Ruimtelijke onderbouwing
Crematorium Meerweg Alkmaar
RUIMTELIJKE ONDERBOUWING CREMATORIUM MEERWEG GEMEENTE ALKMAAR
NL.IMRO.0361.OV20130000-0301
INHOUDSOPGAVE
1.
OMSCHRIJVING VAN HET PROJECT .............................................................................. 3
1.1. 1.2. 1.3. 1.4.
Aanleiding ......................................................................................................................................3 Plangebied: ligging en omvang ......................................................................................................3 Beschrijving plangebied .................................................................................................................4 Leeswijzer ......................................................................................................................................4
2.
VIGEREND & TOEKOMSTIG BELEID .............................................................................. 5
2.1. Vigerend bestemmingsplan ............................................................................................................5 2.2. Bovengemeentelijk beleid ..............................................................................................................5 2.2.1. Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte ........................................................................................5 2.2.2. Provinciale Structuurvisie / Provinciale Ruimtelijke Verordening ...................................................6 2.3. Gemeentelijk beleid......................................................................................................................16 2.3.1. Structuurvisie Westrand Alkmaar .................................................................................................16 2.3.2. Ruimtelijke uitgangspunten .........................................................................................................17
3.
RUIMTELIJKE INPASSING VAN HET PROJECT .......................................................... 19
3.1. 3.2. 3.3. 3.4.
Bouwplan .....................................................................................................................................19 Verkeer en parkeren ....................................................................................................................20 Inrichting buitenruimte en landschappelijke inpassing ................................................................21 Beeldkwaliteit ...............................................................................................................................22
4.
OMGEVINGSASPECTEN .................................................................................................. 24
4.1. 4.2. 4.3. 4.4. 4.5. 4.6. 4.7. 4.8. 4.9.
Bodem ..........................................................................................................................................24 Wet geluidhinder ..........................................................................................................................25 Luchtkwaliteit ...............................................................................................................................25 Milieuzonering ..............................................................................................................................27 Externe veiligheid .........................................................................................................................27 Watertoets ...................................................................................................................................28 Ecologie ........................................................................................................................................30 Archeologie en Cultuurhistorie .....................................................................................................32 Kabels en leidingen ......................................................................................................................34
5.
MAATSCHAPPELIJKE EN ECONOMISCHE UITVOERBAARHEID ............................... 35
5.1. 5.2.
Maatschappelijke uitvoerbaarheid................................................................................................35 Economische uitvoerbaarheid ......................................................................................................35
Ruimtelijke onderbouwing crematorium Meerweg Alkmaar
1
Ligging binnen Alkmaar
Ruimtelijke onderbouwing crematorium Meerweg Alkmaar
2
1.
OMSCHRIJVING VAN HET PROJECT
1.1. Aanleiding De gemeente Alkmaar heeft op 7 mei 2013 van MONUTA een principeverzoek ontvangen voor de realisering van een crematorium aan de Meerweg te Alkmaar. Het plan betreft een herontwikkeling van het huidige aldaar gevestigde tuincentrum De Hoef. Het principeverzoek is bij brief van 22 juli 2013 (BWT/20130914/ INK) positief beantwoord. Monuta heeft bewust gekozen voor de locatie aan de Meerweg als vestigingsplaats voor een multifunctioneel crematorium. Van hieruit kan het gebied van Bergen tot aan Castricum en Egmond aan Zee tot aan (deels) Heerhugowaard worden bediend. Een gebied dat tot nu toe geen “eigen” crematorium heeft gehad en altijd moest uitwijken naar bijvoorbeeld Schagen, Velsen of Hoorn. Hieruit blijkt de toegevoegde waarde van deze voorziening in de regio. Vervolgens is een bouwplan ontwikkeld voor de locatie (zie impressie hieronder). Het vigerende bestemmingsplan staat op deze locatie echter de beoogde nieuwbouw niet toe. Om de bouw van het crematorium mogelijk te maken is voorliggende ruimtelijke onderbouwing opgesteld als onderdeel van de aanvraag voor een omgevingsvergunning. Hierin wordt ingegaan op de ruimtelijke effecten van wijziging van tuincentrum naar crematorium.
Impressie nieuwbouw
1.2. Plangebied: ligging en omvang Het plangebied omvat de percelen D1636 en D1637 welke liggen nabij de kruising MeerwegEgmondermeer. De locatie bevindt zich aan de westzijde van Alkmaar, net buiten de bebouwde kom en in een overwegend landelijk gebied. Binnen het plangebied (zie afbeelding volgende pagina) is nu een tuincentrum gevestigd. De kavel heeft een oppervlakte van circa 1,75 ha.
Ruimtelijke onderbouwing crematorium Meerweg Alkmaar
3
Impressie begrenzing plangebied (rode omkadering)
Zicht op plangebied met vanaf rondweg N9
1.3. Beschrijving plangebied Het plangebied ligt in de zuidwestelijke stadsrandzone van Alkmaar net buiten de rondweg N9 (Martin Luther Kingweg). Deze weg vormt een duidelijke grens tussen de stad en het buitengebied. De locatie bevindt zich op de rand van een open, voornamelijk agrarisch gebied. In noordelijke richting liggen in een vergelijkbare setting, eveneens net buiten de rondweg, sportvoorzieningen waaronder ijsbaan De Meent. In westelijke richting is een boerderij gesitueerd. De Meerweg is een landweg welke op korte afstand zuidelijk van de locatie een aansluiting heeft op de rondweg. Het plangebied is op structuurniveau een markante plek door de ligging van de kavel aan een bocht in de rondweg. Dit wordt landschappelijk nog eens versterkt door de situering in een open weidegebied. De kavel is duidelijk afgebakend in de vorm van de Meerweg aan de noord- en oostzijde en door watergangen aan de zuid- en westzijde. Het huidige tuincentrum doet geen recht aan deze bijzondere ligging, maar is ook niet vanuit die hoedanigheid opgezet. De kassen, de buitenopslag/-verkoop van tuinmaterialen en het parkeerterrein bepalen nu het beeld. Bovendien is het terrein grotendeels afgesloten met een functioneel, relatief hoog hekwerk. Alhoewel enkele bomenrijen langs de rondweg deels het zicht op de locatie ontnemen, is de lage beeldkwaliteit van de bouwwerken duidelijk zichtbaar.
1.4. Leeswijzer In hoofdstuk 2 wordt een beschrijving gegeven van het vigerend en toekomstig beleid. Hoofdstuk 3 gaat in op de aspecten cultuurhistorie en archeologie. In hoofdstuk 4 komt de ruimtelijke inpassing van het project aan bod. De relevante omgevingsaspecten (milieu en mogelijke belemmeringen) worden in hoofdstuk 5 beschreven. In hoofdstuk 6 worden de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid toegelicht.
Ruimtelijke onderbouwing crematorium Meerweg Alkmaar
4
2.
VIGEREND & TOEKOMSTIG BELEID
2.1. Vigerend bestemmingsplan Voor de gronden waar het onderhavige plan betrekking op heeft, is op 3 februari 2014 het bestemmingsplan ‘Westrand Zuid’ vastgesteld. Hierin hebben de gronden gedeeltelijk de bestemming 'Detailhandel (DH)' met bouwvlakken en bouwhoogten die gebaseerd zijn op de bestaande bebouwing, en voor het geheel de aanduiding 'Waarde - Ecologie - weidevogelleefgebied (WR-E-WVLG)'. De bouw van het crematorium is niet toegestaan binnen het vigerende bestemmingsplan. De aanvraag wordt daarom tevens aangemerkt als een verzoek om toepassing van artikel 2.12 lid 1, onder a, onder 3º Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) om met een omgevingsvergunning de beoogde nieuwbouw mogelijk te maken.
2.2. Bovengemeentelijk beleid In deze paragraaf wordt ingegaan op het bovengemeentelijk ruimtelijk beleid. Het betreft rijksbeleid, provinciaal en regionaal beleid dat dient door te werken in deze ruimtelijke ontwikkeling. In onderstaande paragrafen is volstaan met een korte samenvatting van het beleid. Met de volgende ruimtelijke beleidsplannen dient bij de totstandkoming van dit bestemmingsplan rekening te worden gehouden: • Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR); • Provinciale Structuurvisie en Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie 2.2.1. Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 vastgesteld en in werking getreden. De SVIR vervangt de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040, de Nota Mobiliteit, de MobiliteitsAanpak en de Structuurvisie voor de Snelwegomgeving en vervangt enkele ruimtelijke doelen en uitspraken uit andere documenten. In deze visie schetst het Rijk de ambities tot 2040 en de doelen, belangen en opgaven tot 2028. Daarmee moet Nederland concurrerend, bereikbaar en veilig worden. Anders dan in de Nota Ruimte gaat de structuurvisie uit van het adagium 'decentraal, tenzij'. Het rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid. In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), beter bekend als de Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) Ruimte, zijn 13 nationale belangen opgenomen die juridische borging vereisen. Het Barro is op 30 december 2011 deels in werking getreden en met enkele onderwerpen aangevuld per 1 oktober 2012. Het besluit is gericht op doorwerking van de nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen. Het plangebied is geen onderdeel van de 13 nationale belangen. Daarmee zijn geen nationale belangen in het geding.
Ladder duurzame verstedelijking Een meer algemeen onderwerp uit het SVIR is de duurzame verstedelijking. Via de 'ladder voor duurzame verstedelijking' wordt een zorgvuldige afweging en besluitvorming geborgd bij ruimtelijke
Ruimtelijke onderbouwing crematorium Meerweg Alkmaar
5
vraagstukken in stedelijk gebied. Het gebruik van deze ladder is opgenomen in het Bro (artikel 3.1.6 onder 2). De ladder richt zich op nieuwe stedelijke ontwikkelingen. De ladder bestaat uit drie 'stappen' welke doorlopen moeten worden. Dit zijn: • de voorgenomen stedelijke ontwikkeling dient te voorzien in een actuele regionale behoefte; • indien uit stap 1 volgt dat de ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte moet beschreven worden in hoeverre in die behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins; • indien uit stap 2 blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan plaatsvinden, wordt beschreven in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld. Het Bro beschrijft wat een stedelijke ontwikkeling is. Daar wordt het volgende onder verstaan: 'een ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen'. Onder bestaand stedelijk gebied is wordt het volgende verstaan: 'bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur'. De benodigde afweging voor de ladder duurzame verstedelijking komt overeen met de onderbouwing die nodig is voor de ontheffing van het provinciaal beleid. Verwezen wordt derhalve naar de volgende paragraaf waar dit aan de orde komt. 2.2.2.
Provinciale Structuurvisie / Provinciale Ruimtelijke Verordening
Volgens de provinciale structuurvisie is op het plangebied het volgende beleid van toepassing: Droogmakerijenlandschap. Fijnmazige waterberging. Gebied voor gecombineerde landbouw. Kleinschalige oplossingen voor duurzame energie. Weidevogelleefgebied. Alhoewel sprake is van voornamelijk landelijke thema’s zullen deze eveneens in de beoogde ontwikkeling aandacht moeten krijgen. Zo is een landschappelijke inpassing nodig ter behoud en waar mogelijk versterking van het omringende droogmakerijenlandschap. Voor de waterberging zal op de locatie zelf een oplossing moeten worden gezocht. Evenzo geldt dat voor de mogelijkheden voor het opwekken van duurzame energie. Belangrijk aandachtspunt vormt tenslotte dat het gebied aangewezen is als gebied met een hoge Waarde — Ecologie — Weidevogelleefgebied. Voor de doorwerking van het in de Provinciale Structuurvisie vastgelegde beleid heeft de provincie diverse juridische instrumenten ter beschikking, waaronder de provinciale ruimtelijke verordening. In de provinciale verordening zijn algemene regels gesteld omtrent de inhoud van gemeentelijke bestemmingsplannen of projectbesluiten. De Provinciale Ruimtelijke Verordening (PRV), vastgesteld d.d. 3 februari 2014, in werking getreden 8 maart 2014, is van toepassing op bestemmingsplannen, beheersverordeningen, wijzigings- en uitwerkingsplannen en omgevingsvergunningen met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, sub a, onder 3 of lid 2 van de Wabo. In de PRV wordt mede verstaan onder bestemmingsplan een omgevingsvergunning als onderhavige. Artikel 14 van de PRV bepaalt dat Ruimtelijke onderbouwing crematorium Meerweg Alkmaar
6
een bestemmingsplan waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, sub a, onder 3 van de Wabo wordt afgeweken van een bestemmingsplan, niet voorziet in nieuwe verstedelijking of uitbreiding van bestaande verstedelijking in het landelijk gebied (buiten bestaand bebouwd gebied). Afwijken hiervan is toegestaan, indien:
a. b.
de noodzaak van verstedelijking is aangetoond; is aangetoond dat de beoogde verstedelijking niet door herstructureren, intensiveren, combineren of transformeren binnen bestaand bebouwd gebied kan worden gerealiseerd en; het bepaalde in artikel 15 in acht worden genomen.
c.
