Ruimtelijke onderbouwing Ten behoeve van Riviercruise aan de Westerdoksdijk -
Tijdelijke afwijking van het bestemmingsplan voor 10 jaar, mogelijk gemaakt door artikel 2.1, lid 1, onder c , jo. 2.12, lid 1, onder a, onder 2e, jo artikel 4, lid 11, bijlage II van het Bor
08 april 2016
Pagina 2 van 18
1 Inleiding Riviercruise is een groeimarkt waar Amsterdam en het havenbedrijf Amsterdam N.V. veel op in zetten. De aankomende jaren neemt het aantal beschikbare afmeerlocaties in de stad af wegens geplande infrastructurele werkzaamheden in het kader van herontwikkeling. Om dit tijdelijke verlies op te vangen is gekeken naar andere tijdelijk geschikte locaties. Het voornemen van Havenbedrijf Amsterdam is om langs de Westerdoksdijk, tussen IJdock en Stenen Hoofd, tijdelijk twee aanlegplaatsen voor riviercruiseschepen te realiseren. Het initiatief past in de gewenste ontwikkelingen in het gebied, zoals verwoord in de Watervisie Amsterdam 2040 (ontwerp 7 januari 2016). Het gebruik van de aanlegplaatsen voor riviercruiseschepen ter plaatse is in strijd met het vigerende bestemmingsplan “Westerdokseiland”. Tijdelijke afwijking van de gebruiksbepalingen in het bestemmingsplan kan verleend worden als de motivering een goede ruimtelijke onderbouwing bevat. De scope van het Havenbedrijf is nu gericht op 10 jaar, vandaar dat er een tijdelijke afwijking voor de duur van 10 jaar wordt aangevraagd. Deze ruimtelijke onderbouwing en bijhorende bijlagen voorzien hierin.
2 Het project 2.1
Ligging en begrenzing
Het project is gelegen aan de Westerdoksdijk, tussen IJdock en Het Stenen Hoofd.
De noordelijke begrenzing ligt ter plaatse van het perceel Westerdoksdijk 40 (gebouw Goedkoop); ten oosten wordt het gebied begrensd door het IJ en ten westen door de Westerdoksdijk. Aan de zuidkant van het plangebied zijn het gerechtshof en de waterpolitie gevestigd.
Pagina 3 van 18
2.2
Omschrijving project en projectgebied
Ten behoeve van riviercruise wordt aan de Westerdoksdijk een tijdelijke aanlegplaats voor twee riviercruiseschepen aangevraagd, dit zijn ligplaatsen voor schepen van maximaal 135 meter lang. De inschatting is dat er per jaar 300 riviercruiseschepen aanmeren. Het gaat om riviercruiseschepen met 150 tot 200 passagiers aan boord. Gemiddeld blijven de schepen één dag en nacht liggen (24 uur). In het kader van de herinrichting van de Westerdoksdijk is door de gemeente Amsterdam op de beoogde locatie een nieuwe kade gerealiseerd ten behoeve van het afmeren riviercruise/ scheepvaart. In het verlengde van de nieuwe kade bevindt zich het zogenoemde ‘Goedkoopgebouw’. In het water staan op 60 meter afstand van het gebouw drie betonnen dukdalven. Dit zijn restanten van de sleepbootsteigers die hier vroeger stonden. De dukdalven hebben geen functie meer en worden verwijderd in verband met de toekomstige ingebruikname van de kade.. Om tegemoet te komen aan de wensen van huurders van het Goedkoopgebouw wordt er voor het gebouw een aanvaarbeveiliging gerealiseerd, De aanvaarbeveiliging bestaat uit zeven stalen palen en een dwarsbalk. Ten behoeve van de riviercruise worden op de kade een transformatorhuis en een walstroomkast gerealiseerd. Er wordt walstroom toegepast om dieseldampen en geluid te verminderen. N.B. Deze ruimtelijke onderbouwing heeft naast de tijdelijke afwijking van gebruik ten behoeve van riviercruise betrekking op de te plaatsen aanvaarbescherming, transformatorhuis en walstroomkast.
Pagina 4 van 18
2.3
Geldend planologisch kader
Voor de gronden waarop het project is gelegen, geldt het bestemmingsplan “Westerdokseiland”, vastgesteld door de gemeenteraad op 14 november 2001, goedgekeurd door het college van gedeputeerde staten van Noord-Holland bij besluit van 25 juni 2002. Op 17 juli 2013 hebben burgemeester en wethouders van Amsterdam ingevolge artikel 3.1, vijfde lid van de Wet ruimtelijke ordening bekend gemaakt dat voor het gebied Westerdoksdijk een verouderd bestemmingplan geldt. Deze kennisgeving betreft feitelijke informatie en vloeit voort uit de wet.
