nummer 20 19 mei 2016
Elektronisch
gemeenteblad Peel en Maas Uitgave: college van burgemeester en wethouders Peel en Maas
Het elektronisch gemeenteblad (EGB) is het gemeentemedium met alle wekelijkse nieuwsberichten en bekendmakingen. Het is beschikbaar op de gemeentelijke website. Een geprint elektronisch gemeenteblad kunt u bekijken in de informatiehoek van het Huis van de Gemeente, bij de bibliotheken en de gemeenschapshuizen in Peel en Maas. Wilt u iedere week het EGB in uw mailbox ontvangen, kunt via onze website een kosteloos abonnement nemen www.peelenmaas.nl > Home > Inwoners > Actueel > E-mail nieuwsbrief. Heet u geen digitale mogelijkheden, dan kunt u natuurlijk ook kosteloos een kopie in het Huis van de Gemeente ophalen.
Nieuwsberichten Volg ons digitaal en op social media We zijn als gemeente al lange tijd actief op social media. Onder andere via Facebook en Twitter houden wij u op de hoogte van het laatste nieuws in de gemeente Peel en Maas. Wilt u daarnaast meepraten over onze gemeente of online vragen stellen? Volg ons dan op
@gempeelenmaas,
Gemeentepeelenmaas of bekijk ons YouTube kanaal
GemeentePeelEnMaas.
Aangepaste openingstijden Huis van de Gemeente • Vrijdag 3 juni gehele dag gesloten (Personeelsdag)
Openingstijden • • •
Maandag Dinsdag t/m vrijdag Zaterdag
8:30 uur - 19.30 uur 8:30 uur - 17:00 uur 8:30 uur - 12:00 uur
Afspraak maken • •
Noodzakelijk: voor aanvragen van alle producten van Burgerzaken én afspraak op maandagavond en zaterdagochtend voor Werk, Zorg en Jeugdhulp Mogelijk: voor Vergunning Toezicht en Handhaving én Werk, Zorg en Jeugdhulp overdag.
Via onze website www.peelenmaas.nl maakt u eenvoudig digitaal een afspraak. Geen internet? Neem dan contact op met ons Klant Contact Centrum (077) 306 66 66. Zij helpen u graag!
Fotograaf aanwezig maandag dinsdag woensdag donderdag vrijdag zaterdag
08.30 – 12.30 en 16.00 – 19.30 uur 08.30 – 12.30 en 13.30 – 15.30 uur 08.30 – 12.30 en 13.30 – 17.00 uur 08.30 – 12.30 en 13.30 – 15.30 uur 08.30 – 12.30 en 13.30 – 17.00 uur 08.30 – 12.00 uur
Afval nieuws Vanaf 20 juni gaan wij ook in de kernen Baarlo, Beringe, Grashoek, Helden en Maasbree op de nieuwe manier het afval inzamelen. Ons eigen enthousiaste team van de buitendienst verzorgt de nieuwe afvalinzameling. Zij rijden in herkenbare afvalwagen met twee of drie compartimenten om meer soorten afval gescheiden op te halen. In Egchel, Koningslust en Panningen halen we op deze manier al langer succesvol het afval op.
isa en bas gaan afval scheiden
as
• • • • • •
Is a en B
mmm... lekker isa, al dat afval.
nee bas, niet zoveel eten. ...we gaan scheiden!
Voor de inwoners van Meijel, Kessel en Kessel-Eik blijt alles nog even bij het oude. Wij streven ernaar om ook in de kernen zo snel mogelijk volgens de nieuwe manier het afval in te zamelen. Wij wensen alle inwoners van Baarlo, Beringe, Grashoek, Helden en Maasbree veel succes!
peel en maas heeft twee nieuwe inwoners. het blikje isa (ik sorteer afval) is een expert op het gebied van afvalscheiding. bas (beter afval sorteren) kan nog veel leren van isa. de komende weken zijn bas en isa regelmatig te vinden in het gemeentenieuws. hierin vertellen ze meer over het scheiden van afval.
2
Alle informatie in deze gemeenterubriek kunt u ook vinden op onze website, maar ook: • Abonneer uzelf op het Elektronisch GemeenteBlad (EGB) en ontvang het gemeentenieuws in uw mailbox! • Meld u aan op www.burgernet.nl • Gevonden en verloren voorwerpen • Meldcode Huiselijk geweld en kindermishandeling • Uittreksel Basisregistratie personen goedkoper bij digitaal aanvragen (24/7) • Geef een locatie door voor het planten van nieuwe bomen in uw buurt: http://nudge.nl/bomen • Meldcode Huiselijk geweld en kindermishandeling
3
nr. 20 19 mei 2016 Elektronisch gemeenteblad
Oficiële bekendmakingen Oficiële (verkorte) publicaties U kunt op de hoogte blijven van de oficiële bekendmakingen zoals vergunningen, bestemmingsplannen, regelgeving van de gemeente via www.peelenmaas.nl > Inwoners > Actueel > Bekendmakingen > Elektronisch gemeenteblad.
Elektronisch gemeenteblad Het is de enige oficiële bron van de gemeente waaraan rechten kunnen worden ontleend, wordt wekelijks uitgegeven als pdfbestand en is te raadplegen op de gemeentelijke website. Een geprint EGB kunt u inzien in de informatiehoek van het Huis van de Gemeente, bij de bibliotheken en de gemeenschapshuizen in Peel en Maas.
Structuurvisie Wonen Noord-Limburg vastgesteld Burgemeester en Wethouders van Peel en Maas maken, gelet op het bepaalde in de Wet ruimtelijke ordening, de ter inzage legging bekend van de, door de gemeenteraad op 5 april 2016 vastgestelde: Regionale Structuurvisie Wonen Noord-Limburg (NL.IMRO.1894.SVI0011-VG01) In deze structuurvisie wordt de gewenste ruimtelijke ontwikkelingsrichting ten aanzien van het beleidsveld ‘Wonen’ in de acht gemeenten in de regio Noord-Limburg (Beesel, Bergen, Gennep, Horst aan de Maas, Mook en Middelaar, Peel en Maas Venlo en Venray) vastgelegd.
Verordening herbenoeming burgemeester Peel en Maas De gemeenteraad heet in de vergadering van 10 mei 2016 de Verordening Herbenoemingscommissie burgemeester gemeente Peel en Maas vastgesteld. Na een periode van zes jaren is het wettelijk voorgeschreven dat een besluit moet worden genomen over de herbenoeming van de burgemeester. Voor de uitvoering van dit proces dient een verordening te worden vastgesteld. De vastgestelde verordening (2016-031) ligt in het Klanten Contact Centrum bij de raadsstukken van de grifie ter inzage.
Kennisgeving melding Wet Milieubeheer Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Peel en Maas maakt bekend dat de volgende meldingen zijn ingediend op grond van de artikelen 8.40 en 8.41 Wet milieubeheer en het Activiteitenbesluit milieubeheer: • Helden, 5988 EM, Molenstraat 7. Het veranderen van Café Feestzaal ‘De Zoes’. • Panningen, 5981 TJ, Wietelweg 4. Het oprichten van een tandartsenpraktijk. De meldingen en de bijbehorende stukken liggen met ingang van 18 mei 2016 gedurende vier weken ter inzage in het Huis van de Gemeente te Panningen. De meldingen en de bijbehorende stukken zijn tijdens de openingstijden van de publieksbalie, bij voorkeur op afspraak, in te zien.
Beleidsregel Landelijke Toegankelijkheid en Regiobinding Maatschappelijke opvang Peel en Maas 2016 Burgemeester en wethouders maken bekend dat het college van B&W van Venlo, namens de gemeente Peel en Maas op 23 februari 2016 de volgende twee besluiten heet genomen: 1. het Besluit Beschermd Wonen, Maatschappelijke Opvang en Vrouwenopvang 2016 2. de Beleidsregel Landelijke toegankelijkheid en Regiobinding Maatschappelijke Opvang Het besluit en de beleidsregels treden met terugwerkende kracht in werking vanaf 1 januari 2016 en zijn toegevoegd als Bijlagen 1, 2 en 3 aan EGB week 20 – 2016.
Beleidsregel maatschappelijke ondersteuning Peel en Maas In de vergadering van 10 mei 2016 heet het college van B&W besloten de volgende beleidsregel vast te stellen: Beleidsregel maatschappelijke ondersteuning Peel en Maas Tegelijkertijd met de vaststelling van deze beleidsregel is de vorige versie van deze beleidsregel ingetrokken. De beleidsregel gaat over de uitwerking van de verordening maatschappelijke ondersteuning Peel en Maas en bevat regels over de procedure van een hulpvraag, over maatwerkvoorzieningen en algemene voorzieningen, persoonsgebonden budget en waardering van mantelzorgers. De integrale tekst van de beleidsregel is toegevoegd als Bijlage 4 aan EGB week 20 – 2016.
Verordening Maatschappelijke ondersteuning Peel en Maas In haar vergadering van 10 mei 2016 heet de raad besloten de volgende verordening te wijzigen: Verordening Maatschappelijke ondersteuning Peel en Maas Veranderd is Artikel 14: regels voor bijdragen in de kosten van maatwerkvoorzieningen en algemene voorzieningen. De gewijzigde verordening treedt in werking op 20 mei 2016. De integrale tekst van de verordening is toegevoegd als Bijlage 5 aan EGB 20-2016.
Oficiële bekendmakingen Verordening herbenoeming burgemeester Peel en Maas De gemeenteraad heet in de vergadering van 10 mei 2016 de Verordening herbenoemingscommissie burgemeester gemeente Peel en Maas vastgesteld. Na een periode van zes jaren is het wettelijk voorgeschreven dat een besluit moet worden genomen
4
over de herbenoeming van de burgemeester. Voor de uitvoering van dit proces dient een verordening te worden vastgesteld. De vastgestelde verordening (2016-031) ligt in het Klanten Contact Centrum bij de raadsstukken van de grifie ter inzage.
Beleidsregel Landelijke Toegankelijkheid en Regiobinding Maatschappelijke opvang Peel en Maas 2016 Burgemeester en wethouders maken bekend dat het college van B&W van Venlo, namens de gemeente Peel en Maas op 23 februari 2016 de volgende twee besluiten heet genomen: 1. het Besluit Beschermd Wonen, Maatschappelijke Opvang en Vrouwenopvang 2016 2. de Beleidsregel Landelijke toegankelijkheid en Regiobinding Maatschappelijke Opvang Wilt u het besluit en/of de beleidsregels inzien? Iedereen kan het besluit en/of de beleidsregels vanaf 20 april 2016 gedurende 6 weken inzien in het Huis van de Gemeente te Panningen. Daarnaast zijn de beleidsregels permanent digitaal raadpleegbaar via www.overheid.nl Het besluit en de beleidsregel treden met terugwerkende kracht in werking vanaf 1 januari 2016 en zijn toegevoegd als Bijlagen 1, 2 en 3 aan EGB week 20 – 2016. Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Sjoerd van de Laar van team Maatschappelijke Ontwikkeling.
Beleidsregel maatschappelijke ondersteuning Peel en Maas In de vergadering van 10 mei 2016 heet het college van B&W besloten de volgende beleidsregel vast te stellen: Beleidsregel maatschappelijke ondersteuning Peel en Maas Tegelijkertijd met de vaststelling van deze beleidsregel is de vorige versie van deze beleidsregel ingetrokken. De beleidsregel gaat over de uitwerking van de verordening maatschappelijke ondersteuning Peel en Maas en bevat regels over de procedure van een hulpvraag, over maatwerkvoorzieningen en algemene voorzieningen, persoonsgebonden budget en waardering van mantelzorgers De beleidsregel treedt in werking op 20 mei 2016; De beleidsregel is binnenkort te raadplegen via de site van de gemeente Peel en Maas: www.peelenmaas.nl > Bestuur > Regelgeving of via http://wetten.overheid.nl. Ook kunt u de beleidsregel inkijken in het Huis van de Gemeente. Voor telefonische vragen belt u met het Klant Contact Centrum (077) 306 66 66. De integrale tekst van de beleidsregel is toegevoegd als Bijlage 4 aan EGB week 20 - 2016.
Verordening Maatschappelijke ondersteuning Peel en Maas In haar vergadering van 10 mei 2016 heet de raad besloten de volgende verordening te wijzigen: Verordening Maatschappelijke ondersteuning Peel en Maas Veranderd is Artikel 14: regels voor bijdragen in de kosten van maatwerkvoorzieningen en algemene voorzieningen. De gewijzigde verordening treedt in werking op 20 mei 2016. De gewijzigde verordening is binnenkort te raadplegen via de site van de gemeente Peel en Maas: www.peelenmaas.nl > Bestuur > Regelgeving > Zoek een verordening of via http://wetten.overheid.nl. Ook kunt u de verordening inkijken in het Huis van de Gemeente. Voor telefonische vragen belt u met het Klant Contact Centrum (077) 306 66 66. De integrale tekst van de verordening is toegevoegd als Bijlage 5 EGB 20-2016.
Ruimtelijke ordening Ontwerp-omgevingsvergunning speel- en natuurkampeerterrein Kerkdijk in Maasbree, Peel en Maas Kennisgeving ontwerp beschikking Wet algemene bepalingen omgevingsrecht Uitgebreide voorbereidingsprocedure Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Peel en Maas maakt bekend dat zij in het kader van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht voornemens is omgevingsvergunning te verlenen voor: Het gebruiken en inrichten van het perceel met kadastrale aanduiding sectie T, nummer 146 voor een speel- en natuurkampeerterrein ten behoeve van Jong Nederland Maasbree . Het project behelst tevens de aanleg van een toegangspoort op de percelen sectie T, nummers 146, 145 (ged.) en 147 (ged.) en de aanleg van diverse leidingen van het 5
nr. 20 19 mei 2016 Elektronisch gemeenteblad
perceel aan de Breestraat 11 naar perceel sectie T, nr. 146. Deze percelen liggen plaatselijk aan de Kerkdijk in Maasbree, aan de achterzijde van het perceel Breestraat 11 in Maasbree. Het betret een aanvraag omgevingsvergunning voor de activiteiten: • bouw (artikel 2.1 lid 1 onder a Wet algemene bepalingen omgevingsrecht); • planologisch strijdig gebruik (artikel 2.1 lid 1 onder c jo. 2.12, lid onder a onder 3 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht); De aanvraag, de ontwerpbeschikking en de bijbehorende stukken liggen met ingang van 19 mei 2016 gedurende zes weken ter inzage in het Huis van de Gemeente te Panningen en zijn tijdens de openingstijden van de publieksbalie, bij voorkeur op afspraak, in te zien. Het onderdeel “planologisch strijdig gebruik” is digitaal raadpleegbaar op www.ruimtelijkeplannen.nl via NL.IMRO.1894.OMG0063-ON01. Tijdens de periode van ter inzage legging kan door een ieder schritelijk of mondeling zienswijzen bij ons college worden ingebracht. Wij maken u erop attent dat slechts beroep tegen de uiteindelijke beschikking kan worden ingediend als u een zienswijze heet ingebracht tegen de ontwerpbeschikking en u belanghebbende bent. Voor het mondeling indienen van zienswijzen moet u een afspraak maken. Nadere informatie Voor nadere informatie kunt u contact opnemen met de medewerkers Front-Ofice van team Vergunningen, Toezicht en Handhaving. E-mailadres:
[email protected] of telefoonnummer: 077-306 66 66.
Structuurvisie Wonen Noord-Limburg vastgesteld Burgemeester en Wethouders van Peel en Maas maken, gelet op het bepaalde in de Wet ruimtelijke ordening, de ter inzage legging bekend van de, door de gemeenteraad op 5 april 2016 vastgestelde: Regionale Structuurvisie Wonen Noord-Limburg (NL.IMRO.1894.SVI0011-VG01) In deze structuurvisie wordt de gewenste ruimtelijke ontwikkelingsrichting ten aanzien van het beleidsveld ‘Wonen’ in de acht gemeenten in de regio Noord-Limburg (Beesel, Bergen, Gennep, Horst aan de Maas, Mook en Middelaar, Peel en Maas Venlo en Venray) vastgelegd. Globale inhoud regionale Structuurvisie Wonen Noord-Limburg De structuurvisie geet richting aan de kwalitatieve en kwantitatieve opgave waar de acht gemeenten in de regio Noord-Limburg zich de komende jaren voor gesteld zien ten aanzien van de volkshuisvesting. Daarnaast geet de structuurvisie richting aan de wijze waarop het aantal woningbouwplannen wordt afgestemd op de (toekomstige) woningbehoete. Dit betekent onder meer dat beleidsmatig is vastgelegd hoe de planvoorraad voor woningen in de gemeenten in de regio Noord-Limburg in overeenstemming wordt gebracht met de kwantitatieve en kwalitatieve behoete. Daarbij is niet uit te sluiten dat binnen de planperiode van de structuurvisie (2030) de in de bestemmingsplannen opgenomen directe bouwmogelijkheden moeten komen te vervallen. Ook is niet uit te sluiten dat door de gemeente gesloten privaatrechtelijke overeenkomsten om woningbouw mogelijk te maken, zullen worden opengebroken. De structuurvisie heet overigens geen directe rechtsgevolgen; bestemmingsplannen hebben dat wel. U kunt het vaststellingsbesluit met bijbehorende stukken inzien. De vastgestelde structuurvisie en de hier bijbehorende stukken kunt u raadplegen op de website van Peel en Maas www.peelenmaas.nl > inwoners > bouwen en verbouwen > plannen en projecten > Peel en Maas > structuurvisie wonen NoordLimburg > meer informatie > documenten. Tevens kunt u de vastgestelde structuurvisie raadplegen op www.ruimtelijkeplannen.nl en in het Huis van de Gemeente.
Ontvangen aanvragen omgevingsvergunning Het college maakt bekend dat de volgende aanvragen om omgevingsvergunningen zijn ontvangen: • Baarlo, 5991 CD, Graaf van Kesselstraat 28. Bouw. plaatsen van opbouw op bestaande garage. Ontvangen: 3 mei 2016; • Kessel, 5995 RM, Hazenakkerweg 4. Bouw. Nieuwbouw open veulen/ schuilstal. Ontvangen: 21 april 2016; • Kessel, 5995 PH, Roode Eggeweg 6B. Bouw. verplaatsen van 6 lichtmasten van veld D en E naar veld C. Ontvangen: 3 mei 2016; • Maasbree, 5993 BH, Breestraat 8. Bouw. Aanbouw aan woonhuis. Ontvangen: 25 april 2016; • Meijel, 5768 AR, Raadhuisplein 11. Bouw. Aanbouw overkapping. Ontvangen: 18 april 2016; • Meijel, 5768 CS, Simonshoek 1. Bouw. Verbouwing bedrijfsruimte. Ontvangen: 1 mei 2016; • Panningen, 5981, Stox kavel 50 en 51. HDN 0, sectie A, perceelnummer 35. Bouw. Bouwen van twee woningen. Ontvangen: 25 april 2016; • Panningen, 5981 VT, Min. Calsstraat 8. Bouw. Verandering van enkele gevels en inpandige aanpassingen. Ontvangen: 28 april 2016. 6 Tegen ingediende aanvragen voor een omgevingsvergunning kunnen geen formele (schritelijke) bedenkingen of bezwaren
worden ingediend.
Kennisgeving verleende omgevingsvergunningen Reguliere voorbereidingsprocedure Het college maakt bekend dat zij in het kader van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht de volgende omgevingsvergunningen heet verleend: • Koningslust, 5984 NV, De Brentjes 23. Bouw. Planologisch strijdig gebruik. Oprichten van een aan-/uitbouw. Verzonden: 12 mei 2016; • Meijel, 5768 RD, Witdonk 7. Bouw. Bouwen van een garage. Verzonden: 12 mei 2016; • Panningen, 5981 NX, Heide 6B 21. Planologisch strijdig gebruik. Gebruiken van een recreatiewoning voor bewoning. Verzonden: 9 mei 2016; • Panningen, 5981 AC, Steenstraat 77. Bouw. Verbouwing van de woning, bouwen van een garage, plaatsen van een tijdelijke woonunit. Verzonden: 9 mei 2016; • Panningen, 5981 TJ, Wietelweg 4. Bouw. Planologisch strijdig gebruik. Verzonden: 11 mei 2016. Bent u het niet eens met dit besluit? Dan kunt u bezwaar maken. In dat geval adviseren wij u om eerst telefonisch contact met ons op te nemen. We nemen dan samen met u het besluit door. U kunt hiervoor bellen met het team Vergunningen, Toezicht en Handhaving. Als we er niet uitkomen, kunt u een gemotiveerd en ondertekend bezwaarschrit sturen naar het college van burgemeester en wethouders van Peel en Maas. Zorgt u ervoor dat u het bezwaarschrit indient binnen zes weken na de dag waarop het besluit is verzonden. Ook bestaat de mogelijkheid om een verzoek om een voorlopige voorziening in te dienen bij de voorzieningenrechter van de rechtbank Roermond, sector Bestuursrecht, Postbus 950, 6040 AZ Roermond. Voor het indienen hiervan is grifierecht verschuldigd. U kunt ook digitaal om een voorlopige voorziening verzoeken bij genoemde rechtbank via http://loket.rechtspraak. nl/bestuursrecht. Daarvoor moet u wel beschikken over een elektronische handtekening (DigiD). Kijk op de genoemde site voor de precieze voorwaarden.
Ontvangen meldingen slopen Het college maakt bekend dat zij de volgende meldingen sloop heet ontvangen en geaccepteerd: • Baarlo, 5991 NB, Napoleonsbaan Zuid 39. Sloop. Het verwijderen van asbest. Ontvangen 22 april 2016; • Maasbree, 5993 PK, Veldsehuizen 39. Sloop. Het verwijderen van asbesthoudende golfplaten. Ontvangen 19 april 2016; • Maasbree, 5993 RB, Laar 3. Sloop. Dakrenovatie van de schuur. Ontvangen 19 april 2016: • Panningen, 5981 TJ, Wietelweg 16. Sloop. Verwijderen van asbest van de garage. Ontvangen 20 april 2016; • Panningen, 5981 SB, Hoofveldstraat 21. Sloop. Dakrenovatie van een schuur. Ontvangen 22 april 2016; • Panningen, 5981 AX, Beatrixstraat 9. Sloop. Het verwijderen van asbesthoudende golfplaten van het dak van de garage. Ontvangen 24 april 2016; • Panningen, 5981 VD, Dr. Ariënsstraat 25. Sloop. Het verwijderen van asbesthoudende materialen uit de woning. Ontvangen 25 april 2016.
Milieu Kennisgeving melding Wet Milieubeheer Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Peel en Maas maakt bekend dat de volgende meldingen zijn ingediend op grond van de artikelen 8.40 en 8.41 Wet milieubeheer en het Activiteitenbesluit milieubeheer: • Helden, 5988 EM, Molenstraat 7. Het veranderen van Café Feestzaal ‘De Zoes’. • Panningen, 5981 TJ, Wietelweg 4. Het oprichten van een tandartsenpraktijk. De meldingen en de bijbehorende stukken liggen met ingang van 18 mei 2016 gedurende vier weken ter inzage in het Huis van de Gemeente te Panningen. De meldingen en de bijbehorende stukken zijn tijdens de openingstijden van de publieksbalie, bij voorkeur op afspraak, in te zien. Nadere informatie Voor nadere informatie kunt u contact opnemen met de medewerkers Front-Ofice van team Vergunningen, Toezicht en Handhaving. E-mailadres:
[email protected] of telefoonnummer: 077- 306 66 66.
7
nr. 20 19 mei 2016 Elektronisch gemeenteblad
Raad Aankondiging Besluitvormende Raadsvergadering Op dinsdag 24 mei 2016 wordt vanaf 19.30 uur een Besluitvormende Raadsvergadering gehouden in het Huis van de Gemeente, Wilhelminaplein 1, 5981 CC Panningen. De uitgebreide agenda met toelichting per onderwerp en bijbehorende stukken kunt u raadplegen op de website: www.peelenmaas.nl/ bestuur > gemeenteraad > besluitvormende raadsvergadering > datum 24 mei 2016 Voor de besluitvormende vergadering staat het volgende onderwerp op de agenda: • Toekomstscenario’s Camping de Heldense Bossen (2016-034)
8
nr. 20 19 mei 2016 Elektronisch gemeenteblad
Elektronisch
gemeenteblad Peel en Maas
Openingstijden Peel en Maas Openingstijden balies Burgerzaken en Vergunningen Openingstijden Maandag: Dinsdag: Woensdag: Donderdag: Vrijdag: Zaterdag
8.30 uur - 17.00 uur / 17.00 - 19.30 uur 8.30 uur - 17.00 uur 8:30 uur - 17.00 uur 8.30 uur - 17.00 uur 8.30 uur - 17.00 uur 8.30 uur - 12.00 uur
Telefonische bereikbaarheid tel. (077) 306 66 66 Tijdens de openingstijden zijn wij ook telefonisch bereikbaar.
Maak een afspraak Wij werken op afspraak. Een afspraak maken kan digitaal of telefonisch. Wachten hoet dan niet meer, u bent direct aan de beurt. Ga naar onze website voor meer informatie.
Contact college burgemeester en wethouders Wilt u een gesprek met het college dan kunt u een afspraak maken tel. (077) 306 66 66.