Artikel 15 bepaalt dat een bestemmingsplan dat voorziet in nieuwe verstedelijking of uitbreiding van bestaande verstedelijking als bedoeld in de artikelen (…) en 14 in het landelijk gebied, voldoet aan de uitgangspunten zoals vermeld in de Leidraad Landschap en Cultuurhistorie (PS d.d. 21 juni 2010) ten aanzien van:
a. de kernkwaliteiten van de verschillende landschapstypen en aardkundige waarden als bedoeld in artikel 8; b. de kernkwaliteiten van de bestaande dorpsstructuur waaraan wordt gebouwd; c. de openheid van het landschap daarbij inbegrepen stilte en duisternis; d. de historische structuurlijnen; e. cultuurhistorische objecten. Het tweede lid van artikel 15 bepaalt voorts dat de ruimtelijke onderbouwing aangeeft in welke mate ten aanzien van de in het eerste lid bedoelde functies rekening is gehouden met:
a. b. c. d. e.
de ontwikkelingsgeschiedenis van het landschap; de ordeningsprincipes van het landschap; de bebouwingskarakteristieken (architectuur, stedenbouw, openbare ruimte) ter plaatse; de inpassing van de nieuwe functies in de wijdere omgeving (grotere landschapseenheid); de bestaande kwaliteiten van het gebied (inclusief de ondergrond) als hiervoor bedoeld en de maatregelen die nodig zijn om negatieve effecten op deze kwaliteiten op te heffen in relatie tot de nieuwe functies.
Ten aanzien van het weidevogelleefgebied is artikel 25 van de PRV van toepassing. Voor dit leefgebied is daarin bepaald dat bestemmingsplannen niet mogen voorzien in: a. de mogelijkheid van nieuwe bebouwing, anders dan binnen een bestaand bouwblok of een uitbreiding daarvan; b. de mogelijkheid van aanleg van nieuwe weginfrastructuur; c. de mogelijkheid van aanleg van bossen of boomgaarden; d. de mogelijkheid verstorende activiteiten, buiten de huidige agrarische activiteiten, te verrichten die het weidevogelleefgebied verstoren, en; e. de mogelijkheid werken uit te voeren die realisatie van nieuwe peilverlagingen mogelijk maken. Bovendien wordt de aanleg van hoog opgaande beplantingen of laanbeplanting afhankelijk gesteld van een aanlegvergunning. In afwijking van het voorgaande kan een bestemmingsplan wel voorzien in de hierboven genoemde ontwikkelingen indien dit geschiedt ten behoeve van: a. een ingreep waarvoor geen aanvaardbaar alternatief aanwezig is en waarmee bovendien een groot openbaar belang wordt gediend; b. woningbouw indien er sprake is van de toepassing van de regeling Ruimte voor Ruimte als bedoeld in artikel 16 en waarbij de natuurdoelen leidend zijn; Ruimtelijke onderbouwing crematorium Meerweg Alkmaar
7
c.
woningbouw die bijdraagt aan een substantiële verbetering van in de directe omgeving daarvan aanwezige natuurkwaliteiten van het landschap of; d. een ingreep die netto geen verstoring van het weidevogelleefgebied geeft. In aanvulling hierop kan het bestemmingsplan hier alleen in voorzien indien in het bestemmingsplan wordt opgenomen:
a. op welke wijze schade aan een weidevogelleefgebied zoveel mogelijk wordt voorkomen en resterende schade wordt gecompenseerd; b. hoe wordt geborgd dat de maatregelen ten behoeve van de compensatie als bedoeld onder a daadwerkelijk worden uitgevoerd; c. op welke wijze aan het gestelde in artikel 13, tweede lid en artikel 14, tweede lid, wordt voldaan en; d. op welke wijze aan de ruimtelijke kwaliteitseisen als bedoeld in artikel 15 is voldaan. Uit de PRV blijkt dat het onderhavige plangebied zich deels buiten het ‘Bestaand bebouwd gebied’ bevindt. Uitbreiding van verstedelijking buiten 'Bestaand bebouwd gebied' (landelijk gebied) kan, mits de noodzaak hiervan is aangetoond. De provincie wil op ontwikkelingen kunnen sturen die de openheid van het landelijk gebied (negatief) kunnen beïnvloeden. Verstedelijking buiten bestaand bebouwd gebied moet voldoen aan eisen van ruimtelijke kwaliteit. Bij de beoordeling van bestemmingsplannen die ten behoeve van het wettelijk vooroverleg aan GS worden aangeboden, besluiten GS of zij een advies vragen aan de Adviescommissie voor Ruimtelijke Ontwikkeling (ARO). Bij deze overweging speelt de impact op het open landschap een belangrijke rol. Voor de beoordeling hiervan wordt een beroep gedaan op voorliggende ruimtelijke onderbouwing, de bijgevoegde uitwerking ruimtelijke kwaliteit en de onderbouwing van voornoemde artikelen uit de PRV. Op al deze aspecten wordt hieronder ingegaan. Hieruit blijkt dat voldaan wordt aan de voorwaarden in artikel 14, 15 en 25 zoals hiervoor genoemd. Aard van de verstedelijking Onderhavig plan betreft de herontwikkeling van een detailhandelsfunctie (tuincentrum) in het buitengebied naar een maatschappelijke functie (crematorium). Het tuincentrum is onderdeel van het Bestaand Bebouwd Gebied (BBG) zoals aangeduid in de provinciale verordening. Onderstaande afbeelding is een uitsnede hieruit waarin met een rode lijn de contour van de nieuwbouw is aangegeven. De bestaande bebouwde gebieden (lichtrode vlakken) betreffen zowel gebouwen als buitenverkoop. In totaal is sprake van circa 3.500 m² aangeduid BBG (exclusief parkeren). De nieuwbouw is nagenoeg gelijk aan de oppervlakte van de bestaande gebouwen, i.c. circa 2.000 m². Het BBG is vertaald in bouwvlakken in het bestemmingsplan Westrand Zuid waarin het tuincentrum conform de bestaande situatie voor detailhandel is bestemd. Ook hieruit blijkt dat de nieuwbouw samenvalt met het gebied waarbinnen nu gebruik en bouwen t.b.v. een tuincentrum mogelijk is.
Ruimtelijke onderbouwing crematorium Meerweg Alkmaar
8
De nieuwbouw is dus minder dan het aangeduid BBG waardoor geen sprake is van een uitbreiding van verstedelijking. De afwijking, oftewel de “nieuwe verstedelijking” zit in een herpositionering van de nieuwbouw (rode lijn) en parkeren (gele lijn). Dit ligt weliswaar niet geheel gelijk met de bestaande situatie, maar is grotendeels wel gesitueerd op en in oppervlak gelijk aan de ruimte die in gebruik is bij het tuincentrum (zie luchtfoto).
Onderbouwing artikel 14 PRV Met voorgaande beschrijving en illustraties is het vertrekpunt in beeld gebracht op basis waarvan de toetsing aan artikel 14 en 15 van de provinciale verordening plaatsvindt. Artikel 14 De bedoelde afwijking is mogelijk aangezien: Ruimtelijke onderbouwing crematorium Meerweg Alkmaar
9
a.
de noodzaak van verstedelijking is aangetoond.
In de Structuurvisie Westrand Alkmaar is in eerste instantie de wens uitgesproken het tuincentrum te verwijderen of te verplaatsen. Bij de vaststelling van de visie is uitgegaan van handhaving met de opmerking dat indien de functie verdwijnt, gestreefd dient te worden naar een functie waarbij de inrichting van het terrein meer transparant wordt. Ander uitgangspunt van de Structuurvisie Westrand Alkmaar is het introduceren van ontwikkelingen in de westrand als maatwerk voor het maken van een kwaliteitsslag. Door op specifieke locaties een aantal ontwikkelingen toe te staan of te initiëren kunnen deze locaties kwalitatief verbeteren. De herontwikkeling van het tuincentrum naar een crematorium sluit aan op dit uitgangspunt. Crematie als vorm van lijkbezorging maakt in Nederland de laatste jaren een sterke stijging door. Landelijk wordt in meer dan 60% van de lijkbezorgingen gekozen voor crematie in plaats van het traditionele begraven. Ook in de provincie Noord-Holland neemt crematie een steeds prominentere rol in en zijn meerdere crematoria gevestigd. De gemeente Alkmaar heeft op dit moment echter geen eigen crematorium. De inwoners moeten uitwijken naar bijvoorbeeld Schagen, Velsen of Hoorn. Gezien dit gegeven en mede vanuit de plaatselijke Monuta vestiging (Toebes) is de gedachte ontstaan voor de nieuwbouw van een crematorium in Alkmaar. Alvorens over te gaan tot de daadwerkelijke planvorming en investeringen is door Monuta de haalbaarheid en toegevoegde waarde van deze uitvaartvoorziening onderzocht. Naast de toename in aantal crematies bestaat een toenemende wens vanuit de maatschappij voor een persoonlijke benadering van crematiediensten met ruimte en tijd voor individuele invulling van de uitvaart. Dit valt samen met het steeds diverser worden samenleving. Deze multiculturele verschillen zien we ook terug in de verscheidenheid van de uitvaarten die moeten worden verzorgd. Dit varieert van een hindoe crematie tot een feest rond de kist. Aan al deze steeds wisselende individuelere wensen van de verschillende groepen moet kunnen worden voldaan. Uitvaartverzekeraar en -verzorger Monuta wil zich maximaal inspannen om aan de wensen van haar verzekerden tegemoet te komen. Het voorgaande stelt andere eisen aan de exploitatie van een crematorium waarmee met een nieuwe vestiging optimaal rekening kan worden gehouden. Monuta wil met de vestiging in Alkmaar hiermee nadrukkelijk het verschil maken. Een crematorium dat verder gaat dan alleen de mogelijkheid tot cremeren. Dit begint met een aansprekend gebouw, gesitueerd in een zorgvuldig vormgegeven omgeving. De locatie wordt zo een volwaardig onderdeel van de blijvende herinnering. Het gehele terrein de gebouwopzet zal gericht zijn op de invulling van de persoonlijke uitvoering van ieders laatste wens. Daarnaast wordt er nadrukkelijk rekening gehouden met de bezoekers van het crematorium. Ook daarvoor geldt het uitgangspunt van een volwaardig onderdeel van de blijvende herinnering. Dit vertaald zich niet alleen in een goede bereikbaarheid en voldoende parkeergelegenheid, maar ook in services als valet parking en bezoek buiten kantooruren van de opbaarruimten. Voorts geldt op het gebied van logistiek en milieu de lange termijn als ontwerpuitgangspunt. Kortom: dit is het crematorium van de toekomst. Binnen de regio Alkmaar zijn op dit moment 6 crematoria aanwezig en is er één in aanbouw. De locaties zijn op de kaart op de volgende pagina aangegeven.