Het vigerende planologische regime De gronden waarop de aanlegplaats voor riviercruiseschepen zal worden gerealiseerd, hebben de bestemming 'Water', met de aanduiding 'tevens voor ligplaatsen met steigers ten behoeve van binnenvaartschepen'. De aanliggende kade is bestemd tot 'Openbare ruimte (Vo)'. De daaraan aansluitende weg heeft de bestemming 'Verkeersareaal (Va)'. Hierboven is een uitsnede van de plankaart (verbeelding) afgebeeld. Onderstaand volgt een samenvatting van de relevante planregels. Artikel 1 Begripsbepalingen Binnenvaartschip: een schip, niet zijnde een zeeschip, dat wordt gebruikt als en is bestemd voor bedrijfsmatig goederenvervoer. Artikel 4 Verkeersareaal (Va) Deze gronden zijn bestemd voor rijwegen met ongebouwde parkeervoorzieningen, fiets- en voetpaden, gebouwde fietsenstallingen, een brugwachtershuisje, bermen en groenvoorzieningen. Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden opgericht tot een hoogte van 3m (uitzondering: fietsenstallingen: 3m, bouwwerken t.b.v. openbaar vervoer: 5m).
Pagina 5 van 18
Artikel 5 Openbare ruimte (Vo) Deze gronden zijn bestemd voor pleinen, voet- en fietspaden, rijwegen ten dienste van bevoorrading en hulpdiensten, groenvoorzieningen en sierwater. Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden opgericht tot een hoogte van 3m (uitzondering: bruggen voor fiets- en voetgangersverkeer: 5m). Artikel 6 Water (Vw) Deze gronden zijn bestemd voor vaarwater en afwateringskanalen, alsmede, waar op de kaart aangegeven, tevens voor ligplaatsen met steigers ten behoeve van binnenvaartschepen (….). Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden opgericht tot een hoogte van 5m (uitzondering: steigers ten behoeve van woonboten, bedrijfs-, binnenvaart- en recreatieschepen en schepen ten behoeve van de openbare dienst en de politie te Water: 2m). 2.4. Afwijkingsbesluit Het gebruik van ligplaatsen ten behoeve van twee riviercruiseschepen is in strijd met de bestemming. In het gebied is slechts gebruik van aanlegsteigers en ligplaatsen voor de binnenvaart toegestaan. Hiertoe wordt een tijdelijke afwijking van het gebruik aangevraagd op grond van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2 Wabo jo artikel 4, lid 11, bijlage II Bor voor de duur van 10 jaar. 2.5. Aanvaarbescherming De gronden waarop de aanvaarbescherming is geprojecteerd, zijn bestemd als ‘’Water’’ en voor zover hier relevant, aangewezen voor vaarwater en afwateringskanalen (..). Het tweede lid van artikel 6 luidt als volgt: “Op de in lid 1 genoemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de daar omschreven doeleinden worden gebouwd. Voorts dienen voorzieningen ten behoeve van de aanvaarbescherming worden aangelegd, mits deze voorzieningen niet worden gerealiseerd binnen de tussen de twee op de kaart aangegeven nautische veiligheidszones gelegen gronden”. De aanvaarbescherming bestaat uit zeven palen in het water op 6,5 meter afstand van het gebouw van Goedkoop. De aanvaarbescherming is een bouwwerk, geen gebouw. De aanvaarbescherming past niet in het bestemmingsplan. Volgens artikel 2.1, eerste lid, onder a, Wabo is voor bouwen een omgevingsvergunning noodzakelijk. 2.6. Transformatorhuis en walstroomkast Het transformatorhuis en de walstroomkast zijn geprojecteerd op gronden bestemd als openbare ruimte. Volgens artikel 5 van het bestemmingsplan zijn deze gronden aangewezen voor pleinen, voet- en fietspaden, rijwegen ten dienste van bevoorrading en hulpdiensten, aanlandingen ten behoeve van de (voormalige) spoorbrug, groenvoorzieningen en sierwater. Op deze gronden zijn, volgens het bepaalde in het tweede lid, uitsluitend bouwwerken geen gebouwen zijnde toegestaan ten behoeve van de in het eerste lid omschreven doeleinden. Het bouwen van een transformatorhuis en walstroomkast is in strijd met artikel 5 van het bestemmingsplan. Vrijstelling Volgens de algemene vrijstellingen, artikel 8, van het bestemmingsplan, zijn burgemeester en wethouders bevoegd tot het verlenen van een vrijstelling in dier voege dat in het plangebied mag worden gebouwd: gebouwen ten behoeve van openbaar nut en elektriciteitsvoorzieningen ten behoeve van de scheepvaart, met een maximum bouwhoogte van 5 meter en een maximum vloeroppervlak van 15 m2, (..), en Afmeervoorzieningen.
