SAMENHANG DETAILHANDEL, TRANSPORT EN GROOTHANDEL
X.J.L. Theunissen ECN-Beleidsstudies Petten
NEEDIS Postbus 1 1755 ZG Petten telefoon: 0224 - 564750 telefax : 0224 - 563338
NDS--96-002
maart 1996
Verantwoording
ECN-Beleidsstudies ontwikkelt voor de stichting NEEDIS een Nationaal Energie en Efficiency Data Informatie Systeem (NEEDIS). Hiermee beogen de initiatiefnemers van deze stichting - de SEP, de Gasunie en het Ministerie van Economische Zaken - te komen tot een algemeen erkend en in beginsel door iedereen te gebruiken databestand, waarin relevante informatie betreffende energieverbruik en energie-efficiency is opgenomen. Achtergrond hiervan is het verbeteren van de efficiency van het energieverbruik, een doel dat door velen wordt nagestreefd: - door het bedrijfsleven en consumenten om de kosten te beheersen en te beperken; - door de overheid om schaarse energiebronnen te sparen en om negatieve milieu-effecten van de energievoorziening te beperken. In de registratie over het energieverbruik wordt onderscheid gemaakt naar energiedrager, verbruikerscategorie, energiefunctie en type installatie. Voorts worden andere grootheden bijgehouden die het energieverbruik mede verklaren. Om een nadere analyse te maken van verschillende verbruikerscategorieën is een sectorindeling gemaakt en worden per sector onderzoeken uitbesteed. Dit rapport betreft een onderzoek naar de dynamiek tussen de drie sectoren Groothandel (SBI ’74 code 61 en 62), Transport-, opslag- en communicatiebedrijven (SBI 7) en Detailhandel (SBI 65/66) en is opgesteld door ECN-Beleidsstudies. Dit onderzoek is gedaan in het kader van een stage-project van de opleiding Techniek en Maatschappij. De studie aan de Technische Universiteit Eindhoven valt onder de richting Energietechnologie en de richting Technologie en Beleid. De begeleider van de TUE is ir. G. Verbong, van het ECN komt de begeleiding van J.M. Bais.
2
INHOUD
SAMENVATTING
5
1. INLEIDING
7 7 8 9
1.1 Probleemstelling 1.2 Afbakening 1.3 Opbouw verslag
2. SECTORSCHETSEN 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 2.6
11 11 11 12 13 15 16
Inleiding NEEDIS-structuur Groothandel Transport-, opslag- en communicatiebedrijven Detailhandel Samenhang
3. IMPLEMENTATIE IN NEEDIS
21 21 22 23 23 24 24 25 25 26 26 27 27 27 28
3.1 Inleiding 3.2 Energiedragers 3.3 Energiefuncties 3.3.1 Opslag 3.3.2 Handling 3.3.3 Kantoor 3.3.4 Bewerking 3.4 Effecten 3.5 Ontwikkelingen 3.5.1 Economische groei 3.5.2 Rechtstreeks leveren fabrikant aan detailhandel 3.5.3 Toetreding andere bedrijfstakken in de detailhandel 3.5.4 Value Added Logistics 3.5.5 Logistieke optimalisatie 3.5.6 Uitbesteden transport door fabrikanten, groothandel en detailhandel 3.5.7 Reverse logistics 3.5.8 Uitbesteding op- en overslag door groothandel 3.5.9 Non-store retailing en vliegende winkels 3.5.10 Toename in/verkooporganisaties
29 30 30 30 30
4. RESULTATEN 4.1 4.2 4.3 4.4
31 31 31 35 40
Inleiding Energieveranderingen Resultaten Conclusies
5. ADVIES VOOR MONITORING
41
LITERATUUR
43
BIJLAGE A. Indeling van produktgroepen
45
BIJLAGE B. Energieverbruik detailhandel
47
BIJLAGE C. Aannames en schattingen
49
3
Maart 1996 Samenhang detailhandel, transport en groothandel
4
SAMENVATTING
In dit onderzoek is een poging gedaan de energetische gevolgen van sectorverschuivingen tussen de groothandel, de transportbedrijven en de detailhandel in kaart te brengen. Om een afbakening aan te brengen is het aandachtsveld beperkt tot de meest relevante consumptiegoederen. Deze zijn naar hun produktkarakteristieken ondergebracht in vier groepen, fresh food, kruidenierswaren, modische artikelen en duurzame artikelen. Er zijn vier ontwikkelingen af te splitsen die gevolgen op het energieverbruik van de sectoren kunnen hebben, namelijk: - Een toename van rechtstreekse leveringen door de fabrikant aan de detailhandel of consument. - De opkomst van aanvullende produktiewerkzaamheden door de logistieke dienstverleners, aangeduid met de term Value Added Logistics (VAL). - Een toenemende mate van uitbesteding van op- en overslag door de groothandel aan de logistieke dienstverleners. - Een groei van het aantal produktleveringen waarbij de logistieke sturing door middel van ‘Just In Time’-technieken geoptimaliseerd wordt. Per ontwikkeling is de invloed bepaald voor de komende tien jaar op het energieverbruik van de drie sectoren, uitgesplitst naar de vier produktgroepen. Hierbij zijn aannames en schattingen gebruikt, waarvan de verantwoording en gevoeligheid in het rapport staan aangegeven. De gevolgen van de bovengenoemde ontwikkelingen voor het energieverbruik van de consumptiegoederen zijn als volgt: - Bij de groothandel zal er een afname van rond de tien procent in tien jaar komen. Deze afname is het gevolg van het uitbesteden van de opslagruimtes naar de transportsector, tezamen met het rechtstreeks leveren van de fabrikant aan de detailhandel of consument, waarbij de groothandel overgeslagen wordt. Ook zorgt de logistieke optimalisatie voor een kleine afname van het energieverbruik. - Bij de transportsector zal een flinke groei van circa veertig procent in het energieverbruik optreden. Dit komt doordat deze sector meer opslagactiviteiten zal gaan vervullen voor de groothandel en zich in de toekomst meer met VAL-activiteiten zal gaan bezighouden. Ook is er een kleine toename als gevolg van het overnemen van groothandelsactiviteiten doordat de fabrikanten rechtstreeks leveren aan de consument en de detailhandel, maar dit valt weg tegen een kleine afname van het verbruik door de logistieke optimalisatie. - Bij de detailhandel zal er slechts een geringe afname van vier procent in tien jaar zijn. Dit is te wijten aan de logistieke optimalisatie van de goederenstroom die tot kleinere opslagruimtes leidt. Verdere monitoring van de genoemde ontwikkelingen kan moeilijk gestandaardiseerd worden omdat de benodigde gegevens niet in statistieken worden bijgehouden. Voor het bepalen van de VAL kan Nederland Distributieland informatie geven, maar is wel een verder onderzoek naar de energie-intensiteiten van VAL noodzakelijk. Voor de andere ontwikkelingen is een enquête wenselijk bij de drie sectoren, die elke vijf jaar herhaald wordt. Tenslotte is het belangrijk dat enkele andere ontwikkelingen op de voet gevolgd worden, omdat ook zij in de toekomst een effect op het energieverbruik kunnen hebben.
5
Maart 1996 Samenhang detailhandel, transport en groothandel
6
1. INLEIDING
In het kader van NEEDIS heeft ECN-Beleidsstudies al verschillende sectorstudies uitgevoerd om het energieverbruik te kunnen bepalen. In het najaar van 1995 zijn de sectorrapportages over de groothandel, de transport-, opslag- en communicatiebedrijven en de detailhandel uitgebracht. Daarin kwam naar voren dat er tussen die drie sectoren veel overlappingen en verschuivingen plaatsvinden, zoals bijvoorbeeld het uitbesteden van het vervoer en opslagactiviteiten van groothandelaren en detaillisten aan de transporteurs en het uitoefenen van de groothandelsfunctie door de transportsector. Om een beter zicht te krijgen op die verschuivingen en de gevolgen voor het energieverbruik, is de opdracht gegeven voor dit onderzoek. Het brandstofverbruik van vervoerseenheden, zoals vrachtwagens of bestelbusjes, wordt in dit onderzoek niet meegenomen. De aandacht gaat alleen uit naar het energieverbruik van ondersteunende activiteiten als het verwarmen en verlichten van opslagruimtes, het intern transporteren van de goederen en het bewerken en ompakken van de goederen.
1.1 Probleemstelling Dit leidt tot de volgende doelstelling: Het doel is om inzicht te verkrijgen in de dynamiek tussen de drie sectoren groothandel, de transport-, opslag- en communicatiebedrijven en de detailhandel ten behoeve van NEEDIS. De probleemstelling die dan geformuleerd kan worden luidt: Wat zijn de gevolgen van de verschuivingen tussen de sectoren groothandel, transport en detailhandel ten aanzien van het ondersteunend energieverbruik? Hierbij kunnen de volgende onderzoeksvragen onderscheiden worden: - Welke produktgroepen zijn het meest van belang bij de goederenstroom naar de detailhandel? - Wat is het ondersteunend energieverbruik per sector? - Wat is de samenhang tussen de sectoren met betrekking tot de goederenstromen? - Wat zijn de optredende verschuivingen in die sectoren? - Wat zijn hiervan de energetische gevolgen? - Wat zijn de gevolgen voor de gehele sectoren? - Hoe zijn de optredende energieveranderingen te monitoren?
7
Maart 1996 Samenhang detailhandel, transport en groothandel
1.2 Afbakening
Buitenland
Groothandel
Fabrikanten
Transport
Detailhandel
Figuur 1.1: Schema vervoer consumptiegoederen en deelnemende sectoren In bovenstaande figuur is het onderzoeksgebied aangegeven. De drie sectoren waar de consumptiegoederen vandaan komen zijn het buitenland, de groothandel en de fabrikanten. De goederenstroom komend van het buitenland die rechtstreeks naar de detailhandel gaat zonder tussenkomst van de groothandel, komt eerst in een Europees Distributie Centrum terecht. Dat is in dit verband een Distributie Centrum van voornamelijk Japanse of Amerikaanse bedrijven dat in Nederland is gesitueerd en van daaruit de hele Europese markt moet voorzien. De goederenstroom rechtstreeks afkomstig van de fabrikanten wordt verhandeld via een fabrikanten-verkoopkantoor of een detailhandel-inkooporganisatie. De transportsector is omlijnd met een stippellijn omdat de transportbedrijven geen eigenaar worden van de goederen, zij verlenen alleen maar logistieke diensten en lopen dus geen economisch risico over de verhandelde goederen. Deze bedrijven vervoeren slechts een gedeelte van alle goederen, het goederenvervoer kan door alle vijf de sectoren verzorgd worden. Dit schema is gekozen omdat via de literatuur op relatief eenvoudige wijze de herkomst, richting en de omvang van de goederenstromen zijn te bepalen [1]. Het aandachtsveld is beperkt tot de belangrijkste consumptiegoederenstromen naar de detailhandel toe. Uit deze goederen zijn vervolgens vier hoofdgroepen geselecteerd: fresh food, kruidenierswaren, modische artikelen en duurzame artikelen. Deze onderverdeling is gemaakt op basis van verschillende produkteigenschappen zoals houdbaarheid, waardedichtheid, verschijningsvorm etc. Bovendien is deze onderverdeling al vaker gebruikt in onderzoeken [1]. De indeling van de produktgroepen staat in bijlage A. Belangrijke groepen die hierin om uiteenlopende redenen ontbreken zijn: bakkers en slagers, elektrische apparaten, auto’s en rijwielen, huishoudelijke artikelen, doe-het-zelf zaken en warenhuizen.
8
Inleiding
1.3 Opbouw verslag In hoofdstuk 2 wordt als eerste de NEEDIS-structuur besproken, aan de hand waarvan de drie sectoren zijn beschreven. Deze sectoren krijgen een korte behandeling waarin alvast wordt ingegaan op het afgebakende gedeelte van de consumptiegoederen. Het bijbehorende energieverbruik per produktgroep wordt gegeven. Vervolgens wordt een samenhangend beeld geschetst waarin de volumina van de goederenstromen, de vervoerswijze en de onderlinge verbanden aangegeven staan. In hoofdstuk 3 worden de huidige ontwikkelingen en verschuivingen geschetst, die vervolgens in de NEEDIS-structuur worden verwerkt. Zo komt er een overzichtelijk beeld van alle belangrijke energiedragers, energiefuncties en volumeen structuureffecten. Ook wordt aangegeven hoe de verschillende niveaus in de NEEDIS-structuur op elkaar inwerken. In Hoofdstuk 4 krijgt elke ontwikkeling een analytische behandeling, en worden de kwantitatieve energieveranderingen bepaald. Per sector krijgen deze een waarde. Ook worden de energieverschuivingen voor de hele sectoren gegeven. Tevens worden de minimale en maximale waarden aangegeven waarbinnen de ontwikkelingen zich kunnen gaan afspelen. In hoofdstuk 5 tenslotte staan de conclusies van het onderzoek, er volgt een advies voor monitoring en er worden enkele aanbevelingen gedaan voor verder onderzoek.
9
Maart 1996 Samenhang detailhandel, transport en groothandel
10
2. SECTORSCHETSEN
2.1 Inleiding In de drie voorgaande sectorstudies naar de groothandel, de transport-, opslagen communicatiebedrijven en de detailhandel zijn algemene gegevens verzameld over de sectoren. Allereerst zal in dit hoofdstuk de NEEDIS-structuur besproken worden volgens welke de drie sectorstudies zijn opgesteld. Vervolgens worden ter verduidelijking van de functies en betekenissen van die sectoren drie bewerkte samenvattingen van die studies gegeven. Daarnaast is voor elke sector het energieverbruik bepaald per energiedrager, verdeeld naar de vier verschillende produktgroepen. Vervolgens wordt de samenhang tussen de drie sectoren kwalitatief en kwantitatief bepaald, zodat er een duidelijk schema komt over de omvang en herkomst van goederenstromen die naar de detailhandel toegaan.