Gemeente Peel en Maas Wilhelminaplein 1 5981 CC Panningen Postbus 7088 5980 AB Panningen
[email protected] www.peelenmaas.nl
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Peel en Maas overwegende: dat op 1 januari 2015 de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (hierna: de Wet) in werking is getreden, welke gemeenten opdracht geeft zorg te dragen voor maatschappelijke ondersteuning, waaronder onder meer het bieden van beschermd wonen en opvang wordt verstaan; dat de Wet voor het bieden van beschermd wonen en opvang geen formeel onderscheid meer kent tussen centrumgemeenten en regiogemeenten; dat echter voor opvang en beschermd wonen tussen het Rijk en de VNG is afgesproken de in 2014 bestaande materiële situatie, dus de constructie met de centrumgemeenten, voorlopig te handhaven; dat de middelen voor opvang en beschermd wonen daarmee voorlopig worden uitgekeerd aan de centrumgemeente Venlo; dat de regiogemeenten géén middelen ontvangen voor deze taak en daarom de centrumgemeente opdragen deze taak binnen de aan haar uitgekeerde rijksmiddelen uit te voeren; dat regiogemeenten wel een schriftelijk mandaat moeten geven om het college van de gemeente Venlo bevoegd te maken om, namens hen, besluiten te nemen inzake opvang en beschermd wonen; dat hiermee gevolg wordt gegeven aan de genomen besluiten uit het regionaal beleids- en afsprakenkader Wmo 2016; gelet op afdeling 10.1.1. van de Algemene wet bestuursrecht; gelet op artikel 2.3.2 en verder van de Wet; besluit: 1. mandaat te verlenen, met de bevoegdheid tot het verlenen van ondermandaat, het hoofd van de afdeling Samen, Leven en Werken van de gemeente Venlo voor de volgende bevoegdheden: -
-
-
-
de collegebevoegdheden in het kader van artikel 2.3.2, 2.3.3 en 2.3.4 van de Wet indien er sprake is van een behoefte aan opvang of beschermd wonen of opvang (o.a. het ontvangen van meldingen en het doen van onderzoek); de collegebevoegdheid tot het bepalen van de toegang tot een maatwerkvoorziening ten behoeve van opvang en beschermd wonen, waaronder begrepen het nemen van beslissingen tot (her)indicatie; de collegebevoegdheden in het kader van artikel 2.3.5 van de Wet ten aanzien van het beslissen op aanvragen om een maatwerkvoorziening ten behoeve van opvang en beschermd wonen; de collegebevoegdheden in het kader van 2.3.6 van de Wet ten aanzien van het beslissen op aanvragen om een maatwerkvoorziening ten behoeve van opvang en beschermd wonen; de collegebevoegdheden in het kader van 2.3.8 tot en met 2.4.4 van de Wet voor zover er sprake is van een beslissing inzake een maatwerkvoorziening of pgb ten behoeve van opvang en beschermd wonen; alle collegebevoegdheden in het kader van de verordening maatschappelijke ondersteuning Peel en Maas voor zover het een maatwerkvoorziening beschermd wonen of opvang betreft; alle collegebevoegdheden in het kader van het Besluit Beschermd Wonen, Maatschappelijke Opvang en Vrouwenopvang 2016.
2.. mandaat te verlenen aan het college van de gemeente Venlo voor de volgende bevoegdheid: - tot het namens het college voeren van rechtsgedingen, bezwaarprocedures of administratieve beroepsprocedures of handelingen ter voorbereiding daarop te verrichten. Onder rechtsgedingen wordt ook verstaan het instellen van een kort geding, de voeging in strafzaken, de instelling van beroep, het verzoek tot schorsing van een aangevochten beslissing of het aanvragen van een voorlopige voorziening. 3. het mandaat treedt inwerking op 1 januari 2016 en geldt voor bepaalde tijd tot en met 31 december 2016. Aldus vastgesteld in de vergadering van 11 april 2016
Burgemeester en wethouders van de gemeente Peel en Maas de secretaris,
de burgemeester,
Besluit Beschermd Wonen, Maatschappelijke Opvang en Vrouwenopvang 2016 Het college van burgemeester en wethouders van de Gemeente Peel en Maas; gelezen het voorstel van 11 april 2016; gelet op de artikelen 3, vierde lid, 4, zesde lid, 5, vierde lid, 6, 8, vijfde lid, 9, derde lid, 10, vijfde lid, 11, vijfde lid, 12, 13, tweede lid, 14, 15, tweede lid en 18 van de Verordening jeugdhulp en maatschappelijke ondersteuning Venlo 2015; overwegende dat: - ter uitvoering van de Verordening nadere regels met betrekking tot beschermd wonen, maatschappelijke opvang en vrouwenopvang dienen te worden vastgesteld; -
deze nadere regels duidelijkheid moeten bieden aan inwoners en professionals bij de beoordeling van de benodigde hulp en ondersteuning om te komen tot een arrangement aan oplossingen;
-
de gemeenten van Noord- en Midden Limburg (Beesel, Bergen, Echt-Susteren, Horst aan de Maas, Leudal, Maasgouw, Nederweert, Peel en Maas, Roerdalen, Roermond, 1 Venlo, Venray en Weert ) aan de gemeente Venlo mandaat verlenen om de verantwoordelijkheden ten aanzien van Beschermd Wonen, Maatschappelijke Opvang en Vrouwenopvang uit te voeren voor deze gemeenten;
-
dit besluit Beschermd Wonen, Maatschappelijke Opvang en Vrouwenopvang 2016 is afgestemd met de gemeenten uit de regio Noord- en Midden-Limburg. Dit besluit is het afgesproken kader waarbinnen de centrumgemeente Venlo de bevoegdheid tot het beoordelen en toekennen van Beschermd Wonen en Maatschappelijke Opvang voor deze gemeenten dient uit te voeren;
-
het Zorg- en Veiligheidshuis Limburg Noord (ZVH) de toegang tot het Beschermd Wonen en Maatschappelijke Opvang verzorgt;
besluit vast te stellen het Besluit Beschermd Wonen, Maatschappelijke Opvang en Vrouwenopvang 2016.
1
De gemeenten Gennep en Mook & Middelaar zijn voor deze regionale taak aangesloten bij gemeente Nijmegen.
1
Hoofdstuk 1 - Algemene bepalingen Artikel 1.1 Begripsbepalingen In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder: - Aanbieder: de organisatie of persoon die hulp of ondersteuning levert in de vorm van een algemene voorziening of een maatwerkvoorziening, zoals bedoeld in artikel 1.1.1 Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo 2015); - Adviseur: deskundige aan wie specialistisch advies kan worden gevraagd, bijvoorbeeld een huisarts, (medisch) specialist, ergotherapeut of bouwkundig adviseur; - Beschermd Wonen (BW): o wonen in een accommodatie van een instelling met daarbij behorend toezicht en begeleiding, gericht op het bevorderen van zelfredzaamheid en participatie, het psychisch en psychosociaal functioneren, stabilisatie van een psychiatrisch ziektebeeld, het voorkomen van verwaarlozing of maatschappelijke overlast of het afwenden van gevaar voor de cliënt of anderen, bestemd voor personen met psychische of psychosociale problemen, die niet in staat zijn zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving, en; o wonen in een therapeutische leefomgeving, waarbij planbare en niet planbare zorg, begeleiding en toezicht 24 uur per dag aanwezig of oproepbaar is; - Bijstandsnorm: de van toepassing zijnde normen, inclusief gemeentelijke toeslagen c.q. verlagingen en inclusief vakantietoeslag, e.e.a. als bedoeld in hoofdstuk 3 van de Participatiewet; - College: het college van de gemeente Peel en Maas; - Keukentafelgesprek: gesprek zoals bedoeld in artikel 3, lid 1, van de Verordening dat bij voorkeur bij de cliënt thuis plaatsvindt en tot doel heeft om naar aanleiding van een ondersteuningsvraag de persoonlijke situatie van de cliënt in kaart te brengen; - Kleinschalig wooninitiatief: een woonsituatie waarbij: o minimaal 3 en maximaal 26 bewoners een persoonsgebonden budget ontvangen voor ten minste de functies persoonlijke verzorging en begeleiding individueel, en; o de bewoners verblijven op één woonadres als bedoeld in artikel 1 van de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens, of op meerdere woonadressen binnen een straal van 100 meter, waarin ten minste één gemeenschappelijke verblijfsruimte aanwezig is die geschikt is voor het ontplooien van gezamenlijke activiteiten; - Maatschappelijke Opvang (MO) en Vrouwenopvang (VO): voorzieningen zoals omschreven in de Wmo 2015, artikel 1.1.1 onder opvang; - Norm persoonlijke uitgaven: de van toepassing zijnde normen ingevolge artikel 23 lid 1 van de WWB bij verblijf in een inrichting (zak- en kleedgeld, artikel 23 lid 1 van de Participatiewet) vermeerderd met de netto kosten zorgverzekering (premie minus zorgtoeslag cf. artikel 23 lid 2 van de Participatiewet); - Verordening: verordening maatschappelijke ondersteuning Peel en Maas; - Voltijdsopvang: een tijdelijk verblijf gedurende een volledig etmaal of langer, voor mensen die dakloos of thuisloos zijn, inclusief kortdurende crisisopvang en vrouwenopvang, en welke voorziening onderdak, slaapgelegenheid, begeleiding op diverse aspecten en eventueel voeding omvat; - Zorg- en Veiligheidshuis Limburg-Noord (ZVH): vormt de toegang tot de maatschappelijke opvang, vrouwenopvang en beschermd wonen. Het ZVH is organisatorisch gepositioneerd binnen de afdeling Samen Leven en Werken van de gemeente Venlo. Alle begrippen die in dit besluit worden gebruikt en die niet nader worden omschreven, hebben dezelfde betekenis als in de Wmo 2015 (in het bijzonder artikel 1.1.1), het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 (in het bijzonder artikel 1.1) en de Verordening (in het bijzonder artikel 1).
2
Artikel 1.2 Toegang 1.2.1 Een cliënt of zijn vertegenwoordiger doet een melding bij het ZVH. 1.2.2 Wanneer er door de cliënt of zijn vertegenwoordiger melding voor een ondersteuningsvraag wordt ingediend, zoals bedoeld in artikel 2, lid 1 van de Verordening, wordt deze in behandeling genomen door het ZVH. 1.2.3 Het ZVH beoordeelt er sprake is van een ondersteuningsvraag voor een maatwerkvoorziening BW/MO/VO . Het ZVH stelt vast of een cliënt behoort tot de doelgroep die gebruik mag maken van de maatwerkvoorziening BW. a. Indien een cliënt niet behoort tot de doelgroep die in aanmerking komt voor BW/MO/VO, wordt deze doorverwezen naar de herkomst-gemeente dan wel naar een andere voorliggende voorziening. b. Indien de cliënt daarmee instemt, draagt het ZVH de reeds bekende informatie over de cliënt over aan de organisatie waarnaar wordt doorverwezen. c. Indien sprake is van een ondersteuningsvraag maatwerkvoorziening BW/MO/VO, neemt het ZVH de melding in behandeling. 1.2.4 In spoedeisende gevallen: a. wordt een melding voor BW/MO/VO gezien als een aanvraag en organiseert het college in overleg met aanbieders onverwijld de inzet van een tijdelijke (maatwerk-)voorziening voor BW/MO/VO, in afwachting van de uitkomst van het onderzoek en op grond van artikel 2.3.3 Wmo 2015, b. neemt het ZVH binnen vijf werkdagen na de inzet van een tijdelijke maatwerkvoorziening zoals bedoeld onder a. contact op met de aanbieder om afspraken te maken over de vervolgprocedure. c. wordt aan de aanbieder gevraagd om voor zover mogelijk de in het behandelplan of plan van aanpak afgesproken resultaten te betrekken bij het onderzoek. d. wordt de tijdelijke (maatwerk-)voorziening, zoals bedoeld onder a. ingezet voor de duur van het onderzoek, zoals bedoeld in artikel 1.3, en geldt voor maximaal 6 weken. Artikel 1.3 Onderzoek 1.3.1 Wanneer het ZVH de melding in behandeling heeft genomen, start het ZVH een onderzoek naar de cliënt om zijn situatie in beeld te brengen. 1.3.2 In het onderzoek wordt de situatie van cliënt en eventueel zijn gezin en mantelzorger(s) in kaart gebracht door een toets op elf leefdomeinen (opvoeden, regie, mobiliteit, Algemene, dagelijkse levensverrichtingen/ huishouden, wonen, mentale gezondheid, fysieke gezondheid, sociale participatie, werk/ opleiding en financiën). 1.3.3 Het keukentafelgesprek maakt onderdeel uit van het onderzoek en vindt plaats binnen 2 weken na de melding van de cliënt (of zijn vertegenwoordiger). In overleg met de cliënt (of zijn vertegenwoordiger) kan van deze termijn afgeweken worden. a. Tijdens het keukentafelgesprek worden alle voor het onderzoek van belang zijnde aspecten over onder andere de mogelijkheden, de persoonlijke situatie en leefomgeving van de cliënt, zijn gezin en/of mantelzorger besproken, zoals bedoeld in artikel 2.3.2 lid 4 Wmo 2015, om te komen tot een afweging voor de noodzaak, omvang en duur van de ondersteuning. b. De medewerker van het ZVH legitimeert zich bij aanvang van het keukentafelgesprek met de cliënt (en de eventuele vertegenwoordiger). c. De cliënt (en eventuele vertegenwoordiger) wordt geïnformeerd over de toestemmingsverklaring voor het uitwisselen van gegevens en wordt verzocht deze te ondertekenen. 1.3.4 Indien blijkt dat nader (medisch) advies nodig is, schakelt het ZVH een adviseur in, nadat de cliënt (en eventuele vertegenwoordiger) is geïnformeerd welk advies aan welke deskundige wordt gevraagd om tot een beoordeling van de ondersteuningsbehoefte te komen. Artikel 1.4 Leefzorgplan 1.4.1 Het resultaat van het onderzoek en gesprek wordt vastgelegd in een Leefzorgplan. a. Het ZVH maakt dit Leefzorgplan binnen 6 weken na de datum van de melding bekend aan de cliënt, of indien van toepassing aan zijn vertegenwoordiger, en
3
b.
vraagt om ondertekening voor een akkoord of een ondertekening voor gezien en niet akkoord. Dit kan eventueel per e-mail. Indien tijdens het onderzoek blijkt dat de cliënt (en eventueel zijn vertegenwoordiger) het niet eens is met de (voorlopige) uitkomst van het onderzoek, of dat er onduidelijkheid is over de gemaakte afspraken, vindt er overleg plaats tussen de cliënt en het ZVH.
Artikel 1.5 Aanvraag 1.5.1 Een aanvraag BW/MO/VO wordt bij het college ingediend via het bij dit Leefzorgplan gevoegde aanvraaggedeelte voor een maatwerkvoorziening. 1.5.2 Ook indien een cliënt op basis van het onderzoek en het Leefzorgplan niet in aanmerking zou komen voor een maatwerkvoorziening, is aan de cliënt (of zijn vertegenwoordiger) het recht voorbehouden om alsnog een aanvraag voor een maatwerkvoorziening BW/MO/VO in te dienen. 1.5.3 De aanvraag dient in alle gevallen te worden ondertekend door de cliënt, of indien van toepassing, diens vertegenwoordiger. 1.5.4 De dag waarop de in lid 1.5.1 genoemde aanvraag is ontvangen door het college geldt als aanvraagdatum. 1.5.5 Indien een aanvraag later dan vier weken nadat het Leefzorgplan bekend is gemaakt, zoals bedoeld in artikel 1.4.1 van dit besluit, ondertekend wordt geretourneerd aan het college, dan is aan het college het recht voorbehouden om, indien het aannemelijk is dat er sprake is of kan zijn van nieuwe feiten en/of gewijzigde omstandigheden, een nieuw onderzoek te laten starten. Artikel 1.6 Beschikking 1.6.1 Het college besluit en is verantwoordelijk voor het toekennen en beschikbaar stellen van de maatwerkvoorziening BW/MO/VO aan de cliënt. 1.6.2 De beschikking voor een maatwerkvoorziening BW geldt voor maximaal 2 jaar. Artikel 1.7 Inlichtingenplicht 1.7.1 Een cliënt (of zijn vertegenwoordiger) stelt het ZVH uit eigen beweging of na en verzoek van het ZVH, zo spoedig mogelijk op de hoogte van alle feiten en omstandigheden, waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een beslissing, zoals bedoeld in artikel 2.3.5 of 2.3.6 van de Wmo 2015.
Hoofdstuk 2 Maatwerkvoorziening BW Artikel 2.1 Criteria voor de toekenning van een maatwerkvoorziening BW 2.1.1 Een cliënt kan in aanmerking komen voor een maatwerkvoorziening BW als: a. de cliënt 18 jaar of ouder is en zich niet zelfstandig kan handhaven in de samenleving en dit niet op te lossen is met eigen kracht, mantelzorg, een algemene voorziening of een algemeen gebruikelijke voorziening, en; b. een ter zake kundige professional de psychiatrische of psychische aandoening of beperking heeft vastgesteld (bijvoorbeeld een arts, psychiater, GZ psycholoog, of verpleegkundig specialist), en; c. (intramurale) behandeling voor de psychiatrische of psychische aandoening of beperking is afgerond of niet (meer) op de voorgrond staat, en; d. er niet sprake is van een acute situatie in de geestelijke gezondheid of op andere leefdomeinen, en; e. de cliënt voor zijn eigen veiligheid en die van zijn omgeving 24 uur per dag zorg, begeleiding en/ of toezicht nodig heeft. Deze zorg, begeleiding en toezicht zijn intensief en onplanbaar. Deze zorg, begeleiding en toezicht zijn aanwezig of oproepbaar. f. een maatwerkvoorziening Beschermd Wonen wordt toegekend wanneer een of beide volgende criteria van toepassing zijn. • Aanwezigheid van een aantoonbaar positief sociaal netwerk (familie en vrienden). Ten minste 1 familielid of vriend heeft zijn woonplaats in
4
2.1.2
2.1.3
Noord- en Midden Limburg, zoals blijkt uit Basisregistraties Personengegevens (BRP) en bevestigt zijn relatie met de cliënt; • De cliënt heeft in de voorgaande periode zijn hoofdverblijf in de regio Noord- en Midden Limburg gehad, zoals blijkt uit de BRP. • Aantoonbare bekendheid bij instellingen of ziekenhuizen. Dit blijkt uit een bevestiging door de betreffende instellingen of ziekenhuizen. • Er is een gegronde reden om tegemoet te komen aan de wens van de cliënt om in een bepaalde gemeente in de regio Noord- en Midden Limburg te willen wonen. Een besluit tot toekenning van een maatwerkvoorziening BW kan, naast de relevante bepalingen in de Wmo 2015 en de Verordening, worden geweigerd, herzien of ingetrokken indien: a. de cliënt niet langer meewerkt aan het goed functioneren van de maatwerkvoorziening BW, of b. de cliënt niet langer meewerkt aan het komen tot de in het Leefzorgplan vastgelegde resultaten. De cliënt, die in aanmerking komt voor een maatwerkvoorziening BW, ontvangt deze ondersteuning zoveel mogelijk in de gemeente waar hij de meeste kans heeft op herstel en toename van zelfredzaamheid en participatie.
Artikel 2.2 Overdracht van cliënten tussen verschillende centrumgemeenten 2.2.1 Wanneer een cliënt in een gemeente wil wonen buiten zijn huidige regio, moet hij zich wenden tot de toegang tot de maatwerkvoorziening BW in de betreffende gemeente. 2.2.2 Wanneer een cliënt van buiten de regio Noord- en Midden Limburg zich tot het ZVH wendt met een melding voor een maatwerkvoorziening BW binnen de regio Noord- en Midden Limburg, zal het ZVH de melding in behandeling nemen zoals beschreven onder artikel 1.1. 2.2.3 De cliënt moet, eventueel met hulp van een vertegenwoordiger, begeleider of cliëntondersteuner zijn wens tot verhuizing motiveren. Zonder deze motivatie zal het ZVH de melding niet onderzoeken en in behandeling nemen. 2.2.4 Indien een cliënt of zijn vertegenwoordiger, die een toekenning voor een maatwerkvoorziening heeft, een (voornemen tot) verhuizing naar een andere gemeente mededeelt aan het ZVH, dan neemt het ZVH na overleg met de cliënt of zijn vertegenwoordiger contact op met de gemeente van nieuwe vestiging om een goede overdracht te organiseren. 2.2.5 Indien een cliënt of zijn vertegenwoordiger, die in een andere gemeente een toekenning voor een maatwerkvoorziening heeft ontvangen, een (voornemen tot) verhuizing naar de gemeente Venlo mededeelt aan het ZVH, dan neemt het ZVH na overleg met de cliënt of zijn vertegenwoordiger contact op met de gemeente van herkomst om een goede overdracht te organiseren. Artikel 2.3 Maatwerkvoorziening BW 2.3.1 Wanneer een cliënt een maatwerkvoorziening BW toegekend krijgt, kan dat bij een gecontracteerde aanbieder BW ingezet worden in de vorm van Zorg in Natura (ZIN). 2.3.2 De zorg, zoals beschreven in de beschikking moet binnen 3 maanden na de datum op de beschikking afgenomen worden. Indien een cliënt zich later meldt bij de aanbieder, kan het college een nieuw onderzoek instellen. 2.3.3 Indien de cliënt de beschikte maatwerkvoorziening wil ontvangen via een persoonsgebonden budget (PGB ), dan geldt als aanvullende voorwaarde dat de cliënt en eventueel zijn vertegenwoordiger een plan moet opstellen. Dit plan, zoals bedoeld in artikel 8, lid 2 van de Verordening dient een motivering te bevatten: a. op welke wijze een PGB leidt tot het bereiken van de voor cliënt gewenste doelen en resultaten, b. welke vorm van ondersteuning hierbij passend is, c. op welke wijze het budget besteed gaat worden, d. hoe de cliënt, op eigen kracht of met zijn vertegenwoordiger, de bij een PGB behorende taken en verplichtingen uit kan voeren zoals bedoeld in artikel 2.3.6, lid 2 onder a Wmo 2015. 2.3.4 Het ZVH beoordeelt of het plan zoals bedoeld in lid 2.3.3 leidt tot het behalen van de doelen uit het Leefzorgplan van de cliënt.
5
2.3.5
2.3.6
2.3.7
Bij de beoordeling van de kwaliteit van een maatwerkvoorziening in de vorm van een PGB, wordt uitgegaan van wettelijke kwaliteitseisen voor de maatwerkvoorzieningen waarvoor het PGB bedoeld is. Het college kent, met inachtneming van het bepaalde in de Wmo 2015, geen PGB toe als: a. er sprake is van ondersteuning in een spoedeisende situatie, b. aan de cliënt eerder een PGB is verleend en de cliënt zich niet gehouden heeft aan de bij de verlening van dat eerdere PGB gemaakte afspraken. De aanbieder, die het PGB uitvoert voor de cliënt, kan nooit het budget beheren van de cliënt aan wie hij de ondersteuning verleent.
Artikel 2.4 Hoogte en besteding van het PGB 2.4.1 De hoogte van een PGB, zoals vermeld in bijlage 1 bij dit besluit, wordt als volgt berekend: a. professionele en gediplomeerde hulp: zoals weergegeven in tabel 1 van bijlage 1. b. professionele hulp door gediplomeerde ZZP’ers, maximaal 90% van het tarief voor professionele hulp zoals bedoeld onder a, zoals weergegeven in tabel 2 van bijlage 1. c. niet-professionele hulp uit het eigen sociaal netwerk: 75% van het tarief voor professionele hulp zoals bedoeld onder a, zoals weergegeven in tabel 3 van bijlage 1. 2.4.2 De bedragen, zoals vermeld in bijlage 1 bij dit besluit, gaan uit van een toekenningsperiode van een jaar. 2.4.3 Een PGB beschermd wonen bestaat uit een viertal afzonderlijke componenten: a. persoonlijke verzorging, b. verpleging, c. begeleiding individueel, d. dagbesteding. 2.4.4 De tarieven zoals bedoeld in artikel 2.4.1 kunnen worden toegekend per afzonderlijke component zoals bedoeld in bijlage 1. 2.4.5 Indien alle afzonderlijke componenten, zoals bedoeld in artikel 2.4.3, tegelijkertijd worden toegekend, wordt het jaarbedrag opgehoogd met een toeslag voor het zorgzwaartepakket (ZZP) zoals bedoeld in bijlage 1. 2.4.6 Indien een cliënt in een gezamenlijk wooninitiatief verblijft wordt het jaarbedrag voor het PGB opgehoogd met een woontoeslag zoals bedoeld in bijlage 1. 2.4.7 De cliënt aan wie een PGB is toegekend of de vertegenwoordiger die het PGB namens de cliënt beheert: a. sluit een schriftelijke (zorg)overeenkomst met iedere persoon of instantie bij wie hij een maatwerkvoorziening betrekt in overeenstemming met de door het college afgegeven beschikking, instructies van de Sociale Verzekeringsbank (SVB) en zoals bedoeld in artikel 2.6.2 Wmo 2015. b. houdt zich aan de door de SVB gestelde voorwaarden voor het indienen van declaraties van de door hem gecontracteerde zorgverlener(s), zodat deze kunnen worden getoetst aan de afgesloten (zorg)overeenkomst(en). c. bewaart de originele overeenkomst(en) en declaraties gedurende vijf jaar en stelt desgevraagd kopieën ter beschikking aan het college of SVB. 2.4.8 Bij toetsing van de (zorg)overeenkomst(en) geldt in ieder geval dat gemiddeld genomen de toegekende uren zijn ingekocht tegen het toegekende tarief, of meer uren tegen een lager tarief. Artikel 2.5 Verantwoording van het PGB 2.5.1 De financiële toets van het PGB wordt uitgevoerd door de Sociale Verzekeringsbank. 2.5.2 Indien blijkt dat het PGB niet of niet volledig wordt ingezet ten behoeve van de maatwerkvoorziening Beschermd Wonen, kan het college besluiten tot het voeren van een nieuw onderzoek zoals bedoeld in artikel 1.3 van dit besluit, om de situatie opnieuw in kaart te brengen. 2.5.3 Het college kan besluiten tot een aanvullend onderzoek, indien op grond van de ingediende verantwoording niet kan worden vastgesteld of het PGB rechtmatig is besteed.
