Samen Opleiden Tussen Peel en Maas en Dommel en AA
Projectplan Versterking samenwerking scholen en lerarenopleiding
Inhoudsopgave Aanleiding
3
Versterking samenwerking algemeen
4
Beginsituatie Voorbeelden van projecten Samen Opleiden Kwaliteit van onderzoek op De Kempel Organisatiestructuur Samenwerkingsverband Omvang samenwerkingsverband Activiteiten en resultaten 2013-2016
Versterking samenwerking op thema’s Omgaan met verschillen Beginsituatie Verbeterpunten en kansen Activiteiten en resultaten 2013-2016
Opbrengstgericht werken Beginsituatie Verbeterpunten en kansen Activiteiten en resultaten 2013-2016
Educatief partnerschap (ouderbetrokkenheid) Beginsituatie Verbeterpunten en kansen Activiteiten en resultaten 2013-2016
Pedagogisch handelen (voorkomen, signaleren en bestrijden van pesten) Beginsituatie Verbeterpunten en kansen Activiteiten en resultaten 2013-2016
Begeleiding beginnende leraren Beginsituatie Verbeterpunten en kansen Activiteiten en resultaten 2013-2016 Activiteiten en resultaten 2013-2016
Aansluiting tussen initiële programma en verdere professionalisering Beginsituatie Activiteiten en resultaten
4 5 10 11 14 15
18 18 18 20 21
23 23 25 25
27 27 28 29
31 31 32 33
35 35 37 38 39
40 40 41
Samenwerkingsovereenkomst samenwerkingspartners
43
Begroting 2013-2016
48
Bijlagen
49
Overzicht deelnemende besturen en scholen Center of expertise Persoonlijk Meesterschap (CEPM) ROTOR-model
49 52 53
Aanleiding De subsidieaanvraag Regeling versterking samenwerking lerarenopleiding en scholen richt zich op de wens en behoefte om de aansluiting te verbeteren van de pedagogische academie basisonderwijs (pabo) op de behoeften van scholen in het primair onderwijs (PO). De achterliggende gedachte is dat pabo’s door de versterking van de samenwerking beter in staat zijn om in te spelen op datgene wat de aankomende leraar in de praktijk nodig heeft. Beoogd effect van de versterking van de samenwerking is meer effectiviteit bij startende leraren en minder uitval van leraren in de eerste jaren van hun loopbaan. De subsidieregeling beoogt de versterking van de samenwerking tussen de pabo en het po op de thema’s: omgaan met verschillen, opbrengstgericht werken, begeleiding beginnende leraren, ouderbetrokkenheid en pesten. De eerste drie thema’s maken deel uit van het bestuursakkoord dat gesloten is tussen het ministerie van Onderwijs Cultuur en Wetenschap (OCW) en de PO-raad en schoolbesturen en scholen zijn hiermee in 2011-2012 aan de slag gegaan. Aansluiting van pabo’s bij deze ontwikkelingen is van belang voor de borging van de kwaliteit van aankomende leraren. De thema’s ouderbetrokkenheid en (het voorkomen, signaleren en bestrijden van) pesten zijn opgenomen in de regeling omdat ze worden gezien als belangrijke randvoorwaarden voor het leerproces van leerlingen. De subsidieregeling biedt ruimte voor de oprichting van nieuwe samenwerkingsverbanden met als doel realisatie en erkenning van nieuwe opleidingsscholen. Voor Hogeschool de Kempel biedt deze ruimte de mogelijkheid om de, in het verleden opgedane, ervaringen met ‘Samen Opleiden’, verder te ontwikkelen in een duurzame samenwerking met schoolbesturen en de daaronder ressorterende scholen. Een duurzame samenwerking die tot uiting komt in de versterking van de samenwerking in het algemeen en op de hierboven genoemde (onderwijsinhoudelijke) onderwerpen. Dit projectplan geeft een nadere toelichting op het subsidieaanvraag die is opgesteld conform het voorgeschreven projectformat. In dit projectplan beschrijven we in op welke wijze basisscholen samen met Hogeschool de Kempel tot nu toe (zonder subsidietoekenning) hebben samengewerkt en wordt beschreven welke doelen, resultaten beoogd worden in de periode 2013-2016 en welke acties en processen daarvoor nodig zijn. Wij zijn er van overtuigd dat we door de uitvoering van het projectplan nog beter in staat zijn om mensen te verbinden die leren een warm hart toedragen. En dat we een kwalitatieve en duurzame impuls kunnen geven aan een versterkte samenwerking tussen PO en pabo en een doorlopende bekwaamheidsontwikkeling van (aanstaande) leraren basisonderwijs. Namens het samenwerkingsverband i.o. T. van den Akker Penvoerder Samen Opleiden tussen Peel en Maas en Dommel en AA (in oprichting)
3
Versterking samenwerking algemeen Beginsituatie Zolang er onderwijs bestaat hebben ‘mentoren’ (leraren basisonderwijs) een bijdrage geleverd aan de opleiding van toekomstige leraren. De wijze waarop laat in de loop van de onderwijshistorie verschillende verschijningsvormen zien. Van meester-gezel, eenzijdige sturing door het opleidingsinstituut, vraagsturing bij de student, naar opleiden als onderdeel van integraal personeelsbeleid. De constante in deze ontwikkeling is het gegeven dat er zonder praktijk geen leraar opgeleid wordt. We spreken daarom ook van ‘Samen opleiden’. Samen opleiden is samen leren van het werk op de werkplek, plus samen leren over het werk op de lerarenopleiding. Competentieontwikkeling en uitbreiding van het daarvoor benodigde repertoire kan niet zonder een consistente, geïntegreerde werk- en leeromgeving, waar het leren binnen de instelling nauw verbonden is met het leren in de praktijk (de werkplek). In een dergelijke werkplekleeromgeving wordt de aanstaande leraar voortdurend uitgedaagd te pendelen tussen theorie, eigen beelden van de onderwijspraktijk en de daadwerkelijke praktijk. De kwaliteit van dit proces vormt de sleutel tot een hoogwaardig en duurzaam opleidingsresultaat. Een goede samenwerking en afstemming tussen de werk- en de leeromgeving is daarvoor noodzakelijk. Scholen die kiezen voor Samen opleiden, met De Kempel als partner, willen meer zijn dan een leverancier van stageplaatsen voor de hogeschool. Deze scholen willen fungeren als mede-opleider (‘opleidingsschool’) of als partner in leren (‘academische school’). In een gemeenschappelijk leerproces willen deze scholen samen met (aanstaande) leraren, opleiders in de school en docenten van Hogeschool de Kempel werken aan de individuele en gezamenlijke (competentie)ontwikkeling. partner in leren mede-opleider leverancier van stageplaatsen
Afbeelding 1: Scenario's van Samen Opleiden
Waarom Samen opleiden? Door als opleiding en werkveld partnerschappen aan te gaan, wordt de professionele ontwikkeling van (aanstaande) leraren en de schoolontwikkeling bevorderd. Samen opleiden, onderzoeken en ontwikkelen vormen daarvoor de ingrediënten. Dit vraagt om een geïntegreerde visie op leren en werken. Leren en werken kennen hun eigen context (leren op de opleiding, werken op de werkplek), maar komen pas tot uiting in de professionaliteit van de (aanstaande) leraar wanneer ze worden
4
verbonden. Theorie zonder praktijk heeft geen zin, maar het omgekeerde is eveneens niet wenselijk. Binnen Samen opleiden worden leren en werken daarom nadrukkelijk gezien als twee communicerende vaten. De aanstaande leraar krijgt de kans om werkervaringen te verbinden met en te integreren in de door de opleiding aangedragen kennis. De (startende) leraar basisonderwijs krijgt de kans om te werken aan zijn doorlopende bekwaamheidsontwikkeling door nieuwe inzichten (kennis) te koppelen aan zijn dagelijkse werkzaamheden. Samen opleiden vraagt om wederzijdse investeringen Samen opleiden vraagt om investeringen van opleiding en werkplek. Binnen een traject van meerdere jaren is er door afstemming en samenwerking gewerkt binnen diverse projecten aan een ‘opleidingsgerichte cultuur’. Een cultuur die zich richt op de professionele ontwikkeling van (aanstaande) leraren en de schoolontwikkeling. In samenwerkingsplannen ‘Samen opleiden’ hebben basisscholen en Hogeschool de Kempel concrete afspraken geformuleerd omtrent jaarlijkse opbrengsten en wederzijdse investeringen. Instrumenten als de ‘Gesprekswijzer Samen opleiden’ en het ‘Kwaliteitskader Samen opleiden’ zijn hierbij ingezet als proces-, kwaliteits- en evaluatie-instrument.
Voorbeelden van projecten Samen Opleiden Afbeelding 2 toont enkele voorbeelden van projecten die in de afgelopen tien jaar zijn geïnitieerd en uitgevoerd onder de noemer ‘Samen Opleiden’. De projecten worden vervolgens beknopt toegelicht.
Afbeelding 2: Tijdlijn projecten Samen Opleiden
PDS-trajecten In het kader van flexibele opleidingstrajecten heeft de Kempel in de periode 2003-2005 PDS-trajecten uitgevoerd in samenwerking met het werkveld. De afkorting PDS staat voor Professional Development School. Kenmerkend voor deze trajecten was dat een groot deel van de opleiding zich afspeelde op de school. We spraken dan ook niet meer van stageschool maar hanteerden de term ‘opleidingsschool’. Deze opleidingsschool was samen met de Pabo verantwoordelijk voor de planning, de uitvoering en de beoordeling van de opleiding van de student.
5
Promotieonderzoek ‘Leren onderwijzen in werplekleeromgevingen’ Het leren in de PDS-trajecten werd voorzien van flankerend onderzoek door dr. J.M. Geldens. Het betrof een promotieonderzoek in opdracht van Hogeschool De Kempel in samenwerking met de Radboud Universiteit te Nijmegen in het kader van het Onderzoeksprogramma ‘De professionele Ontwikkeling van Leraren’. Onderzoek is gedaan naar de kenmerkende eigenschappen van krachtige werkplekleeromgevingen. De onderzoeksresultaten leveren een samenhangend beeld op van die eigenschappen. Dat beeld bestaat uit een conceptueel analytische kader dat is gebaseerd op zeven componenten, 19 kenmerken en 104 elementen. De componenten zijn: onderwijsaanbod, leerklimaat, professionaliteit, condities, begeleiding, kwaliteitszorg en startbekwaamheid. Vier van de 19 kenmerken maken een werkplekleeromgeving tot een krachtige werkplekleeromgeving, te weten mentoring en coaching, bekwaamheden, doorgaande lijn en samenwerkingsafspraken. De onderscheiden concepten maken het mogelijk het conceptueel analytische kader te gebruiken als kwaliteitsinstrument om bestaande werkplekleeromgevingen voor het leren onderwijzen van aanstaande leraren basisonderwijs te analyseren, te beschrijven en op hun volledigheid te toetsen, maar ook om nieuwe werkplekleeromgevingen in te richten.
Lectoraat ‘Leren in Leerwerkgemeenschappen’ Algemene doelstelling van het lectoraat was het versterken en stimuleren van onderwijsontwikkeling, kennisontwikkeling en de ontwikkeling op wetenschappelijke basis van praktijkgerelateerd onderzoek op de hogeschool en haar partnerscholen. De specifieke doelstelling van het Kempellectoraat was de bevorderende en belemmerende factoren bij het vormgeven van leerwerkgemeenschappen voor het leren en leren onderwijzen vast te stellen. Daartoe zijn onderzoeken uitgevoerd naar onderwijsontwikkelingen binnen het centrale onderzoeksthema. De resultaten zijn voortdurend en direct met de hogeschool en haar partners gedeeld. Binnen breedteprojecten als ‘Class-server’, ‘Leerwerkgemeenschap als middel voor onderwijsontwikkeling’ en ‘Samen Leraar Worden’ zijn scholen en opleiding op zoek gegaan naar de wederzijdse versterking. De ontwikkeling van het ROTOR-model (zie bijlage ‘ROTOR-model) als denk- en handelingsmodel en kern van ontwikkelingsbegeleidend onderzoek is een belangrijke opbrengst van de algemene onderzoeksopdracht. Het ROTOR-model ontleent zijn naam aan de eerste letters van vijf logisch samenhangende stappen waaruit het is opgebouwd: Retrospectie, Ontwerpen, Toepassen, Onderzoeken en Reflectie en heeft de professionele ontwikkeling in de (onderwijs)praktijk tot doel: ontwikkeling van mensen. [meer informatie]
Lectoraat ‘Kantelende Kennis’ Het onderzoek van het Interactum Lectoraat Kantelende Kennis omvatte drie domeinen:
vernieuwing van het schoolconcept primair onderwijs competentiegericht en vraaggestuurd opleiden de school als professionele arbeidsorganisatie.
Concretisering van het domein "vernieuwing van het schoolconcept primair onderwijs" leverde het inzicht op dat de kern is leerlingen bevragen op hun ontwikkelbehoeften en dat je deze behoeften samen met hen vormgeeft in een onderwijsproces.
6
Daarvan afgeleid geldt dat ook de professional in een organisatie leerbehoeften kan hebben en dat die de basis vormen voor een lerende organisatie. Voor het domein "competentiegericht en vraaggestuurd opleiden" geldt dat ook hier de leerbehoeften van studenten en het samen vormgeven hiervan, een belangrijke plaats innemen. De context is echter complexer omdat immers de behoeften van het afnemende werkveld net zo'n belangrijke pijler zijn voor het opleidingsonderwijs. De integraliteit van het primaire en secundaire proces heeft geleid tot de vraag op of de systematiek van taak- en functieomschrijvingen voor de schoolorganisatie wel passen bij de theoretische uitgangspunten van het lectoraat (domein "de school als professionele arbeidsorganisatie"). [meer informatie]
Gesprekswijzer Samen Opleiden Doel van deze Gesprekswijzer is een goed beeld te krijgen van de visie op opleiden én om afspraken te maken over de samenwerking daarover. Aan de hand van vijf categorieën voeren direct betrokkenen gesprekken over samen opleiden. Per categorie biedt de gesprekswijzer een aantal toelichtingen in de vorm van concrete gesprekspunten. De gesprekken kunnen in wisselende samenstellingen plaatsvinden. Ook de (aanstaande) leraar zelf zal erbij betrokken zijn. Afhankelijk van het scenario waarin de betrokken partners zich bevinden dan wel naartoe willen werken, zullen zij met elkaar afspraken maken over meer of mindere punten uit de gesprekswijzer. Een school die bijvoorbeeld niet verder wil gaan dan het leveren van stageplaatsen zal vooral willen spreken over punten rondom de inzet en begeleiding van de stagiair en over de onderlinge samenwerking. Scholen die mede-opleider zijn, of zelfs uitgaan van de opvattingen over partners in leren, zullen daarnaast ook afspraken willen maken over zaken als schoolontwikkeling en een rol spelen in de visieontwikkeling rond samen opleiden. Om het gesprek daarover op gang te brengen is deze Gesprekswijzer geschreven. [meer informatie]
Zelfevaluatiekader Samen Opleiden 'Samen opleiden' is samen verantwoordelijk zijn. Om samen verantwoordelijk te kunnen zijn is het nodig elkaars taal te spreken en te weten waar je verantwoordelijk voor bent. Beide aspecten blijken in de praktijk nogal eens knelpunten te kennen. Om die knelpunten zoveel als mogelijk te helpen voorkomen, ontwikkelden Hogeschool de Kempel en Driestar in samenspraak met een aantal basisscholen een instrument voor 'Samen opleiden'. Daarbij zijn twee aanvankelijk onafhankelijk van elkaar ontwikkelde instrumenten, geïntegreerd tot één zelfevaluatiekader dat in de praktijk in een try out is getoetst. Op basis van de reacties uit die try out verwachten we dat het kader de samenwerkende partners kan ondersteunen en inspireren bij de uitwerking van hun gedeelde verantwoordelijkheid voor het opleiden van aanstaande leraren. Op basis van gemeenschappelijk gedeelde indicatoren blijkt het mogelijk de kwaliteit van het 'Samen opleiden' te ontwikkelen, te monitoren en te borgen. Het beschreven kader biedt hiervoor handreikingen. [meer informatie]
7
Samen Opleiden Eenbes De binnen dit project deelnemende scholen hebben vanuit hun individuele startpositie gewerkt aan de volgende doelen:
Verhogen van de opbrengst van het onderwijs van aanstaande leraren. Direct verhogen van de opbrengst van het onderwijs van de opleidingsscholen.