Ruimtelijke onderbouwing crematorium Meerweg Alkmaar
10
Als verzorgingsgebied voor een crematorium wordt doorgaans een straal van 15 km aangehouden. Deze zijn eveneens in de kaart weergegeven. De dikkere stippellijnen betreffen grootschalige crematoria (> 900 crematies per jaar), i.c. de locaties Velsen, Schagen, Zaandam en Haarlem. De overige vestigingen zijn kleinschalige crematoria met jaarlijks tussen de 450 en 700 crematies. Het in aanbouw zijnde crematorium in Heerhugowaard valt ook in de categorie met een verwacht aantal van tussen de 600 en 700 crematies per jaar. Uit de afbeelding blijkt dat er sprake is van overlapping, met name richting Haarlem en Amsterdam. Ook is te zien dat Alkmaar tussen de verzorgingsgebieden in zit van de grootschalige crematoria. Velsen en Schagen zijn nu nog de dichtstbijzijnde vestiging, straks is dat het in aanbouw zijnde kleinschalige crematorium in Heerhugowaard. Deze vestiging zal als enige ook binnen de straal van 15 km te liggen van de nieuwbouw in Alkmaar. Van belang is derhalve specifieker te kijken naar het aantal crematies en de verdeling daarvan over de verschillende crematoria waarbij het nabijgelegen Heerhugowaard er is uitgelicht.
Overzichtskaart crematoria regio Alkmaar Ruimtelijke onderbouwing crematorium Meerweg Alkmaar
11
Om inzicht te krijgen in het aantal verwachte crematies voor Alkmaar zijn aan de hand van CBS gegevens de sterftecijfers in beeld gebracht (zie tabel hieronder). In de regio ligt dit sterftecijfer de laatste jaren op ongeveer 3.000 overledenen per jaar. De verwachting is dat voor circa 1.700 hiervan een beroep zal worden gedaan op de uitvaartvoorzieningen in Alkmaar.
Het aandeel crematies is bepaald op basis van het landelijke crematiepercentage dat rond de 60% ligt. Uitgaande van de hierboven gehanteerde percentages levert dit voor Alkmaar een verwacht aantal crematies op van circa 1.000 per jaar. Zoals de percentages weergeven zal Alkmaar niet de gehele regio bedienen, mede gezien de al aanwezige crematoria. Voor Heerhugowaard is dit, gezien de ligging binnen het 15 km verzorgingsgebied, specifiek in beeld gebracht. Bestaand en nieuw kunnen dus gezond naast elkaar bestaan.
Het voorgaande toont het nut en de noodzaak aan van een crematorium in Alkmaar en is voor Monuta aanleiding geweest hiervoor een plan te ontwikkelen. Eveneens komt dit voort uit de expertise als landelijk opererende uitvaartonderneming op grond waarvan een renderend crematorium met 3 à 4 plechtigheden per dag mogelijk wordt geacht. Een en ander heeft zich vertaald in een investering die, uitgedrukt in stichtingskosten inclusief BTW, al gauw de 9 miljoen overstijgt.
b. is aangetoond dat de beoogde verstedelijking niet door herstructureren, intensiveren, combineren of transformeren binnen bestaand bebouwd gebied kan worden gerealiseerd.
Alvorens medewerking te verlenen aan het initiatief van Monuta zijn door andere gegadigden mogelijke locaties voorgesteld. Daaruit zijn kort samengevat de volgende resultaten voortgekomen:
Ruimtelijke onderbouwing crematorium Meerweg Alkmaar
12
• • • • •
een locatie ten noorden van de Kamer van Koophandel: voldoet niet wegens gebrek aan ontsluitingsmogelijkheden op afzienbare termijn en strijdigheid met het bestemmingsplan; de locatie Overkrocht: valt af wegens gebrek aan parkeerruimte en de ligging in de woonomgeving; de locatie ten zuiden van de Squashbaan (Westrand): is in tegenstelling tot de locatie Tuincentrum De Hoef ‘groen’ bestemd; de locatie Zuidervaart (gemeente Schermer): ligt buiten de gemeentegrenzen en is daarom buiten beschouwing gelaten; de locatie Tuincentrum De Hoef: ligt buiten de ring, is goed ontsloten vanaf de ring, biedt voldoende ruimte, ook voor het parkeren en vanwege de reeds aanwezige bebouwing zal het landschap nauwelijks aangetast worden. Door zorgvuldige inpassing in de omgeving biedt het de mogelijkheid tot verbetering van de landschappelijke kwaliteit.
Op basis hiervan is door de gemeente Alkmaar geconcludeerd dat voor de realisering van een crematorium de locatie tuincentrum de meest aangewezen plek is en daar ook goed inpasbaar is. Strikt gezien is weliswaar sprake van een ontwikkeling buiten bestaand bebouwd gebied, maar in feite gaat het om een herstructurering. Er wordt gebruik gemaakt van een bestaande locatie waarbij de omvang van de bebouwing niet toeneemt en enkel voor wat betreft positionering sprake is van een relatief geringe afwijking ten opzichte van de bestaande bebouwing. Er vindt bovendien zowel op landschappelijk als architectonisch vlak een kwaliteitsslag plaats. Eveneens blijkt hieruit dat de locatie voor de beoogde functie gunstige vestigingsvoorwaarden biedt bezien vanuit bereikbaarheid, uitstraling en inpassing in de omgeving.
Conclusie artikel 14a en b
In de huidige situatie functioneren meerdere crematoria in de regio Alkmaar waarbij de zuidelijk gelegen crematoria Velsen-Haarlem-Zaandam het grootste marktaandeel hebben. In noordelijke richting is de vestiging in Schagen de grootste. Alkmaar ligt daar precies tussen in wat de wens voor een vestiging aldaar vanuit dit oogpunt al begrijpelijk maakt. Het gaat echter niet alleen om de mogelijkheid tor cremeren, de toegevoegde waarde van een nieuw crematorium zit in het optimaal kunnen inspelen op de veranderende wensen voor een uitvaart. Hierin gaat de nieuwe locatie zich onderscheiden ten opzichte van de bestaande vestigingen. Op zowel gebouw, buitenruimte en organisatie is het ontwerp gericht op het creëren van een volwaardig onderdeel van de blijvende herinnering voor de directe familie en bezoekers. In Alkmaar komt kortom het crematorium van de toekomst. Daarnaast duiden de berekende en aangeleverde cijfers op een grote doelgroep binnen het gestelde verzorgingsgebied. Uit een analyse van sterftecijfers en crematoria in de regio blijkt dat aanvullend op het bestaande aanbod in Alkmaar een renderend crematorium kan worden gesticht. Het aantal crematies voor Alkmaar bedraagt naar verwachting 1.000 per jaar. Na afweging van een aantal locaties in bestaand stedelijk gebied is de locatie van het tuincentrum aan de Meerweg door de gemeente als beste optie aangewezen. Naast de gunstige vestigingsvoorwaarden kan hier een kwaliteitsslag gemaakt worden door het vervangen van de bestaande verouderde bebouwing en een goede landschappelijke inpassing. Afsluitend is met het voorgaande de nut en noodzaak van de realisering van een crematorium in Alkmaar aangetoond en is eveneens onderbouwd dat de locatie aan de Meerweg de juiste is.
Ruimtelijke onderbouwing crematorium Meerweg Alkmaar
13
c.
het bepaalde in artikel 15 in acht is genomen.
Zo blijkt uit de hieronder volgende toelichting.
Onderbouwing artikel 15 PRV Voor de onderbouwing van dit artikel en ten behoeve van het advies van de Adviescommissie Ruimtelijke Ordening (ARO) is, mede op basis van het provinciale handboek “Ontwikkelen met ruimtelijke kwaliteit”, de Uitwerking Ruimtelijke Kwaliteit gemaakt. Dit document doet verslag van de wijze waarop ruimtelijke kwaliteit verweven is in het plan voor de nieuwbouw van een crematorium aan de Meerweg in Alkmaar. Het bevat allereerst een analyse van de kernkwaliteiten van het landschap op verschillende schaalniveaus. Daarna volgt een beschrijving van de locatie en de beleidsuitgangspunten die hiervoor geformuleerd zijn. Vervolgens wordt vanuit deze analyses ingegaan op de uitwerking van het gebouw en de buitenruimte in de vorm van een landschappelijke inpassing en de uitgangspunten voor beeldkwaliteit. De Uitwerking Ruimtelijke Kwaliteit is bijgevoegd. Hieruit blijkt dat voldaan wordt aan de benoemde punten in artikel 15. Hieronder volgt een korte toelichting op deze punten.
a. de kernkwaliteiten van de verschillende landschapstypen en aardkundige waarden als bedoeld in artikel 8.
De ontwikkeling bevindt zich op de overgang van stad naar landschap en maakt gebruik van een bestaande locatie waarbij een functieverandering plaatsvindt. De landschappelijke onderlegger blijft daarbij in stand en er vindt een kwaliteitsverbetering plaats door een landschappelijke inpassing gebaseerd op het omringende landschap. Dit komt met name ten goede aan de beleving van het achterliggende open weidelandschap. Eveneens is in het ontwerp rekening gehouden met het behoud van het weidevogelleefgebied, hetgeen bevestigd wordt door het uitgevoerd flora en fauna onderzoek. Door herontwikkeling van bestaand gebied blijven ongeroerde gronden behouden en daarmee de aardkundige waarden. Hiermee is het behoud van deze waarden en van de kernkwaliteiten van het omringende landschap gewaarborgd.
b.
de kernkwaliteiten van de bestaande dorpsstructuur waaraan wordt gebouwd.
c.
de openheid van het landschap daarbij inbegrepen stilte en duisternis.
De ontwikkeling betreft een zelfstandige functie in een stadsrandzone. Conform de Visie Westrand en aansluitend op de noordelijk gelegen bebouwing bestaat de ruimtelijke opzet uit een aansprekend bouwvolume met aan weerszijden doorzichten naar het landschap. De bestaande openingen blijven daarbij gehandhaafd evenals de doorzichten op de locatie zelf die verder zijn aangezet. Verder is de markante locatie in de bocht van de randweg vertaald in een architectonisch verbijzonderd gebouw (zie planbeschrijving en beeldkwaliteit). De ruimtelijke opzet is derhalve in lijn met de kernkwaliteiten van de stedenbouwkundige structuur van de westrand.
Zoals in voorgaande punten vermeld, blijven bestaande doorzichten gehandhaafd en is het versterken van openheid onderdeel van de landschappelijke inpassing. Met het behoud van stilte is in het ontwerp rekening gehouden door een onderscheid aan te brengen in een ‘stedelijke’ zijde richting de randweg met ontsluiting en parkeren en een ‘landelijke’ zijde richting het landschap waar rust en herinnering centraal staan. Door de transparante vormgeving met veel glas wordt optimaal gebruik gemaakt van daglicht, zodat kunstmatige verlichting zo lang mogelijk achterwege kan blijven. Voor de tijdstippen dat dit wel nodig is, zal de verlichting in het gebouw en op het terrein zo min mogelijk naar het landschap gericht zijn.
Ruimtelijke onderbouwing crematorium Meerweg Alkmaar
14
d.
de historische structuurlijnen.
e.
cultuurhistorische objecten.
De zuidelijk en noordwestelijk gelegen watergangen zijn in de Structuurvisie Westrand Alkmaar aangeduid als cultuurhistorisch waardevolle lijnelementen. Deze blijven in de nieuwe opzet gehandhaafd. Het aansluitend landschap is aangeduid als ‘Oud land van waarde’. Hier vinden evenmin wijzigingen plaats.
Afgezien van de genoemde punten onder –d- bevinden er zich geen cultuurhistorische objecten op en in de directe omgeving van de locatie. Voorts blijkt uit het archeologisch onderzoek dat het terrein vrijgegeven kan worden voor de beoogde ontwikkeling. Daarnaast is rekening gehouden met:
a.
de ontwikkelingsgeschiedenis van het landschap.
b.
de ordeningsprincipes van het landschap.
c.
de bebouwingskarakteristieken (architectuur, stedenbouw, openbare ruimte) ter plaatse.
d.
de inpassing van de nieuwe functies in de wijdere omgeving (grotere landschapseenheid).