2.2 NEEDIS-structuur Om inzicht te krijgen in tot nu toe gerealiseerde besparingsmogelijkheden en in de toekomst te realiseren besparingen is het noodzakelijk te beschikken over goede en gedetailleerde informatie over het energieverbruik en het huidige efficiency-niveau in Nederland. Daartoe wordt in het NEEDIS-databestand een groot aantal energieverbruiksgegevens op verschillende aggregatieniveaus (d.w.z. uitgesplitst naar type energiedrager, verbruikssector, energiefunctie en type installatie) opgenomen. Daarnaast worden zogenaamde verklarende factoren (d.w.z. factoren die naar verwachting mede bepalend zijn voor de omvang van het energieverbruik) opgenomen. Binnen NEEDIS worden drie effecten onderscheiden die het energieverbruik van een systeem kunnen beïnvloeden. Dat zijn achtereenvolgens: - Volume-effecten Deze effecten houden verband met de omvang van de maatschappelijke activiteiten. - Structuureffecten Deze effecten hangen samen met de veranderende aard van de activiteiten. - Besparingseffecten Deze effecten zorgen ervoor dat dezelfde activiteiten uitgevoerd kunnen worden met een kleinere hoeveelheid energie. Om de energievraag te kunnen verklaren wordt per effect naar verklarende factoren gekeken. - Een verklarende factor voor het volume-effect kan zijn een toename van de omzet of van de hoeveelheid vervoerde goederen. Een indicator die volume-effecten in de energievraag verklaart is de Toegevoegde Waarde (TW). - Voor de structuureffecten is de verklarende factor de verhouding tussen de toegevoegde waarde en de fysieke prestatie. Deze verhouding wordt kwaliteitsfactor genoemd. - De verklarende factor voor de besparingseffecten is de verhouding tussen het energieverbruik en de fysieke prestatie, binnen NEEDIS het specifiek energieverbruik genoemd.
11
Maart 1996 Samenhang detailhandel, transport en groothandel
2.3 Groothandel De sector groothandel wordt gedefinieerd als de verzameling ondernemingen die voor eigen rekening en risico goederen verhandelen die - buiten de eigen onderneming zijn vervaardigd en die - aan bedrijfsmatige (niet-consumptieve) afnemers worden geleverd. De hoofdfunctie van de groothandel is het voortstuwen van de goederenstromen. Daarnaast biedt de groothandel een pakket diensten aan, zoals logistieke diensten of pre- and aftersale-services. De groothandel vervult naast de opslagfunctie van verhandelde goederen, in 40% van de gevallen ook de transportfunctie. Een gedeelte van de bestaande groothandelsbedrijven is slechts een kantoorgroothandel, produkten worden ingekocht en verkocht zonder dat zij fysiek in de groothandelsvestiging aanwezig zijn. Van de groothandel in consumptiegoederen is circa 90% voorraadhoudende. Van de groothandelsbedrijven die de opslagfunctie vervullen besteedt ongeveer 10% die functies uit [3]. Er kunnen 5 verschillende typen groothandelsbedrijven worden onderscheiden: - importeur - exporteur - handelshuizen - binnenlandse groothandel of grossier - in- en verkoopkantoren [4]. Binnen de groothandel kunnen zeven subsectoren [4] onderscheiden worden op basis van produktverwantschap: 1. agrarische produkten (SBI 611-612) 2. grondstoffen en halffabrikaten (SBI 613-615) 3. bouwmaterialen (SBI 616) 4. kapitaalgoederen (SBI 617-619) 5. consumptiegoederen non-food (SBI 621-623) 6. consumptiegoederen food (SBI 624-625) 7. overige artikelen (SBI 626-629) De meeste groothandelsbedrijven ondervinden nog geen noemenswaardige economische bedreigingen door de ontwikkelingen in andere schakels en door de opkomst van logistieke dienstverleners. Zij vervullen functies (zoals importfunctie, exportfunctie, assortimentsfunctie en economische voorraadfunctie) die niet door anderen kunnen worden overgenomen. Bovendien zijn zij in staat door uitbreiding van activiteiten (zoals assemblage en dienstverlening) nieuwe functies te creëren. Alleen de kleinere groothandelsbedrijven komen in de problemen, omdat zij in de concurrentieslag met de grotere bedrijven vaak de vereiste kennis ontberen. Een complexere logistieke besturing samenhangend met het automatiseren van het logistieke proces is vaak te kostbaar voor de kleinere bedrijven. Wel is het mogelijk voor deze bedrijven om door middel van specialisatie zich een uitzonderingspositie in de markt te verwerven [5,6]. De energieverbruiksgegevens zoals die beschikbaar zijn in de sectorrapportage worden gespecificeerd naar de vier produktgroepen fresh food, kruidenierswaren,
12
Sectorschetsen
modische artikelen en duurzame artikelen. Hieronder volgt een tabel waarin per produktgroep staat aangegeven hoeveel energie er besteed wordt. Tabel 2.1: Energieverbruikscijfers per produktgroep in de groothandel 1992 Aardgas [mln m3] [PJ] 1. 2. 3. 4.
Fresh food Kruidenierswaren Modische artikelen Duurzame artikelen
Totaal
Elektriciteit [mln kWh] [PJ]
Overig [TJ]
Totaal [PJ]
10 16 11 9
0,32 0,51 0,35 0,29
78 107 96 52
0,28 0,38 0,34 0,19
83 140 182 100
0,68 1,03 0,87 0,58
46
0,47
333
1,19
502
3,16
Bron: Bewerking [4,7]. Een uitleg over de bewerking wordt gegeven in bijlage C.1.
2.4 Transport-, opslag- en communicatiebedrijven De hoofdtaak van de transportbedrijven is het vervoeren van goederen van de leverancier naar de afnemer. Een belangrijk kenmerk is dat transportbedrijven ondersteunende activiteiten verrichten voor derden, ze zijn nooit eigenaar van de lading. De detail- en groothandel zijn dat wel. Onder de transportbedrijven vallen zeven homogene segmenten: 1. spoorwegen 2. wegvervoer 3. zeevaart 4. binnenvaart 5. luchtvaart 6. hulpbedrijven van het vervoer 7. communicatie. De bijdrage aan het bruto binnenlands produkt is ongeveer 8%. De sector bestaat voor een zeer groot deel, circa 98%, uit midden- en kleinbedrijven. Van het vervoerde vrachtgewicht in het binnenland gaat circa 82% over de weg, circa 17% langs de binnenwateren en ongeveer 1% per spoor. Er is de laatste jaren een verschuiving zichtbaar naar nog meer wegvervoer. Het aantal ondernemingen nam toe, van 23.248 in 1990 tot 25.641 in 1992 [8]. De transportsector heeft in Nederland traditioneel een sterke positie, die mede wordt ondersteund door de stichting Nederland Distributieland. Van de 380 Europese Distributie Centra die door Japanse en Amerikaanse bedrijven zijn ingesteld, ligt 46% in Nederland [9]. Bedrijven die fysieke distributie-activiteiten uitvoeren voor derden zonder daarbij economisch risico over de voorraden te lopen zijn logistieke dienstverleners. Specifieke diensten die deze bedrijven kunnen verlenen zijn de volgende: - transport (geregeld, ongeregeld) - opslag (inslaan, opslaan, uitslaan)
13
Maart 1996 Samenhang detailhandel, transport en groothandel
-
overslag (groeperen, netwerkbesturing) expeditie-activiteiten (planning, documentenafhandeling) klantspecifieke activiteiten (orderverzamelen, assemblage) voorraadbeheer (order entry, administratie, bestellen, afnemersbeheer).
Er is een tendens van de logistieke dienstverleners om het dienstenpakket uit te breiden. Deze tendens zet zich echter niet in sterke mate door. Het is niet waarschijnlijk dat de logistieke dienstverleners zich zullen ontwikkelen tot groothandelsbedrijven. Er blijft een verschil in economische verantwoordelijkheid tussen de groothandel en de logistieke dienstverleners. Het energieverbruik in deze sector kan het gevolg zijn van vele activiteiten. De meest bepalende variabele voor de vaststelling van het energieverbruik in deze sector is het gewicht van de goederen [8]. Dit hoeft in de realiteit niet altijd zo te zijn. Vaak zijn andere produktkarakteristieken van belang, zoals produkten die koeling behoeven. Toch zal deze vereenvoudiging ook bij dit onderzoek gebruikt worden. Bij de tabel van het energieverbruik per subsegment is alleen gekeken naar het aandeel van het goederenwegvervoer, de expediteurs, cargadoors en bevrachters en de veem- en pakhuisbedrijven. Dit zijn de drie energieverbruikersgroepen in de sector die goederen behandelen die voor de detailhandel bestemd zijn. Het energieverbruik van het vervoer van de consumptiegoederen bij de transportbedrijven is: Tabel 2.2: Opbouw energieverbruik van consumptiegoederen in de transportsector Aardgas [mln m3]
Elektriciteit [mln kWh]
Overig [TJ]
Totaal [PJ]
Wegvervoer Expediteurs Veem & pakhuis
3,7 1,7 13,4
18,2 13,8 55,6
11,6 29,6 0
0,19 0,13 0,63
Totaal
18,8
87,6
41,2
0,95
Bron: Bewerking [13]. Een verklaring van de herkomst van deze cijfers is gegeven in bijlage C.2.
14
Sectorschetsen
De energieverbruikscijfers in de transportsector per produktgroep zijn: Tabel 2.3: Energieverbruikscijfers per produktgroep in de transportsector 1992 Aardgas [mln m3] [PJ] 1. 2. 3. 4.
Fresh food Kruidenierswaren Modische artikelen Duurzame artikelen
Totaal
Elektriciteit [mln kWh] [PJ]
Overig [TJ]
Totaal [PJ]
8,8 7,3 0,3 1,9
0,28 0,24 0,01 0,06
42,3 35,3 1,8 9,8
0,15 0,13 0 0,03
23,4 19,6 0,9 5,3
0,46 0,39 0,02 0,10
18,4
0,58
88,2
0,31
35,2
0,95
Bron: Bewerking van [1,4,8]. Een uitleg over de bewerking wordt gegeven in bijlage C.3.
2.5 Detailhandel Tot de detailhandel behoren de winkels incl. ambulante handel en postorderbedrijven maar excl. de auto- en motorbranche. De detailhandel wordt onderscheiden in ongeveer 50 branches, die sterk in grootte en in andere kenmerken kunnen verschillen. Ook binnen de branches zelf is er nog de nodige variatie. Het percentage werkzame personen in de detailhandel t.o.v. de totale economie in Nederland is 10,1%, terwijl de toegevoegde waarde maar 4,6% bedraagt en het energieverbruik slechts 1,4% [14]. De reden voor deze lage percentages van de TW en het energieverbruik ligt in het feit dat het bedrijfsproces relatief eenvoudig is. Produktie vindt maar in een beperkt aantal branches plaats en het omvormingsproces bestaat vaak uit niet meer dan het verplaatsen en veranderen van de verpakkingsgrootte. De werknemers zijn voor het grootste deel dienstverleners. Er zijn ontwikkelingen gaande in de detailhandel die als volgt benoemd kunnen worden [10]: - De tendens tot schaalvergroting Er is de laatste decennia een enorme toename van het verkoopoppervlak per verkoopplaats. Sinds 1950 is deze 4,5 maal gegroeid. De verwachting is dat deze ontwikkeling zich in de toekomst nog verder doorzet. - De tendens tot samenwerking De omzetten van de samenwerkende detaillisten t.o.v. de totale omzet zijn vanaf 1980 met 15% gestegen. De verwachting is dat de graad van samenwerking zich de komende jaren zal stabiliseren. - De toenemende marketinginspanning Door een steeds grilliger wordend consumentengedrag leveren de detailhandelaren veel inspanningen om de klanten in winkel te krijgen. Naast het opener maken van de verkoopruimte zal het assortiment groter worden en sneller wisselen, de presentatie eerder veranderen en zullen er frequenter verbouwingen plaatsvinden.
15
Maart 1996 Samenhang detailhandel, transport en groothandel
Huidige ontwikkelingen die invloed kunnen hebben op het energieverbruik zijn onder andere [11]: - De toename van huurpanden zorgt voor een toename van het energieverbruik. Het blijkt dat er een toename zal zijn van 7% in 10 jaar tijd. - Verruiming winkeltijden. Het aardgasverbruik zal met 7,5% in 10 jaar tijd toenemen en het elektriciteitsverbruik met 12,5% in 10 jaar. - Uit de inschatting van de minimale en maximale gebruiksontwikkeling in de detailhandel blijkt dat het verbruik van elektriciteit met ca. 5% à 16% in tien jaar zal toenemen. Het gasverbruik zou in die tijd tussen een daling van 3% en een stijging van 12% kunnen liggen. Opmerkelijke feit in het energieverbruik is dat het elektriciteitsverbruik per vierkante meter bij de produkten die koeling behoeven zoals vlees en melkprodukten drie à vier keer zo hoog is als bij de andere produkten [14]. Deze produkten komen hoofdzakelijk voor in de fresh foodgroep. Verder geldt dat bij de detailhandel het aandeel van de overige energiedragers verwaarloosbaar klein is. Bij de vervoerssector is dit 5% maar bij de groothandel is er een onverklaarbaar groot aandeel van soms wel 20%. In de bijlage B staan per produktgroep de energiegegevens aangeduid. Deze gegevens zijn met behulp van de sectorrapportage detailhandel gegenereerd. Tabel 2.4: Energieverbruikscijfers per produktgroep in de detailhandel 1992 Aardgas [mln m3] [PJ] 1. 2. 3. 4.