De opbrengst van Samen Opleiden wordt zichtbaar in:
een versterkt gedeeld verantwoordelijkheidsgevoel bij het opleiden van aanstaande leraren; het samen zorgen voor schoolontwikkeling: aanstaande leraren leveren een bijdrage aan de schoolontwikkeling door persoonlijke ontwikkeling te koppelen aan de schoolontwikkeling.
Studenten en leraren leren binnen dit project in authentieke situaties. Betrokkenheid en betekenisvolheid zijn kernbegrippen. Schoolteam, mentoren, opleiders en opleidingsdocenten bewaken deze. Het geheel kent een eigen dynamiek. De opleider in school ontwikkelt zijn begeleidings- en opleidingsexpertise en zet deze in voor zijn school (mentoren) en betreffende studenten. Hij maakt werk van ‘werkplekleren’: zorgt ervoor dat schoolontwikkeling ook de student en opleidingsdocent raakt. Hiervoor worden de ‘eindtermen opleidingsscholen’ gehanteerd.
Samen Opleiden NUT-Geldrop Aanleiding voor de samenwerking was de notitie ‘Stage-banenplan’ van het NUT-departement. In deze notitie wordt de intentie uitgesproken tot intensievere samenwerking tussen het NUT departement Geldrop en Hogeschool de Kempel ten aanzien van het bieden en invullen van stageplaatsen en vervolgens arbeidsplaatsen binnen de drie basisscholen van het NUT departement (De Regenboog, Ganzenbloem en Beneden Beekloop). Belangrijk doel van de samenwerking was de actieve participatie van scholen van het NUT departement Geldrop en De Kempel gericht op het geven van uitvoering aan het curriculum van De Kempel en de ontwikkeling van de (aanstaande) leraar op de werkplek (afbeelding 3). Dit doel sluit aan bij ambities van Hogeschool de Kempel. Daar waar mogelijk wil Hogeschool de Kempel partnerschappen aangaan met het werkveld gericht op het Samen Opleiden.
Afbeelding 3: domeinperspectieven Samen Opleiden
8
Mentorentrainingen Vanaf het studiejaar 2010-2011 organiseert Hogeschool de Kempel specifieke mentorentrainingen, naast de al jaren bestaande mentorenoverleggen. Binnen deze training staat de uitbreiding van het begeleidingsrepertoire van de mentor centraal. Doel van de training is:
kennismaken met en eigen maken van de competentiegerichte opleidingsvisie van Hogeschool de Kempel en de bijbehorende begeleidingsrol van de mentor; bewustwording en uitbreiding van begeleidingsvaardigheden.
De training (vier dagdelen) wordt twee keer per jaar aangeboden aan mentoren die studenten uit de P-fase (eerst jaar), K1-fase (tweede jaar) of K2-fase (derde jaar) van Hogeschool de Kempel begeleiden in hun ontwikkeling tot startbekwaam leraar basisonderwijs. Onderzoeksopdracht Betekenisvol Leren in de werkplekleerOmgeving (BLO) Het lectoraat Betekenisvol Leren Onderwijzen in de werkplekleeromgeving (BLO) geeft als onderzoekslijn richting aan onderzoek naar diverse een- en meerjarige onderwerpen zoals ‘Onderzoek in de opleiding’, ‘Kwaliteitsindicatoren van Samen (academisch) opleiden’ en ‘Teachers as change agents’. Met deze opdracht kiest Hogeschool de Kempel voor een duurzame inbedding van praktijkgericht onderzoek in de lerarenopleiding. Het onderzoek draagt bij aan het ontwikkelen van betekenisvol onderwijs in de werkplekleeromgeving waarin de lerarenopleiding en basisscholen samen aanstaande leraren opleiden voor de toekomst. Binnen deze onderzoekslijn wordt onder andere samengewerkt met het APS aan het project ‘Startende leraren en experts: kennis leren delen’. Opdrachtgever van dit project is de minister van Onderwijs Cultuur en Wetenschap (OCW). Doel van het project is:
Inzicht in en een samenhangend beeld verkrijgen van de kenmerken van excellente begeleiding/mentoring van startende leraren. De beroepspraktijk handreikingen bieden voor begeleiding en professionalisering.
Lectoraat Eigentijds Beoordelen in het Onderwijs (EBO) Het lectoraat Eigentijds Beoordelen in het Onderwijs wil een bijdrage leveren aan het toepassen van ‘Beoordelen om te Leren’ in het basisonderwijs. Deze bijdrage krijgt vorm in drie samenhangende deelprojecten, namelijk de ontwikkeling van een PABO-curriculum, een professionaliseringstraject voor leraren en schoolleiders en een praktische procedure voor ‘Beoordelen om te Leren’ in de basisschool. Het lectoraat hanteert de volgende uitgangspunten:
Door het geïntegreerd aanbieden van een PABO-curriculum, een professionaliseringstraject en een procedure voor Beoordelen om te Leren, worden studenten en leraren in de stagescholen toegerust zodat zij Beoordelen om te Leren kunnen toepassen Beoordelen om te Leren draagt bij aan de motivatie, zelfregulering, het zelfvertrouwen en daarmee aan de leerprestaties van leerlingen.
9
Het lectoraat EBO omvat drie deelprojecten. In deze deelprojecten worden achtereenvolgens de volgende interventies ontwikkeld:
een pabo-curriculum over Beoordelen om te Leren. Dit curriculum kent twee versies, één voor het Challenge Program (CP2) en één voor het reguliere programma (K1). een professionaliseringstraject Beoordelen om te Leren voor basisschoolleraren en schoolleiders; aan dit traject, waaraan verschillende gastsprekers bijdragen leveren, kunnen ook pabo-docenten en studenten deelnemen. een procedure voor Beoordelen om te Leren voor basisscholen. Deze procedure wordt ondersteund door een digitaal leerlingportfolio.
Samen Opleiden SKPO Eindhoven Directeuren van (stage)scholen, mentoren, en docenten van De Kempel (tevens stagebegeleiders) gaan in voortdurende dialoog met elkaar op zoek naar mogelijkheden om het leren op de opleiding en het leren op de werkplek te versterken en te verbinden. Een intensief traject dat geen blauwdruk verdraagt, maar om maatwerk vraagt.
Kwaliteit van onderzoek op De Kempel De validatiecommissie kwaliteitszorg onderzoek (VKO) heeft in 2012 een positief oordeel uitgesproken over het kwaliteitszorgsysteem voor onderzoek op De Kempel. De VKO heeft bij Hogeschool De Kempel een sterk kwaliteitsbewustzijn aangetroffen. De kwaliteitscultuur legt een belangrijk fundament onder het functioneren van het kwaliteitszorgsysteem. Het kwaliteitszorgsysteem kent een duidelijke structuur en samenhang. De bij de cyclus horende formele momenten zijn goed in de organisatie ingebed. Stakeholders worden bij alle fasen van het onderzoek betrokken waardoor evaluatie en bijstelling vanuit dat perspectief vrij soepel plaatsvindt. Desondanks is de kwaliteitszorg op onderdelen nog voor verdere verbetering vatbaar. Ten eerste zou er nog meer samenhang kunnen ontstaan door de inhoudelijke onderzoeksmissie verder aan te scherpen. Er kan meer focus komen door een meer sturend onderzoeksthema (bijvoorbeeld ‘de onderzoekende leraar’) te kiezen en het kwaliteitszorgsysteem kan op papier eenvoudiger worden uitgelegd. Daarnaast kan het op onderdelen explicieter en structureler, met name waar het de evaluatie met stakeholders betreft. De externe evaluatie is gedegen uitgevoerd en de rapportage heeft geresulteerd in een beter inzicht in de sterktes en zwaktes en duidelijke aanknopingspunten geboden voor verdere verbetering van onderzoek en randvoorwaarden. Zo blijkt er zowel veel waardering te zijn voor de kwaliteit en kwantiteit van de publicaties, als ook voor de impact op onderwijs en beroepspraktijk.
10
Organisatiestructuur Samenwerkingsverband Uit bovenstaande beschrijvingen mag blijken dat scholen, besturen en Hogeschool de Kempel een lange samenwerkingstraditie kennen. Er vindt gezamenlijke afstemming, coördinatie, visie- en beleidsontwikkeling plaats. Studenten van hogeschool De Kempel werken aan hun praktijkervaring op zo’n 400 basisscholen in de regio. Binnen de ‘Veldcommissie Schoolbesturen’ wordt op bestuurlijk niveau gecommuniceerd over de kwaliteit van het opleidingsonderwijs en over de mogelijkheden gericht op versterking van de samenwerking. In deze commissie zitten algemeen directeuren of bestuursvertegenwoordigers en leden van het College van Bestuur en het management van De Kempel. De kernvraag voor de Veldcommissie Schoolbesturen is: Doet Hogeschool de Kempel de goede dingen? De regie voor dit platform ligt bij het College van Bestuur van De Kempel. De ‘Werkveldcommissie’ dient als klankbord en evaluatieplatform voor zaken zoals stage, eindkwalificaties, competenties, startbekwaamheden en koppeling theorie-praktijk. In deze commissie hebben vertegenwoordigers van verschillende besturen uit het werkveld zitting. Hun functies variëren van directeur tot mentor en van recent afgestudeerde tot stagecoördinator. De kernvraag voor deze commissie luidt: Doet De Kempel de dingen goed? Zowel de Velcommissie Schoolbesturen als de Werkveldcommissie zullen een belangrijk rol (blijven) spelen als het gaat om Samen Opleiden. De besturen die hebben aangegeven deel uit te willen maken van het nieuw op te richten Samenwerkingsverband hebben allen ook zitting in de Veldcommissie Schoolbesturen. Rekening houdend met bovenstaande overlegstructuren is voor oprichting en uitvoering van het Samenwerkingsverband Samen Opleiden gekozen voor een eenvoudige organisatiestructuur (afbeelding 4) die gericht is op optimale besteding van middelen in de onderwijspraktijk. Het organogram onderscheidt leerwerkgemeenschappen (LWG), themagroepen, een managementgroep en een stuurgroep.
Afbeelding 4: organisatiestructuur Samen Opleiden
11
Leerwerkgemeenschappen Een leerwerkgemeenschap bestaat uit (aanstaande) leraren en leden van het management van een basisschool die samen met (een) docent(en) van de lerarenopleiding en eventuele externe partners onderzoek doen naar en ontwikkeling realiseren op één van de inhoudelijke samenwerkingsthema’s: Opbrengstgericht werken, Omgaan met verschillen, Begeleiding startende leraren, Educatief partnerschap of Pedagogisch handelen. De leerwerkgemeenschap wordt voorgezeten door een projectleider die verbonden is aan de school waarbinnen de leerwerkgemeenschap functioneert. Binnen de leerwerkgemeenschappen wordt gebruik gemaakt van de cyclus van collectief leren ofwel collectief kennis creëren, ontwikkeld door het lectoraat ‘Kantelende Kennis’. Collectief kennis creëren is een vitaal proces waarin aan de individuele behoeften van betrokkenen aan relatie, competentie en autonomie tegemoet wordt gekomen. Tegelijk wordt ook voorzien in de collectieve behoeften aan cohesie, coherentie en coöperatie. Werkgroepen (thema’s) De thema-werkgroepen hebben het de taak om de kennis die de uitkomst is van het leerproces binnen de Leerwerkgemeenschappen te vertalen naar kennis die bruikbaar is voor andere basisscholen en/of de lerarenopleiding (initieel en post-initieel (profilerings)aanbod). Een themagroep bestaat uit projectleiders van de leerwerkgemeenschappen die op scholen zijn ingericht op het betreffende thema en wordt voorgezeten door een directeur die deel uit maakt van de managementgroep en het betreffende thema in portefeuille heeft. De themagroepen kennen zes overlegmomenten per jaar. Binnen de themagroepen wordt gebruik gemaakt van ROTOR-model (zie bijlage ‘ROTOR-model) als denk- en handelingsmodel en kern van ontwikkelingsbegeleidend onderzoek. Het ROTOR-model ontleent zijn naam aan de eerste letters van vijf logisch samenhangende stappen waaruit het is opgebouwd: Retrospectie, Ontwerpen, Toepassen, Onderzoeken en Reflectie en heeft de professionele ontwikkeling in de (onderwijs)praktijk tot doel: ontwikkeling van mensen.
12
Afbeelding 5: samenhang onderzoek Leerwerkgemeenschappen en Themawerkgroepen
Managementgroep De managementgroep bestaat uit één directeur per deelnemend schoolbestuur en de managers post-initieel en initieel van de lerarenopleiding en functioneert onder voorzitterschap van de penvoerder. De managementgroep voert vijf keer per jaar overleg en is verantwoordelijk voor:
de operationalisering van de beleidsinitiatieven van de stuurgroep; het opstellen, bijstellen en bewaken van het projectplan, inclusief financiële begroting; de inrichting en facilitering van werkwijzen die het delen en verspreiden van kennis mogelijk maken; de borging van de samenwerkingsafspraken; het evalueren van de samenwerking (inclusief aandacht voor het leren van opbrengsten); het realiseren en aanleveren van het jaarlijkse activiteitenverslag.
13
Stuurgroep De stuurgroep bestaat uit bestuurders van alle deelnemende schoolbesturen uit het Samenwerkingsverband (basisscholen en lerarenopleiding) en neemt initiatieven of overlegt over bestaande ontwikkelingen op het gebied van de opleiding, praktijkbegeleiding, ontwikkelen en levenslang leren van aankomende en zittende leraren, arbeidsmarktbeleid, kwaliteitszorg, het versterken van de samenwerking en het delen en toepassing van wetenschappelijke inzichten in het onderwijs. De stuurgroep functioneert onder voorzitterschap van de penvoerder en komt drie keer per jaar bij elkaar.
Omvang samenwerkingsverband Het samenwerkingsverband ‘Samen Opleiden tussen Peel en Maas en Dommel en AA’ zal in december 2016 bestaan uit de volgende deelnemers (zie ook bijlage ‘Overzicht deelnemende besturen en scholen’. De vetgedrukte scholen in dit overzicht hebben een actieve bijdrage geleverd aan de totstandkoming van de subsidieaanvraag en het projectplan):
drie scholen ressorterend onder het bestuur SPO-Venray drie scholen ressorterend onder het bestuur Zicht Primair Onderwijs drie scholen ressorterend onder het bestuur PlatOO drie scholen ressorterend onder het bestuur Eenbes drie scholen ressorterend onder het bestuur Qliq Primair Onderwijs drie scholen ressorterend onder het bestuur OBS Helmond Hogeschool de Kempel
Deze scholen zullen deel uit maken van de binnenkring van het samenwerkingsverband. Voor het delen van kennis en ervaringen en het verkrijgen van input en feedback zal gebruik worden gemaakt van buitenkringen op twee niveaus, een bestuurlijke buitenkring en een bovenbestuurlijke (regionale) buitenkring. Afbeelding 6 geeft de omvang en de relatie tussen samenwerkingsverband en buitenkringen visueel weer.
Afbeelding 6: Omvang samenwerkingsverband en relatie binnen- en buitenkring
14
Activiteiten en resultaten 2013-2016 De onderstaande tabellen tonen de resultaten en bijbehorende activiteiten die nodig zijn voor:
de oprichting van het (nieuwe) Samenwerkingsverband (tabel 1); de versterking van de samenwerking binnen dit Samenwerkingsverband (tabel 2).