6
2.5.4
2.5.5 2.5.6
2.5.7
2.5.8 2.5.9
Bij ernstige twijfel over de rechtmatige besteding kan het college opdracht geven om, in afwachting van de uitkomst van het aanvullend onderzoek, de betaling van het PGB per direct stop te zetten. De uitkomst van het aanvullend onderzoek wordt meegenomen in het oordeel over de verantwoording. Indien blijkt dat het PGB geheel of gedeeltelijk onterecht is betaald vanwege een foutieve declaratie dan kan dit, naast wat is bepaald bij artikel 2.4.1 Wmo 2015, indien mogelijk worden verrekend met het beschikbaar gestelde budget, of teruggevorderd bij de cliënt die de declaratie heeft ingediend. Het niet-geaccepteerde deel van de verantwoording wordt verrekend met het beschikbaar gestelde budget waarna de budgethouder binnen acht weken na verantwoording een besluit tot verrekening ontvangt. Er vindt elk kwartaal aanvullend onderzoek plaats naar de besteding van het PGB bij elke budgethouder die in het vorige kwartaal een besluit tot verrekening heeft ontvangen. Indien uit onderzoek blijkt dat de met een PGB ingekochte maatwerkvoorziening niet voldoet aan de kwaliteitscriteria, zoals bedoeld in artikel 2.3.5 van dit besluit, krijgt de budgethouder 4 weken de tijd om hiervoor aanpassingen door te voeren. Na deze periode van 4 weken vindt een nieuw onderzoek plaats. Indien uit dit nieuwe onderzoek blijkt dat de ingekochte maatwerkvoorzieningen nog steeds niet voldoet aan de kwaliteitscriteria, kan het college besluiten tot wijziging of intrekking van de desbetreffende maatwerkvoorziening.
Artikel 2.6 Eigen Bijdrage BW 2.6.1 De eigen bijdrage voor Beschermd Wonen wordt berekend tot het maximum dat op grond van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 is toegestaan. Artikel 2.7 Aflopende indicaties en beschikkingen 2.7.1 Iedere cliënt met een indicatie of beschikking voor beschermd wonen meldt zich bij het ZVH, twaalf weken voordat de indicatie of beschikking verloopt. 2.7.2 Indien de cliënt een andere vorm van zorg wenst, draagt het ZVH de cliënt over naar de gemeente waar de cliënt woonachtig is of een naar landelijke voorziening. Indien de cliënt daarmee instemt, draagt het ZVH de reeds bekende informatie over de cliënt over aan de betreffende gemeente of voorziening. 2.7.3 Indien een cliënt alle gesprekken weigert, meldt het ZVH bij de gemeente waar de cliënt woonachtig is, dat de beschikking BW afloopt. Artikel 2.8 Overgangsperiode 2.8.1 Indien een maatwerkvoorziening BW is toegekend aan een cliënt, maar er (nog) geen plek is bij de door de cliënt gewenste aanbieder voor BW, is het mogelijk dat de cliënt op grond van zijn beschikking op zijn huidige verblijfplaats (intensieve) ambulante begeleiding ontvangt. Dit is bedoeld als overbrugging en deze situatie mag maximaal 8 weken duren. 2.8.2 Indien er na deze 8 weken nog steeds geen plek is, dan moet BW door een andere aanbieder geboden worden, die passend is bij het Leefzorgplan. 2.8.3 Wanneer een indicatie voor BW afloopt, maar nog niet zeker is of een cliënt een volgende stap kan zetten naar zichzelf handhaven met minder zorg en begeleiding, is het mogelijk om op proef te wonen met (intensieve) ambulante begeleiding op basis van een maatwerkvoorziening BW. Dit is bedoeld als overbrugging en deze situatie mag niet langer dan 8 weken duren. 2.8.4 Wanneer het na 8 weken duidelijk is dat de cliënt deze stap aankan, dient de cliënt zich te melden voor ambulante begeleiding in de gemeente waar hij woont. Zodra hij een nieuwe beschikking heeft ontvangen van de woonplaats-gemeente, wordt de beschikking BW ingetrokken. 2.8.5 Wanneer een cliënt voor BW tijdelijk geen gebruik kan maken van het Beschermd Wonen, omdat andere problematiek (tijdelijk) op de voorgrond staat, kan de cliënt terugkeren naar het Beschermd Wonen, zonder een nieuwe indicatie aan te hoeven vragen bij het ZVH. Deze andere problematiek mag niet langer dan 6 weken duren. 2.8.6 Duurt deze problematiek langer, dan wordt de maatwerkvoorziening door middel van een intrekkingsbesluit ingetrokken.
7
2.8.7
Mocht de cliënt weer willen terugkeren naar BW, dan moet de cliënt een nieuwe melding doen bij het ZVH. Het ZVH beoordeelt deze melding dan, zoals beschreven in artikel 1.2 en verder.
Hoofdstuk 3 Maatschappelijke Opvang en Vrouwenopvang Artikel 3.1 Criteria voor de toekenning van een maatwerkvoorziening MO/VO 3.1.1
3.1.2
3.1.3
Een cliënt kan in aanmerking komen voor een maatwerkvoorziening MO/VO als hij: a. feitelijk dakloos is, of als bewoner staat ingeschreven bij een door de gemeente erkende 24-uurs woonvoorziening, al dan niet voorafgaand aan opname in een (psychiatrische) kliniek, of aan detentie, en b. niet in staat is om zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving op meerdere leefdomeinen, en c. niet beschikt over alternatieven die de situatie van feitelijke of residentiële dakloosheid op kunnen heffen. Een slachtoffer van huiselijk geweld kan in aanmerking komen voor een maatwerkvoorziening MO/VO als deze: a. slachtoffer is van geweld in huiselijke kring, en vanwege aspecten van veiligheid de thuissituatie moet verlaten, of indien sprake is van kindermishandeling en opvang van kind(eren) met de beschermende ouder/verzorger in de opvang noodzakelijk is, en b. geen mogelijkheden heeft om zelf, al dan niet met gebruikmaking van het eigen sociale netwerk of door interventie van derden, een veilige situatie te creëren, of in alternatieve huisvesting te voorzien. Het naleven van de leef- en gedragsregels binnen de opvang maakt onderdeel uit van de afspraken die via het Leefzorgplan met de cliënt worden gemaakt.
Artikel 3.2 Eigen bijdrage MO/VO 3.2.1 De eigen bijdrage voor een maatwerkvoorziening voor opvang, zoals bedoeld in artikel 2.1.4, zesde lid Wmo 2015, wordt vastgesteld en geïnd door het college. 3.2.2 De eigen bijdrage voor de voltijdsopvang is gelijk aan het verschil tussen de voor de cliënt geldende bijstandsnorm en de norm persoonlijke uitgaven. Indien de aanbieder geen voeding verstrekt, wordt de norm persoonlijke uitgaven verhoogd met een bedrag voor voeding, gelijk aan het bedrag dat het Nibud hiervoor hanteert. 3.2.3 Voor cliënten van 18 tot en met 20 jaar in de in de opvang van de maatschappelijke opvang bedraagt de eigen bijdrage € 300,- per maand. 3.2.4 Voor cliënten in de opvang van de vrouwenopvang bedraagt de eigen bijdrage € 207,14 per maand, waarbij de cliënten zelf verantwoordelijk zijn voor de dagelijkse voeding. 3.2.5 Een maand bestaat uit dertig (30) dagen. 3.2.6 De eigen bijdrage voor voltijdsopvang wordt voor de cliënt bepaald per maand, waarbij de bijdrage is verschuldigd voor iedere dag dat de cliënt gebruik maakt van de voltijdsopvang. 3.2.7 Bij de toepassing van de hardheidsclausule voor cliënten met aantoonbare dubbele woonlasten, wordt de eigen bijdrage verminderd met een forfaitair bedrag, gelijk aan 20% van de geldende bijstandsnorm.
Hoofdstuk 4 Onderzoek kwaliteit, meldingsregeling en toezichthouder Artikel 4.1 Onderzoek naar kwaliteit en resultaten 4.1.1 Het college kan via een gerichte controle, mede vanuit het oogpunt van kwaliteit van de geleverde zorg, onderzoek doen naar de uitvoering en bereikte resultaten bij de ingezette maatwerkvoorziening. 4.1.2 Na afloop van elk kwartaal kan via een aselecte steekproef onder cliënten met een maatwerkvoorziening, uit het oogpunt van kwaliteit van de geleverde zorg, door of namens het college onderzoek worden gedaan naar de uitvoering en bereikte resultaten bij de ingezette maatwerkvoorziening.
8
Artikel 4.2 Meldingsregeling calamiteiten en geweld 4.2.1 Aanbieders melden iedere calamiteit en ieder geweldsincident dat zich heeft voorgedaan bij de verstrekking van een voorziening onverwijld aan de toezichthoudende ambtenaar zoals bedoeld in artikel 6.1 Wmo 2015. 4.2.2 De toezichthouder doet onafhankelijk en steekproefsgewijs onderzoek bij aanbieders om klachten, calamiteiten en (gewelds)incidenten zoveel mogelijk te voorkomen. 4.2.3 De toezichthouder doet onafhankelijk onderzoek naar de calamiteiten en geweldsincidenten en adviseert het college jaarlijks over het voorkomen van verdere calamiteiten en het bestrijden van geweld. Artikel 4.3 Bevoegdheden toezichthouder 4.3.1 De toezichthoudende ambtenaar gaat in gesprek met andere toezichthoudende organisaties die op het gebied van zorg en welzijn actief zijn, om samen te werken en kennis uit te wisselen. 4.3.2 In geval van meldingen, inclusief de meldingen zoals bedoeld in artikel 4.2.1, gaat de toezichthouder in eerste instantie in gesprek met de aanbieder of persoon op wie deze melding betrekking heeft, in het kader van hoor en wederhoor, om samen tot een oplossing te komen. 4.3.3 Wanneer het gesprek zoals bedoeld in lid 4.3.2 niet leidt tot een oplossing voor alle partijen, dan kan de toezichthouder, met inachtneming van wat er in de met de aanbieders afgesloten contracten is afgesproken, een voorstel doen aan het college om: a. de betreffende aanbieder tijdelijk uit te sluiten van de overlegtafel; b. tijdelijk geen cliënten toe te wijzen aan de betreffende aanbieder; c. indien er sprake is van ernstige overtredingen een aanwijzing met hersteltermijn te bieden; d. indien er sprake is van herhaalde en/of grote overtredingen de contracten op te zeggen; e. andere maatregelen te treffen. 4.3.4 De maatregelen zoals bedoeld in lid 4.3.3 dienen in alle gevallen proportioneel te zijn naar de aard van de overtreding of melding.
Hoofdstuk 5 Slotbepaling Artikel 5.1 Inwerkingtreding en citeertitel 5.1.1 Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2016. 5.1.2 Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit Beschermd Wonen, Maatschappelijke Opvang en Vrouwenopvang 2016.
9
Bijlage 1 Tabel 1 Professionele en gediplomeerde hulp (artikel 2.4.1 lid a) Componenten en bijbehorende pgb bedragen Persoonlijke Begeleiding Toeslag Verpleging Dagbesteding Ophoging ZZP verzorging individueel wonen € 21.489,95 € € 3.165,40 € 3.800,00 3 GGZ C zonder BG-groep € 4.235,10 € 3 GGZ C met BG-groep € 4.235,10 € € 21.489,95 € 9.244,45 € 3.165,40 € 3.800,00 3 GGZ C met BG-groep en vervoer € 4.235,10 € € 21.489,95 € 10.348,35 € 3.165,40 € 3.800,00 4 GGZ C zonder BG-groep € 4.235,10 € 13.295,25 € 15.904,90 € € 3.165,40 € 3.800,00 4 GGZ C met BG-groep € 4.235,10 € 13.295,25 € 15.904,90 € 9.244,45 € 3.165,40 € 3.800,00 4 GGZ C met BG-groep en vervoer € 4.235,10 € 13.295,25 € 15.904,90 € 10.348,35 € 3.165,40 € 3.800,00 € 3.165,40 € 3.800,00 5 GGZ C zonder BG-groep € 7.752,00 € 7.252,30 € 21.489,95 € 5 GGZ C met BG-groep € 7.752,00 € 7.252,30 € 21.489,95 € 9.244,45 € 3.165,40 € 3.800,00 5 GGZ C met BG-groep en vervoer € 7.752,00 € 7.252,30 € 21.489,95 € 10.348,35 € 3.165,40 € 3.800,00 € 3.165,40 € 3.800,00 6 GGZ C zonder BG-groep € 16.197,50 € 13.295,25 € 21.489,95 € 6 GGZ C met BG-groep € 16.197,50 € 13.295,25 € 21.489,95 € 9.244,45 € 3.165,40 € 3.800,00 6 GGZ C met BG-groep en vervoer € 16.197,50 € 13.295,25 € 21.489,95 € 10.348,35 € 3.165,40 € 3.800,00 Tabel 2 Professionele hulp door gediplomeerde ZZP'ers (artikel 2.4.1 lid b) Componenten en bijbehorende pgb bedragen Persoonlijke Begeleiding Toeslag Verpleging Dagbesteding Ophoging ZZP verzorging individueel wonen 3 GGZ C zonder BG-groep € 3.811,59 € € 19.340,96 € € 3.165,40 € 3.800,00 3 GGZ C met BG-groep € 3.811,59 € € 19.340,96 € 8.320,01 € 3.165,40 € 3.800,00 € 19.340,96 € 9.313,52 € 3.165,40 € 3.800,00 3 GGZ C met BG-groep en vervoer € 3.811,59 € € 3.165,40 € 3.800,00 4 GGZ C zonder BG-groep € 3.811,59 € 11.965,73 € 14.314,41 € 4 GGZ C met BG-groep € 3.811,59 € 11.965,73 € 14.314,41 € 8.320,01 € 3.165,40 € 3.800,00 4 GGZ C met BG-groep en vervoer € 3.811,59 € 11.965,73 € 14.314,41 € 9.313,52 € 3.165,40 € 3.800,00 5 GGZ C zonder BG-groep € 6.976,80 € 6.527,07 € 19.340,96 € € 3.165,40 € 3.800,00 5 GGZ C met BG-groep € 6.976,80 € 6.527,07 € 19.340,96 € 8.320,01 € 3.165,40 € 3.800,00 5 GGZ C met BG-groep en vervoer € 6.976,80 € 6.527,07 € 19.340,96 € 9.313,52 € 3.165,40 € 3.800,00 6 GGZ C zonder BG-groep € 14.577,75 € 11.965,73 € 19.340,96 € € 3.165,40 € 3.800,00 6 GGZ C met BG-groep € 14.577,75 € 11.965,73 € 19.340,96 € 8.320,01 € 3.165,40 € 3.800,00 6 GGZ C met BG-groep en vervoer € 14.577,75 € 11.965,73 € 19.340,96 € 9.313,52 € 3.165,40 € 3.800,00 Tabel 3 Niet-professionele hulp uit het eigen sociaal netwerk (artikel 2.4.1 lid c) Componenten en bijbehorende pgb bedragen Persoonlijke verzorging 3 GGZ C zonder BG-groep 3 GGZ C met BG-groep 3 GGZ C met BG-groep en vervoer 4 GGZ C zonder BG-groep 4 GGZ C met BG-groep 4 GGZ C met BG-groep en vervoer 5 GGZ C zonder BG-groep 5 GGZ C met BG-groep 5 GGZ C met BG-groep en vervoer 6 GGZ C zonder BG-groep 6 GGZ C met BG-groep 6 GGZ C met BG-groep en vervoer
Verpleging
€ 3.176,33 € € 3.176,33 € € 3.176,33 € € 3.176,33 € 3.176,33 € 3.176,33 € 5.814,00 € 5.814,00 € 5.814,00 € 12.148,13 € 12.148,13 € 12.148,13
Begeleiding Toeslag Dagbesteding Ophoging ZZP individueel wonen
€ 9.971,44 € 9.971,44 € 9.971,44 € 5.439,23 € 5.439,23 € 5.439,23 € 9.971,44 € 9.971,44 € 9.971,44
€ 16.117,46 € 16.117,46 € 16.117,46 € 11.928,68 € 11.928,68 € 11.928,68 € 16.117,46 € 16.117,46 € 16.117,46 € 16.117,46 € 16.117,46 € 16.117,46
10
€
€
€
€
€ 6.933,34 € 7.761,26 € 6.933,34 € 7.761,26 € 6.933,34 € 7.761,26 € 6.933,34 € 7.761,26
€ 3.165,40 € 3.165,40 € 3.165,40 € 3.165,40 € 3.165,40 € 3.165,40 € 3.165,40 € 3.165,40 € 3.165,40 € 3.165,40 € 3.165,40 € 3.165,40
€ 3.800,00 € 3.800,00 € 3.800,00 € 3.800,00 € 3.800,00 € 3.800,00 € 3.800,00 € 3.800,00 € 3.800,00 € 3.800,00 € 3.800,00 € 3.800,00
ALGEMENE TOELICHTING De Wmo 2015 legt de nadruk op de eigen kracht en samenredzaamheid van burgers. Daar waar een burger niet meer in staat is om zelf, met behulp van zijn netwerk of algemene voorzieningen te voorzien in zijn zelfredzaamheid en participatie, kan hij een beroep doen op een maatwerkvoorziening. Hierbij wordt eerst gekeken naar de mogelijkheden van de cliënt, de mogelijkheden van gebruikelijke hulp, het netwerk rondom de cliënt, de beschikbaarheid van voorliggende voorzieningen, voorzieningen in de buurt of algemene voorzieningen zoals beschikbaar gesteld door het college. Het antwoord op de vraag wie in aanmerking komt voor een maatwerkvoorziening is afhankelijk van de persoonlijke situatie. Zodoende, zowel bij opvang als ook bij beschermd wonen gaat het om maatwerkvoorzieningen voor mensen die als gevolg van ernstige en complexe problemen een sterk verminderde zelfredzaamheid hebben. In dit besluit wordt helder uiteengezet hoe men in aanmerking komt voor een maatwerkvoorziening en wie ervoor in aanmerking komt. Het Zorg- en Veiligheidshuis Limburg-Noord vormt de toegang tot de Maatschappelijke Opvang, Vrouwenopvang en Beschermd Wonen. Het ZVH is organisatorisch gepositioneerd binnen de afdeling Samen Leven en Werken van de gemeente Venlo. De gemeente Venlo wordt door het college gemandateerd voor de uitvoering van de taken en bevoegdheden die samenhangen met de maatschappelijke opvang, vrouwenopvang en beschermd wonen. Voor de Maatschappelijke Opvang van de gemeente Weert geldt dat de toegang tot de maatschappelijke opvang door de gemeente Weert bepaald wordt. Dit besluit wordt vastgesteld door de colleges van de gemeente Beesel, Bergen, Echt-Susteren, Horst aan de Maas, Leudal, Maasgouw, Nederweert, Peel en Maas, Roerdalen, Roermond, Venlo, Venray en Weert en treedt in werking op 1 januari 2016. Beschermd wonen Beschermd wonen is een passende maatwerkvoorziening voor mensen die als gevolg van een ernstige psychische of psychiatrische aandoening niet in staat zijn zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving. Beschermd wonen is voor mensen die als gevolg van deze aandoening 24-uurs toezicht en begeleiding nodig hebben. De ondersteuning is gericht op het leren functioneren met deze (blijvende) beperking, met als doelstelling om zo veel mogelijk zelfredzaamheid en participatie in de maatschappij te bereiken. Bij beschermd wonen staat hulp op maat centraal. Alhoewel de Wmo 2015 geen grondslagen kent voor de ondersteuningsbehoefte, wordt hiervoor bij beschermd wonen een uitzondering gemaakt. Mensen die als gevolg van een ernstige psychische aandoening zodanig beperkt zijn in hun zelfredzaamheid dat ze niet zonder 24uurstoezicht of begeleiding kunnen, vormen een bijzonder kwetsbare groep. Hoewel de ondersteuning uiteraard zo veel mogelijk gericht is op het verbeteren van zelfredzaamheid en participatie, is een beschermde omgeving waarin zij zich veilig kunnen voelen en hen gespecialiseerde ondersteuning geboden kan worden onontbeerlijk voor hun functioneren en herstel. Beschermd wonen is dan ook niet bedoeld voor mensen met psychosociale problemen, die met eigen inzet oplosbaar zijn, of voor mensen die in de eerste plaats een woonprobleem hebben. Daarbij is de beschermde component niet in lijn met de ondersteuningsbehoefte. Bovendien is beschermd wonen een zeer kostbare ondersteuningsvorm en is voor oplosbare psychosociale problemen een tijdelijke maatwerkvoorziening zoals opvang of begeleiding toereikend. Dit besluit maakt gebruik van de termen psychisch en psychosociaal. Aangezien deze termen niet in bovenliggende wetgeving zijn gedefinieerd vult dit besluit de termen in. Waar in dit besluit ‘psychisch’ als term wordt gebruikt gaat het om een aandoening van geestelijke aard die aanwijsbaar is in DSM-5. De term psychosociaal is complexer van aard. Het gaat daarbij om sociale en/of emotionele problemen die de leefsituatie aantoonbaar ernstig ontwrichten, bijvoorbeeld een combinatie van schulden, middelengebruik en overlast gevend gedrag, of ernstige relatie- en opvoedingsproblemen in combinatie met economische onzelfstandigheid. Psychosociale problemen hebben een psychische component, bijvoorbeeld ernstige stress, angst, of agressieregulatieproblemen. Deze problemen, alhoewel niet definieerbaar als een ernstige psychische aandoening op grond van DSM 5, kunnen wel reden zijn dat een
11
maatwerkvoorziening nodig is waarbij de regie tijdelijk geheel of grotendeels moet worden overgenomen. Maatschappelijke opvang Opvang is altijd gericht op een tijdelijk verblijf, met als doelstelling om iemand weer in staat te stellen zich zelfstandig of met lichte ondersteuning te redden in de samenleving. Of, als er sprake is van een ernstige beperking, toe te leiden naar langdurige zorg met verblijf. De algemene principes van de Wmo, zoals gebruik maken van eigen kracht, het sociale netwerk, rekening houden met voorzienbare omstandigheden e.d. zijn ook hier van toepassing. Als iemand bijvoorbeeld zijn woning verloren heeft, maar bij familie of vrienden kan overnachten, is opvang niet nodig. Opvang is tevens geen hostel voor mensen die bijvoorbeeld op reis zijn en een goedkope overnachtingsplek zoeken. De klassieke bed-bad-brood-opvangvoorzieningen, huisvesting bij extreem winterweer, dag- en nachtopvang zijn algemene voorzieningen. Wie gebruik maakt van de nachtopvang betaalt een kleine bijdrage voor overnachting, eten en drinken en het gebruik van wasmachine. 24-uurs opvangvoorzieningen daarentegen zijn maatwerkvoorzieningen waarop dit besluit voornamelijk van toepassing zijn.