Fresh food Kruidenierswaren Modische artikelen Duurzame artikelen
Totaal
Elektriciteit [mln kWh] [PJ]
Overig [PJ]
Totaal [PJ]
43,7 120,6 84,8 63,9
1,39 3,82 2,69 2,03
212,6 822,1 444,2 304,6
0,77 2,96 1,60 1,10
0,033 0,152 0,066 0,061
2,19 6,93 4,36 3,19
313
9,92
1783,5
6,43
0,312
16,67
Bron: Bewerking [10]. De uitwerking staat in bijlage C.4.
2.6 Samenhang Om de drie sectoren wat beter met elkaar te vergelijken qua economische betekenis worden ze naast elkaar gezet in tabel 2.5.
16
Sectorschetsen
Tabel 2.5: Algemene gegevens van de drie sectoren in relatie tot andere sectoren in 1992 Omzet
Toegevoegde waarde [mld gld] [mld gld] Groothandel Transport Detailhandel Industrie
Werknemers [× 1000]
Arbeidsproduktiviteit [TW/werknemer]
327,1 63,4 111,5 345,7
38,6 36,8 23,0 93,0
371,4 409,0 443,8 922,8
103.920 89.975 51.735 100.788
Totaal bedrijfsleven 1100,8
288,7
3407,0
84.723
Bron: Bewerking [4,7,12].
Hierbij valt af te lezen dat de arbeidsproduktiviteit van de detailhandel stukken lager ligt dan die van de andere sectoren. Dat komt voornamelijk doordat in de detailhandel een hoge servicegraad naar de klant vereist is. De gemiddelde arbeidskosten per werknemer zijn laag. Ook is er een opvallend groot verschil tussen de omzet van de transportsector en de groothandel. Dit komt doordat de groothandel zelf eigenaar wordt van de verhandelde goederen. Het totale energieverbruik van de drie sectoren is van verschillende omvang. Toch is er weinig verschil in het verloop van het verbruik, de drie grafieken in onderstaande figuur vertonen opvallend veel gelijkenis. Er zijn geen schokkende energieverschuivingen tussen 1986 en 1992.
PJ 30
25
20 Detailhandel Groothandel
15
Transport 10
5
0 86
87
88
89
90
91
92
Figuur 2.1: De ontwikkeling van het energieverbruik tussen 1986 en 1992 [13] De energiehoeveelheden die van belang zijn voor de consumptiegoederen staan in de volgende figuur aangegeven.
17
Maart 1996 Samenhang detailhandel, transport en groothandel
PJ detailhandel groothandel 20
transport
15
10
5
0
Figuur 2.2: Het energieverbruik in 1992 van de drie sectoren voor het behandelen van de consumptiegoederen Het grote energieverbruik van de detailhandel springt het meest in het oog. Dit verbruik is afkomstig van de intensieve verlichting en verwarming van de verkoopruimten. De transportsector heeft zulk een laag energieverbruik omdat de brandstof die door vervoersmiddelen verbruikt wordt niet is meegenomen. De groothandel, de transportbedrijven en de detailhandel zijn onderling sterk met elkaar verbonden omdat de produkten in de detailhandel voor een groot gedeelte via de groothandel en de transportsector van de fabrikanten komen. In de onderstaande figuur zijn de goederenstromen aangegeven in mln ton. De pijlen geven de herkomst en de richting van de goederen aan, de plekken van herkomst zijn de fabrikanten, de groothandel en het buitenland. De produkten die van de groothandel afkomstig zijn, komen van de fabrikanten en het buitenland. In sectoren groothandel, transport en detailhandel staan de hoeveelheden verbruikte energie aangegeven die in het onderzoek worden betrokken.
18
Sectorschetsen
Buitenland
3,0 mln ton
Groothandel E = 3,16 PJ
Fabrikanten
23,6 mln ton
21,3 mln ton
Transport E = 0,95 PJ
Detailhandel E = 16,67 PJ
Figuur 2.3: Indeling van de goederenstromen naar de detailhandel in mln ton en energieverbruikscijfers in 1992 Bronnen: Bewerking van [1,4,9,14,15]. Uitleg van de bewerking staat in bijlage C.5.
De totale hoeveelheid aan consumptiegoederen is 47,9 mln ton. Per geselecteerde produktsoort zijn de goederenstromen in gewicht [1]: 1. Fresh food 48% 23 mln ton 2. Kruidenierswaren 40% 19,2 mln ton 3. Modische artikelen 2% 1,0 mln ton 4. Duurzame artikelen 10% 4,8 mln ton Aangenomen is dat deze verdeling bij de detailhandel, de transportsector en de groothandel hetzelfde is.
19
Maart 1996 Samenhang detailhandel, transport en groothandel
20
3. IMPLEMENTATIE IN NEEDIS
3.1 Inleiding Bij de evaluatie van de drie sectorrapportages waren vragen gerezen naar de onderlinge afhankelijkheid en de optredende verschuivingen tussen de sectoren. Er bleek een grote dynamiek te zitten in de bedrijfskolom van deze sectoren. Om daar een beter zicht op te krijgen zijn hieronder de algemene trends aangegeven die bij de drie sectoren optreden [3,17]: - Differentiatie en beperkte mondialisering in de consumptie Voor een beperkt aantal produkten (bijvoorbeeld mode en AV-apparatuur) en voor bepaalde groepen consumenten (bijvoorbeeld de jeugd) kan steeds meer van wereldwijde markten worden gesproken. Tevens wordt erop gewezen dat de laatste jaren de markten regionaliseren, waarbij merken en produkten (en daardoor ook de distributie) steeds meer worden gedifferentieerd. - Hogere eisen van de afnemers Consumenten stellen hogere eisen aan produkten en aan de verleende service. De leveranciers zullen hierdoor meer moeten zorgen voor hoge kwaliteit, grotere flexibiliteit en korte en betrouwbare leveringen. - Kortere levenscycli en flexibeler produktieprocessen Door de hogere eisen van de afnemers moeten de produktieprocessen sneller kunnen omschakelen en minder op voorraad produceren. Dit zal leiden tot een vermindering van de voorraden en snellere leveringen. - Schaalvergroting in de produktie Door middel van de mondialisering van de markten gaan bedrijven over tot schaalvergroting om zo beter het hoofd te kunnen bieden aan de internationale concurrentie. - Schaalvergroting en internationalisering in de detailhandel Een bundeling van de krachten is noodzakelijk als antwoord op de toenemende schaalvergroting in de produktie. Dit betekent voor de leveranciers dat zij te maken krijgen met een veranderend marktbeeld. Dit heeft gevolgen voor de onderhandelingsposities binnen het transactiekanaal, maar ook voor de afwikkeling van de goederenstroom. - Liberalisering transportsector Dit betekent onder andere dat transportbedrijven meer mogelijkheden krijgen voor het meenemen van retourvrachten. Hierdoor wordt het mogelijk om efficiëntere transportnetwerken op te zetten. - Snelle ontwikkelingen in de informatietechnologie Door deze ontwikkelingen kan informatie op elk gewenst tijdstip en op elke gewenste plaats beschikbaar zijn. Orders kunnen sneller geplaatst worden en informatie over markten, leveranciers en afnemers kan sneller beschikbaar komen. Daarnaast kan er ook een betere controle uitgevoerd worden op de goederenstroom. Deze ontwikkelingen zijn nu in volle gang. - Verscherpt milieubewustzijn Door toekomstige regelgeving over het verpakkingsmateriaal, retourstromen, toenemende samenwerking en bundeling van goederen en door een algemeen groeiend milieubewustzijn kunnen de vervoersbewegingen afnemen en de opslagruimtes energiezuiniger werken. - Toegenomen aandacht voor logistiek Door de verhevigde concurrentie en toenemende efficiëntievergroting en kostenbesparing is de aandacht toegenomen voor de distributielogistiek.
21
Maart 1996 Samenhang detailhandel, transport en groothandel
Deze algemene trends komen tot uiting in meer specifieke ontwikkelingen. Ontwikkelingen zijn nader gespecificeerde handelingen van de afzonderlijke bedrijven. Zoals al in de NEEDIS workshop in april 1995 werd opgemerkt, was er geen duidelijkheid over een aantal specifieke ontwikkelingen die belangrijk zijn voor het verloop van het energieverbruik. De volgende knelpunten werden aangegeven: - Door ‘Just in Time’ methodieken verliest de opslagfunctie aan betekenis en neemt de transportfunctie in belangrijkheid toe. Tevens zouden de groothandelsbedrijven het transport meer uitbesteden. Hierdoor zou een verschuiving van traditionele groothandelsactiviteiten naar de logistieke dienstverleners plaatsvinden. - Door de opkomst van detailhandel/inkooporganisaties en fabrikant/verkoopkantoren zou de groothandelsector bedreigd worden. - De transportsector gaat meer voorraadbeheer en aanvullende werkzaamheden uitvoeren. De groothandelsector zou hierdoor bedreigd kunnen worden [16]. In dit onderzoek zijn deze verwachte verschuivingen onderzocht, en is nog verder gekeken naar ontwikkelingen die sectoroverschrijdende gevolgen hebben voor het energieverbruik. In de NEEDIS-structuur wordt de verandering van het energieverbruik bepaald door de volume-, structuur- en besparingseffecten vast te leggen. Deze effecten leiden tot een verandering van de energiefuncties. De energiefuncties tenslotte vinden een vertaling in de energiedragers, die uiteindelijk het energieverbruik bepalen.
3.2 Energiedragers Voor de betreffende sectoren worden drie energiedragers onderscheiden: 1. Aardgas (mln m3) Dit wordt over het algemeen aangewend om voorraad- en verkoopruimten te verwarmen. 2. Elektriciteit (mln kWh) Deze energiedrager wordt gebruikt voor het verlichten van ruimtes, het aansturen van elektrische apparaten en machines en het plaatselijk koelen of verwarmen (diepvries en elektrische ovens). 3. Overige energiedragers (TJ) Dit zijn over het algemeen brandstoffen zoals benzine en LPG voor de heftrucks. Deze energiedragers worden door elke energiefunctie in meer of mindere mate verbruikt. Zij vertegenwoordigen het uiteindelijke energieverbruik.
22
Sectorschetsen
3.3 Energiefuncties In de NEEDIS-structuur wordt een energiefunctie gedefinieerd als een verandering die men tot stand wil brengen met behulp van energie. Hierbij is kan onder verandering ook het instandhouden van een normaal lopend proces verstaan worden. In 1. 2. 3. 4.
dit onderzoek zijn er vier energiefuncties van belang: opslag handling kantoor bewerking.
Elke energiefunctie vraagt een hoeveelheid van de drie energiedragers. De mate waarin de omvang van deze functies in de tijd verandert is afhankelijk van de beschreven ontwikkelingen. Per sector wordt nu de verdeling van de energiefuncties geschat. Tabel 3.1: Verdeling van de energiefuncties in procenten bij de verschillende sectoren
Groothandel Transport Detailhandel food Detailhandel non-food
Opslag
Handling
Kantoor
Bewerking
65 75 60 80
10 5 0 0
20 15 5 10
5 5 35 10
Bron: bewerking [11]. Nadere uitleg over deze bewerking staat in bijlage C.6.
Elke energiefunctie krijgt nu een nadere toelichting waarbij per functie de energie-intensiteiten worden berekend. De uitkomsten die zullen worden gegeven zijn in sommige gevallen niet gebruikt in het verdere verloop van het onderzoek, omdat de benodigde parameters, zoals personen of m2 niet verkrijgbaar blijken te zijn. De vertaling naar het energieverbruik is dan ook op een andere manier gedaan. Hierdoor is het te moeilijk geweest om de totale dynamiek in een model weer te geven.
3.3.1 Opslag Het opslaan van goederen leidt tot verbruik van energie. Deze energiefunctie staat enkel voor het verwarmen en verlichten van de opslagruimte. In tabel 3.2 staat de berekeningswijze voor de opslagcoëfficiënt. Het energieverbruik per m2 vloeroppervlakte in de detailhandel is:
23
Maart 1996 Samenhang detailhandel, transport en groothandel
Tabel 3.2: Energieverbruik per m2 in de detailhandel in 1992 Aardgaskosten Elektriciteits- Aardgas/ kosten oppervlakte [gld/m2] [gld/m2] [m3/m2] Fresh food Kruidenierswaren Modische artikelen Duurzame artikelen
23,3 18,4 16,6 7,8
40,5 37,7 25,8 11,3
47,9 37,9 34,2 16,0
Elektriciteit/ oppervlakte [kWh/m2] 225 209,4 143,3 62,8
Bron: Bewerking [10,12]. Uitleg staat in bijlage C.7.
De energie-intensiteiten (TJ/m2) zijn per produktgroep erg verschillend omdat de vooral de fresh food en de kruidenierswaren extra energie vragen doordat daar produkten voorkomen die koeling behoeven. De energie-intensiteiten in de transportsector en de groothandel liggen tientallen procenten lager omdat deze sectoren geen verkoopoppervlakten hebben die een omvangrijke verwarming en verlichting vereisen. Hoeveel is echter niet bekend, er kan hier dus geen uitspraak over gedaan worden.
3.3.2 Handling Onder handling wordt verstaan het intern transporteren en overslaan van de goederen. Deze handelingen hebben een verbruik van elektriciteit (transportbanden en heftrucks) en overige energiedragers (diesel, olie en LPG van heftrucks) tot gevolg. Hoeveel energie dit per ton produkt kost is echter niet bekend. Volgens een benadering die in bijlage C.8 staat beschreven zijn de waarden van deze energiefunctie:
Aardgas Elektriciteit Overig
Hoeveelheid
Energie-intensiteit
0,58 PJ 0,31 PJ 0,04 PJ
0,89 TJ/mln ton 0,48 TJ/mln ton 0,06 TJ/mln ton
In totaal is de energie-intensiteit 1,43 TJ/mln ton.