Tabel 2 volgt, qua opbouw, de stappen van het ROTOR-model, een denk- en handelingsmodel en kern van ontwikkelingsbegeleidend onderzoek. Het ROTOR-model ontleent zijn naam aan de eerste letters van vijf logisch samenhangende stappen waaruit het is opgebouwd: Retrospectie, Ontwerpen, Toepassen, Onderzoeken en Reflectie en heeft de professionele ontwikkeling in de (onderwijs)praktijk tot doel: ontwikkeling van mensen. De ROTOR zal jaarlijks doorlopen worden waardoor een planmatige aanpak gegarandeerd wordt en jaarlijks een (opbrengstgericht) activiteitenverslag kan worden opgeleverd. Deze aanpak sluit tevens volledig aan op de ontwerpgerichte aanpak die we voorstaan bij het realiseren van de versterking van de samenwerking.
15
Oprichting samenwerkingsverband Activiteit Oprichting samenwerkingsverband Overleg stuurgroep (3o X 8p x 4 uur) Voorbereiden en vastleggen afspraken Evaluatie en bijstelling (jaarlijks)
Deelresultaat Samenstelling besturen Besluiten Overeenkomst Bijstellingen
Uitvoeringspartner allen (Kempel penv) allen (Kempel penv) Kempel Kempel
Functies deelnemers stuurgroep deelnemers stuurgroep deelnemers stuurgroep deelnemers stuurgroep
Oprichting leerwerkgemeenschap (per school) Overleg werkgroep (5LWG X 6o X 5p X 2u) Voorbereiden en vastleggen afspraken Evaluatie en bijstelling (jaarlijks)
Samenstelling LWG Besluiten Overeenkomst Bijstellingen
allen allen Kempel Kempel
deelnemers LWG deelnemers LWG deelnemers LWG deelnemers LWG
Management samenwerkingsverband Afstemming in managementgroep Planning (projectplan en jaarplan) Communicatie (intern en extern) Rapportage (jaar- en eindrapportage)
Managementgroep Klankbord werkveld Projectplan en Jaarplan Contactpunten Rapportages
Kempel Kempel en scholen Kempel Kempel Kempel
managementgroep deelnemers managementgroep managementgroep managementgroep managementgroep
Opbouw netwerk scholen (relatiebeheer) Communicatie- en informatievoorziening Ontwikkeling digitale community website Technisch beheer en doorontwikkeling
samenstelling (buitenkring) Plan en Faciliteiten gereed Interactieve website Website up-to-date
Kempel Kempel Kempel Kempel
managementgr. -> Comm managementgr. -> Comm managementgr. -> ICT managementgr. -> ICT
Administratieve ondersteuning
Admin up-to-date
Kempel
managementgr. -> Adm
Tabel 1: resultaten en bijbehorende activiteiten m.b.t. de oprichting van het Samenwerkingsverband
16
Samenwerking algemeen Activiteit Analyse start-/vakbekwaamheidniveaus algemeen Behoeftenanalyse regio/schoolbesturen algemeen Analyse opbrengsten CEPM en onderzoek algemeen Verschilanalyse
Deelresultaat Bekwaamheidsniveaus in kaart Regionale behoeften Kennis Pers. Meesterschap Ontwikkelbehoeften
Uitvoeringspartner Kempel en scholen Kempel en scholen Kempel en scholen Kempel en scholen
Functies werkgroep ALG werkgroep ALG werkgroep ALG werkgroep ALG
Formuleren opleidingskader leren en innoveren Ontwerp plan van aanpak opleiding/werkplek Versterken begeleidingscapaciteit opleiding
Opleidingskader leren en innoveren Plan van aanpak blended learning Selectie begeleiders
Kempel en scholen Kempel en scholen Kempel en scholen
werkgroep ALG werkgroep ALG werkgroep ALG
Ontwerp (gecert.) trainingen mentor/coach Ontwerp begeleidingsinstrumenten
Trainingen begeleiders Begeleidingsinstrumentarium
Kempel en scholen Kempel en scholen
werkgroep ALG werkgroep ALG
T
Informeren professionals opleiding en scholen Aanstellen en opleiden stagebegeleiders (6x5x4) Aanstellen en opleiden mentoren en coaches Implementatie begeleidingsinstrumenten coaching en intervisie
Binnenkring geinformeerd Competente begeleiders Competente mentor/coach in gebruikname door competentie leraren
Kempel en scholen Kempel Kempel en scholen Kempel en scholen Kempel en scholen
werkgroep ALG werkgroep ALG werkgroep ALG werkgroep ALG werkgroep ALG
O
Organiseren praktijkonderzoek op elke school Organiseren bijeenkomsten jaarlijkse ambities Organiseren bijeenkomsten (toelichting) activiteiten Organiseren bijeenkomsten gegevensverzameling Organiseren bijeenkomsten betekenisgeving Bijstellingen in opleiding, begeleiding en werkplekleren
LWG (binnenkring) ge(in)formeerd Ambities zijn helder voor betrokkenen Planning per LWG Verzameling gegevens Conclusies Herontwerp aanbod/begeleiding
Kempel en scholen Kempel en scholen Kempel en scholen Kempel en scholen Kempel en scholen Kempel en scholen
LWG olv lector LWG LWG LWG LWG werkgroep ALG
R
Rapporteren resultaten Publiceren op website en magazine Rapporteren voortgang en opbrengsten extern
Buitenkring geinformeerd idem idem
Kempel Kempel Kempel
lector / ond. lector / ond. managementgroep
R
O
Tabel 2: resultaten en activiteiten gericht op de versterking van de samenwerking in het algemeen
17
Versterking samenwerking op thema’s Omgaan met verschillen Beginsituatie Vanaf augustus 2014 moeten scholen er voor zorgen dat er voor elke leerling die extra ondersteuning nodig heeft een passende plek is (zorgplicht). Door de onduidelijkheid over wat passend onderwijs van leraren vraagt en tot hoever dat moet gaan, is het voor de initiële lerarenopleiding niet eenvoudig leraren hiervoor toe te rusten. Helder is dat zij leraren onmogelijk kunnen voorbereiden op het voorzien in alle mogelijke speciale onderwijsbehoeften. Wat wel duidelijk is, is dat leraren geacht worden 'hun vaardigheden op orde te hebben, waaronder het omgaan met verschillen tussen leerlingen in de klas. Schoolleiders en leraren die op basis van hun ondersteuningsprofiel extra ondersteuning willen bieden aan leerlingen die dat nodig hebben moeten zich daar ook verder in kunnen scholen.', aldus de website van de rijksoverheid over passend onderwijs. Het kunnen omgaan met verschillen tussen leerlingen lijkt hiermee te worden gezien als basiskwaliteit van de leraar, terwijl het bieden van extra ondersteuning iets is waarvoor verdere scholing nodig is. Hieronder wordt beknopt weergegeven op welke wijze er op dit moment aandacht wordt besteed aan het thema Omgaan met Verschillen in initieel en post-initieel (onderwijs)aanbod en op welke wijze het werkveld en de lerarenopleiding samenwerken op dit thema.
Omgaan met Verschillen binnen de initiële opleiding Omgaan met verschillen wordt in navolging van het rapport ‘Omgaan met verschillen: (g)een kwestie van maatwerk’ (SLO) opgevat als een vorm van differentiëren die erop gericht is om bij alle leerlingen hoge doelen te realiseren. Omgaan met verschillen is daarmee geen doel op zich, maar vooral een middel. Het gaat er dan om dat leraren kunnen variëren in hun didactisch en pedagogisch repertoire, zowel met betrekking tot sterk als zwak presterende leerlingen. Leraren kunnen opbrengstgericht met verschillen in ontwikkelingsniveau en didactische en pedagogische behoeften omgaan, weten welke intensiverende, compenserende of verrijkende maatregelen effectief zijn en kunnen deze toepassen. Deze kwaliteit vormt de basis voor passend onderwijs. Binnen het initiële opleidingsprogramma worden aanstaande leraren voorbereid op het goed kunnen omgaan met verschillen. Niet binnen aparte modules maar gekoppeld aan het reeds bestaande betekenisvolle opleidingsaanbod dat recht doet aan de kennisbases zoals geformuleerd in het advies van de commissie kennisbasis pabo: ‘Een goede basis’. Op deze wijze worden alle studenten opgeleid tot startbekwaam leraar op gevorderd niveau (afbeelding 7). Voorbeelden van onderwijsaanbod waarin het leren omgaan met verschillen een centrale rol speelt zijn:
aanbod gericht op het leren ontwerpen van onderwijs; het integrale aanbod gericht op het behalen van de didactische competentie; het integrale aanbod gericht op het behalen van de pedagogische competentie.
18
In de afstudeerfase van de opleiding maakt de aanstaande leraar een keuze uit verdiepende modules als Special Needs & Education of specialist rekenen-wiskunde of taal.
Afbeelding 7: een doorgaande lijn in de toerusting voor Passend Onderwijs (SLO)
Omgaan met Verschillen binnen de post-initiële opleiding Passend onderwijs vraagt veel van leraren. Het vraagt om professionele leraren die open staan voor divergerende behoeften en vanuit een onderzoekende houding hun kennis en vaardigheden met betrekking tot het omgaan met verschillen tussen leerlingen geleidelijk verder ontwikkelen, zodat zij steeds beter maatwerk kunnen leveren. Omgaan met verschillen vormt daarmee de basis voor het realiseren van maatwerk en is dus niet hetzelfde. De competenties voor beide aspecten van passend onderwijs verschillen, in elk geval voor wat betreft de diepgang in kennis en kennistoepassing. Het bieden van maatwerk wordt in navolging van het rapport ‘Omgaan met verschillen: (g)een kwestie van maatwerk’ (SLO) opgevat als een 'gevorderde' vorm van passend onderwijs, die gerelateerd is aan de extra ondersteuning zoals omschreven in het ondersteuningsprofiel van een school. Het zal vaak gaan om leerlingen voor wie individuele, specifiek op de leerling afgestemde leer- of gedragsdoelen moeten worden geformuleerd. Gaat het bij omgaan met verschillen om meer globale verschillen tussen leerlingen, waar leraren vooral op ingaan door naar subgroepen te differentiëren, bij maatwerk analyseert leraren de onderwijsbehoeften diepgaander en stemmen zij het onderwijs veel preciezer op de leerlingen af. Dit omvat een focus op de wat langzamere leerlingen maar zeker ook op de snelle, excellente leerlingen.
19
Binnen het post-initiële opleidingsprogramma kunnen leraren zich verder bekwamen op het goed kunnen bieden van maatwerk. De registeropleidingen Coördinator Taal, Coördinator RekenenWiskunde, en Gedragsspecialist zijn hier voorbeelden van, maar ook de Master Leren en Innoveren en de Master Onderwijswetenschappen kunnen een significante bijdrage leveren aan de ontwikkeling van de leraar basisonderwijs in het Omgaan met Verschillen. Het bieden van maatwerk speelt vooral een belangrijke rol wanneer groepen gecombineerd worden (combinatiegroepen) of bepaalde talenten vragen om extra uitdaging. Het onderwijskundig opleidingsaanbod en dat van de registeropleiding Onderwijsexpert Wetenschap, techniek en Excellentie vertrekken vanuit een vakoverstijgende visie en gaan samen met leerkrachten op zoek naar aanknopingspunten om divers talent te ontwikkelen via een didactiek van zelfstandig en onderzoekend leren. Samenwerking met het werkveld binnen het thema Omgaan met verschillen Er vindt structureel overleg plaats met vertegenwoordigers uit het werkveld over belangrijke onderwijsthema’s. Zo ook over het thema ‘Omgaan met verschillen’. Gesprekken met klankbordgroepen (Veldcommissie schoolbesturen, Werkveldcommissie, coördinatoren SWV, netwerk IB-ers) leiden tot afstemming en ontwikkeling, c.q. bijstelling van het onderwijsprogramma. Enkele voorbeelden van opbrengsten in deze zijn:
Aanpassing van het initiële onderwijsaanbod gericht op het aantonen van de didactische en pedagogische competentie o.b.v. wensen en werkwijzen in het werkveld. Organisatie van het jaarlijkse symposium ‘Krachtig Onderwijs’, dat verzorgd en uitgevoerd wordt in samenwerking met en met medewerking van basisscholen. Inzet van leraren basisonderwijs binnen het initiële opleidingsprogramma gericht op het kunnen voorzien van voorbeelden van (gewenste) werkwijzen (bijvoorbeeld het leren werken met het dyslexieprogramma Kurzweil). Ontwikkeling en uitvoering van de registeropleidingen coördinator taal, coördinator rekenenwiskunde en de opleiding tot gedragsspecialist.
Verbeterpunten en kansen Verankering van de hierboven genoemde initiatieven tot samenwerking in de organisatiestructuur van Samen Opleiden. In samenspraak met het werkveld (samenwerkingspartners en overige scholen) ontwikkelen van een doorgaande lijn (van initieel naar post-initieel) in het leren omgaan met verschillen (inclusief inventarisatie profileringsbehoeften). Nog meer benutten van de aanwezige kennis en kunde op het thema ‘Omgaan met verschillen’ op basisscholen binnen de (post-)initiële opleiding tot leraar basisonderwijs (zowel in vormen van werkplekleren als opleidingsleren). Uitvoeren van ontwerpgericht onderzoek naar de (opleidings)mogelijkheden om de ontwikkeling van (aanstaande) leraren op het thema ‘Omgaan met verschillen’ te bevorderen. Uitvoeren van onderzoek (i.s.m. het CEPM) naar de rol van het Persoonlijk Meesterschap bij het kunnen omgaan met verschillen.
20
Activiteiten en resultaten 2013-2016 Tabel 3 toont de resultaten en bijbehorende activiteiten die nodig zijn voor de versterking van de samenwerking binnen het thema ‘Omgaan met verschillen’. De tabel volgt, qua opbouw, de stappen van het ROTOR-model, een denk- en handelingsmodel en kern van ontwikkelingsbegeleidend onderzoek (zie bijlage ‘ROTOR-model’). Het ROTOR-model ontleent zijn naam aan de eerste letters van vijf logisch samenhangende stappen waaruit het is opgebouwd: Retrospectie, Ontwerpen, Toepassen, Onderzoeken en Reflectie en heeft de professionele ontwikkeling in de (onderwijs)praktijk tot doel: ontwikkeling van mensen. De ROTOR zal jaarlijks doorlopen worden waardoor een planmatige aanpak gegarandeerd wordt en jaarlijks een (opbrengstgericht) activiteitenverslag kan worden opgeleverd. Deze aanpak sluit tevens volledig aan op de ontwerpgerichte aanpak die we voorstaan bij het realiseren van de versterking van de samenwerking.