12
Beleidsregels landelijke toegankelijkheid en regiobinding maatschappelijke opvang Peel en Maas. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Peel en Maas; gelezen het voorstel van 11 april 2016; Overwegende dat: - Door de 43 centrumgemeenten maatschappelijke opvang in samenwerking met de VNG een handreiking landelijke toegankelijkheid en regiobinding maatschappelijke opvang is ontwikkeld. Deze handreiking bevat duidelijke spelregels ten aanzien van de regiobinding en de wijze van overdracht tussen regio's. De gemeenten hebben middels een convenant uitgesproken deze beleidsregels te gaan gebruiken. -
Deze beleidsregels een nadere uitwerking van het besluit beschermd wonen, maatschappelijke opvang en vrouwenopvang 2016 voor zover het landelijke toegankelijkheid en regiobinding van de maatschappelijke opvang betreft.
besluit vast te stellen het Beleidsregels landelijke toegankelijkheid en regiobinding maatschappelijke opvang. Artikel 1 Aanmelding en onderzoek 1.1 Elke centrumgemeente zorgt er voor dat iedere dak- en thuisloze zich kan aanmelden voor maatschappelijke opvang. 1.2 Elke centrumgemeente draagt er zorg voor dat na de aanmelding nagegaan wordt of iemand tot de doelgroep behoort en er zo spoedig mogelijk een onderzoek wordt uitgevoerd om te bepalen in welke centrumgemeente de maatschappelijke opvang van de cliënt het beste kan plaatsvinden. Dat is in eerste instantie de centrumgemeente of regio waar de voorwaarden voor een succesvol traject voor de cliënt optimaal zijn of waar de cliënt aantoonbare binding heeft. Indien over beide zaken geen duidelijkheid ontstaat, is de centrumgemeente van aanmelding de aangewezen centrumgemeente die de cliënt toelaat tot de maatschappelijke opvang. De centrumgemeente waarbij de voorwaarden optimaal zijn of aantoonbare binding is, is de aangewezen centrumgemeente die de cliënt toelaat tot de maatschappelijke opvang. 1.3 Om vast te stellen waar een cliënt het beste maatschappelijke opvang kan krijgen, worden de volgende beoordelingscriteria aanbevolen, die toegepast worden bij de centrumgemeente van aanmelding: Centrumgemeente A. Dit in overleg met zowel de cliënt als de eventueel beoogde centrumgemeente B waar de voorwaarden voor een succesvol traject voor de cliënt optimaal zijn. Om dit te kunnen bepalen, wordt gekeken naar de volgende feiten en omstandigheden: • De aanwezigheid van een positief netwerk (familie en vrienden); • Voorwaarden voor een succesvol traject zoals bijvoorbeeld: actieve schuldhulpverlening, bestaande relatie met GGZ, CJG, MO e.a. in de betreffende regio; • Gegronde redenen om tegemoet te komen aan de wens van de cliënt om in een bepaalde gemeente/regio te worden opgevangen. Deze redenen moeten voor alle betrokken partijen aanvaardbaar zijn; • Bekendheid bij de politie in de betreffende regio; • De cliënt heeft gedurende drie jaar voorafgaand aan het moment van aanmelding minimaal twee jaar aantoonbaar zijn of haar hoofdverblijf in de centrumgemeente of regio gehad. Dit moet blijken uit inschrijving in de basisregistratie personen of het bekend en geregistreerd zijn bij zorginstellingen; • Als contra-indicatie om een cliënt te plaatsen in een bepaalde regio gelden redenen om de cliënt uit zijn oude sociale netwerk te halen, of agressie tegen medewerkers van betrokken partijen in de betreffende regio. • Dit onderzoek naar beste plaatsing wordt in principe binnen twee weken afgerond. Artikel 2 Overdracht van cliënten 2.1 Als uit het onderzoek bij de centrumgemeenten van aanmelding (centrumgemeente A) volgt dat de maatschappelijke opvang het beste in een andere centrumgemeente B kan plaatsvinden, neemt de aangewezen contactpersoon van de centrumgemeente A contact op met de aangewezen contactpersoon van de andere centrumgemeente B voor het organiseren van een
(warme) overdracht van de cliënt. Gedurende de periode dat de cliënt in afwachting is van overdracht, zal de centrumgemeente A zo nodig onderdak en ondersteuning bieden. Centrumgemeente A zorgt ervoor dat centrumgemeente B op de hoogte wordt gebracht en betrokken wordt bij het bepalen van het resultaat van het onderzoek zoals beschreven onder punt 3. 2.2 De overdracht van een cliënt vindt plaats onder regie van de centrumgemeenten en hierbij worden in elk geval afspraken gemaakt over: • de datum van overdracht • overbruggingsopvang in regio A indien er in regio B nog geen plaats is • de instelling die de cliënt opneemt • de wijze van vervoer en eventuele reisbegeleiding • de overdracht van de persoonlijke gegevens 2.3 De financiering van overdracht ligt bij centrumgemeente A en de financiering van tijdelijke overbruggingsopvang ligt bij de ontvangende centrumgemeente B Artikel 3 Verantwoordelijkheid 3.1 Als na onderzoek zoals onder artikel 1.3 aangegeven, in goed overleg blijkt dat de cliënt in centrumgemeente B het best kan worden opgevangen in de maatschappelijke opvang, dan is centrumgemeente B vervolgens verantwoordelijk om de cliënt opvang te bieden. 3.2 Besluiten worden ondersteund door formele beschikkingen waar van toepassing, door centrumgemeente A en of door centrumgemeente B. 3.3 Indien de contactpersoon van de centrumgemeenten A en B niet tot een akkoord kunnen komen leggen zij dit voor aan de door de VNG en FO ingestelde geschillencommissie, waarvan het besluit vervolgens bindend is. Artikel 4 Vertrouwenspersoon De cliënt mag zich laten bijstaan door een vertrouwenspersoon. De gemeente draagt zorg voor goede en voldoende voorlichting over de rechten en plichten, zowel mondeling als schriftelijk. Artikel 5 Evaluatie De handreiking wordt in 2016 geëvalueerd. In de loop van 2015 en 2016 zal VWS zorgdragen voor het monitoren van afspraken met betrekking tot toegang en overdracht. In verband hiermee registreert elke centrumgemeente de volgende gegevens: • Aantal aangemelde cliënten (ook cliënten die duidelijk tot de eigen regio behoren), • Datum van aanmelding • Aantal cliënten zonder binding in de eigen regio die tijdelijk opvang wordt geboden, • Aantal cliënten waarbij na onderzoek blijkt dat er geen enkele voorkeursregio blijkt en die vervolgens in de eigen regio zijn opgenomen, • Datum overdracht naar een andere regio van een centrumgemeente, • Naar welke centrumgemeente is overgedragen • Naar welke instelling is overgedragen • Op grond van welke argumenten • Of de overdracht goed is verlopen Artikel 6 Bekendmaking 1. Deze beleidsregel treedt in werking op de eerste dag na de dag van bekendmaking 2. De beleidsregel kan worden aangehaald als ‘landelijke toegankelijkheid en regiobinding maatschappelijke opvang Peel en Maas
Bijlage 4 EGB 20-2016 Collegebesluit BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN PEEL EN MAAS; Gelet op het bepaalde in artikel 4:81 Algemene wet bestuursrecht; Gelet op het bepaalde in de Wet Maatschappelijke Ondersteuning; Gelet op het bepaalde in de Verordening Maatschappelijke Ondersteuning Peel en Maas; Overwegende dat het wenselijk is beleidsregels vast te stellen voor de uitvoering van de verordening.
BESLUITEN: Vast te stellen de volgende beleidsregel: Beleidsregel Maatschappelijke Ondersteuning Peel en Maas
HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1 Begripsomschrijving In deze beleidsregel en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder: - Beroepsmatige ondersteuning: ondersteuning uitgevoerd door een daartoe opgeleide beroepskracht; -
Budgethouder: de persoon die het persoonsgebonden budget toegekend heeft gekregen; Hulpvraag: behoefte aan maatschappelijke ondersteuning als bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet; - Ondersteuningsplan: ondertekend schriftelijk verslag van de gesprekken en afspraken in de onderzoeksfase. In de verordening is dit aangeduid met arrangement, inmiddels spreken we over ondersteuningsplan; - Verordening: Verordening maatschappelijke ondersteuning Peel en Maas; - Wet: Wet Maatschappelijke Ondersteuning. Alle begrippen die in dit besluit worden gebruikt en die niet nader worden omschreven, hebben dezelfde betekenis als in de Wmo 2015 (in het bijzonder artikel 1.1.1), het Uitvoeringsbesluit Wmo en de Verordening Wmo Peel en Maas.
HOOFDSTUK 2 PROCEDURE Artikel 2. Melding van de hulpvraag De hulpvraag kan rechtstreeks bij de gemeente worden aangemeld maar ook via andere hulp- of dienstverleners (waaronder vrijwilligers) worden ingediend. Artikel 3. Onafhankelijke cliëntondersteuning
De burger en diens mantelzorger worden voor het onderzoek gewezen op de mogelijkheid van het gebruik van kosteloze onafhankelijke cliëntondersteuning. De onafhankelijke cliëntondersteuner voert niet het onderzoek uit. Artikel 4. Onderzoek 1. Het college onderzoekt in het gesprek of de gesprekken met degene door of namens wie de melding is gedaan, dan wel diens vertegenwoordiger en waar mogelijk met de mantelzorger of mantelzorgers en desgewenst familie/bekenden, zo spoedig mogelijk en voor zover nodig: a. de behoeften, persoonskenmerken en voorkeuren van de burger; b. het gewenste resultaat van het verzoek om ondersteuning; c. de mogelijkheden om op eigen kracht of met gebruikelijke hulp of algemeen gebruikelijke voorzieningen zijn zelfredzaamheid of zijn participatie te handhaven of te verbeteren, of te voorkomen dat hij een beroep moet doen op een maatwerkvoorziening; d. de mogelijkheden om met mantelzorg of hulp van andere personen uit zijn sociaal netwerk te komen tot verbetering van zijn zelfredzaamheid of zijn participatie, of te voorkomen dat hij een beroep moet doen op een maatwerkvoorziening; e. de behoefte aan maatregelen ter ondersteuning van de mantelzorger van de burger; f. de mogelijkheden om met gebruikmaking van een algemene voorziening te komen tot verbetering van zijn zelfredzaamheid of zijn participatie, of te voorkomen dat hij een beroep moet doen op een maatwerkvoorziening; g. de mogelijkheden om door middel van voorliggende voorzieningen of door samen met zorgverzekeraars en zorgaanbieders als bedoeld in de Zorgverzekeringswet en andere partijen op het gebied van publieke gezondheid, jeugdhulp, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen, te voorzien in de behoefte aan maatschappelijke ondersteuning; h. de mogelijkheid om een maatwerkvoorziening te verstrekken; i. welke bijdragen in de kosten de burger met toepassing van het bepaalde bij of krachtens artikel 15 verschuldigd zal zijn, en j. de mogelijkheden om te kiezen voor de verstrekking van een pgb, waarbij de burger in begrijpelijke bewoordingen wordt ingelicht over de gevolgen van die keuze. 2. In deze fase vindt, indien nodig, ook overleg plaats met de (beoogde) zorgaanbieder(s). Artikel 5. Beslissing 1. Indien de hulpvraag ingevuld kan worden zonder maatwerkvoorziening, dan wordt het concept-arrangement door ondertekening van gemeente en burger omgezet naar een ondersteuningsplan. 2. Indien de hulpvraag (mede) ingevuld wordt met een maatwerkvoorziening dient de burger een aanvraag in. Deze aanvraag bestaat bij voorkeur uit het ondertekende ondersteuningsplan. Artikel 6 Beschikking 1. Bij het verstrekken van een maatwerkvoorziening in natura vermeldt de beschikking in ieder geval: a. welke maatwerkvoorziening verstrekt wordt en wat het beoogde resultaat daarvan is; b. de ingangsdatum en duur van de verstrekking; c. of een bijdrage in de kosten verschuldigd is en de daarbij door het college gehanteerde uitgangspunten, zoals de kostprijs van de voorziening. d. wat de omvang van de ondersteuning bedraagt; e. welke aanbieder(s) worden ingezet.
Gemeente Peel en Maas
1894/2016/779175
Pagina 2 van 2
2.
Bij het verstrekken van een maatwerkvoorziening in de vorm van persoonsgebonden budget (pgb) vermeldt de beschikking in ieder geval: a. aan welk resultaat het persoonsgebonden budget kan worden besteed; b. wat de hoogte van het persoonsgebonden budget is en hoe dit tot stand is gekomen; c. wat de duur is van de verstrekking waarop het persoonsgebonden budget betrekking heeft; d. de wijze van verantwoording van de besteding van het persoonsgebonden budget, en e. of een bijdrage in de kosten verschuldigd is en de daarbij door het college gehanteerde uitgangspunten, zoals de kostprijs van de voorziening.
HOOFDSTUK 3 MAATWERKVOORZIENINGEN EN ALGEMENE VOORZIENINGEN Artikel 7 Criteria voor maatwerkvoorzieningen 1. Enkel wanneer eigen kracht, gebruikelijke hulp, mantelzorg, sociaal netwerk of algemene (gebruikelijke) voorzieningen niet of in onvoldoende mate leiden tot het invullen van de hulpvraag, kunnen aanvullend maatwerkvoorzieningen worden verstrekt. 2. Algemeen gebruikelijke voorzieningen vallen niet onder de noemer maatwerkvoorziening. Een voorziening is algemeen gebruikelijk indien de volgende criteria van toepassing zijn: a. De voorziening is niet speciaal voor gehandicapten bedoeld; b. De voorziening is in de reguliere handel verkrijgbaar (geen revalidatievakhandel); c. De voorziening is in prijs vergelijkbaar met soortgelijke producten. Artikel 8. Voorwaarden, verplichtingen en weigeringsgronden 1. Geen maatwerkvoorziening wordt verstrekt: a. indien de burger aanspraak kan maken op enige andere passende voorziening of dienst op grond van andere wet- of regelgeving; b. voor zover de burger op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk de hulpvraag kan invullen; c. voor zover de burger met gebruikmaking van algemene of voorliggende voorzieningen in de hulpvraag kan voorzien; d. indien de benodigde voorziening voor de burger algemeen gebruikelijk is; e. indien het een voorziening betreft die de burger vóór de datum van de melding heeft gerealiseerd of geaccepteerd, tenzij het college daarvoor schriftelijk toestemming heeft verleend of de noodzaak achteraf nog kan worden vastgesteld; f. voor zover de aanvraag betrekking heeft op een voorziening die aan burger al eerder is verstrekt in het kader van enige wettelijke bepaling of regeling en de normale afschrijvingstermijn van de voorziening nog niet verstreken is, tenzij de eerder vergoede of verstrekte voorziening verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die niet aan de burger zijn toe te rekenen, of tenzij burger geheel of gedeeltelijk tegemoetkomt in de veroorzaakte kosten; g. indien de burger tekortschietend besef van verantwoordelijkheid heeft betoond. 2. Een burger is verplicht om zorgvuldig met de aan hem verstrekte voorziening om te gaan. 3. Het college is bevoegd om overige, bijzondere, voorwaarden en verplichtingen op te leggen. 3.1 Hulp bij het huishouden Artikel 9. Ondersteuning bij Hulp bij het huishouden
Gemeente Peel en Maas
1894/2016/779175
Pagina 3 van 3
1. Het beoogde resultaat van ondersteuning bij hulp bij het huishouden is dat de burger in staat is om: a. in een schoon en leefbaar huis te wonen; b. zelfstandig thuis te blijven wonen; c. schone kleding te dragen. Artikel 10. Richtlijnen voor ondersteuning bij hulp bij het huishouden als maatwerkvoorziening 1. De richtlijnen zijn gebaseerd op geraamde minuten die nodig zijn om onder normale omstandigheden huishoudelijke taken uit te voeren. Deze richtlijnen geven een handvat om tot het beoordelen van de benodigde ondersteuning te komen. 2. Op basis van persoonskenmerken en individuele omstandigheden maakt het college een afweging en kan van de richtlijnen worden afgeweken. Een gemotiveerde onderbouwing wordt omschreven in het ondersteuningsplan. 3. De richtlijnen zijn als bijlage toegevoegd (zie bijlage 1). Deze wordt geacht integraal deel uit te maken van deze beleidsregel. Artikel 11. Hulp bij het huishouden als algemene voorziening In samenspraak met initiatiefnemers uit enkele kernen van Peel en Maas wordt voorlopig voor de periode 1 mei 2016 tot en met 30 april 2017 een pilot ‘hulp bij het huishouden als algemene voorziening’ uitgevoerd. De raad heeft hiervoor een aantal uitgangspunten vastgesteld. Deze zijn door het college nader uitgewerkt. Deze uitwerking staat verwoord in bijlage 2 die geacht wordt integraal deel uit te maken van deze beleidsregel.
3.2 Woningaanpassingen, woonvoorzieningen en verhuiskosten Artikel 12. Woningaanpassingen 1. Het beoogde resultaat van een woningaanpassing is dat de burger zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving, zelfstandig thuis kan blijven wonen. 2. Het primaat voor een woningaanpassing ligt bij verhuizen, tenzij verhuizen naar een geschikte woning niet de goedkoopst passende oplossing biedt voor de burger . 3. Geen woningaanpassing wordt verstrekt: a. voor zover de beperkingen voortvloeien uit de aard van de in de woning gebruikte materialen; b. ten behoeve van hotels/pensions, trekkerswoonwagens, kloosters, tweede woningen, vakantie- en recreatiewoningen en gehuurde kamers; c. voor zover het voorzieningen in gemeenschappelijke ruimten betreft, anders dan automatische deuropeners, hellingbanen, het verbreden van gemeenschappelijke toegangsdeuren, het aanbrengen van drempelhulpen of vlonders of het aanbrengen van een opstelplaats bij de toegangsdeur van de gemeenschappelijke ruimte; d. indien de noodzaak het gevolg is van een verhuizing waarvoor geen aanleiding bestaat op grond van beperkingen bij de zelfredzaamheid of participatie en er geen belangrijke reden voor verhuizing aanwezig is; e. indien de burger niet is verhuisd naar de voor zijn of haar beperkingen op dat moment meest geschikte woning, tenzij daarvoor vooraf schriftelijk toestemming is verleend door het college; f. Indien het uitrustingsniveau van sociale woningbouw wordt overschreden. 4. Woningaanpassingen worden in eigendom verstrekt.
Gemeente Peel en Maas
1894/2016/779175
Pagina 4 van 4
Artikel 13. Woonvoorzieningen 1. Het beoogde resultaat van een woonvoorziening is dat de burger langer zelfstandig kan blijven wonen in de eigen leefomgeving 2. Wij onderscheiden de volgende woonvoorzieningen: a. Losse woonvoorzieningen: voorzieningen die niet nagelvast, dus verplaatsbaar zijn (bijvoorbeeld een verrijdbare kanteldouchestoel, een verrijdbare tillift); b. Bouwkundige woonvoorzieningen: nagelvaste voorzieningen (bijvoorbeeld een traplift); 3. Woonvoorzieningen worden in bruikleen verstrekt. Artikel 14. Primaat van de losse woonunit Indien een bouwkundige woonvoorziening bestaat uit een aanbouw aan of een aanzienlijke verbouwing van een woning, kan het college een herplaatsbare losse woonunit verstrekken indien dit de goedkoopst adequate oplossing is en daartegen geen bezwaren van overwegende aard bestaan. Artikel 15. Verhuiskosten 1. Voor de kosten van een verhuizing kan slechts een maatwerkvoorziening worden verstrekt in de vorm van een persoonsgebonden budget. 2. De verstrekking van een persoonsgebonden budget voor verhuiskosten vindt slechts plaats indien sprake is van een acute, niet voorzienbare verhuizing en men niet in staat is geweest hiervoor (voldoende) te reserveren.
3.3 Hulpmiddelen Artikel 16. Rolvoorzieningen 1. Het beoogde resultaat van een rolvoorziening is een adequate oplossing voor een beperking in het bewegen in en om het huis. 2. Wij onderscheiden de volgende rolvoorzieningen: a. Handmatig voortbewogen rolstoel; b. Elektrisch voortbewogen rolstoel; c. Aanpassingen aan de rolstoel. d. Andere rolvoorzieningen (zoals aangepaste wandelwagen) Artikel 17. Sportvoorzieningen 1. Wanneer het voor de burger zonder sporthulpmiddel niet mogelijk is om een sport te beoefenen en de kosten hiervoor aanzienlijk hoger zijn dan de gebruikelijke kosten die een persoon zonder beperkingen heeft voor dezelfde (of een vergelijkbare) sport, kan een sportvoorziening worden verstrekt. 2. De aanvrager moet aantonen dat er sprake is van een actieve sportbeoefening. 3. Als voorliggende voorzieningen gelden fondsen. Artikel 18. Vervoershulpmiddelen voor mensen met een beperking 1. Het beoogde resultaat van de verstrekking van vervoershulpmiddelen is om het mogelijk te maken zich te verplaatsen buitenshuis. 2. Wij onderscheiden de volgende vormen van vervoershulpmiddelen: a. Aangepaste fietsen; b. Scootmobiels. Gemeente Peel en Maas
1894/2016/779175
Pagina 5 van 5
3. De verstrekking van vervoershulpmiddelen geschiedt enkel wanneer de kosten van de voorziening de kosten van de algemeen gebruikelijke vervoersvoorziening (auto of fiets) te boven gaan
3.4 Vervoer taxi/bus Artikel 19. Ondersteuning bij vervoer 1. Wanneer een burger niet in staat is om gebruik te maken van het openbaar vervoer, kan een maatwerkvoorziening verstrekt worden in de vorm van een Regiotaxipas. Hiermee kan tegen een gereduceerd tarief gereisd worden. Er moet voldaan worden aan de volgende voorwaarden: a. Er is sprake van noodzakelijk vervoer; b. De persoon kan niet met een algemeen gebruikelijk vervoershulpmiddel de hulpvraag oplossen; c. Er is geen persoon in het sociaal netwerk die de vraag om aangepast vervoer kan oplossen; d. Er is geen voorliggende voorziening, bijvoorbeeld zittend ziekenvervoer op basis van de Zvw. e. Er is geen geschikte algemene voorziening zoals vrijwillig dorpsvervoer f. De vervoersbehoefte kan niet met een adequatere oplossing, bijvoorbeeld op basis van maatwerk een scootmobiel of aangepaste fiets, worden opgelost. g. Er is geen sprake van bovenlokaal vervoer waarbij gebruik kan worden gemaakt van Valys. 2. Als richtlijn geldt een maximum van 590 zones per jaar. Artikel 20. Ondersteuning bij vervoer i.h.k.v. de maatwerkvoorzieningen dagbesteding en kortdurend verblijf 1. Wanneer een burger niet in staat is om op eigen kracht of gebruik makend van een algemene voorziening naar de dagbesteding of kortdurend verblijf te komen, kan een maatwerkvoorziening in de vorm van georganiseerd vervoer naar de voorziening worden verstrekt. 2. Dezelfde voorwaarden als in artikel 18, lid 1, gelden voor deze maatwerkvoorziening. 3.5 Individuele begeleiding Artikel 21. Omschrijving Begeleiding individueel 1. Het beoogde resultaat bij begeleiding individueel is het zelfstandig kunnen wonen. 2. De begeleiding kan bestaan uit ondersteuning op een of meer levensdomeinen. Artikel 22. Richtlijnen omvang individuele begeleiding 1. Individuele begeleiding wordt vastgesteld in uren per week. 2. In het ondersteuningsplan wordt het totaal aantal uren per week bepaald. 3.6 Groepsbegeleiding Artikel 23. Dagbesteding in een groep 1. Beoogd resultaat van dagbesteding in een groep is dat de burger langer in de eigen leefomgeving zelfstandig thuis kan blijven wonen.
Gemeente Peel en Maas
1894/2016/779175
Pagina 6 van 6
2. Bij dagbesteding groep vindt de ondersteuning plaats in een groep van personen Artikel 24. Richtlijnen omvang dagbesteding in een groep 1. Begeleiding Groep wordt vastgesteld in uren per week. 2. Het aantal dagdelen Begeleiding Groep dat wordt vastgesteld, is afhankelijk van: a. de noodzaak (hoeveel structuur, activering, toezicht etc. is nodig? Wat biedt het eigen netwerk of de voorliggende voorzieningen, hoe belast is de mantelzorg etc.); b. de mogelijkheden van de burger (hoeveel kan de burger fysiek en mentaal aan?); c. het doel dat de groepsbegeleiding voor deze specifieke burger heeft (als een doel is: een zinvolle dagbesteding, ter vervanging van arbeid, dan worden er meer uren vastgesteld) 3. In het ondersteuningsplan wordt het totaal aantal uren per week bepaald. 3.7 Kortdurend verblijf Artikel 25. Kortdurend verblijf 1. Beoogd resultaat is het ontlasten van de persoon die de gebruikelijke zorg of mantelzorg biedt. 2. Kortdurend verblijf omvat het logeren in een andere omgeving dan het eigen woonadres gepaard gaande met begeleiding voor een burger, indien de burger aangewezen is op (tijdelijk) toezicht. Behandeling behoort niet tot kortdurend verblijf. 3. Toezicht is gericht op: a. het bieden van fysieke zorg, zodat tijdig kan worden ingegrepen bij bijvoorbeeld valgevaar, of complicaties bij een ziekte; en/of b. het verlenen van ondersteuning op ongeregelde en/of frequente tijden, omdat de verzekerde zelf niet (meer) in staat is om hulp in te roepen; en/of c. het preventief ingrijpen bij gedragsproblemen (voorkomen van escalatie en gevaar). 4. In de instelling waar de burger kortdurend verblijft, wordt de dagelijkse zorg overgenomen. Wanneer verpleging of behandeling nodig is moet hiervoor apart een indicatie op grond van de Zorgverzekeringswet (Zvw) worden afgegeven. Dit wordt betrokken in het ondersteuningsplan. Artikel 26. Richtlijnen omvang kortdurend verblijf 1. De omvang van kortdurend verblijf is 1, 2 of 3 etmalen per week; afhankelijk van wat noodzakelijk is in de specifieke situatie van de burger. 2. Er is een maximum van 3 etmalen per week gesteld omdat het logeren betreft; bij meer dan 3 etmalen in een instelling is er sprake van opname waarvoor een indicatie op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz) moet worden gesteld. 3. Het is denkbaar dat op lid 2 in specifieke situaties een uitzondering kan worden gemaakt om bijvoorbeeld verblijf van een week, zodat mantelzorg op vakantie kan, mogelijk te maken. Dan moet wel vaststaan dat andere oplossingen, zoals bijvoorbeeld respijtzorg vergoed door de ziektekostenverzekeraar geen optie zijn. 4. Op grond van het ondersteuningsplan wordt het totaal aantal uren per week bepaald. 3.8 Beschermd wonen Artikel 27. Beschermd wonen 1. Het beoogd resultaat van beschermd wonen is dat de burger, indien dat kan en zo snel als mogelijk, weer in staat is zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving. 2. Bij beschermd wonen gaat het om het bieden van onderdak en begeleiding aan personen met een psychische aandoening. Het gaat om personen bij wie op participatie gerichte ondersteuning vanuit een beschermende woonomgeving centraal staat.