Pagina 6 van 18
De walstroomkasten zijn gebouwen ten behoeve van de elektriciteitsvoorzieningen ten behoeve van de scheepvaart, de maximale bouwhoogte bedraagt 1 meter en het maximum vloeroppervlak bedraagt 4 m2. Het transformatorhuisje is een gebouw ten behoeve van de elektriciteitsvoorziening voor de scheepvaart. De bouwhoogte van het transformatorhuisje is 2,5 meter en het maximum vloeroppervlak is 15 m2 Burgemeester en wethouders zijn bevoegd tot het verlenen van een vrijstelling voor de bouw van de walstroomkasten en het transformatorhuisje op grond van het bepaalde in artikel 8 van de regels behorende bij het bestemmingsplan.
2.7
Bevoegdheden
Het plan is gelegen in het Grootstedelijk Project, Zuidelijke IJ oever. Dit betekent dat burgemeester en wethouders bevoegd zijn tot het beslissen op het verzoek tot omgevingsvergunning. Deze bevoegdheid is gemandateerd aan de directeur van de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied.
2.8
Crisis- en herstelwet
De Crisis- en herstelwet beoogt een versnelling in de ontwikkeling en verwezenlijking van ruimtelijke projecten te bewerkstelligen, teneinde bij te dragen aan de bestrijding van de economische crisis. Hiertoe zijn wijzigingen in de ruimtelijke procedures (bijvoorbeeld het bestemmingsplan) van toepassing verklaard op verschillende soorten projecten. Zo zijn bijvoorbeeld de behandelingstermijnen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State verkort en is het belanghebbende begrip aangepast. De projecten waarvoor dit geldt zijn opgenomen in bijlage I en II van de Crisis- en herstelwet. Op voorliggend plan is de Crisis- en herstelwet niet van toepassing.
Pagina 7 van 18
3 Beleidskader 3.1
Europees beleid
Op het schaalniveau van deze aanvraag om omgevingsvergunning is geen specifiek ruimtelijk beleid van Europa van toepassing.
3.2
Rijksbeleid
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) schetst het Rijk ambities tot 2040 en de ruimtelijke doelen, belangen en opgaven tot 2018. De SVIR heeft als ondertitel ‘Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig’ en vervangt de Nota Mobiliteit, de Nota Ruimte, de Mobiliteitsaanpak en Randstad 2040. De hoofddoelen van het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid voor de middellange termijn (2020/2028) zijn: Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door: -het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland; -het verbeteren, in stand houden en ruimtelijk zeker stellen van de bereikbaarheid, waarbij de gebruiker voorop staat; -het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn. De versterking van de ruimtelijk-economische structuur richt zich voor een groot deel op de stedelijke regio's rondom de mainports, brainports en greenports. Voor deze gebieden worden gebiedsgerichte programma's opgezet. Maar ook op andere fronten wordt gezocht naar een versterkte ruimtelijkeconomische structuur, zoals een verbetering van het hoofdnetwerk voor een (duurzame) energievoorziening en ruimte voor vervoer van (gevaarlijke) stoffen via ondergrondse buisleidingen. Bereikbaarheid is een ander speerpunt van het rijksbeleid. Daartoe dient onder meer een robuust hoofdnetwerk te worden gerealiseerd. Dit ziet op wegen, het spoor en vaarwegen. Daarbij zet het Rijk tevens in op het beter benutten van onze huidige infrastructuur. Een veilige leefomgeving blijft ook binnen het nieuwe beleid centraal staan. Daartoe wil het Rijk het milieu verbeteren en ons beschermen tegen geluidsoverlast en externe veiligheidsrisico's. Maar een veilige leefomgeving bestaat uit meer. Daarom richt het Rijk zich bijvoorbeeld ook op bescherming tegen overstromingen en behoud van unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten binnen ons land. In het ruimtelijk domein zullen beleid en uitvoering voor een nog groter deel dan voorheen de verantwoordelijkheid worden van provincies en gemeenten. Amvb Ruimte – Barro De nationale belangen uit de SVIR worden in de Amvb Ruimte juridisch geborgd. Deze Amvb Ruimte wordt in juridische termen aangeduid als: Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Het omvat alle ruimtelijke rijksbelangen uit eerder uitgebrachte planologische kernbeslissingen (PKB's) die juridisch moeten doorwerken tot in bestemmingsplannen. Onderwerpen waarvoor het rijk ruimte vraagt zijn de mainportontwikkeling van Rotterdam, bescherming van de waterveiligheid in het kustfundament en in en rond de grote rivieren, bescherming en behoud van de Waddenzee en enkele werelderfgoederen, zoals de Beemster, de Nieuwe Hollandse Waterlinie en de Stelling van Amsterdam en de uitoefening van