21
Activiteit Documentanalyse (o.a. SLO rapportage) OMV Analyse ervaringen leerkrachten werkveld Behoefteanalyse scholen en opleiding OMV Uitvoeren verschilanalyse OMV
Deelresultaat Bekwaamheidsniveaus in kaart Bekwaamheidsniveaus in kaart Regionale behoeften Ontwikkelbehoeften
Uitvoeringspartner Kempel en scholen Kempel en scholen Kempel en scholen Kempel en scholen
Functies werkgroep OMV werkgroep OMV werkgroep OMV werkgroep OMV
Ontwerp doorgaande lijn OMV/PO Herontwerp bestaand opleidingsaanbod Ontwerp (nieuw) profileringsaanbod Herontwerp/inrichting begeleidingsinstrumenten OMV
ontwikkelingslijn in beeld (aangepast) opleidingsaanbod (nieuw) profileringsaanbod begeleidingsinstrumenten
Kempel en scholen Kempel en scholen Kempel en scholen Kempel en scholen
werkgroep OMV werkgroep OMV werkgroep OMV werkgroep OMV
Mentoren en coaches getraind
Mentoren/coach getraind
Kempel en scholen
werkgroep OMV
T
informeren alle betrokkenen Organiseren aanbod opleiding Organiseren werkveld aanbod Ingebruikname instrumenten Voorbereiding onderzoeksproject CEPM
binnenkring geïnformeerd Studenten getraind (startende) leerkrachten getraind Instrumenten in gebruik Onderzoeksplan CEPM
Kempel en scholen Kempel en scholen Kempel en scholen Kempel en scholen Kempel en scholen
werkgroep OMV werkgroep OMV werkgroep OMV werkgroep OMV werkgroep OMV
O
Onderzoek tevredenheid cursisten Onderzoek tevredenheid kinderen Onderzoek tevredenheid collega/leiding Onderzoek CEPM persoonlijk meesterschap Bijstellingen in aanbod en begeleiding(instrumenten)
Resultaten beschikbaar Resultaten beschikbaar Resultaten beschikbaar Resultaten beschikbaar Herontwerp aanbod/begeleiding
Kempel en scholen Kempel en scholen Kempel en scholen Kempel en scholen Kempel en scholen
werkgroep OMV werkgroep OMV werkgroep OMV werkgroep OMV werkgroep OMV
R
Rapporteren resultaten Publiceren op website en magazine Rapporteren voortgang en opbrengsten extern Sessie over OMV op (jaarlijks) symposium
Buitenkring geïnformeerd idem idem idem
Kempel Kempel Kempel Kempel
lector / ond. lector / ond. managementgroep managementgroep
R
O
Tabel 3: resultaten en activiteiten gericht op de versterking van de samenwerking binnen het thema ‘Omgaan met verschillen’
22
Opbrengstgericht werken Beginsituatie Een school die opbrengstgericht werkt, zet zich planmatig in voor het verbeteren van de vorderingen van leerlingen. Dit gebeurt door hoge doelen te stellen, gericht hieraan te werken en leerlingen systematisch te volgen in hun vorderingen. Scholen die systematisch hun toetsgegevens analyseren en gebruiken hebben betere resultaten, zo blijkt uit onderzoek van de Inspectie. Maar het is niet eenvoudig, zeker niet om duurzame verbeteringen tot stand te brengen. Gericht werken aan hoge opbrengsten betekent in de eerste plaats goed onderwijs. Dat wil zeggen onderwijs door competente leraren die effectief instructie geven, hun onderwijsdoelen, inhouden en didactiek kunnen afstemmen op verschillen tussen leerlingen en voortdurend - dus niet alleen bij de toets - reflecteren op het effect van hun lessen. Hieronder wordt beknopt weergegeven op welke wijze er op dit moment aandacht wordt besteed aan het thema Opbrengstgericht werken in initieel en post-initieel (onderwijs)aanbod en op welke wijze het werkveld en de lerarenopleiding samenwerken op dit thema.
Opbrengstgericht werken binnen de initiële opleiding Opbrengstgericht werken is ‘hot’ in het onderwijs, zeker in het basisonderwijs. Veel scholen besteden aandacht aan het verbeteren en het verhogen van de opbrengsten en de overheid wil graag dat nog meer scholen door deze werkwijze aantoonbaar betere prestaties gaan leveren. Het verbeteren van de taal- en rekenprestaties van leerlingen is dan ook een belangrijk onderwerp op de beleidsagenda van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Die leerresultaten verbeteren als scholen (en dus (aanstaande) leraren) daadwerkelijk opbrengstgericht gaan werken. Ook voor opbrengstgericht werken geldt, net als voor omgaan met verschillen, dat het geen doel op zich, maar vooral een middel. Binnen het initiële opleidingsprogramma worden aanstaande leraren daarom niet binnen aparte modules maar binnen het reeds bestaande betekenisvolle opleidingsaanbod voorbereid op het opbrengstgericht kunnen werken. Op deze manier wordt recht gedaan aan de kennisbases zoals geformuleerd in het advies van de commissie kennisbasis pabo: ‘Een goede basis’. Voorbeelden van onderwijsaanbod waarin het opbrengstgericht werken een centrale rol speelt zijn:
aanbod gericht op het leren evalueren van onderwijs; het integrale aanbod gericht op het behalen van de didactische competentie (voor de vakgebieden Nederlands, rekenen-wiskunde, expressie en oriëntatie op Mens en Wereld).
Vanaf het studiejaar 2011-2012 volgen studenten van De Kempel een onderwijsprogramma dat hun voorbereidt op beheersing van de kennisbases Nederlandse taal en rekenen-wiskunde op 3S-niveau. Beheersing van dit niveau is onvoorwaardelijk verbonden aan de toekenning van het diploma leraar basisonderwijs. Het leren verzamelen en interpreteren van (onderwijs)data en het op basis daarvan maken van ‘Eigen-Wijze’ keuzes krijgt volop aandacht binnen het onderwijsaanbod in de tweede fase van de opleiding. Naast de toegenomen aandacht voor opbrengstgericht werken (met een sterke focus op leerresultaten in de vakken taal en rekenen) blijven veel scholen ‐ ook die in het werkgebied van 23
Hogeschool De Kempel ‐ zich sterk maken voor een praktijk waarin ook aandacht is voor het leerproces. Deze scholen bepleiten vaak een bredere opvatting van leren en ontwikkeling dan alleen het verwerven van basisvaardigheden en staan op het standpunt dat leerresultaten in belangrijke mate worden bepaald door het vermogen tot zelfregulering, metacognitie en intrinsieke motivatie van leerlingen. Ze bieden ruimte voor zelfverantwoordelijk leren, creëren een authentieke leeromgeving en vatten leren op als een sociale activiteit. Dit alles met het doel: realiseren van opbrengsten door het verzorgen van goed onderwijs. Het lectoraat van De Kempel ‘Eigentijds Beoordelen in het Onderwijs’ wil een bijdrage leveren aan het toepassen van ‘Beoordelen om te Leren’ in het basisonderwijs. Deze bijdrage krijgt vorm in drie samenhangende deelprojecten, namelijk de ontwikkeling van een PABO-curriculum, een professionaliseringstraject voor leraren en schoolleiders en een praktische procedure voor ‘Beoordelen om te Leren’ in de basisschool. Opbrengstgericht werken binnen de post-initiële opleiding Internationaal onderzoek toont aan dat de leraar basisonderwijs met name in de eerste vijf jaren van zijn loopbaan een grote ontwikkeling doormaakt als het gaat om het realiseren van differentiatie binnen zijn onderwijs en het hebben van aandacht voor leerprocessen. Het stimuleren en faciliteren van deze ontwikkeling is dan ook van groot belang. Binnen het post-initiële opleidingsprogramma van De Kempel kunnen leraren zich verder bekwamen op het realiseren van opbrengstgericht onderwijs. De registeropleidingen Coördinator Taal, Coördinator Rekenen-Wiskunde zijn hier voorbeelden van, maar ook de Master Leren en Innoveren en de Master Onderwijswetenschappen kunnen bijdragen aan de ontwikkeling en professionalisering van de leraar basisonderwijs in het opbrengstgericht werken. Daarnaast bestaat er voor scholen en besturen de mogelijkheid om deel te nemen aan het maatwerkaanbod Opbrengstgericht werken en/of Doorlopende leerlijnen. Daarbij is niet alleen aandacht voor de kwantitatieve en outputgerichte benadering van opbrengstgericht werken maar juist ook voor de kwalitatieve en procesgerichte benadering.
Samenwerking met het werkveld binnen het thema Opbrengstgericht werken De ambitie om leraren op te leiden die adequaat opbrengstgericht kunnen werken, kunnen wij alleen waarmaken als we een goede samenwerkingsrelatie hebben met de scholen waar onze (aanstaande) leraren het beroep in praktijk kunnen brengen. Op de werkplek ervaart de student de behoefte aan opbrengstgericht denken en handelen. Aanstaande leraren ervaren hoe leraren hiermee worstelen en zien op welke wijze deze leraren er handen en voeten aangeven. Het versterken van de verbinding tussen de theorie en de praktijk, tussen het leren op de opleiding en het leren op de werkplek vindt structureel plaats met vertegenwoordigers uit het werkveld, ook over het thema ‘Opbrengstgericht werken’. Gesprekken met klankbordgroepen (Veldcommissie schoolbesturen, Werkveldcommissie, coördinatoren SWV, netwerk IB-ers) leiden tot afstemming en ontwikkeling, c.q. bijstelling van het onderwijsprogramma. Enkele voorbeelden van opbrengsten in deze zijn:
24
Aanpassing van het initiële onderwijsaanbod gericht op het aantonen van het 3Sbekwaamheidsniveau voor de vakgebieden Nederlandse taal en rekenen-wiskunde. Het ontwikkelen van het onderzoekend vermogen van scholen om opbrengstgericht werken zelfstandig aan te kunnen pakken. Uitvoeren van het project ‘Doorgaande leerlijn PO-VO rekenen-wiskunde’ in samenwerking met PO- en VO-scholen uit Helmond. Samen met het werkveld ontwikkelen van een kennisobject over Opbrengstgericht werken. Uitgave van het boekje ‘Opbrengstgericht werken, taalonderwijs’1 Overleg met Cito, leraren basisonderwijs en docenten van de lerarenopleiding over het (adequaat) benutten van onderwijsdata en de wijze waarop dit in de opleiding al aan bod kan komen. Ontwikkeling en uitvoering van de registeropleidingen coördinator taal, coördinator rekenenwiskunde.
Verbeterpunten en kansen Verankering van de hierboven genoemde initiatieven tot samenwerking in de organisatiestructuur van Samen Opleiden. In samenspraak met het werkveld (samenwerkingspartners en overige scholen) ontwikkelen van een doorgaande lijn (van initieel naar post-initieel) in het opbrengstgericht werken (inclusief inventarisatie profileringsbehoeften). Nog meer benutten van de aanwezige kennis en kunde op het thema ‘Opbrengstgericht werken’ op basisscholen binnen de (post-)initiële opleiding tot leraar basisonderwijs (zowel in vormen van werkplekleren als opleidingsleren). Uitvoeren van ontwerpgericht onderzoek naar de (opleidings)mogelijkheden om de ontwikkeling van (aanstaande) leraren op het thema ‘Opbrengstgericht onderwijs’ te bevorderen. Uitvoeren van onderzoek (i.s.m. het CEPM) naar de rol van het Persoonlijk Meesterschap bij het opbrengstgericht werken. Activiteiten en resultaten 2013-2016 Tabel 4 toont de resultaten en bijbehorende activiteiten die nodig zijn voor de versterking van de samenwerking binnen het thema ‘Opbrengstgericht werken’. De tabel volgt, qua opbouw, de stappen van het ROTOR-model, een denk- en handelingsmodel en kern van ontwikkelingsbegeleidend onderzoek. Het ROTOR-model ontleent zijn naam aan de eerste letters van vijf logisch samenhangende stappen waaruit het is opgebouwd: Retrospectie, Ontwerpen, Toepassen, Onderzoeken en Reflectie en heeft de professionele ontwikkeling in de (onderwijs)praktijk tot doel: ontwikkeling van mensen. De ROTOR zal jaarlijks doorlopen worden waardoor een planmatige aanpak gegarandeerd wordt en jaarlijks een (opbrengstgericht) activiteitenverslag kan worden opgeleverd. Deze aanpak sluit tevens volledig aan op de ontwerpgerichte aanpak die we voorstaan bij het realiseren van de versterking van de samenwerking. 1
Docenten Nederlands zijn op zoek gegaan naar nieuwe wegen, nieuwe kansen om ‘Opbrengstgericht Werken’ te integreren in het curriculum van de opleiding. Binnen de vakminor Nederlands hebben de studenten de ‘opdracht’ gekregen om, samen met hun mentor, op planmatige wijze na te denken over de wijze waarop ze de opbrengsten op het taalonderwijs in hun groep konden verbeteren. Ten behoeve van de daadwerkelijke verbetering hebben de studenten vakdidactische producten ontwikkeld met daarbij behorende stimuleringsplannen.
25
Activiteit Analyse ervaringen leerkrachten werkveld OGW Behoefteanalyse scholen OGW Uitvoeren verschilanalyse OGW
Deelresultaat Bekwaamheidsniveaus in kaart Regionale behoeften Ontwikkelbehoeften
Uitvoeringspartner Kempel en scholen Kempel en scholen Kempel en scholen
Functies werkgroep OGW werkgroep OGW werkgroep OGW
O
Ontwerp doorgaande lijn OGW Ontwikkeling elearning eigen v'heid (rekenen/taal) Ontwikkeling aansluitend opleidingsaanbod Herontwerp/inrichting begeleidingsinstrumenten OGW
ontwikkelingslijn in beeld E-learning modules (RT) flexibel opleidingsaanbod gereed Begeleidingsinstrumenten
Kempel en scholen Kempel en scholen Kempel en scholen Kempel en scholen
werkgroep OGW werkgroep OGW werkgroep OGW werkgroep OGW
T
Informeren deelnemers over mogelijkheden E-learning assessment en modules doorlopen Deelnemen profileringsaanbod initieel Deelnemen profileringsaanbod post-initieel Voorbereiding onderzoeksproject CEPM/EBO
Binnenkring geïnformeerd alle leerkrachten getest op 3S studenten getraind leerkrachten getraind Onderzoeksplan CEPM/EBO
Kempel en scholen Kempel en scholen Kempel en scholen Kempel en scholen Kempel en scholen
werkgroep OGW werkgroep OGW werkgroep OGW werkgroep OGW werkgroep OGW
O
Onderzoek tevredenheid cursisten Onderzoek tevredenheid collega/leiding onderzoek persoonlijk meesterschap CEPM/EBO Bijstellingen in aanbod en begeleiding(instrumenten)
Resultaten beschikbaar Resultaten beschikbaar Resultaten beschikbaar Herontwerp aanbod/begeleiding
Kempel en scholen Kempel en scholen Kempel en scholen Kempel en scholen
werkgroep OGW werkgroep OGW werkgroep OGW werkgroep OGW
R
Rapporteren resultaten Publiceren op website en magazine Rapporteren voortgang en opbrengsten DUO Sessie over OGW op (jaarlijks) symposium
Buitenkring geïnformeerd idem idem idem
Kempel Kempel Kempel Kempel
lector / ond. lector / ond. managementgroep managementgroep
R
Tabel 4: resultaten en activiteiten gericht op de versterking van de samenwerking binnen het thema ‘Opbrengstgericht werken’
26
Educatief partnerschap (ouderbetrokkenheid) Beginsituatie Ouders en leerlingen zijn de belangrijkste afnemers van het onderwijs in Nederland. Het is belangrijk dat zij, samen met de professionals die werkzaam zijn in het onderwijs, nadenken over wat er in de toekomst nodig is in ons onderwijsstelsel. Het doel is dat elke leerling het beste tot zijn recht komt en het maximale uit zijn talenten haalt. Dit vraagt om een goede samenwerking tussen ouders en scholen tijdens de gehele schoolloopbaan van kinderen, omdat wanneer ouders betrokken zijn, kunnen hun kinderen op school beter presteren. Kinderen leren thuis, én op school en daarom is er geen scherp onderscheid te maken tussen de verantwoordelijkheid van ouders en school. Leraren hebben ook een opvoedende taak en ouders ook een onderwijsondersteunende. In een gelijkwaardige relatie worden dan beslissingen ten aanzien van het kind gezamenlijk genomen, uiteraard met inachtneming van de verschillende eindverantwoordelijkheden van ouders en school. Hieronder wordt beknopt weergegeven op welke wijze er op dit moment aandacht wordt besteed aan het thema Educatief partnerschap (ouderbetrokkenheid) in initieel en post-initieel (onderwijs)aanbod en op welke wijze het werkveld en de lerarenopleiding samenwerken op dit thema.
Educatief partnerschap binnen de initiële opleiding Het thema educatief partnerschap (ouderbetrokkenheid) komt in de opleiding zowel aan bod als geïntegreerd onderwerp binnen reeds bestaand betekenisvol onderwijsaanbod als in de vorm van een aparte module. Voorbeelden van geïntegreerd aanbod zijn:
De programmaonderdelen die zich richten op het behalen van de pedagogische en didactische competentie waarin gesprekken met ouders deel uit (kunnen) maken van de ontwikkelingsplannen die worden opgesteld door de aanstaande leraar in overleg met zijn mentor. De specialisatie Jonge Kind en Oudere Kind. Het aanbod ICT & Media waarin het adequaat gebruik van social media en de rol van ouders daarbij aan de orde komt. De praktijkstages van de student (mentoren beoordelen met behulp van de Kempelscan de mate waarin studenten op een adequate wijze invulling geven aan de competentie ‘Samenwerken met de omgeving’ in het algemeen en de wijze waarop student omgaan met ouders in het bijzonder).
