderwijsloket, waarbij de criteria die kort voor 1 augustus 2014 gelden, richtinggevend zullen zijn. (p.78) (Te) weinig maatwerk in eigen SWV voor leerlingen met ondersteuningsbehoefte cluster 4. Om lacunes te verminderen of op te heffen zou gedacht moeten worden aan andere organisatievorm VSO en meer samenwerking VO en VSO. (p.57) Ten aanzien van het schoolgebonden deel van de rugzak is reeds in een vroeg stadium de afspraak gemaakt dat deze middelen in het schooljaar 2014-2015 aan de scholen zouden worden overgemaakt, minus een inhoudingspercentage van circa 5%. (p.72) Overzicht wie wel/geen automatische TLV vanaf 1-8-2016 tot 31-12-2014. Per 1 januari 2015 definitieve regeling. (pag. 74/75) O.a.: Voor leerlingen in het domein cluster 3 voor wie onmiskenbaar duidelijk is dat zij nimmer onderwijs in het regulier onderwijs kunnen volgen, zal de toelaatbaarheidsverklaring afgegeven worden tot en met het einde van het schooljaar waarin de leerling 16 jaar wordt. Dan geldt een tussentijdse evaluatie (school vraagt dit vier maanden voor het verlopen van de toelaatbaarheidsverklaring aan). (p.74) Monitoren resultaten p. 81/82 (o.a. aantal TLV, aantal terugplaatsingen en soort en aantal arrangementen). Aanbevelingen MR
Over welke onderdelen kunnen MR-leden (vanuit RESPONZ-perspectief) vragen stellen of aanbevelingen geven in OPR?
Mogelijke onderwerpen ter bespreking in de OPR: o De onderwijsondersteuning is in beginsel gericht op leerlingen die niet ouder zijn dan 18 jaar, tenzij er zicht is op een diploma. (p.13)- consequenties voor VSO en arbeidstoeleiding ... o Voor leerlingen die voor 1 augustus op een school voor (V)SO onderwijs volgen met een geldige beschikking, verandert er in eerste instantie niet veel. De beschikking blijft geldig voor de periode zoals vermeld op de beschikking, doch tot uiterlijk tot 1 augustus 2016. (p.74)- Wettelijk gezien hebben alle leerlingen die op 1 augustus a.s. zijn ingeschreven op (V)SO met een geldige indicatie nog recht op twee jaar onderwijs op die school (dus ongeacht datum afloop van indicatie- als het maar geldig is op 1-08-2014).