Gemeente Peel en Maas
1894/2016/779175
Pagina 7 van 7
3. De gemeente Venlo voert als zijnde Centrum gemeente de taken rondom beschermd wonen, maatschappelijke opvang (vrouwen) en verslavingszorg uit. HOOFDSTUK 4 PERSOONGEBONDEN BUDGET Artikel 28. Voorwaarden persoonsgebonden budget (pgb) Bij het opstellen van het ondersteuningsplan worden de voorwaarden in artikel 2.3.6, lid 2 sub a en c van de wet getoetst. Als resultaat hiervan wordt in het ondersteuningsplan een motivering opgenomen in hoeverre: a. De burger op eigen kracht of met zijn sociaal netwerk of vertegenwoordiger de bij een pgb behorende taken en verplichtingen kan uitvoeren zoals bedoeld in artikel 2.3.6. lid 2 onder a, van de wet; b. Een pgb leidt tot het door de burger gewenste resultaat, welke vorm van ondersteuning hierbij passend is en welke kwaliteitseisen gelden voor besteding van het pgb. Hulpmiddelen, woonvoorzieningen en woningaanpassingen moeten voldoen aan een programma van eisen. De kwaliteit van de ondersteuning wordt geborgd door inzet van voorzieningen die past bij de mate van kwetsbaarheid van de burger. Dit wordt in het ondersteuningsplan bepaald en vastgelegd. Artikel 29. Eigen verantwoordelijkheden van de budgethouder De budgethouder is zelf verantwoordelijk voor: a. het inkopen van de maatwerkvoorziening, hulpmiddel of hulp; b. het onderhoud, de reparaties en de verzekering van het hulpmiddel; c. Het afsluiten van een zorgovereenkomst met elke zorgverlener en het aanleveren van deze zorgovereenkomst(en) bij het SVB; Artikel 30. Hoogte pgb bij ondersteuning Bij de hoogte van het maximum uurtarief voor het pgb gelden twee tarieven: a. voor of beroepsmatige ondersteuning: het laagst vastgestelde tarief voor soortgelijke ondersteuning binnen de regionaal afgesloten raamcontracten in 2014; b. voor niet-beroepsmatige ondersteuning: 75% van het laagst vastgesteld tarief voor soortgelijke ondersteuning binnen de regionaal afgesloten raamcontracten 2014. Artikel 31. Hoogte pgb bij woningaanpassingen 1. Bij de hoogte van het pgb wordt rekening gehouden: a. bij woningaanpassingen tot € 5.000 met de codelijst verkorte procedure woningaanpassingen; b. bij woningaanpassingen vanaf € 5.000 met een kostenbegroting op basis van 2 offertes conform normen bouwbesluit of bouwkundig advies. 2.De afschrijvingstermijn bij woningaanpassingen bedraagt 25 jaar. Binnen deze termijn wordt in de regel geen nieuw pgb verstrekt, tenzij hiervoor bijzondere gronden zijn. Artikel 32. Hoogte pgb bij woonvoorzieningen en hulpmiddelen 1. Bij de hoogte van het pgb voor woonvoorzieningen en hulpmiddelen wordt rekening gehouden met: a. de kostprijs van de woonvoorziening of hulpmiddel conform contractafspraken met leverancier; b. de kosten voor onderhoud, reparatie en (eventuele) verzekering. 2. De afschrijvingstermijn van woonvoorzieningen en hulpmiddelen bedraagt 7 jaar. Bij woonvoorzieningen en hulpmiddelen voor kinderen geldt 5 jaar. Een uitzondering hierop is de Gemeente Peel en Maas
1894/2016/779175
Pagina 8 van 8
traplift: hiervoor geldt een afschrijvingstermijn van 10 jaar. Binnen deze termijnen wordt in de regel geen nieuw pgb verstrekt, tenzij hiervoor bijzondere gronden zijn. Artikel 33. Hoogte pgb bij sportvoorzieningen In het ondersteuningsplan wordt de hoogte van het pgb voor sportvoorzieningen vastgesteld. Hiermee wordt rekening gehouden met de mate van het overstijgen van kosten t.o.v. gebruikelijke kosten ( zie artikel 16, lid 1). Artikel 34. Pgb voor inzetten sociaal netwerk 1. Als een financiële compensatie voor ondersteuning door het eigen netwerk de gebruikelijke (mantel)zorg overstijgt en het leidt tot een doelmatiger, efficiënter en tot effectievere zorgondersteuning dan is het verstrekken van een pgb mogelijk. Dit wordt gemotiveerd in het ondersteuningsplan. 2. Het maximumtarief voor ondersteuning door personen uit het sociaal netwerk bedraagt maximaal 20 euro per uur, met dien verstande dat het maximumtarief voor niet professionele ondersteuning zoals genoemd in artikel 29, niet mag worden overschreden. Artikel 35. Besteding en verantwoording kosten pgb 1. De schriftelijke (zorg)overeenkomst die de budgethouder sluit met iedere persoon of instantie bij wie hij een maatwerkvoorziening inkoopt, moet in overeenstemming zijn met de door het college afgegeven beschikking (inclusief ondersteuningsplan). Indien het college van mening is dat de zorgovereenkomst hier niet aan voldoet, wordt de budgethouder in de gelegenheid gesteld om de overeenkomst in de gewenste zin aan te passen. De goedkeuring door het college is een voorwaarde voor de Sociale Verzekeringsbank om tot uitbetaling aan de zorgverlener over te kunnen gaan. Zonder een goedgekeurde zorgovereenkomst vindt namelijk geen uitbetaling plaats. Indien het college wel akkoord is met de zorgovereenkomst dan wordt dit doorgegeven aan de Sociale Verzekeringsbank en tevens wordt dan aangegeven wat het maximumtarief is per zorgovereenkomst. 2. Er is een vrij besteedbaar bedrag van € 250 toegestaan bij de besteding van het persoonsgebonden budget. Dit moet de budgethouder wel zelf vrij spelen in het toegekende budget, door bijvoorbeeld goedkoper in te kopen of niet alle uren te besteden. 3. De volgende kosten zijn uitgesloten uit het persoonsgebonden budget: a. een eenmalige uitkering of een feestdagenuitkering voor de ondersteuner; b. reiskosten van de ondersteuner; c. kosten voor bemiddelingsbureaus, tussenpersonen of belangenbehartigers; d. administratiekosten. 4. Indien het ondersteuningsplan meerdere typen ondersteuning bevat mag de budgethouder hiermee binnen het verstrekte pgb schuiven indien dit leidt tot een meer adequate ondersteuning; 5. Eenmalige pgb’s voor bijvoorbeeld woningaanpassing of hulpmiddelen verlopen vooralsnog niet via het SVB/trekkingsrecht. Bij hulpmiddelen, woonvoorzieningen en woningaanpassingen onder de 5.000 euro worden deze pgb’s rechtstreeks aan de budgethouder overgemaakt na het nemen van de beschikking. Bij woningaanpassingen boven de 5.000 euro vindt uitbetaling van het pgb plaats na indiening van de factuur van de aannemer. Artikel 36. Controle pgb Via periodiek overleg over het ondersteuningsplan vindt controle van het gebruik en de besteding van de maatwerkvoorzieningen en het persoonsgebonden budget plaats. Dit kan leiden tot bijstelling van de omvang van de maatwerkvoorzieningen en/of het persoonsgebonden budget.
Gemeente Peel en Maas
1894/2016/779175
Pagina 9 van 9
HOOFDSTUK 5 WAARDERING MANTELZORGERS Artikel 37. Waardering mantelzorgers Het college geeft in samenspraak met het mantelzorgforum en het Steunpunt Mantelzorg Peel en Maas invulling aan de waardering van mantelzorgers die zorg verlenen aan inwoners van de gemeente Peel en Maas. Dit gebeurt jaarlijks rondom de Dag van de Mantelzorg met o.a. de mantelzorgbloem en met diverse speciale activiteiten voor mantelzorgers gedurende het jaar.
Artikel 38 Citeertitel, inwerkingtreding en intrekking oude beleidsregel 1. Deze beleidsregel wordt aangehaald als Beleidsregel Maatschappelijke Ondersteuning Peel en Maas. 2. De beleidsregel treedt in werking op 20 mei 2016. 3. De Beleidsregel Maatschappelijke Ondersteuning Peel en Maas d.d. 1-1-2015 wordt ingetrokken met ingang van de datum zoals vermeld in lid 2 van dit artikel. Bijlage 1. Richtlijnen voor ondersteuning bij huishoudelijk werk (maatwerkvoorziening) Bijlage 2: Uitwerking hulp bij het huishouden als algemene voorziening
Panningen, 10 mei 2016
Burgemeester en wethouders van de gemeente Peel en Maas, de gemeentesecretaris/directeur,
de burgemeester,
drs. H. Mensink
W.J.G. Delissen-van Tongerlo
Bijlage 1 Richtlijnen voor ondersteuning bij huishoudelijk werk (maatwerkvoorziening) Ondersteuning bij huishoudelijk werk als maatwerkvoorziening Ondersteuning bij huishoudelijk werk zorgt voor een bijdrage in het zelfstandig leven en het voeren van een gestructureerd huishouden. Het resultaat moet zijn een schoon en leefbaar huis, dragen van schone kleding en zelfstandig thuis blijven wonen. Ondersteuning bij huishoudelijk werk bestaat dan ook uit: het overnemen van schoonmaakwerkzaamheden en het overnemen van de wasverzorging. Leidraad tijdnormering schoonmaakwerkzaamheden De normtijden die hieronder genoemd worden zijn bedoeld als leidraad en zeker geen vaststaand feit. Het is altijd maatwerk. Deze normering is tot stand gekomen in overleg met het Regionaal Zorgvragers Overleg (RZO) en een aantal Zorgaanbieders. Uitgangspunten: Gemeente Peel en Maas
1894/2016/779175
Pagina 10 van 10
• •
•
• •
• • • •
• •
Iedere volwassen inwoner wordt verondersteld naast een volledige baan of opleiding een meerpersoonshuishouden te kunnen voeren. Gebruikelijke zorg is de ondersteuning die huisgenoten geacht worden elkaar te bieden, omdat zij als leefeenheid een gemeenschappelijk huishouden voeren en op die grond gezamenlijke verantwoordelijkheid hebben voor het functioneren van dat huishouden Het principe van gebruikelijke zorg heeft een verplichtend karakter en hierbij wordt geen onderscheid gemaakt op basis van sekse, religie, cultuur, gezinssamenstelling, de wijze van inkomenswerving, drukke werkzaamheden, lange werkweken of persoonlijke opvattingen over het verrichten van huishoudelijke werkzaamheden. Indien de huisgenoot van de zorgvrager vanwege werk langdurig fysiek niet aanwezig is, wordt hiermee eventueel rekening gehouden. Elementaire ruimten in de woning zijn leidend. Hiermee bedoelen we: woonkamer, keuken, badkamer, slaapkamer. Het aantal volwassenen is niet leidend; er wordt gekeken naar de grootte van de woning. Voor de aanwezigheid van kinderen kan meerhulp ingezet worden. Het hebben van huisdieren is een eigen keuze; hier wordt geen meerhulp voor ingezet. Bij bepaalde problematiek (bijv. incontinentie/copd) wordt niet automatisch meerhulp ingezet. Het betreft maatwerk. Spoedhulp komt maar zelden voor en geldt alleen bij afwezigheid van mantelzorg/sociaal netwerk en situaties waarbij geen gebruikelijke hulp aanwezig is en waarbij acuut hulp noodzakelijk is In terminale situaties kan ter ontlasting van de leefeenheid hulp bij het huishouden ingezet worden ondanks de aanwezigheid van gebruikelijke hulp. Inzet van kinderen; van kinderen vanaf 18 jaar kan inzet verwacht worden in het huishouden en heeft dit invloed op de normering
Boodschappen De boodschappenservice is algemeen gebruikelijk, beschikbaar en bruikbaar. In situaties waarbij de inwoner dusdanig beperkt is dat hij niet in staat is om gebruik te maken van een boodschappenservice, er geen mantelzorger, familie en of sociaal netwerk aanwezig is, dan is de tijdnormering voor het samenstellen van een boodschappenlijst, bestellen en opruimen van de boodschappen: 15 minuten per week
Licht huishoudelijk werk in huis Stof afnemen, opruimen, bed opmaken Woning met 2 slaapkamers of minder in dagelijks gebruik Woning met 3 slaapkamers of meer in dagelijks gebruik
40 minuten per week 60 minuten per week
Zwaar huishoudelijk werk in huis Stofzuigen, schrobben, dweilen, schoonmaken van sanitair en keuken, bedden verschonen Woning met 2 slaapkamers of minder in dagelijks gebruik Woning met 3 slaapkamers of meer in dagelijks gebruik
70 minuten per week 100 minuten per week
Mogelijke extra’s Voor slaapkamers die niet in dagelijks gebruik zijn (maximaal 2) 5 minuten per week Meerwerk i.v.m. trappenhuis in woning
Gemeente Peel en Maas
30 minuten per week
1894/2016/779175
Pagina 11 van 11
Wasverzorging Kleding en linnengoed sorteren en wassen in wasmachine, was drogen in droogmachine, vouwen, strijken, opbergen Eenpersoonshuishouden Meerpersoonshuishouden
max. 45 minuten per week max. 60 minuten per week
Meerhulp: aantal kinderen < 16 jaar
15 min. per kind per week
Het strijken van bovenkleding is opgenomen in de normtijd. Onderkleding en beddengoed wordt gevouwen.
Gemeente Peel en Maas
1894/2016/779175
Pagina 12 van 12
Bijlage 2 Uitwerking pilot hulp bij huishouden als algemene voorziening Doel In de kernen Kessel, Kessel-Eik, Koningslust en Meijel als pilot hulp bij het huishouden organiseren als een Algemene Voorziening op basis van een hechte samenwerking tussen de informele en formele netwerken in de (dorps/buurt)gemeenschap. Uitgangspunten: vastgesteld door gemeenteraad op 19 Januari 2016 1. Er wordt uitgegaan van een gekantelde werkwijze: eigen kracht, sociaal netwerk, algemene voorziening, maatwerkvoorziening. 2. De algemene voorziening is: 'ondersteuning bij het zelf realiseren van een schoon en leefbaar huis'. 3. Alleen mensen die tot de Wmo-doelgroep (= inwoners die niet zelfredzaam zijn) horen krijgen ondersteuning. 4. De voorziening moet ook financieel toegankelijk zijn. 5. De vakmensen die beroepsmatig ondersteuning bieden, moeten dat kunnen doen tegen fatsoenlijke arbeidsvoorwaarden. 6. De hulpvrager is vrij een keuze te maken uit de hulpverleners/zorgorganisaties die in de kern beschikbaar zijn voor het bieden van ondersteuning. 7. Aanvragen van maatwerkvoorziening blijft mogelijk. 8. De nieuwe aanpak moet blijven binnen de financiële ruimte voor hulp bij het huishouden die in de gemeentebegroting is/wordt vastgesteld. Uitwerking: vastgesteld door het College op 10 mei 2016 1. De pilot-periode loopt van 1 mei 2016 tot 30 april 2017. Tijdens de pilotperiode wordt regelmatig onderzoek gedaan naar de voortgang. De bevindingen worden met alle partners gedeeld en worden ter kennis gebracht van de gemeenteraad. Afhankelijk van de opgedane ervaringen wordt uiterlijk 15 februari 2017 vastgesteld of de nieuwe werkwijze - al dan niet in aangepaste vorm - wordt voortgezet en uitgebreid naar alle kernen van Peel en Maas. Voor kernen die al eerder over willen stappen naar de nieuwe werkwijze is 1 januari 2017 een natuurlijk moment om een dergelijke overstap te maken. Mensen die momenteel hulp bij het huishouden ontvangen en die wonen in kernen die niet meedoen aan de pilot, hebben namelijk een verlenging van de indicatie gekregen tot 31 december 2016. 2. De 'lichte toets' of iemand tot de doelgroep van de algemene voorziening behoort, wordt uitgevoerd door de professionele ondersteuner die werkt onder auspiciën van het informele (dorps/buurt)netwerk. Er wordt geen beschikking afgegeven. Volstaan wordt met het schriftelijk vastleggen van de bevindingen van de professionele ondersteuner en de afspraken die met hem/haar zijn gemaakt. Als een hulpvrager hiermee geen genoegen neemt, staat het hem/haar vrij om bij de gemeente een maatwerkvoorziening aan te vragen. Een consulent van de gemeente behandelt deze aanvraag. Dit leidt altijd tot een beschikking waartegen wel bezwaar en beroep mogelijk zijn. 3. De door de hulp te verrichten (flexibele) activiteiten in het kader van de algemene voorziening, hebben betrekking op het schoonmaken van de gangbare ruimten in een woning (toilet/badkamer, woonkamer, slaapkamer, keuken en gang), zo nodig wassen en strijken en in een enkel geval maaltijdverzorging. Het kan gaan om een mix van de volgende activiteiten: stof afnemen, stofzuigen, dweilen, afwassen, opruimen, ramen binnen zemen, schoonmaken van het sanitair, bed verschonen. Uitgangspunt is dat in maximaal 3 uur gemiddeld per week de 'ondersteuning bij het zelf realiseren van een schoon en leefbaar huis' in voldoende mate geboden kan worden. Welke activiteiten verricht moeten worden, wordt bepaald in overleg tussen hulpvrager en hulpverlener. Daarbij moet men wel blijven binnen de grenzen van de gangbare activiteiten zoals hierboven omschreven. Desgewenst kunnen de daarbij gemaakte c.q. te maken onderlinge afspraken op schrift worden vastgelegd. De professionele
Gemeente Peel en Maas
1894/2016/779175
Pagina 13 van 13
ondersteuner kan hierbij enige inbreng leveren om te stimuleren dat recht gedaan wordt aan het uitgangspunt van de 'gekantelde werkwijze' (zie uitgangspunt 1). 4. Als mensen tot de doelgroep behoren kunnen ze zelf bepalen hoeveel uur hulp ze willen ontvangen via de algemene voorziening. Dat aantal wordt wel gemaximeerd op 48 x 3 = 144 uur op jaarbasis (gerekend wordt met 4 weken vakantie waarin men zelf op andere wijze voor een schoon en leefbaar huis moet zorgen). Deze regeling geeft mensen enige flexibiliteit en maakt het mogelijk om met volle uren te blijven rekenen. Dat rekenen met volle uren hangt samen met het kopen van vouchers. Dat gaat ook per uur. Bij de overstap van de maatwerkvoorziening naar de algemene voorziening ligt het voor de hand uit te gaan van de indicatie die mensen nu hebben. Het eerder toegewezen aantal uren hulp per week kan ook naar een aantal volle uren per jaar omgerekend worden, waarbij met 48 weken geteld wordt. Als iemand bijvoorbeeld nu een indicatie heeft voor 2,3 uur hulp per week, wordt dat omgerekend op jaarbasis 48 x 2,3 = 110,4 uur, afgerond 111 uur hulp in het kader van de algemene voorziening. Als mensen bij de overstap naar de algemene voorziening iets meer uren willen hebben dan de uren waarvoor zij momenteel een indicatie hebben, kan dat met een maximum van 144 uur op jaarbasis. Uiteraard stijgt dan ook de eigen bijdrage die mensen zelf moeten betalen. Als bij het overzetten van huidige hulpontvangers naar de algemene voorziening of als bij nieuwe deelnemers vastgesteld wordt dat in deze situatie niet volstaan kan worden met de hulp van de algemene voorziening, dat wil zeggen met maximaal 3 uur per week, als ondersteuning bij de zorg voor een schoon en leefbaar huis, doet een consulent van de gemeente een nader onderzoek en dan ontvangt men van de gemeente een beschikking waarin aangegeven wordt welke hulp in deze situatie nodig is. Deze hulp valt dan in zijn geheel onder de regeling van de maatwerkvoorziening. Als mensen meer uren hulp willen dan de algemene voorziening van maximaal 3 uur per week, maar daarvoor geen indicatie hebben, omdat ze zelf weten dat het 'luxe' is of omdat de gemeente van oordeel is dat de noodzaak hiervoor niet aanwezig is, kunnen ze die extra uren krijgen, maar daar betalen ze dan wel de volle kostprijs voor. Voor het jaar 2016 kan op deze regeling nog een uitzondering worden gemaakt, omdat in de regio is afgesproken dat dergelijke gewenste meer-uren via de HHTregeling in 2016 nog ingekocht kunnen worden voor € 10 per uur. Dit is gedaan om de werkgelegenheid te stimuleren en is alleen van toepassing als er sprake is van een hulpverlener die in loondienst werkt. 5. Voor de regeling en administratieve verwerking van de financiële stromen wordt gebruik gemaakt van de diensten van de Stichting Landelijk Platform Dienstenvouchers. Die keuze is gebaseerd op de volgende overwegingen: • De informele netwerken en de daaraan toegevoegde professionele ondersteuner kunnen hun tijd en energie maximaal inzetten voor hulpverleningsprocessen en blijven zo veel mogelijk verschoond van administratief werk. • De regeling vrijwaart ook andere partners van extra administratieve lasten, omdat de geldstromen zo eenvoudig mogelijk blijven en benodigde managementgegevens gemakkelijk beschikbaar kunnen worden gesteld. • De regeling is gemakkelijk toepasbaar voor de hele gemeente Peel en Maas (het is de bedoeling dat na de pilotperiode ook andere kernen overstappen naar het nieuwe model van hulp bij het huishouden als algemene voorziening; dat geldt uiteraard alleen als de ervaringen die opgedaan worden tijdens de pilotperiode positief zijn). • De regeling is voor iedereen toegankelijk via internet (mogelijk moeten mensen hierbij zeker in het begin geholpen worden; dat kan via kinderen, bekenden, informele netwerk; ook worden bij de introductie extra instructiebijeenkomsten georganiseerd). • Het systeem voldoet aan de eisen die worden gesteld wat betreft onder meer rechtmatigheid en financiële verantwoording. De regeling wordt al toegepast in een aantal gemeenten in Nederland. • Het systeem van de vouchers en de daarbij horende stichting derdengelden is besproken met de belastinginspecteur. Deze heeft zijn goedkeuring gehecht aan het gedurende de pilotperiode gehanteerde systeem. • Er wordt zo veel mogelijk gewerkt met automatische incasso. • De kosten van het systeem neemt de gemeente voor haar rekening.
Gemeente Peel en Maas
1894/2016/779175
Pagina 14 van 14
6. Per kern wordt een professionele ondersteuner aangesteld. Deze wordt geselecteerd door het informele netwerk in een kern en werkt onder auspiciën van het informele netwerk. Dat kan per kern verschillend geregeld worden. Er kan ook samengewerkt worden tussen kernen wat betreft deze professionele ondersteuner. De gemeente stelt in overleg met het informele netwerk in de dorpen voldoende middelen beschikbaar voor de professionele ondersteuner. De professionele ondersteuner heeft vier hoofdtaken (toegespitst op hulp bij het huishouden; invulling van werkzaamheden kunnen in samenspraak met informele netwerk breder zijn dan louter hulp bij het huishouden). Deze hoofdtaken zijn: • Via lichte toets vaststellen of iemand tot de doelgroep van de algemene voorziening hulp bij het huishouden behoort. Bevorderen dat er zo nodig en desgevraagd voldoende hulp aanwezig is voor mensen die gebruik willen maken van de algemene voorziening hulp bij het huishouden. (Dat kan uiteenlopen van zorgen dat er iemand is die mensen helpt met digitaal inkopen van vouchers tot het beschikbaar stellen van een standaard dienstverlenings-overeenkomst als mensen gebruik willen maken van de hulp van een zelfstandige) • Ondersteunen van het informele netwerk en stimuleren dat informele en formele netwerk goed met elkaar (blijven) samenwerken. Daarbij mensen in de betreffende kern(en) bij elkaar brengen en stimuleren dat de condities er zijn op basis waarvan zelfstandigheid en eigen werkzaamheid van mensen wordt gestimuleerd. • Stimuleren dat de hulpverleners in een kern een netwerk vormen, ongeacht of ze als zelfstandige werkzaam zijn en ongeacht bij welke zorgorganisatie zij formeel in dienst zijn. • In samenspraak met het informele netwerk hulpvragers individueel en/of collectief mogelijkheden geven om uiting te geven aan hun ervaringen met de ontvangen hulp. Deze ervaringen bundelen en bespreken met de hiervoor in aanmerking komende partners. 7. De kortingsregeling wordt afgeleid van de regeling die het CAK hanteert om de eigen bijdrage te berekenen. Dat heeft geleid tot onderstaand schema. Gesubsidieerde uurprijs voor pilotperiode is € 10 korting Eigen bijdrage 10 0 8 2
Eenpersoons huishouden Bijdrageplichtig inkomen Geen pensioen
-
22.486
Wel pensioen
Meerpersoons huishouden Bijdrageplichtig inkomen Geen pensioen
Wel pensioen
Wordt alleen toegepast in uitzonderingssituaties 16.887 28.177
-
23.374
6 4 22.486 – 24.000 16.887 – 18.000 28.177 – 30.000 23.374 – 24.000 4 6 24.000 – 26.000 18.000 – 20.000 30.000 – 32.000 24.000 – 26.000 2 8 26.000 – 28.000 20.000 – 22.000 32.000 – 34.000 26.000 - 28.000 0 10 Meer dan 28.000 Meer dan 22.000 Meer dan 34.000 Meer dan 28.000 Bijdrageplichtig inkomen=verzamelinkomen van 2014+8% van grondslag sparen en beleggen in 2014 Om stapeling van eigen bijdragen tegen te gaan worden de volgende maatregelen genomen: •
•
Indien hulpontvangers op dit moment meerdere maatwerkvoorzieningen hebben (dit aantonen m.b.v.de CAK beschikking) en hiervoor de maximale eigen bijdrage betalen via het CAK, gaan zij vanaf 1 mei a.s. gedurende de pilotperiode € 2,00 per uur betalen voor de algemene voorziening hulp bij het huishouden (zij ontvangen dus een korting van € 8,00). Concreet betekent dit dat hun huidige eigen bijdrage aan het CAK hetzelfde blijft na 1 mei a.s. en dat betrokkenen daarnaast € 2,00 per uur betaalt voor de algemene voorziening hulp bij het huishouden. Er wordt in deze gevallen dan niet meer gekeken naar het bijdrageplichtig inkomen. De gemeente gaat in overleg met VGZ om te bezien of de collectieve ziektekostenverzekering 2016 aangepast kan worden, zodat hulpontvangers die vanwege hun inkomen (= maximaal 120% van het voor betrokkene geldend minimum) in
Gemeente Peel en Maas
1894/2016/779175
Pagina 15 van 15
•
aanmerking komen voor deelname aan de gemeentelijke collectieve ziektekostenverzekering, net zoals dat het geval is bij de maatwerkvoorziening, ook hun eigen bijdrage voor de algemene voorziening hulp bij het huishouden terugkrijgen in 2016. Daarnaast wordt uitgezocht of mensen voor wie dit geldt tussentijds (in 2016) kunnen toetreden tot de collectieve ziektekostenverzekering. Als de gemeentelijke collectieve ziektekostenverzekering in 2016 niet kan worden aangepast en/of mensen tussentijds niet kunnen toetreden, kan de eigen bijdrage vergoed worden door de gemeente, voor zover daarvoor recht zou bestaan als men wel in deze collectieve ziektekostenverzekering zou zitten. Dit geldt vanaf de ingang van de pilot (1 mei 2016) tot eind 2016. Regel is dat voor hulp bij het huishouden als algemene voorziening minimaal een eigen bijdrage betaald moet worden van € 2 euro per uur. We willen niet dat bij mensen het idee post vat dat deze hulp geheel gratis is. Alleen in uitzonderlijke situaties kan hiervan afgeweken worden en kan worden bepaald dat geen eigen bijdrage hoeft te worden betaald.