De module ‘Communicatie met ouders’ richt zich specifiek op het ontwikkelen van de vaardigheid van de student in het aangaan van het partnerschap met ouders. Voor deze module wordt binnen de opleiding gebruik gemaakt van acteurs zodat de werkelijkheid zo goed als mogelijk kan worden nagebootst. Voor de theoretische verdieping van de communicatie met ouders is een kennisobject ontwikkeld door de hogeschool. Tijdens mentorenbijeenkomsten wordt specifiek aandacht besteed aan de mogelijkheden voor studenten om tijdens hun stage in contact te komen en treden met ouders. In de laatste twee jaren van de opleiding wordt het onderhouden van deze contacten beschouwd als onlosmakelijk verbonden aan de praktijkstage.
27
Educatief partnerschap binnen de post-initiële opleiding Met name in de postinitiële fase krijgt de leraar de kans en mogelijkheid om zijn bekwaamheid tot het geven van invulling aan Educatief partnerschap verder te ontwikkelen. Ook hier weer geldt dat het stimuleren en faciliteren van de mogelijkheid tot het doorlopen van deze ontwikkeling van belang is. Het Kenniscenter van De Kempel biedt leraren verschillende coachingstrajecten om boven genoemde ontwikkeling te kunnen doorlopen. Dergelijke trajecten zijn zowel door individuele deelnemers te volgen (waarbij elke deelnemer zijn eigen praktijk inbrengt), maar worden in toenemende mate ook door gehele teams gevolgd. Voorbeelden van dergelijke trajecten zijn:
Coaching en Communicatiespecialist voor onderwijsprofessionals (NLP) Gespreksvoering en ouderbetrokkenheid Beeldbegeleiding (SVIB) Waardevol communiceren Coaching 1O1
Educatief partnerschap betreft niet alleen de samenwerking met ouders op en rond de basisschool, maar in toenemende mate ook de samenwerking met andere partners (voor opvang, zorg, en ontspanning) binnen brede scholen en integrale kindcentra. Binnen het project: IKC Scholen voor de toekomst werken onderzoekers/docenten van Hogeschool de Kempel samen met diverse partners binnen het IKC om een doorlopende woordenschatontwikkeling mogelijk te maken en ontwikkelkansen te benutten buiten het bereik van de eigen lessen om.
Samenwerking met het werkveld binnen het thema Educatief partnerschap Er vindt structureel overleg plaats met vertegenwoordigers uit het werkveld over belangrijke onderwijsthema’s. Zo ook over het thema ‘Educatief partnerschap’. Gesprekken met klankbordgroepen (Veldcommissie schoolbesturen, Werkveldcommissie, coördinatoren SWV, netwerk IB-ers) leiden tot afstemming en ontwikkeling, c.q. bijstelling van het onderwijsprogramma. Enkele voorbeelden van opbrengsten in deze zijn:
De inzet van acteurs binnen de module ‘Communicatie met ouders’. Na een training oefenen de studenten hun (gespreks)vaardigheden in gesimuleerde gesprekken. Uitvoering van onderzoek door de Werkveldcommissie in samenwerking met De Kempel naar de mogelijkheden voor studenten om tijdens hun stage verantwoordelijkheid te krijgen en nemen voor zaken als het opstellen van (groeps)plannen, gebruiken van leerlingvolgsystemen en het voeren van gesprekken met ouders.
Verbeterpunten en kansen In samenspraak met het werkveld (samenwerkingspartners en overige scholen) ontwikkelen van een doorgaande lijn (van initieel naar post-initieel) in het aangaan van educatief partnerschap met ouders. Benutten van de aanwezige kennis en kunde op het thema ‘Educatief partnerschap’ op basisscholen binnen de (post-)initiële opleiding tot leraar basisonderwijs (zowel in vormen van werkplekleren als opleidingsleren).
28
Uitvoeren van ontwerpgericht onderzoek naar de (opleidings)mogelijkheden om de ontwikkeling van (aanstaande) leraren op het thema ‘Educatief partnerschap’ te bevorderen. Uitvoeren van onderzoek (i.s.m. het CEPM) naar de rol van het Persoonlijk Meesterschap bij het aangaan van educatief partnerschap. In dit kader valt ook te denken aan de ontschotting van de zorg.
Activiteiten en resultaten 2013-2016 Tabel 5 toont de resultaten en bijbehorende activiteiten die nodig zijn voor de versterking van de samenwerking binnen het thema ‘Educatief partnerschap’ (ouderbetrokkenheid). De tabel volgt, qua opbouw, de stappen van het ROTOR-model, een denk- en handelingsmodel en kern van ontwikkelingsbegeleidend onderzoek. Het ROTOR-model ontleent zijn naam aan de eerste letters van vijf logisch samenhangende stappen waaruit het is opgebouwd: Retrospectie, Ontwerpen, Toepassen, Onderzoeken en Reflectie en heeft de professionele ontwikkeling in de (onderwijs)praktijk tot doel: ontwikkeling van mensen. De ROTOR zal jaarlijks doorlopen worden waardoor een planmatige aanpak gegarandeerd wordt en jaarlijks een (opbrengstgericht) activiteitenverslag kan worden opgeleverd. Deze aanpak sluit tevens volledig aan op de ontwerpgerichte aanpak die we voorstaan bij het realiseren van de versterking van de samenwerking.
29
Activiteit Analyse ervaringen leerkrachten werkveld OB en EP Analyse ervaringen ouders en partners werkveld Behoefteanalyse scholen OB en EP (obv overleg) Uitvoeren verschilanalyse OB
Deelresultaat Bekwaamheidsniveaus in kaart Bekwaamheidsniveaus in kaart Regionale behoeften Ontwikkelbehoeften
Uitvoeringspartner Kempel en scholen Kempel en scholen Kempel en scholen Kempel en scholen
Functies werkgroep OB werkgroep OB werkgroep OB werkgroep OB
O
Ontwerp doorgaande lijn OB en EP Ontwerp aanpak betrokkenheid via social media Ontwikkeling flexibel opleidingsaanbod Herontwerp/inrichting begeleidingsinstrumenten OB
ontwikkelingslijn in beeld Plan van inzet social media Opleidingsaanbod gereed Begeleidingsinstrumenten
Kempel en scholen Kempel en scholen Kempel en scholen Kempel en scholen
werkgroep OB werkgroep OB werkgroep OB werkgroep OB
T
informeren alle betrokkenen Voorbereiding onderzoeksproject Social Media Deelnemen profileringsaanbod ouderbetrokkenheid Ingebruikname begeleidingsinstrumenten
binnenkring geïnformeerd Onderzoeksplan CEPM Leerkrachten getraind Instrumenten in gebruik
Kempel en scholen Kempel en scholen Kempel en scholen Kempel en scholen
werkgroep OB werkgroep OB werkgroep OB werkgroep OB
O
Onderzoek betrokkenheid ouders e.a. in project Onderzoek tevredenheid cursisten aanbod Onderzoek tevredenheid collega/leiding onderzoek CEPM PM en ontschotting Bijstellingen in aanbod en begeleiding(instrumenten)
Resultaten beschikbaar Resultaten beschikbaar Resultaten beschikbaar Resultaten beschikbaar Herontwerp aanbod/begeleiding
Kempel en scholen Kempel en scholen Kempel en scholen Kempel en scholen Kempel en scholen
werkgroep OB werkgroep OB werkgroep OB werkgroep OB werkgroep OB
R
Rapporteren resultaten Publiceren op website en magazine Rapporteren voortgang en opbrengsten DUO Sessie over OB/EP op (jaarlijks) symposium
Buitenkring geïnformeerd idem idem idem
Kempel Kempel Kempel Kempel
lector / ond. lector / ond. managementgroep managementgroep
R
Tabel 5: resultaten en activiteiten gericht op de versterking van de samenwerking binnen het thema ‘Educatief partnerschap’ (ouderbetrokkenheid)
30
Pedagogisch handelen (voorkomen, signaleren en bestrijden van pesten) Beginsituatie Het is een kerntaak van scholen om te zorgen voor een veilige school, waarbij de nadruk op preventie ligt (mede om die reden kiest het Samenwerkingsverband Samen Opleiden ervoor om dit thema ‘Pedagogisch handelen’ te noemen in plaats van ‘Pesten’). Alle kinderen hebben het recht op een onbezorgde schooltijd, die in het teken staat van ontwikkelen, ontdekken en leren. Kinderen moeten veilig zijn, zodat ze in staat zijn om te leren en zich te ontwikkelen. Jongeren kunnen pas taal en rekenen leren in een omgeving waar goed met elkaar wordt omgegaan, waar ze leren elkaar te respecteren. Voor de aanpak van de pestproblematiek kiest de overheid voor een generieke aanpak die sensitief moet zijn voor bepaalde kwetsbare groepen, zoals jongeren met een beperking, met een specifieke culturele of religieuze achtergrond, of lhbt-jongeren (lesbische meisjes, homoseksuele jongens, biseksuelen en transgenders). In het plan van aanpak tegen pesten van het ministerie van OCW (maart 2013) wordt voorgesteld dat iedere school in het funderend onderwijs (a) een bewezen effectief anti-pestprogramma gebruikt, (b) de sociale veiligheid op de school monitort, (c) een vertrouwenspersoon annex pestcoördinator heeft, en (d) dat de inspectie hier op toeziet. Hieronder wordt beknopt weergegeven op welke wijze er op dit moment aandacht wordt besteed aan het thema Pedagogisch handelen (voorkomen, signaleren en bestrijden van pesten) in initieel en post-initieel (onderwijs)aanbod en op welke wijze het werkveld en de lerarenopleiding samenwerken op dit thema.
Pedagogisch handelen binnen de initiële opleiding Binnen het curriculum van De Kempel wordt ruimschoots aandacht besteed aan het belang van het realiseren van een veilige leeromgeving en aan de kennis en kunde die van een leraar basisonderwijs verwacht mag worden voor het realiseren van een dergelijke omgeving. In het derde jaar van de opleiding toont de student aan dat hij bekwaam is in het creëren van een pedagogische leef- en leeromgeving waarin kinderen zich veilig voelen. De student leert groepsprocessen te sturen en te begeleiden en hierbij recht te doen aan de verschillen van kinderen. Voor een planmatig uitvoering wordt gebruik gemaakt van de systematiek van Handelingsgericht Werken, die ook op de stagescholen ook toegepast. Binnen het aanbod voor de pedagogische competentie wordt gebruik gemaakt van de inzet van gastdocenten voor het onderwerp kindermishandeling. En binnen de leeftijdspecialisatie oudere kind wordt het onderwerp ‘seksuele diversiteit’ behandeld. Specifiek aanbod gericht op het signaleren en bestrijden van pesten ontbreekt op dit moment in het opleidingsprogramma. Voor de aanpak van cyberpesten is speciale aandacht. Leraren zijn zich, over het algemeen, minder bewust van de manieren waarop kinderen elkaar via social media pesten. Dit komt doordat leraren vaak minder vertrouwd zijn met het gebruik van social media dan hun leerlingen en cyberpesten niet direct zichtbaar is en ook buiten school plaatsvindt.
31
Aandacht voor het juiste gebruik van social media komt binnen de initiële opleiding aan bod in de ICT-modules en het profileringsaanbod ICT & Media. Daar wordt studenten gewezen op de kracht maar ook de gevaren van de digitale communicatiemogelijkheden.
Pedagogisch handelen binnen de post-initiële opleiding In de postinitiële fase krijgt de leraar de kans en mogelijkheid om zijn bekwaamheid in het pedagogisch handelen verder te ontwikkelen. Het Kenniscenter van De Kempel biedt leraren verschillende trainings-, opleidingsmogelijkheden en maatwerktrajecten. Voorbeelden van dergelijke trajecten zijn:
Training Speciale Zorg voor Leerlingen en Bouwstenenreeks Jonge kind Post hbo-opleiding Gedragsspecialist en de Top-opleiding Gedrag en Leren (in ontwikkeling) Gecertificeerde Jenaplan leerlandschap Post hbo-opleiding Coach ICT & Media en
Samenwerking met het werkveld binnen het thema Educatief partnerschap Er vindt structureel overleg plaats met vertegenwoordigers uit het werkveld over belangrijke onderwijsthema’s. Zo ook over het thema ‘Pedagogisch handelen’. Gesprekken met klankbordgroepen (Veldcommissie schoolbesturen, Werkveldcommissie, coördinatoren SWV, netwerk IB-ers) leiden tot afstemming en ontwikkeling, c.q. bijstelling van het onderwijsprogramma. Enkele voorbeelden van opbrengsten in deze zijn:
Deelname van het werkveld aan gastcolleges en masterclasses op de opleiding over Pedagogisch handelen Deelname van docenten van de opleiding aan IB-netwerkbijeenkomsten over Pedagogisch handelen Inbedding van de handelingsgerichte aanpak van scholen binnen het curriculum van de opleiding. Uitvoering van de training Speciale Zorg voor Leerlingen
Verbeterpunten en kansen Inbedding van een lesmodule ‘omgaan met verschillen en pestgedrag’ in het curriculum van de initiële opleiding In samenspraak met het werkveld (samenwerkingspartners en overige scholen) ontwikkelen van een doorgaande lijn (van initieel naar post-initieel) in het opbrengstgericht werken (inclusief inventarisatie profileringsbehoeften). Nog meer benutten van de aanwezige kennis en kunde op het thema ‘Pedagogisch handelen’ op basisscholen binnen de (post-)initiële opleiding tot leraar basisonderwijs (zowel in vormen van werkplekleren als opleidingsleren). Uitvoeren van ontwerpgericht onderzoek naar de (opleidings)mogelijkheden om de ontwikkeling van (aanstaande) leraren op het thema ‘Pedagogisch handelen’ te bevorderen. Uitvoeren van onderzoek (i.s.m. het CEPM) naar de rol van het Persoonlijk Meesterschap bij het opbrengstgericht werken. In dit kader valt ook te denken aan de ontschotting van de zorg.
32
Activiteiten en resultaten 2013-2016 Tabel 6 toont de resultaten en bijbehorende activiteiten die nodig zijn voor de versterking van de samenwerking binnen het thema ‘Pedagogisch handelen’ (voorkomen, signaleren en bestrijden van pesten). De tabel volgt, qua opbouw, de stappen van het ROTOR-model, een denk- en handelingsmodel en kern van ontwikkelingsbegeleidend onderzoek. Het ROTOR-model ontleent zijn naam aan de eerste letters van vijf logisch samenhangende stappen waaruit het is opgebouwd: Retrospectie, Ontwerpen, Toepassen, Onderzoeken en Reflectie en heeft de professionele ontwikkeling in de (onderwijs)praktijk tot doel: ontwikkeling van mensen. De ROTOR zal jaarlijks doorlopen worden waardoor een planmatige aanpak gegarandeerd wordt en jaarlijks een (opbrengstgericht) activiteitenverslag kan worden opgeleverd. Deze aanpak sluit tevens volledig aan op de ontwerpgerichte aanpak die we voorstaan bij het realiseren van de versterking van de samenwerking.
