Provincie Noord-Brabant
Bouwstenennota detailhandel en leisure
Rapportnummer:
204x00270.050387_1
Datum:
23 april 2009
Contactpersoon opdrachtgever:
V. Munnecom, provincie Noord-Brabant
Projectteam BRO:
Jan Traats, Jan Carel Jansen Venneboer, Tommy Walvius
Trefwoorden:
Detailhandel, leisure, provinciaal beleid, Nota Ruimte, Wet ruimtelijke ordening, Structuurvisie, ontwikkeling, vernieuwing, structuurversterking, ruimte, economie, maatschappij, regionale samenwerking. Een strategische visie op de wenselijke rol en verantwoordelijkheden t.a.v. detailhandel en leisure vanuit de provincie NoordBrabant. De Nota Ruimte en de vernieuwde Wet ruimtelijke ordening zijn belangrijke uitgangspunten. De visie is op sterk interactieve wijze tot stand gekomen.
Beknopte inhoud:
BRO Boxtel Postbus 4 5280 AA Boxtel Bosscheweg 107 Boxtel T +31 (0)411 85 04 00 F +31 (0)411 85 04 01 E
[email protected]
Inhoudsopgave
1. INLEIDING
pagina
3
2. POSITIONERING DETAILHANDEL- & LEISURESTRUCTUUR 2.1 Omvang en samenstelling 2.2 Leisure 2.3 Structuur 2.4 Brabantstad 2.5 Kwaliteitsiconen
5 5 11 11 14 15
3. ANALYSE CONSUMENTENVRAAG 3.1 Bevolkingsontwikkeling en toerisme 3.2 Bestedingsgedrag 3.3 Koopstromen
17 17 18 19
4. TRENDS EN MARKTDYNAMIEK 4.1 Trends en ontwikkelingen 4.2 Buitenlandse verkenning 4.3 Plannen en initiatieven
21 21 26 28
Inhoudsopgave
5. SWOT ANALYSE REGIO'S 5.1 Middenwest 5.2 Noordoost 5.3 Zuidoost
31 31 32 33
6. BELEIDSKADERS 6.1 Verandering in overheidsbeleid 6.2 Provinciaal beleid 6.3 Regionaal beleid 6.4 Instrumenten
35 35 37 44 46
7. BIJLAGEN
1
2
Inhoudsopgave
1.
INLEIDING
Aanleiding en opdrachtformulering BRO is gevraagd om een Bouwsteen Detailhandel en Leisure op te stellen voor de provincie Noord-Brabant. De nadruk ligt hierbij op het in beeld brengen van de dynamiek in de retail en trends en ontwikkelingen die van invloed zijn op vooral de bovenlokale ontwikkelingen. Het belangrijkste doel is het geven van richting aan de rol en de belangen van de provincie met betrekking tot de thema’s detailhandel en leisure in de nieuwe structuurvisie. Tevens heeft de bouwsteen als doel een aanzet te geven voor een beoordelingskader voor detailhandels- en leisureontwikkelingen. Begeleidingsgroep Het proces is doorlopen met een interne en externe klankbordgroep. De interne klankbordgroep bestaat uit vertegenwoordigers namens diverse afdelingen van de provincie Noord-Brabant. De externe klankbordgroep bestaat uit vertegenwoordigers van het bedrijfsleven in Noord-Brabant. Een overzicht van de begeleidingsgroepen is te vinden in Bijlage 1. Brabant in 3 regio’s Op verzoek van de provincie Noord-Brabant is in dit onderzoek een onderscheid gemaakt tussen drie regio’s: Middenwest, Noordoost en Zuidoost. De uitgevoerde analyses sluiten dan ook aan op deze driedeling. Op bijgevoegd kaartbeeld is de onderverdeling in kaart gebracht.
Hoofdstuk 1
Figuur 1.1 Regio-indeling provincie Noord-Brabant
Noordoost Middenwest
Zuidoost
Leeswijzer Dit rapport beschrijft de belangrijkste achtergrondinformatie voor het onderwerp. De strategische visie is in een afzonderlijk document beschreven. Eerst positioneren we de provinciale structuur van detailhandel en leisure in breed (nationaal) perspectief. Hoofdstuk 3 gaat nader in op het consumentenpotentieel in Noord-Brabant en het volgende hoofdstuk op de belangrijkste trends in de markt en de dynamiek die daarvan het gevolg is. Hoofdstuk 5 geeft een korte SWOTanalyse van de genoemde regio’s. Het laatste hoofdstuk beschrijft de relevante beleidskaders. Ook is een bijlage opgenomen met enige toelichtingen.
3
4
Hoofdstuk 1
POSITIONERING DETAILHANDEL- & LEISURESTRUCTUUR
Voor de bouwstenennota van de provincie Noord-Brabant is de detailhandels- en leisurestructuur op hoofdlijnen geanalyseerd. Hierbij is de positie van de provincie Noord-Brabant in perspectief gezet ten opzichte van Nederland. Vervolgens is ingezoomd op regionaal niveau. Per regio worden de belangrijkste elementen uit de structuur toegelicht. Voor de data-analyse is gebruik gemaakt van het verkooppuntenbestand van Locatus, update december 2008.
Met name de omvang van het detailhandelsaanbod in de regio’s Middenwest en Zuidoost is sterk gestegen. Ook het aanbod in de regio Noordoost is toegenomen, maar in mindere mate. De laatste jaren zijn dan ook verschillende grote projecten geopend, zoals Piazza en WoensXL in Eindhoven, winkelcentrum de Hovel in Goirle, De Parade in Bergen op Zoom en het centrum van Etten-Leur. Figuur 2.1 aanbodontwikkeling Noord-Brabant naar omvang 1.800.000 1.600.000 1.400.000 1.200.000 m² wvo
2.
2.1 Omvang en samenstelling Toename detailhandelsaanbod De omvang van het detailhandelsaanbod in de provincie NoordBrabant is de laatste jaren gegroeid. Op basis van de jaarlijkse retailhandboeken van Locatus is een historisch beeld van het aanbod in Noord-Brabant uiteengezet in figuur 2.11. Voor de totale provincie is het detailhandelsaanbod sinds 2002 toegenomen met 20 procent (circa 700.000 m² wvo). De groei was het sterkst in de periode 2002 – 2005; na 2005 lijkt de groei af te vlakken.
1
Locatus Retail Handboek 2002 - 2007
Hoofdstuk 2
1.000.000 800.000 600.000 400.000 200.000 2002
2003
2004 Middenwest
2005
2006
Noordoost
Zuidoost
2007
2008
Ruim detailhandelsaanbod In totaal bedraagt de omvang van het detailhandelsaanbod in Noord-Brabant 4,2 miljoen vierkante meter winkelverkoop vloeroppervlak (wvo), verdeeld over ruim 15.000 winkels. Hiermee heeft de provincie Noord-Brabant, na provincie Zuid-Holland, de grootste detailhandelsomvang (figuur 2.3).
5
Figuur 2.2 Detailhandel per branchegroep naar regio Noordoost Dagelijks
228.036 m² wvo
Mode & luxe
258.319 m² wvo
Vrije tijd In/om het huis
73.544 m² wvo 637.931 m² wvo
Overig
38.773 m² wvo
Totaal
1.236.603 m² wvo
Middenwest Dagelijks
318.520 m² wvo
Mode & luxe
372.700 m² wvo
Vrije tijd In/om het huis
98.361 m² wvo 820.169 m² wvo
Overig
49.406 m² wvo
Totaal
1.659.156 m² wvo
Zuidoost Dagelijks
251.017 m² wvo
Mode & luxe
266.795 m² wvo
Vrije tijd In/om het huis
6
86.368 m² wvo 662.975 m² wvo
Overig
39.921 m² wvo
Totaal
1.307.076 m² wvo
Hoofdstuk 2
Circa 36 procent van het aanbod is verspreid gelegen. Het gaat hier om solitaire winkels binnen de kernen, op bedrijventerreinen of buiten de bebouwde kom. Dit cijfer ligt circa 3 procent hoger dan het landelijke gemiddelde.
Figuur 2.3 Winkelaanbod in Nederland per provincie naar omvang 6.000.000
5.000.000
m² wvo
4.000.000
niet-dagelijks
3.000.000
Figuur 2.4 Verhouding omvang (wvo) naar winkelgebiedstype
2
dagelijks
Nederland 2.000.000
Zuid-Holland Zeeland
1.000.000
Utrecht Flevoland
Overijssel Provincie
Zeeland
Drenthe
Groningen
Friesland
Utrecht
Limburg
Overijssel
Gelderland
Noord-Holland
Noord-Brabant
Zuid-Holland
0
Als we het winkelaanbod afzetten tegen het aantal inwoners dan is het aanbod bovengemiddeld. Per 1.000 inwoners telt de provincie Noord-Brabant 1.733 m² wvo ten opzichte van 1.657 m² wvo landelijk. De samenstelling van het detailhandelsaanbod in Noord-Brabant komt in grote lijnen overeen met het landelijke aanbod (figuur 2.4). In Brabant is circa 39 procent van het detailhandelsaanbod te vinden in de centrale gebieden en circa 15 procent in de ondersteunende gebieden (stads-, wijk- en buurtwinkelcentra). In de provincie Noord-Brabant wordt circa 450.000 m² wvo getypeerd als overig winkelgebied. Hieronder verstaan we grootschalige en speciale winkelconcentraties, zoals Ekkersijt in Son, Piet Klerkx in Waalwijk en Rosada in Roosendaal.
Limburg Groningen Gelderland Friesland Flevoland Drenthe Centraal
Ondersteunend
Overig
Verspreide bewinkeling
Regionale verschillen • Het detailhandelsaanbod is in de regio Middenwest het omvangrijkst met circa 1,7 miljoen m² wvo. In de regio Noordoost is ruim 1,2 miljoen m² wvo aanwezig, terwijl de regio zuidoost circa 1,3 miljoen m² wvo telt.
2
Hoofdstuk 2
Noord-Holland Noord-Brabant
Indeling op basis van Locatus, voor definities zie bijlagen
7
Branchering In figuur 2.5 is het detailhandelsaanbod van de provincie NoordBrabant naar branches uiteengezet. In lijn met het landelijke beeld zijn de branches wonen, doe-het-zelf en plant & dier ruim vertegenwoordigd. In totaal maakt de branchegroep ‘in/om het huis’ ongeveer 50% uit van de omvang van het totale winkelaanbod in de provincie Noord-Brabant. Dit is te verklaren door de grootschaligheid van de winkels in deze branchegroep. Ook de branche levensmiddelen is omvangrijk; hieronder vallen ook de supermarkten. Daarnaast vormt de branche kleding & mode een belangrijke branche, met een omvang van circa 500.000 m² wvo.
8
1.000.000 800.000 600.000 400.000 200.000
Detailhandel Overig
Wonen
Doe-Het-Zelf
Auto & Fiets
Bruin & Witgoed
Plant & Dier
Media
Hobby
Sport & Spel
Antiek & Kunst
Huishoudelijke- & Luxe Ar
Juwelier & Optiek
Kleding & Mode
Schoenen & Lederwaren
Warenhuis
•
1.200.000
Persoonlijke Verzorging
•
Figuur 2.5 Branchering provincie Noord-Brabant naar omvang
Levensmiddelen
•
Van de regio’s heeft Zuidoost het hoogste aantal vierkante meters winkelverkoop vloeroppervlak per 1.000 inwoners tot haar beschikking (1.791). De regio’s Noordoost (1.767) en met name Middenwest (1.667) blijven hierbij achter. Verhoudingsgewijs is het centrale winkelgebied in de regio Middenwest sterk vertegenwoordigd, terwijl de verspreide bewinkeling relatief beperkt is. In de regio Noordoost is ook het centrale winkelgebieden sterker vertegenwoordigd. Ook de verspreide bewinkeling is hier relatief groot. Hier valt op dat de ondersteunende winkelgebieden, met slechts 10 % van het winkelvloeroppervlak, beperkt aanwezig zijn. De regio Zuidoost heeft juist weinig centraal winkelgebied. Terwijl de ondersteunende centra relatief ruim aanwezig zijn, net als de verspreide bewinkeling. Het overige winkelgebied ligt juist onder het gemiddelde, ondanks de aanwezigheid van Ekkersrijt.
m² wvo
•
Als we kijken naar de verhouding van de branchegroepen in de verschillende regio’s dan zien we een redelijk gelijk beeld. Voor alle regio’s geldt dat de branchegroep ‘in/om het huis’ een belangrijke positie inneemt, gevolgd door de branchegroepen mode & luxe en dagelijkse artikelen (figuur 2.2). Overige voorzieningen Behalve detailhandel is er ook nog een groot aantal andere publieksgerichte voorzieningen aanwezig in Noord-Brabant. Met name in de centrumgebieden vervullen deze voorzieningen een belangrijke ondersteunende rol. Ten opzichte van het landelijke gemiddelde blijft het aantal overige voorzieningen in Noord-
Hoofdstuk 2
Brabant wat achter; met name de culturele en ontspanningsvoorzieningen. Als we kijken naar de regio’s dan valt op dat in de regio Noordoost het aantal culturele en ontspanningsvoorzieningen in verhouding tot het inwonertal relatief hoog is, terwijl het aantal horecavoorzieningen achter blijft. In de regio Zuidoost is juist het aantal horecavoorzieningen groot, maar is de branche ontspanning relatief beperkt. Tabel 2.1 overige voorzieningen naar regio naar aantal zaken
Figuur 2.6 Horeca naar regio naar aantal zaken
middenw est (995.231 inw )
Café/discotheek Fastfood
noordoost (699.709 inw )
Hotel Restaurant
zuidoost (729.887 inw )
Horeca overig
-
Middenwest
Noordoost
Zuidoost
Noord-Brabant
(995.231 inw)
(699.709 inw)
(729.887 inw)
(2.424.827 inw)
Horeca
2.291
1.580
1.742
5.613
Cultuur
209
165
135
509
Ontspanning
131
98
62
291
Verhuur
101
62
82
245
Ambacht
992
598
685
2.275
Financiële dienstv
422
315
270
1.007
Part dienstverl.
682
461
477
1.620
500
1.000
1.500
2.000
2.500
De Brabantse binnensteden en hoofdwinkelcentra beschikken veelal over aantrekkelijke horeca met veel terrassen; een kernkwaliteit van Noord-Brabant. De belangrijkste uitgaanssteden met een (boven)regionale wervingskracht zijn Breda, Den Bosch en Eindhoven en iets mindere mate Tilburg. De overige Brabantse centra hebben, met enkele uitzonderingen, vooral een lokale betekenis voor uitgaan. De interactie tussen uitgaan en winkelen is doorgaans beperkt.
Horeca In de provincie Noord-Brabant zijn ruim 5.600 horecagelegenheden aanwezig. Dit komt neer op 2,3 horecagelegenheden per 1.000 inwoners. Dit ligt circa 3 procent onder het landelijke gemiddelde van 2,4 horecagelegenheden per 1.000 inwoners.
Hoofdstuk 2
9
Figuur 2.7 Detailhandelsstructuur provincie Noord-Brabant
10
Hoofdstuk 2
2.2 Leisure Hoofdstructuur Leisure3 bevindt zich in Noord-Brabant vooral in de grotere steden. In en rond de grotere binnensteden vinden we vooral accommodaties op het terrein van cultuur (theater, museum, bibliotheek, poppodium, concertzaal, bezienswaardige kerk), maar ook vermaak (casino, amusementscentrum, bioscoop,) en meer intensief benutte commerciële sportaccommodaties (fitness, bowling). De culturele sector is het meest geconcentreerd in en rond de binnensteden, de sportsector het minste. De meer grootschalige sportaccommodaties vinden we vooral op perifere binnenstedelijke locaties. Voorbeelden: een zwembad, kunstijsbaan, skihal, kinderspeelhal of kartbaan. Grote en beeldbepalende leisureclusters De grootste leisureclusters in Noord-Brabant zijn, afgezien van de grote attractieparken • Chasséveld Breda (Casino, theater, bioscoop). • Heuvelgalerie e.o. Eindhoven (Casino, concertzaal, bioscoop, jongerencentrum). • Sportiom en stadion Den Bosch (sport). • Stappegoor Tilburg (accent sport, bioscoop, grote sportwinkel). • Eindhoven Noord (sport). • Genneper Parken Eindhoven (accent sport, openluchtrecreatie).