Zoals hierboven toegelicht blijven de landschappelijke waarden en cultuurhistorische elementen in stand. Het aanwezige en gewenste groen-blauwe raamwerk vormt de basis voor de landschappelijke inpassing, zoals elders ook toegepast in de westrand. Dit alles maakt de ontwikkelingsgeschiedenis beter afleesbaar uit de situatie.
Zoals hiervoor toegelicht, is aangesloten op de ordeningsprincipes van de Westrand.
Voor wat betreft architectuur en stedenbouw is aangesloten op de Structuurvisie Westrand Alkmaar, zoals hiervoor beschreven. De inrichting van de openbare ruimte maakt onderdeel uit van de landschappelijke inpassing (zie ruimtelijke inpassing) die gericht is op de locatie zelf en de relatie met de omgeving.
Zoals hiervoor toegelicht, is aangesloten op de ordeningsprincipes van de Westrand. Dit met behoud en versterking van de openheid in de omgeving en het groene aangezicht vanuit het landschap en vanaf de randweg.
e. de bestaande kwaliteiten van het gebied (inclusief de ondergrond) als hiervoor bedoeld en de maatregelen die nodig zijn om negatieve effecten op deze kwaliteiten op te heffen in relatie tot de nieuwe functies. De wijze waarop bestaande kwaliteiten zijn gehandhaafd en hoe een kwaliteitsverbetering tot stand komt, is reeds toegelicht onder alle voorgaande punten.
Onderbouwing artikel 25 PRV Dit artikel biedt, onder voorwaarden, de mogelijkheid voor het uitvoeren van een ingreep die netto geen verstoring van het weidevogelleefgebied geeft. Voor de ontwikkeling is een onderzoek flora en fauna uitgevoerd (zie hoofdstuk 4 en bijlage) waaruit blijkt dat het plan hieraan voldoet. Hieronder wordt dit aan de hand van de provinciale criteria toegelicht.
a. op welke wijze wordt schade aan een weidevogelleefgebied zoveel mogelijk voorkomen en wordt resterende schade gecompenseerd. Uit het onderzoek flora en fauna dat is uitgevoerd (zie hoofdstuk 4 en bijlage) blijkt dat het effect van het plan op het weidevogelleefgebied als te verwaarlozen kan worden beschouwd om de volgende redenen: - Rond het plangebied komen al weinig weidevogels voor. Ruimtelijke onderbouwing crematorium Meerweg Alkmaar
15
-
Rond het plangebied treden verschillende verstoringsvormen op. Het gebied zal daarom nooit een hoogwaardig weidevogel gebied worden. Het is waarschijnlijk dat de dunne vinnen (zie hoofdstuk 3 bouwplan) minder verstorend zijn dan een massief gebouw van die hoogte. Omdat er verschillende verstoringsvormen optreden, zal het aandeel van de extra hoogte relatief klein zijn. Het negatieve effect van opgaande begroeiing kan in de nieuwe situatie juist verkleind worden, mits dit niet botst met andere planologische criteria.
Er is dus geen sprake van schade aan het weidevogelleefgebied en compensatie is derhalve niet aan de orde.
b. hoe wordt geborgd dat de maatregelen ten behoeve van de compensatie als bedoeld onder a daadwerkelijk worden uitgevoerd. Niet van toepassing, aangezien compensatie niet nodig is.
c. op welke wijze aan het gestelde in artikel 13, tweede lid en artikel 14, tweede lid, wordt voldaan en; d. op welke wijze aan de ruimtelijke kwaliteitseisen als bedoeld in artikel 15 is voldaan. Op beide punten is in de onderbouwing van artikel 14 en 15 ingegaan. Artikel 13 is niet van toepassing aangezien dit woningbouw betreft.
2.3. Gemeentelijk beleid 2.3.1.
Structuurvisie Westrand Alkmaar
De gemeente Alkmaar heeft in 2010 een de Structuurvisie Westrand Alkmaar vastgesteld, die perspectief biedt voor de ontwikkeling van de gemeente op de langere termijn. De visie bevat de gewenste structuur van het eindbeeld van de Westrand van Alkmaar. De hoofdopzet van de Structuurvisie Westrand Alkmaar is een structurerend groenblauw raamwerk, bestaande uit landschappelijke en recreatieve elementen, met daarbinnen ruimte voor functies. De locatie valt binnen het deelgebied ‘tuincentrum en open weidevogelgebied’, waarvoor het volgende is bepaald. In de meest zuidelijke punt van het plangebied ligt een tuincentrum. Deze blijft op de huidige locatie gehandhaafd. Indien het tuincentrum in de toekomst verdwijnt, dient gestreefd te worden naar een functie waarbij de inrichting van het terrein transparanter wordt. In het meest ideale geval wordt het weer open weidegebied, indien dat niet mogelijk blijkt, zou het terrein rond de bebouwing een meer open karakter moeten krijgen, zodat er vanaf de Martin Luther Kingweg meer zicht op het open weidegebied achter de kavel ontstaat. Indien gewenst kan de sloot die langs de Egmonderhout (onder de Martin Luther Kingweg door), achter het Ruimtelijke onderbouwing crematorium Meerweg Alkmaar
16
tuincentrum langs, langs het Hoeverpad richting Heiloo loopt, een meer natuurlijke inrichting krijgen, zodat er een ecologische verbinding richting Heiloo ontstaat. Het gebied tussen het tuincentrum en het sportcluster is momenteel open weidegebied. Dit is een belangrijk stuk open weidegebied, omdat dit een van de weinige locaties in de Westrand is waar het open weidegebied nog vanaf de Martin Luther Kingweg beleefbaar is. In dit gebied kan waterberging plaatsvinden: eventueel als openbaar water, maar minder zichtbare vormen zijn ook mogelijk. Dat betekent dat het hier niet mogelijk is om sportvoorzieningen te realiseren, ook geen sportvelden. Op de twee kavels ten westen van de Meerweg kan waterberging in een minder zichtbare vorm gerealiseerd worden. Langs de Martin Luther Kingweg wordt de berm tot aan de Meerweg in het zuiden en tot aan de slootkant van het open weidegebied (tussen tuincentrum en sportcluster) omgevormd tot bloemrijk grasland. De bestaande bomen worden opgekroond, eventuele ondergroei wordt verwijderd. Vanuit Alkmaar kan men op de fiets bij de Aert de Gelderlaan de Martin Luther Kingweg oversteken. Vanaf hier loopt de Meerweg de Westrand in, richting het sportcluster. De Meerweg is een rustige weg en kan gebruikt worden als fietsroute. Bij het tuincentrum zorgt het Hoeverpad voor een route richting Heiloo. Het aanvullen van de ontbrekende schakel (verder naar het zuidwesten) is gewenst. Dit is tevens een voorstel in het Wandelpadenplan BES (Bergen Egmond Schoon)." Voor zover van toepassing voor het plangebied zelf, zal in de planbeschrijving worden ingegaan op voornoemde uitgangspunten.
2.3.2.
Ruimtelijke uitgangspunten
Door de gemeente Alkmaar is naar aanleiding van het principeverzoek een aantal ruimtelijke uitgangspunten benoemd die zoveel mogelijk aansluiten bij de Structuurvisie Westrand Alkmaar. Eveneens is een beroep gedaan op het beeldkwaliteitplan Westrand – Sportcluster. Hierin is het groen-blauwe raamwerk uit de Structuurvisie Westrand Alkmaar gedetailleerd uitgewerkt en zijn ambities voor de vormgeving van bebouwing opgenomen. Deze ambities zijn niet één op één van toepassing op het crematorium, vanwege het verschil in functie. Maar de nieuwe ontwikkelingen binnen het sportcluster zullen tesamen met het crematorium het aangezicht van de Westrand gaan bepalen. Om die reden geldt een aantal van de ambities voor het sportcluster ook voor het crematorium: • Gebouwen zijn individueel herkenbaar. • Gebouwen hebben een kwalitatief hoogwaardige uitstraling (helder architectonisch concept, hoogwaardige materialen, zorgvuldige detaillering). • Langs de randweg is ruimte voor een expressieve vorm en architectuur. Toepassing van hedendaagse architectuur. • Zorgvuldige landschappelijke inpassing (terughoudend kleurgebruik, overgang tussen landschap en gebouw vormgeven). • Aansluiten op- en versterken van het groen-blauwe raamwerk. • Uitgangspunt voor inrichting maaiveld is eenheid, rust een eenvoud. Ten behoeve van het waarborgen van de kernkwaliteiten van het landschap en een zorgvuldige landschappelijke inpassing van het crematorium, gelden de onderstaande uitgangspunten: • Geen toename van bebouwd oppervlak, om verdere verstedelijking buiten de bebouwde kern te voorkomen. Ruimtelijke onderbouwing crematorium Meerweg Alkmaar
17
• • • • •
Het open karakter van de locatie versterken, de openheid staat in contrast met het gesloten bebouwd gebied binnen de randweg (positionering gebouw en inrichting buitenruimte). Behouden en versterken van het zicht op het open landschap (positionering gebouw en inrichting buitenruimte). Een groen aangezicht vanuit het landschap, passend in het open weidegebied. Behoud van de slotenstructuur, als onderdeel van het poldersysteem van de Egmondermeer. Versterken van de ecologische verbinding tussen landschap en stad.
Het gewenste resultaat is een gebied met ruimtelijke kwaliteit en samenhang, met een kwalitatieve uitstraling van de bebouwing. Vanaf de randweg is zicht op de voorzieningen, vanuit het landschap is er een groen aangezicht.
Ruimtelijke onderbouwing crematorium Meerweg Alkmaar
18
3.
RUIMTELIJKE INPASSING VAN HET PROJECT
Ten behoeve van de ruimtelijke inpassing is, mede op basis van het provinciale handboek “Ontwikkelen met ruimtelijke kwaliteit”, de Uitwerking Ruimtelijke Kwaliteit gemaakt. Dit document doet verslag van de wijze waarop het project is ingepast in de omgeving en de hoe ruimtelijke kwaliteit verweven is in het plan voor de nieuwbouw van een crematorium aan de Meerweg in Alkmaar. Voor analyse en uitgangspunten die ten grondslag liggen aan de inpassing wordt verwezen naar de Uitwerking Ruimtelijke Kwaliteit. Hieronder wordt, mede op basis van dit document, vooral ingegaan op de beschrijving van het project.
3.1. Bouwplan De nieuwbouw is gesitueerd in de zuid-westhoek van de kavel en bestaat uit één bouwvolume van circa 2.000 m². Door architectonische verbijzonderingen is hierin een geleding aangebracht. Meest in het oog springend zijn de boven het gebouw uitstekende verticale accenten van de gebogen zijmuren van de zaalruimten (koffiekamer, aula en kapel). Het gebouwgedeelte hiervoor bevat de ontvangstruimten e.d. Dit deel is aan de voorzijde, bij de entree van het crematorium, afgedekt met een horizontaal accent in de vorm van een lange golvende muur. De bouwhoogte varieert, waarbij dit voornamelijk komt door de toepassing van verhoogde en schuin aflopende muren. Het hoogste punt (verhoogde zijmuur) bevindt zich op circa 17 m. De maximumnokhoogte van de centrale, hoogste zaalruimte is circa 10 meter. De bouwhoogte van de ontvangstruimten bedraagt circa 3,5 m. Ter verduidelijking is hieronder een aantal impressies opgenomen van het schetsontwerp van de nieuwbouw.