33
Activiteit Analyse ervaringen leerkrachten werkveld (PE/PED) Behoefteanalyse scholen Uitvoeren verschilanalyse
Deelresultaat Bekwaamheidsniveaus in kaart Regionale behoeften Ontwikkelbehoeften
Uitvoeringspartner Kempel en scholen Kempel en scholen Kempel en scholen
Functies werkgroep PE werkgroep PE werkgroep PE
O
Ontwerp doorgaande lijn pedagogisch handelen Ontwerp trajecten veilige school (uitgaande 4 trajecten) Ontwikkeling flexibel opleidingsaanbod Ontwerp begeleidingsinstrumenten
ontwikkelingslijn in beeld Deelplan per traject Opleidingsaanbod gereed Begeleidingsinstrumenten
Kempel en scholen Kempel en scholen Kempel en scholen Kempel en scholen
werkgroep PE werkgroep PE werkgroep PE werkgroep PE
T
Informeren deelnemers Begeleiden maatwerktrajecten veilige school Deelnemen profileringsaanbod sociale veiligheid Deelnemen profileringsaanbod communicatie Ontwikkeling onderzoeksproject CEPM (values based ed.)
deelnemers geïnformeerd (as) Leerkrachten getraind (as) Leerkrachten getraind Leerkrachten getraind Onderzoeksplan CEPM
Kempel en scholen Kempel en scholen Kempel en scholen Kempel en scholen Kempel en scholen
werkgroep PE werkgroep PE werkgroep PE werkgroep PE werkgroep PE
O
Onderzoek betrokkenheid ouders e.a. in project Onderzoek tevredenheid cursisten aanbod Onderzoek tevredenheid collega/leiding onderzoek CEPM Ontschotting van de zorg Bijstellingen in aanbod en begeleiding(instrumenten)
Resultaten beschikbaar Resultaten beschikbaar Resultaten beschikbaar Resultaten beschikbaar Herontwerp aanbod/begeleiding
Kempel en scholen Kempel en scholen Kempel en scholen Kempel en scholen Kempel en scholen
werkgroep PE werkgroep PE werkgroep PE werkgroep PE werkgroep PE
R
Rapporteren resultaten Publiceren op website en magazine Rapporteren voortgang en opbrengsten DUO Sessie over PE/PED op (jaarlijks) symposium
Buitenkring geïnformeerd idem idem idem
Kempel Kempel Kempel Kempel
lector / ond. lector / ond. managementgroep managementgroep
R
Tabel 6: resultaten en activiteiten gericht op de versterking van de samenwerking binnen het thema ‘Pedagogisch handelen’ (voorkomen, signaleren en bestrijden van pesten)
34
Begeleiding beginnende leraren Beginsituatie De situatie van beginnende leraren wordt gekenmerkt door hooggespannen verwachtingen met veel ambivalente gedachten. Aan de ene kant verwacht men dat de afgestudeerde leraar de bekwaamheid heeft verworven om zelfstandig aan de slag te gaan maar aan de andere kant beseffen alle betrokkenen dat de startende leerkracht ook nog genoeg te leren heeft. Dit spanningsveld, in combinatie met een moeilijke arbeidsmarkt, zorgt er in de praktijk voor dat de hooggespannen verwachtingen niet altijd kunnen worden waargemaakt met teleurstelling, verlies van motivatie en een hoog afbraakrisico als gevolg. Als gevolg van deze situatie is het onderzoekscentrum van de Kempel samen met APS een onderzoek gestart naar de begeleiding van startende leraren. In het algemeen bevestigt het onderzoek het belang van de inductieperiode als basis voor een goede professionele ontwikkeling maar ook de kwetsbaarheid er van. Specifiek richt het onderzoek zich op de rol van de mentor / coach (vraag: wat maakt een goede mentor?) en op goede begeleidingspraktijken tijdens de inductieperiode. Ook in het nieuwe regeerakkoord blijkt de aandacht voor de inductiefase een doorgaande lijn. Daarbij wordt onder andere expliciet benoemd de verbetering van de begeleiding van startende leerkrachten, de modernisering van de arbeidsvoorwaarden, en wettelijke verankering van de bijscholingsplicht en bekwaamheidseisen uit het lerarenregister. Naast de landelijke ontwikkelingen zijn er ook nog belangrijke regionale ontwikkelingen die om aandacht vragen. Deze hebben o.a. te maken met bevolkingskrimp, dalende werkgelegenheid en een groot aantal beginnende leerkrachten die werken vanuit zogenaamde inval of vervangerspools. Door continue veranderingen in de samenleving en het onderwijs dienen beginnende leraren zich voortdurend door te blijven ontwikkelen. In de visie van Hogeschool de Kempel wordt het verschil gemaakt door breed inzetbare, betrokken professionals die hun eigen talenten weten te benutten voor de ontwikkeling van kinderen, collega’s en zichzelf. Deze ontwikkeling houdt niet op na het behalen van het diploma, maar gaat de gehele loopbaan door. In zijn loopbaan komt de afgestudeerde Kempel-student als junior (startbekwaam) docent in het onderwijs en groeit hij via verdere professionalisering door naar senior docent (vakbekwaam). Het invulling geven aan deze professionalisering is in eerste instantie de verantwoordelijkheid van de leerkracht zelf. Om hen daarbij te ondersteunen wil hogeschool de Kempel tijdens de initiële opleiding hiervoor een goede basis leggen. Aandacht voor de begeleiding binnen de initiële opleiding Binnen de initiële opleiding van De Kempel is gekozen voor het aanleggen van een brede professionele basis aangevuld met een herkenbaar profiel. Deze keuze komt tegemoet aan de wens van het werkveld in de regio om breed inzetbare afgestudeerden. De landelijk vastgestelde startbekwaamheidsniveaus voor de kennisbases en de competenties in de wet Beroepen in het Onderwijs (wet BIO) zijn daarbij maatgevend voor het opleidingsprogramma. Als generalist beschikt iedere afgestudeerde aan de Kempel over een breed vakinhoudelijk en didactisch basisrepertoire. Daarnaast beschikt hij over een herkenbaar profiel onder andere als specialist jonge dan wel oudere kind. Naast de reeds genoemde leeftijdsspecialisatie kunnen studenten kunnen zich bijvoorbeeld profileren op het gebied van ICT en Media en middels een keuzeblok en meesterstuk op een inhoud
35
naar keuze. Deze breedte en diepgang vraagt om een hoog studieniveau van de student. Afgestudeerden van de Kempel beschikken daarmee over een goede startpositie en brede basis om zich verder te professionaliseren. Om hen daarbij te ondersteunen biedt Kenniscenter De Kempel in afstemming met het werkveld in de regio verschillende mogelijkheden. De begeleiding van beginnende leraren binnen de postinitiële opleiding In toenemende mate en op verschillende wijze zoekt de Kempel contact met haar alumni om ze te ondersteunen in hun professionele ontwikkeling. De postinitiële activiteiten tijdens de inductiefase kenmerken zich echter tot op heden vooral door een aanbod gestuurd karakter. Het aanbod bestaat daarbij uit praktijkgerichte trainingen waarmee leerkrachten hun basiskennis en professionele vaardigheden verder kunnen verdiepen. Dit verdiepingsmogelijkheden kunnen zich hierbij richten op bepaalde vakinhouden (bijvoorbeeld taal, cultuur, techniek), specifieke leerlingen of behoeften (o.a. speciale zorg, gedrag, jonge kind, etc.) of onderwijskundige vernieuwingsconcepten (o.a. OGO, Jenaplan, etc.). Het ondersteunen van de professionele ontwikkeling middels traditionele trainingen blijkt geen eenvoudige opgave. Onder druk van de huidige arbeidsmarkt zijn veel beginnende leerkrachten op zichzelf aangewezen. Het ontbreken van een vaste werkplek, begeleider of combinaties hiervan zorgt er voor dat veel startende leerkrachten in onvoldoende mate systematisch werk maken van hun professionele ontwikkeling. Het gevaar dreigt dat hiermee een belangrijke basis wordt gemist voor de toekomst. Als gevolg van deze constatering is de behoefte ontstaan om in afstemming en nauwe samenwerking met besturen werk te maken van de begeleiding van beginnende leraren tijdens de inductieperiode. Samenwerking met het werkveld binnen het thema Inductieperiode In een bijeenkomst van de veldcommissie in 2012 is het advies van de commissie Meijerink ‘een goede basis’ besproken’. Op basis van het overleg is besloten een werkgroep te formeren bestaande uit vertegenwoordigers van werkveld en opleiding. De werkgroep had als doel om de samenwerkingsmogelijkheden en het draagvlak voor een gezamenlijke en inrichting van een inductiefase verder te onderzoeken. Gebaseerd op de voorverkenning van de werkgroep en de resultaten van het eerder genoemde onderzoek naar startende leraren kan worden geconcludeerd dat de kern van de inductiefase wordt gevormd door de ontwikkeling van startbekwaam naar vakbekwaam leerkracht. Dit omvat niet alleen kennis maar ook de ontwikkeling van vaardigheden en de leerkracht als persoon. Volgens de werkgroep is het uitgangspunt de leraar als breed inzetbare professional. De werkgroep constateert dat het niveau van vakbekwaamheid wel verder dient te worden geoperationaliseerd om als leidraad te dienen voor een civiele erkenning en opname in een lerarenregister. Deze ontwikkeling past in een verdergaande loopbaanontwikkeling zoals dat wordt gehanteerd door het landelijk stelsel van post-initieel primair onderwijs (zie bijlage). Hierbij ontwikkelt de leerkracht zijn vakmanschap eerst op het niveau van de groep om vanuit deze vaste basis (in toenemende mate) een bijdrage te leveren aan de ontwikkeling van onderwijs op overstijgend niveau. De onderstaande afbeelding vormt een selectie van het totale schema en een visuele weergave van de inductieperiode.
36
Zoals in de figuur zichtbaar is, verloopt de ontwikkeling tot breed inzetbare vakbekwaam leerkracht langs drie krachtige pijlers:
Ambachtelijk: pedagogisch-didactische repertoire om passend onderwijs voor ieder kind in de groep mogelijk te maken en talentontwikkeling in brede zin te bevorderen (zie ook conclusies van de Grift, van der Wal en Torenbeek in internationaal vergelijkend onderzoek naar de ontwikkeling van leraren in de praktijk). Theoretisch: de verdere specialisatie en uitbreiding van het kennisrepertoire boven het kerncurriculum dat is ontwikkeld in de initiele opleiding (zoals verwoord door de commissie Meijerink in “een goede basis”). Persoonlijk: de ontwikkeling van de persoon van de leerkracht (diepere overtuigingen en waarden) en persoonlijke vaardigheden zoals onderzoeksmatig werken, professionele zelfsturing, en persoonlijke effectiviteit
Deze pijlers reflecteren de ontwikkeling in kunnen, kennen en zijn. Deze sluiten aan bij de ontwikkelingsgebieden van het Interactum expertisecentrum Persoonlijk Meesterschap (CEPM).
Verbeterpunten en kansen Voor het verbeteren van de begeleiding van startende leraren tijdens de inductiefase worden de volgende verbeterpunten en kansen voorzien:
Het gezamenlijk met het werkveld ontwikkelen van een heldere ontwikkelingslijn van student tot startbekwaam en vakbekwaam leerkracht op basis van een goede operationalisering van vakbekwaamheid op diverse inhoudelijke gebieden. Hierbij dient aandacht te zijn voor zowel de ambachtelijke (pedagogisch/didactische), theoretische als de persoonlijke ontwikkeling. Het uitvoeren van gezamenlijk praktijkonderzoek in het CEPM naar de wijze waarop professionele zelfsturing en persoonlijk meesterschap door de beginnende leraar kan worden versterkt Het ontwerp van een gezamenlijke (blended learning) aanpak voor het vorm geven van inductietrajecten met aandacht voor leervormen voor werkplekleren en opleidingsleren Het ontwikkelen van instrumenten ter ondersteuning van de professionele ontwikkeling. Hierbij kan gedacht worden aan o begeleiding (selectie en training van mentor en coach) o peer review en collegiale feedback o Inbedding in het ontwikkelbeleid – en HR instrumentarium
37
Activiteiten en resultaten 2013-2016 Tabel 7 toont de resultaten en bijbehorende activiteiten die nodig zijn voor de versterking van de samenwerking binnen het thema ‘Inductieperiode’ (begeleiden van beginnende leraren). De tabel volgt, qua opbouw, de stappen van het ROTOR-model, een denk- en handelingsmodel en kern van ontwikkelingsbegeleidend onderzoek. Het ROTOR-model ontleent zijn naam aan de eerste letters van vijf logisch samenhangende stappen waaruit het is opgebouwd: Retrospectie, Ontwerpen, Toepassen, Onderzoeken en Reflectie en heeft de professionele ontwikkeling in de (onderwijs)praktijk tot doel: ontwikkeling van mensen. De ROTOR zal jaarlijks doorlopen worden waardoor een planmatige aanpak gegarandeerd wordt en jaarlijks een (opbrengstgericht) activiteitenverslag kan worden opgeleverd. Deze aanpak sluit tevens volledig aan op de ontwerpgerichte aanpak die we voorstaan bij het realiseren van de versterking van de samenwerking.
38
Activiteiten en resultaten 2013-2016 Activiteit Behoefteanalyse onder alumni Behoefteanalyse scholen inductie Uitvoeren verschilanalyse inductie
Deelresultaat Bekwaamheidsniveaus in kaart Regionale behoeften Ontwikkelbehoeften
Uitvoeringspartner Kempel en scholen Kempel en scholen Kempel en scholen
Functies werkgroep IND werkgroep IND werkgroep IND
O
Ontwerp doorgaande lijn werkplek-/opleidingsleren Ontwerp aanpak inductietraject (blended learning) Ontwerp certificeringsaanpak werkplekleren Ontwerp HRM en begeleidingsinstrumenten
ontwikkelingslijn in beeld Deelplan per traject Opleidingsaanbod gereed Begeleidingsinstrumenten
Kempel en scholen Kempel en scholen Kempel en scholen Kempel en scholen
werkgroep IND werkgroep IND werkgroep IND werkgroep IND
T
Informeren deelnemers Deelnemen inductietrajecten Voorbereiding onderzoeksproject CEPM (zelfsturend leren)
deelnemers geïnformeerd (as) Leerkrachten getraind Onderzoeksplan CEPM
Kempel en scholen Kempel en scholen Kempel en scholen
werkgroep IND werkgroep IND werkgroep IND
O
jaarlijkse evaluatie van aanbod en wensen Onderzoek tevredenheid inductietrajecten Onderzoek effectiviteit inductietrajecten onderzoek CEPM zelfsturend leren Bijstellingen in aanbod en begeleiding(instrumenten)
Resultaten beschikbaar Resultaten beschikbaar Resultaten beschikbaar Resultaten beschikbaar Herontwerp aanbod/begeleiding
Kempel en scholen Kempel en scholen Kempel en scholen Kempel en scholen Kempel en scholen
werkgroep IND werkgroep IND werkgroep IND werkgroep IND werkgroep IND
R
Rapporteren resultaten Publiceren op website en magazine Rapporteren voortgang en opbrengsten DUO Sessie over INDUCTIE op (jaarlijks) symposium
Buitenkring geïnformeerd idem idem idem
Kempel Kempel Kempel Kempel
lector / ond. lector / ond. managementgroep managementgroep
R
Tabel 7: resultaten en activiteiten gericht op de versterking van de samenwerking binnen het thema ‘Begeleiding beginnende leraren’
39
Aansluiting tussen initiële programma en verdere professionalisering Beginsituatie In het advies van de commissie kennisbasis pabo: ‘Een goede basis’ worden vijf maatregelen beschreven die samen moeten leiden tot verhoging van de kwaliteit van de (startbekwaam) leraar basisonderwijs. Het betreft de volgende maatregelen: 1. 2. 3. 4. 5.
eisen stellen aan de instroom; ontwikkelen van een beperkt kerncurriculum voor alle vakken; landelijke toetsing als extra garantie voor (een deel van) dat kerncurriculum; ontwikkelen van mogelijkheden tot profilering op één of meer vakken; aanvullende bekwaamheidseisen in de inductieperiode.