3
Relatie met detailhandel Grootschalige, perifeer gelegen vrijetijdsclusters hebben in praktijk nauwelijks interactie met detailhandel. Voorzieningen met de grootste interactie zijn in praktijk een bibliotheek, bioscoop (matinees), museum (met name bij aansprekende exposities) of fitnesscentrum (veel ochtendbezoek). In dat opzicht zijn in Noord-Brabant vooral leisureclusters als het Bredase Chasséveld en de Eindhovense Heuvelgalerie e.o. versterkend voor de winkelfunctie ter plekke. Tilburg, Den Bosch en andere steden ontberen een dergelijk veelzijdig cluster in de binnenstad. Deze hoofdwinkelcentra moeten het qua leisurefunctie vooral hebben van individuele trekkers of hun monumentale karakter in algemene zin.
2.3 Structuur In figuur 2.7 is de hoofdwinkelstructuur van de provincie NoordBrabant gevisualiseerd. Weergegeven zijn de grotere centrale winkelgebieden, grootschalige concentraties en speciale winkelgebieden. De indeling is gebaseerd op de indeling van Locatus. De drie binnensteden zijn verdeeld over de drie regio’s. Het zwaartepunt van de centra ligt echter in de regio Middenwest. Hier is een groot aantal hoofdwinkelgebieden, grootschalige concentraties en het enige speciale winkelgebied gevestigd (Rosada).
Definitie leisure in dit kader: publieksgerichte commerciële voorzieningen op het terrein van vermaak, cultuur en sport.
Hoofdstuk 2
11
Tabel 2.2 Top 10 winkelcentra Noord-Brabant naar aantal winkels Winkelgebied Centrum ’s-Hertogenbosch
Aantal winkels
M² wvo
Wvo / winkel
564
92.318
164
Centrum Breda
563
103.022
183
Centrum Eindhoven
414
105.786
256
Centrum Tilburg
349
87.811
252
Centrum Roosendaal
304
65.169
214
Centrum Bergen op Zoom
288
51.891
180
Centrum Oosterhout
256
47.222
184
Centrum Oss
238
46.086
194
Centrum Helmond
200
37.071
185
Centrum Uden
193
53.101
275
Binnensteden (meer dan 400 winkels) De binnensteden van Eindhoven, Breda en ’s-Hertogenbosch zijn veruit de grootste winkelgebieden in de provincie (naar winkeloppervlak). De binnensteden ontlenen hun onderscheidend vermogen aan de ambiance (het karakter en de identiteit van een binnenstad) en de vermenging met andere dan winkelelementen. De invulling met winkels is, vanwege de filialisering, immers voor een groot deel identiek aan die in andere hoofdcentra. Naast detailhandel vinden we hier dan ook een groot aanbod andere functies, zoals horeca, cultuur, vermaak en dienstverlening. In de hoofdwinkelgebieden is de niet-dagelijkse artikelensector bepalend. Met name de warenhuizen en de modesector (ook met grote winkels) zijn belangrijk voor de trekkracht en de situering of spreiding daarvan is van wezenlijke betekenis voor een goede verdeling van de bezoekersaantallen. De kritische consument gaat niet
12
naar een hoofdwinkelgebied voor de eerste levensbehoeften maar verwacht daar variatie, gespecialiseerde winkels, combinatiemogelijkheden, een gezellige sfeer en goede presentatie. Het aantal winkels in de historische binnensteden van Breda en ’sHertogenbosch ligt hoger dan in Eindhoven. Eindhoven is voor een groot deel planmatig ontwikkeld en de gemiddelde schaal van de winkels is hier dan ook beduidend groter. Hoofdwinkelgebied groot (200 – 400 winkels) In Noord-Brabant zijn vijf grote hoofdwinkelgebieden te vinden, waarvan Tilburg qua omvang veruit de grootste is. De grote hoofdwinkelgebieden zijn gelegen in sterke regiokernen, met ieder hun eigen verzorgingsgebied. In tegenstelling tot de binnensteden is de functie doorgaans sterk regionaal in plaats van bovenregionaal. Deze centra vormen met een divers en compleet winkel- en voorzieningenaanbod, het recreatieve winkelcentrum van de regio. Hoofdwinkelgebied klein (100 – 200 winkels) De provincie Noord-Brabant telt 9 kleine hoofdwinkelgebieden. De kleine hoofdwinkelgebieden hebben een divers winkel- en voorzieningenaanbod, met vaak sterke lokale ondernemers. Deze winkelgebieden hebben een meer lokale winkelfunctie. De kernen zijn kleiner en moeten concurreren met de winkelcentra van hogere orde. Kernverzorgende centra (groot en klein / tot 100 winkels) De kernverzorgende centra hebben vrijwel allemaal een (sterke) lokale functie. De dagelijkse artikelensector is in dit soort centra
Hoofdstuk 2
belangrijk voor de aantrekkingskracht. Eigentijdse supermarkten, frequent benodigde artikelen en in groter centra ook vaak een vrij compleet pakket aan niet-dagelijkse artikelen bepalen de aantrekkingskracht. In de kleinere plaatsen is een cluster van (centrum)supermarkten vaak de beeldbepalende trekker.
bruin- & witgoed en sport & spel is ook in Noord-Brabant op de grootschalige concentraties te vinden, maar deze verkleuring is nog relatief beperkt. In figuur 2.8 is te zien dat de nadruk nog sterk op de branche wonen ligt, gevolgd door de branche doe-het-zelf. De overige branches nemen ongeveer 6% van het wvo in op grootschalige concentraties (ca. 25.000 m² wvo).
Tabel 2.3 Top 5 grootschalige concentraties in Noord-Brabant naar aantal winkels Winkelgebied
Aantal winkels
M² wvo
Wvo / winkel
Woonboulevard Breda
39
65.909
1.690
Ekkersrijt - Son
31
59.256
1.911
Bossche Boulevard – ‘s-Hertogenbosch
24
36.833
1.535
Woonboulevard Oss
18
28.297
1.572
Koopboulevard Leijpark - Tilburg
16
22.670
1.417
Grootschalige concentraties In de provincie Noord-Brabant zijn zeventien grootschalige concentraties aanwezig, veelal gelegen in grotere kernen in NoordBrabant. Door de aard, omvang en type aanbod worden grootschalige centra doelgericht en in lagere frequenties bezocht. De grootschalige concentraties lopen qua omvang sterk uiteen. Veruit de grootste woonboulevards zijn woonboulevard Breda en Ekkersrijt. Hier is een compleet aanbod op het gebied van woninginrichting aanwezig, waaronder een vestiging van het woonwarenhuis IKEA. Een bijzondere concentratie is woonboulevard Waalwijk, rondom de bovenregionale trekker Piet Klerkx. De laatste jaren wordt er veel gesproken over de verkleuring op de grootschalige concentraties, van het thema wonen naar ‘in/om het huis’. Verschillende branches, zoals huishoudelijke & luxe artikelen,
Hoofdstuk 2
Figuur 2.8 branchering grootschalige concentraties Noord-Brabant Wonen 75%
Doe-Het-Zelf 19%
Detailhandel Overig 0% Auto & Fiets 0% Bruin & Witgoed 3% Plant & Dier 1%
Sport & Spel 1%
Schoenen & Lederwaren 1%
Levensmiddelen 0%
Huish & Luxe Art 0%
Speciale winkelgebieden Een speciaal winkelgebied in de detailhandelsstructuur van NoordBrabant is Factory Outlet Center Rosada in Roosendaal. Dit centrum heeft een omvang van bijna 10.000 m² wvo, verdeeld over 56
13
winkels. De nadruk van dit winkelgebied ligt sterk op de branchegroep mode & luxe (93%). Ondersteunende centra en verspreide bewinkeling De grotere steden en dorpen in de provincie Noord-Brabant hebben een structuur met ondersteunende centra. De omvang en functie loopt uiteen van omvangrijke en in aanbod complete stadsdeelcentra tot buurtwinkelcentra in wijken en dorpen. Voorbeelden van grote stadsdeelcentra zijn Woensel in Eindhoven en Helftheuvel in ’s-Hertogenbosch. Deze grote stadsdeelcentra hebben veel mode en veel filiaalbedrijven, en ook veel dagelijkse artikelen in het aanbod, die veel koopkracht binden. In de kleinere stadscentra is het aanbod minder gevarieerd en ligt de nadruk meer op het areaal frequent benodigde artikelen aanwezig. Veel stadsdeelcentra in Nederland bieden ook ruimte voor de schaalvergroting van de supermarkten en de komst van de grootschalige en megasupermarkten (3.500 tot 5.000 m² wvo). Daarnaast zien we een duidelijkere profilering van de stadsdeelcentra op het vlak van “efficiënt” recreatief winkelen, waarbij ook getracht wordt om het veelal monofunctionele karakter te doorbreken. In de minder omvangrijke centra staan de dagelijkse behoeften meestal centraal. Eigentijdse supermarkten en (waar mogelijk) versspeciaalzaken, vervullen dan een sleutelrol. Het functioneren en het perspectief voor detailhandel in de dorpen met een laag inwonerdraagvlak staat de laatste jaren onder druk.
Megasupermarkten In de ontwikkeling van schaalvergroting van de detailhandel neemt ook de omvang van het supermarktaanbod toe. De provincie Noord-Brabant telt 4 megasupermarkten met een omvang van meer dan 3.000 m² wvo4. Alle vier de megasupermarkten zijn een filiaal van Albert Heijn XL en zijn gevestigd in Eindhoven (2x), Helmond en Tilburg.
2.4 Brabantstad De vijf gemeenten die Brabantstad vormen hebben een gezamenlijke detailhandelsomvang van ruim 1,4 miljoen m² wvo, verdeeld over ongeveer 5.500 winkels. Dit komt neer op circa 1.784 m² wvo per 1.000 inwoners en is relatief hoog (1.657 landelijk). Dit is echter te verklaren door de sterke regiofunctie van deze steden. Tabel 2.4 Aanbod Brabantstad Gemeente
dagelijks a.w.
M² wvo
a.w.
56.056
294
293.173
997
307
307.871
1.075
140
123.318
413
213
207.466
852
290
249.817
878
1.244
1.181.645
4.215
170.960
Eindhoven
210.333
71.560
86.767
28.327
‘s-Hertogenbosch
136.481
45.258
Tilburg
202.091
56.379
Totaal
806.632
257.580
Helmond
Niet-dagelijks
M² wvo Breda
4
14
Inwoners
Definitie volgens S.Tol (2004) Mag het nog ietsje meer zijn – onderzoek naar de ruimtelijke effecten van schaalvergroting in de supermarktbranche
Hoofdstuk 2
De samenstelling van het aanbod van de vijf gemeenten loopt sterk uiteen. Eindhoven heeft een relatief groot aanbod in de branche mode & luxe, terwijl de branche in/om het huis relatief beperkt is. Een zelfde beeld zien we in ’s-Hertogenbosch en Tilburg. Dit is te verklaren door de beperkte omvang van de woonboulevards in de gemeenten. Voor Helmond geldt juist dat het aanbod mode& luxe juist zeer beperkt is. Als we kijken naar de detailhandelsstructuur van de gemeenten dan valt op dat in de gemeente ’s-Hertogenbosch het centraal gelegen detailhandelsaanbod relatief ruim is. In Eindhoven zijn juist de ondersteunende centra sterk vertegenwoordigd. Helmond heeft een groot aandeel verspreide bewinkeling. In totaal omvatten de centrale winkelgebieden van Brabantstad circa 460.000 m² wvo en is hiermee omvangrijk. Ter illustratie, het centrale winkelgebied in Amsterdam heeft een omvang van 270.000 m² wvo. Als we naar de samenstelling kijken, telt het centrale winkelgebied een groot aantal doublures. Het onderscheidend vermogen wordt beperkt door een groot aandeel filiaalbedrijf; de winkelgebieden zijn maar beperkt complementair aan elkaar. Breda en ’s-Hertogenbosch onderscheiden zich met een historische binnenstad met een relatief sterk hoogwaardig aanbod. Hierdoor hebben ze een sterkere bovenregionale functie. Eindhoven ontwikkelt zich tot een echte winkelstad door het ruime en moderne winkelaanbod. Tilburg en Helmond vervullen een meer regionale functie.
Hoofdstuk 2
2.5 Kwaliteitsiconen Het Brabantse retailaanbod behoort qua omvang tot de top in Nederland. Brabantstad kan zich kwantitatief meten met de grootste vier steden in het land. Hoewel Brabant diverse concentraties van luxe zaken kent zijn deze doorgaans beperkt van omvang en ontbreken de ‘grote namen’ die we elders in Nederland wel tegenkomen. Mede hierdoor heeft het retailaanbod niet het onderscheidend vermogen en bovenregionale aantrekkingskracht die bijvoorbeeld Den Haag en Amsterdam wel hebben. Brabantstad zal in de toekomst optimale vestigingsmilieus moeten creëren voor winkelconcepten als hieronder beschreven met voldoende massa, kwaliteit en onderscheidend vermogen, maar zonder het eigen karakter te verliezen. Een stad als Maastricht heeft bewezen dat dit goed mogelijk is en de markt is in Noord-Brabant zeker aanwezig. Ook als we de grotere formules in Nederland afzetten tegen Brabantstad, dan vallen een aantal zaken op: • De algemene warenhuizen (V&D en Bijenkorf) zijn van beperkte omvang in Brabantstad. De grootste Bijenkorf in Brabantstad ligt in Eindhoven (13.000 m² wvo), maar is klein in vergelijking met Amsterdam en Rotterdam (20.000 m² wvo). Ook de grootste V&D ligt in Eindhoven (9.500 m² wvo) en is beperkt ten opzichte van de filialen in Utrecht (17.000 m² wvo), ’s-Gravenhage (14.000 m² wvo) en Rotterdam (12.000 m² wvo). • Het modewarenhuis Peek & Cloppenburg ontbreekt in Brabantstad.
15
•
•
•
•
Tabel
2.5 Onderscheidende winkelconcepten en –concentraties in Nederland in
Flagship Stores
Cartier, Escada, Armani, Nike,
Internationaal
Puma, Pepe Jeans, Elle, Diesel
Flagship Stores
Gstar, Marlies Dekkers, Nic-
Nationaal
kelson, Blue Blood, Van Lier
Brandstores
Botticelli,
IIttala,
Lacoste,
BrabantStad
Utrecht
Den Haag
hogere marktsegment
Rotterdam
•
Binnen het echte hoogwaardige segment ontbreken in Brabantstad bijvoorbeeld Oger, Emporio Armani, Cartier, Shoebaloo, Petit Bateau Boutique, Affaire de Femmes. Internationale winkelformules en bijzondere winkels vestigen zich eerst in de Randstad. Enkele voorbeelden: hoogwaardige H&M filialen (COS) in de Haagse Bluf, Primark’s eerste vestiging in Rotterdam, flagshipstore Repeat in Amsterdam, Desigual’s eerste filialen in Amsterdam en Den Haag, brandstore Marc O’Polo in Amsterdam en de eerste filialen van American Apparel in Rotterdam en Amsterdam. Als we kijken naar toonaangevende formules, dan ontbreken in Brabantstad bijvoorbeeld: Dille & Kamille, Kookai, Fossil, Lacoste, Geox, Pieces, Marlies Dekkers, Nelson en Meddens mode. Opvallend is ook dat internationale formules als Roberto Botticelli, Karen Millen, Kangnai, Mulberry, Pepe Jeans en Bellerose hun winkels eerst in de Randstad openen. Hoogwaardige modische formules als Fred de La Bretonniere, Edgar Vos, Cora Kemperman, Léon, Noa Noa, Pauw Amsterdam, Scapa of Scotland, Tommy Hilfiger of Wolford zijn grotendeels in Breda, ’s-Hertogenbosch en beperkt in Eindhoven gevestigd. Ook zijn er formules die juist niet of nauwelijks in de grote steden in de Randstand te vinden zijn, zoals Cecil, the Company, Expresso, Gimbrere, Jola Mode, Lakeside, Lief!, Five Pocket, Open 32 en Sluis leder. Deze formules, in diverse marktsegmenten, onderscheiden Brabantstad van de Randstad.