8. Over de prijs per uur hulp bij het huishouden die aan de hulpverlener wordt betaald, is het volgende bepaald: Als er sprake is van hulp door zelfstandigen wordt gedurende de pilotperiode een uurprijs gehanteerd van 18 euro. Bij hulp via zorgorganisaties wordt de uurprijs vastgesteld op 23,60 euro, uitsluitend gedurende de pilotperiode en uitsluitend voor de algemene voorziening. Daarbij heeft het college zich laten leiden door de volgende overwegingen: Voor wat betreft het tarief voor zelfstandigen wordt hiermee uitvoering gegeven aan een van de uitgangspunten voor de pilot ‘hulp bij het huishouden als algemene voorziening’ die door de gemeenteraad zijn vastgesteld, namelijk het uitgangspunt dat vakmensen die beroepsmatig ondersteuning bieden dat moeten kunnen doen tegen fatsoenlijke arbeidsvoorwaarden. • Voor wat betreft het tarief van werknemers wordt hiermee gehandeld in de geest van de door aanbieders, gemeenten en vakbeweging opgestelde ‘Code Verantwoordelijk Marktgedrag Thuisondersteuning’, zij het dat genoemd bedrag van € 23,60 iets boven de tarieven zit die in de code genoemd worden. Dit heeft te maken met de extra tijd die van medewerkers gevraagd wordt om van de pilot een succes te maken, zeker wat betreft het opbouwen van een team van werkers per kern, ongeacht of men werknemer of zelfstandige is en ongeacht bij wie men in dienst is. Dat vraagt gedurende de pilotperiode extra overleg, ook van uitvoerende medewerkers (zie ook punt 9). • De pilot is gericht op het tot stand brengen van een hechte samenwerking tussen de informele en de formele zorgstructuren in de betrokken kernen. Dat vraagt extra tijd en inzet van alle betrokken partijen, waaronder de zorgorganisaties. Onderling prijsverschil tussen de zorgorganisaties zou een storende factor kunnen gaan vormen wat betreft het bereiken van het hoofddoel van de pilot. • De gemeente Peel en Maas heeft ook een verantwoordelijkheid voor de groep inwoners die werkzaam zijn in de zorg en die net als andere werknemers recht hebben op een fatsoenlijke betaling voor de hulp die zij met veel toewijding verlenen aan medeburgers. • Nadrukkelijk zij vermeld dat de vastgestelde uurprijzen enkel gelden voor de algemene voorziening. Voor maatwerkvoorzieningen, ook als die gegeven worden in kernen die meedoen aan de pilot, blijven de contractueel overeengekomen uurprijzen gelden. Ook kunnen aan de nu vastgestelde uurprijzen voor de algemene voorziening geen rechten worden ontleend voor de prijzen die vastgesteld moeten gaan worden als de algemene voorziening na de pilotperiode wordt voortgezet. Dan moeten nieuwe afspraken worden gemaakt, ook ten aanzien van de uurprijzen. Immers, ook de hoogte van het vastgestelde tarief maakt deel uit van de gezamenlijk te evalueren aspecten van de pilot. Bij de uitgangspunten die de gemeenteraad heeft vastgesteld is bepaald dat de nieuwe aanpak van hulp bij het huishouden nadrukkelijk niet bedoeld is als extra bezuiniging. Het hoofddoel van de nieuwe aanpak ligt in de intensivering van het samenspel tussen de informele en de formele zorgnetwerken binnen een kern. Dat kan op de duur ertoe leiden dat er minder uitgaven gedaan kunnen worden voor allerlei vormen van hulp en zorg, terwijl het gerealiseerde welzijn van mensen op niveau blijft of zelfs toeneemt. Tijdens de pilotperiode wordt geïnventariseerd of tendensen in deze richting vastgesteld kunnen
•
Gemeente Peel en Maas
1894/2016/779175
Pagina 16 van 16
worden en welke lessen, ook in financiële zin, hieruit getrokken kunnen worden. Vooraf willen we het te realiseren vernieuwingsproces niet met aannamen daarover belasten. Het is verkieslijker dat alle partners zonder vrees voor materiële achteruitgang meedoen aan het verwerkelijken van de hoofddoelstelling van de vernieuwing, namelijk een betere vervlechting van de informele en de formele hulp en zorg in een dorp/wijk.
9. De professionele ondersteuner bevordert dat er per kern een netwerk van formele en informele hulpverleners gevormd wordt. Zelfstandige hulpen dienen zich aan te melden bij het informele netwerk die een lijst van beschikbare hulpen bijhoudt en deze desgevraagd beschikbaar stelt aan hulpvragers. In samenspraak met de professionele ondersteuner wordt de geschiktheid van kandidaat-hulpverleners beoordeeld en wordt hun beschikbaarheid geregistreerd. Zorgorganisaties bepalen zelf welke medewerker waar wordt ingezet. Met hen wordt wel afgesproken dat ze meewerken aan het tot stand brengen van een netwerk van hulpverleners, dat in een kern als netwerk functioneert ongeacht de vraag of men als zelfstandige werkt of bij welke organisatie men in dienst is. Ook zorgorganisaties onderschrijven de rol van de professionele ondersteuner bij het vormen van bedoeld netwerk en ondersteunen hem/haar in het realiseren hiervan. 10. Gezien het feit dat het een pilot betreft in enkele kernen voor een afgebakende periode, wordt afgezien van een aanbestedingsprocedure. 11. Voor zover de hulp verleend wordt door hulpen die in dienst zijn van een zorgorganisatie wordt maximaal gebruik gemaakt van de HHT-regeling. 12. In samenspraak en samenwerking met de kernorganisaties neemt de gemeente de taak op zich om alle hulpontvangers en hulpverleners in de pilotkernen goed te informeren over de overgang van maatwerkvoorziening naar algemene voorziening.
Gemeente Peel en Maas
1894/2016/779175
Pagina 17 van 17
Bijlage 5 EGB 20-2016 DE RAAD VAN DE GEMEENTE PEEL EN MAAS
Gelet op het voorstel van burgemeester en wethouders van 29 februari 2016, nr. 9 – 9.2. Gelet op het bepaalde in artikel 147 en 149 van de Gemeentewet. Gelet op het bepaalde in de Wet maatschappelijke ondersteuning. Gehoord de beraadslagingen.
BESLUIT
Vast te stellen de volgende verordening: Verordening maatschappelijke ondersteuning Peel en Maas HOOFDSTUK 1: Begrippen Artikel 1. Begripsbepalingen In deze verordening wordt verstaan onder: a.
algemeen gebruikelijke voorziening: een voorziening waarvan, gelet op de omstandigheden, aannemelijk is dat de burger daarover, ook als hij geen beperkingen had, zou (hebben kunnen) beschikken;
b.
algemene voorziening: aanbod van diensten of activiteiten dat zonder voorafgaand onderzoek naar de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van de gebruikers, toegankelijk is en dat is gericht op maatschappelijke ondersteuning
c.
bijdrage in de kosten: bijdrage als bedoeld in artikel 2.1.4, eerste lid, van de wet;
d.
burger: persoon met een ondersteuningsvraag, zijnde de cliënt zoals bedoeld in artikel 1.1.1 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015.
e.
Concept-arrangement: schriftelijk verslag van de gesprekken en afspraken in de onderzoeksfase;
f.
hulpvraag: behoefte aan maatschappelijke ondersteuning als bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet;
g.
ingezetene: burger die hoofdverblijf heeft in de gemeente Peel en Maas;
h.
melding: het kenbaar maken van de hulpvraag aan het college als bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet;
i.
persoonlijk plan: plan waarin de burger de omstandigheden, bedoeld in art. 2.3.2, vierde lid, onderdelen a t/m 9 van de wet, beschrijft en aangeeft welke maatschappelijke ondersteuning naar zijn mening het meest aangewezen is;
j.
uitvoeringsbesluit: Uitvoeringsbesluit Wmo 2015;
k.
wet: Wet maatschappelijke ondersteuning 2015.
HOOFDSTUK 2: Melding, onderzoek en aanvraag
Artikel 2. Melding 1. Een hulpvraag kan door of namens een burger vormvrij bij het college worden gemeld. 2. Het college bevestigt de ontvangst van de melding en maakt zo spoedig mogelijk een afspraak voor een gesprek. 3. In spoedeisende gevallen als bedoeld in artikel 2.3.3 van de wet treft het college na de melding onverwijld een tijdelijke maatwerkvoorziening in afwachting van de uitkomst van het onderzoek. Artikel 3. Cliëntondersteuning 1. Het college draagt zorg voor de beschikbaarheid van kostenloze cliëntondersteuning. 2. Het college wijst de burger en zijn mantelzorger voor het onderzoek op de mogelijkheid gebruik te maken van gratis cliëntondersteuning. Artikel 4. Vooronderzoek: indienen persoonlijk plan 1. Het college verzamelt alle voor het onderzoek, bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet, van belang zijnde en toegankelijke gegevens over de burger en zijn situatie en maakt zo spoedig mogelijk met hem een afspraak voor een gesprek. 2. Voor het gesprek verschaft de burger het college alle overige gegevens en bescheiden die naar het oordeel van het college voor het onderzoek nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen. De burger verstrekt in ieder geval een identificatiedocument als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage 3. Als de burger genoegzaam bekend is bij de gemeente, kan het college in overeenstemming met de burger afzien van een vooronderzoek als bedoeld in het eerste en tweede lid. 4. Het college informeert de burger over de mogelijkheid tot het indienen van een persoonlijk plan en stelt hem gedurende zeven dagen na de melding in de gelegenheid het plan te overhandigen. In overleg kan deze termijn worden aangepast. 5. Het college betrekt het persoonlijk plan bij het onderzoek als bedoeld in artikel 5 van deze verordening. Artikel 5. Onderzoek 1. De onderzoeksfase bestaat uit zoveel als nodig en zo weinig als mogelijk persoonlijke gesprekken om de situatie van de burger helder te krijgen. Het gesprek of de gesprekken worden gevoerd met de burger, dan wel zijn vertegenwoordiger, voor zover mogelijk zijn mantelzorger en voor zover nodig zijn familie. 2. De factoren, genoemd in artikel 2.3.2, vierde lid, van de wet maken in ieder geval deel uit van het onderzoek en vormen de basis van het gesprek of de gesprekken als bedoeld in het eerste lid. 3. Tijdens het gesprek of de gesprekken wordt aan de burger dan wel diens vertegenwoordiger in begrijpelijke bewoordingen medegedeeld welke mogelijkheden bestaan om te kiezen voor een persoonsgebonden budget en wat de gevolgen van die keuze zijn. 4. Het college wijst de burger dan wel zijn vertegenwoordiger op de mogelijkheid om een aanvraag als bedoeld in artikel 8 in te dienen. Artikel 6. Verslag: concept-arrangement 1. Het college verstrekt de burger dan wel diens vertegenwoordiger een schriftelijke weergave van de uitkomsten van het onderzoek, waaronder een verslag van het gesprek of de gesprekken als bedoeld in het eerste lid. Dit verslag vormt het concept-arrangement. 2. Als de burger in aanmerking wil komen voor een maatwerkvoorziening wordt dit opgenomen in het concept-arrangement.
Gemeente Peel en Maas
1894/2016/785151
Pagina 2 van 2
Artikel 7. Advisering 1. Het college is bevoegd om, voor zover dit van belang kan zijn voor het onderzoek, degene door of namens wie een aanvraag is ingediend of bij gebruikelijke hulp diens relevante huisgenoten: a. Op te roepen in persoon te verschijnen op een door het college te bepalen plaats en tijdstip en hem te bevragen. b. Op een door het college te bepalen plaats en tijdstip door een of meer daartoe aangewezen deskundigen te doen bevragen en/of onderzoeken. 2. Het college kan een door hem daartoe aangewezen adviesinstantie om advies vragen indien: a. Het een melding of aanvraag betreft van een persoon die niet eerder een voorziening heeft gehad cq met wie niet eerder een gesprek als bedoeld in artikel 5 is gevoerd. b. Het een melding of aanvraag betreft van een persoon die wel eerder een voorziening heeft gehad of een gesprek zoals bedoeld in artikel 5 heeft gevoerd, maar waarvan de medische omstandigheden zodanig zijn veranderd dat die gewijzigde omstandigheden de noodzaak van een voorziening of de soort van voorziening kunnen beïnvloeden. c. Het college dat overigens gewenst vindt. Artikel 8. Aanvraag 1. Een aanvraag voor een maatwerkvoorziening kan pas worden gedaan nadat het onderzoek is uitgevoerd, tenzij het onderzoek niet is uitgevoerd binnen zes weken na de ontvangst van de melding. 2. Een aanvraag voor een maatwerkvoorziening kan door of namens een burger bij het college worden ingediend. Een concept-arrangement kan, indien de burger dit wenst, worden beschouwd als aanvraagformulier. 3. De burger die een aanvraag doet voor een maatwerkvoorziening, verstrekt het college desgevraagd terstond een document als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht.
HOOFDSTUK 3: Maatwerkvoorziening Artikel 9. Criteria voor maatwerkvoorziening 1. Een burger komt in aanmerking voor een maatwerkvoorziening: a. ter compensatie van de beperkingen, chronische psychische of psychosociale problemen, als gevolg waarvan de burger niet voldoende in staat is tot zelfredzaamheid of participatie en voor zover de burger deze beperkingen naar het oordeel van het college niet kan verminderen of wegnemen 1. op eigen kracht; 2. met gebruikelijke hulp, met mantelzorg, met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk; 3. met gebruikmaking van algemeen (gebruikelijke) voorzieningen De maatwerkvoorziening levert, rekening houdend met de uitkomsten van het in hoofdstuk 2 bedoelde onderzoek, een passende bijdrage aan het realiseren van een situatie waarin de burger in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid of participatie en zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven, en/of b.
ter compensatie van de problemen bij het zich handhaven in de samenleving van de burger met psychische of psychosociale problemen en de burger die de thuissituatie heeft verlaten, al dan niet in verband met risico's voor zijn veiligheid als gevolg van huiselijk geweld, voor zover de burger deze problemen naar het oordeel van het college niet kan verminderen of wegnemen 1. op eigen kracht; 2. met gebruikelijke hulp, met mantelzorg, met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk; 3. met gebruikmaking van algemene (gebruikelijke) voorzieningen.
Gemeente Peel en Maas
1894/2016/785151
Pagina 3 van 3
De maatwerkvoorziening levert, rekening houdend met de uitkomsten van het in hoofdstuk 2 onderzoek, een passende bijdrage aan het voorzien in de behoefte van de burger aan beschermd wonen of opvang en aan het realiseren van een situatie waarin de burger in staat wordt gesteld zich zo snel mogelijk weer op eigen kracht te handhaven in de samenleving. 2.
Als van een noodzakelijke maatwerkvoorziening meerdere varianten qua compensatie adequaat zijn, verstrekt het college de goedkoopste.
Artikel 10. Beschikking 1. Bij het verstrekken van een maatwerkvoorziening geeft het college een beschikking af. 2.
In de beschikking tot verstrekking van een maatwerkvoorziening worden de met de burger gemaakte afspraken vastgelegd.
3.
In de beschikking tot verstrekking van een maatwerkvoorziening wordt in ieder geval aangegeven of de voorziening in natura of als pgb wordt verstrekt en wordt tevens aangegeven hoe bezwaar tegen de beschikking kan worden gemaakt.
Artikel 11. Persoonsgebonden budget (Pgb) 1. De hoogte van het pgb wordt bepaald aan de hand van en tot het maximum van de kostprijs van de in de situatie van de burger qua compensatie goedkoopste adequate voorziening in natura en is toereikend voor de aanschaf daarvan. 2. Voor zover dit geen onderdeel is van het pgb, kan het bedrag worden aangevuld met een vergoeding voor onderhoud en verzekering. 3. Het college bepaalt in de beleidsregels onder welke voorwaarden betreffende o.a. het tarief, een burger aan wie een pgb wordt verstrekt de mogelijkheid heeft om diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen te betrekken van een persoon die behoort tot het sociaal netwerk. 4. Een pgb dient door de burger binnen zes maanden na toekenning te worden aangewend ten behoeve van het beoogde resultaat waarvoor het is verstrekt. 5. Het college kan in de beleidsregels nadere regels stellen over de hoogte van het pgb.
Artikel 12. Controle Het college kan in de beleidsregels nadere regels stellen met betrekking tot de controle op het gebruik of de besteding van de verstrekte voorziening.
Artikel 13. Nieuwe feiten en omstandigheden, herziening, intrekking of terugvordering 1. Onverminderd artikel 2.3.8 van de wet doet een burger aan het college op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling van alle feiten en omstandigheden, waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een beslissing als bedoeld in artikel 2.3.5 of 2.3.6 van de wet. 2. Onverminderd artikel 2.3.10 van de wet kan het college een beslissing als bedoeld in artikel 2.3.5 of 2.3.6 van de wet herzien dan wel intrekken als het college vaststelt dat: a. de burger onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid; b. de burger niet langer op de maatwerkvoorziening of het pgb is aangewezen; de maatwerkvoorziening of het pgb niet meer toereikend is te achten; c. de burger niet voldoet aan de aan de maatwerkvoorziening of het pgb verbonden voorwaarden, of d. de burger de maatwerkvoorziening of het pgb niet of voor een ander doel gebruikt. 3. Een beslissing tot verlening van een pgb kan worden ingetrokken als blijkt dat het pgb binnen 6 maanden na uitbetaling niet is aangewend voor de bekostiging van de voorziening waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden. 4. Als het college een beslissing op grond van het tweede lid, onder a, heeft ingetrokken en de verstrekking van de onjuiste of onvolledige gegevens door de burger opzettelijk heeft plaatsgevonden, kan het college van de burger en degene die daaraan opzettelijk zijn
Gemeente Peel en Maas
1894/2016/785151
Pagina 4 van 4
5. 6. 7.
medewerking heeft verleend, geheel of gedeeltelijk de geldswaarde vorderen van de ten onrechte genoten maatwerkvoorziening of het ten onrechte genoten pgb. Ingeval het recht op een in eigendom verstrekte voorziening is ingetrokken, kan deze voorziening worden teruggevorderd. Ingeval het recht op een in bruikleen verstrekte voorziening is ingetrokken, kan deze voorziening worden teruggevorderd. Het college kan in de beleidsregels uit het oogpunt van kwaliteit van de geleverde zorg nadere regels opstellen voor de besteding van het pgb.
HOOFDSTUK 4: Bijdrage in de kosten Artikel 14. Regels voor bijdrage in de kosten van maatwerkvoorzieningen en algemene voorzieningen 1. Een burger kan een bijdrage in de kosten verschuldigd zijn: a. voor het gebruik van een algemene voorziening, niet zijnde cliëntondersteuning; b. voor een maatwerkvoorziening in natura dan wel een pgb. 2. De bijdrage in de kosten overstijgt niet de kostprijs van de voorziening. 3. De kostprijs van een maatwerkvoorziening in natura wordt bepaald: a. door een aanbesteding; b. na een consultatie in de markt of c. in overleg met de aanbieder. 4. De kostprijs van een pgb is gelijk aan het verstrekte bedrag. 5. De bedragen die gelden voor een bijdrage in de kosten zijn gelijk aan de maximale eigen bijdrage zoals genoemd in het uitvoeringsbesluit. 6. De bijdragen in de kosten voor opvang als maatwerkvoorziening worden door het CAK vastgesteld en geïnd. 7. Als een maatwerkvoorziening in natura of een pgb wordt verstrekt ten behoeve van een woningaanpassing voor een minderjarige burger is de bijdrage in de kosten verschuldigd door: a. de onderhoudsplichtige ouders, daaronder begrepen degene tegen wie een op artikel 394 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek gegrond verzoek is toegewezen, en b. degene die anders dan als ouder samen met de ouder het gezag uitoefent over een burger. 8. In afwijking van het vorige lid is in ieder geval geen bijdrage verschuldigd indien de ouders van het gezag over de burger zijn ontheven of ontzet. 9. Het college bepaalt bij nadere regeling: a. Voor welke algemene voorziening, niet zijnde cliëntondersteuning, de burger een bijdrage is verschuldigd; b. Wat per soort algemene voorziening de hoogte van deze bijdrage is; c. Voor welke groepen personen welke korting op de bijdrage van toepassing is, en d. Dat de bijdrage voor maatwerkvoorzieningen of pgb’s overeenkomstig artikel 3.1, tweede lid, van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 wordt verlaagd, waarbij wordt bepaald welke afwijkende bedragen, percentages en inkomensbedragen worden gehanteerd.
HOOFDSTUK 5: Kwaliteit en veiligheid Artikel 15. Kwaliteitseisen maatschappelijke ondersteuning 1. De kwaliteit van de ondersteuning en zorg in natura wordt geborgd door inzet van beroepskrachten die past bij de mate van kwetsbaarheid van de deelnemers en gebruikers. 2. Aanbieders zorgen voor een goede kwaliteit van voorzieningen door: a. het afstemmen van voorzieningen op de persoonlijke situatie van de burger; b. het afstemmen van voorzieningen op andere vormen van ondersteuning en zorg; c. het erop toezien dat beroepskrachten over voldoende deskundigheid beschikken en tijdens hun werkzaamheden in het kader van het leveren van voorzieningen handelen in overeenstemming met de professionele standaard. 3. Het college kan in de beleidsregels nadere regels stellen ten aanzien van de kwaliteit van voorzieningen en de deskundigheid van beroepskrachten die deze verstrekken. Gemeente Peel en Maas
1894/2016/785151
Pagina 5 van 5
4.
Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op het voldoen aan het gestelde in lid 1,2, en 3 door periodieke overleggen met de aanbieders, periodiek ervaringsonderzoek onder deelnemers en gebruikers en het zo nodig in overleg met de burger ter plaatse controleren van de geleverde voorzieningen.
Artikel 16. Verhouding prijs en kwaliteit levering voorziening door derden. 1. In het belang van een goede prijs-kwaliteitverhouding bij de vaststelling van de tarieven voor door derden te leveren diensten, houdt het college in ieder geval rekening met: a. de aard en omvang van de te verrichten taken; b. de voor de sector toepasselijke CAO-schalen in relatie tot de zwaarte van de functie; c. een redelijke toeslag voor overheadkosten; d. een voor de sector reële mate van non-productiviteit van het personeel als gevolg van verlof, ziekte, scholing en werkoverleg; e. kosten voor bijscholing van personeel. 2. In het belang van een goede prijs-kwaliteitverhouding bij de vaststelling van de tarieven voor door derden te leveren overige voorzieningen, houdt het college in ieder geval rekening met: a. de marktprijs van de voorziening en b. de eventuele extra taken die in verband met de voorziening van de leverancier worden gevraagd, zoals: 1. aanmeten, leveren en plaatsen van de voorziening; 2. instructie over het gebruik van de voorziening; 3. onderhoud van de voorziening en 4. verplichte deelname in bepaalde samenwerkingsverbanden. Artikel 17. Meldingsregeling calamiteiten en geweld Het college treft met inachtneming van hetgeen daarover in de wet is bepaald een regeling voor het melden van calamiteiten en geweldsincidenten bij de levering van een voorziening door een aanbieder en wijst een toezichthoudend ambtenaar aan.
HOOFDSTUK 6: Waardering mantelzorgers en tegemoetkoming meerkosten Artikel 18. Jaarlijkse waardering mantelzorgers Het college bepaalt in de beleidsregels waaruit de jaarlijks blijk van waardering van mantelzorgers van burgers in de gemeente bestaat.
HOOFDSTUK 7: Klachten, medezeggenschap en inspraak Artikel 19. Klachtregeling 1. Aanbieders dienen te beschikken over een regeling voor de afhandeling van klachten van burgers ten aanzien van de voorzieningen die het onderwerp zijn van de met hen door de gemeente gesloten raamcontracten. 2. Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de naleving van deze eisen door periodieke overleggen met de aanbieders en een periodiek ervaringsonderzoek onder deelnemers en gebruikers. Artikel 20. Medezeggenschap bij aanbieders 1. Aanbieders dienen te beschikken over een regeling voor de medezeggenschap van burgers over voorgenomen besluiten van de aanbieder die voor de gebruikers van belang zijn ten aanzien van de maatwerkvoorzieningen die het onderwerp zijn van de met hen door de gemeente gesloten raamcontracten. 2. Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de naleving van deze eisen door periodieke overleggen met de aanbieders en een jaarlijks cliëntervaringsonderzoek. Artikel 21. Betrekken van ingezetenen bij het beleid
Gemeente Peel en Maas
1894/2016/785151
Pagina 6 van 6
In de verordening die betrekking heeft op co-creatie, meespraak en advisering in het sociale domein is bepaald hoe ingezetenen betrokken worden bij het beleid.
HOOFDSTUK 8: Overgangsrecht en slotbepalingen Artikel 22 . Evaluatie Het door het gemeentebestuur gevoerde beleid wordt ten minste eenmaal per jaar geëvalueerd. Het college zendt een rapportage over het gevoerde beleid en de effecten daarvan aan de gemeenteraad. Artikel 23. Beleidsregels en hardheidsclausule 1. In gevallen, de uitvoering van deze verordening betreffend, waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college. 2. Het college kan beleidsregels stellen over de uitvoering van deze verordening. 3. Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de burger afwijken van de bepalingen van deze verordening indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt. Artikel 24. Intrekking oude verordening en overgangsrecht 1. De Verordening individuele voorzieningen voor mensen met beperkingen gemeente Peel en Maas, vastgesteld door de raad op 16 december 2009, wordt ingetrokken. 2. Een burger houdt recht op een lopende voorziening verstrekt op grond van de Verordening individuele voorzieningen voor mensen met beperkingen gemeente Peel en Maas, totdat het college een nieuw besluit heeft genomen. 3. Aanvragen die zijn ingediend onder de Verordening individuele voorzieningen voor mensen met beperkingen gemeente Peel en Maas en waarop nog niet is beslist bij het in werking treden van deze verordening, worden afgehandeld krachtens deze verordening. 4. Van het in lid 3 gestelde kan ten gunste van de burger worden afgeweken. 5. Beslissing op bezwaarschriften tegen een besluit op grond van de Verordening individuele voorzieningen voor mensen met beperkingen gemeente Peel en Maas, geschiedt op grond van de Verordening individuele voorzieningen voor mensen met beperkingen gemeente Peel en Maas die ten aanzien van de betreffende zaak zijn rechtskracht behoudt. 6. Van het in lid 5 gestelde kan ten gunste van de burger worden afgeweken. Artikel 25. Inwerkingtreding en citeertitel 1. Deze verordening treedt in werking 1 dag na bekendmaking ervan. 2. Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening maatschappelijke ondersteuning Peel en Maas.
Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van: 10 mei 2016 De raad van de gemeente Peel en Maas,
de griffier, drs. A.G. Joosten
de voorzitter, W.J.G. Delissen-van Tongerlo
Toelichting op de Verordening maatschappelijke ondersteuning Peel en Maas
Gemeente Peel en Maas
1894/2016/785151
Pagina 7 van 7
Algemeen Deze verordening geeft uitvoering aan de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (hierna: Wmo 2015). De Wmo 2015 maakt onderdeel uit van de decentralisatie naar gemeenten van een aantal taken uit de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (hierna: AWBZ). Deze taken worden toegevoegd aan het takenpakket dat al bij gemeenten lag onder de ‘oude’ Wet maatschappelijke ondersteuning. Hierbij wordt deels voortgeborduurd op de weg die met die wet al was ingezet. Er wordt bekeken wat redelijkerwijs verwacht mag worden van de burger en zijn sociaal netwerk, vervolgens zal waar nodig de gemeente in aanvulling hierop hem in staat stellen gebruik te maken van een algemene voorziening of - als dat niet volstaat - een maatwerkvoorziening waarmee een bijdrage wordt geleverd aan zijn mogelijkheden om deel te nemen aan het maatschappelijk verkeer en zelfstandig te functioneren in de maatschappij. Er dient telkens een zorgvuldige toegangsprocedure doorlopen te worden: • om de hulpvraag van de burger, zijn behoeften en de gewenste resultaten helder te krijgen; • om te achterhalen wat de burger op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, mantelzorg of met hulp van zijn sociaal netwerk dan wel door het verrichten van maatschappelijk nuttige activiteiten kan doen om zijn zelfredzaamheid en participatie te handhaven of verbeteren; • om te bepalen of zo nodig met gebruikmaking van een algemene voorziening kan worden volstaan, of dat een maatwerkvoorziening nodig is, en of sprake is van een voorliggende of andere voorziening die niet onder de reikwijdte van de Wmo 2015 valt. De Wmo 2015, deze verordening en de Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning Peel en Maas leggen deze toegangsprocedure daarom vast. Want waar het recht op compensatie dat bestond onder de ‘oude’ Wet maatschappelijke ondersteuning is komen te vervallen, wordt een recht op een zorgvuldige, tweezijdige procedure daartegenover gesteld. Een dergelijke procedure die bovendien goed wordt uitgevoerd, zal telkens tot een juist eindoordeel moeten leiden; ondersteuning waar ondersteuning nodig is. Indien de burger van mening is dat het college hem ten onrechte geen maatwerkvoorziening verstrekt of dat de maatwerkvoorziening onvoldoende bijdraagt aan de zelfredzaamheid of participatie, of dat hem opvang of beschermd wonen ten onrechte wordt onthouden, kan betrokkene daartegen vanzelfsprekend bezwaar maken en daarna eventueel in beroep gaan tegen de beslissing op zijn bezwaar. De rechter zal toetsen of de gemeente zich heeft gehouden aan de voorgeschreven procedures, het onderzoek naar de omstandigheden van betrokkene op adequate wijze heeft verricht en of de ondersteuning een passende bijdrage levert aan het realiseren van een situatie waarin de burger in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid of participatie en zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven. De Wmo 2015 en deze verordening leggen veel bevoegdheden bij het college. De uitvoering hiervan zal echter in de regel namens het college gedaan worden (in mandaat) door deskundige consulenten, ambtenaren of bijvoorbeeld aanbieders. Waar in deze verordening en in de wet ‘het college’ staat, kan het college deze bevoegdheid namelijk mandateren aan ondergeschikten dan wel niet-ondergeschikten op grond van de algemene regels van de Awb. De Wmo 2015 schrijft in artikel 2.1.3, eerste lid, voor dat de gemeente per verordening de regels dient vast te stellen die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van het verplichte gemeentelijk beleidsplan met betrekking tot maatschappelijke ondersteuning. In de verordening dient overeenkomstig de artikelen 2.1.3, tweede tot en met vierde lid, 2.1.4, derde en zevende lid, en 2.1.6 van de Wmo 2015 in ieder geval bepaald te worden: • op welke wijze en op basis van welke criteria wordt vastgesteld of een burger voor een maatwerkvoorziening voor zelfredzaamheid, participatie, beschermd wonen of opvang in aanmerking komt; • op welke wijze de hoogte van een persoonsgebonden budget wordt vastgesteld; • welke eisen worden gesteld aan de kwaliteit van voorzieningen, inclusief eisen met betrekking tot de deskundigheid van beroepskrachten; • ten aanzien van welke voorzieningen een regeling voor de afhandeling van klachten van burgers vereist is; • ten aanzien welke voorzieningen een regeling voor medezeggenschap van burgers over voorgenomen besluiten van de aanbieder die voor de gebruikers van belang zijn vereist is; • op welke wijze ingezeten, waaronder burgers of hun vertegenwoordigers, worden betrokken bij uitvoering van de wet, voorstellen voor beleid kunnen doen, gevraagd en ongevraagd advies kunnen uitbrengen over verordeningen en beleidsvoorstellen, worden voorzien van ondersteuning en deel kunnen nemen aan periodiek overleg; • op welke wijze de kostprijs van een maatwerkvoorziening wordt berekend; en
Gemeente Peel en Maas
1894/2016/785151
Pagina 8 van 8
• op welke wijze het college zorg draagt voor een jaarlijkse blijk van waardering voor de mantelzorgers van burgers in de gemeente. Ook dient de gemeente overeenkomstig de artikelen 2.1.3, derde lid, en 2.6.6, eerste lid, van de Wmo 2015 per verordening regels te stellen: • voor de bestrijding van het ten onrechte ontvangen van een maatwerkvoorziening of een persoonsgebonden budget, en van misbruik of oneigenlijk gebruik van de wet; • ter waarborging van een goede verhouding tussen de prijs voor de levering en de eisen die worden gesteld aan de kwaliteit van de voorziening, waar het college ten aanzien daarvan de uitvoering van de Wmo 2015 door derden laat verrichten. Hierbij dient rekening gehouden te worden met de deskundigheid van de beroepskrachten en de toepasselijke arbeidsvoorwaarden. Daarnaast kan de gemeente op grond van de artikelen 2.1.4, eerste en tweede lid, 2.1.5, eerste lid, 2.1.7 en 2.3.6, derde lid, van de Wmo 2015: • bepalen dat burgers voor algemene voorzieningen, niet zijnde cliëntondersteuning, en maatwerkvoorzieningen een bijdrage verschuldigd zullen zijn; • de hoogte van de bijdrage voor de verschillende soorten van voorzieningen, ook wanneer de burger de ondersteuning zelf inkoopt met een persoonsgebonden budget, in de verordening verschillend vaststellen. Hierbij kan tevens worden bepaald dat op de bijdrage een korting wordt gegeven voor personen die behoren tot daarbij aan te wijzen groepen en dat de bijdrage afhankelijk is van het inkomen en het vermogen van de burger en zijn echtgenoot; • bepalen dat de bijdragen voor opvangvoorzieningen door een andere instantie dan het CAK wordt vastgesteld en geïnd; • bepalen dat aan personen met een beperking of chronische psychische of psychosociale problemen die daarmee verband houdende aannemelijke meerkosten hebben, een tegemoetkoming wordt verstrekt ter ondersteuning van de zelfredzaamheid en de participatie, en vaststellen welke de toepasselijke grenzen zijn met betrekking tot de financiële draagkracht; • bepalen onder welke voorwaarden betreffende het tarief de persoon aan wie een persoonsgebonden budget wordt verstrekt, de ondersteuning kan inkopen van een persoon die behoort tot het sociale netwerk. Deze verordening kan niet los worden gezien van het beleidsplan, dat de raad op grond van artikel 2.1.2 van de Wmo 2015 eveneens dient vast te stellen. In dit beleidsplan wordt het door het gemeentebestuur te voeren beleid met betrekking tot maatschappelijke ondersteuning vastgelegd. Artikelsgewijze toelichting HOOFDSTUK 1: Begrippen Artikel 1. Begripsbepalingen Ad. a Algemeen gebruikelijke voorziening Het is niet de bedoeling dat de gemeentelijke overheid voorzieningen verstrekt, waarvan gelet op de omstandigheden van de burger, aannemelijk is te achten dat deze daarover, ook als hij of zij geen beperkingen had, zou (hebben kunnen) beschikken (zie o.a. CRvB 03-07-2001, nr. 00/764 WVG, CRvB 16-04-2008, nr. 06/4668 WVG, CRvB 14-07-2010, nr. 09/562 WVG en Rechtbank Arnhem 16-08-2012, nr. AWB 11/5564). Het college moet steeds onderzoeken of een voorziening ook algemeen gebruikelijk is voor de burger (zie CRvB 17-11-2009, nr. 08/3352 WMO). De beoordeling of sprake is van een algemeen gebruikelijke voorziening voor de burger ziet op het beantwoorden van de vraag of de burger over de voorziening zou (hebben kunnen) beschikken als hij geen beperkingen zou hebben gehad. Bij die beoordeling kunnen, zo blijkt uit de jurisprudentie, de volgende criteria een rol spelen: • Is de voorziening gewoon te koop? • Is de prijs van de voorziening vergelijkbaar met soortgelijke producten die algemeen gebruikelijk worden geacht? • Is de voorziening specifiek voor personen met een beperking ontworpen? Ad. b Algemene voorziening Deze definitie spreekt voor zich. Ad. c Bijdrage in de kosten Uit artikel 2.1.4 van de wet vloeit de bevoegdheid voort tot het vragen van een bijdrage in de kosten. Burgers zullen voor hun ondersteuning, als de gemeente daarvoor kiest, een bijdrage Gemeente Peel en Maas
1894/2016/785151
Pagina 9 van 9
moeten betalen. Deze bijdrage kan, als het een maatwerkvoorziening betreft, afhankelijk worden gesteld van het inkomen en het vermogen. Op grond van artikel 2.1.4 lid 4 van de wet zijn bij Algemene Maatregel van Bestuur nadere regels (Uitvoeringsbesluit Wmo 2015) gesteld. Daarin is bepaald wat de ruimte is die de gemeenteraad (het college bij delegatie door de gemeenteraad) heeft voor het bepalen van de omvang van de eigen bijdrage. Ook voor een algemene voorziening kan eventueel een bijdrage van de burger in de kosten worden gevraagd (m.u.v. cliëntondersteuning), maar deze bijdrage kan, anders dan die voor een maatwerkvoorziening, niet inkomensafhankelijk zijn. Ad. d Burger Deze definitie spreekt voor zich. Ad e Concept-arrangement In het arrangement wordt de gehele invulling van de ondersteunings- en/of hulpvragen uitgewerkt en vastgelegd. Bij het arrangeren en het voeren van het gesprek wordt de arrangementenwaaier als hulpmiddel gebruikt. Daarin zijn de levensdomeinen en het domein regievoeren ingedeeld naar het eigen kracht principe. De ondersteuningsvraag wordt met behulp van de zelfredzaamheidsmatrix geanalyseerd over regievoering en de levensdomeinen heen. Ad. f Hulpvraag De hulpvraag is de behoefte aan maatschappelijke ondersteuning als bedoeld in artikel 2.1.4 lid 1 van de wet. Als iemand die behoefte heeft aan maatschappelijke ondersteuning zich tot het college wendt, is het van belang dat allereerst wordt onderzocht wat de hulpvraag van betrokkene is. Wanneer de betrokkene zich voor het eerst meldt, is in veel gevallen niet op voorhand duidelijk of en in welke vorm het college in actie moet komen. Een zorgvuldig onderzoek als bedoeld in artikel 2.3.2 lid 4 van de wet is noodzakelijk. Ad. g Ingezetene De burger kan als hij ingezetene is van een gemeente in aanmerking komen voor een maatwerkvoorziening gericht op zelfredzaamheid en participatie (artikel 1.2.1 Wmo). Om voor een maatwerkvoorziening gericht op beschermd wonen en opvang in aanmerking te komen moet de burger in ieder geval ingezetene van Nederland zijn, maar niet persé van de gemeente. Uit de Memorie van Toelichting volgt dat een ingezetene zich, voor een maatwerkvoorziening, moet wenden tot het college van de gemeente waar hij woont. De term 'wonen' is niet verder uitgelegd. Uit de jurisprudentie bij de Wmo 2007 (CRvB 22-09-2010, nr. 09/1743 WMO ) volgt dat het gaat om de feitelijke verblijfplaats, waarbij een inschrijving in het Brp belangrijk is maar niet doorslaggevend. Ad h Melding Eenieder kan zich melden bij zijn gemeente met een hulpvraag. Door het melden maakt de burger de hulpvraag aan het college kenbaar. In vervolg op deze melding zal het college in samenspraak met de burger zo spoedig mogelijk een onderzoek (laten) instellen. Indien een ingezetene alleen informeert naar bijvoorbeeld de beschikbaarheid van een algemene voorziening of kenbaar maakt gebruik te willen maken van een algemene voorziening, is er geen aanleiding om een onderzoek in te stellen. Ad.i Persoonlijk plan In het plan kan de burger - al dan niet tezamen met zijn persoonlijke netwerk - de omstandigheden, bedoeld in artikel 2.3.2 lid 2 onderdelen a tot en met e van de wet, en de maatschappelijke ondersteuning die door hem wordt gewenst, beschrijven. De omstandigheden, bedoeld in artikel 2.3.2 lid 2 onderdelen a tot en met e Wmo, worden onderzocht door het college. Doordat de burger hieromtrent voorafgaand aan het onderzoek door het college een persoonlijk plan kan overleggen, is het college direct bekend met de wijze waarop de burger zelf vorm wil geven aan zijn persoonlijk arrangement dat nodig is om zelfredzaam te kunnen zijn en te participeren. Door de burger een persoonlijk plan te laten opstellen, wordt de eigen regie en de betrokkenheid van het sociale netwerk van burgers in de Wmo versterkt. Ad. j Uitvoeringsbesluit Deze definitie spreekt voor zich.
Gemeente Peel en Maas
1894/2016/785151
Pagina 10 van 10
Ad.k Wet Deze definitie spreekt voor zich. Het aantal definities van artikel 1 is beperkt aangezien de wet (in artikel 1.1.1) al een flink aantal definities kent die ook bindend zijn voor deze verordening. Ook de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) kent een aantal (definitie)bepalingen die voor deze verordening van belang zijn. HOOFDSTUK 2: Melding, onderzoek en aanvraag Artikel 2. Melding hulpvraag Deze bepaling is opgenomen om een zorgvuldige procedure te waarborgen en kan worden gezien als een uitwerking van de verplichte delegatiebepaling van artikel 2.1.3, eerste lid en tweede lid, onder a, van de wet. Daarbij is onder meer bepaald dat de gemeente bij verordening in ieder geval bepaalt op welke wijze een burger in aanmerking komt voor een maatwerkvoorziening voor zelfredzaamheid, participatie, beschermd wonen of opvang. In artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet wordt al bepaald dat indien bij het college melding wordt gedaan van een behoefte aan maatschappelijke ondersteuning, het college deze melding onderzoekt. Deze bepaling verankert ook in de verordening dat bij het college een melding kan worden gedaan en door wie. In artikel 2.3.2, negende lid, van de wet is bepaald dat een aanvraag niet kan worden gedaan dan nadat (naar aanleiding van de melding) onderzoek is uitgevoerd, tenzij het onderzoek niet is uitgevoerd binnen de termijn van zes weken. Het eerste lid bevat regels voor de verplichte meldingsprocedure. De melding is vormvrij en kan schriftelijk, elektronisch, mondeling of telefonisch bij het college worden gedaan. Zie de algemene toelichting over mandatering door het college. In artikel 2:15 van de Awb is bepaald dat een aanvraag elektronisch (onder meer per email) kan worden gedaan indien het bestuursorgaan kenbaar heeft gemaakt dat deze weg geopend is. De melding kan ‘door of namens de burger’ worden gedaan. Dit kan ruim worden opgevat. Naast de burger kan bijvoorbeeld diens vertegenwoordiger, mantelzorger, partner, familielid, buurman of andere betrokkene de melding doen. In het eerste lid is met gebruik van de in artikel 1 gedefinieerde term ‘hulpvraag’ een afbakeningsbepaling gegeven. Een persoon met een hulpvraag die op grond van een andere wet kan worden beantwoord, kan direct en gericht worden doorverwezen. Te denken valt hier bijvoorbeeld aan de Zorgverzekeringswet, de Wet werk en bijstand en de Leerplichtwet. Zie ook de tekst en toelichting van artikel 8, tweede lid. In het tweede lid is de verplichte ontvangstbevestiging verankerd (artikel 2.3.2, eerste lid, slotzin, van de wet). Conform artikel 4:3a van de Awb is het bestuursorgaan gehouden een elektronisch ingediende aanvraag te bevestigen. Dat kan dan – en ligt voor de hand – ook elektronisch. Indien de melding mondeling of telefonisch is gedaan, zou dit ook kunnen worden afgesproken. Aangezien het onderzoek na een melding maximaal zes weken mag beslaan (zie artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet), is registratie en ontvangstbevestiging van de melding ook in het kader van deze termijn van belang. In het derde lid is overeenkomstig artikel 2.3.3 van de wet een uitzondering vervat voor spoedeisende gevallen. Het college is op grond van de wet verplicht in dergelijke gevallen een passende tijdelijke maatwerkvoorziening te verstrekken in afwachting van de uitkomsten van het onderzoek dat volgt na de melding Artikel 3. Cliëntondersteuning Het eerste lid is een uitwerking van de wettelijke verplichting van het college in artikel 2.2.4, eerste lid, onder a, en tweede lid, van de wet. De wet adresseert het college rechtstreeks en vraagt niet om hierover bij verordening een regeling op te stellen. De bepaling uit de wet is toch in de verordening opgenomen vanwege het belang om in de verordening een compleet overzicht van rechten en plichten van burgers te geven. Hierbij is benadrukt dat de cliëntondersteuning op grond van de wet voor de burger kosteloos is. In de memorie van toelichting bij artikel 2.2.4 van de wet (Kamerstukken II 2013/14, 33 841, nr. 3) is vermeld dat gemeenten hiermee de opdracht hebben in ieder geval een algemene voorziening voor cliëntondersteuning te realiseren, waar burgers informatie en advies over vraagstukken van maatschappelijke ondersteuning en hulp bij het verkrijgen daarvan kunnen krijgen. Ook uitgebreide vraagverheldering alsmede kortdurende en kortcyclische ondersteuning bij het maken van keuzes op diverse levensterreinen maken daarvan deel uit. In het tweede lid is overeenkomstig artikel 2.3.2, derde lid, van de wet bepaald dat het college de betrokkene na de melding van de hulpvraag inlicht over de mogelijkheid van gratis cliëntondersteuning. Gemeente Peel en Maas
1894/2016/785151
Pagina 11 van 11
Artikel 4. Vooronderzoek: indienen persoonlijk plan Deze bepaling is hier opgenomen om een zorgvuldige procedure te waarborgen. Het eerste lid dient ter ambtelijke voorbereiding van het gesprek op basis van de melding waarbij in samenspraak met de burger bekende gegevens in kaart worden gebracht en burgers niet worden belast met vragen over zaken die bij de gemeente al bekend zijn. Dit vooronderzoek kan afhankelijk van de inhoud van de melding meer of minder uitgebreid zijn en omvat ook het in samenspraak met de belanghebbende afspreken van een datum, tijd en plaats voor het gesprek. Tijdens het gesprek kunnen op basis van dit vooronderzoek ook al wat concrete vragen worden gesteld of aan de burger worden verzocht om nog een aantal stukken over te leggen. De verplichting tot het overleggen van stukken, zoals vermeld in het tweede lid, is opgenomen overeenkomstig artikel 2.3.2, zevende lid, van de wet. In het kader van de rechtmatigheid is het op grond van artikel 2.3.4 van de wet in ieder geval verplicht om de identiteit van de burger vast te stellen aan de hand van een document als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht en is de burger die een aanvraag doet voor een maatwerkvoorziening ook verplicht dat document ter inzage te geven. Bij de gegevensverzameling op grond van het eerste en tweede lid zullen de grenzen van de Wet bescherming persoonsgegevens in acht genomen moeten worden. Op grond van het derde lid kan worden afgezien van het vooronderzoek indien dat een onnodige herhaling van zetten zou betekenen. In het vierde lid is overeenkomstig artikel 2.3.2, tweede lid, van de wet de verplichting voor het college opgenomen om informatie te verschaffen over de mogelijkheid voor de burger om een persoonlijk plan op te stellen en deze aan het college te overhandigen. Het persoonlijk plan is in de wet opgenomen door middel van een amendement (TK 2013-2014, 33841 nr. 70). Doordat de burger voorafgaand aan het onderzoek door het college een persoonlijk plan kan overleggen, is het college direct bekend met de wijze waarop de burger zelf vorm wil geven aan zijn conceptarrangement, dat nodig is om zelfredzaam te kunnen zijn en te participeren. Hiermee komt de regie bij de burger te liggen. In het vijfde lid is overeenkomstig artikel 2.3.2, vijfde lid, van de wet verankerd dat het college een door of namens de burger ingediend persoonlijk plan betrekt bij het onderzoek. Artikel 5. Onderzoek Het onderzoek vormt de kern van de procedure. Het is de fase van vraagverheldering die vooraf gaat aan het samenstellen van het arrangement. De wet beschrijft in artikel 2.3.2 lid 4 de zaken die tijdens het onderzoek aan bod moeten komen. Het gesprek wordt in de wet niet expliciet genoemd, maar impliciet wordt er vanuit gegaan dat persoonlijk contact tussen gemeente en burger plaatsvindt. In artikel 1 wordt benadrukt dat een of meer gesprekken deel uitmaken van het onderzoek en dat het past in het stelsel van deze Wmo dat daar de omgeving van de burger zoveel mogelijk bij betrokken wordt. In het eerste lid is verder benadrukt dat het gesprek met de burger wordt gevoerd door deskundigen (namens het college). Het gesprek vindt zo mogelijk bij de burger thuis plaats. Het gesprek is hoofdregel en hoeft uiteraard niet plaats te vinden als dit niet nodig is (zie het vierde lid). Het kan bijvoorbeeld om een burger gaan die al bekend is bij de gemeente en een eenvoudige ‘vervolgvraag’ heeft. Artikel 6. Verslag: concept-arrangement In de memorie van toelichting (Kamerstukken II 2013/14, 33 841, nr. 3, p. 32-33) staat dat de gemeente aan de burger een weergave van de uitkomsten van het onderzoek verstrekt om hem in staat te stellen een aanvraag te doen voor een maatwerkvoorziening. Dat moet in beginsel schriftelijk. Een goede weergave maakt het voor de gemeente inzichtelijk om een juiste beslissing te nemen te nemen op een aanvraag en draagt bij aan een inzichtelijke communicatie met de burger. Uiteraard zal de weergave van de uitkomsten van het onderzoek variëren met de uitkomsten van het onderzoek. Zo zal de weergave van het onderzoek bijvoorbeeld heel beperkt kunnen zijn als de burger van mening is goed geholpen te zijn en de uitkomst is dat geen aanvraag van een maatwerkvoorziening noodzakelijk is. Bij meer complexe onderzoeken zal uiteraard een uitgebreidere weergave noodzakelijk zijn. De schriftelijke weergave van de uitkomsten van het onderzoek worden gebruikt als een met de burger overeengekomen plan (concept-arrangement) voor het bevorderen van zijn zelfredzaamheid en participatie waarin de gemaakte afspraken en de verplichtingen die daaruit voortvloeien, zijn vastgelegd. Het is in dat geval passend dat het college en de burger dit plan ondertekenen. Indien een persoonlijk plan is overhandigd, wordt dit plan ook opgenomen of toegevoegd aan het verslag. Gezien het persoonlijke karakter van het concept-arrangement wordt dit het persoonlijk arrangement genoemd.