Impressie schetsontwerp nieuwbouw
Ruimtelijke onderbouwing crematorium Meerweg Alkmaar
19
Impressie voorgevel
3.2. Verkeer en parkeren De locatie is bereikbaar via kruising van de Martin Luther Kingweg met de Aert de Gelderlaan en vervolgens via de Meerweg. Deze toeleidende weg is nu circa 4m breed en wordt tevens gebruikt door fietsers en voetgangers. Zowel ten behoeve van de ruimtelijke inpassing als voor enkele omgevingsaspecten (zoals luchtkwaliteit) is het van belang inzicht te hebben in de verkeersaantrekkende werking van het crematorium. Aangezien sprake is van een bestaande functie binnen het plangebied (tuincentrum) zal hiervoor ook de verkeergeneratie in beeld worden gebracht. Dit ter signalering van een mogelijke verkeerstoename. Voor het bepalen van de verkeersgeneratie is uitgegaan van publicatie 317, kencijfers parkeren en verkeersgeneratie (CROW). Voor het tuincentrum moet volgens de publicatie worden uitgegaan van de oppervlakte van zowel bebouwing als buiten (verkoop)ruimte. Dit betreft 2.000 m² bebouwd en 1.500m² buitenruimte, totaal 3.500 m². Voor het crematorium is uitgegaan van 4 diensten per dag. Overig uitgangspunt voor de berekening ligging “buitengebied”. Verkeersgeneratie tuincentrum 3.500 m²: Norm: min. 15,1 max 18,0 voertuigen (per 100 m² bvo) Verkeer: min. 528 max 630 Verkeersgeneratie crematorium 4 diensten: Norm: min. 34,8 max 48,6 voertuigen (per dienst) Verkeer: min. 139 max 194,4 Uit het voorgaande blijkt dat de te verwachten verkeersgeneratie van het crematorium lager ligt dan die van het tuincentrum. Bovendien komt het vrachtverkeer naar het tuincentrum te vervallen. Gesteld kan dan ook worden dat vanuit dit oogpunt de Meerweg voldoende ingericht is om een adequate en veilige afwikkeling van het verkeer mogelijk te maken. Wel zal sprake zijn van een groter piekaanbod van verkeer, waarbij het bij een tuincentrum meer gespreid over de dag plaatsvindt. In dit verband dient rekening te worden gehouden met passeerbewegingen en het langzaam verkeer. De komst van het crematorium heeft tot gevolg dat er op piekmomenten een grotere uitwisseling plaatsvindt van wegrijdend en aankomend autoverkeer op de Meerweg. Om het onderling passeren Ruimtelijke onderbouwing crematorium Meerweg Alkmaar
20
van het autoverkeer mogelijk te maken is het noodzakelijk dat de weg voor het gedeelte tussen het crematorium en het kruispunt met de N9 naar minimaal 5,0 meter te verbreden. Het verbreden van de weg heeft als bijkomend voordeel dat er meer ruimte is voor het inhalen van fietsers. Het fietsverkeer zal zich daardoor minder opgedrongen voelen door een achteropkomende auto, zoals dat nu het geval is. De huidige brug zal niet verbreed worden. Of een voorrangsbord hier noodzakelijk is, moet de toekomst uitwijzen. Het Hoeverpad blijft als langzaam verkeersroute ongewijzigd beschikbaar. Om te weten wat de gevolgen zijn voor de verwerking van het verkeer op het verkeerslichtgeregelde kruispunt (Aert de Gelderlaan-N9) als gevolg van het crematorium is door de gemeente Alkmaar een onderzoek verricht naar de kruispuntbelasting middels het programma COCON. In de berekening is uitgegaan van een maximale toename van 60 auto’s in de spits komende van het crematorium rijdend richting het kruispunt en andersom (worstcase scenario). Uit de berekening van COCON blijkt dat de toename van het verkeer op de Meerweg geen gevolgen heeft voor de huidige cyclustijd/kruispuntbelasting tijdens de spits. Het kruispunt kan het verkeer verwerken en er behoeft geen aanpassing aan de huidige regeling. Ook de huidige opstelruimte (rechtdoor/linksaf en rechtsafvak) is volgens de berekeningen met ruim 60 meter voor rechtdoor/linksaf en 40 meter rechtsaf voldoende groot. Parkeren wordt op eigen terrein opgelost. In het ontwerp zijn voor het gebouw 148 parkeerplaatsen opgenomen (zie afbeelding volgende pagina). De gemeente Alkmaar heeft aangegeven dat de te hanteren parkeernorm 30 parkeerplaatsen per dienst bedraagt, uitgaande van 4 diensten per dag. Dit aantal wordt gehanteerd zodat bij gelijktijdige diensten minimaal 120 parkeerplaatsen nodig zijn. Alhoewel er geen sprake zal zijn van vier gelijktijdige diensten voldoet het aantal parkeerplaatsen aan deze situatie en wordt ruimschoots voldaan aan de gestelde norm.
3.3. Inrichting buitenruimte en landschappelijke inpassing De locatie ligt aan de zuidkant van de ringweg van Alkmaar. Het terrein grenst aan een open weidegebied en de plek biedt uitzicht op de duinen aan de horizon. De inrichting van locatie (gebouw en buitenruimte) neemt deze dubbele oriëntatie tot uitgangspunt. De locatie wordt beschouwd als onderdeel van het open landschap ten zuiden van de ringweg. Mede hierom is geen gebruik gemaakt van bijvoorbeeld hekwerken als terreinafscherming, maar is dit uitsluitend met bij het landschap passend groen gedaan. Dit sluit aan bij de Structuurvisie Westrand Alkmaar. Het gebouw heeft een lange muur die de scheidslijn vormt tussen stad en land. Het parkeren is zo gepositioneerd dat het gerelateerd blijft aan deze muur. De toepassing van hagen zorgt voor een groen aangezicht van de parkeerplaatsen. Het parkeren is georganiseerd middels éénrichtingsverkeer. De entree ligt aan de westzijde en de uitgang aan de oostzijde. Voor de entree van het gebouw is een ovale border geplaatst die samen met de luifel de overgang naar entree vormt en tevens het tussengebied tussen gebouw en parkeren vormt. Tevens biedt het de mogelijkheid biedt om rond te rijden en bezoekers af te zetten. In deze border staan twee fastigiate bomen die de lange horizontale lijn van de muur breken. Tezamen vormt dit ensemble de stedelijke wereld. Bezoekers gaan wanneer ze de entree betreden letterlijk door de muur en stappen zo van de stedelijke snelle wereld in het weidse en rustige landschap. De overgang met het weidelandschap is Ruimtelijke onderbouwing crematorium Meerweg Alkmaar
21
vormgegeven met een beplantingslijn van knotwilgen met een kleurrijke ondergroei van oeverplanten zoals kattenstaart en groothoefblad. De beplanting geeft een groen aangezicht vanuit het weidegebied en past bij de landschappelijke karakteristiek zoals dat in het beleid is voorgeschreven. Mede daarom is geen brede groensingel toegepast, omdat deze kraaien aantrekt wat niet wenselijk is voor het weidevogelleefgebied. Het gebouw steekt op de zuidwestzijde door de beplantingslijn heen. Op deze plek komen water en gebouw samen en is direct zicht op het open weidelandschap met de duinen op de achtergrond. Aan de zuidzijde van de muur ligt een pad dat langs de urnengraven loopt. De urnen bevinden zich in de muur en in de grond. Deze wereld van herinnering wordt gescheiden van het terras door een plantvak van grillig gevormde bomen met bodembedekkers. Vanaf het voorjaar geeft dit een fris groen beeld en in de wintermaanden vormen de silhouetten een half-transparante afscheiding. Aan de zuidoostzijde is de kavel open gehouden zodat een direct visueel contact van de ringweg naar het weidegebied mogelijk is. Deze plek wordt gebruikt als strooiveld. Het veld is te bereiken via de urnenmuur of via de parkeerplaats. Om enerzijds vanaf de ringweg zicht op groen te houden en anderzijds op de plek enig gevoel van bescherming te krijgen is een ha-ha ingezet. Deze lage muur (ca. 70 cm) omsluit het strooiveld aan de noordzijde in een lichte boog die gelijk is aan de muur van het gebouw. Samen met deze muur vormt het tevens een zeer bescheiden entree gebaar aan de zijde van de parkeerplaats. Aan het eind van de kavel wordt het pad beëindigd met een kunstwerk.
Schetsontwerp landschappelijke inpassing
3.4. Beeldkwaliteit Gezien de markante locatie is in combinatie met de landschappelijke inpassing veel aandacht besteed aan een zorgvuldige architectonische vormgeving. De kernkwaliteiten van het droogmakerijlandschap worden niet aangetast. De nieuwbouw voegt zich in de aanwezige landschapsstructuur die grotendeels bepaald wordt door de watergangen. Deze blijven behouden en zijn verbreed. Wat wel verandert is de positionering en de uitstraling van de bebouwing. In de bestaande situatie is er sprake Ruimtelijke onderbouwing crematorium Meerweg Alkmaar
22
van meerdere verspreide bouwwerken met een laagwaardige uitstraling. Deze maken plaats voor één heldere bouwmassa met een hoogwaardige uitstraling. Dit komt ten goede aan de beleving van de openheid van het landschap. Doordat het gebouw compact is en verder weg staat van de randweg dan de huidige bebouwing, ontstaat er meer zicht op het open weidegebied. Beeldbepalend voor het ontwerp zijn de 3 gebogen ‘zeilen’. Deze ‘zeilen’ markeren de 3 hoofdruimten van het crematorium en zorgen door het toepassen van glasopeningen in het dak voor extra lichtval in de ruimten. Doordat het dak van de 3 hoofdruimten zich laag manifesteert naar het landschap en juist oploopt richting de stad ontstaat de hedendaagse, markante vorm die zich duidelijk manifesteert langs de randweg maar toch heel terughoudend is richting het omringende weidegebied. Er is bewust voor terughoudend materiaalgebruik gekozen. In hoofdzaak wordt alleen steen, metaal en glas toegepast. Ook het kleurgebruik is terughoudend. De roodbruine natuurlijke kleur van de meanderende muur contrasteert met de lichte kleur van de metalen kozijnen en de bekleding van de gevel. Hierdoor ontstaat een geleding met een aardse onderbouw en een luchtige bovenbouw. Een heldere, eenvoudige, detaillering van de bouwkundige elementen geeft een rustig uiterlijk wat past bij de rust van het omliggende landschap. De installaties worden weggewerkt binnen de schil van het gebouw waardoor er geen verstorende elementen zichtbaar zullen zijn. Voor een gedetailleerd overzicht van het bouwplan en bijbehorend kleur- en materiaalgebruik wordt verwezen naar de bij deze ruimtelijke onderbouwing behorende aanvraag voor omgevingsvergunning. Het plan is voorgelegd aan de Monumenten- en Welstandscommissie. Deze heeft aangegeven op hoofdlijnen akkoord te zijn met het schetsvoorstel en ziet een nadere uitwerking in de definitieve aanvraag tegemoet.
Ruimtelijke onderbouwing crematorium Meerweg Alkmaar
23
4.
OMGEVINGSASPECTEN
4.1. Bodem Voor het plangebied is in juli 2013 een vooronderzoek uitgevoerd conform de NEN 5725 door BOOT. Hieronder worden de resultaten van dit onderzoek beknopt besproken. Voor een gedetailleerde beschrijving van de onderzoeksresultaten wordt verwezen naar het betreffende rapport. Uit het vooronderzoek blijkt dat er drie verdachte locaties aanwezig zijn: De locaties werkplaats en opslag bielzen en gecreosoteerd hout dienen te worden onderzocht volgens de strategie van een verdachte locatie met een heterogeen verspreidingsbeeld (VEP) van toepassing conform de NEN 5725. Voor de werkplaats zijn minerale olie en vluchtige aromaten verdachte stoffen, voor de opslag hout zijn PAK en minerale olie verdachte stoffen in de bodem. De locatie met septictank dient te worden onderzocht volgens de strategie van een verdachte locatie met een plaatselijke bodembelasting (VEP) conform de NEN 5725. Omdat een specifieke verdachte parameter ontbreekt wordt de bodem en grondwater onderzocht op diverse stoffen (standaardpakket bodem). Van het overige terrein zijn geen activiteiten of calamiteiten hebben plaatsgevonden welke een negatieve invloed op de milieuhygiënische bodemkwaliteit ter plaatse hebben uitgeoefend. Voor de locatie is de hypothese ‘onverdacht’ conform de NEN 5725 van toepassing. Het onverdachte terrein dient te worden onderzocht volgens de strategie voor een onverdachte locatie (ONV) conform de NEN 5740. Het totale te onderzoeken oppervlak beslaat 17350 m². In onderstaande tabel is een overzicht gegeven van de deellocaties en de bijbehorende onderzoeksstrategieën, conform NEN 5740.