Amsterdam
•
●●●
●
●●
●
●
●●●
●
●●
●
●
●●●
●●
●●
●●
●●
●●
●●
●●●
●●
●
●●●
●●
●●●
●●●
●
●●●
●●
●●●
●●
●
Esprit, Mexx, Fossil, Geox Clusters mode
PC Hooftstraat AMS, Noor-
topsegment
deinde DH, Laren NH
Gemengde clusters
Beethovenstraat AMS, Den-
topsegment
neweg DH, Oudkerkhof UT
Luxe modewaren-
Maison de Bonneterie, Oger,
huizen
Pauw Amsterdam
Grote, luxe alge-
Bijenkorf, V&D
●●
●●●
●●
●●
●
Bijz. winkelstraten
Spieghelkwartier AMS
●●
●
●●
●●
●
accent 1 branche
Denneweg DH
Centra met hoog
Amstelveen C,
●●
●●
●●
●
●
cultureel profiel
Witte de Withstraat RD
mene warenhuizen
* : AMS = Amsterdam, DH = Den Haag, VB = Voorburg, UT = Utrecht, RD = Rotter-
Hieronder beschrijven we globaal enige voorbeelden van kwalitatief sterke concepten en clusters die als bovenregionale trekker van winkelgebieden kunnen fungeren, ook in Brabant.
16
dam ●●● ruim aanwezig; ●● redelijk veel aanwezig; ● nauwelijks aanwezig
Hoofdstuk 2
3.
ANALYSE CONSUMENTENVRAAG
Figuur 3.1 Bevolkingsontwikkeling Noord-Brabant 1980-2040
6
3.1 Bevolkingsontwikkeling en toerisme De provincie Noord-Brabant telde op 1 januari 2008 2.424.827 inwoners. In 1988 bedroeg het inwoneraantal nog 2.156.280, wat neerkomt op een stijging van +12%. Er zijn dan ook verschillende grote, nieuwe wijken ontwikkeld of in ontwikkeling, zoals de Reeshof in Tilburg, Haverleij in ‘s-Hertogenbosch, Brandevoort in Helmond en Meerhoven in Eindhoven. De groei heeft dan ook voor een belangrijk deel plaatsgevonden in de grote steden. De provincie Noord-Brabant heeft een inwoneraantal geraamd van 2.486.500 naar 20205. Dit komt neer op een groei van circa 3 procent. Deze beperkte groei geldt voor alle 3 de regio’s. Met name in de landelijke regio’s stabiliseert het inwoneraantal of is er zelfs sprake van krimp. Bevolkingsgroei is met name geraamd voor de stedelijke regio’s in Noord-Brabant. Brabantstad In tabel 3.1 is de bevolkingsprognose van de vijf gemeenten in Brabantstad weergegeven. Volgens deze prognose neemt het inwoneraantal tot met circa 40.000 inwoners tot 846.700 in 2020. Dit betekent een groei van ongeveer 5 procent.
Tabel 3.1 Bevolkingsontwikkeling Brabantstad Prognose Gemeente
2008
2015
2020
2030
2040
Breda
170.960
175.740
179.015
184.875
189.380
Eindhoven
210.333
215.195
219.070
227.910
236.255
86.767
89.930
91.610
94.560
96.665
s-Hertogenbosch
136.481
140.490
142.845
146.340
147.395
Tilburg
202.091
208.695
214.165
224.640
232.235
Totaal
806.632
830.050
846.705
878.325
901.930
Helmond
Bron: CBS Statline / bevolkings- en woningbehoefteprognose Noord-Brabant
5
Provincie Noord-Brabant (2008) De bevolkings- en woningbehoefteprognose Noord-Brabant, actualisering 2008
Hoofdstuk 3
6
Provincie Noord-Brabant (2008) De bevolkings- en woningbehoefteprognose Noord-Brabant, actualisering 2008
17
Toeristische vraag Noord-Brabant ontvangt jaarlijks elf procent van de overnachtingen tijdens binnenlandse vakanties van Nederlanders. Van het totale aantal buitenlandse overnachtingen ontvangt de provincie slechts zes procent. Dit komt echter voor een belangrijk deel door het zware overwicht van Noord-Holland (Amsterdam!), met 43 procent van het totaal. Tabel 3.2 Binnenlandse en buitenlandse (vakantie)overnachtingen in Noord-Brabant en Nederland in 2007
7
Noord-Brabant
Totaal overnachtingen
Nederland
Totaal overnachtingen
Per inwoner
Per inwoner
Binnen-
Buiten-
lands
lands
8,26 mln
1,89 mln
Totaal
10,15 mln
3,38
0,77
4,2
74,42 mln
27,95 mln
102,37 mln
4,51
1,69
6,2
Door het tamelijk grote inwonertal van Noord-Brabant is de toeristische overnachtingsvraag per inwoner hier lager dan gemiddeld in Nederland. Er is dus in de provincie geen sprake van een bovengemiddelde vraag naar detailhandel of leisure vanuit het verblijfstoerisme. Vanuit het dagtoerisme blijken vooral de steden Breda en ’sHertogenbosch zeer in trek, ze behoren al jaren tot de Nederlandse top tien8. Recreatief winkelen is voor deze toeristen een belangrijk bezoekmotief.
7 8
NRIT Trendrapport toerisme, recreatie en vrije tijd 2007/2008 Continue Vakantieonderzoek, diverse jaren.
18
3.2 Bestedingsgedrag Het inkomensniveau in Noord-Brabant bedraagt circa € 12.700,- per hoofd van de bevolking per jaar en is hiermee gelijk aan het landelijk gemiddelde inkomen9. Het inkomensniveau verschilt per regio en gemeente: • Het gemiddelde inkomen in de regio Zuidoost ligt het hoogst (€ 12.810,-), gevolgd door Noordoost (€ 12.730,-) en Middenwest (€ 12.690,-). • Van de 5 grote steden ligt het inkomensniveau van Breda en ’sHertogenbosch circa 5% boven het provinciale gemiddelde, terwijl Tilburg en Helmond hier 6% onder blijven. Eindhoven ligt 1% boven het landelijke gemiddelde. • Als we kijken naar het bestedingspotentieel, dan is deze het grootst in Eindhoven en Tilburg, inherent aan het grote aantal inwoners in deze gemeente. • De gemeenten Vught (+12%), Son & Breugel (+13%), Nuenen ca (+14%) en Waalre (+21%) liggen sterk boven het landelijke gemiddelde. De gemeenten Aalburg (-7%), Mill & Sint Hubert (-8%) Boekel (-9%) blijven daarentegen sterk achter. • We kunnen concluderen dat er lokaal verschillen optreden in het inkomensniveau, maar dat de verschillen tussen de regio’s minimaal zijn. Het bestedingsgedrag van de consument zal in de provincie dan ook min of meer gelijk zijn.
9
Bron: CBS, Regionale inkomensverdeling, 2005. Dit zijn de meest recente gegevens.
Hoofdstuk 3
•
Tabel 3.3 Bestedingspotentieel Noord-Brabant naar regio Regio
Aantal inwoners
Bestedingspotentieel (mln.) Dagelijks
Niet-dagelijks
Middenwest
995.231
€ 2.234,3
€ 2.655,3
Noordoost
699.709
€ 1.570,8
€ 1.866,8
Zuidoost Totaal
729.887
€ 1.638,6
€ 1.947,3
2.424.887
€ 5.443,7
€ 6.469,4
•
•
3.3 Koopstromen In Noord-Brabant wordt op provinciaal niveau geen integraal koopstromenonderzoek uitgevoerd. Wel hebben er de afgelopen jaren onderzoeken plaatsgevonden in verschillende gemeenten en regio’s van Noord-Brabant. De uitkomsten van deze onderzoeken geven echter geen compleet beeld van het bestedingsgedrag van de Brabantse consument. Door het gebruik van verschillende methodieken zijn deze cijfers ook niet uitwisselbaar. Toch wordt een redelijk beeld van de koopstromen verkregen uit de regionale koopstromenonderzoeken. De belangrijkste uitkomsten van de koopstromenonderzoeken voor Midden- en Westbrabant zijn navolgend uiteengezet. In 2007 is een koopstromenonderzoek uitgevoerd onder inwoners in de regio Midden-Brabant10. De belangrijkste conclusies zijn:
•
In 2005 is een koopstromenonderzoek uitgevoerd in de regio WestBrabant11. Hieruit komt naar voren: • De koopkrachtbinding in de regio West-Brabant ligt gemiddeld op 90% in de dagelijkse artikelensector. De koopkrachtbinding voor de niet-dagelijkse artikelensector varieert sterk. De grotere gemeenten weten circa 80% van de bestedingen te binden, terwijl de kleinere gemeenten een bindingscijfer van ongeveer 30 tot 50 procent behalen. • Breda trekt meer dan 31% van de regionale bestedingen en is hiermee veruit de belangrijkste aankoopgemeente. • Ook Roosendaal en Bergen op Zoom hebben een belangrijke regionale functie met circa 13% van de regionale bestedingen. 11
10
Midden-Brabant (2007) Koopstromenonderzoek 2007
Hoofdstuk 3
De koopkrachtbinding in de dagelijkse artikelensector bedraagt 91%; circa 9% vloeit af naar buiten de regio. In de nietdagelijkse artikelensector bedraagt de binding 84%. De koopkrachtbinding in de niet-dagelijkse artikelensector is het hoogst in de branches doe-het-zelf, media, huishoudelijke artikelen, hobby & vrije tijd en bruin- & witgoed. Voor de branches kleding & mode en wonen is de consument bereid verder te reizen. De binding in de niet-dagelijkse artikelensector is het hoogst in de gemeenten Tilburg en Waalwijk. Buiten de regio zijn de binnensteden van Breda en ’sHertogenbosch belangrijke aankoopplaatsen. Ook zijn de inwoners van Midden-Brabant georiënteerd op de woonboulevards in Breda en Son & Breugel (Ekkersrijt).
SES West-Brabant en Kamer van Koophandel West-Brabant (2005) Koopstromenonderzoek West-Brabant
19
•
•
De koopkrachttoevloeiing is zeer groot voor de woonboulevard in Breda. Circa 58% van de omzet komt van buiten de gemeente. Consumenten uit West-Brabant hebben ook een sterke concentratie op Rotterdam. Andersom zijn inwoners uit Zuid-Holland ook georiënteerd op Breda.
20
Hoofdstuk 3
4.
TRENDS EN MARKTDYNAMIEK
4.1 Trends en ontwikkelingen Voor de bouwstenennota van de provincie Noord-Brabant wordt rekening gehouden met de ontwikkelingen in de provincie, maar ook (inter)nationale ontwikkelingen. De belangrijkste relevante trends worden hieronder kort benoemd op de onderdelen consumentengedrag en aanbodontwikkeling.
•
Consumentengedrag De consument is zeer grillig. Ten eerste bestaat dé consument eigenlijk niet. Iedereen vertoont weer een ander gedrag, met z’n eigen kenmerken en stijlen. Bovendien is dit gedrag ook nog eens sterk aan verandering onderhevig. Zodoende is het niet eenvoudig ‘het consumentengedrag’ samen te vatten. Toch worden hieronder enkele hoofdtrends benoemd. • Groter referentiekader: Door een grotere mobiliteit krijgt de consument een omvangrijk referentiekader. Aanbodkwaliteit, keuzemogelijkheid, prijsstelling en interne (winkelinrichting, uitstraling) en externe (omgevingskwaliteit) verschijningsvorm worden daarom belangrijker. Dit geldt met name bij het recreatieve winkelen. • Internet als informatiebron: Steeds meer Nederlanders hebben de beschikking over internet en maken hier steeds vaker en langer gebruik van. De aankopen via internet nemen explosief
•
•
12
Hoofdstuk 4
toe. Toch zijn deze nog maar een klein deel van de totale consumentenbestedingen (5% in 2007). De verwachting is dat dit percentage toeneemt tot 10% in 201212. Internet is primair een informatiebron, die ook voor winkels interessant is. Voordat een bezoek wordt gebracht aan een winkel of winkelcentrum, oriënteert de consument zich vaak eerst via internet. Internet is daarmee ook voor retailers een belangrijk medium. Vraag om vernieuwing: De consument wordt steeds trendgevoeliger. Onder invloed van media wordt de consument continu op de hoogte gehouden van de laatste ontwikkelingen. In een modewinkel ziet de consument of de collectie nieuw of verouderd is. Hij verwacht dan ook regelmatig nieuwe items aan te treffen. Dit is dan ook terug te zien bij formules als H&M en Zara, die snel wisselende collecties hebben. Focus op mentaliteitsgroepen: Consumenten worden steeds meer benaderd vanuit hun specifieke, innerlijke identiteit, los van hun algemene kenmerken. Leeftijd en inkomen zijn daarbij minder bepalend. Het gaat meer om mentaliteit (Waar voel je je toe aangetrokken? Waar voel je je bij thuis?). Zo worden mode winkels specifiek voor jongeren (zoals H&M) ook veelvuldig door ouderen bezocht. Daarnaast bestaat het stereotype van ‘de bejaarde’ niet meer. Ook hier is er een brede differentiatie in de markt opgetreden. Cultuurmix: Er ontstaat meer interesse in andere culturen (cultuurmix). Dit laat zich vertalen in de opkomst van allochtoon ondernemerschap en multiculturele winkels, zoals de formule Multisuper. Daarnaast is er meer aandacht voor de Nederlandse cultuur en cultuurhistorie. Dat komt tot uiting in een grotere SSM Retail Platform (2008) Look Listen Learn november 2008
21
interesse in de eigen omgeving, de eigen oorsprong. Deze interesse zal in de toekomst leiden tot een grotere aandacht voor de authentieke lokale speciaalzaken en lokale en streekeigen producten. Een voorbeeld hiervan is de nieuwe formule Marqt, die zich richt op lokale, verse producten.
•
• Aanbodontwikkelingen •
•
•
Functiemix: Integratie van detailhandel, dienstverlening, horeca, vermaak en vrijetijdsconcepten in een gebied komt steeds vaker voor en biedt een uitgelezen kans om het onderscheidend vermogen van binnensteden te vergroten, zeker ten opzichte van de meer perifeer gelegen winkelgebieden. Schaalvergroting en -verkleining: De schaalvergroting in supermarkt- en themagericht aanbod (sport, bruin- en witgoed), als ook in de horeca, zet onverminderd door. Dit zien we ook in de modische branches. Als tegentrend van schaalvergroting zien we superspecialisatie en schaalverkleining. Try and buy: Winkels worden steeds vaker geïntegreerd met horeca, vrije tijd en diensten. De winkel wordt hiermee meer en meer een belevingsconcept, waar de consument producten kan uitproberen om die vervolgens aan te schaffen: ‘try and buy’. Voorbeelden hiervan zijn een golfsimulator en klimwand in vestigingen van Perry Sport.