Pagina 8 van 18
defensietaken. Deze onderwerpen zijn niet aan de orde met betrekking tot de realisatie van de tijdelijke riviercruiseaanlegplaatsen. De uitbreiding van de ruimtelijke ordeningsregels Barro is op 1 oktober 2012 in werking getreden. Deze uitbreiding betreft rijksregels ten aanzien van de ecologische hoofdstructuur, de elektriciteitsvoorziening, de uitbreiding van het hoofd(spoor)wegennet, de veiligheid rond rijksvaarwegen, de verstedelijking in het IJsselmeer, de bescherming van primaire waterkeringen buiten het kustfundament en de toekomstige rivierverruiming van de Maastakken. Zoals reeds is opgemerkt dient de riviercruise aanlegplaats o.a. ter tijdelijke vervanging van die afmeerlocaties die na de werkzaamheden van de herontwikkeling weer terugkomen in de stad. Met deze tijdelijke ontwikkeling zal de scheepvaart in het Noordzeekanaalgebied niet dusdanig wijzigen of toenemen dat de veiligheid rond rijksvaarwegen niet gewaarborgd kan worden. Ladder duurzame verstedelijking (SER ladder- formeel nvt) Volgens artikel 3.1.6, tweede lid Bro, dient de ruimtelijke onderbouwing van een plan, waarbij een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk wordt gemaakt, te beschrijven dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte. Trede 1 : regionale behoefte: Riviercruise is een groeimarkt waar Amsterdam en het havenbedrijf Amsterdam N.V. veel op in zetten. De aankomende jaren neemt het aantal beschikbare afmeerlocaties in de stad af wegens geplande infrastructurele werkzaamheden in het kader van herontwikkeling. De riviercruise maakt deel uit van de beroepsvaart en past daarbij in het havenkarakter van de internationale toeristische haven. Trede 2: op te vangen binnen stedelijk gebied: Het aangepaste gebruik (riviercruise activiteiten) kan worden gerealiseerd binnen bestaand stedelijk gebied. Trede 3: Nvt.
3.3
Provinciaal beleid
Structuurvisie Noord-Holland 2040
Op 21 juni 2010 heeft provinciale staten de Provinciale Structuurvisie Noord-Holland 2040 vastgesteld. In de Structuurvisie heeft de provincie haar ruimtelijke toekomstvisie vastgelegd en aangegeven hoe zij deze visie denkt te realiseren. Uitgangpunt is dat Noord-Holland aantrekkelijk moet blijven in wat het is: een diverse, internationaal concurrerende regio, in contact met het water en uitgaande van de kracht van het landschap. De provincie kiest daarbij voor hoogstedelijke milieus en beperkte uitleg van bedrijventerreinen en houdt het landelijk gebied open en dichtbij. Verder worden de waterkeringen versterkt en calamiteitenbergingen aangelegd om wateroverlast te voorkomen. Door het landelijk gebied te ontwikkelen vanuit de kenmerken van NoordHollandse landschappen en de bodemfysieke kwaliteiten blijft de provincie bijzonder en aantrekkelijk om in te wonen, te werken en om te bezoeken. In de structuurvisie worden drie hoofdbelangen en twaalf ondergeschikte belangen benoemd. 1. Klimaatbestendigheid: voldoende bescherming tegen overstroming en wateroverlast, voldoende en schoon drink-,grond- en oppervlaktewater en voldoende ruimte voor het opwekken van duurzame energie; 2. Ruimtelijke kwaliteit: behoud en ontwikkeling van Noord-Hollandse cultuurlandschappen, natuurlandschappen en groen om de stad;
Pagina 9 van 18
3. Duurzaam ruimtegebruik: milieukwaliteiten, behoud en ontwikkeling van verkeers- en vervoersnetwerken, voldoende en op de behoefte aansluitende huisvesting, voldoende en gedifferentieerde ruimte voor landbouw en visserij, economische activiteiten en voor recreatieve en toeristische voorzieningen. De hoofdbelangen vormen gezamenlijk de ruimtelijke hoofddoelstelling van de Provincie. Aan de ruimtelijke beslissingen van de Provincie Noord-Holland zal daarom altijd een afweging van deze drie belangen voorafgaan. Provinciale Ruimtelijke Verordening Noord-Holland In de Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie (PRVS) wordt een aantal algemene regels vastgesteld omtrent de inhoud van en de toelichting op ruimtelijke plannen over onderwerpen in zowel het landelijke als het bestaand bebouwd gebied van Noord-Holland waar een provinciaal belang mee gemoeid is. Daarnaast zijn ter uitvoering van de Provinciale Structuurvisie algemene regels vastgesteld over onder meer:
bedrijventerreinen en detailhandel; mogelijkheden voor woningbouw in landelijk gebied; de vereiste ruimtelijke kwaliteit, verbonden met stedelijke en niet-stedelijke ontwikkelingen in landelijk gebied; de Groene Ruimte; de Blauwe Ruimte (waterkeringen); energie; landbouw.