De vierde maatregel is de pendant van de brede basis: profilering en verdieping binnen de opleiding. Het is volgens de commissie kennisbasis pabo zeer gewenst dat elke student de kans krijgt om zich op een specifiek terrein nader te verdiepen. Voor een deel zit dat al in de opleiding, waar het gaat om de uitgebreide kennisbases voor pedagogisch-didactische kennis en voor taal en rekenen. Hier gaat het om een nadere verdieping in één of meer van de overige schoolvakken. De vijfde maatregel heeft betrekking op de eerste jaren van de beroepspraktijk, de zo genoemde inductieperiode. De belangrijkste reden voor deze maatregel is de mogelijkheid die de inductieperiode biedt om de overladenheid in de opleiding verder terug te dringen. Informeel is de ervaring dat beginnende leraren drie tot vijf jaar nodig hebben om het beroep echt in de vingers te krijgen. Deze periode moet worden benut voor aanvullende professionalisering. De profieldelen van de kennisbases zouden een bron kunnen zijn voor het verdiepen van professionele kennis op die vakken waarvoor de betreffende leraar alleen de kerndelen beheerst. Het initiële opleidingsprogramma van Hogeschool de Kempel is vanaf het studiejaar 2011-2012 stapsgewijs aangepast, conform het advies ‘Een goede basis’ en gestoeld op de inhoud van de kennisbases voor de (school)vakken en de generieke kennisbasis. In het studiejaar 2013-2014 zal intern en extern (werkveld, experts) overleg worden gevoerd over de ontwikkeling van initiële en post-initiële profileringsmogelijkheden. De doorgaande (post-intiële) professionalisering van startende leraren beperkt zich op dit moment tot deelname aan nascholingsaanbod op De Kempel. Met schoolbesturen wordt overleg gevoerd over een project ‘Samenwerking Inductieperiode’. Doel is het realiseren van een beter op elkaar afgestemd professionaliseringsaanbod dat combinaties biedt van opleidingsleren en werkplekleren, en beginnende leraren de mogelijkheden biedt zich te profileren en te ontwikkelen tot vakbekwaam leraar (in lijn met advies van de commissie kennisbasis pabo). Door deze samenwerking kunnen partners de ambities een brede basis en meer diepgang geven, want als er ergens sprake kan zijn van Versterking van de Samenwerking tussen werkveld en opleiding, dan is het wel ten aanzien van de vaststelling en het uiteindelijk tot uitvoering brengen van de profileringsmogelijkheden.
40
Activiteiten en resultaten Tabel 8 toont de resultaten en bijbehorende activiteiten die nodig zijn voor het realiseren van een adequate aansluiting tussen het initiële programma en de verdere professionalisering van (aanstaande) leraren.
41
Activiteit Evaluatie geleerde lessen t.b.v. initiele opleiding
Deelresultaat evaluatiegegevens
Uitvoeringspartner Kempel en scholen
Bijstellingen brede professionele basis ontwikkeling en implementatie profieldeel per thema Evaluatie geleerde lessen t.b.v. postinitiele opleiding ontwikkeling en implementatie profieldeel 1 per thema Evaluatie geleerde lessen t.b.v. werkplekleren bijstellingen en implementatie begeleidingsaanpak bijstellingen en implementatie HR/D instrumenten
bijstellingen curriculum 4 profieldelen initieel evaluatiegegevens 4 post-HBO profieldelen postinitieel evaluatiegegevens implementatie begeleidingsaanpak ingebruikname instrumentarium
Kempel en scholen Kempel en scholen Kempel en scholen Kempel en scholen Kempel en scholen Kempel en scholen Kempel en scholen
Functies deelnemers werkgroepen deelnemers werkgroepen deelnemers werkgroepen deelnemers werkgroepen deelnemers werkgroepen deelnemers werkgroepen deelnemers werkgroepen deelnemers werkgroepen
Tabel 8: resultaten en activiteiten gericht op de versterking van de samenwerking binnen het thema ‘Aansluiting initiële programma en verdere professionalisering’
42
Samenwerkingsovereenkomst samenwerkingspartners De bestuurders van de hieronder genoemde stichtingen stellen zich verantwoordelijk voor het gemeenschappelijk realiseren van de doelstellingen van Samen Opleiden zoals verwoord in het projectplan Samen Opleiden, tussen Peel en Maas en Dommel en Aa, Versterken samenwerking scholen en lerarenopleiding dat door de deelnemende instellingen is ingediend in het kader van de subsidieaanvraag Regeling versterking samenwerking lerarenopleiding en scholen De ondergetekenden 1. ZICHT Primair Onderwijs gevestigd in Gemert, vertegenwoordigd door dhr. K. Buuts 2. Qliq Primair Onderwijs gevestigd in Helmond, vertegenwoordigd door dhr. J. van der Heijden 3. Openbaar Onderwijs Helmond gevestigd in Helmond, vertegenwoordigd door dhr. H. Noot 4. Stichting Primair Onderwijs Venray gevestigd in Venray, vertegenwoordigd door mevr. Y Raaymakers 5. De Eenbes gevestigd in Geldrop, vertegenwoordigd door dhr. L. Polman 6. Platoo gevestigd in Helmond, vertegenwoordigd door mevr. A. Martens 7. Hogeschool de Kempel, tevens penvoerder, gevestigd in Helmond, vertegenwoordigd door dhr. T. van den Akker Verder ook te noemen ‘partijen’, Overwegende:
dat partijen in het kader van de subsidieaanvraag Regeling versterking samenwerking lerarenopleiding en scholen besloten hebben een samenwerkingsverband Samen Opleiden in te richten; dat partijen in de afgelopen jaren veel ervaring hebben opgedaan in de samenwerking om richtinggevend te kunnen zijn voor doorontwikkeling van opleidingsscholen; dat partijen in een formeel samenwerkingsverband Samen Opleiden gezamenlijk kennis op gebied van kwaliteit, onderwijsinnovatie, schoolontwikkeling en professionalisering willen ontwikkelen en delen; dat partijen een gezamenlijke verantwoordelijkheid dragen voor de vormgeving en kwaliteit van opleidingstrajecten voor aanstaande leraren; dat partijen de intentie hebben het beleid, de ontwikkeling en de uitvoering van de activiteiten in het samenwerkingsverband vorm te geven en uit te voeren als gezamenlijke onderneming, met ruimte en respect voor ieders identiteit en profiel dat partijen optimaal gebruik zullen maken van elkaars expertise, personele en materiële inzet dat partijen met betrekking tot de opzet, uitvoering en instandhouding van het samenwerkingsverband afspraken hebben gemaakt, die in het navolgende worden vastgelegd dat partijen zullen samenwerken onder de naam Samen Opleiden, tussen Peel en Maas en Dommel en Aa
43
Verklaren het volgende overeengekomen te zijn: 1. Doel en Verklaring 1.1. De hoofddoelstelling van de samenwerking is gericht op structurele samenwerking op het gebied van opleiden, ontwikkeling en professionalisering van leraren en schoolleiders en het gemeenschappelijk organiseren en uitvoeren van onderzoeksactiviteiten rond het versterken van de thema’s Opbrengstgericht werken, Omgaan met verschillen, Begeleiden startende leraren; Educatief partnerschap (Ouderbetrokkenheid) en Pedagogisch handelen ( voorkomen, signaleren en bestrijden van Pesten); 1.2. Partijen verklaren hierbij de samenwerking aan te gaan vanuit eigen profiel en identiteit om inhoud te geven aan en tot uitwerking te komen vanuit hetgeen is vermeld in het projectplan Samen Opleiden, tussen Peel en Maas en Dommel en Aa 1.3. Partijen dragen elk individueel en afzonderlijk de verantwoordelijkheid voor het ten uitvoer brengen van de beoogde samenwerking en spreken elkaar daarop aan. 1.4. Partijen achten zich bij de inrichting en uitvoering van het samenwerkingsverband gebonden aan hetgeen in wet- en regelgeving door de overheid is vastgelegd omtrent de definitie van opleidingsschool; de inrichting van een samenwerkingsverband; de borging van de kwaliteit, waaronder het landelijk toetskader en de rol van de NVAO daarin. 2. Bijdragen van partijen 2.1. De opleiding draagt zorg voor: 2.1.1. Een uitdagend curriculum, waarbij minimaal 40% van de credits op de school worden verdiend; 2.1.2.Een samenhangend programma waarbij het leren op de opleiding en het leren op de werkplek met elkaar worden verbonden; 2.1.3.Dat de kwaliteit van Samen Opleiden meegenomen wordt in de kwaliteitsmetingen binnen de interne PDCA-cyclus; 2.1.4.Dat de begeleiding van de studenten wordt uitgevoerd door voldoende en daartoe geschoolde stagebegeleiders; 2.1.5.Dat de scholen ondersteund worden in het uitbreiden van deskundigheid van mentoren en schoolopleiders m.b.t. leren, opleiden en begeleiden; 2.1.6.Een adequate organisatie, facilitering en professionaliteit van alle benodigde begeleiding t.b.v. studenten in scholen; 2.1.7.Een adequate uitvoering van het penvoerder schap. 2.2. De schoolbesturen zorgen voor: 2.2.1. Dat de deelnemende scholen niet als zwak of zeer zwak worden aangemerkt door de Inspectie van het Onderwijs; 2.2.2.Een adequate organisatie, facilitering en professionaliteit van alle benodigde begeleiding; 2.2.3.De waarborg dat studenten de gelegenheid hebben om ervaring op te doen in gevarieerde onderwijssituaties; 2.2.4.Dat studenten begeleid worden door voldoende en gekwalificeerde mentoren; 2.2.5.Een adequate organisatie, facilitering en professionaliteit van alle benodigde begeleiding; 2.2.6.Een kwaliteitszorgplan, dat waarborgt dat de streefdoelen van de opleiding gerealiseerd worden en deze periodiek evalueert; 2.2.7.Adequate en tijdige informatie over de voortgang van het project.
44
2.3. De opleidingsschool, zijnde de samenwerkende partijen, draagt zorg voor: 2.3.1.Algemene en thematische samenwerking op het gebied van Opbrengstgericht werken, Omgaan met verschillen, Begeleiding (invallende)startende leraren, Educatief partnerschap en Pedagogisch handelen; 2.3.2.Opleiden (ontwikkeling curriculum, profileringsmogelijkheden en praktijkervaring); 2.3.3.Ontwikkeling en profilering van het Samen Opleiden; 2.3.4.Ontwikkeling en begeleiding, professionalisering van startende en ervaren leraren; 2.3.5.Leren, ontwikkelen en onderzoeken binnen de opleidingsscholen, onderzoekscentrum en diverse kenniskringen; 2.3.6.Het beïnvloeden en ondernemen van gemeenschappelijke activiteiten op het gebied van arbeidsmarkt en ontwikkelingsgericht HRM. 3. Financiering 3.1. Partijen stellen een projectplan op, waarin vastgelegd is hoe de verkregen gelden in het kader van de regeling, plus eigen middelen, worden ingezet; 3.2. Jaarlijks wordt een activiteitenplan, inclusief begroting vastgesteld door de Stuurgroep; 3.3. Partijen brengen lectoren, docenten en kennis in. In het projectplan is vastgelegd onder welke voorwaarden dit gebeurt, waaronder de hoogte van de daaraan verbonden vergoedingen; 3.4. Het financiële beheer ligt bij de penvoerder. 4. Organisatiestructuur 4.1. Partijen geven vorm aan het samenwerkingsverband volgens het sturingsmodel zoals weergegeven in ‘Projectplan Samen opleiden’, stuurgroep, managementteam, themagroepen, leerwerkgemeenschappen. 4.2. De stuurgroep bestaat uit de bestuurders (of beslissingsbevoegde vertegenwoordigers van die bestuurders) van de betrokken partijen. Ze komen drie maal per jaar (of vaker indien nodig) bij elkaar onder voorzitterschap van de penvoerder, hogeschool De Kempel. De voortgang van projecten wordt gevolgd aan de hand kwartaalrapportages per projectgroep. De stuurgroep bijeenkomsten worden voorbereid door de voorzitter van de managementgroep. 5. Aard van de samenwerkingsovereenkomst 5.1. Looptijd van de overeenkomst 5.1.1.De samenwerking wordt aangegaan voor de looptijd van looptijd 1-1-14 tot 31-12-16. Medio 2016 evalueren partijen de samenwerking en nemen partijen, met inachtneming van de aangegane verplichtingen, gezamenlijk een besluit op welke voorwaarden de samenwerking na afloop van de periode zal worden voortgezet. Partijen spreken de intentie uit om ook na afloop van de periode te blijven samenwerken in het samenwerkingsverband. 5.1.2.Tussentijdse beëindiging van de samenwerking door één of meer van de partijen is slechts mogelijk indien alle partijen hiermee instemmen en dient schriftelijk te geschieden met inachtneming van een opzegtermijn van een jaar. De opzegging tast reeds aangegane verplichtingen niet aan. 5.1.3.Na een tussentijdse opzegging door een van de partijen zetten de overige partners de samenwerking voort. Het recht op gebruik van de naam ‘Samen Opleiden tussen Peel en Maas en Dommel en Aa’ komt uitsluitend toe aan de overblijvende partners.
45
5.2. Verzuim 5.2.1.Indien een der partijen in gebreke is met de tijdige en volledige nakoming van de in deze overeenkomst opgenomen verplichtingen, zullen de andere partijen haar een redelijke termijn stellen waarbinnen deze alsnog volledig kunnen worden nagekomen. Indien betreffende partij vervolgens in gebreke blijft met de juiste nakoming van haar verplichtingen, zijn de ander partijen gerechtigd deze overeenkomst te ontbinden zonder nadere in gebreke stelling en zonder rechtelijke tussenkomst, onverminderd hun recht om nakoming te verlangen alsmede vergoeding van de schade, zie zij ten gevolge van het verzuim lijden. 5.3. Beëindigen van de samenwerking 5.3.1.Indien besloten wordt om de samenwerking te beëindigen, zullen partijen afspraken maken over de wijze waarop die beëindiging wordt vormgegeven. Bij de formulering van deze afspraken zal uiterste zorgvuldigheid worden betracht ten aanzien van de belangen van betrokkenen. 5.3.2.Indien de samenwerking wordt beëindigd, zal geen van de partijen het recht hebben de naam van de samenwerking te voeren. 5.3.3.Ieder der partijen is gerechtigd de samenwerking te ontbinden zonder rechtelijke tussenkomst indien één der partijen: -surseance van betaling aanvraagt of haar surseance van betaling is verleend, of haar faillissement aanvraagt of haar faillissement is uitgesproken. 5.4. Toetreding tot het samenwerkingsverband 5.4.1.Tussentijdse toetreding tot het samenwerkingsverband door een nieuwe partij is alleen mogelijk indien de zittende partijen daartoe in unanimiteit besluiten, met inachtneming van wet- en regelgeving. 5.4.2.Over de inbreng van een nieuw toe te treden partij beslist de stuurgroep op basis van consensus. 5.5. Delen en verspreiden van kennis 5.5.1.Partijen spannen zich in om kennis en opbrengsten te delen via de hen bekende communicatieplatforms zoals teamvergaderingen, directie overleggen, nieuwsbrieven, Veldcommissie Schoolbesturen en Werkveldcommissie en nieuwe vormen van kennisdelen als de website Samen opleiden, Meet to Create (M2C) en een jaarlijks magazine. 5.5.2.Partijen verplichten zich om kennis publiekelijk beschikbaar te maken. 5.6. Aansprakelijkheid 5.6.1.Elk der partijen is zelf aansprakelijk voor haar handelingen of voor de handelingen van haar ondergeschikten en van andere personen waarvoor de aansprakelijkheid wordt toegerekend. 5.6.2.Elk der leden draagt zelf zorg voor een adequate aansprakelijkheidsverzekering voor aan derden toegebrachte schade, veroorzaakt door haar ondergeschikten of anderen voor wie haar aansprakelijkheid wordt toegerekend. 5.6.3.De leden vrijwaren elkaar voor alle aanspraken van derden verband houdende met het niet naleven door een partij van de toepasselijke wet- en regelgeving.