22
•
Branchevervaging: Sector- en branchevervaging zijn duidelijk herkenbaar. Voorbeelden van branchevervaging zijn de verkoop van boeken, DVD’s en computers in supermarkten en CD’s in boekwinkels. Ook moet hierbij gedacht worden aan totaalconcepten, bijvoorbeeld op het gebied van koken, waar zowel woondecoratie, linnen- en serviesgoed, keukengerei als levensmiddelen verkocht worden. Bij sectorvervaging kan gedacht worden aan eten bij IKEA en de verkoop van kookboeken in een koffiecorner. Mentaliteitswinkel: Een volgende vertaling van de branchevervaging is de mentaliteitswinkel. Gelijkgestemden vinden daar een scala aan bij elkaar passende producten, los van een specifieke branchering. Binnen een sfeer passende producten zoals kleding, voedsel, reizen, cursussen, huishoudelijke producten e.d. zijn er te vinden. Een voorbeeld hiervan is Sissy Boy Homeland. Lifestyle, image en beleving: De consument wil tijdens het winkelen steeds meer vermaakt worden. Naast een plaats voor de verkoop van producten, worden winkels ook steeds meer een belevenis. Zo zijn er steeds meer lifestylewinkels te vinden. Een voorbeeld hiervan zijn de kookwinkels. Zij richten zich op koken, consumeren en kopen. Ook jongerenafdelingen van de Bijenkorf (Chill Out) en V&D (Young Zone) zijn voorbeelden. In binnensteden zien we een duidelijker onderscheid tussen de diverse deelgebieden. Gebieden en/of straten gaan zich zo meer richten op specifiek omschreven doelgroepen. Nog een stap verder gaan de zogenaamde lifestylewinkelcentra. Hierbij gaat het om het aanbieden van een totale beleving; naast winkels wil de consument restaurants, hotels, bioscopen en een
Hoofdstuk 4
•
ternationale formules als het toegenomen etnische ondernemerschap. Hierdoor komt de consument in aanraking met producten van over de hele wereld. Internationale formules als H&M (Zweden), Zara (Spanje) en Media Markt (Duitsland) zijn niet meer weg te denken uit de Nederlandse winkelstraten. Recent hebben verschillende formules, zoals Tiger (huishoudelijke artikelen / Denemarken), Desigual (mode / Spanje) en Primark (modewarenhuis / Ierland) de Nederlandse markt betreden. Daarnaast staan verschillende nieuwe formules op het punt hun intrede te doen op de Nederlandse markt, zoals Le Palais des Thés (theespeciaalzaak / Frankrijk), Beauty Mineral (Persoonlijke verzorging / Israël), Lutz (woonwinkel / Oostenrijk) en Erke (sportwinkel / China).
bibliotheek. Ook de beleving komt steeds meer centraal te staan; niet alleen in de winkelgebieden (zoals retail en entertainment complex Mall of America in Minnesota), maar ook in de winkels zelf. Zo kun je in de Build-A-Bear workshop je eigen knuffelbeer samenstellen. Bijzonder ook zijn de imagestores, waarbij de winkel geldt als een promotiekanaal. Voorbeelden hiervan zijn M&M’s World, Heineken the City, Nespresso en Apple. Shop in shop: Speciaalzaken clusteren hun krachten om als grote trekker te fungeren. Het warenhuis V&D is bezig steeds meer shops in haar vestigingen te openen, zoals Sephora en Ici Paris XL. In de woonbranche is het concept Loods 5 te zien waarbij winkelruimte verhuurd wordt aan producenten.
• •
•
Merkbeleving en brandstores: In de (inter-)nationale binnensteden zijn de brandstores de laatste jaren sterk in opkomst. In plaats van producten in andermans winkels te verkopen gaan de producenten zelf retailen. Voorbeelden hiervan zijn Chasin’ Denim en Esprit. Veel binnensteden streven naar vestigingen van dure designwinkels van merken als Prada, Armani en Louis Vuitton. Dit hoogwaardige segment is echter alleen nog weggelegd voor een beperkt aantal internationale winkelsteden. Internationalisering: In de detailhandel vinden we steeds meer internationale producten, zowel door de sterke opkomst van in-
Hoofdstuk 4
•
Regionale producten: Als tegenhanger van de globalisering zijn speciaalzaken met eigen of regionale producten (platteland) sterk in opkomst. Veelal worden eigen producten aangevuld met natuurzuivere specialiteiten die de winkels versterken. Eco & Bio: Internationaal neemt de vraag naar ecologisch verantwoorde en organische producten toe. In het buitenland zien we concepten als Terra Verda in Spanje. Biologische voeding blijft in Nederland ook terrein winnen, maar blijft in Europees verband nog steeds achter. De vraag van de Nederlandse consument wordt wel steeds beter door de markt beantwoord. Voorbeelden hiervan zijn de Groene Passage in Rotterdam en formules als de Natuurwinkel, EkoPlaza en Marqt. In Almere
23
•
•
•
•
worden momenteel zelfs plannen ontwikkeld voor een Biowinkelcentrum. In Nederland bedraagt het aantal etnische ondernemers in de detailhandel circa 8% van de zelfstandige ondernemers. Gethematiseerde winkels (o.a. Toko Ono) of zelfs hele winkelcentra (China Town op de zwarte markt in Beverwijk) voor de allochtone consument zijn in opkomst, maar ook de Nederlanders weten hun weg naar deze centra te vinden. Trafficlocaties als volwaardige winkelcentra: Trafficlocaties worden een steeds belangrijkere aankoopplaats. Op vliegvelden als Dubai, Las Vegas en Hong Kong staat beleving voor de reiziger voorop, maar ook Schiphol groeit uit tot een shoppingmall met onder meer een nieuwe brandstore van Nike. Deze trend lijkt zich ook door te zetten naar andere locaties, zoals trein- en busstations. Servex heeft aangegeven Nederlandse treinstations de allure van Schiphol te gaan geven (toevoeging non-food), met onder meer vestigingen van Hema en Jack & Jones. Leiden Centraal wordt momenteel ingericht als proefstation. Guerrilla stores: In de hippe wijken van de Europese steden hebben zogenaamde Guerilla stores hun intrede gedaan. Een guerrilla store kan het beste omschreven worden als een hippe winkel die na een korte periode verkast naar een andere stad of locatie. In 2005 maakte Nederland al kennis met de Guerrilla stores van Blend die op deze manier de aandacht wisten te vestigen op zichzelf en hun tijdschrift. Retail branding: Het plaatsen van een winkelgebied in de markt in termen van identiteit, imago en reputatie wordt steeds belangrijker. Met de toenemende concurrentie zal branding
24
steeds meer als onderscheidend middel gebruikt worden om de consument te binden. Trends en ontwikkelingen in de structuur •
•
•
Binnensteden Het aanbod in de binnensteden verschuift steeds meer naar de branchegroep mode & luxe. Het A1-winkelgebied wordt steeds meer ingevuld door landelijk en internationaal opererende winkelformules en het onderscheidend aanbod verschuift steeds meer naar de randen van het centrum. De hoofdwinkelgebieden (zeker de grote en middelgrote) ontlenen hun onderscheidend vermogen dan ook aan de ambiance (het karakter en de identiteit van een binnenstad) en de vermenging met andere dan winkelelementen. Stadsdeelcentra We zien we een duidelijkere profilering van de stadsdeelcentra op het vlak van ‘efficient’ recreatief winkelen, waarbij ook getracht wordt om het veelal monofunctionele karakter te doorbreken. Het aanbod in de branchegroep mode & luxe neemt toe; ook het filiaalbedrijf is steeds vaker in deze centra te vinden. Daarnaast verplaatsen verschillende branches, met name doelgericht (o.a. fietsen en computers), zich van de binnensteden naar de ondersteunende centra. Ook bieden veel stadsdeelcentra in Nederland ook ruimte voor de schaalvergroting van de supermarkten en de komst van de grootschalige en megasupermarkten (3.500 tot 5.000 m² wvo). Woonboulevards De Nederlandse woonthemacentra zijn sterk verkleurd sinds de opkomst in de jaren ’80. Door het veranderende detailhandelsbeleid is brancheverruiming ontstaan.
Hoofdstuk 4
•
•
13
14
Nieuwe branches op de woonboulevards zijn onder andere bruin- en witgoed (o.a. MediaMarkt en BCC), huishoudelijke artikelen (o.a. Xenos en Blokker) en sport & spel (o.a. Topshelf en Toys”R”Us). Mede door de toenemende omvang, worden woonboulevards steeds completere centra. Hierdoor ontstaat er ook weer ruimte voor kleinschalige, onderscheidende concepten, zoals Havenaer in Nijkerk, Vesta in Groningen of Woondrôme in Wijchen. Thematische winkelcentra Buiten de woonthemacentra zijn in Nederland enkele thematische winkelcentra verrezen, zoals de Factory Outlet Centra in Lelystad, Roermond en Roosendaal en de tuinboulevard Gardenz in Geleen. Nieuwe thematische ontwikkelingen functioneren niet allemaal naar behoren, mede doordat zij te klein en daarmee onvoldoende onderscheidend zijn13. Retailparken Een Retailpark is een centrum van grootschalige winkels en andere consumentenvoorzieningen, gevestigd op een goed bereikbare locatie aan de rand van de stad en bestemd voor doelgericht consumentenbezoek14. Juist in dit laatste element zit het (veronderstelde) verschil met een binnenstad die zich vooral richt op het recreatieve winkelen. Het verzorgingsgebied van een Retailpark is vergelijkbaar met regionaal verzorgende binnensteden en PDV locaties. Bekende voorbeelden van bestaande Retailparken zijn Westermaat in Hengelo
HBD, Dynamische Winkelgebieden, 2004. Hierin worden The Globe in Den Haag en Het Drakenest in Amersfoort aangehaald. BRO voegt hieraan toe dat de in Nederland gerealiseerde Factory Outlet Centra na een moeizame start inmiddels redelijk functioneren. Definitie volgens TCN.
Hoofdstuk 4
•
•
(ca. 50.000 m² bvo inclusief Ikea) en Retail Park Roermond (ca. 35.000 m² bvo). Megamalls Megamalls zijn zeer grootschalige nieuwe winkelcentra waarin detailhandel en leisure met elkaar gecombineerd worden. Buitenlandse voorbeelden zijn CentrO in Oberhausen, Wijnegem bij Antwerpen en Bluewater bij Londen. In 2005 is het initiatief voor een Nationaal Leisure Centre (ca. 130.000 m² bvo) in Geldermalsen gestrand. Het beoogde verzorgingsgebied van dit NL.C strekte zich uit over een gebied tot 60 autominuten rond Geldermalsen, dus een groot deel van West- en MiddenNederland. Venlo is naderhand als kandidaat-vestigingsplaats naar voren geschoven (Retail Park Limburg op Floriadeterrein), maar Venlo heeft geen planologische medewerking verleend. Op dit moment worden plannen ontwikkeld voor een perifeer megawinkelcentrum in Tilburg. Nieuwe locaties De laatste jaren zijn clusters van detailhandel op verschillende, nieuwe locaties opgedoken. Sterk in ontwikkeling zijn grootschalige detailhandelsclusters rondom (voetbal)stadions. Voorbeelden hiervan zijn de Amsterdam Arena in Amsterdam en Euroborg in Groningen. Ook rondom zorginstellingen neemt de detailhandelsfunctie toe door de ontwikkeling van de zogenaamde ‘zorgboulevards’. Het aanbod varieert van zorggerelateerde detailhandel en kadowinkels tot supermarkten. Ook trafficlocaties worden een steeds belangrijkere aankoopplaats. Detailhandel maakt dan ook een belangrijk onderdeel uit van de (her)ontwikkeling van grote stations als Rotterdam Centraal en Utrecht Centraal.
25
•
Megasupermarkten De trend tot schaalvergroting zet ook in de supermarktbranche verder door. Voor een rendabel functioneren is een steeds groter verkoopvloeroppervlak nodig. In grote steden maken supermarkten een schaalsprong tot megasupermarkten, maar ook in kleinere plaatsen is duidelijk een schaalsprong zichtbaar. Tegenover de schaalvergroting is tegelijk een trend van schaalverkleining en superspecialisatie waar te nemen. Zo heeft Spar het voornemen om verschillende nieuwe buurtsupers te openen in Nederland.
4.2 Buitenlandse verkenning Verschil in detailhandelsstructuren Doordat het detailhandelsbeleid in Europa sterk per land verschilt, is er een grote diversiteit in detailhandelsstructuren zichtbaar. In Europa zijn perifere stipmall-achtige ontwikkelingen (zoals in Amerika) zichtbaar, maar er zijn ook gesloten detailhandelsstructuren. Deze paragraaf schetst een beeld van de situatie in de omliggende landen in West-Europa. Adaptatie van structuren uit deze landen wordt het meest reëel geacht. Dit geldt in mindere mate voor OostEuropa, waar grootschalige winkelcentra als paddenstoelen uit de grond schieten. De ontwikkelingen in Oost-Europa zijn interessant, maar er wordt niet verwacht dat Nederland zo drastisch zal ‘vermalliseren’. Beleid niet altijd adequaat Als er wordt gekeken naar perifere ontwikkelingen, dan zien we voornamelijk in Spanje en Frankrijk een grote diversiteit aan snel-
26
wegontwikkelingen. In omliggende landen als Duitsland, België en Engeland komen deze ontwikkelingen maar mondjesmaat voor. Hierbij moet vermeld worden dat de Franse overheid wel heeft getracht om de groei van hypermarkten aan banden te leggen, maar dat het beleid in de praktijk weinig effectief bleek. Ook in Duitsland werden perifere shopping malls als onwenselijk bestempeld, maar door mazen in de wet (Fachmärkte) ontstonden toch enige perifere centra. Deze voorzieningen liggen echter niet solitair langs snelwegen zoals in Frankrijk en Spanje, maar meestal bij knooppunten aan de rand van steden. Een opvallend verschil met Nederland is overigens dat het Franse en Belgische detailhandelsbeleid niet gericht is op de ruimtelijke ordening, maar op de bescherming van de middenstand. Feitelijk kunnen we stellen dat ook de omringende landen terughoudend zijn met perifere en grootschalige detailhandelsclusters. De meeste gebieden, zoals de Boomsesteenweg langs de A12 tussen Antwerpen en Brussel, zijn een erfenis uit het verleden. Het is typerend voor al deze perifere centra in Europa dat er nauwelijks samenhang in de gebieden is. Qua opzet is de structuur gelijk aan de eerste generatie Nederlandse woonboulevards. De gebieden zijn min of meer spontaan gegroeid, er is nauwelijks samenhang en de gebieden zijn qua vormgeving zeer introvert. De bezoekers parkeren voor de winkel die ze gaan bezoeken, mede doordat voetgangersvoorzieningen veelal ontbreken. Door de verkeerde situering van het parkeren zijn de gebouwen gedoemd solitair te blijven. Ook de grote diversiteit van functies zorgt niet voor een natuurlijke synergie. Net als in de Verenigde Staten is er een grote verscheidenheid aan branches in de perifere gebieden.
Hoofdstuk 4
De consument bezoekt de voorzieningen om hele verschillende redenen (run, fun & doel). Vernieuwing omliggende landen mondjesmaat Wanneer er gesproken wordt over vernieuwing in de detailhandel, dan zien we telkens dezelfde internationale voorbeelden voorbij komen: Bluewater, CentrO en Wijnegem. Deze grootschalige ontwikkelingen zijn door unieke situaties ontstaan en nog zeker niet in grote getalen ontwikkeld. Zo was CentrO een middel voor de herontwikkeling van een voormalig staal- en mijnbouwindustriecomplex en een middel om de hoge werkloosheid in de regio tegen te gaan. Daarbij kende Oberhausen problemen in het stadscentrum. Hieronder worden de grote, moderne winkelontwikkelingen in West-Europa kort besproken. Wijnegem Shopping Center is een perifeer winkelcentrum ten noordoosten van Antwerpen (deelgemeente Wijnegem). Het winkelcentrum omvat circa 60.000 m² bvo, met de nadruk op de modische branches. Het centrum heeft jaarlijks ruim 8 miljoen bezoekers. De komst van het winkelcentrum heeft een aanjaagfunctie voor het centrum van Antwerpen gehad; de binnenstad is sterk opgeknapt. De klanten van het WSC komen maar beperkt uit Antwerpen; de meeste bezoekers komen uit de regio en ook van daarbuiten. In tegenstelling tot centra als Bluewater en CentrO is de leisurecomponent maar zeer beperkt in Wijnegem. Winkelcentrum CentrO heeft een omvang van 70.000 m² wvo, verdeeld over 200 winkels. Het verloop van winkels is groot. Rondom het winkelcentrum is onder meer een vrijetijdspark te vinden, grote
Hoofdstuk 4
horecaboulevard, concert/sporthal en een musicaltheater. Op jaarbasis bezoeken ongeveer 23 miljoen mensen het winkelcentrum. Onderzoeken laten een wisselend beeld zien van de effecten. Enerzijds wordt gesteld dat er grote economische effecten zijn op direct omliggende kernen, anderzijds heeft het ogenschijnlijk niet geleid tot een duidelijke extra leegstand in de binnenstad van Oberhausen. Het winkelaanbod in het centrum van Oberhausen heeft zich geleidelijk aangepast; zo is de filialisering lager en is het prijsvriendelijke segment sterk vertegenwoordigd. Wel kan gesteld worden dat de synergie tussen CentrO en binnenstad nihil is.