Gemeente Peel en Maas
1894/2016/785151
Pagina 12 van 12
Artikel 7 Advisering Lid 1 van dit artikel in de verordening bepaalt dat het college bevoegd is degene door of namens wie een melding is gedaan of door of namens wie een aanvraag is ingediend, alsmede diens huisgenoten op te roepen in persoon te verschijnen en te bevragen op een door het college te bepalen plaats en tijdstip en te laten onderzoeken en/of bevragen door een of meer daartoe aangewezen deskundigen. Dit alles met de beperking dat dit in het belang moet zijn van de beoordeling van de aanspraak op een voorziening. Afdeling 3:3 van de Algemene wet bestuursrecht, geeft in een aantal artikelen enige algemene bepalingen over (externe) advisering. Artikel 3:5 lid 1 Algemene wet bestuursrecht geeft aan dat in deze afdeling onder adviseur verstaan wordt: een persoon of college, bij of krachtens wettelijk voorschrift belast met het adviseren inzake door een bestuursorgaan te nemen besluiten en niet werkzaam onder verantwoordelijkheid van dat bestuursorgaan. In de wet is niet geregeld dat er een adviseur benoemd moet worden. Advies zal in het kader van de uitvoering van de wet echter vaak onontbeerlijk zijn. Het college dient één of meer adviseurs aan te wijzen om in het kader van de wet advies uit te brengen. In de verordening wordt niet opgenomen wie de adviseur is. Men kan immers meer adviseurs in verschillende, zelfs wisselende situaties hebben, wat een eenduidige vermelding onmogelijk maakt. Artikel 8. Aanvraag Ook deze bepaling is een uitwerking van artikel 2.1.3, eerste lid, en tweede lid, onder a, van de wet, waarbij is bepaald dat de gemeente bij verordening in ieder geval bepaalt op welke wijze wordt vastgesteld of een burger voor een maatwerkvoorziening voor zelfredzaamheid, participatie, beschermd wonen of opvang in aanmerking komt. De wet bepaalt dat het college binnen twee weken na de ontvangst van de aanvraag de beschikking moet geven (artikel 2.3.5, tweede lid). In de Awb worden regels gegeven omtrent de aanvraag. Deze verordening wijkt daarvan niet af. Op grond van artikel 4:1 van de Awb wordt een aanvraag tot het geven van een beschikking schriftelijk ingediend bij het bestuursorgaan dat bevoegd is op de aanvraag te beslissen (hier het college), tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald. In het eerste lid is aangegeven dat naast de burger alleen een daartoe door hem gemachtigd persoon of een vertegenwoordiger (zie voor een definitie van vertegenwoordiger de toelichting onder artikel 1) een aanvraag kan indienen. Dit is minder ruim dan de kring van personen rond de burger die een melding kan doen. Zie hiervoor artikel 2 en de toelichting daarbij. Aangezien het hier gaat om de formele aanvraag om een beschikking in de zin van de Awb, is hier de formele eis van machtiging of vertegenwoordiging gesteld. Ter voorkoming van onnodige administratieve lasten is in het tweede lid de mogelijkheid opgenomen om het concept-arrangement als aanvraag aan te merken. HOOFDSTUK 3: Maatwerkvoorziening Artikel 9. Criteria voor maatwerkvoorziening In dit artikel is het algemene afwegingskader dat in deze Wmo centraal staat nogmaals uiteengezet. De nadruk ligt, nog meer dan onder de Wmo 2007, op de eigen kracht en hulp van anderen. De maatwerkvoorziening vormt slechts het sluitstuk van de maatschappelijke ondersteuning. In artikel 2.1.3 lid 2 onderdeel a van de wet is bepaald dat de raad bij verordening moet aangeven op basis van welke criteria het college kan vaststellen of een burger voor een maatwerkvoorziening voor zelfredzaamheid, participatie, beschermd wonen of opvang in aanmerking komt. In de memorie van toelichting op deze bepaling (TK 2013-2014, 33 841, nr. 3, blz. 134) wordt aangegeven dat het bij het verstrekken van een maatwerkvoorziening op maatwerk aankomt. Gemeentelijke vrijheid is nodig omdat de behoeften van inwoners per gemeente kunnen verschillen en de sociale en fysieke infrastructuur per gemeente anders is. Ook het aanbod van algemene voorzieningen is niet in iedere gemeente gelijk. Het is daarom niet mogelijk of wenselijk dat in de verordening limitatief wordt geregeld welke maatwerkvoorzieningen zullen worden verstrekt. De gemeente moet wel aan de hand van geschikte en toepasbare criteria meer in detail en concreet nader afbakenen in welke gevallen iemand een maatwerkvoorziening kan krijgen. In dit artikel is deze verplichting uitgewerkt. In lid 2 van dit artikel is bepaald dat als van een noodzakelijke maatwerkvoorziening meerdere varianten qua compensatie adequaat zijn het college de goedkoopste verstrekt.
Gemeente Peel en Maas
1894/2016/785151
Pagina 13 van 13
Voorzieningen die in het kader van deze verordening worden verstrekt dienen naar objectieve maatstaven gemeten zowel compenserend als de meest goedkope voorziening te zijn. Met nadruk wordt hierbij gesteld dat met het begrip compenserend bedoeld wordt: volgens objectieve maatstaven nog toereikend. Eigenschappen die kostenverhogend werken zonder dat zij de voorziening meer adequaat maken, zullen in principe niet voor vergoeding in aanmerking komen. Daarbij kan een overweging zijn dat de bruikbaarheid van een voorziening niet alleen door technische en functionele aspecten bepaald wordt. Tevens is het denkbaar dat een product dat duurder is dan een vergelijkbaar product, langer meegaat en dus uiteindelijk goedkoper is. Wat betreft het kwaliteitsniveau waarvan uitgegaan kan worden, moge het duidelijk zijn dat bij een verantwoord, maar ook niet meer dan dat, niveau dient te worden aangesloten. Het is uiteraard wel mogelijk een compenserende voorziening te verstrekken die duurder is dan de goedkoopst compenserende voorziening, mits de belanghebbende bereid is het prijsverschil uit eigen middelen te betalen. Het begrip goedkoopst compenserend geeft het college mogelijkheden tot sturen binnen het beleid. Artikel 10. Beschikking De burger moet op basis van de beschikking die hij ontvangt de informatie krijgen die nodig is om zijn rechtspositie te bepalen en te begrijpen. Hiervoor is nodig dat de beschikking de burger goed en volledig informeert. Overeenkomstig de Awb moet de beschikking deugdelijk gemotiveerd zijn. Het arrangement wordt geacht onderdeel uit te maken van de beschikking en wordt bijgevoegd. Artikel 11. Persoonsgebonden budget Het college kan op grond van artikel 2.3.6 van de wet een pgb verstrekken. Als aan alle wettelijke voorwaarden daartoe is voldaan, kan zelfs van een verplichting van het college worden gesproken. Van belang is dat een pgb alleen wordt verstrekt indien de burger dit gemotiveerd vraagt (zie artikel 2.3.6, tweede lid, onder b). Met behoud van de motivatie-eis wordt geborgd dat duidelijk is dat het de beslissing van de aanvrager zelf is om een pgb aan te vragen (zie de toelichting op amendement Voortman c.s., Kamerstukken II 2013/14, 33 841, nr. 103). In de volgende leden wordt gehoor gegeven aan artikel 2.1.3, tweede lid, onder b, van de wet. Hierin staat dat in de verordening in ieder geval wordt bepaald op welke wijze de hoogte van een pgb wordt vastgesteld, waarbij geldt dat de hoogte toereikend moet zijn. In de memorie van toelichting (Kamerstukken II 2013/14, 33 841, nr. 3, blz. 39) is vermeld dat de gemeente bijvoorbeeld kan bepalen dat het pgb niet hoger mag zijn dan een percentage van de kosten die voor de gemeente verbonden zijn aan het verlenen van adequate ondersteuning in natura. Gemeenten hebben daarmee ook de mogelijkheid om differentiatie aan te brengen in de hoogte van het pgb. Gemeenten kunnen verschillende tarieven hanteren voor verschillende vormen van ondersteuning en voor verschillende typen hulpverleners. Gemeenten kunnen bij het vaststellen van tarieven in de verordening bijvoorbeeld onderscheid maken tussen ondersteuning die wordt geleverd door het sociale netwerk, door hulpverleners die werken volgens de kwaliteitsstandaarden en hulpverleners die dat niet doen (zoals werkstudenten, zzp’ers zonder diploma’s e.d.). Een aanvraag voor een pgb kan geweigerd worden voor zover de kosten van het pgb hoger zijn dan de kosten van de maatwerkvoorziening (artikel 2.3.6, vijfde lid, onder a, van de wet). De situatie waarin het door de burger beoogde aanbod duurder is dan het aanbod van het college betekent dus niet bij voorbaat dat het pgb om die reden geheel geweigerd kan worden. Burgers kunnen zelf bijbetalen wanneer het tarief van de door hen gewenste aanbieder duurder is dan het door het college voorgestelde aanbod. Het college kan het pgb slechts weigeren voor dat gedeelte dat duurder is dan het door het college voorgestelde aanbod. Dit kan zich bijvoorbeeld voordoen doordat de gemeente vanwege inkoopvoordelen maatwerkvoorzieningen al snel goedkoper zal kunnen leveren dan wanneer iemand zelf ondersteuning inkoopt met een pgb. Daarbij kan gedacht worden aan vervoers- of opvangvoorzieningen. Een pgb is gemiddeld genomen ook goedkoper dan zorg in natura omdat er minder overheadkosten hoeven te worden meegerekend. De maximale hoogte van een pgb is in de verordening begrensd op de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate door het college ingekochte maatwerkvoorziening in natura. In het vierde lid is geconcretiseerd welke termijn is verbonden aan de besteding van het persoonsgebonden budget. Dit dient de rechtszekerheid en voorkomt de situatie waarin het recht oneindig open zou moeten staan.
Gemeente Peel en Maas
1894/2016/785151
Pagina 14 van 14
Ten aanzien van het vijfde lid is van belang dat in de nota naar aanleiding van het verslag (Kamerstukken II 2013/14, 33 841, nr. 34) de regering heeft aangegeven dat onder dit sociale netwerk ook mantelzorgers kunnen vallen. Wel is de regering van mening dat de beloning van het sociale netwerk in elk geval beperkt moet blijven tot die gevallen waarin het de gebruikelijke hulp overstijgt en dit aantoonbaar tot betere en effectievere ondersteuning leidt en aantoonbaar doelmatiger is. Overeenkomstig de huidige Wmo-praktijk met betrekking tot informele hulp wordt hierbij in ieder geval gedacht aan diensten (zorg van mantelzorgers bijvoorbeeld). Informele hulp bij hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen is minder goed denkbaar. Ingeval ook hiervoor een pgb wordt aangevraagd, is voor gemeenten van belang dat slechts een pgb wordt verstrekt indien naar het oordeel van het college is gewaarborgd dat de in te kopen diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen veilig, doeltreffend en cliëntgericht worden verstrekt (artikel 2.3.6, tweede lid, onder c, van de wet). Bij het beoordelen van de kwaliteit als bedoeld in artikel 2.3.6, tweede lid, onder c, van de wet weegt het college mee of de diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen in redelijkheid geschikt zijn voor het doel waarvoor het persoonsgebonden budget wordt verstrekt (artikel 2.3.6, derde lid, van de wet). Artikel12. Controle Op grond van artikel 2.1.3 vierde lid dienen in de verordening regels te worden gesteld over de bestrijding van ten onrechte ontvangen van maatwerkvoorzieningen of persoonsgebonden budget alsmede van misbruik of oneigenlijk gebruik van de wet. Essentieel daarbij is dat het college periodiek controles uitvoert naar het gebruik en de besteding van voorzieningen op grond van deze wet. Artikel 13. Nieuwe feiten en omstandigheden, herziening, intrekking of terugvordering Deze bepaling betreft een uitwerking van de verordeningsplicht in artikel 2.1.3, vierde lid, van de wet, waarin is bepaald dat in de verordening in ieder geval regels worden gesteld voor de bestrijding van het ten onrechte ontvangen van een maatwerkvoorziening of een pgb, alsmede van misbruik of oneigenlijk gebruik van de wet. Het eerste, tweede en vierde lid bevatten een herhaling van hetgeen al in de tekst van de wet is opgenomen (artikel 2.3.8, 2.3.10 en 2.4.1). Met opname van deze wettekst in de verordening wordt beoogd een compleet beeld te geven van de regels voor de bestrijding van het ten onrechte ontvangen van een maatwerkvoorziening of een pgb, alsmede van misbruik of oneigenlijk gebruik van de wet. Het derde lid is een ‘kan’-bepaling. Een pgb wordt verstrekt met de bedoeling dat men daarmee een voorziening treft. Als binnen zes maanden na de beslissing tot het verstrekken van het pgb nog geen voorziening is getroffen, heeft het college de bevoegdheid om de beslissing geheel of gedeeltelijk in te trekken. Deze bepaling is te zien als een verbijzondering van de bepaling in het tweede lid, onder e (dat tevens op maatwerkvoorzieningen (in natura) ziet). In artikel 2.4.1 tot en met 2.4.4 van de wet zijn regels voor het verhaal van kosten opgenomen en is de bevoegdheid aan het college gegeven tot het (in geldswaarde) terugvorderen van een ten onrechte verstrekte maatwerkvoorziening of pgb. Hierbij is tevens bepaald dat het college het terug te vorderen bedrag bij dwangbevel kan invorderen. Uit de memorie van toelichting op artikel 2.4.1 (Kamerstukken II 2013/14, 33 841, nr. 3, blz. 157) wordt duidelijk dat daarnaast de mogelijkheid blijft bestaan om maatwerkvoorzieningen terug te vorderen; ‘omdat het niet in alle gevallen mogelijk is een al genoten maatwerkvoorziening terug te vorderen, kan het college de waarde van de genoten maatwerkvoorziening uitdrukken in een bedrag dat voor terugvordering in aanmerking komt.’ In het vijfde en zesde lid zijn dan ook bepalingen opgenomen die het college de bevoegdheid geven tot terugvordering van in eigendom en in bruikleen verstrekte voorzieningen. Artikel 14. Bijdrage in de kosten De gemeente mag van de burgers een bijdrage in de kosten vragen voor maatwerkvoorzieningen in natura en in de vorm van een persoonsgebonden budget alsmede voor algemene voorzieningen. In het tweede lid is het uitgangspunt benadrukt dat de bijdrage de kostprijs van de voorziening niet mag overstijgen: de gemeente mag geen winst maken op de bijdragen. In het derde en vierde lid is uiteengezet hoe de kostprijs tot stand komt. In het vijfde lid zijn de bedragen en percentages van het uitvoeringsbesluit van overeenkomstige toepassing verklaard. In lid 6 is gevolg gegeven aan artikel 2.1.4, zevende lid, waar is bepaald dat in de verordening wordt bepaald welke instantie de bijdrage voor een maatwerkvoorziening in natura of in de vorm van een
Gemeente Peel en Maas
1894/2016/785151
Pagina 15 van 15
persoonsgebonden budget voor opvang vaststelt en int. In lid 7 en 8 is de mogelijkheid van artikel 2.1.5, om de bijdrage ook aan de ouders van minderjarige burgers op te leggen, benut. In lid 9 is geregeld dat het college de bevoegdheid heeft te bepalen voor welke algemene voorzieningen de burger een bijdrage verschuldigd is, wat de hoogte hiervan is en voor welke groep personen een korting op de bijdrage van toepassing is. HOOFDSTUK 5: Kwaliteit en veiligheid Artikel 15. Kwaliteitseisen maatschappelijke ondersteuning Deze bepaling betreft een uitwerking van de verordeningsplicht in artikel 2.1.3, tweede lid, onder c, van de wet, waarin is bepaald dat in de verordening in ieder geval wordt bepaald welke eisen worden gesteld aan de kwaliteit van voorzieningen, eisen met betrekking tot de deskundigheid van beroepskrachten daaronder begrepen. De regering legt de verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van voorzieningen bij de gemeente en de aanbieder. Het is aan de gemeente om in de verordening te bepalen welke kwaliteitseisen worden gesteld aan aanbieders van voorzieningen. Die eisen zullen ook betrekking kunnen hebben op de deskundigheid van het in te schakelen personeel. De regering benadrukt in de memorie van toelichting op artikel 2.1.3, tweede lid, onder c, van de wet (Kamerstukken II 2013/14, 33 841, nr. 3) dat de kwaliteitseisen die zijn vervat in de artikelen 3.1 e.v. van de wet en die zich rechtstreeks tot aanbieders richten, daarbij uitgangspunt zijn. De eis dat een voorziening van goede kwaliteit wordt verleend, biedt veel ruimte voor de gemeenten om in overleg met organisaties van burgers en aanbieders te werken aan kwaliteitsstandaarden voor de ondersteuning. In het tweede lid is een aantal voor de hand liggende kwaliteitseisen uitgewerkt. Het in het vierde lid genoemde periodieke ervaringsonderzoek onder deelnemers en gebruikers is verplicht op grond van artikel 2.5.1, eerste lid, van de wet. Artikel 16. Verhouding prijs en kwaliteit levering voorziening door derden Het college kan de uitvoering van de wet, met uitzondering van de vaststelling van de rechten en plichten van de burger, door aanbieders laten verrichten (artikel 2.6.4, eerste lid, van de wet). Met het oog op gevallen waarin dit ten aanzien van een voorziening gebeurt, moeten bij verordening regels worden gesteld ter waarborging van een goede verhouding tussen de prijs voor de levering van een voorziening en de eisen die worden gesteld aan de kwaliteit daarvan (artikel 2.6.6, eerste lid, van de wet). Daarbij dient in ieder rekening gehouden te worden met de deskundigheid van de beroepskrachten en de arbeidsvoorwaarden. Om te voorkomen dat alleen gekeken wordt naar de laagste prijs voor de uitvoering worden in dit artikel een aantal andere aspecten genoemd waarmee het college bij het vaststellen van tarieven (naast de prijs) rekening dient te houden. Hiermee wordt bereikt dat een beter beeld ontstaat van reële kostprijs voor de activiteiten die zij door aanbieders willen laten uitvoeren. Uitgangspunt is dat de aanbieder kundig personeel inzet tegen de arbeidsvoorwaarden die passen bij de vereiste vaardigheden. Hiervoor is ten minste een beeld nodig van de vereiste activiteiten en de arbeidsvoorwaarden die daarbij horen. Dit biedt een waarborg voor werknemers dat hun werkzaamheden aansluiten bij de daarvoor geldende arbeidsvoorwaarden. Artikel 17. Meldingsregeling calamiteiten en geweld In artikel 3.4, eerste lid, van de wet is bepaald dat de aanbieder bij de toezichthoudend ambtenaar, bedoeld in artikel 6.1 van de wet onverwijld melding doet van iedere calamiteit die bij de verstrekking van een voorziening heeft plaatsgevonden en van geweld bij de verstrekking van een voorziening. In artikel 6.1 van de wet is bepaald dat het college personen aanwijst die zijn belast met het houden van toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens de wet. In aanvulling op het bovenstaande regelt dit artikel dat er door het college een regeling wordt opgesteld over het doen van meldingen en dat de toezichthoudend ambtenaar deze meldingen onderzoekt en het college adviseert over het voorkomen van verdere calamiteiten en het bestrijden van geweld. Overeenkomstig het vierde lid kan het college in beleidsregels bepalen welke verdere eisen gelden voor het melden van calamiteiten en geweld bij de verstrekking van een voorziening. HOOFDSTUK 6: Waardering mantelzorgers en tegemoetkoming meerkosten
Gemeente Peel en Maas
1894/2016/785151
Pagina 16 van 16
Artikel 18. Jaarlijkse waardering mantelzorgers Deze bepaling betreft een uitwerking van de verordeningsplicht in artikel 2.1.6 van de wet. Hierin is opgenomen dat bij verordening wordt bepaald op welke wijze het college zorg draagt voor een jaarlijkse blijk van waardering voor de mantelzorgers van burgers in de gemeente. Het college bepaalt in de beleidsregels waaruit de jaarlijkse blijk van waardering van mantelzorgers bestaat. Artikel 2.1.6 stelt dat het moet gaan om mantelzorgers van burgers in de gemeente. Artikel 1.1.1 van de wet definieert een cliënt als een persoon die gebruik maakt van een algemene voorziening, maatwerkvoorziening of pgb, of door of namens wie een melding is gedaan. Het gaat dus ook om mantelzorgers van burgers die een hulpvraag hebben aangemeld, ook al is daar geen voorziening op basis van deze wet uitgekomen. Voorts is de woonplaats van de burger bepalend, zodat het dus ook mantelzorgers kan betreffen die in andere gemeenten wonen. HOOFDSTUK 7: Klachten, medezeggenschap en inspraak Artikel 19. Klachtregeling In het eerste lid is een bepaling over klachten ten aanzien van aanbieders opgenomen. Een dergelijke bepaling is verplicht op grond van artikel 2.1.3, tweede lid, onder e, van de wet, waarin is bepaald dat in de verordening in ieder geval wordt bepaald ten aanzien van welke voorzieningen een regeling voor de afhandeling van klachten van burgers is vereist. De aanbieder is ten aanzien van de in de verordening genoemde voorzieningen verplicht een klachtregeling op te stellen (artikel 3.2, eerste lid, onder a, van de wet). In de Memorie van Toelichting (Kamerstukken II 2013/14, 33 841, nr. 3, blz. 57-58) staat dat burgers in beginsel moeten kunnen klagen over alles wat hen niet aanstaat in de manier waarop zij zich bejegend voelen. De burger kan ontevreden zijn over het gedrag van een gemeenteambtenaar, bijvoorbeeld over de wijze waarop een gesprek is gevoerd of over diens (vermeende) gebrek aan deskundigheid. Is de burger niet tevreden over een gedraging van de aanbieder, dan kan het ook gaan om bijvoorbeeld de kwaliteit van de geleverde maatschappelijke ondersteuning (in verband met de deskundigheid van de medewerker of een bepaalde houding of uitlating, gebrekkige communicatie of (on)bereikbaarheid van de aanbieder). Het ligt voor de hand dat burgers die zich benadeeld voelen zo veel mogelijk deze klacht eerst bij de betreffende aanbieder deponeren. Zij moeten erop kunnen vertrouwen dat de aanbieder de klacht snel in behandeling neemt en de klacht ook snel afhandelt. Daar waar de afhandeling niet naar wens is, staat de weg naar de gemeente voor het indienen van de klacht open. In het tweede lid is een aantal instrumenten voor het college aangegeven om te zorgen dat de verplichting tot medezeggenschap door aanbieders goed wordt uitgevoerd Artikel 20. Medezeggenschap bij aanbieders van maatschappelijke ondersteuning Dit artikel geeft uitvoering aan artikel 2.1.3, tweede lid, onder f, van de wet, waarin is bepaald dat in ieder geval moet worden bepaald ten aanzien van welke voorzieningen een regeling voor medezeggenschap van burgers over voorgenomen besluiten van de aanbieder welke voor de gebruikers van belang zijn, vereist is. In dit artikel gaat het dus om medezeggenschap van burgers tegenover de aanbieder. Voorheen moest de aanbieder voldoen aan de in de Wet klachtrecht cliënten en de Wet medezeggenschap cliënten zorginstellingen (Wmcz) gestelde regels. Onder de Wmcz werd inspraak tegenover de aanbieder reeds verwezenlijkt via de cliëntenraad. Onder de Wmo 2015 is het stellen van regels geheel aan gemeenten overgelaten. In het eerste lid is dit uitgewerkt door te bepalen dat aanbieders een regeling voor medezeggenschap dienen vast te stellen. De aanbieder is ten aanzien van de in de verordening genoemde voorzieningen verplicht een medezeggenschapsregeling op te stellen (artikel 3.2, eerste lid, onder b, van de wet). In het tweede lid is een aantal instrumenten voor het college aangegeven om te zorgen dat de verplichting tot medezeggenschap door aanbieders goed wordt uitgevoerd. Artikel 21. Betrekken van ingezetenen bij beleid Deze bepaling geeft uitvoering aan artikel 2.1.3, derde lid, van de wet. De mogelijkheden van medezeggenschap op het sociaal domein, waaronder maatschappelijke ondersteuning, zijn vastgelegd in een aparte verordening. Hierin wordt onderscheid gemaakt tussen co-creatie, meespraak en advisering. Door het college aangemerkte groepen die belangen
Gemeente Peel en Maas
1894/2016/785151
Pagina 17 van 17
hebben ten aanzien van het sociaal domein, worden in de gelegenheid gesteld om als cocreateurs inbreng te leveren bij het ontwikkelen en realiseren van beleid dat betrekking heeft op het sociaal domein alsmede bij de evaluatie. De ingestelde adviesraad sociaal domein heeft de taak om een advies uit te brengen aan het college over alle beleidsvoorstellen op het terrein van het sociaal domein die de instemming behoeven van het college en/of de gemeenteraad. HOOFDSTUK 8: Overgangsrecht en slotbepalingen Artikel 22. Evaluatie Deze evaluatie is niet hetzelfde als de evaluatie die op centraal niveau (zie artikel 7.10 van de wet) zal plaatsvinden, maar kan wel de daarin verzamelde gegevens benutten. Artikel 23. Beleidsregels en hardheidsclausule Juist omdat het in de Wmo om maatwerk gaat zal het college er niet aan ontkomen om, ook al is er een zorgvuldige afweging gemaakt, uiteindelijk toch te beoordelen of deze afweging niet leidt tot onbillijkheden van overwegende aard. Deze afweging zal minder vaak voorkomen dan in normale omstandigheden te verwachten is, Immers, bij de afwegingen gaat het al om een zeer persoonlijke beoordeling. Als desondanks die zeer persoonlijke afweging toch nog sprake is van een niet billijke situatie is de hardheidsclausule een vangnet. Daarbij kan de aanvrager ook een beroep doen op deze clausule. Wordt de hardheidsclausule vaker voor één onderwerp gebruikt dan kan men zich afvragen of het beleid terzake niet aangepast zou moeten worden. Artikel 24. Intrekking oude verordening en overgangsrecht In het tweede lid is duidelijk gemaakt dat bestaande rechten doorlopen, totdat een nieuwe beoordeling heeft plaatsgevonden. In het derde lid is als hoofdregel neergelegd dat aanvragen die nog bij het college in behandeling zijn, op grond van deze verordening beoordeeld zullen worden. Omdat dit voor de burger nadelige gevolgen kan hebben, is in het vierde lid bepaald dat de vorige verordening gebruikt mag worden, als dit evident voordeliger is voor de burger. Dit moet voorkomen dat de burger gedupeerd is als zijn aanvraag enige tijd bij het college in behandeling is geweest en zijn rechtspositie door het tijdverloop wordt aangetast. De zelfde regeling is voor de bezwaarfase opgenomen in het zesde lid. Artikel 25. Inwerkingtreding en citeertitel Dit artikel bepaalt de inwerkingtreding van deze verordening en legt vast hoe de verordening dient te worden aangehaald.
Aanleveren uiterlijk donderdag 12.00 uur voorgaand aan de week van publicatie. Contactpersoon is Maria Witbaard tel. 546
Gemeente Peel en Maas
1894/2016/785151
Pagina 18 van 18