Daarnaast zijn in de verordening regels vastgelegd die voortvloeien uit het ontwerp Besluit algemene regels ruimtelijke ordening. Het gaat hierbij om een aantal onderwerpen in het besluit die zich richten tot de provincie ter verdere uitwerking en aanvulling in een provinciale verordening. Het gaat hierbij onder meer om de volgende onderwerpen:
bundeling van verstedelijking en locatiebeleid economische activiteiten; rijksbufferzones; ecologische hoofdstructuur; nationale landschappen; het kustfundament; het regionaal watersysteem.
De realisatie van de tijdelijke riviercruise aanlegplaatse raakt geen belangen die in de Provinciale Ruimtelijke Verordening zijn opgenomen.
3.4
Gemeentelijk beleid
Structuurvisie Amsterdam 2040
Een tijdelijke riviercruise aanlegplaats past in het beleid en de geformuleerde ambities van de Structuurvisie en bovendien is de locatie westerdoksdijk opgenomen in de ontwerp Watervisie 2040 Amsterdam als riviercruiselocatie. ‘’Metropoolregio Amsterdam heeft een grote aantrekkingskracht op internationale toeristen, zowel recreatief (81 procent van de bezoekers) als zakelijk toerisme, bijvoorbeeld vanwege congressen (19 procent van de bezoekers). De focus van dit internationaal toerisme ligt op de stad Amsterdam. In Amsterdam vindt 45 procent van alle overnachtingen binnen Nederland plaats.
Pagina 10 van 18
Het belang van de sector voor Amsterdam kan niet worden onderschat, en biedt bovendien kansen. Stedenreizen vormen het snelst en meest stabiel groeiende toeristische segment in Europa. Hier kan Amsterdam van profiteren. De cruisemarkt is een groeiende markt, evenals de zakelijke markt.’’ (Pagina 102, Structuurvisie Amsterdam 2040) Westerdoks ligt in het gebied dat in de structuurvisie is aangeduid als internationaal toeristische haven. 4. Milieueffecten De voorgenomen activiteit heeft geen belangrijke nadelige milieueffecten tot gevolg. In het gebied is binnenvaart toegestaan. De cruiseschepen zullen gebruik maken van de bestaande vaargeul. Om de kade te bereiken zullen ze wel de vaargeul verlaten om af te meren aan de kade. Eenmaal aan de kade zullen de schepen gebruik maken van walstroom. Geconcludeerd wordt dat er in dit geval geen sprake is van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu. Een m.e.r. –beoordeling wordt dan ook niet noodzakelijk geacht. Bodem Uit de beschikbare gegevens van bodemloket.nl volgt dat onderzoek ter plaatse is uitgevoerd; er bestaat geen noodzaak tot verder onderzoek of sanering. Het aspect bodem vormt geen belemmering voor het project. (www.bodemloket.nl) Zie ook bijlagen.