Bluewater wordt een Urban Entertainment Center genoemd; een integraal concept waarin winkelen wordt gecombineerd met leisure en horeca. Het winkelcentrum opende in 1999 en is gebouwd aan de rand van een verlaten kalksteengroeve ten zuidoosten van Londen. Het centrum heeft een totale omvang van 130.000 m² bvo retail en richt zich op het midden- en hogere prijssegment om zich te onderscheiden van omliggende winkelcentra. In Bluewater vinden we naast detailhandel onder meer een bioscoop (13 zalen), 40 cafés en restaurants, een klimwand en een ‘adventure park’.
27
Bluewater trekt jaarlijks 27 miljoen bezoekers. Het verzorgingsgebied is zuidoost Londen; 80% van de bezoekers heeft een reisafstand van minder dan 50 minuten. Bluewater concurreert met verschillende omliggende winkelgebieden. Er is echter weinig informatie over het effect van de opening van Bluewater op deze winkelcentra. Wel is bekend dat een van de belangrijkste concurrenten, Lakeside Shopping Centre in WestThurrock, onlangs geheel gemoderniseerd en uitgebreid is om de concurrentie met Bluewater aan te kunnen. Binnenstedelijke malls Van de recent ontwikkelde of in aanbouw zijnde malls, is het merendeel binnenstedelijk. De ontwikkeling van malls op toplocaties in de binnenstad blijkt een adequate strategie tegen perifere detailhandel. Voorbeelden van grootschalige binnenstedelijke projecten zijn Westfield in Londen, Bullring in Birmingham en Forum Duisburg in Duisburg. Vaak worden malls of Urban Entertainment Centers uit het buitenland aangehaald om aan te geven dat Nederland ‘hopeloos’ achter blijft, maar het gaat telkens om dezelfde voorbeelden: Bluewater, CentrO en Wijnegem. Het aantal grootschalige perifere detailhandelsontwikkelingen in West-Europa is in wezen beperkt en er zijn grote verschillen in invulling, vormgeving, synergie en interactie met de omgeving.
28
4.3 Plannen en initiatieven De planvoorraad voor detailhandel in Nederland is de laatste jaren fors toegenomen. Met name de planvoorraad in de periferie is gestegen. Ook in de provincie Noord-Brabant is een groot aantal plannen en initiatieven ten aanzien van detailhandel- en leisurevoorzieningen. Verschillende projecten zijn op dit moment al in aanbouw, zoals het project Rond de Admirant in Eindhoven, Wolfsberg in Deurne en het centrumgebied van Brandevoort in Helmond. Het meest spraakmakende initiatief is ongetwijfeld de Megamall, maar ook kleinere plannen hebben de nodige relevantie. Veel initiatieven bevinden zich nog in de ideefase en zijn dus nog geen harde plannen. In deze paragraaf zetten we de verschillende plannen en initiatieven uiteen. Hierbij hebben we gekeken naar de plannen, voor zover bij ons bekend. Gegeven de beschreven dynamiek zullen in meerdere plannen de komende jaren nog de nodige verschuivingen optreden. De totale planvoorraad voor Noord-Brabant bedraagt circa 685.000 m² bvo. Bijna 60 procent van deze planvoorraad heeft betrekking op perifere of grootschalige detailhandel. Circa 30 procent van de initiatieven vinden plaats in de centrale winkelgebieden van de verschillende Brabantse kernen. Realisatie van de totale planvoorraad betekent een toevoeging van ongeveer 13 procent op het huidige winkelaanbod.
Hoofdstuk 4
Regio’s De planvoorraad voor de regio Middenwest is omvangrijk met circa 330.000 m² bvo. Een groot deel van de plannen bestaat uit perifere of grootschalige detailhandel, waarvan de Mall in Tilburg de grootste is. Het aantal plannen is met name groot in de steden Breda (ca. 85.000 m² bvo) en Tilburg (ca. 140.000, incl. Mall).
In de regio Zuidoost is een planvoorraad van ongeveer 187.000 m² bvo. Met name in Eindhoven spelen enkele plannen voor nieuw te ontwikkelen centra, waaronder Nimbus, wijkwinkelcentrum Meerrijk en Strijp-S. In totaal zijn er plannen voor ruim 80.000 m² bvo in Eindhoven. Daarnaast zijn ook de centrumplannen voor Helmond en Ekkersrijt omvangrijk.
Tabel 4.1 Grootste plannen detailhandel regio Middenwest
Tabel 4.3 Grootste plannen detailhandel regio Zuidoost
Plan
Plaats
Megamall
Tilburg
Oostpoort
Roosendaal
Omvang (m² bvo) 100.000
Plan
Plaats
Omvang (m² bvo)
Strijp S
Eindhoven
30.000
34.000
Centrum Helmond
Helmond
30.000
Hornbach
Breda
25.000
Ekkersrijt
Son
25.000
Aabe terrein
Tilburg
24.000
Engelseweg
Helmond
20.000
Stadionkwartier
Breda
22.000
Nimbus
Eindhoven
18.000
De planvoorraad voor de regio Noordoost wordt gekenmerkt door verschillende plannen, gericht op versterking of herontwikkeling van de centrumgebieden, zoals het GZG-terrein in ’sHertogenbosch, de V&D-locatie in Oss en de Els in Waalwijk. De totale planvoorraad bedraagt 160.000 m² bvo, wat neerkomt op 10 procent toevoeging op het huidige aanbod. Tabel 4.2 Grootste plannen detailhandel regio Noordoost Plan
Plaats
Woonboulevard Waalwijk
Waalwijk
25.000
GZG
‘s-Hertogenbosch
20.000
Poort van Veghel
Veghel
20.000
Centrum Waalwijk
Waalwijk
12.000
Ciao
Cuijk
12.000
Hoofdstuk 4
Omvang (m² bvo)
29
30
Hoofdstuk 4
5.
SWOT ANALYSE REGIO'S
In voorgaande hoofdstukken is bij de verschillende analyses al ingezoomd op de drie regio’s, zoals die vanuit het provinciaal beleid zijn afgebakend. In dit hoofdstuk worden de analyses samengevat in een SWOT analyse. Hierbij worden de sterke en zwakke punten op het gebied van detailhandel voor de verschillende regio’s (hoofdstuk 2 & 3) gekoppeld aan de kansen en bedreigingen uit hoofdstuk 4.
Sterk • • •
Zwak
Sterke nadruk op centrale winkel- •
Hoofdwinkelgebieden
gebieden
complementair
Breda als sterke, historische binnen- •
Grootschalige concentraties groten-
stad
deels gericht op prijsvriendelijk
Groot aantal sterke hoofdwinkelge- •
Lager bestedingsgedrag
beperkt
bieden (recent versterkt + centraal gelegen) •
5.1 Middenwest Met een omvang van circa 1.700.000 m² wvo is het detailhandelsaanbod in de regio Middenwest omvangrijk. Afgezet tegen het aantal inwoners is het aanbod in deze regio het laagste in de provincie. De structuur wordt gekenmerkt door een groot aantal regionaal verzorgende centra. De binnenstad van Breda is veruit de belangrijkste aankoopplaats in deze regio, maar wordt ondersteund door de binnensteden van Tilburg, Roosendaal, Bergen op Zoom en Oosterhout. Het detailhandelsaanbod is dan ook relatief sterk geclusterd in centrale winkelgebieden; verspreide bewinkeling is relatief beperkt.
Hoofdstuk 5
Grootschalige concentraties in grotere gemeenten, Breda bijzonder
•
FOC als speciaal element in structuur
•
Vernieuwing in de structuur
•
Groot aantal inwoners in regio
Kans
Bedreiging
•
Groei inwoneraantal grotere steden
•
Vraag naar nieuwe detailhandelsconcepten
•
Krimp
bevolkingsaantal
kleinere
gemeenten •
Grote planvoorraad in de periferie
Verschillende plannen voor de ver- •
Ontwikkelingen in België/ Antwer-
sterking van centrale winkelgebie-
pen
den •
•
Grootschalige leisureconcepten
•
Regio opgedeeld in twee economische regio’s
31
5.2 Noordoost De vernieuwing in de detailhandel in de regio Noordoost is de laatste jaren zeer beperkt geweest. De detailhandelsomvang is dan ook maar beperkt gegroeid tot circa 1,2 miljoen m² wvo. De regio Noordoost kan getypeerd worden als een terughoudende regio. Zo ontbreken supermarkten van meer dan 2.000 m² wvo, echte grootschalige perifere clusters en grootschalige formules als IKEA en Media Markt. Het centrum van ’s-Hertogenbosch staat aan top van de detailhandelsstructuur. De ondersteunende hoofdwinkelgebieden zijn van relatief kleine schaal.
Sterk • • • • •
Zwak
‘s-Hertogenbosch als sterke, histori- •
Hoofdwinkelgebieden beperkt van
sche binnenstad
omvang en trekkracht
Grootschalige concentraties in gro- •
Hoofdwinkelgebieden
tere gemeenten
complementair
Nadruk sterk op centrale winkelge- •
Ondersteunende
bieden
beperkt aanwezig
Sterk aanbod cultuur en ontspan- •
Grootschalige concentraties klein-
ning
schalig, nadruk sterk op prijsvrien-
Hoger
en
luxe
segment
in
’s-
winkelgebieden
delijk
Hertogenbosch aanwezig. Ook Uden • •
beperkt
Winkelaanbod weinig vernieuwend
is een sterk regionaal centrum
•
Aanbod horeca beperkt
Groot aantal inwoners in regio
•
Bestedingspotentieel
relatief
be-
perkt Kans
32
Bedreiging
•
Groei inwoneraantal grotere steden
•
Verschillende plannen voor de ver-
•
gemeenten
sterking van centrale winkelgebie- •
Vraag naar nieuwe detailhandels-
den
concepten
Krimp
bevolkingsaantal
kleinere
•
Grote planvoorraad in de periferie
•
Ontwikkelingen in Gelderland/ KAN
•
Organisatiegraad regio beperkt
Hoofdstuk 5
5.3 Zuidoost De omvang van het detailhandelsaanbod in de regio Zuidoost is groot als het wordt afgezet tegen het aantal inwoners. In totaal omvat de regio 1,3 miljoen m² wvo, verspreid over circa 4.500 winkels. De gemeente Eindhoven ligt centraal in deze regio en vormt ook het hart van de voorzieningenstructuur. Deze stad kent een omvangrijk, modern stadshart en blijft de komende jaren vernieuwen. Hierbij wordt het imago van de stad steeds beter. Rondom Eindhoven liggen enkele kleine hoofdwinkelgebieden, maar deze staan in schril contrast met het aanbod in het centrum van Eindoven. De grootschalige concentratie Ekkersrijt vormt een belangrijke aankoopplaats voor laagfrequent benodigde artikelen. Met de plannen voor deze locatie zal deze functie in de regio alleen maar toenemen.
Sterk •
Overzichtelijke
Zwak detailhandelsstruc- •
tuur • •
•
Ekkersrijt aan top van de hiërarchie
sterk
onderge-
Relatief veel verspreide bewinkeling Hoger segment niet sterk aanwezig, ondanks groot draagvlak
voor grootschalige concentraties •
Relatief hoog aantal horecavoorzieningen
•
Groot aantal inwoners in regio
•
Hoog bestedingsgedrag
Kans
Bedreiging
•
Opkomend imago Eindhoven
•
Groei inwoneraantal Eindhoven en Helmond
•
•
Hoofdstuk 5
Helmond
schikt aan Eindhoven
Eindhoven als grote, moderne bin- • nenstad
Functie
•
Krimp
bevolkingsaantal
kleinere
gemeenten •
Voorzieningenniveau kleinere ker-
Verschillende plannen voor de ver-
nen
sterking van centrale winkelgebie- •
Ontwikkelingen in België en Lim-
den
burg
Sterke organisatiegraad SRE
33
34
Hoofdstuk 5
6.
BELEIDSKADERS
6.1 Verandering in overheidsbeleid Met de Nota Ruimte gaat de overheid een gedecentraliseerd beleid voeren. Op deze manier worden de provincies meer in staat gesteld hun eigen beleid te voeren. Veranderingen in het koopgedrag van de burgers en de interpretatie van het overheidsbeleid door de gemeenten zijn debet aan de koerswijziging van het overheidsbeleid. In de loop der jaren is de overheid van een restrictief beleid (jaren zeventig) overgegaan in een selectief beleid (jaren tachtig) om vervolgens te komen tot een programmatischmarktgeoriënteerd beleid (jaren negentig). Hieronder volgt een uiteenzetting van de ontwikkeling van het Nederlandse detailhandelsbeleid. Na de tweede wereldoorlog neemt de overheid de planning van de bouwopgave strak in handen. De overheid ontwikkelt een beleid dat is gebaseerd op de centrale plaatsentheorie van Christaller. Deze theorie gaat er van uit dat exclusievere goederen te verkrijgen zijn in centra met een hogere rangorde in de hiërarchie, de centrale plaats. De dagelijkse voorzieningen worden aangeboden in ondersteunende centra. Vanuit dit kader streefde de overheid ernaar dat nieuwe centra alleen werden toegestaan indien ze completerend waren en niet concurrerend met bestaande centra.
Hoofdstuk 6
Door verbeterde de mobiliteit en stijgende koopkracht werd begin jaren ’70 ruimte gecreëerd voor perifere supermarkten aan de rand van de stad, de zogenaamde ‘weidewinkels’ of ‘witte schuren’. Hierna ontstonden grootschalige ontwikkelingen in de periferie zoals MIRO, MAXIS en Trefcenter, die meer verkochten dan alleen levensmiddelen. Dit was aanleiding voor de Nederlandse overheid om een adequaat beleid op te stellen voor de detailhandel. Het streven was om de bereikbaarheid en een evenwichtige ruimtelijke structuur te behouden. Aan de hand van een DistributiePlanologisch Onderzoek (DPO) voor een gebied moest worden onderzocht of nieuwe detailhandel in te passen was. Het uitgangspunt van het DPO is dat nieuw toe te voegen winkels de stadscentra niet mogen beconcurreren, maar het detailhandelsapparaat in de (binnen)steden moeten completeren. Perifere detailhandelsvestigingen (PDV) werden hierdoor uitgesloten, mits ze als trekker voor een stad of regio fungeren. Ondanks de overheidsregulering ontstaat er toch perifere detailhandel. Halverwege de jaren zeventig was er in de bestaande structuren een tekort aan panden met voldoende winkel verkoopvloeroppervlak (WVO) tegen acceptabele prijzen voor volumineuze detailhandel. De grootschalige meubeldetailhandelsbedrijven, bouwmarkten, sanitair- en keukenspeciaalzaken vestigden zich hierdoor op perifere locaties. Maar steeds meer bedrijven gingen zich onder de noemer ‘volumineuze goederen’ in de periferie vestigen. Als reactie hierop actualiseerde de overheid haar beleid in 1984 om de snel groeiende perifere locaties te reguleren.