3.3.3 Kantoor Het begeleiden van de transport- en opslagactiviteiten heeft ook de vervulling van enkele kantoorfuncties tot gevolg. De energie-intensiteiten van deze kantoorfuncties worden bij elke goederensoort gelijk verondersteld. Uitleg over de berekening staat in bijlage C.9.
24
Sectorschetsen
Energie-intensiteit Aardgas Elektriciteit
29,7 GJ/persoon 12,6 GJ/persoon
In totaal is de energie-intensiteit 42,3 GJ/persoon.
3.3.4 Bewerking Onder bewerking van de goederen wordt verstaan alle VAL-activiteiten en dan met name de assemblage en produktiewerkzaamheden. De energie-intensiteiten van deze bewerkingen worden bij elke produktsoort gelijk verondersteld. Nadere uitleg staat in bijlage C.10. Energie-intensiteit Aardgas Elektriciteit Overig
37,2 GJ/persoon 25,7 GJ/persoon 1,5 GJ/persoon
In totaal is de energie-intensiteit 64,4 GJ/pers.
3.4 Effecten Binnen NEEDIS worden de invloeden die ontwikkelingen hebben op het energieverbruik aangeduid als volume-, structuur- en besparingseffecten. Volume-effecten houden verband met de omvang van de maatschappelijke activiteiten, bijv. meer mensen die meer produceren en consumeren, die meer werkruimte en kantoren nodig hebben enz. Door volume-effecten verandert de energievraag als de omvang van diverse activiteiten toeneemt. De verandering van het energieverbruik heeft een causale relatie met de verandering van de maatschappelijke activiteit. Structuureffecten hangen samen met de veranderende aard van de activiteiten in de loop der tijd. Voorbeelden van structuureffecten zijn het omschakelen van energie-intensieve bulkchemie en basismetaal naar fijnchemie en elektronica, of het leveren van diensten i.p.v. materiële produkten. Structuureffecten komen op alle niveaus voor: tussen sectoren, binnen sectoren en binnen individuele bedrijven. Besparingseffecten houden in dat dezelfde maatschappelijke activiteiten gedaan kunnen worden met een kleinere hoeveelheid energie. Dit kan liggen in een gedragsverandering bijv. de thermostaat lager zetten en de ramen en deuren dicht houden, maar kan ook in technische investeringen liggen zoals betere isolatie, spaarlampen of HR-ketels [2].
25
Maart 1996 Samenhang detailhandel, transport en groothandel
De ontwikkelingen kunnen in meerdere of mindere mate volume-, structuur- of besparingseffecten tot gevolg hebben. De ontwikkelingen die in dit rapport beschreven worden zullen vooral een structuureffect op het energieverbruik hebben.
3.5 Ontwikkelingen In de volgende paragrafen worden de ontwikkelingen geschetst met sectoroverschrijdende aspecten. Dat zijn niet alleen ontwikkelingen die sectorverschuivingen tot gevolg hebben, maar ook globale ontwikkelingen die in elke sector kunnen voorkomen, zonder dat functies van de ene naar de andere sector verschuiven. Voor de volledigheid worden de meest actuele en relevante ontwikkelingen besproken; niet elke ontwikkeling hoeft echter daadwerkelijk gevolgen te hebben voor het energieverbruik. De ontwikkelingen die worden besproken zijn: 1. Economische groei. 2. Rechtstreeks leveren fabrikant aan consument zonder gebruik van de groothandel. 3. Toetreding andere bedrijfstakken in de detailhandel. 4. Value Added Logistics. 5. Logistieke optimalisatie. 6. Uitbesteden distributie aan logistieke dienstverleners door fabrikanten, groothandel en detailhandel. 7. Reverse logistics. 8. Uitbesteden opslag en overige logistieke diensten. 9. Non-store retailing en vliegende winkels. 10. Toename in/verkooporganisaties. Hiervan is economische groei de enige ontwikkeling die een volume-effect op het energieverbruik kan hebben. In de volgende paragrafen wordt bij elke ontwikkeling nagegaan of zij een effect op het energieverbruik van de drie sectoren kan hebben.
3.5.1 Economische groei Het lijkt voor de hand liggend om de economische groei als een verklarende factor te zien waardoor het energieverbruik in de drie sectoren zal toenemen. Dit blijkt echter niet zo te zijn. In [7] is aangegeven dat op basis van de huidige informatie het niet aannemelijk te maken is dat de economische groei een directe invloed heeft op het energieverbruik. Als alle andere volume-, structuur- of besparingseffecten verdisconteerd worden met het verloop van het energieverbruik, kan een overgebleven energietoename verklaard worden door deze economische groei. Dat is echter nog niet mogelijk gebleken. In de detailhandel is bijvoorbeeld het energieverbruik tussen 1982 en 1991 vrijwel hetzelfde gebleven [13]. Bij het verrekenen van besparingseffecten (a.g.v. betere koelingssystemen) en structuureffecten (door logistieke optimalisatie) zou een toename als gevolg van de economische groei wel zichtbaar kunnen zijn. In de transportsector neemt het energieverbruik wel gestaag toe tussen 1984 en 1992 [13], maar dat zou voor een groot gedeelte verklaard kunnen worden door het uitbreiden van de diensten 26
Sectorschetsen
die deze sector verricht, zoals bijvoorbeeld een toename van de op- en overslag van goederen. Een eenduidige relatie kan nog niet gelegd worden.
3.5.2 Rechtstreeks leveren fabrikant aan detailhandel Volgens een enquête van het EIM die uitgevoerd is onder groothandelsbedrijven, achten de groothandelaren van de food, non-food en overige goederen resp. met 17%, 14% en 2% de kans groot dat fabrieken in de toekomst rechtstreeks zullen gaan afleveren naar de detailhandel. De aanname is nu dat door de toenemende rechtstreekse levering van de fabrikanten aan de detailhandel de groothandelsfunctie bij de groepen food, non-food en overige goederen met de helft (resp. 8,5%, 7% en 1%) zal afnemen. De percentages zijn twee keer zo klein omdat de eerste percentages uitgingen van de verwachtingen van groothandelaren of er een grote kans bestond op verlies van hun functie door rechtstreekse leveringen. De aanname bij deze enquête is dat het verlies maar in de helft van de voorspelde gevallen zal voorkomen.
3.5.3 Toetreding andere bedrijfstakken in de detailhandel Op dit moment zijn er steeds meer bedrijven die traditioneel niet tot de detailhandel behoren maar wel detailhandelsfuncties gaan uitoefenen. Hierbij kan gedacht worden aan de stationswinkels van de NS, de PTT of verzekeringsmaatschappijen die produkten verkopen. Deze nieuwe ontwikkeling in de detailhandel die in de toekomst waarschijnlijk gevolgen zal hebben voor de andere sectoren, is op dit moment nog gering [11].
3.5.4 Value Added Logistics Hierbij wordt aan de produkten een extra waarde toegevoegd. Deze waarde is een direct gevolg van produktie-activiteiten die niet in de oorspronkelijke fabriek plaatsvinden, maar in distributiecentra (DC’s). VAL kan dus als het ware omschreven worden als ‘uitgestelde produktie’. De goederen die aan VAL worden onderworpen zijn voor het grootste deel afkomstig uit het buitenland. Doordat de bedrijven de transportkosten laag willen houden, zullen de goederenstromen naar de DC’s toe een zo laag mogelijke diversiteit hebben. Homogene, compacte en minder breekbare produkten zijn immers makkelijker te vervoeren. Value Added Logistics wordt ook vaker in DC’s toegepast om aan de vraag van lokale, gedifferentieerde markten te kunnen voldoen en om de consument in de gelegenheid te stellen zijn order verder in de produktieketen te laten doordringen, m.a.w. meer bepalen hoe zijn eindprodukt er uit komt te zien. Het klantspecifiek maken van de produkten zal dus zo laat mogelijk gebeuren. Per markt bestaan er verschillende voorkeuren ten aanzien van accessoires of kleur, apparaten moeten aan de lokale netspanning worden aangepast of consumenteninformatie moet worden bijgesloten.
27
Maart 1996 Samenhang detailhandel, transport en groothandel
Onder klantspecifieke activiteiten kan worden verstaan het assembleren, repareren, herpakken, labellen, service-activiteiten, kwaliteitscontrole. Grootschalige VAL-activiteiten komen vooralsnog hoofdzakelijk voor in Europese Distributie Centra. Er zijn twee prognoses gedaan voor de werkgelegenheid door VAL tot 2015. Het rapport van AT Kearney en Knight Wendling, uitgevoerd in opdracht van Nederland DistributieLand, spreekt van 200.000 tot 400.000 banen, terwijl B. Kuipers van de adviesdienst Verkeer en Waterstaat van het ministerie van Verkeer en Waterstaat, de ontwikkeling raamt op 28.000 banen tot 2015 [9]. Voor de ontwikkelingen binnen VAL zijn de verwachtingen dat het niet de vaart zal lopen die in het rapport AT Kearney/Knight Wendling zijn beschreven. Dit rapport gaat er van uit dat de totale VAL-potentie ook voor 100% gerealiseerd zal gaan worden. Kijkend naar de langzame implementatie van andere ontwikkelingen als Just In Time (JIT) behandeling van produkten en de Electronic Data Interchange (EDI) en naar het feit er geen optimale, eenduidige manier is om de logistieke besturing vast te leggen, zal er bij VAL-potentiële goederen niet automatisch gekozen tot het daadwerkelijk uitvoeren van VAL. Bovendien is de opdracht voor het onderzoek gegeven door Nederland Distributie Land, een organisatie die zich tot doel stelt de nieuwe logistieke ontwikkelingen in de transportsector te promoten. Een bron uit Nederland Distributie Land [14] geeft te kennen dat de toename van VAL in de praktijk lang niet zo groot is als in het rapport van AT Kearney en Knight Wendling [9] beweerd wordt. De keuze voor 28.000 banen [9] in tien jaar tijd lijkt hier meer op zijn plaats.
3.5.5 Logistieke optimalisatie Hierbij worden de goederenstromen en de voorraden zo goed mogelijk beheerst, zodat de betrouwbaarheid in de keten producent-detailhandel vergroot wordt. Produkten worden verser aangevoerd, omloopsnelheden worden groter en de voorraden nemen af. Dit alles zorgt voor een kostenreductie. De centrale begrippen in deze logistieke ontwikkelingen zijn JIT en ketenintegratie. JIT - Just In Time management. Dit is een logistieke ontwikkeling die in gang gezet is door de toenemende concurrentie en een sterker fluctuerende vraag van de consument. De voorraden worden zo klein mogelijk gehouden, en de levering geschiedt frequenter en in kleinere hoeveelheden en de omloopsnelheid van de produkten neemt fors toe. Op die manier kan sneller ingesprongen worden op nieuwe behoeften. Ketenintegratie - Door het grillige koopgedrag van de consument proberen de bedrijven door middel van ketenintegratie het reactievermogen in de keten te laten toenemen. De keten loopt van de consument via de detaillist en de groothandel naar de producent. Door het gebruik van EDI (Electronic Data Interchange) kunnen frequenter kleinere bestellingen worden geplaatst uit een groter assortiment. De vorming van tussenvoorraden zal steeds minder noodzakelijk worden.
28
Sectorschetsen
Tevens zal er vaker geleverd worden in kleinere hoeveelheden. Door een toegenomen planning zal de beladingsgraad van de vrachtwagen niet afnemen, zelfs een lichte stijging vertonen, en kan het resultaat zijn dat er vaker met minder vrachtwagens gereden wordt, het aantal vervoersbewegingen blijft dus gelijk. Als er kleinere vrachtwagens worden gebruikt om de kleinere leveringen te doen, zal het aantal ritten toenemen. Ook zal door deze gevolgen het aantal schakels in de distributiekolom afnemen. Door een toename van de ketenintegratie zullen er meer controlerende activiteiten uitgevoerd moeten worden. Dit zal voor een toename van de kantoorfunctie zorgen, ondanks de toenemende automatisering. De verwachting is dat deze kenmerken langzaam zullen toenemen. Het begrip ketenintegratie is moeilijk meetbaar, maar volgens [19] neemt in de V.S. de JIT-behandeling van goederen toe met ongeveer 1,5% per jaar, en zal een plafond bereiken van ongeveer een derde van alle goederen.
3.5.6 Uitbesteden transport door fabrikanten, groothandel en detailhandel Door een toenemende concurrentie en de eis naar een verdergaande ketenintegratie met JIT wordt de logistieke besturing van de goederendistributie een complexe bezigheid. Hierdoor en uit kostenoverwegingen gaan groothandelaren, detailhandelaren en produktiebedrijven er toe over om de logistieke besturing uit te besteden. Dit kan variëren van het inhuren van los transport, tot het uitbesteden van de gehele besturing. Hierbij gelden als vuistregels: - Uitbesteding neemt toe als de fijnmazigheid van het distributienetwerk toeneemt. - Bij een hogere waardedichtheid van de produkten wordt vaker uitbesteed. - Geen uitbesteding als de produktkennis te specifiek is of de schaal van de distributie te groot, bijvoorbeeld in het geval van de supermarkt Albert Heijn. - Geen uitbesteding bij alleen technisch zeer hoogwaardige produkten, omdat hier een snelle en foutloze behandeling erg belangrijk is [19]. Als de uitbesteding alleen bestaat uit het huren van los transport is de energieverandering te verwaarloosbaar klein, omdat het laden en lossen nog steeds door de oude actoren wordt verricht. Bij het uitbesteden van verdergaande taken zoals warehousing en DC’s, is er wel een merkbaar energieverschil omdat de vervoerders ook additionele activiteiten zoals op- en overslag verrichten. Vooralsnog wordt hoofdzakelijk het transport uitbesteed, samen met activiteiten als overslag, expeditie en routeplanning. Andere zaken zoals opslag, verpakking of orderverwerking worden slechts in een geringe mate uitbesteed. 10% van alle bedrijven verwacht dat ze in de toekomst meer transport zullen uitbesteden [3].