Flora en Fauna/Natuur Het terrein maakt geen deel uit van gebieden waarop de Natuurbeschermingswet van toepassing is. De Flora- en faunawet legt de verplichting op om ten aanzien van ruimtelijke ingrepen de aanwezige planten- en diersoorten te onderzoeken, de vanwege de desbetreffende ingreep te verwachten natuurschade aan soorten respectievelijk habitats te beoordelen en dit te toetsen aan de toepasselijke wettelijke bepalingen. Het projectgebied bestaat uit een onlangs aangelegde kade. Er zijn dan ook in het geheel geen beschermde planten of dieren te verwachten. Een aanvullende veldinventarisatie kon daarom achterwege blijven. Behalve de Flora- en faunawet is er voor het projectgebied geen ander vigerend soorten- of gebiedenbeleid van toepassing. De werkzaamheden voor de verwezenlijking van het afmeren van riviercruiseschepen kunnen worden gestart zonder noodzaak tot het aanvragen van een ontheffing op grond van de Flora- en
Pagina 11 van 18
faunawet. Resumerend kan worden vastgesteld dat het aspect Flora en Fauna geen belemmering vormt voor de verwezenlijking van het project. Water Van belang is of en in welke mate het verhard oppervlak toeneemt. Het project heeft geen toename van verhard oppervlak tot gevolg en er zal geen sprake zijn van waterdemping. Het aspect water vormt geen belemmering voor de uitvoering van het project. Landschap, Cultuurhistorie en Archeologie In het geval van nieuwe ontwikkelingen dient rekening gehouden te worden met het historisch bodemarchief. Nederland heeft zich hier, middels het ondertekenen van het Verdrag van Malta, toe verplicht. Op 31 mei 2011 heeft de Eerste Kamer ingestemd met het wetsvoorstel modernisering monumentenzorg (MoMo), waarbij de Monumentenwet 1988 en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) wijzigen. Dit leidt er onder andere toe dat een beschrijving moet worden opgenomen van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden. In het gebied geldt de algemene zorgplicht voor archeologische monumenten. Dit houdt in dat ook in het geval geen archeologisch vooronderzoek is vereist is en er toch archeologische overblijfselen ouder dan 50 jaar bij bouwwerkzaamheden aangetroffen worden er een wettelijke meldingsplicht bestaat. In gezamenlijk overleg kunnen dan maatregelen getroffen worden tot documentatie en berging van de vondsten. Vanuit archeologisch oogpunt is er geen sprake van een verwachtingsniveau op basis waarvan er een ter bescherming daarvan dienende regeling moet worden opgenomen. Wel geldt zoals hierboven aangegeven de wettelijke meldingsplicht. Gelet op de verwachtingen ter plaatse, wordt een verkennend archeologisch onderzoek niet nodig geacht. Het Bureau Monumenten en Archeologie (BMA) heeft desgevraagd laten weten dat in het gebied geen cultuurhistorische waarden aanwezig zijn waarmee rekening gehouden moet worden bij de uitvoering van het project. Vanuit cultuurhistorisch en archeologisch oogpunt bestaan geen bezwaren tegen het plan. Luchthavenindelingsbesluit Het bouwplan ligt binnen de beperkingsgebieden van het luchthavenindelingsbesluit. De bouwhoogte levert echter geen belemmeringen op. Geluid Het bouwplan voorziet niet in een geluidgevoelig object in de zin van de Wet geluidhinder. Er vinden vanwege het plan geen wijzigingen aan de weg plaats. In het gebied zijn aanlegsteigers voor de binnenvaart toegestaan. Het aspect geluid vormt geen belemmering voor de vergunningverlening ten aanzien van het reeds mogelijke. Een van de grondslagen voor de ruimtelijke afweging is de Wet geluidhinder (Wgh). De Wet geluidhinder bevat geluidnormen en richtlijnen met betrekking tot de toelaatbaarheid van geluidniveaus als gevolg van rail- en wegverkeerslawaai en industrielawaai. Op grond van de Wet geluidhinder gelden zones rond geluidbronnen met een grote geluiduitstraling, zoals (spoor)wegen en
Pagina 12 van 18
industrieterreinen. De belangrijkste bestaande geluidzones bevinden zich langs bestaande wegen en spoorwegen, rond grote bestaande industrieterreinen en rondom bestaande luchtvaartterreinen. Een riviercruiseaanlegplaats wordt conform de Wet geluidhinder niet aangemerkt als een geluidsgevoelige bestemming. In het kader van een goede ruimtelijke ordening zijn er geen redenen om aan te nemen dat passagiers, die slechts kort in het havengebied verblijven, worden onderworpen aan een onacceptabele geluidsbelasting. Voor scheepvaartlawaai bestaan in Nederland geen grenswaarden voor geluidgevoelige bestemmingen. De mate van geluidhinder die veroorzaakt wordt door de binnenvaart en zeevaart is namelijk niet zodanig dat de wetgever daarvoor grenzen heeft gesteld. De beoogde locatie aan de westerdoksdijk ligt aan een drukke doorgaande stadsweg in