35
Hierbij stuurde de overheid de lagere overheden erop aan om perifere detailhandel zo veel mogelijk te weren met uitzondering van volumineuze goederen (auto’s, boten, caravans, grove bouwmaterialen en landbouwwerktuigen). Meubeldetailhandel en bouwmarkten mochten zich vestigen op perifere locaties indien ze niet in te passen waren in de centrale winkelstructuur. De verplichting tot het verrichten van een DPO kwam hierbij te vervallen. De veranderende houding van de overheid, van een restrictief naar een selectief beleid, had een oorzaak. In de jaren zeventig ontstonden vormen van detailhandel door een sterk stijgende koopkracht. In de jaren tachtig was er echter een recessie opgetreden. Door het streven naar kostenreductie ontstonden er grootschalige winkelformules, die zich perifeer wilden vestigen voor lagere huren. Het beleid dat vanuit de overheid werd gesteld moest op een juiste manier door de gemeenten geïnterpreteerd worden. Dit werd uitgevoerd in de vorm van een bestemmingsplan, waarnaast dit beleid gehandhaafd moest worden. Door lakend optreden van de gemeenten is in de loop der jaren de branchering verruimd en zijn concurrerende ontwikkelingen toegestaan. Perifere locaties verkleurden van woonboulevards tot multifunctionele concentraties. Door het veelvuldige verschil in interpretatie van het overheidsbeleid expliciteerde de overheid het beleid in 1992 verder, en stelde een specialistische omschrijving op van te verkopen producten in meubeldetailhandel, woninginrichting en bouwmarkten. Deze branchebeperkingen moesten voorkomen dat voor de (stads)centra concurrerende producten verkocht werden op PDV-locaties.
36
Vervolgens probeerde de overheid ook in te spelen op de expansie gerichte ketens, die zich perifeer wilden vestigen. Hiervoor werden locaties voor geconcentreerde grootschalige detailhandelsvestigingen (GDV) benoemd. De overheid stelt dat voor deze detailhandel afstemming plaats dient te vinden tussen de ligging en het verzorgingsgebied om zodoende een zo groot mogelijk draagvlak te creëren. De overheid stelde de restrictie voor GDV-locaties tot 13 stedelijke knooppunten. Nota Ruimte Met de komst van de Nota Ruimte in 2006 is het detailhandelsbeleid gedecentraliseerd, waardoor provincies en gemeenten verantwoordelijk zijn voor een nadere uitwerking van het ruimtelijke beleid. De Nota Ruimte vervangt het locatiebeleid voor voorzieningen en bedrijven (ABC-locatiebeleid) en het locatiebeleid voor Perifere en Grootschalige Detailhandelsvoorzieningen (PDV/GDV) door een integraal locatiebeleid voor voorzieningen en bedrijven. Hiermee is de mogelijkheid ontstaan voor de provincies om af te stappen van de strikte branchebeperkingen ten aanzien van detailhandel in gebieden buiten de reguliere centra. In eerste instantie leken de provincies het oude overheidsbeleid ten aanzien van detailhandel te continueren, maar verschillende provincies wijken hier nu toch van af. In de volgende paragraaf gaan we dieper in op het provinciale beleid.
Hoofdstuk 6
6.2 Provinciaal beleid
•
Gelderland De provincie Gelderland geeft in het streekplan aan prioriteit te stellen bij bestaande winkelgebieden15. Vernieuwing en uitbreiding van de detailhandel moeten plaatsvinden binnen of onmiddellijk grenzend aan bestaande winkelgebieden en in overeenstemming zijn met de aard, schaal en (verzorgings)functie van het aangrenzende winkelgebied. Detailhandelsvestigingen in het buitengebied (weidewinkels) worden uitgesloten.
•
Ten aanzien van grootschalige winkelvoorzieningen stelt de provincie dat deze op binnenstedelijke en randstedelijke (perifere) locaties geaccommodeerd dienen te worden. Voor grootschalige detailhandel op perifere locaties gaat de provincie uit van de volgende aanvullende uitgangspunten: • Alleen detailhandel is toegestaan die vanwege de specifieke ruimtelijke eisen moeilijk inpasbaar is in bestaande winkelgebieden. Het betreft detailhandel in explosie- en brandgevaarlijke stoffen en winkelformules die vanwege aard en omvang van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig hebben voor de uitstraling. • Thematische ontwikkelingen zijn toegestaan, als daarvoor grenzend aan de bestaande centra geen geschikte locatie voorhanden is en het thema specifiek aan een perifere locatie is gebonden.
15
Provincie Gelderland (2005) Streekplan Gelderland 2005 – kansen voor de regio’s
Hoofdstuk 6
Detailhandel in voedings- en genotmiddelen (waaronder supermarkten) mag niet perifeer gevestigd worden. Voor grootschalige detailhandel (>1.500 m² bvo) met een bovenlokale functie/ reikwijdte geldt dat deze dient aan te sluiten bij bestaande detailhandelsconcentraties en goed bereikbaar moet zijn met openbaar vervoer en auto.
Er wordt benadrukt dat een cluster van grootschalige voorzieningen alleen kan worden geconcentreerd in stedelijke netwerken. Dergelijke clusters dienen complementair te zijn aan het bestaande aanbod. Per stedelijk netwerk mag één cluster worden gerealiseerd. Zuid-Holland De provincie heeft de beleidsuitgangspunten opgenomen in de ‘Structuurvisie detailhandel Zuid-Holland 2007’16. De provincie geeft in deze visie aan dat zij het als haar taak ziet om de dynamiek te bevorderen, de structuur te versterken en ernstige verstoringen daarvan te voorkomen; niet om de concurrentie te beperken of de dynamiek in de detailhandel te belemmeren door een volumebeleid te voeren. De dynamiek dient zoveel mogelijk binnen de bestaande structuur geaccommodeerd te worden en slechts bij uitzondering zal worden ingestemd met nieuwe regionale aankoopplaatsen. Het provinciale beleid is gericht op de bovenregionale winkelcentra, waardoor een grotere vrijheid is toegekend aan de gemeenten voor lokale winkelcentra. De verantwoordelijkheid voor ontwikkelingen tot 2.000 m² bvo is bij de gemeenten neergelegd.
16
Provincie Zuid-Holland (2007) Structuurvisie Detailhandel Zuid-Holland 2007
37
Daarnaast sluit het provinciale detailhandelsbeleid zoveel mogelijk aan bij de regionale structuurvisies, zoals opgesteld door de REO’s17.
• •
Nieuwe detailhandel, buiten de traditionele aankoopplaatsen, is mogelijk indien het buurt- en gemakswinkels, winkels op knopen (passend binnen het knoopprofiel), detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke goederen, zeer volumineuze goederen, tuincentra en bouwmarkten of grootschalige meubelbedrijven (> 1.000 m² bvo) betreft. De provincie heeft opvanglocaties voor nieuwe grootschalige detailhandel aangewezen in de structuurvisie. Ten aanzien van de branchevervaging heeft de provincie bepaald dat het te voeren nevenassortiment, passend bij het hoofdassortiment, beperkt wordt tot 20 procent van het netto verkoopvloeroppervlak. Verdieping instrumenten Zuid-Holland • Zuid-Holland werkt met REO’s (Regionaal Economische Overlegorganen (REO’s). • De provincie stimuleert de REO’s om regionale structuurvisies op te stellen. • De provincie legt een visie neer, gericht op de bovenlokale centra, die zo goed mogelijk aansluit op de regionale visies. • De provincie stelt: Noodzakelijke investeringen in de markt vinden alleen dan op de gewenste locatie plaats, indien ze elders worden voorkomen. • REO’s worden om advies gevraagd indien de projecten meer dan 2.000 m² bvo omvatten, maar bij perifere ontwikkelingen gaat het om projecten vanaf 1.000 m² bvo.
•
Noord-Brabant In de opgestelde interimstructuurvisie van de provincie NoordBrabant18 zijn de provinciale (ruimtelijke) belangen en doelen benoemd en op hoofdlijnen uitgewerkt. Onderliggend aan de interimstructuurvisie is het Streekplan 2002. Het uitgangspunt van het beleid van de provincie is de concentratie van de verstedelijking. De provincie onderscheidt vijf stedelijke regio’s waar verdere verstedelijking gestimuleerd wordt: Eindhoven-Helmond, UdenVeghel, Waalboss, Breda-Tilburg en Bergen op Zoom - Roosendaal. In tegenstelling tot de stedelijke regio’s worden de groeimogelijkheden van de landelijke regio’s beperkt. De provincie stuurt in deze gebieden juist aan op inbreiding van de bestaande kernen, waarbij de plannen overeen dienen te komen met de aard van de kern.
18 17
Regionaal Economische Overlegorganen
38
De provincie regisseert het provinciale koopstromenonderzoek (Randstad). De provincie heeft richtlijnen voor perifere detailhandel opgesteld. Hierbij geven ze aan dat nieuwe perifere detailhandel alleen is toegestaan indien het om reeds elders in de gemeente gevestigde bedrijven gaat, of wanneer het terrein in een regionale of provinciale structuurvisie detailhandel is aangewezen als opvanglocatie voor grootschalige detailhandel. Eventueel kunnen regio’s zelf branchebeperkingen afspreken.
Provincie Noord-Brabant (2008) Brabant in ontwikkeling – interimstructuurvisie Noord-Brabant
Hoofdstuk 6
De provincie stuurt aan op versterking van het voorzieningenniveau in de stedelijke gebieden. Huisvesting van grootschalige bedrijvigheid en uitbreidingswijken worden juist in deze gebieden gestimuleerd. Grootschalige, publieksaantrekkende voorzieningen horen thuis in de stedelijke regio’s op goed ontsloten plekken. De voorzieningen in de landelijke regio's dienen daarentegen bezoekersextensief, kleinschalig en ‘vermengbaar’ te zijn. De voorzieningen moeten qua schaal en omvang passen bij de betreffende kern of gemeente en het is wenselijk dat de voorzieningen gemengd kunnen worden met andere functies zoals wonen. Op dit moment werkt de provincie Noord-Brabant aan een nieuwe detailhandels- en leisurevisie. Voor deze op te stellen visie is voorliggende bouwstenennota opgesteld. Overijssel Het provinciaal beleid wordt beschreven in het Streekplan Overijssel 2000+ en de handreiking beoordeling ruimtelijke plannen19. In de detailhandelsvisie Overijssel 2007 wordt het wensbeeld van de provincie geschetst20. Gestreefd wordt naar een volwaardig en compleet verzorgingsniveau op lokaal niveau, zowel op wijkniveau en voor zover haalbaar op buurt- en dorpsniveau. Behoud en versterking van de positie van binnensteden en bovenlokaal verzorgende centra heeft prioriteit. De provincie stelt dat ontwikkelingen die de
19
20
Streekplan Overijssel 2000+ en Handreiking beoordeling ruimtelijke plannen, Provincie Overijssel. Provincie Overijssel (2007) Detailhandelsvisie Overijssel 2007, vastgesteld op 4 december 2007
Hoofdstuk 6
positie van deze centra kunnen ondermijnen, dienen te worden tegengegaan. Het wensbeeld ten aanzien van de verschillende centra is als volgt samen te vatten: • Behoud en versterking van binnensteden en bovenlokaal verzorgende centra; • Streven naar een volwaardig en compleet verzorgingsniveau op lokaal niveau, zowel op wijkniveau en voor zover haalbaar op buurt- en dorpsniveau; • Perifere en grootschalige detailhandel dient bij voorkeur aan te sluiten op bestaande detailhandelsconcentraties. Voor de traditionele PDV-branches is ook clustering in de periferie mogelijk. • Megasupermarkten dienen bij voorkeur in centrumgebieden en stadsdeelcentra gerealiseerd te worden. Provincie heeft besloten tot voorbereiden van een omgevingsvisie voor Overijssel (startnotitie gereed). Utrecht De Provincie Utrecht geeft ten aanzien van detailhandel aan in haar beleid21 de bewegingen in vraag en aanbod beheersbaar te houden. Voor de toekomstige detailhandelsstructuur zijn de volgende kernopgaven gegeven: • Het behouden en versterken van de positie van recreatieve centra en het versterken van het samenhangende en onderscheidende vermogen van deze centra (nationaal en stedelijk werkmilieu). 21
Provincie Utrecht (2004) Streekplan 2005 – 2015, vastgesteld 13 december 2004
39
• •
Het creëren van een evenwichtig en op de behoefte afgestemd aanbod van gemakscentra (gemengd woon/werkmilieu). Het bieden van mogelijkheden voor doelgericht winkelen (specifiek voorzieningenmilieu).
Ten aanzien van grootschalige detailhandelsvestigingen geeft de Provincie aan dat deze zo veel mogelijk dienen aan te sluiten bij bestaande detailhandelsconcentraties en goed bereikbaar moeten zijn met openbaar vervoer en auto. Op perifere locaties wordt alleen detailhandel toegestaan, die vanwege de specifieke ruimtelijke eisen, moeilijk inpasbaar is in bestaande winkelgebieden. Het gaat om detailhandel in explosie- en brandgevaarlijke stoffen en winkelformules die vanwege de aard en omvang van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig hebben voor de uitstalling. Op perifere locaties zijn onder voorwaarden thematische ontwikkelingen toegestaan, als hiervoor grenzend aan bestaande centra geen geschikte locatie voorhanden is en als het thema specifiek aan een perifere locatie is gebonden. Weidewinkels zijn niet toegestaan. De Provincie Utrecht is zeer terughoudend ten aanzien van megasupers en zijn slechts onder voorwaarden mogelijk in, of aansluitend aan, winkelgebieden in stadsdeelcentra.
Limburg De POL-aanvulling (Provinciaal Omgevingsplan Limburg) Diensten en Locaties bevat een nieuw beleid voor kantoren, detailhandel en leisure in Limburg22. Hoofddoel van het omgevingsbeleid is de uitbouw van Limburg als kwaliteitsregio. De dienstensector, in de vorm van hoogwaardige winkel- en vrijetijdsvoorzieningen, draagt bij aan de vitaliteit van steden en dorpen. De ambitie van de provincie en stadsregio’s is om gezamenlijk de ontwikkeling van de Limburgse stuwende dienstensector te stimuleren. Algemene uitgangspunten Door de provincie Limburg is een aantal algemene uitgangspunten met betrekking tot de ontwikkelingen van voorzieningen op een rij gezet. Tabel 6.1 Provincie Limburg: Algemene uitgangspunten •
•
forme invalshoek • •
Op 1 juli 2008 zal het streekplan worden omgezet naar een Provinciale Structuurvisie, zoals voorgeschreven in de Nota Ruimte. In het concept wordt er gesproken over een beleidsneutrale omzetting van het streekplan.
Vitaliteit van de binnensteden moet
Accent regelgeving op faciliteren en regisseren
•
Kwalitatieve benadering ontwikke-
gegarandeerd zijn
lingen, minder normering
Ruimte voor de ontwikkeling van •
Bij de ontwikkeling van locaties en
diensten binnen de gebieden van
de vestiging van bedrijven wordt re-
stedelijke dynamiek
kening gehouden met de complementariteit van steden
22
40
Marktgerichte, maar geen marktcon-
Provincie Limburg (2004) POL-aanvulling diensten en locaties, vastgesteld 28 mei 2004
Hoofdstuk 6
Uitwerking per stadsregio Voorts wordt door de provincie een aantal uitgangspunten gehanteerd bij de keuze en ontwikkeling van locaties én bij de inrichting van locaties. Tabel 6.2 Provincie Limburg: Specifieke uitgangspunten Keuze & ontwikkeling van locaties
Inrichting van locaties
•
Gefaseerde ontwikkeling
•
Zorgvuldig ruimtegebruik
•
Goede onderbouwing uit ruimtelijk,
•
Duurzame inrichting
economisch, landschappelijk en ver-
•
Combinatie van functies
keer- en vervoersperspectief
•
Ruimtelijke kwaliteit
•
Variatie in vestigingsmilieus
•
Bereikbaarheid
•
Concentratie
•
Parkeren
•
Maximaal benutten bestaande infra- •
Beheer
structuur
Voorkeursmilieus ontwikkelingen (detailhandels)voorzieningen Het is belangrijk om ervoor te zorgen dat voorzieningenlocaties elkaar goed aanvullen. Er dient een goede balans te zijn tussen binnenstedelijke detailhandelsvoorzieningen, de verzorgingsstructuur op wijk- en buurtniveau en de grootschalige detailhandelsvoorzieningen op stedelijke dienstenterreinen. Met een onderscheid in drie typen winkelgebieden, gebaseerd op het koopgedrag van consumenten (functionele invalshoek): centra voor vergelijkend recreatief winkelen, dagelijkse artikelen en (minderfrequente) doelgerichte aankopen. De voorkeursmilieus voor deze typen winkelgebieden zijn respectievelijk centraal stedelijk gebied, woonwijken en stedelijke dienstenterreinen.