Naar aanleiding van het vooronderzoek is in december 2013 door BOOT een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. De voornaamste conclusies en aanbevelingen staan weergegeven in onderstaande tabel.
Ruimtelijke onderbouwing crematorium Meerweg Alkmaar
24
Voor de genoemde aanbevelingen is inmiddels aanvullende onderzoek in uitvoering. Vooralsnog zijn er geen aanwijzingen dat de bodem niet geschikt is voor de beoogde functie. De definitieve resultaten zullen beschikbaar zijn bij de aanvraag omgevingsvergunning.
4.2. Wet geluidhinder De Wet geluidhinder (Wgh) richt zich op de bestrijding van geluidhinder door met name industrie, weg-en railverkeer. Geluidsgevoelige bestemmingen, zoals woningen en scholen, mogen niet gerealiseerd worden zonder dat eerst een toets aan de geluidnormen plaatsvindt. Het project voorziet niet in de toevoeging van geluidgevoelige functies, een crematorium is een niet geluid gevoelig object. Bij een wijziging van het wegprofiel van de Meerweg (een 60 km/uur weg) kan sprake zijn van een reconstructie als bedoeld in de Wet Geluidhinder als door wijzigingen op of aan een wegvak de geluidbelasting met 2 dB toeneemt. Zoals af te leiden valt uit paragraaf 4.1 is echter sprake van een afname van de te verwachten verkeersintensiteit en is zodoende een toename van de geluidbelasting niet aan de orde. De verbreding van de Meerweg vindt vooral vanuit veiligheidsoverwegingen plaats. Gezien het voorgaande wordt wat betreft wegverkeerslawaai voldaan aan de Wgh.
4.3. Luchtkwaliteit Toetsingskader voor luchtkwaliteit is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) dat per 1 augustus 2009 in werking is getreden. De belangrijkste wegen van Alkmaar zijn in het NSL opgenomen. Jaarlijks wordt gecontroleerd op de grenswaarden die gelden voor diverse stoffen. De Martin Luther Kingweg en Bergerweg (richting centrum) behoren tot de wegen die gecontroleerd worden. Bij de controle van 2011 zijn geen overschrijdingen van de normen voor deze wegen geconstateerd.
Ruimtelijke onderbouwing crematorium Meerweg Alkmaar
25
Daarnaast is het van belang na te gaan of het project ‘in betekende mate’ de luchtkwaliteit beïnvloed. Het gaat daar bij zowel om een beoordeling van de verkeersaantrekkende werking als de bedrijfsvoering zelf (type oven). Door Pro Monitoring BV heeft, specifiek voor de locatie en het beoogde plan, een onderzoek naar deze aspecten uitgevoerd. Hieruit blijkt kort samengevat het volgende. In het kader van een aanvraag vergunning in het kader van een ruimtelijke onderbouwing, is inzicht gewenst in de beïnvloeding van de luchtkwaliteit op nabijgelegen woongebieden als gevolg van de activiteiten op de locatie van het toekomstige crematorium door de reguliere bedrijfsactiviteiten en door verkeersbewegingen naar en op de locatie van Crematorium Alkmaar aan de Meerweg te Alkmaar. Uit de regeling beoordeling luchtkwaliteit (RBL) volgt dat de luchtkwaliteit alleen wordt beoordeeld op plaatsen waar significante blootstelling van mensen plaatsvindt (gevoelige bestemmingen). Een plaats met significante blootstelling kan bijvoorbeeld een woning, school of sportterrein zijn. De emissies van het crematorium geschieden via 1 emissiepunt. Met betrekking tot NO2 en fijn stof (PM10) vindt emissie tevens plaats door personenauto’s met als bestemming het crematorium. De resultaten van de luchtkwaliteitsberekeningen zijn getoetst aan de niet in betekenende mate bijdragen (NIBM), volgens het Besluit NIBM. Wanneer een inrichting bijdraagt aan een verslechtering van de luchtkwaliteit van ten hoogste 3% van de grenswaarde voor stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10), hoeft niet meer aan de grenswaarden getoetst te worden. Dit komt overeen met een bijdrage van maximaal 1,2 μg/m3 voor zowel NO2 als PM10. Voor Hg is in Nederland geen grenswaarde beschikbaar voor de buitenlucht. Wel is er een toetswaarde voor chronische blootstelling in de binnenlucht nl : 0,05 ug/m3. Uit de luchtkwaliteitsberekeningen volgt dat de immissieconcentraties voor fijn stof (PM10) en NO2 minder dan 1,2 μg/m3 toenemen bij de meest dichtbijgelegen gevoelige bestemming op 200 meter ten noorden van het Crematoriums. De berekende bijdrage aan de immissieconcentraties voor fijn stof door Crematorium Alkmaar voldoet hiermee aan de NIBM-eis. De bijdrage van het crematorium aan de kwikimmissie bij de meest dichtbijgelegen gevoelige bestemming is 6*10-6 μg/m3. Dit is ruim onder de toetswaarde voor chronische blootstelling in de binnenlucht nl : 0,05 ug/m3. De bijdrage van het crematorium aan de geurimmissie bij de meest dichtbijgelegen gevoelige bestemming is 0,08 ou/m3 als 98 percentiel. De bijdrage van de geuremissie van de bron op het bedrijfsterrein aan het dichtstbijzijnde woongebied als 99,99 percentiel is 0,35 ou/m3. Voor discontinue bronnen wordt voor de kortdurende geurbelasting de geurimmissie ook als 99,99 percentiel beoordeeld. Een toetswaarde voor het crematorium is niet beschikbaar, maar een bijdrage aan de geurimmissie van 0,08 ou/m3 als 98 percentiel dan wel 0,35 ou/m3 als 99,99 percentiel is laag en zal naar kan worden aangenomen niet tot geurhinder leiden. Gesteld kan worden dat er geen sprake is van een overschrijding van luchtkwaliteitseisen en een lage bijdrage aan de omgeving van Hg en geur. Ruimtelijke onderbouwing crematorium Meerweg Alkmaar
26
4.4. Milieuzonering Bij elke ruimtelijke ontwikkeling moet worden aangetoond dat milieugevoelige functies (woningen, verzorgingshuizen, campings) niet komen te liggen binnen belemmeringencirkels van nabijgelegen bedrijven. Voor wat betreft de onderbouwing daarvan dient in eerste instantie te worden uitgegaan van de VNG-publicatie ‘Bedrijven en milieuzonering 2009’. Deze publicatie geeft minimale afstanden vanaf de grenzen van een bedrijf die aangehouden moeten worden. Op grond van de VNG-publicatie worden aan milieubelastende activiteiten (o.a. bedrijven) planologische toetsingsafstanden gekoppeld ten opzichte van milieugevoelige gebieden (o.a. woningen). Deze toetsingsafstand wordt gerelateerd aan het omgevingstype waarop de milieubelastende activiteit betrekking heeft. Er worden hierbij twee omgevingstypen onderscheiden: Omgevingstype “rustige woonwijk” en “rustig buitengebied”. Een rustige woonwijk is een (deel van een) woonwijk die is ingericht volgens het principe van functiescheiding. Er zijn, afgezien van wijkgebonden voorzieningen, vrijwel geen andere functies (zoals bedrijven en kantoren). Een rustig buitengebied is qua aanvaardbare milieubelasting vergelijkbaar met een rustige woonwijk. Omgevingstype “gemengd gebied”. Gemengde gebieden zijn gebieden met een matige tot sterke functiemenging. Direct naast woningen komen andere functies voor. Ook lintbebouwing in het buitengebied met overwegend agrarische en andere bedrijvigheid kan als gemengd gebied worden beschouwd. Eveneens tot dit omgevingstype behoren gebieden gelegen direct langs hoofdinfrastructuur. De richtafstand wordt bepaald aan de hand van vier mogelijke hinderfactoren: geur, stof, geluid en gevaar. Hierbij is grootste afstand van de hinderfactoren maatgevend voor de richtafstand. In het kader van onderhavige ontwikkeling is sprake van een aangrenzend omgevingstype ‘rustig buitengebied’. Conform de VNG brochure Bedrijven en milieuzonering is een crematorium een 3.2 bedrijf waarvoor geur een hinderafstand van 100 meter geldt. Vervolgens geluid 30 meter en 10 meter voor stof en gevaar. Uit het ontwerp valt op te maken dat een bouwvlak te leggen valt over het te bebouwen deel (grootte circa 2.000 m²). De dichtstbijzijnde woning ligt op ca. 150 meter afstand, Egmondermeer 10 en ca. 190 meter, Anthonie van Dijklaan 23. Hiermee wordt ruimschoots voldaan aan de vereiste 100 meter. Het crematorium valt onder het activiteitenbesluit als meldingsplichtig (Cat. B). Hiervoor en de in dat kader eventueel aan te brengen voorzieningen zal afstemming plaatsvinden met de Regionale Uitvoeringsdienst Noord-Holland Noord (RUD NHN). Voor het aspect milieuzonering wordt derhalve voldaan aan de vereiste afstanden.
4.5. Externe veiligheid Externe veiligheid gaat over de beheersing van activiteiten met gevaarlijke stoffen. Die activiteiten kunnen bestaan uit het opslaan, verwerken of transporteren van gevaarlijke stoffen. Deze activiteiten kunnen een risico veroorzaken voor de leefomgeving. Daarnaast worden de risico's van het opstijgen en landen op vliegvelden ook onder het thema externe veiligheid gevangen. De risico's worden uitgedrukt in twee risicomaten; het plaatsgebonden (hierna: PR) en het groepsrisico (hierna: GR). Voor de beoordeling van een ruimtelijk plan moet voor externe veiligheid worden vastgesteld of dit plan is gelegen binnen het invloedsgebied van een inrichting die valt onder het Besluit externe Ruimtelijke onderbouwing crematorium Meerweg Alkmaar
27
veiligheid inrichtingen (Bevi). Daarnaast wordt gekeken of het plan ligt binnen het invloedsgebied van de transportroute (weg, spoor, water of buisleiding) waarover gevaarlijke stoffen (o.a. LPG) worden vervoerd. Ten noorden van het plangebied is op ruime afstand (> 500 m) een LPG tankstation (Martin Luther Kingweg 10) en de ammoniakopslag bij de IJsbaan als potentiële risicobron aanwezig. De bijbehorende invloedsgebieden liggen niet over onderhavig plangebied. De ten westen en zuiden gelegen aardgastransportleidingen zijn gezien de ligging op dusdanig grote afstand (> 700 m) niet relevant. Uit het bestemmingsplan Westrand Zuid blijkt dat in maart 2009 heeft DHV in opdracht van de Provincie Noord-Holland een ‘Verkennend onderzoek vervoer gevaarlijke stoffen over Provinciale wegen’ uitgevoerd. De inventarisatie is als bijlage bij voornoemd bestemmingsplan opgenomen. Met behulp van vuistregels is bepaald welke wegen een knelpunt/aandachtspunt met betrekking tot het plaatsgebonden risico of groepsrisico zijn. De transportaantallen voor de relevante stofcategorieën binnen de provincie Noord – Holland zijn zodanig laag, dat er geen sprake is van een plaatsgebonden risico 10-6 per jaar buiten de rand van de weg. Voor de gemeente Alkmaar zijn aandachtspunten (geen knelpunten) geïdentificeerd in relatie tot het groepsrisico ter hoogte van de N508 kp. N245 – N242 (Nollenweg, niet in de buurt van het plangebied) en ter hoogte van N512 kp. 511 – N9 (Hoeverweg – Terborchlaan). Een ‘aandachtspunt’ houdt een situatie in waarbij wordt verwacht dat de oriëntatiewaarde op basis van de aanwezige populatiedichtheid in combinatie met de transportaantallen vervoer gevaarlijke stoffen conform de vuistregels nog niet wordt overschreden, maar mogelijk in de toekomst wel. Er wordt nader onderzoek verricht naar de op basis van het bestemmingsplan Westrand Zuid te verwachten toename in de aanwezige populatiedichtheid in combinatie met de transportaantallen, om te bepalen of de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico in de toekomst zal worden overschreden. Voor de onderhavige ontwikkeling geldt dat de wijziging van tuincentrum naar crematorium niet leidt tot een toename van populatiedichtheid en daarmee het groepsrisico. Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.