29
Maart 1996 Samenhang detailhandel, transport en groothandel
3.5.7 Reverse logistics Onder strengere milieu-eisen krijgen fabrikanten meer verantwoordelijkheid over hun produkten in het afvalstadium, en proberen ze het afval zoveel mogelijk te beperken. Een voorbeeld van die strengere milieu-eisen is de terugname- en recyclingplicht. De inrichtings- en beheersactiviteiten die hierop gericht zijn worden aangeduid met de term reverse logistics. Logistieke dienstverleners kunnen zich specialiseren in het behandelen van de retourstromen. Op dit moment zijn er nog geen merkbare ontwikkelingen op dit gebied, maar in de toekomst komen naar verwachting enkele verscherpte milieuwetten die de retourstromen zullen vergroten.
3.5.8 Uitbesteding op- en overslag door groothandel De groothandel besteedt meer en meer haar opslag uit aan de logistieke dienstverleners (zie ook 3.5.6). Volgens [3] is er de verwachting dat de groothandel in de komende periode voor 12% aan opslag zal uitbesteden. Activiteiten als verpakking, overslag en expeditie zullen in de toekomst ook meer uitbesteed worden door de groothandel aan de logistieke dienstverleners. Deze activiteiten vinden plaats in Distributie Centra; de verwachte verandering ligt tussen de 5% en 10%.
3.5.9 Non-store retailing en vliegende winkels Non-store retailing is een ontwikkeling waarbij via de elektronische weg de produkten worden besteld en gekocht. Hierbij kunnen de gekochte produkten aan huis worden bezorgd. Vliegende winkels zijn tijdelijke verkooppunten van niet-reguliere detailhandelaren. Voorbeelden zijn fabrieksverkopen, openbare verkopen, liquidatieverkopen en andere vormen van ‘snelle handel’. Deze beide ontwikkelingen zijn nog niet geregistreerd maar zullen in toenemende mate gaan voorkomen [22,23].
3.5.10 Toename in/verkooporganisaties Op dit moment is het gedeelte van de detailhandelaren dat in een in- of verkooporganisatie zit 18% [11]. Er is een geringe toename in deze samenwerkingsverbanden, maar deze toename heeft geen toe- of afname van het energieverbruik per sector tot gevolg. Over het algemeen vallen de inkooporganisaties onder de groothandel, zeker wanneer de organisatie zelf het transport en de opslag verzorgt. Deze organisaties hebben grotendeels dezelfde functie-uitoefening als de groothandel, dus er hoeft geen onderscheid gemaakt te worden. Er zijn wel uitzonderingen, maar die zijn moeilijk in kaart te brengen en naar verwachting klein in aantal. De binnenlandse groothandel, de importeur en de grossier krijgen wel degelijk concurrentie van deze in- of verkooporganisaties, maar dat heeft geen gevolgen voor de sector in zijn geheel [23].
30
4. RESULTATEN
4.1 Inleiding Om het geheel uiteindelijk kwantitatief te kunnen benaderen is het zaak om voor elke produktgroep uit te vinden wat de mate is van de verschillende volume- en structuureffecten. Uiteindelijk kan zo een gedetailleerd beeld verkregen worden van de energiegevolgen per produktgroep en per ontwikkeling. Soms zijn enkele gegevens niet voorhanden. In die gevallen worden aannames en schattingen gedaan, die terug te leiden zijn op literatuur of gesprekken met deskundigen. Zo wordt er per genoemde ontwikkeling een verwachting uitgesproken van de gevolgen voor het energieverbruik in de komende tien jaren. Deze tijdsperiode is gekozen omdat er een lange tijd nodig is om verschuivingen enigszins meetbaar te maken, maar een te lange tijdsperiode zal voor een grotere onbetrouwbaarheid van de voorspellingen zorgen. Vervolgens wordt een beeld geschapen over de optredende ontwikkelingen met hun bijbehorende energiegevolgen voor wat betreft de sectoren. De indeling in de produktgroepen wordt losgelaten, het totale energieverbruik wordt bekeken. Door deze opschaling wordt de problematiek een stuk complexer, onder meer door het gebruik van verschillende vervoerswijzen of door een grotere internationalisering. Deze grotere complexiteit wordt in dit hoofdstuk niet verder uitgewerkt.
4.2 Energieveranderingen Economische groei Doordat het verband tussen de economische groei en energieverbruik wel logisch lijkt, maar volgens [7] niet is te maken, wordt deze ontwikkeling voor dit onderzoek verder buiten beschouwing gelaten.
Rechtstreekse levering fabrikant In een enquête van [3] werden groothandelaren gevraagd naar hun toekomstverwachtingen. Een van de vragen ging over de kans dat de fabrikant zijn goederen rechtstreeks aan de consument of detailhandel zou leveren, zonder tussenkomst van de groothandel. Op die uitkomsten zijn de volgende verwachtingen gebaseerd voor de komende tien jaar. Tabel 4.1: Verschuivingen als gevolg van de rechtstreekse levering door de fabrikant voor de komende tien jaar
Fresh food Kruidenierswaren Modische artikelen Duurzame artikelen
Verlies door rechtstreekse levering [%]
Groothandel
Transport
[TJ]
[TJ]
7 7 8,5 3
-48 -72 -74 -17
+24 +36 +37 +9
Uitleg volgt in bijlage C.11.
31
Maart 1996 Samenhang detailhandel, transport en groothandel
De energieverschuivingen voor de consumptiegoederen zijn: Groothandel -211 TJ/10jr Transport +106 TJ/10jr Hierbij is de aanname gedaan dat in 50% van de gevallen de transportsector de opslag en het transport uitvoert. Dit gedeelte kan in de werkelijkheid een stuk kleiner zijn, er is nu geen duidelijk zicht op. Voor de gehele groothandel is het energieverschil: Groothandel -650 TJ Transport +325 TJ De mate waarin deze getallen kunnen afwijken van de aangegeven waarden is 30%, zie ook bijlage C.11.
Toetreden andere bedrijfstakken Doordat volgens de verwachtingen deze ontwikkelingen nog erg gering zijn, nemen we aan dat het energieverschil nul zal zijn [24].
Value Added Logistics Verondersteld is dat het energieverbruik van de VAL-activiteiten is opgebouwd uit bewerkings- en kantoorfuncties. Als er verder van de veronderstelling uit wordt gegaan dat de nieuwe 4200 banen voor 25% kantoorfuncties en voor 75% bewerkingsfuncties zullen zijn, dan volgt voor het energieverbruik een verandering van: - bewerking 0,75 × 4.200 × 64,4 GJ/pers = 203 TJ/10jr - kantoor 0,25 × 4.200 × 42,3 GJ/pers = 44 TJ/10jr In totaliteit is er bij de transportsector een energietoename van 247 TJ/10jr. Met behulp van de potentiële VAL-goederen die in [9] beschreven staan, volgt de verdeling: - Fresh food +10 TJ - Kruidenierswaren +15 TJ - Modische artikelen +122 TJ - Duurzame artikelen +100 TJ De toename van VAL in de transportsector heeft geen gevolgen voor de groothandel. De groothandel heeft immers al heel lang VAL-activiteiten vervuld [24,5]. Bij de detailhandel is er geen verandering. Over de gehele transportsector is de verschuiving geschat op + 494 TJ/10jr Deze getallen hebben een onzekerheidsmarge van 50%, zie bijlage C.12.
Logistieke optimalisatie Aangenomen is dat door de logistieke optimalisatie de opslagruimte met 75% zal afnemen [19], de handling met 15% zal toenemen [1] en de administratie met 30% [25] zal toenemen.
32
Resultaten
Bij de modische artikelen en de fresh food is een logistieke optimalisatie niet te verwachten [1]. Dit komt doordat de produkten niet sneller aangeleverd kunnen worden omdat de leveringen altijd al tijdsafhankelijk zijn geweest. Tevens is er bij de modische artikelen geen echte prijsconcurrentie omdat geconcurreerd wordt op kwaliteit en diversiteit. Bij de modische artikelen is het leverpatroon te fragmentarisch en te onregelmatig om het rendabel te optimaliseren. De energie-afnames zijn zo alleen bij de kruidenierswaren en de duurzame goederen te vinden. Aangenomen dat bij beide produktgroepen de JIT per jaar met 1,5% toeneemt, volgen voor het energieverbruik de volgende waarden: Tabel 4.2: Energieverschuivingen als gevolg van logistieke optimalisatie Kruidenierswaren Groothandel Detailhandel Transport
-68 TJ -482 TJ -31 TJ
Duurzame artikelen -38 TJ -290 TJ -9 TJ
Nadere uitleg staat in bijlage C.13.
Bij de aanname dat de optimalisatie bij de andere goederengroepen die in de groothandel en transportsector vervoerd worden ruwweg hetzelfde is als die bij de goederen die naar de detailhandel toestromen, is het totale energieverschil: - Detailhandel -1153 TJ - Groothandel -701 TJ - Transport -458 TJ Doordat in deze berekening in hoofdzaak de maximale waarden zijn verondersteld zijn de onzekerheidsmarges +0% en -75%, zie bijlage C.13.
Uitbesteden transport Alleen van belang is de toename van de op- en overslag en handling-activiteiten. Die komen alleen in DC’s en grotere transportbedrijven voor. Het energieverbruik van de wagens blijft buiten beschouwing. Daar de detailhandel bijna alleen maar het losse transport uitbesteedt is er geen energieverandering. De enige uitbesteding die energetisch van belang is, is de uitbesteding van op- en overslagactiviteiten zoals die in DC worden gedaan. Het is vooral de groothandel die deze activiteiten uitbesteedt.
Uitbesteden opslag en aanverwante activiteiten Van de detailhandel is niet bekend hoeveel voorraad er uitbesteed zal worden in de toekomst. Van de groothandelsbedrijven verwacht 12% in de toekomst een groter deel van de opslag uit te besteden aan logistieke dienstverleners, voor de aanverwante handling-activiteiten is dat 7,5%. Met de aanname dat de werkelijke uitbesteding in 50% van de gevallen zal gebeuren, zijn de energieveranderingen:
33
Maart 1996 Samenhang detailhandel, transport en groothandel
Tabel 4.3: Energiegevolgen van de uitbesteding van de opslag en aanverwante activiteiten bij de groothandel
Fresh food Kruidenierswaren Modische artikelen Duurzame artikelen
Opslag [TJ]
Handling [TJ]
Totaal [TJ]
-26,5 -40,2 -33,9 -22,6
-2,6 -3,9 -3,4 -2,2
-29 -44 -37 -25
Zie ook bijlage C.14.
Het totale energieverschil bij de groothandel is -135 TJ/10jr. Bij de transportsector is het energieverschil +135 TJ in tien jaar. Voor de totale groothandel is het gevolg een energie-afname van 848 TJ/10jr. Bij de transportsector is er dus een toename van 848 TJ, zie bijlage C.14. De onzekerheidsmarge voor deze ontwikkeling is 30%.
Reverse logistics Op dit moment zijn er geen merkbare verschuivingen met reverse logistics. Ondanks dat door verscherpte milieumaatregelen de retourstromen zullen toenemen, is een energietoename gering. Door een logistieke planning zullen anderzijds lege vrachtwagens terugrijden met een retourvracht. De verzamelde retourstromen worden uiteindelijk naar de fabrikant teruggebracht die de goederen zal repareren of recyclen. Er kan tussentijdse opslag plaatsvinden, maar doordat de retourgoederen over het algemeen afvalgoederen zijn, wordt zo weinig mogelijk aandacht besteed aan de kwaliteit van de opslag. Vaak zullen de goederen buiten liggen, of slechts onder een afdak of ongeconditioneerde opslagruimte. Een substantiële verandering in het energieverbruik lijkt dan onwaarschijnlijk [20].
Non-store retailing en vliegende winkels Het belangrijkste effect van non-store retailing is dat de verkoopruimte van de detailhandel zal afnemen. Het energieverbruik als geheel neemt dan af. In de non-store retailing, die door de groot- en detailhandel kan worden uitgevoerd, is het distributienetwerk nog verfijnder en zullen er meer kilometers gereden worden. De produkten worden dan namelijk bij de consument thuis bezorgd. Tevens zal door een kleinere verpakkingsgraad en een betere service het energieverbruik een fractie toenemen. Als door de toename van het aantal vliegende winkels de omzet in de detailhandel afneemt, zal de detailhandel een beetje inkrimpen waardoor ook hier het energieverbruik afneemt. Als de vliegende winkels echter geregistreerd kunnen worden onder de detailhandelsector, is er geen wezenlijke verschuiving. Omdat van beide gebieden geen gegevens te verkrijgen zijn, en omdat de verwachting leeft dat zij nog een te klein gedeelte van de energie verbruiken, wordt verondersteld dat er in de komende tien jaar de energieverschuiving nul zal zijn [23].
34
Resultaten
In/verkooporganisaties Er is geen energieverandering want de in- en verkooporganisaties vallen nog steeds onder de groothandel.