Hoofdstuk 6
Noord-Holland Op 25 november 2008 is de detailhandels- en leisurevisie van de provincie Noord-Holland door Gedeputeerde Staten vastgesteld. Uitgangspunt van de visie is een positieve grondhouding voor nieuwe ontwikkelingen, innovatieve concepten, schaalvergroting, die versterkend zijn voor de detailhandelstructuur. Hierbij wordt de kanttekening geplaatst dat nieuwe ontwikkelingen niet mogen leiden tot ernstige verstoring van de bestaande winkelstructuur in de regio. De provincie Noord-Holland heeft een zestal beleidsdoelstellingen geformuleerd: 1. Een vitale, dynamische en concurrerende detailhandels- en leisurestructuur naar behoefte, met behoud van de economische functie (koopkracht); 2. Prioriteit geven aan de hoofdwinkelgebieden; 3. Optimale regionale afstemming; 4. Meer kwaliteit en onderscheidend vermogen; 5. Voorkomen van uitholling primaire detailhandel in kleine kernen; 6. Geen weidewinkels. De provincie geeft prioriteit aan versterking van de bestaande hoofdwinkelgebieden. Er wordt ruimte geboden voor nieuwe ontwikkelingen, maar deze dienen bij te dragen aan verbetering van het kwaliteitsniveau en versterking van het onderscheidend vermogen van winkelgebieden. Hierbij dient ook rekening te worden gehouden met de kwaliteitsaspecten. Conform het locatiebeleid van de provincie Noord-Holland is clustering van detailhandel het
41
leidende principe. Weidewinkels zijn uitgesloten. Detailhandel mag alleen worden ontwikkeld in stedelijk gebied (of te ontwikkelen gebied).
•
• De provinciale detailhandels- en leisurevisie steekt sterk in op regionale afstemming. Zo dienen nieuwe initiatieven regionaal te worden afgestemd, maar kunnen ook zaken als branchebeperkingen per regio worden vastgesteld. De provincie laat het formuleren van de branche- en omvangbeperkingen van ‘perifere detailhandel’, en het handhaven hiervan, over aan de lokale overheden. De provincie streeft naar levensvatbare gebieden voor specifieke, doelgerichte aankopen met een lagere bezoekfrequentie dan een locatie voor dagelijkse boodschappen. De provincie geeft hiermee een grote vrijheid aan de lokale overheden. Verdieping instrumenten Noord-Holland • De provincie Noord-Holland faciliteert het proces van regionale afstemming, daar waar ontwikkelingen een regionale impact hebben. Zij zullen de commissies financieel ondersteunen en faciliteren op het gebied van kennis en informatie, maar zullen niet in deze commissies zitting nemen. Dit kan namelijk conflicteren met de rol als regisseur als ze in het geval van een blijvend conflict hun zienswijze geven op een ontwikkeling. Dit is van toepassing indien een project groter is dan 1.500 m² wvo (perifeer) of 5.000 m² wvo (binnenstedelijk). Voor grootschalige leisurevoorzieningen is de grens vastgesteld op 100.000 bezoekers per jaar of meer dan 1.000 zitplaatsen.
•
•
Groningen Het beleid ten aanzien van detailhandel in het voorontwerp Provinciaal Omgevingsplan Groningen 2009 – 2013 is in lijn met het Provinciaal Ontwikkelingsplan uit 200623. In het voorontwerp worden de hoofdlijnen van het Provinciale omgevingsbeleid geschetst. De provincie Groningen streeft naar behoud en versterking van de winkelconcentraties in de binnenstad en in de overige bestaande winkelcentra. Het uitgangspunt hierbij is een goed bereikbaar, aantrekkelijk en gevarieerd winkelbestand. De provincie Groningen sluit zogenaamde ‘weidewinkels’ uit. Detailhandel dient in beginsel plaats te vinden in of aansluitend aan bestaande en geplande winkelgebieden. Een uitzondering wordt gemaakt voor detailhandelsbranches die vanwege de omvang en 23
42
Indien nodig zet de provincie planologische instrumenten in om een keuze af te dwingen daar waar de regionale partijen en niet uitkomen, en bemiddeling niet helpt. De provincie organiseert bovenregionale (provinciale) afstemming, en incidenteel ook de interprovinciale afstemming. De provincie faciliteert de kennis en informatiehuishouding op provinciale schaal, die nodig is voor de (boven)regionale afstemming en beleidsvorming. In de provinciale verordening van de structuurvisie is een verplichting opgenomen om grootschalige initiatieven in te brengen. De provinciale rol en de spelregels worden opgenomen in de provinciale verordening bij de Structuurvisie.
Provincie Groningen (2008) Voorontwerp Provinciaal Omgevingsplan Groningen 2009 - 2013, vastgesteld op 24 juni 2008
Hoofdstuk 6
aard van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig hebben voor de uitstalling en brand- en explosiegevaarlijke goederen. De provincie heeft bedrijventerreinen aangewezen voor concentratie van PDV (> 1.500 m² bvo) bij Groningen, Hoogezand-Sappemeer, Delfzijl, Veendam, Winschoten en Stadskanaal. De provincie Groningen nodigt de gemeenten uit een visie op te stellen voor perifere vestiging van detailhandel op te stellen om uitwaaiering van PDV over bedrijventerreinen te voorkomen. De provincie staat alleen een GDV-locatie toe bij de stad Groningen; dit geldt ook voor een factory outlet center. Friesland Het detailhandelsbeleid van de provincie Friesland is verwoord in het Streekplan Frieslân 200724. De provincie Friesland typeert het begrip perifere detailhandel als winkelvoorzieningen buiten het kernwinkelgebied (en wijkwinkelcentra), die daar qua volumineuze aard van de goederen, gevaar en hinder of dagelijkse bevoorrading niet meer goed passen. Hierbij gaat het om een ruim aantal branches: supermarkten, detailhandel in auto’s, caravans en tenten, boten, keukens, meubelen, bouwmaterialen, plant en dier, fietsen en autoaccessoires, en brandbare of explosiegevaarlijke stoffen. Ten aanzien van perifere detailhandel heeft de provincie Friesland een onderscheid gemaakt naar typen kernen. In het kort komt het er op neer dat:
• •
•
Drenthe In het Provinciaal Omgevingsplan (POP II) van de Provincie Drenthe is het doel ten aanzien van de detailhandelsstructuur als volgt geformuleerd: ‘zoveel mogelijk complementariteit realiseren en zo weinig mogelijk concurrentie tussen het bestaande centrum en de perifere locaties25’. De provincie Drenthe stelt dan ook dat vestiging buiten bestaande winkelcentra alleen mogelijk is voor voorzieningen/branches waarvoor dit goed gemotiveerd kan worden (traditionele PDV-branches en brand- of explosiegevaarlijke goederen). Flevoland Het detailhandelsbeleid van de provincie Flevoland is opgenomen in het omgevingsplan Flevoland26. De provincie Flevoland gaat uit van verstedelijkingsbeleid. De provincie Flevoland stelt dat vestiging van detailhandel uitsluitend dient te worden geaccommodeerd in of aansluitend aan bestaande bebouwde gebieden. In het landelijke gebied is detailhandel wel beperkt toegestaan voor de verkoop van eigen gekweekte 25
24
Provincie Friesland (2007) Streekplan Frieslân 2007, vastgesteld op 13 december 2006
Hoofdstuk 6
In Leeuwarden zijn alle vormen van detailhandel mogelijk; In de overige stedelijke centra en regionale centra wordt perifere detailhandel toegestaan, maar is geen uitbreiding van perifere detailhandel met andere branches toegestaan. In de bedrijfsconcentratiekernen en overige kernen heeft de Provincie de mogelijkheden voor perifere detailhandel beperkt.
26
Provincie Drenthe (2004) Provinciaal Omgevingsplan, vastgesteld 7 juli 2004 Provincie Flevoland (2006) Omgevingsplan Flevoland 2006, vastgesteld op 2 november 2006
43
of vervaardigde producten of verkoop van producten met een directe binding aan bepaalde toeristisch-recreatieve voorzieningen. Weidewinkels worden uitgesloten. De provincie Flevoland staat open voor nieuwe ontwikkelingen als perifere en grootschalige detailhandelslocaties, maar deze ontwikkelingen dienen bij voorkeur aangesloten te worden op bestaande winkelcentra. Voor dergelijke ontwikkelingen dient nader onderzoek uitgevoerd te worden. Gemeenten in de provincie stellen een Gemeentelijke visie op het Vestigingsbeleid (GVV) op om tot maatwerk te komen. Zeeland De basis voor het detailhandelsbeleid in het omgevingsplan Zeeland27 wordt gevormd door de detailhandelstructuurvisies ZeeuwsVlaanderen en Midden- en Noord-Zeeland. In het omgevingsplan Zeeland wordt aangegeven dat het uitgangspunt voor de dagelijkse boodschappen een zo compleet mogelijk dagelijks winkelaanbod moet worden geboden op een acceptabele afstand. Concentratie van het aanbod is belangrijk, vestiging dient bij voorkeur aan te sluiten op bestaande winkelstructuren. Bij het recreatieve winkelen ligt de hoogste prioriteit bij de binnensteden. De provincie Zeeland stelt dat het winkelaanbod alleen in binnensteden en in bovenlokaal verzorgende centra wordt toegelaten. Er zijn echter uitzonderingen:
27
Provincie Zeeland (2006) Omgevingsplan Zeeland 2006 – 2012, vastgesteld op 30 juni 2006
44
•
•
•
•
Detailhandel in volumineuze en gevaarlijke goederen; wel zoveel mogelijk concentratie in de vier steden en de vier dragend kernen. Detailhandel in doelgerichte, laagfrequente aankopen (wonen, bruin- & witgoed, doe-het-zelf, tuincentra). Bij voorkeur aansluitend aan bestaande kernwinkelgebieden, maar ook concentratie is mogelijk in de vier steden of vier dragende kernen. Themaconcentratiegebieden zijn mogelijk op de locaties Marconigebied (Goes), Woonboulevard Poortvliet, Mortiere (Middelburg) en Morres e.o. (Hulst). De invulling moet complementair zijn; recreatief winkelaanbod en boodschappenaanbod is uitgesloten. Grootschalige recreatieve winkelfuncties (> 3.000 m² bvo) dienen bij voorkeur in of aan de rand van de binnensteden gevestigd te worden. Uitzonderingen zijn mogelijk.
Bij een toevoeging van 1.000 m² of meer is afstemming met betrokken buurgemeenten noodzakelijk voor provinciale instemming met het plan.
6.3 Regionaal beleid SRE In het Regionaal structuurplan regio Eindhoven staan de ambities voor het SRE-gebied als volgt beschreven28: 1. Positie als economisch kerngebied en Brainport behouden en uitbouwen. 28
SRE (2005) Regionaal structuurplan regio Eindhoven, 2005 - 2030
Hoofdstuk 6
2. De twee ‘gezichten’ van de regio behouden. 3. De belevingswaarde van het landelijk gebied bewaren en waar nodig versterken. Voor de kwantitatieve ruimtevraag wordt gestuurd op versterking van de stedelijke centra, met de nadruk op Eindhoven. Op het gebied van detailhandel wordt Eindhoven beschreven als de economische motor en het koopcentrum van de provincie Noord-Brabant. Een kwantitatieve en kwalitatieve versterking van het centrum is echter gewenst. Hierbij moet ook aandacht worden geschonken aan de vergroting van de variëteit in het winkelaanbod (toevoeging van exclusieve kwaliteitswinkels), het behoud van het accent op een moderne uitstraling, technologie en design en de verbetering van de winkelstructuur/routing, sfeer en verblijfsklimaat. Ook het centrum van Helmond verdient een kwantitatieve en kwalitatieve opwaardering. Het SRE geeft aan dat meubelboulevard Ekkersrijt haar regiopositie verder kan uitbreiden en moet uitgroeien tot dé woonboulevard van de provincie. Hierdoor is er geen ruimte voor grootschalige ontwikkelingen elders in de regio.
SES West-Brabant In de sociaal-economische visie van de regio West-Brabant wordt de koers ten aanzien van bedrijvigheid in de regio geschetst29. Een van de genoemde opgaven is de versterking en vernieuwing van de bestaande bedrijvigheid. Hierbij wordt onder meer gestreefd naar de vergroting van het aantal en de duur van toeristische activiteiten om deze bedrijfstak beter te laten renderen en de werkgelegenheid te bevorderen. Vergroten van de mogelijkheden voor dagrecreatie en verdere differentiatie daarvan is van belang. Toeristische promotie van West-Brabant moet de omzet van toeristische bedrijven en van de detailhandel vergroten en de werkgelegenheid verzekeren. Momenteel wordt een regionale detailhandelsvisie opgesteld voor SES West-Brabant. Brabantstad In het meerjarenprogramma van Brabantstad, het samenwerkingsverband van de vijf grootste steden van Noord-Brabant, is de missie voor Brabantstad als volgt benoemd: een sterk internationaal concurrerend en duurzaam groeiend stedelijk netwerk. Eén van de zes doelen om deze missie te bereiken is het versterken en uitbouwen van economische, culturele en sportieve topvoorzieningen30.
Wat betreft recreatieve voorzieningen wordt er ingestoken op complementariteit. Deze voorzieningen kunnen bijdragen aan de versterking van de stedelijke centra.
29
30
Hoofdstuk 6
SES West-Brabant (2004) Gewoon werken – Sociaal-economische visie WestBrabant 2004 Brabantstad (2008) Samen investeren in Brabantstad – meerjarenprogramma Brabantstad 2008 – 2012, versie maart 2009
45
Vernieuwen met verstand In de publicatie ‘Vernieuwen met verstand’ maken de Brabantse Kamers van Koophandel, MKB Brabant en Hoofdbedrijfschap Detailhandel hun visie op het provinciale detailhandelsbeleid kenbaar31. Ze beschrijven de uitgangspunten voor het beleid als volgt: • Concentratie van winkelvoorzieningen; • Kwaliteit belangrijker dan kwantiteit; • Ruimte voor innovaties; • Respect voor bestaande lokale en regionale detailhandelsstructuur; • Geen oneerlijke concurrentie; • Voortzetting en verscherpte handhaving van het PDV-beleid. Ten aanzien van het te voeren beleid worden de volgende aanbevelingen gedaan bij diverse ontwikkelingen: 1. Grootschalige uitbreiding van bestaande winkels binnen bestaand winkelcentrum toestaan, buiten bestaande winkelcentra maatwerk. 2. Grootschalige uitbreiding bestaand winkelcentrum met voldoende draagvlak toestaan, zo niet afwijzen. 3. Nieuwe winkels en verplaatsing van winkels buiten de bestaande winkelstructuur onder het PDV-regime toestaan anders afwijzen. 4. Nieuwe winkels buiten bestaande structuur onder het PDV regime toestaan, maar megasupermarkten en overige winkelcentra afwijzen. 5. Branchebeperkingen op PDV-locaties moeten behouden blijven. 31
6. Detailhandel als nevenactiviteit bij een bedrijf toestaan indien het product ook ter plekke wordt geproduceerd, anders afwijzen. 7. Incidentele detailhandel alleen toestaan vanaf een detailhandelslocatie. Hierbij beschrijven ze de rol van de overheid als volgt: • Gemeenten moeten komen tot een detailhandelsbeleid en deze ook afstemmen in de regio. De gemeenten moeten toezien op de naleving/handhaving van het beleid. • De provincie is regisseur en coördinator bij de regionale detailhandelsstructuur. Zij heeft ook een adviserende en sturende rol richting gemeenten en regio’s. De provincie dient in te grijpen indien er ongewenste ontwikkelingen plaatsvinden.