4.6. Watertoets Het aspect water is van groot belang binnen de ruimtelijke ordening. Door verstandig om te gaan met het water kan verdroging en wateroverlast (waaronder ook risico van overstromingen e.d.) voorkomen worden en de kwaliteit van het water hoog gehouden worden. Op Rijksniveau en Europees niveau zijn de laatste jaren veel plannen en wetten gemaakt met betrekking tot water. De belangrijkste hiervan zijn het Waterbeleid voor de 21e eeuw, de Waterwet en het Nationaal Waterplan.
Waterbeleid voor de 21e eeuw De Commissie Waterbeheer 21ste eeuw heeft in augustus 2000 advies uitgebracht over het toekomstige waterbeleid in Nederland. De adviezen van de commissie staan in het rapport 'Anders omgaan met water, Waterbeleid voor de 21ste eeuw' (WB21). De kern van het rapport WB21 is dat Ruimtelijke onderbouwing crematorium Meerweg Alkmaar
28
water de ruimte moet krijgen, voordat het die ruimte zelf neemt. In het Waterbeleid voor de 21e eeuw worden twee principes (drietrapsstrategieën) voor duurzaam waterbeheer geïntroduceerd: vasthouden, bergen en afvoeren: dit houdt in dat overtollig water zoveel mogelijk bovenstrooms wordt vastgehouden in de bodem en in het oppervlaktewater. Vervolgens wordt zo nodig het water tijdelijk geborgen in bergingsgebieden en pas als vasthouden en bergen te weinig opleveren wordt het water afgevoerd. schoonhouden, scheiden en zuiveren: hier gaat het erom dat het water zoveel mogelijk schoon wordt gehouden. Vervolgens worden schoon en vuil water zoveel mogelijk gescheiden en als laatste komt het zuiveren van verontreinigd water aan het bod.
Waterwet De Waterwet regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater, en verbetert ook de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening. Daarnaast levert de Waterwet een flinke bijdrage aan kabinetsdoelstellingen zoals vermindering van regels, vergunningstelsels en administratieve lasten. Een belangrijk gevolg van de Waterwet is dat de aloude vergunningstelsels uit de voorheen afzonderlijke waterbeheerwetten zijn gebundeld. Dit resulteert in één vergunning, de watervergunning.
Nationaal Waterplan Op basis van de Waterwet is het Nationaal Waterplan vastgesteld door het kabinet. Het Nationaal Waterplan geeft op hoofdlijnen aan welk beleid het Rijk in de periode 2009 - 2015 voert om te komen tot een duurzaam waterbeheer. Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen, beschikbaarheid van voldoende en schoon water en de diverse vormen van gebruik van water. Het geeft maatregelen die in de periode 2009-2015 genomen moeten worden om Nederland ook voor toekomstige generaties veilig en leefbaar te houden en de kansen die water biedt te benutten.
Watertoets De 'watertoets' is een instrument dat waterhuishoudkundige belangen expliciet en op evenwichtige wijze laat meewegen bij het opstellen van ruimtelijke plannen en besluiten. Het is geen technische toets maar een proces dat de initiatiefnemer van een ruimtelijk plan en de waterbeheerder met elkaar in gesprek brengt in een zo vroeg mogelijk stadium. In de waterparagraaf worden de watertoets en de uitkomsten van een eventueel overleg opgenomen. Voor het plangebied is, in overleg met het waterschap, een waterparagraaf opgesteld door BOOT. Hieronder volgt een verkorte weergave hiervan, de gehele notitie is bijgevoegd. Hemelwater en riolering Conform de huidige situatie zal afstromend hemelwater afkomstig van daken en verhardingen direct afstromen naar de bestaande primaire watergang langs de noord en westzijde van het plangebied. Bergingsopgave Voortvloeiend uit de planontwikkeling neemt het verharde oppervlak niet toe. Vanwege de afname van het verharde oppervlak is compensatie van waterberging niet noodzakelijk. Door verbreding van de aangrenzende sloot neemt het wateroppervlak echter wel toe. In de huidige situatie is vuilwater afkomstig van de huidige panden binnen het plangebied middels een pompgemaal, aangesloten op de gemeentelijke drukriolering. In de toekomstige situatie zal Ruimtelijke onderbouwing crematorium Meerweg Alkmaar
29
vuilwater vanuit het plan, evenals in de huidige situatie, op de gemeentelijke drukriolering worden aangesloten. Naar verwachting is de capaciteit van het bestaande pompgemaal niet toereikend om vuilwater afkomstig van de nieuwbouw af te kunnen voeren. In een later stadium zal de benodigde pompcapaciteit worden bepaald en indien nodig een nieuw pompgemaal gerealiseerd worden. Grondwater In en om het plangebied is geen grondwateroverlast bekend. Ingrepen voortkomend uit dit plan zullen geen bodemlagen aantasten als gevolg waarvan het grondwatersysteem verandert. Oppervlaktewater Het plan ligt niet binnen de kern- of beschermingzone van een waterkering. Het is daarom niet te verwachten dat het plan van invloed zal zijn op de veiligheid van een waterkering. De nieuwbouw is aan de zuidwestzijde deels in de, uit te breiden, watergang gesitueerd. Om wateroverlast in de toekomst te vermijden zal voldoende ruimte tussen het bestaande waterpeil (1,50 m/ 1,60 m –NAP) en de toekomstige raampartijen/vlonders etc. aanwezig zijn. Hierbij dient rekening te worden gehouden met een minimale peilstijging van 0,50 m in de watergang (waterpeil 1,0 m NAP). Met inbegrip van enige marge zullen de raampartijen en andere watergevoelige onderdelen op minimaal 0,70 m boven het bestaande waterpeil worden gesitueerd. De gemeente streeft ernaar om het gebruik van uitlogende bouwmaterialen te voorkomen. Het plan veroorzaakt geen nadelige gevolgen voor of door het oppervlaktewatersysteem in de omgeving. 4.7. Ecologie Bij ruimtelijke ingrepen dient rekening te worden gehouden met de natuurwaarden ter plaatse. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen gebiedsbescherming en soortenbescherming. Gebiedsbescherming kan volgen uit de aanwijzing van een gebied. Wat betreft soortenbescherming is de Flora- en faunawet van toepassing. Hier wordt onder andere de bescherming van plant- en diersoorten geregeld. Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient te worden getoetst of er sprake is van negatieve effecten op de aanwezige natuurwaarden. Indien hiervan sprake is, moet ontheffing of vrijstelling worden aangevraagd.
Gebiedsbescherming De Natuurbeschermingswet richt zich op de bescherming van gebieden. In de Natuurbeschermingswet zijn de volgende gronden aangewezen en beschermd: Natura 2000-gebieden (Habitat- en Vogelrichtlijngebieden); beschermde Natuurmonumenten; wetlands. Naast deze drie soorten gebieden is de (Provinciale) Ecologische Hoofdstructuur ((P)EHS) in het kader van de gebiedsbescherming van belang. De (P)EHS is een samenhangend netwerk van belangrijke natuurgebieden in Nederland. Zij bestaat uit bestaande natuurgebieden, nieuwe natuurgebieden en ecologische verbindingszones. De EHS draagt bij aan het bereiken van de hoofddoelstelling van het Nederlandse natuurbeleid, namelijk: 'Natuur en landschap behouden, versterken en ontwikkelen, als bijdrage aan een leefbaar Nederland en een duurzame samenleving'. Hiertoe zijn de volgende uitgangspunten van belang: vergroten: het areaal natuur uitbreiden en zorgen voor grotere aaneengesloten gebieden; Ruimtelijke onderbouwing crematorium Meerweg Alkmaar
30
verbinden: natuurgebieden zoveel mogelijk met elkaar verbinden; verbeteren: de omgeving zo beïnvloeden dat in natuurgebieden een zo hoog mogelijke natuurkwaliteit haalbaar is.
Soortenbescherming De Flora- en faunawet regelt de bescherming van de in het wild voorkomende inheemse planten en dieren: de soortenbescherming. De wet richt zich vooral op het in stand houden van populaties van soorten die bescherming behoeven. In de wet zijn algemene en specifieke verboden vastgelegd ten aanzien van beschermde dier- en plantensoorten. Naast een aantal in de wet (en daarop gebaseerde besluiten) vermelde specifieke mogelijkheden om ontheffing te verlenen van in de wet genoemde verboden, geeft de wet een algemene ontheffingsbevoegdheid aan de minister van LNV (artikel 75, lid 3). Bekeken moet worden in hoeverre ruimtelijke plannen negatieve gevolgen hebben op beschermde dier- en plantensoorten en of er compenserende of mitigerende maatregelen genomen moeten worden. Daarnaast geldt voor iedereen in Nederland altijd, dus ook los van het voorliggende beoogde ruimtelijke project, dat de zorgplicht nageleefd moet worden bij het verrichten van werkzaamheden. Voor menig soort geldt dat indien deze zorgplicht nagekomen wordt een bepaald beoogd project uitvoerbaar is.
Plangebied Het plangebied maakt geen onderdeel uit van gebieden waarop de Natuurbeschermingswet van toepassing is, evenmin zijn deze op korte afstand gelegen. Wel behoort het tot een weidevogel leefgebied waarvoor onder meer in het bestemmingsplan Westrand Zuid een beschermende regeling is opgenomen. Dit gegeven is zowel in de ruimtelijke vormgeving (zie hoofdstuk 5) van het project als in het uitgevoerde onderzoek (zie hierna) betrokken. Voor het plangebied is een quick-scan uitgevoerd door Bureau Bleijerveld. Hieronder worden de resultaten van dit onderzoek beknopt besproken. Gebiedsbescherming Het plangebied ligt binnen weidevogelleefgebied. Van het plan zijn geen negatieve effecten op de kwaliteit van het leefgebied te verwachten met uitzondering van de gebouwhoogte. Het extra negatieve effect van het hogere gebouw ten opzichte van de huidige situatie wordt als te verwaarlozen beschouwd. Hoge opgaande begroeiing is ongunstig voor het aangrenzende weidevogelgebied en voor de natuurvriendelijke oever langs de zuidzijde van het terrein. Er wordt aanbevolen om hiermee in het groenplan rekening te houden door echte boomvormers alleen langs de noordrand toe te passen en opgaande begroeiing (incl. lage boomvormers) langs de zuidrand zo te plaatsen dat de oever altijd in de zon ligt. Flora Er zijn twee licht beschermde (tabel 1) en één strikt beschermde plantensoort (tabel 2) gevonden, namelijk respectievelijk Grote kaardenbol, Zwanenbloem en Kluwenklokje. De laatste soort bevindt zich tevens op de Rode Lijst met de status ernstig bedreigd. De soort staat hier niet op haar natuurlijke standplaats en is zeker verwilderd uit kweek. Op grond hiervan zijn geen aanvullende maatregelen voorgesteld. Voor de licht beschermde soorten geldt een algemene vrijstelling in geval van ruimtelijke ontwikkelingen.