5.7. Onvoorziene omstandigheden en geschillen 5.7.1.Over alle zaken waarin deze overeenkomst niet voorziet, beslist de stuurgroep. 5.7.2.Indien zich tussen de leden over de uitvoering of interpretatie van deze samenwerking een geschil voordoet, wordt binnen 2 maanden nadat het geschil door een van de 46
partijen schriftelijk aan de stuurgroep kenbaar is gemaakt, een vergadering belegd, met het doel tot een oplossing van het geschil te komen. 5.7.3.Alle daarna nog bestaande geschillen tussen de leden zullen, uitsluitend worden beslecht door de bevoegde rechter in het arrondissement Oost Brabant Deze samenwerkingsovereenkomst wordt beheerst door het Nederlandse recht. Aldus vastgesteld en ondertekend op 27 september 2013
Dhr. K. Buuts:
Dhr. J. van der Heijden:
Dhr. H. Noot:
Mevr. Y. Raaymakers:
Mevr. A. Martens
Dhr. L. Polman:
Dhr. T. van den Akker:
47
Begroting 2013-2016 De begroting is als aparte bijlage bij dit projectplan meegestuurd.
48
Bijlagen Overzicht deelnemende besturen en scholen De vetgedrukte scholen maken vanaf de start deel uit van het Samenwerkingsverband. Uiteindelijk zal het Samenwerkingsverband bestaan uit drie scholen per bestuur (zie pagina 14 ‘Omvang Samenwerkingsverband) Gegevens basisscholen SPO Venray Scholen Bs. Antonius Bs. de Bongerd Bs. Coninxhof Sws Estafette SBO Focus Bs. de Hommel Bs. de Keg Bs. de Kruudwis Bs. de Landweert Bs. de Lier Bs. De Meulebeek Bs. H. Maria Oirlo Bs. de Meent Bs. St. Oda Bs. St. Petrus Banden Bs. de Stek Bs. de Toverbal Bs. de Vlaswei
Adres Veulenseweg 53 Eikenlaan 1 Goudsmidstraat 9 Kiosk 3 Groenewoltsepad 2 Oostsingel 39 Tinnegieterstraat 6 Klaproos 21 Boterbloem 45 Coppelenberg 3 Watermolenstraat 3 Hoofdstraat 28 Kapelweg 3 Pater Tulpstraat 1 Charles Ruysstraat 1 Matthiasstraat 17 Ursulastraat 15a Boterbloem 47
Postcode 5814 AB 5802 CS 5801 RE 5802 NP 5801 AP 5802 AM 5801 RK 5803 HE 5803 CN 5815 AJ 5807 BJ 5808 AV 5809 AJ 5813 CD 5802 BC 5811 AN 5801 EM 5803 CN
Plaats Veulen Venray Venray Venray Venray Venray Venray Venray Venray Merselo Oostrum Oirlo Leunen Ysselsteyn Venray Castenray Venray Venray
Postcode 5421 HW 5423 SL 5763 AP 5764 PR 5421 HA 5425 VZ 5424 TS 5421 SN 5761 BV 5421 TR 5421 HB 5427 AL 5427 CH 5428 GL
Plaats Gemert Handel Milheeze De Rips Gemert De Mortel Elsendorp Gemert Bakel Gemert Gemert Boekel Boekel Venhorst
Gegevens basisscholen Zicht Primair Onderwijs Scholen Berglarenschool BS De Havelt BS de Kastanjelaar BS De Klimboom BS Het Venster BS Kleinerf Mr. Ivenschool Michaëlschool St. Willibrordusschool Ds. Swildensschool Petrus Dondersschool BS Octopus BS de Regenboog BS St. Cornelius
Adres Groeskuilenstraat 32 O.L. Vrouwestraat 60 Elsenstraat 3 Meester Hertsigstraat 7 Churchillaan 18 Lochterweg 5 St. Janstraat 49/51 Past. Attendorenstraat 48 Schoolstraat 35 Valeriusstraat 33 De Stroom 15 Parkweg 36 Kennedystraat 3 St. Josephplein 7
49
Gegegevens basisscholen PlatOO Scholen OBS de Regenboog OBS De Horizon OBS de Bron OBS ’t Schrijverke De Mijlpaal De Gentiaan OBS ’t Einder OBS de Kleine Kapitein OBS de Hasselbraam OBS de Rietpluim OBS de Ranonkel OBS de Driehoek OBS Het Klokhuis OBS het Het Toverkruid
Adres Van Gendtlaan 4 J. van Diesduncstraat 42 Spaarne 18 Heer v Grevenbroeckweg 1 Brabantring 1 Ijssellaan 2 Wetering 25 Bernhardstraat 2A Torteltuin 2 Van Duijnhovenlaan 15 Dommel 20 J. van Rixtelstraat 26 Wijnkelderweg 3a Dalkruid 23
Postcode 5694 SC 5721 VM 5751 WJ 5731 EK 5672 EE 5691 HB 5422 AN 5761 BJ 5754 HA 5673 AP 5711 KT 5735 GA 5741 ND 5721 RR
Plaats Son en Breugel Asten Deurne Mierlo Nuenen Son en Breugel Gemert Bakel Deurne Nuenen Someren Aarle-Rixtel Beek en Donk Asten
Adres Beringstraat 56 Papenvoort 10 Beneden Beekloop 93 Hazelaar 47 Parallelweg 8 Linze 3 St. Jozefplein 3 De Spinner 6 Pastoor Gastlaan 2 Schoolstraat 1 Wersakker 55 Dorpsstraat 103 Burg. Van Mierlostraat 92 Haver 13 Heuvel 5 Jacobushoek 5 Jacob Catsstraat 1-3 Heikampen 3 De Koppel 1 Vrouwkensakker 17 Mariastraat 31 Broekelingstraat 2 Klumper 62 Schoolstraat 1 Beverstraat 11 Otterweg 31 De Wieken 38 Molenweg 5
Postcode 5665 GX 5663 AH 5662 HK 5664 VE 5664 AC 5667 AH 5666 RL 5591 NG 5591 BM 5591 HK 5731 KE 5731 JH 5731 GH 5731 LA 5674 RR 5672 HZ 5671 VP 5672 ST 5674 NW 5673 PE 5738 AH 5735 HC 5737 AZ 5735 CG 5741 KW 5741 BC 5737 JA 5741 NA
Plaats Geldrop Geldrop Geldrop Geldrop Geldrop Geldrop Geldrop Heeze Heeze Heeze Mierlo Mierlo Mierlo Mierlo Nuenen Nuenen Nuenen Nuenen Nuenen Nuenen Mariahout Aarle-Rixtel Lieshout Aarle-Rixtel Beek en Donk Beek en Donk Lieshout Beek en Donk
Gegevens basisscholen Eenbes Scholen BS de Branding BS St. Jozef BS Dommeldal BS ’t Klokhuis SBO Burg. V.d.Putt BS ’t Vijfblad BS De Windroos BS Merlebos BS Kindcentrum de Parel BS Dirk Hezius BS den Boogerd BS St. Johannes BS Loeswijk BS St. Lucia Brede School Heuvelrijk BS de Wentelwijk BS de Dassenburcht BS Insp.Crijns BS St Jozef BS de Nieuwe Linde Bernadetteschool BS Brukelum BS de Fontein BS de Heindert Daltonbasisschool Ótterke’ BS Kindcentrum de Raagten Mariabasisschool Brede School De Muldershof
50
Gegevens basisscholen Qliq Primair Scholen BS ’t Baken BS Den Bongerd BS Dierdonk Kindcentrum Mozaiek Jorisbasisschool BS De Korenaar BS Mondomijn BS St. Odulfus BS St. Trudo BS de Vendelier BS de Vlier Brede Basisschool de Vuurvogel BS Westwijzer BS de Zevensprong
Adres Dolfijnlaan 81 Betuwehof 10 Nijendaldreef 1 Nieuwveld 61 Mahoniestraat 9 Rector Heuvelstraat 4 Laan door de Veste 1000 Slegersstraat 2a St. Trudostraat 2 Schutsboom 67 Maaslaan 197 Prins Karelstraat 127 Kromme steenweg 31 Theo Driessenhof 35
Postcode 5706 BT 5709 KP 5709 RK 5702 HW 5706 VS 5704 AN 5708 ZZ 5706 AX 5708 GL 5706 KH 5704 LD 5701 VL 5707 CB 5709 BA
Plaats Helmond Helmond Helmond Helmond Helmond Helmond Helmond Helmond Helmond Helmond Helmond Helmond Helmond Helmond
Gegevens basisscholen OBS Helmond Scholen
Adres
Postcode
Plaats
OBS Brandevoort BS De Bundertjes OBS ’t Hout OBS de Lindt OBS de Rakt OBS de Straap OBS de Stroom
De Plaetse 150 Basstraat 208 Mahoniestraat 13 Sprengersstraat 1 Baroniehof 212 Twentehof 200 Rijnlaan 103
5708 CJ 5702 SM 5706 VS 5708 EV 5709 HD 5709 KG 5704 HZ
Helmond Helmond Helmond Helmond Helmond Helmond Helmond
51
Center of expertise Persoonlijk Meesterschap (CEPM)
Medio 2014 is het Expertisecentrum operationeel. De doelgroep is (aankomende) professionals in onderwijs en aanpalende sectoren. Het Expertisecentrum biedt (op locaties in het land) o.a. scholings-, bezinningsdagen en cursussen aan (bij voorkeur vraaggestuurd). Het doel is tweeledig: 1. De scholing biedt cursisten handvatten om het bewustzijn te vergroten over de rol van hun persoonlijkheid (persoonskenmerken en zelfbeeld) én van hun dieperliggende overtuigingen, drijfveren en waarden in hun performance als professional. Bij dat groter (zelf)bewustzijn hoort ook een door theorie, in de dialoog en de context van de school ontwikkeld beoordelingsvermogen: het juiste (vakkennis: to know what, to know how) doen en het moreel goede doen (to kwow why). De Onderwijsraad (Onderwijsraad, 2013) noemt dit praktische wijsheid. Volgens de Onderwijsraad leidt dit tot een groter zelfvertrouwen van de professional, in zijn contact met medeprofessionals binnen en buiten het onderwijs, met ouders, vertegenwoordigers van de samenleving en van de overheid. De professional weet waarvoor hij staat, kan dit ook beargumenteren en kan zijn keuzes verantwoorden. Een leerkracht maakt ontelbare keuzes, in het directe contact met kinderen, in zijn pedagogischdidactisch handelen, in de keuze van leerstof op vele terreinen, in de individuele benadering van kinderen. Die keuzes worden gemaakt in een fractie van een seconde. Daarbij schept hij uit een bijna onuitputtelijke bron van theoretische kennis, praktische kennis, ervaringen als mens en professional, waarden, overtuigingen en drijfveren. Dat te expliciteren en bewust inzetten leidt tot grotere individuele beroepstrots en ook tot een grotere beroepseer van de sector als geheel. En dat voert tot een hogere status van het beroep. 2. Het tweede doel van het expertisecentrum is theorievorming. Kloppen de bij 1 genoemde aannames? Werkt het zo? Het expertisecentrum levert prototypes op over de relatie van persoonlijk meesterschap met het lesgeven aan kinderen, de relatie van persoonlijk meesterschap met de cultuur van een organisatie, de inbedding van persoonlijk meesterschap in de lerarenopleiding. Het expertisecentrum doet voortdurend onderzoek naar de werking van deze prototypes. Daarmee levert het centrum een bijdrage aan het wetenschappelijk debat.
52
ROTOR-model
Het ROTOR-model is een denk- en handelingsmodel en bestaat uit vijf stappen. Deze vijf stappen of fasen van de ROTOR, Retrospectie-Ontwerpen-Toepassen-Onderzoeken-Reflectie, worden hieronder kort uitgewerkt en voorzien van veel voorkomende vragen uit de praktijk als voorbeeld. Retrospectie. De eerste stap omvat een reflecterende terugblik. Deze terugblik omvat vragen die je bijvoorbeeld kunt stellen bij de overgang van instructiegericht opleiden op de hogeschool naar competentiegericht leren en leren onderwijzen in leerwerkgemeenschappen. Vragen zijn dan: “wat willen we of wie nu precies veranderen of ontwikkelen en met welke doelstellingen?”. Het afzetten van de huidige situatie tegen de gewenste situatie leidt tot vooronderstellingen en tot vragen: “wat is er aan de hand, voor wie of wat en in welke omstandigheden?” Bij elkaar vormen die de probleemstelling of een probleemschets. Na de probleemstelling worden de gestelde vragen scherper: “wat omvat competentiegericht leren onderwijzen, wat zijn leerwerkgemeenschappen, draagt werken in tutorgroepen bij aan betekenisvol leren?” Het omvat een zoeken naar: “wat is in de literatuur en in de praktijk over de gestelde problematiek(en) al bekend. Maar ook naar: “welke concrete (SMART) doelstellingen of producten worden nagestreefd, door wie en binnen welke tijd?” En ten slotte tot: “leiden de probleem- en doelstelling tot specifieke onderzoeksvragen en voor wie?” Ontwerpen. Hierop aansluitend vormt de tweede stap een SMART-georiënteerde planmatige uitwerking van een of meer mogelijke oplossingsontwerpen voor de gestelde problematieken. Het ontwerp of de ontwerpen kennen inhoudelijke en vormgevingselementen en zijn steeds uitgewerkt op basis van een doelstelling die de kern vormt van een gemeenschappelijk gedragen ambitie die gericht is op het oplossen van de gestelde problematiek. Centrale vragen die rijzen zijn: “welke ontwerpen van leerwerkgemeenschappen, tutorgroepen, zijn mogelijk en realistisch, uit welke elementen bestaan de gekozen ontwerpen en welke van die elementen leveren een belemmerende dan wel een bevorderende bijdrage voor het bereiken van de doelstelling en voor het oplossen van de probleemstelling en waarom?” Ook de methode van onderzoek krijgt hier vorm. Om wat voor onderzoek gaat het: kwalitatief, kwantitatief, mengvorm, explorerend, evaluatief? De gekozen methode is bepalend voor de
53
dataverzameling in de fase van het Toepassen zowel als voor de analyses bij de dataverwerking. Daarom is het zinvol al in deze fase na te denken zowel over de vraag: “wie onderzoeken welke vragen op welke wijze als over de vraag hoe en waarmee gaat wie de resultaten verwerken en analyseren?” Toepassen. De derde stap is het toepassen en proberen of testen van de beoogde inhouden en de vormgeving van het gekozen ontwerp dat past bij de voorgenomen onderwijsontwikkeling in de praktijk. Dit gebeurt in een veilige probeer- en leeromgeving. Vragen zijn hier: “wie nemen deel aan het toepassen in de praktijk, wat is daarvoor nodig aan materialen en middelen en welke procedure en voor hoe lang?” De leraar als onderzoeker zal in deze stap data verzamelen door zijn onderzoeksvragen aan zichzelf te stellen of aan de mensen te stellen die met de ontwikkeling bezig zijn. Onderzoeken. De vierde stap omvat het onder de loep leggen, het analyseren van de antwoorden die op basis van de dataverzameling zijn verkregen op de onderzoeksvragen tijdens het toepassen of proberen in de praktijk van het ontwerp. Deze analyserende stap vormt de onderzoekskern van de cyclische probleemoplossings- en ontwerptheoretische aanpak. De wijze waarop de leraar als onderzoeker analyseert hangt af van de gekozen onderzoeksmethode: kwalitatief, kwantitatief, mengvorm, explorerend, evaluatief? Reflectie. De SMART georiënteerde opzet van dit model leidt tot de vijfde, reflecterende stap. Deze omvat een reflectie op de verkregen onderzoeksresultaten en een diagnose daarvan tegen het licht van de onderzoeksvragen, -doelen en de probleemstelling. Vragen worden nu gesteld aan de onderzoeksmethode en -resultaten zelf: “tot welke logische conclusies leiden de resultaten in het licht van de onderzoeksvragen?” Maar ook: “welke onderlinge verbanden blijken aanwezig, wat waren de kernproblemen, zijn de verkregen resultaten gezien de gevolgde methode van onderzoek voldoende betrouwbare en valide?” Daarna meer beschouwend: “wat hebben de getrokken conclusies voor betekenis gezien de probleemstelling, welke gevolgtrekking volgt daaruit voor de toepasbaarheid van het onderzochte ontwerp en tot welk advies of adviezen leidt dit voor de beleidsmakers en besluitvormers?”
54
55