4.3 Resultaten De vier ontwikkelingen die dus een verandering van het energieverbruik ten gevolge hebben zijn: - Ontwikkeling 1: Rechtstreekse levering fabrikant - Ontwikkeling 2: Value Added Logistics - Ontwikkeling 3: Logistieke optimalisatie - Ontwikkeling 4: Uitbesteding opslag en aanverwante activiteiten In het vervolg van deze paragraaf zullen deze ontwikkelingen aangeduid worden met Ontw. 1, Ontw. 2 enzovoorts. In tabel 4.4 worden de energieverschuivingen als gevolg van de vier ontwikkelingen geschetst. Per sector en per produktgroep worden deze verschuivingen in TJ aangegeven. Tabel 4.4: Overzicht van de energieverschuivingen per sector en produktgroep als gevolg van vier ontwikkelingen Ontw. 1 Ontw. 2 Ontw. 3 [TJ] [TJ] [TJ]
Ontw. 4 [TJ]
Totaal [TJ]
Fresh food Groothandel Detailhandel Transport
-48 0 24
0 0 10
0 0 0
-29 0 29
-76 0 86
Kruidenierswaren Groothandel Detailhandel Transport
-72 0 36
0 0 15
-68 -482 -31
-44 0 44
-184 -482 64
Modische artikelen Groothandel Detailhandel Transport
-74 0 37
0 0 122
0 0 0
-37 0 37
-111 0 196
Duurzame artikelen Groothandel Detailhandel Transport
-17 0 9
0 0 100
-38 -290 -9
-25 0 25
-80 -290 125
Uit tabel 4.4 is af te leiden dat de totale energieverschuivingen per produktgroep zijn: 1. Fresh food +10 TJ 2. Kruidenierswaren -604 TJ 3. Modische artikelen +85 TJ 4. Duurzame artikelen -245 TJ
35
Maart 1996 Samenhang detailhandel, transport en groothandel
De grote afname bij de kruidenierswaren en de duurzame artikelen is een gevolg van de logistieke optimalisatie die bij deze twee produktgroepen nog te verwachten is. De toename van het energieverbruik bij de modische artikelen is een gevolg van de intensievere VAL-behandeling die deze produkten in de EDC’s zullen krijgen. Om een duidelijk beeld te scheppen op de energieverschuivingen die de ontwikkelingen op elke sector hebben zijn deze tegen elkaar uitgezet. Tabel 4.5: Energieverschuivingen als gevolg van de ontwikkelingen per sector Ontwikkeling 1 Ontwikkeling 2 Ontwikkeling 3 [TJ] [TJ] [TJ] Groothandel Transport Detailhandel
-211 +106 0
0 +247 0
-106 -40 -722
Ontwikkeling 4 [TJ] -135 +135 0
De totale energieverschuivingen bij de drie sectoren zijn: - Groothandel -452 TJ - Transport +448 TJ - Detailhandel -722 TJ Doordat de absolute hoeveelheden van het energieverbruik flink uiteenlopen, is er weinig zicht op de relatieve toename. In het volgende plaatje zijn de procentuele verschuivingen geschetst, uitgesplitst naar de drie energiedragers. Deze percentages zijn gebaseerd op het gedeelte van de consumptiegoederen, de energiedragers zijn per produktgroep en per ontwikkeling berekend.
36
Resultaten
% 100 Aardgas 80
Elektriciteit Overige
60
40
20
0
-20
Groothandel
Transport
Detailhandel
Figuur 4.1: Procentuele energieverschuivingen Tabel 4.6: Energieverschuivingen van de drie sectoren per energiedrager
Groothandel Transport Detailhandel
Aardgas [mln m3]
Elektriciteit [mln kWh]
Overige energie [TJ]
-5,9 +6,5 -14,2
-47,2 +43,6 -85,0
-69,4 +33,7 -9,2
37
Maart 1996 Samenhang detailhandel, transport en groothandel
211
1 105
Groothandel
106 135
4
106
135
Fabrikanten + Buitenland
Transport
3
40
247
247
722
2 Detailhandel
Figuur 4.2: Schema energieverschuivingen door de vier ontwikkelingen De ontwikkelingen 1 t/m 4 staan in de cirkels afgebeeld. De sectoren groothandel, transport en detailhandel zijn aangegeven in de rechthoeken, per pijl staat in TJ aangegeven hoe groot de energieveranderingen zijn. In figuur 4.2 worden de energetische verschuivingen in een schema weergegeven. Hieruit is af te leiden dat echte sectorverschuivingen uit drie ontwikkelingen voortkomen, namelijk ontwikkeling 1, 2 en 4. Bij ontwikkeling 2 neemt het energieverbruik toe door een afname van industriesectoren die oorspronkelijk de energie verbruikten. Bij ontwikkeling 3 is sprake van een echte besparing op het verbruik, door een toename van de optimalisatie is in dit verband geen toename van het energieverbruik elders gevonden. Verwacht kan worden dat door een toename van het aantal leveringen per dag door de leveranciers van de produkten het aantal verreden kilometers toeneemt, en aldus het brandstofverbruik. Daar kunnen in het kader van dit onderzoek echter geen verdere uitspraken over gedaan worden. Wat opvalt zijn de enorme relatieve veranderingen bij de transportsector de komende tien jaar. Dit is te verklaren door het feit dat van origine de traditionele transportbedrijven weinig energie verbruiken doordat los transport niet meegerekend is bij de berekening van de energiecijfers. De energieveranderingen die hier geschetst zijn, zijn in hoofdzaak het gevolg van het doen van opslag- en produktie-activiteiten. Deze functies zijn relatief nieuw voor de sector, waardoor het energieverbruik in de transportsector in zo’n grote mate kan toenemen. De spectaculaire toename van het verbruik van de overige energiedragers is te verklaren met het feit dan er oorspronkelijk slechts een zeer klein deel (5%) van het energieverbruik betrekking heeft op overige energiedragers, terwijl de nieuwe opslagactiviteiten een aandeel van het verbruik van de overige energiedragers van 20% hebben.
38
Resultaten
De vier effecten hebben natuurlijk niet alleen invloed op dat gedeelte van de sectoren dat in dit onderzoek extra naar voren is gebracht. Op de hele sectoren zijn de energieverschuivingen een stuk groter. In figuur 4.3 zijn die verschuivingen grafisch weergegeven.
Energieverbruik in PJ
30 25 20 15 10 5 0 1992 2002
Groothandel
Transport
Detailhandel
19,85 17,65
10,92 12,14
26,62 25,47
Figuur 4.3: Grafiek van de energieverschuivingen tussen de drie gehele sectoren De veranderingen van de hele sectoren in relatie tot de geschetste ontwikkelingen zijn: Tabel 4.7: Energieverschuivingen per ontwikkeling voor de hele sectoren Ontwikkeling 1 Ontwikkeling 2 Ontwikkeling 3 [TJ] [TJ] [TJ] Groothandel Transport Detailhandel
-650 +325 0
0 +494 0
-701 -458 -1153
Ontwikkeling 4 [TJ] -848 +848 0
De totale verschuivingen voor de gehele sectoren zijn dus geschat op: - Groothandel -2199 TJ - Transport +1209 TJ - Detailhandel -1153 TJ Om de onzekerheden in beeld te brengen wordt er een + en een - scenario ontwikkeld. Bij het + scenario worden alle gegevens verondersteld een maximale afwijking te hebben, het - scenario gaat uit van de minimale afwijkingen. Gebaseerd op de onzekerheidsmarges per ontwikkeling liggen de energieverschuivingen voor de drie sectoren tussen de volgende waarden.
39
Maart 1996 Samenhang detailhandel, transport en groothandel
Tabel 4.8: Energieveranderingen met onzekerheidsmarges per sector
Groothandel Transport Detailhandel
Energieverschil consumptiegoederen [TJ]
Bandbreedte consumptiegoederen [TJ]
Totaal energieverschil [TJ]
Totale Bandbreedte [TJ]
-452 +448 -722
-262\-541 +275\+629 -181\-722
-2199 -1209 -1153
-1054\-2818 +883\+1879 -288\-1153
4.4 Conclusies De gegevens die zijn gebruikt om de bovenstaande grafieken, tabellen en figuren weer te geven zijn afkomstig uit diverse bronnen. Vaak hanteren die bronnen verschillende indelingscriteria, sluiten ze niet goed op elkaar aan of is informatie schaars. Vandaar dat in dit rapport gewerkt wordt met schattingen. De cijfers die gepresenteerd zijn, zijn dan ook niet de precieze waarden, maar geven een indicatie over de werkelijke hoeveelheden. Daarom zullen de conclusies geen getalswaarden bevatten. De getallen gepresenteerd in de vorige paragraaf kunnen wel gebruikt worden voor verdere berekeningen, zolang de onzekerheidsmarges in acht worden gehouden. De globale energiegevolgen voor de drie sectoren zijn als volgt.
Groothandel De afname van het energieverbruik van de groothandel is het gevolg van het uitbesteden van de opslagruimtes naar de transportsector, tezamen met het rechtstreeks leveren van de fabrikant aan de detailhandel of consument, waarbij de groothandel overgeslagen wordt. Ook zorgt de logistieke optimalisatie voor een kleine afname van het energieverbruik. Met afstand zijn de kruidenierswaren de produktgroep die voor de grootste energie-afname zorgt.
Transportsector De flinke groei in het energieverbruik van de transportsector ligt in het feit dat deze opslagactiviteiten gaat vervullen voor de groothandel, dat de transportsector zich in de toekomst meer met VAL-activiteiten zal gaan bezighouden en dat de sector meer groothandelsactiviteiten zal gaan vervullen doordat de fabrikanten rechtstreeks leveren aan de consument en de detailhandel. De grootste toename van het energieverbruik wordt verwacht bij de modische en duurzame artikelen. Er is wel een kleine afname van het energieverbruik bij alle produktgroepen door de logistieke optimalisatie.
Detailhandel De geringe afname van het energieverbruik bij de detailhandel is het gevolg van de logistieke optimalisatie van de goederenstroom, die tot kleinere opslagruimtes leidt. Deze afname komt alleen voor bij de kruidenierswaren en de duurzame artikelen.
40
5. ADVIES VOOR MONITORING
Hoewel in dit rapport getracht is op zoveel mogelijk vragen een antwoord te geven zijn er toch nog een aantal zaken die verder onderzoek behoeven om het inzicht in de problematiek te vergroten. Buiten het feit dat elke aanname en schatting die in het rapport gedaan is een nadere precisering kan gebruiken, m.a.w. dat de onzekerheidsmarges kleiner worden, zijn er drie problemen die het meeste belang hebben bij een eventueel nader onderzoek: - De invloed van economische groei op het energieverbruik van de drie sectoren is nog niet goed in kaart gebracht. Dit zou mogelijk moeten zijn door bij alle drie de sectoren zogenaamde verbruikersanalyses uit te voeren. Gegevens uit de drie sectorrapportages, samen met de uitkomsten van dit rapport en een onderzoek naar de trends van energiebesparing in de sectoren zouden licht kunnen werpen op een volume-effect als gevolg van de economische groei of een omzetverandering. - Voor dit onderzoek hebben geraadpleegde bronnen aangegeven dat een detailhandelsinkooporganisatie of een fabrikantenverkooporganisatie over het algemeen onder de groothandel vallen. In de gevallen dat dit niet zo was, zouden de activiteiten van de in- of verkooporganisatie weinig energievragend zijn, omdat deze organisaties meestal alleen maar de financiële inkoop zouden regelen. Volgens bronnen, geraadpleegd in [7], zou dit echter niet gelden. Om zekerheid in deze kwestie te krijgen, is een onderzoek nodig bij de Kamer van Koophandel, om bij deze organisaties na te gaan onder welke sector ze staan ingeschreven en of de organisatie slechts administratief van aard is, of ook produkten opslaat en vervoert. - Voor de verdeling van de energiefuncties per sector is alleen bij de detailhandel betrouwbare informatie beschikbaar. De cijfers voor de andere sectoren zijn slechts gekomen uit een logische redenatie, gebaseerd op indicaties voor het aandeel van opslag en administratie in deze sectoren. Van groot belang is het om over die verdeling meer te weten te komen. Helaas viel dit buiten het bestek van deze studie. De methode om deze informatie boven water te krijgen is door een praktisch onderzoek te verrichten bij elke sector. Daar er waarschijnlijk verschillen zitten per produktgroep is het zinnig om daar onderscheid tussen te maken. Om de ontwikkelingen die in het rapport zijn geschetst ook in de toekomst te kunnen volgen wordt besloten met enkele adviezen voor monitoring. Van de ontwikkelingen van rechtstreekse leveringen van de fabrikanten aan de detailhandel, de uitbesteding van op- en overslag van de groothandel en de logistieke optimalisatie zijn geen gegevens aanwezig in de erkende statistieken (CBS). Voor deze ontwikkelingen is het aan te bevelen om eens in de vijf jaar een nieuwe enquête te houden onder groothandelsbedrijven, transportbedrijven en detailhandelaren waarbij niet alleen naar de verwachting in de toekomst geïnformeerd zal worden, maar ook naar de gebeurtenissen in het verleden. Zo kan er een betrouwbaarder beeld geschapen worden dan dat in dit rapport wordt gegeven. De logistieke optimalisatie kan binnen een verloop van tijd haar verzadigingspunt hebben bereikt; nu al werd in verschillende bronnen aangegeven dat de groei min of meer stilstond.