Ruimtelijke onderbouwing crematorium Meerweg Alkmaar
31
Fauna De ingreep heeft kan een negatief effect hebben op tabel 1-soorten uit de groepen zoogdieren en amfibieën. Voor dergelijke soorten geldt een algemene vrijstelling in geval van ruimtelijke ontwikkelingen. De woning is geschikt als verblijfplaats voor vleermuizen (tabel 3/bijlage IV HR), met name Gewone en Ruige dwergvleermuis. Op het terrein zijn broedsels van algemene vogels zonder vaste nestplaats te verwachten. In de oeverzone zijn de strikter beschermde Kleine modderkruiper en Bittervoorn te verwachten (tabel 2 en 3). Er zijn geen aanwijzingen gevonden voor vaste nestplaatsen. Het plan is niet van invloed op strikter beschermde zoogdieren, reptielen, strikter beschermde amfibieën en ongewervelden. Uit het onderzoek komen naar voren dat het plan – wat de strikter beschermde soorten betreft – een negatief effect kan hebben op de broedvogels zonder vaste nestplaats, vaste verblijfplaatsen van vleermuizen en vissen. Het is verboden broedsels van vogels, vaste verblijfplaatsen van vleermuizen en de voortplanting van vissen te verstoren of te vernielen. Verder is het verboden om exemplaren van de strikter beschermde soorten te doden. Wat betreft broedsels van vogels zonder vaste nestplaats, dient het rooien van groen en het slopen van de gebouwen buiten de periode half maart – half augustus te gebeuren. Eerdere en latere nestgevallen zijn mogelijk. In de periode novemberfebruari is de kans op verstoring van broedsels gering. Wat betreft vaste verblijfplaatsen van vleermuizen is nader onderzoek gewenst. Onderzoek naar verblijfplaatsen van vleermuizen bestaat – afhankelijk van de grootte van het onderzoeksgebied – uit minimaal twee bezoeken in de periode half mei-half juli en twee bezoeken in de periode half augustus-begin oktober. Ten aanzien van vissen dient de reconstructie van de oever buiten voortplantingperiode van vissen te gebeuren, dat wil zeggen buiten de periode maart-augustus. Rekening houdend met het voorgaande blijkt uit de quick-scan dat het plan voor wat betreft het aspect ecologie uitvoerbaar is. 4.8. Archeologie en Cultuurhistorie In elk bestemmingsplan moet een beschrijving worden opgenomen van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden wordt omgegaan. Denk aan aanwezige monumenten, historische gebieden, kenmerkende (straat)beelden en landschapselementen. Bij het maken van plannen kan ook (weer) rekening gehouden worden met al deze elementen die er vroeger wel waren maar nu niet meer. Een bijzonder onderdeel van cultuurhistorie is archeologie.
Cultuurhistorie Onder de noemer Modernisering Monumentenzorg (MoMo) heeft het Rijk in 2009 een aanzet gegeven voor een goede afweging van het belang van de cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening. Gepleit wordt voor een verantwoorde verankering van de integrale cultuurhistorie in structuurvisies, bestemmingsplannen en milieueffectrapportages. Het voornaamste doel hiervan is om het cultuurhistorische karakter van Nederland op gebiedsniveau te behouden en te versterken. De aandacht voor cultuurhistorie is ook wettelijk vastgelegd in het Besluit ruimtelijke ordening. Artikel 3.1.6 onder 2 van dit Besluit geeft aan dat “een beschrijving van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden” in het bestemmingsplan opgenomen moet worden. Ruimtelijke onderbouwing crematorium Meerweg Alkmaar
32
Archeologie Archeologie gaat over de (verwachte) cultuurhistorische waarde in de bodem. Op 16 januari 1992 is in Valletta (Malta) het Europees Verdrag inzake de bescherming van het archeologisch erfgoed (Verdrag van Malta) ondertekend. Het Nederlandse parlement heeft dit verdrag in 1998 goedgekeurd. Het Verdrag van Malta voorziet in bescherming van het Europees archeologisch erfgoed onder meer door de risico's op aantasting van dit erfgoed te beperken. Deze bescherming is in Nederland wettelijk verankerd in de Monumentenwet 1988. Op basis van deze wet zijn mogelijke (toevals)vondsten bij het verrichten van werkzaamheden in de bodem altijd beschermd. Er geldt een meldingsplicht bij het vinden van (mogelijke) waardevolle zaken. Dat melden dient terstond te gebeuren. In het kader van een goede ruimtelijke ordening in relatie tot de Monumentenwet kan vooronderzoek naar mogelijke waarden nodig zijn zodat waar nodig die waarden veiliggesteld kunnen worden en / of het initiatief aangepast kan worden. Op 1 september 2007 is de Wet archeologische monumentenzorg in werking getreden. Deze wet schrijft voor dat de gemeente met het vaststellen van bestemmingsplannen rekening moet houden met de in de bodem aanwezige dan wel te verwachten (archeologische) monumenten. De gemeente heeft de Wet archeologische monumentenzorg vertaald in een eigen beleidsnota cultuurhistorie die in 2009 samen met onder meer de archeologische verwachtingskaart en verordening door de gemeenteraad is vastgesteld.
Plangebied Voor het opstellen van de Structuurvisie Westrand Alkmaar is een cultuurhistorisch onderzoek gedaan (rapport ‘Cultuurhistorisch onderzoek van het plangebied Westrand in de gemeente Alkmaar’, 2005). In de visie die voor het gebied vastgelegd is hebben die diverse cultuurhistorische en archeologische waarden zoveel mogelijk een plek gekregen en in de uitwerking dient daar rekening mee gehouden te worden. In en direct grenzend aan het plangebied zijn enkel de watergangen aangewezen als lijnelementen met cultuurhistorische waarde. Deze blijven gehandhaafd. Ten aanzien van archeologische waarden is voor het plangebied in een bureauonderzoek en een verkennend onderzoek uitgevoerd door ADC Archeoprojecten. Hieronder worden de resultaten van dit onderzoek beknopt besproken. Voor een gedetailleerde beschrijving van de onderzoeksresultaten wordt verwezen naar het betreffende rapport. Op basis van het bureauonderzoek worden archeologische waarden uit de Nieuwe tijd worden op basis van historisch kaartmateriaal niet verwacht. Wel is gebleken dat er mogelijk archeologische resten vanaf de IJzertijd in het plangebied aanwezig kunnen zijn. Dit is gebaseerd op de aanwezigheid van vindplaatsen uit deze periode in de directie omgeving, o.a. op een afstand van ca. 400 m van het plangebied. Indien aanwezig, kan de top van het archeologisch niveau eventueel al direct onder de huidige bouwvoor zijn gelegen. Teneinde deze verwachting te toetsen en aan te vullen is in het plangebied een verkennend booronderzoek uitgevoerd. In overeenstemming met het bureauonderzoek blijkt dat de ondergrond van het plangebied inderdaad bestaat uit strandafzettingen (Laagpakket van Zandvoort binnen Naaldwijk Formatie). Deze zijn opgebouwd uit kalkrijk, zwak siltig matig fijn zand met schelpresten. In Ruimtelijke onderbouwing crematorium Meerweg Alkmaar
33
de strandafzettingen is geen sprake van een ontkalkte top noch van een humeuze laag. Er zijn derhalve geen aanwijzingen voor de aanwezigheid van een potentieel archeologisch niveau. Indien aanwezig zal dit als gevolg van grondbewerking door de mens zijn opgenomen in de humeuze bovengrond. ADC ArcheoProjecten adviseert om het terrein vrij te geven voor de voorgenomen ontwikkeling. Het is echter niet volledig uit te sluiten dat binnen het onderzochte gebied toch nog archeologische resten voorkomen. Het verdient daarom aanbeveling om de uitvoerder van het grondwerk te wijzen op de plicht archeologische vondsten te melden bij de bevoegde overheid, zoals aangegeven in artikel 53 van de Monumentenwet. De gemeente neemt het selectieadvies zoals voorgesteld door het ADC over omdat dit conform het gemeentelijk beleid is.
4.9. Kabels en leidingen Binnen het plangebied zijn geen kabels en leidingen van dusdanige aard aanwezig, dat deze nadere bescherming behoeven. De realisatie van het project wordt vanuit kabels en leidingen niet gehinderd.
Ruimtelijke onderbouwing crematorium Meerweg Alkmaar
34
5.
MAATSCHAPPELIJKE EN ECONOMISCHE UITVOERBAARHEID
5.1. Maatschappelijke uitvoerbaarheid De initiatiefnemer heeft omwonenden over het plan geïnformeerd. In artikel 6.18 Besluit omgevingsrecht is bepaald dat artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) van overeenkomstige toepassing is op de voorbereiding van een omgevingsvergunning, die wordt verleend met toepassing van artikel 2.12, lid 1, onder a, 3°, Wabo. In artikel 3.1.1 Bro is opgenomen dat de gemeente bij de voorbereiding overleg moet plegen met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en rijk die betrokken zijn bij de zorg voor ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. De voorbereiding van het besluit omtrent de omgevingsvergunning, indien deze geheel of gedeeltelijk betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, lid 1, onder c, Wabo, voor zover er strijd is met het bestemmingsplan en slechts vergunning kan worden verleend met toepassing van artikel 2.12, lid 1, onder a, 3°, Wabo, zal op grond van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) gedurende zes weken voor een ieder ter inzage worden gelegd. Binnen deze termijn kunnen zienswijzen worden ingediend. Eventuele ingediende zienswijzen zullen in de besluitvorming worden betrokken.
5.2. Economische uitvoerbaarheid In artikel 6.12, lid 1 Wro is opgenomen dat het verplicht is om een exploitatieplan vast te stellen op gronden waarop een bouwplan is voorgenomen. Artikel 6.2.1. onder Bro geeft aan dat als een bouwplan, als bedoeld in artikel 6.12, lid 1 Wro, wordt aangewezen een bouwplan voor de bouw van één of meer andere hoofdgebouwen. Artikel 6.12, lid 2 bepaalt dat in afwijking van het eerste lid de gemeenteraad, naar aanleiding van de omgevingsvergunning waarbij met toepassing van artikel 2.12, lid 1, onder a, onder 3° Wabo, van het bestemmingsplan wordt afgeweken, kan besluiten geen exploitatieplan vast te stellen, indien het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in de vergunning begrepen gronden anderszins verzekerd is. Deze anderszins verzekering vindt plaats door middel van het sluiten van een exploitatieovereenkomst. De ontwikkelingskosten komen daarmee geheel voor rekening van de initiatiefnemer. Voor de realisatie van het plan hoeft door de gemeente geen investering gedaan te worden. De kosten welke door de gemeente gemaakt worden voor het voeren van de planologische procedure zijn verrekend in de leges. Eventuele extra gemeentelijke kosten worden gedekt door de exploitatieovereenkomst. Tevens is er een risicoanalyse uitgevoerd ten behoeve van de mogelijke tegemoetkoming in schade. De resultaten van de risicoanalyse zijn verwerkt in de exploitatieovereenkomst (artikel 14 Planschade), welke tussen de initiatiefnemer en de gemeente is gesloten. Op basis van bovenstaande kan geconcludeerd kan worden dat het plan economisch uitvoerbaar is.
Ruimtelijke onderbouwing crematorium Meerweg Alkmaar
35
Verbeelding
Ruimtelijke onderbouwing crematorium Meerweg Alkmaar
36
bg bv
LEGENDA Besluitgebied Besluitvlak Ondergrond
Meters 0
5 10 15 20 25
50
75
100
Omgevingsvergunning Crematorium Meerweg 11 Gemeente Alkmaar idn : NL.IMRO.0361.OV20130000-0301 schaal : 1:2000 formaat : A4
projectnr. laatst gew. tekenaar
: 89.04.01 : 12-07-2013 : AvdM
www.buro-sro.nl
Vestiging Arnhem
Ruimtelijke onderbouwing crematorium Meerweg Alkmaar
43