6.4 Retailcommissie Steeds meer provincies maken gebruik van een retailcommissie om nieuwe initiatieven op het gebied van detailhandel te toetsen. Een retailcommissie heeft als doel een structurele regionale afstemming te waarborgen op het gebied van de (grootschalige) retailvoorzieningen binnen en buiten de aangewezen (hoofd-)retailclusters. De retailcommissie volgt hierin de opgestelde retailstructuurvisie. De retailcommissie bewaakt zowel de planologische als de economische aspecten van concrete vestigingsvoorstellen om zo een functionele en ruimtelijke integratie te waarborgen, zowel vanuit gemeentelijk en regionaal oogpunt bezien als ook vanuit het oogpunt van de initiatiefnemer.
Brabantse Kamers van Koophandel, MKB Brabant en Hoofdbedrijfschap Detailhandel (2007) Vernieuwen met verstand
46
Hoofdstuk 6
Deelnemers retailcommissie De samenstelling van de retailcommissie is van groot belang van het functioneren van dit orgaan. Aangezien de retailcommissie advies geeft richting bestuurders, is het niet gewenst om bestuurders deel te laten nemen. Het orgaan dient immers onafhankelijk te blijven. BRO geeft de voorkeur aan de volgende samenstelling van een retailcommissie: • Vertegenwoordigers van de ondernemers (HBD, MKB, etc.) • Kamer van Koophandel • Ambtelijke vertegenwoordiging • Eventueel vertegenwoordiging van consumenten (bijv. Consumentenbond) Regionaal of provinciaal? Een retailcommissie kan regionaal of provinciaal opereren. De keuze hiervoor is in sterke mate afhankelijk van de opgestelde provinciale detailhandelsvisie. Het voordeel van een regionale retailcommissies is dat zij beter kan inspelen op de lokale situatie. Indien de plannen bovenregionaal zijn, toetsen alle regiocommissies gezamenlijk het plan. Het voordeel van een provinciale commissie is de eenduidigheid van het provinciale beleid. Mogelijke taken en bevoegdheden Het is van belang de retailcommissie een takenpakket te geven, dat is afgestemd op het provinciale detailhandelsbeleid. Mogelijke taken van de commissie zijn: • Advisering over de ontwikkelingsrichting van de verschillende retailclusters in de regio. • Begeleiding van de uitvoering van een actieplan.
Hoofdstuk 6
• • • •
Structureel overleg met betrokken partijen (structuurvisie, maar ook ontwikkeling?). Opstellen jaarverslag ten behoeve van input retailstructuurvisie; Advisering over ontwikkelingen die aandacht behoeven (proactief advies). Advisering aan gemeenten.
Werkwijze retailcommissie? Een retailcommissie moet op een transparante manier werken. Het is van belang dat de betrokken partijen weten waar ze aan toe zijn. Aandachtspunten hierbij zijn: • Welke partijen kunnen vestigingsaanvragen voorleggen aan de commissie? • Toetsing van de vastgestelde retailstructuurvisie (opstellen procedureregeling + toetsingskader). • Beleidsmatige afstemming met gemeenten. • Op welke manier adviseert de commissie (bindend?). Praktijkvoorbeelden Zoals gezegd, zijn in verschillende provincies al retailcommissies actief. Navolgend wordt kort hun werking uiteengezet. De provincies Utrecht en Zuid-Holland verlenen alleen goedkeuring aan ontwikkelingen van meer dan 1.000 m² als er bij de aanvraag een advies van een Commissie Detailhandel is toegevoegd. De commissie detailhandel heeft geen bestuurlijke bevoegdheid. Alleen gemeenten hebben instrumenten om het gebruik van de ruimte af te dwingen. De provincie heeft een toetsende bevoegdheid.
47
Commitment van gemeenten is derhalve een belangrijke voorwaarde om gezamenlijk het detailhandelsbeleid te effectueren. De richtlijnen moeten de goedkeuring van de afzonderlijke gemeenten genieten, om efficiënt van geval tot geval te kunnen toetsen. Het ambtelijk deel van de commissie behandelt de aanvraag van een detailhandels initiatief en draagt zorg voor de voorbereiding van de toetsing. Het bestuurlijke deel van de Commissie Detailhandel kan op basis van de voorbereiding de daadwerkelijke toetsing doen en advies uitbrengen.
48
Hoofdstuk 6
BIJLAGEN
Bijlage 1 Begrippenlijst
Detailhandel Verkoopkanaal voor goederen rechtstreeks aan de eindgebruiker. Detailhandel (als activiteit) Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren van goederen aan de uiteindelijke gebruiker of verbruiker. Dagelijkse artikelen Voedings- en genotmiddelen (vgm) en artikelen op het gebied van persoonlijke verzorging. In de praktijk gaat het hierbij om supermarktaanbod, aanbod in vgm-speciaalzaken, drogisterij- en parfumeriezaken Niet-dagelijkse artikelen Alle artikelen die niet behoren tot de dagelijkse artikelensector. Bestedingspotentieel Totaal aan winkelbestedingen die door de inwoners van een bepaald gebied gedaan kunnen worden. Gebaseerd op inwoneraantal en gemiddelde (landelijke) toonbankbesteding per hoofd van de bevolking. Groepering daarvan noemt men bestedingsvolumes.
Vloerproductiviteit Gemiddelde omzet in gevestigde winkels per m² verkoopvloeroppervlak (wvo). Koopkrachtbinding Mate waarin inwoners van een bepaald gebied hun bestedingen verrichten bij winkels die in dat gebied gevestigd zijn. Koopkrachtafvloeiing Mate waarin inwoners van een bepaald gebied hun detailhandelsbestedingen plaatsen bij gevestigde winkels buiten dat gebied. Koopkrachttoevloeiing Mate waarin inwoners van buiten een bepaald gebied detailhandelsbestedingen plaatsen bij winkels die in dat gebied gevestigd zijn (aandeel omzet van buiten). Koopstromenonderzoek Telefonische enquête onder de huishoudens van een bepaald gebied (zoals kern, gemeente, regio of provincie) om te bepalen waar (in welke winkels, concentraties) hun detailhandelsbestedingen terecht komen. Het koopgedrag wordt uitgedrukt in ‘koopkrachtbinding’ en ‘koopkrachtafvloeiing’ voor een bepaalde aankoopplaats.
Winkel verkoopvloeroppervlak (wvo) Winkelruimte die voor de consument toegankelijk is (dus exclusief magazijn, kantoor, etalage, etc.).
Bijlagen
1
2
Bijlagen
Bijlage 2 Definities typering winkelgebieden (Locatus) Centrale winkelgebieden
Ondersteunende winkelgebieden (vervolg)
•
•
Binnensteden (meer dan 400 winkels) In feite gaat het hier om de top-17 van Nederland
•
•
•
Dit zijn winkelconcentraties met minimaal 5 winkels en maximaal 9 winkels.
Hoofdwinkelgebied groot (200 – 400 winkels)
Daarnaast is er maximaal 1 supermarkt in dit type winkelgebied aanwezig.
Een hoofdwinkelgebied is tegelijkertijd ook het grootste winkelcentrum in de
Overige winkelgebieden
woonplaats. Het gaat hier om centra met 200 – 400 winkels.
•
Grootschalige concentraties
Hoofdwinkelgebied klein (100 – 200 winkels)
Concentratie met 5 of meer winkels met een gemiddeld winkelverkoopvloerop-
Een hoofdwinkelgebied is tegelijkertijd ook het grootste winkelcentrum in de
pervlak per winkel van minimaal 500 m² wvo. Het aanbod moet minimaal voor
woonplaats. Het gaat hier om centra met 100 – 200 winkels.
50% doelgericht zijn. Dit betekent dat minimaal de helft van het winkelver-
Kernverzorgende winkelgebieden groot (50 - 100 winkels)
koopvloeroppervlakte van het betreffende winkelgebied zich richt op de bran-
Kernverzorgende centra, zijn net als hoofdwinkelcentra, het grootste winkelge-
ches ‘dier en plant’, ‘bruin- en witgoed’, ‘fietsen- en autoaccessoires’, ‘doe-het-
bied in een woonplaats. Het gaat hier om centra met 50 – 100 winkels. •
Buurtcentra (5 – 10 winkels)
Kernverzorgende winkelgebieden klein (5 – 50 winkels)
zelf’ of ‘wonen’. •
Speciale winkelgebieden
Kernverzorgende centra, zijn net als hoofdwinkelcentra, het grootste winkelge-
Deze categorie winkelgebieden omvat alle centra die een aparte positie hebben
bied in een woonplaats. Het gaat hier om centra met 5 – 50 winkels.
binnen de aanbodstructuur van de woonplaats, maar waarvan de units kleiner
Ondersteunende winkelgebieden
zijn dan 500 m² wvo. Voorbeelden zijn stationscentra, Factory Outlet Centers en
•
Schiphol-Plaza.
•
Stadsdeelcentra (meer dan 50 winkels) Een stadsdeelcentrum is altijd een aanvulling op een binnenstad of een hoofd-
Verspreide bewinkeling
winkelcentrum.
•
Wijkcentra groot (25 – 50 winkels)
Verkooppunten die niet tot een winkelgebied behoren, worden in de categorie ‘Verspreide bewinkeling’ opgenomen.
Een groot wijkwinkelcentrum bestaat naast een binnenstad of een hoofdwinkelcentrum, en heeft minder winkels dan een stadsdeelcentrum. •
Wijkcentra klein (5 – 25 winkels) Deze centra hebben een specifiek ondersteunende functie. Tot een klein wijkwinkelcentrum worden enerzijds winkelconcentraties gerekend met 5 tot 10 winkels en 2 of meer supermarkten. Anderzijds worden hiertoe centra gerekend met 10 tot 25 winkels.
Bijlagen
3
4
Bijlagen
Bijlage 3 Branche-indeling naar sector, branchegroep en hoofdbranche BRO hanteert onderstaande (Locatus)indeling in de detailhandel naar sectoren, branchegroepen en hoofdbranches. Sector
Branchegroep
Dagelijks
Dagelijks
hoofdbranche Levensmiddelen Persoonlijke verzorging
Subtotaal dagelijks Warenhuis Kleding en mode Mode & luxe
Schoenen en lederwaren Juwelier en optiek Huishoudelijke en luxe Antiek en kunst
Niet-dagelijks
Sport en spel Vrije tijd
Hobby Media Dier en plant Bruin- en witgoed
In/om het huis
Fietsen en autoaccessoires Doe-het-zelf Wonen
Overige detailhandel
Overige detailhandel
Subtotaal niet-dagelijks Totaal detailhandel
Bijlagen
5
6
Bijlagen
Bijlage 4 samenstelling begeleidingscommissies Projectgroep Vester Munnecom (projectleider / provincie Noord-Brabant) Wanda Verstegen (provincie Noord-Brabant) Suzanne Hendriks (provincie Noord-Brabant) Anja Vos (provincie Noord-Brabant) Rob Mulder (provincie Noord-Brabant) Jan Traats (projectleider / BRO) Jan Carel Jansen Venneboer (BRO) Tommy Walvius (BRO) Externe klankbordgroep Vester Munnecom (provincie Noord-Brabant) Suzanne Hendriks (provincie Noord-Brabant) Wanda Verstegen (provincie Noord-Brabant) Wim Harmsen (Recron) Paul van Moorsel (Kamer van Koophandel) Peter Breuers (Hoofdbedrijfschap Detailhandel) Hennie Bekkema (MKB)
Bijlagen
Expertmeeting Paul Rüpp (gedeputeerde provincie Noord-Brabant) Annemarie Moons (gedeputeerde provincie Noord-Brabant) Wanda Verstegen (provincie Noord-Brabant) Vester Munnecom (provincie Noord-Brabant) Heidi Buijtels (provincie Noord-Brabant) David Evers (Ruimtelijk Planbureau) Baptist Brayé (Locatus International Research S.L.) Kai van Hasselt (Shinsekai Analyis) Hans Mommaas (Telos, Tilburg University) Patrick Manning (Hoofdbedrijfschap Detailhandel). Felix Wigman (BRO / dagvoorzitter) Jan Traats (BRO) Jan Carel Jansen Venneboer (BRO) Tommy Walvius (BRO)
7
Bijlage 5 verslag expertmeeting Inleiding Op maandag 23 maart 2009 vond in het provinciehuis een expertmeeting plaats, als onderdeel van de bouwstenennota detailhandel en leisure voor de provincie Noord-Brabant. Doel van deze bijeenkomst was om de mening te horen van verschillende actoren over welke rol de provincie Noord-Brabant moet hebben op het gebied van detailhandel en leisure en welke ambitie ze hiervoor moeten stellen? De uitkomsten van deze discussie zijn navolgend kort weergegeven. Grootschalige ontwikkelingen De toevoeging van een grootschalig concept geven een economische impuls aan een gebied of regio. Uit de Amerikaanse voorbeelden blijkt dat een mall als een magneet werkt, ook voor andere voorzieningen dan detailhandel. Bij de ontwikkeling van een mall in de provincie Noord-Brabant zullen dan echter wel verplaatsingen binnen de regio optreden. De toegevoegde waarde is dus veelal maar voor één gemeente. De setting van de mall is al onderscheidend genoeg, los van de invulling, om gevolgen te hebben voor de ruimtelijke structuur. Stedelijk vs. ruraal Belangrijk in deze discussie is de relatie tussen de stedelijke gebieden en rurale gebieden. De consument heeft enerzijds behoefte aan grootschalige winkelcentra, maar wil anderzijds ook een goed voorzieningenaanbod in de buurt. Deze behoeften conflicteren, aangezien schaalvergroting leidt tot afbrokkeling van de fijnma-
Bijlagen
zigheid. Hierbij moet in het achterhoofd worden gehouden dat winkelen meer is dan een economische bezigheid; kernen zijn ook sociaal-maatschappelijk gebaat bij detailhandel. Alle aanwezigen zijn het er over eens dat de burger moet worden voorzien in de basisvoorziening: dagelijks benodigde artikelen. Dit moet aan de markt worden overgelaten, maar de provincie moet wel een oogje in het zeil houden. Sommige aanwezigen zijn van mening dat de provincie de ambitie moet hebben tot schaalvergroting en -vergroving. Zij stellen dat gelijkmatigheid de prijs is van fijnmazigheid. Meaningful places Er ontstaan te veel ontwikkelingen in het tussengebied, doordat er geen keuzes worden gemaakt in de stedelijke gebieden (“pappen en nathouden”). Bij de keuze van grootschalige detailhandelslocaties moet detailhandel dan ook in het bredere kader van de economie geplaatst worden en hierop aansluiten (denk aan Technologie, Design en Food & Flowers). Detailhandel moet in de provincie nadrukkelijker inspelen op deze en andere kernkwaliteiten (unique selling points). Er moet gestreefd worden naar waardecreatie in Noord-Brabant, naar een waardeketen. Veel onderscheidende, kansrijke ontwikkelingen ontstaan ‘bottom up’. Het is zaak deze beter tot ontwikkeling te laten komen, door ook beleidsmatig goed te faciliteren. Duurzaamheid is daarbij een belangrijk uitgangspunt. De ontwikkeling van een florerende vrijetijdseconomie vergt een integrale benadering, met detailhandel als één van de kernfuncties. Er wordt nu nog door veel partijen te sectoraal gedacht en ontwikkeld.
9
Instrumenten De aanwezigen zijn van mening dat de provincie geen locaties moet aanwijzen voor nieuwe detailhandelsontwikkelingen, maar wel pro-actief aan tafel moet zitten. De provincie kan dan participeren op ontwikkelingen uit de markt. Hiervoor moet de provincie een afwegingskader maken, zodat initiatiefnemers duidelijkheid krijgen. De provincie dient een platform op te richten om de differentiatie in detailhandel in Noord-Brabant te regisseren. De provincie moet een helder overzicht hebben van de ontwikkelingen in de provincie en hier op te sturen. Een mogelijk instrument hiervoor is de aanstelling van een retailcommissie. Ook is het mogelijk dat de provincie een trekkersrol vervult door bijvoorbeeld scouts in dienst te nemen die lobbyen voor nieuwe formules en concepten.
10
Bijlagen