het centrum van Amsterdam. Deze weg ligt tussen de dichtstbijzijnde woningen en de beoogde parkeervoorzieningen waar de bussen voor passagiersvervoer en de bevoorrading gebruik van maken. Het in gebruik nemen van deze locatie als afmeervoorziening voor riviercruiseschepen (die zelf aan walstroom gekoppeld worden) levert een geluidproductie op die weg valt tegen de geluidproductie van de weg en de achtergrondproductie van de stad en dus geen merkbaar effect hebben op de omgeving. Ook in vergelijking met het mogelijke huidige gebruik (binnenvaart afmeren) is het gewenste gebruik voor riviercruise activiteiten geen verzwaring op geluidbelasting. Luchtkwaliteit De toepasselijke wet- en regelgeving op het gebied van luchtkwaliteit is vastgelegd in Titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen van de Wet milieubeheer, ook wel de Wet luchtkwaliteit genoemd, die op 15 november 2007 in werking is getreden. Gelet op de aard en de omvang van de afwijking voor het project, kan worden aangenomen dat het project niet in betekenende mate bijdraagt aan een verslechtering van de luchtkwaliteit. Hierbij zij opgemerkt dat het bestemmingsplan reeds het gebruik van de gronden ten behoeve van de binnenvaart mogelijk maakt. Het project mag zonder verdere toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit worden uitgevoerd. Er kan worden opgemerkt dat er uit gezondheidsoogpunt geen aanleiding bestaat om de luchtkwaliteit in beeld te brengen. Op grond van het blootstellingscriterium behoeven de concentraties van stoffen niet berekend te worden op plaatsen waar het publiek/ passagiers slechts kortstondig blootgesteld is / worden aan de effecten ervan. Op de overige plaatsen, zoals wegen, openbare parkeerterreinen verblijven mensen slechts kortdurend. Derhalve is het op grond van de regelgeving niet verplicht om de luchtkwaliteit te beoordelen. Desalniettemin is er met het oog op een goede ruimtelijke ordening onderzoek naar de gevolgen voor de luchtkwaliteit gedaan. In de regelgeving zijn ondergrenzen gesteld aan de omvang van een ruimtelijk project, waarvoor een luchtkwaliteitsonderzoek nodig is. Voor kleinere ruimtelijke plannen en verkeersplannen die effect kunnen hebben op de luchtkwaliteit heeft het ministerie van Infrastructuur en Milieu in samenwerking met Kenniscentrum InfoMil een specifieke rekentool ontwikkeld. Daarmee kan op een eenvoudige en snelle manier worden bepaald of een plan niet in betekenende mate bijdraagt (NIBM) aan de concentratie van een stof in de buitenlucht.
Pagina 13 van 18
Worst-case berekening voor de bijdrage van het extra verkeer als gevolg van een plan op de luchtkwaliteit Extra verkeer als gevolg van het plan Extra voertuigbewegingen (weekdaggemiddelde) Aandeel vrachtverkeer
66,0%
NO2 in μg/m3
0,12
PM10 in μg/m3
0,01
Maximale bijdrage extra verkeer Grens voor "Niet In Betekenende Mate" in
μg/m 3
12,5
1,2
Conclusie De bijdrage van het extra verkeer is niet in betekenende mate; geen nader onderzoek nodig
Per jaar meren circa 300 riviercruiseschepen aan. Per schip zijn maximaal 4 bussen nodig die per dag 1 of 2 keer mensen vervoeren. Er van uitgaande dat per schip maximaal 2x gereden wordt (heen en terug) betreft dit per jaar maximaal 2400 verkeersbewegingen. Voor het bevoorraden van schepen en uitvoeren van reparaties wordt uitgegaan van circa 600 verkeersbewegingen per jaar. Naast de bussen zullen er per schip max 5 taxi’s gebruikt worden. In totaal betreft dit circa4500 verkeersbewegingen per jaar en circa 12,5 verkeersbewegingen per dag.
Voor de tijdelijke riviercruise aanlegplaats kan uitgegaan worden van gemiddeld 12,5 motorvoertuigbewegingen per etmaal van het zogenaamd weekdaggemiddelde. Aangezien passagiers vervoerd worden in touringcars wordt dit gerekend onder vrachtverkeer. Ook het verkeer ten behoeve van de bevoorrading en reparaties is beoordeeld als vrachtverkeer. De taxi’s niet. Dit betekent een aandeel van 66% ten behoeve van het vrachtverkeer. Uitgaande van een worst case scenario (zie tabel) moet worden geconstateerd dat er sprake is van extra verkeer maar dat deze bijdrage van extra verkeer onder de grens van 1,2 µg/m³ NO2 of PM10 blijft waardoor deze bijdrage van extra verkeer als niet in betekenende mate moet worden beschouwd. Extra onderzoek is niet noodzakelijk . Uit het bovenstaande kan worden afgeleid dat er geen sprake is van gevolgen voor luchtkwaliteit. Om deze redenen hoeft er geen onderzoek naar de gevolgen van het ruimtelijk besluit voor de luchtkwaliteit te worden uitgevoerd. In dit kader merken wij op dat de schepen verplicht zijn gebruik te maken van walstroom. Het gebruik van walstroom zorgt voor minder dieseldamp en draagt bij aan een betere luchtkwaliteit.