41
Maart 1996 Samenhang detailhandel, transport en groothandel
Voor de monitoring van VAL kan NDL geraadpleegd worden, waar in principe het aantal DistributieCentra van (buitenlandse) multinationals wordt bijgehouden. Tevens kan de energie-intensiteit van het VAL-proces, variërend voor de verschillende produktgroepen, door middel van een gericht onderzoek nauwkeuriger bepaald worden. Daarnaast is er nog een aantal andere ontwikkelingen die op dit moment nog geen of een verwaarloosbare invloed hebben op het energieverbruik, die in de toekomst wel een rol van belang kunnen spelen. Deze ontwikkelingen zijn: - Reverse logistics. Als de wetgeving in de toekomst de terugnameplicht van produkten door fabrikanten flink vergroot zal worden, kunnen logistieke dienstverleners hier voor een aanzienlijk deel op inspelen. De mogelijkheid bestaat zelfs dat deze bedrijven met deze retourstromen zodanige op- en overslagactiviteiten vervullen, dat dit zijn weerslag heeft in het energieverbruik. - Toetreding andere bedrijfstakken in de detailhandel. Op dit moment is dit verschijnsel nog verwaarloosbaar klein. De verwachting is dat dit verschijnsel in de toekomst zal gaan toenemen. Twee organisaties die deze ontwikkelingen bijhouden zijn het EIM en het HBD. - Vliegende winkels en non-store retailing. Net als de vorige ontwikkeling zijn deze verschijnselen nog klein in omvang. Op dit moment is nog weinig zicht op de invloed die een substantiële toename hiervan zou hebben op de drie sectoren. Ook in dit geval zijn van de organisaties EIM en HBD nog in de toekomst publikaties te verwachten.
42
LITERATUUR
[1] C.A.W. Bertens, M.H. Langenberg-van der Klauw: Mag het een kilometertje minder zijn? Hoofdbedrijfschap Detailhandel, Den Haag, september 1995. [2] K. Blok, K. Burges, J.M. Bais, A.W.N. van Dril: De NEEDIS-structuur. NEEDIS, september 1994. [3] P.Th. van der Zeijden: Groothandel en logistieke dienstverleners: partner of concurrent? EIM/Groothandelsonderzoek, Zoetermeer, juni 1991. [4] Jaarboek Groothandel 1994. EIM/Groothandelsonderzoek 1994, Zoetermeer, november 1994. [5] Mondelinge mededeling, H.J.J. Kruiper, Nederlands Verbond van de Groothandel, oktober 1995. [6] M.H. Langenberg-Van der Klauw: Dynamiek in de distributiekolom. EIM/Groothandelsonderzoek, Zoetermeer, april 1993. [7] H. Kaan en J.C. Römer: Sectorrapportage Groothandel. NEEDIS, november 1995. [8] M.I.L. Beumer, J.A. Over, P.G.M.J. Vrenken: Sectorrapportage transport-, opslag- en communicatiebedrijven. NEEDIS, juli 1995. [9] Value Added Logistics, meer toegevoegde waarde in de gateway door industriële en logistieke dienstverlening. AT Kearney/Knight Wendling, Amsterdam, augustus 1993. [10] D. van der Wijst en P. Fris: Sectorstudie Detailhandel. NEEDIS, oktober 1995. [11] S. Lagerveld: Energiegebruiksontwikkeling in de detailhandel, een verkennend onderzoek naar het toekomstig energiegebruik in de Detailhandel ten behoeve van het SAVE-model. Opleiding Techniek & Maatschappij, Technische Universiteit Eindhoven, Petten, juli 1995. [12] Statistisch jaarboek 1995. Centraal Bureau voor de Statistiek, Voorburg/Heerlen, januari 1995. [13] De Nederlandse Energiehuishouding, jaarcijfers 1988 t/m 93. Centraal Bureau voor de Statistiek, ’s-Gravenhage. [14] Mondelinge mededeling, M. Ketelaar, Nederland Distributie Land, oktober 1995. [15] Statistiek van het binnenlands goederenvervoer 1992, deel2, wegvervoer, spoorwegen. Centraal Bureau voor de Statistiek, 1994. [16] J.M. Bais: Verslag Workshop april 1995. NEEDIS, augustus 1995.
43
Maart 1996 Samenhang detailhandel, transport en groothandel
[17] P. Janse, J.H.J. Roos, M. Bos, F.J. Lamaker: Meer milieu voor je geld in het goederenwegvervoer. Integratieproject Milieu en Economie in de transportsector, Delft, juni 1995. [18] M.A. Overboom: Sectorstudie machine-industrie. NEEDIS, februari 1996. [19] A.R. van Goor, M.J. Ploos van Amstel, W. Ploos van Amstel: Fysieke Distributie, denken in toegevoegde waarde, tweede druk. Stenfert Kroese Uitgevers, Leiden/Antwerpen 1992. [20] Mondelinge mededeling, S.D.P. Flapper, faculteit bedrijfskunde, Technische Universiteit Eindhoven, oktober 1995. [21] A.J.M. Vermunt, S. Leenders en J. van Lieshout: Reverse logistics, retourstromen van transportverpakkingen en duurzame produkten. Tijdschrift voor Inkoop & logistiek, jaargang 11, 1995/3. [22] H.J. Gianotten, J.W.H. Janssen, J.G.A.M. de Jong: Trendrapport detailhandel 1995. Hoofdbedrijfschap Detailhandel, Den Haag, mei 1995. [23] Mondelinge mededeling, D. v.d. Wijst, Economisch Instituut voor het Midden- en kleinbedrijf, oktober 1995. [24] Mondelinge mededeling, M.H. Langenberg-van der Klauw, Economisch Instituut voor het Midden- en kleinbedrijf, oktober 1995.
44
BIJLAGE A. INDELING VAN PRODUKTGROEPEN
SBI’73 1. Fresh food
6511 6514 6521 6661
wild en gevogelte melk en zuivelprodukten aardappelen, groenten en fruit bloemen en planten
2. Kruidenierswaren
6524 6525 6526 6528 6542 6543
chocolade, suikerwerk, ijs e.d. alcoholhoudende en alcoholvrije dranken tabaksprodukten levensmiddelen algemeen assortiment parfumerie-, toilet-, en kosmetische artikelen drogisterij artikelen
3. Modische artikelen
6551 6552 6553 6554 6555 6561 6571 6572
herenbovenkleding damesbovenkleding dames- en herenbovenkleding baby- en kinderkleding onderkleding, corsetten e.d. kledingstoffen schoeisel lederwaren en reisartikelen
4. Duurzame artikelen
6581 6691 6663 6681 6682
woningtextielgoederen en vloerbedekking meubelen dieren en dierenbenodigdheden speelgoederen sport- en kampeerartikelen
45
Maart 1996 Samenhang detailhandel, transport en groothandel
46
BIJLAGE B. ENERGIEVERBRUIK DETAILHANDEL
Produktgroep
6514 6511 6521 6661
melk en zuivelprodukten wild en gevogelte aardappelen, groente en fruit bloemen en planten
Fresh food (min brood)
Produktgroep
6524 6525 6526 6528 6542 6543
Produktgroep
herenbovenkleding damesbovenkleding heren- en damesbovenkleding baby- en kinderkleding onderkleding kledingstoffen schoeisel en schoenfornituren lederwaren en reisartikelen
Totaal
Produktgroep
6581 6591 6663 6681 6682
4,5 2,9 10,1 26,2
36,2 15,4 71,1 89,9
4,7 12,7 2,5 13,2
43,7
212,6
33,1
Aardgas Elektriciteit Overig [kWh] [TJ] [m3]
chocolade, suikerwerk, ijs e.d. 1,2 dranken 4,3 tabak 4,7 algemene levensmiddelen 97,6 parfumerie-, toilet- en kosmetica-artikelen 1,4 drogisterij-artikelen 11,4
Totaal
6551 6552 6553 6554 6555 6561 6571 6572
Aardgas Elektriciteit Overig [mln m3] [kWh] [TJ]
textiel voor woninginrichting meubelen dieren en dierbenodigdheden speelgoederen sport- en kampeerartikelen
Duurzame artikelen
120,6
13,7 23,9 21,8 697 7,8 57,9
2,9 10,3 3,6 125 0,5 10,1
822,1
152,4
Aardgas Elektriciteit Overig [m3] [kWh] [TJ] 8,9 19,0 31,8 3,7 2,4 3,3 14,6 1,1
43,2 101,4 167,5 16,4 9,4 13,1 85,8 7,4
6,8 9,7 38,9 1,6 3,0 0,4 5,9 0
84,8
444,2
66,3
Aardgas Elektriciteit Overig [m3] [kWh] [TJ] 11,46 35,0 5,3 4,4 7,7
58,1 163,5 22,6 24,4 36,1
6,5 38,3 7,0 3,9 5,7
63,9
304,6
61,4
47
Maart 1996 Samenhang detailhandel, transport en groothandel
48
BIJLAGE C. AANNAMES EN SCHATTINGEN
C.1 Groothandel Als eerste moet de groepsindeling van de groothandel omgezet worden naar de vier groepen in het rapport. Volgens [4] is de omzetverdeling van de goederensoorten die naar de detailhandel gaan: - GR.1: agrarische produkten 4% - GR.2: grondstoffen en halffabrikaten 10% - GR.3: bouwmaterialen 11% - GR.4: kapitaalgoederen 10% - GR.5: consumptiegoederen non-food 46% - GR.6: consumptiegoederen food 35% - GR.7: overige artikelen 26% De vertaling van het energieverbruik van de zeven groothandelsgroepen naar de vier produktgroepen is met behulp van de verschillende goederensoorten per produktgroep bepaald op: 1. Fresh food = 0,5 × consumptiegoederen food De voorkomende sub-groepen bij de groothandel in beschouwing nemend [4], gecombineerd met de energiegegevens per subgroep in de groothandel [7], is aangenomen dat de hoeveelheid fresh food de helft is van de groothandelsgroep Consumptiegoederen Food. Dezelfde wijze van groepsindeling is bij de andere drie groepen gebruikt. 2. Kruidenierswaren = 0,5 × consumptiegoederen food + 0,5 × overige artikelen 3. Modische artikelen = consumptiegoederen non-food 4. Duurzame artikelen = agrarische produkten + bouwmaterialen + 0,5 × overige artikelen Deze vertaling is op een overwogen manier gedaan, maar brengt toch de nodige onnauwkeurigheden met zich mee. Een afwijking van 30% is mogelijk. De groothandelsgroepen grondstoffen en halffabrikaten en kapitaalgoederen zijn buiten beschouwing gelaten omdat zij niet in de indeling van de vier geselecteerde produktgroepen voorkomen. Vertaling: 1. Fresh food 2. Kruidenierswaren 3. Modische artikelen 4. Duurzame artikelen
0,5 × 35% × GR.6 0,5 × 35% × GR.6 + 0,5 × 26% × GR.7 46% × GR.5 4% × GR.1 + 11% × GR.3 + 0,5 × 26% × GR.7
Per groothandelsgroep zijn de energiegegevens die uit de sectorrapportage komen gebruikt om het energieverbruik per produktgroep te bepalen. De weergegeven waarden kunnen 30% afwijken.
49
Maart 1996 Samenhang detailhandel, transport en groothandel
C.2 Tabel 2.2 Niet al het wegvervoer is voor de detailhandel bestemd te zijn. Het totale vervoerde gewicht door beroepsvervoerders is 276,4 mln ton [15]. Het gewicht vervoerd naar de detailhandel is 47,9 mln ton [1]. Daarvan kan de aanname gedaan worden dat 276,4/407,1 = 68% door beroepsvervoerders wordt gedaan, is 32,5 mln ton. De energiecijfers die bij het wegvervoer staan vermeld worden zo vermenigvuldigd met 32,5/276,4 = 11,8%. Voor de expediteurs, cargadoors en de veem- en pakhuizen gelden de percentages die bij de groothandel gelden, omdat deze bedrijven meer groothandelsactiviteiten uitvoeren. Uitgangspunt is dat 20% van het energieverbruik wordt toegerekend aan het toeleveren van de detailhandel.
C.3 Transport Volgens [1] blijkt dat in gewicht de goederenverdeling naar de detailhandel is: 1. Fresh food 23,0 mln ton 48% 2. Kruidenierswaren 19,2 mln ton 40% 3. Modische artikelen 1,0 mln ton 2% 4. Duurzame artikelen 5,3 mln ton 11% In de sectorrapportage transport is beweerd dat het energieverbruik alleen afhankelijk is van het gewicht. Deze verdeling kan aldus toegepast worden op het geselecteerde energieverbruik van 0,95 PJ. Als de cijfers van [1] kloppen en de aanname vermeld in de sectorrapportage, dan geven deze cijfers een betrouwbaar beeld. Te verwachten is echter dat ook andere factoren het energieverbruik bepalen zoals bijvoorbeeld de koelingsgraad van bepaalde goederen. Ook kan de verdeling van de goederen die door de transportsector vervoerd worden enigszins verschillen van de bovenstaande. Een afwijking van 25% is dan ook mogelijk.
C.4 Detailhandel Deze cijfers zijn overgenomen uit de sectorrapportage detailhandel. Op subsegmentniveau zijn de cijfers bij elkaar gevoegd tot de vier produktgroepen. Deze cijfers hebben een hoge betrouwbaarheid.