Pagina 14 van 18
Externe veiligheid Bekeken moet worden of er risicobronnen in de omgeving van het project liggen. Risicobronnen zijn Beviinrichtingen, transport gevaarlijke stoffen, luchthavens en explosieven. Het plan ligt binnen het invloedgebied van een spoor- of waterweg, buisleiding of bedrijf, namelijk van ’t IJ. Het plan ligt niet binnen een veiligheidsafstand van een gasontvangststation of een andere inrichting waar gevaarlijke stoffen gebezigd worden. Het plan ligt wel binnen het invloedgebied van een weg. Het plan omvat echter geen kwetsbaar of beperkt kwetsbaar object in de zin van het Bevi. Externe veiligheid vormt geen belemmering voor het project. Verkeer Voor de riviercruiseschepen geldt over het algemeen dat passagiers per bus of taxi worden gebracht en gehaald. Aan de Westerdoksdijk meren per jaar 300 riviercruiseschepen aan. Het aantal passagiers per schip is 200.De passagiers moeten vanaf het Westerdoksdijk waar het schip is afgemeerd in touringcars kunnen stappen voor excursies (toeristische attracties in Amsterdam zoals bijvoorbeeld het Rijksmuseum, Anne Frank Huis of de Keukenhof of Zaanse Schans of om naar het vliegveld vervoerd te kunnen worden. Per schip zijn maximaal 4 bussen nodig.In de directe omgeving zijn er voldoende parkeermogelijkheden om de bussen en taxi’s te faciliteren. Er zijn langs de weg voldoende parkeerplaatsen gerealiseerd. Het bevoorraden en lossen van de schepen zal via de lage kade geschieden. Naast de mogelijkheid van busparkeren (fig 2) langs de weg is ook busparkeren op de kade mogelijk (figuur 3). In samenspraak met Stadsdeel Centrum bekijkt Havenbedrijf hoe de parkeerbehoefte optimaal gerealiseerd kan worden. Dit wordt dan middels een verkeersbesluit vastgelegd.
Pagina 15 van 18
5 Motivering afwijking De aankomende jaren neemt het aantal beschikbare afmeerlocaties voor riviercruiseschepen in de stad af wegens geplande infrastructurele werkzaamheden in het kader van herontwikkeling. Om dit verlies op te vangen is gekeken naar andere geschikte locaties. Bovendien kunnen andere mogelijke ruimtelijke ontwikkelingen op en rond het IJ in de toekomst effect hebben op de riviercruise an sich. Dit maakt dat Havenbedrijf Amsterdam zich voor de riviercruise op deze locatie houdt aan een scope van tien jaar. Het plan voorziet in de het gebruik van een tijdelijke aanlegplaats voor maximaal 2 riviercruiseschepen. Er is alleen sprake van een op- en afstapplaats voor passagiers van de riviercruiseschepen er worden geen gebouwen en steigers gerealiseerd. Een tijdelijke riviercruise aanlegplaats aan het Westerdoksdijk past binnen het beleid van Amsterdam. Relevante milieu- en omgevingsaspecten zijn onderzocht en afgewogen en leiden niet tot belemmeringen die de beoogde ontwikkeling in de weg staat. Het gebied is in de Structuurvisie Amsterdam 2040, aangewezen als internationaal toeristisch havengebied. Het gebruik van het gebied ten behoeve van riviercruise past hier goed bij. Bovendien maakt de riviercruise een belangrijk deel uit van de beroepsvaart. Er bestaan dan ook geen overwegende bezwaren van ruimtelijke aard om de gevraagde afwijking niet toe te staan.
Pagina 16 van 18
6
Economische uitvoerbaarheid
Het plan heeft geen financiële consequenties voor de gemeente. Havenbedrijf Amsterdam betaalt de kosten van uitvoering van dit project. In artikel 6.1, tweede lid Wro is opgesomd welke planologische besluiten als schadeoorzaak kunnen gelden. Een van de schadeveroorzakende besluiten is een omgevingsvergunning voor planologisch afwijken, artikel 2.1, eerste lid, onder c Wabo, het gebruiken van gronden in strijd met het bestemmingsplan. De vergunning voor het afwijkende gebruik voor de riviercruise wordt voor de duur van maximaal 10 jaar verleend. Mogelijke waardevermindering van gebouwen heeft gelet op de tijdelijkheid van de vergunning geen duurzaam karakter en eventuele schade komt daarom niet voor een tegemoetkoming in aanmerking. 7
Conclusie
Relevante milieu- en omgevingsaspecten zijn onderzocht en afgewogen en leiden niet tot belemmeringen die aan de beoogde ontwikkeling in de weg staan.
Pagina 17 van 18