C.5 Samenhang Het totale gewicht van de goederen die naar de detailhandel vervoerd worden is volgens [1] 47,9 mln ton. Daaruit blijkt via rechtstreekse gegevens dat van de groothandel 20,32 mln ton en de fabrikanten 20,26 mln ton komt. 7,29 mln ton komt van de DC’s, maar dat zijn de DC’s die niet onder de logistieke dienstver-
50
Uitwerking aannames en schattingen
lening vallen. De goederen worden dus door de fabriek of door de detailhandelinkooporganisaties vervoerd. Daar er geen directe gegevens zijn over de verdeling tussen de groothandel en de fabrikanten over het bezit van deze DC’s, is hier voor een omweg gekozen. De verdeling eigen vervoer fabrikanten/groothandel is 158.518/239.210 = 66,3% [15]. Van de 7,29 mln ton valt dus 4,83 onder de groothandel en 2,46 onder de fabrikanten. Dus is er de volgende verdeling: - Groothandel 20,32 + 4,83 = 25,15 - Fabrikanten 20,26 + 2,46 = 22,71 Toch komen er ook goederen rechtstreeks uit het buitenland naar de consument die in EDC’s verhandeld worden. De toegevoegde waarde van die EDC’s is geschat op 2 mld gld [9]. Aangenomen dat 50% van die goederen bestemd zijn voor de detailhandel [9] is de TW 1 mld gld. De TW van goederen in de groothandel die bestemd zijn voor de detailhandel is 38,8 x 0,2 = 7,76 mld gld (gebaseerd op jaarboek groothandel). In vergelijking met de groothandel, die een soortgelijke functie-uitoefening kent, is de TW dus 1/7,76 deel. De bijbehorende goederenstroom wordt dus op 0,13 maal de goederenstroom van de detailhandel gesteld. Volgt de formule: B + G + F = Totaal 0,13G + G + 0,90G = 47,9 G = 23,6 mln ton F = 21,3 mln ton B = 3,0 mln ton
C.6 Tabel 3.1 Deze redenatie stoelt in grote mate op de verhoudingen van de vier energiefuncties per sector. Alleen bij de detailhandel is die verdeling redelijk betrouwbaar, omdat deze is gebaseerd op een voorgaand onderzoek [11]. Bij de andere twee sectoren zijn de aannames gedaan op basis van logisch redeneren, zonder dat de percentages hard gemaakt kunnen worden. De percentages zijn in de buurt van de detailhandel gebleven, met dien verstande dat er wel energie verbruikt wordt om de produkten intern te transporteren (handling) en dat de kantoorfunctie iets groter is door een complexere logistieke besturing. Bij de groothandel is de opslagfunctie kleiner en de kantoorfunctie groter omdat daar nogal vaak sprake is van zogenaamde kantoorgroothandel. Dit zijn bedrijven die de goederen wel verhandelen maar niet zelf verplaatsen of opslaan, de enige activiteiten vinden plaats op het kantoor. Idealiter zouden per produktgroep de percentages aangegeven moeten worden, omdat die nogal kunnen verschillen, zie bijvoorbeeld het verschil tussen detailhandel food en non-food. Doordat er echter geen goed zicht is op de verdeling van
51
Maart 1996 Samenhang detailhandel, transport en groothandel
de energiefuncties bij de sectoren groothandel en transport, is een verdere verfijning niet meer te maken. De onnauwkeurigheid in deze getallen is bij de detailhandel niet erg groot, tot 20% maar bij de andere twee sectoren kan die zelfs oplopen tot 50% of meer.
C.7 Opslag In de sectorstudie detailhandel staan per produkt de energiekosten per vierkante meter vermeld. Nadat deze kosten zijn onderverdeeld bij de vier produktgroepen, worden ze vervolgens omgerekend met de adviesprijzen voor aardgas en elektriciteit die in [12] staan.
C.8 Handling Volgens tabel 3.1 is het aandeel van deze energiefunctie in het totale energieverbruik 5%. Het totale vervoerde gewicht door de transportbedrijven is 32,5 mln ton. De functie voor het bepalen van de coëfficiënt die een verandering van het vervoerde gewicht omzet in een verandering in het energieverbruik door handling is: Totaal energie × 5% / 32,5 = coëfficiënt
C.9 Kantoor Aangenomen is dat de kantoorfunctie in het bank- en verzekeringswezen vergelijkbaar is met de kantoorfunctie in de drie genoemde sectoren. Het aantal werknemers is in het bank- en verzekeringswezen volgens [12] 708.000. Het totale energieverbruik is volgens [13] 29,9 PJ. Door het energieverbruik door het aantal werknemers te delen volgt de coëfficiënt voor de kantoorfunctie.
C.10
Bewerking
Als een vergelijkbare industrietak is gekozen voor de lichte industrie, en met name de kantoormachine-industrie 35.8 en de overige machine- en apparatenindustrie 35.9. Het aantal werkzame personen is 31.008. Het energieverbruik is 2 PJ [18]. De coëfficiënt voor de bewerkingsfunctie is te bepalen door het energieverbruik te delen door het aantal werknemers.
C.11
Rechtstreekse levering fabrikant
Hier is de aanname gedaan dat voor de werkelijke percentages van rechtstreekse levering, de getallen gegeven in [3] door twee worden gedeeld. Vervolgens zijn de percentages vertaald naar de produktgroepen en zijn de energiecijfers afkomstig van de energieverbruikscijfers van 2.2.
52
Uitwerking aannames en schattingen
GR.1: GR.2: GR.3: GR.4: GR.5: GR.6: GR.7:
agrarische produkten grondstoffen en halffabrikaten bouwmaterialen kapitaalgoederen consumptiegoederen non-food consumptiegoederen food overige artikelen
-55 -83 -50 -165 -130 -173 -18
TJ TJ TJ TJ TJ TJ TJ
Voor de gehele sectoren is de energieverandering gebaseerd op de geschatte kansen op rechtstreekse levering door groothandelsbedrijven van alle produktgroepen. Buiten de vraag of de steekproef bij de enquête een afdoende dekking geeft voor de gehele groothandel, en de ondervraagde groothandelaren voldoende zicht op de ontwikkelingen hebben, is er onzekerheid of rechtstreekse levering ook daadwerkelijk plaatsvindt. De getallen zijn dus niet erg nauwkeurig en kunnen tot 30% afwijken. Voor het bepalen van de getallen voor de hele sector is dezelfde methode gebruikt. Dus ook hier is de onzekerheidsmarge 30%.
C.12
Value Added Logistics
Volgens [14] is de verdeling van de EDC’s in Nederland zo’n 70% in beheer van de fabrikanten en 30% uitbesteed aan de logistieke dienstverleners. Dat wil dus zeggen dat er bij de transportsector een toename van 0,3 × 28.000 = 8.400 banen in tien jaar zal komen. Afgaande op de produkten die VAL-potentie bezitten en in acht nemend dat een gedeelte van de produkten niet voor de detailhandel bestemd zouden kunnen zijn is er de aanname dat maximaal 50% van alle VAL-goederen naar de detailhandel zullen stromen. Dat zorgt uiteindelijk voor een toename van het aantal arbeidsplaatsen van 4200. Het is niet zo dat dit ergens anders in Nederland ook 4.200 banen zal kosten. De VAL-activiteiten zijn hoofdzakelijk uitgestelde produktiewerkzaamheden, die oorspronkelijk in de buitenlandse bedrijven zou worden uitgevoerd. Tevens waren vroegere regionale Distributie Centra over geheel Europa verspreid, zodat slechts een klein gedeelte van de Nederlandse Distributie Centra bedreigd wordt. Bovendien zijn enkele EDC’s van bedrijven die nieuw op de Europese markt komen. Door de verwachting dat de indirecte gevolgen van VAL klein zullen zijn, en doordat daarover de gegevens ontbreken, wordt hier verondersteld dat deze geen invloed zullen hebben op het energieverbruik. Van [9] is af te leiden dat het gedeelte van de potentiële VAL-goederen wat voor de detailhandel bestemd is voor 12% uit etenswaren en voor 88% uit overige produkten bestaat. Deze verhoudingen zijn ook doorgerekend naar het energieverbruik, waarna de energieverdeling die in de groothandel is gehanteerd, die gebruikt wordt om de energiecijfers per produktgroep te bepalen.
53
Maart 1996 Samenhang detailhandel, transport en groothandel
Etenswaren: - Dranken - Koffie/cacao - Tropisch fruit - Bevroren vis
1% 4% 5% 2%
Overige produkten: - Apparaten 21% - Elektronica 46% - Farmacie 2% - Kleding 19% Deze percentages zijn gebaseerd op de importwaarde. Vervolgens zijn de energieveranderingen bepaald door de totale energieveranderingen te verdelen tussen de vier produktgroepen, zoals die van de hoeveelheden boven aangegeven zijn te bepalen. Samen met de aannames dat de toename van het aantal arbeidsplaatsen voor de hele sector 28.000 in tien jaar is, de verdeling fabriek/transportsector 70/30 is, de veronderstelling dat het energieverbruik per werknemer bij VAL even groot is als dat bij de lichte industrie, maakt dit dat de getallen voor VAL geen grote nauwkeurigheid bezitten. De afwijking kan tot 50% zijn. De getallen geven in elk geval wel een indruk in de goede richting. Voor de gehele sector is het getal gebaseerd op de verwachte 8.400 extra werknemers die er zullen komen. De onzekerheidsmarges zijn hierbij teruggebracht tot 30%.
C.13
Logistieke optimalisatie
De berekening is uitgevoerd door per sector de energiefuncties te gebruiken. Elke energiefunctie kent een bepaalde af- of toename. De afname van de opslag is hier 75% gesteld, de toename van de administratie 30% en de handling met 15% [1]. Deze vermenigvuldigd met de jaarlijkse JIT-toename [19] geeft een procentuele verandering. Deze vermenigvuldigd met het energieverbruik per produktgroep geeft de energieveranderingen per produktgroep. Een aanname van een afname van de opslagruimtes met 75% is volgens de literatuur wel te rechtvaardigen. In [19] blijkt dat door het optimaliseren van de fysieke distributie de fysieke distributie-doorlooptijd met een factor vier is gedaald. Ceteris Paribus houdt dit in dat een bedrijf dat aan logistieke optimalisatie doet 75% minder voorraadruimte nodig heeft. Dit lijkt in de praktijk echter niet haalbaar [25]. Door andere factoren (assortimentsuitbreiding en lay-out opslagruimte) valt die afname in werkelijkheid nogal mee. Een van de uitvoerders van [7], deelde mee dat de administratie met enkele tientallen procenten zal gaan toenemen door een intensievere sturing van de goederenstroom. Aangenomen is hiervoor een percentage van 30%.
54
Uitwerking aannames en schattingen
Een toename van 1,5 % per jaar is in tien jaar 16%. Als voorbeeld volgt nu de berekening van de energie-afname van de produktgroep kruidenierswaren bij de groothandel als gevolg van de logistieke optimalisatie: Opslag 16% × 75% × 0,65 × 1,03 PJ = -80 TJ Kantoor 16% × 30% × 0,20 × 1,03 PJ = +10 TJ Handling 16% × 15% × 0,10 × 1,03 PJ = +2 TJ Totaal
-68 TJ
Op deze manier zijn de getallen bepaald bij de andere sectoren en produktgroepen. Door al de onzekerheden is echter een negatieve afwijking van meer dan 50% mogelijk. Een grotere versterking van dit effect lijkt haast onmogelijk omdat in de aannames al de maximale waarden zijn aangenomen. Daarom zijn de marges +0% en -75%. Voor de hele sector zijn de getallen vermenigvuldigd met de verhouding tussen het energieverbruik van de hele sector en het verbruik voor de consumptiegoederen. Ook hier gelden dezelfde onzekerheidsmarges, +0% en -75%.
C.14
Uitbesteden opslag en aanverwante activiteiten
Bij de aanname van een toename van de uitbesteding van de opslag met 12% is geen onderscheid gemaakt tussen de verschillende produktgroepen. Het percentage van de handling-activiteiten is genomen omdat de toename tussen 5% en 10% ligt. Bovendien geldt ook hier weer dat de cijfers komen van een enquête onder groothandelaren. Daarom worden de percentages door twee gedeeld. De afwijkingen kunnen hier tot 30% zijn. De vertaling naar het energieverbruik in de gehele sectoren is gemaakt door het totale energieverschil te vermenigvuldigen met de verhouding tussen het totale energieverbruik in de hele sector en het totale energieverbruik voor de consumptiegoederen. Bij deze berekening kunnen de afwijkingen tot 50% oplopen.
C.15
Resultaten
Tabel 4.4: Per ontwikkeling, produktgroep en sector worden de verhoudingen gebruikt voor het verbruik aan aardgas, elektriciteit en overige energiedragers. De uitkomsten worden bij elkaar opgeteld en gerangschikt in tabel 4.5. Voor het bepalen van de + en - scenario’s wordt voor elke ontwikkeling de energieverandering bepaald voor de maximale afwijkingen. Deze hoeveelheden worden vervolgens bij elkaar opgeteld.
55
Maart 1996 Samenhang detailhandel, transport en groothandel
Scenario +
Afwijking
Groothandel Transport Detailhandel
Effect 1 +30% [TJ] -274 137 0
Effect 2 +50% [TJ] 0 371 0
Effect 3 +0% [TJ] -106 -40 -722
Effect 4 +30% [TJ] -161 161 0
Totaal + scenario [TJ] -541 629 -722
Scenario -
Afwijking
Groothandel Transport Detailhandel
Effect 1 -30% [TJ] -148 74 0
Effect 2 -50% [TJ] 0 124 0
Effect 3 -75% [TJ] -27 -10 -181
Effect 4 -30% [TJ]
Totaal - scenario [TJ]
-87 87 0
-262 275 -181
Voor de gehele sectoren geldt dezelfde methode. Scenario +
Afwijking
Groothandel Transport Detailhandel
Effect 1 +30% [TJ] -845 423 0
Effect 2 +30% [TJ] 0 642 0
Effect 3 +0% [TJ]
Effect 4 +50% [TJ]
-701 -458 -1153
-1272 1272 0
Effect 3 -75% [TJ]
Effect 4 -50% [TJ]
Scenario -
Afwijking
Groothandel Transport Detailhandel
56
Effect 1 -30% [TJ] -455 228 0
Effect 2 -30% [TJ] 0 346 0
-175 -115 -288
-424 424 0