RUIMTELIJKE ONDERBOUWING Botenhuis zeehavenpolitie Prinses Margriethaven
RUIMTELIJKE ONDERBOUWING Botenhuis zeehavenpolitie Prinses Margriethaven
In opdracht van: Politie Rotterdam Facilitair Bedrijf Postbus 70023 3000 LD ROTTERDAM
Omniplan Atoomweg 50 3542 AB Utrecht Telefoon: 030 – 692 60 80 Internet: www.omniplan.org E-mail:
[email protected]
Utrecht, april 2015
Inhoudsopgave 1
Inleiding 1.1 Aanleiding 1.2 Ligging 1.3 Vigerend bestemmingsplan
1 1 1 2
2
Beleidskader
3
3
Beschrijving van het project 3.1 Omgeving en huidig gebruik 3.2 Projectbeschrijving
4 4 4
4
Toetsing aan omgevingsaspecten 4.1 Water 4.2 Milieuzonering 4.3 Geluid 4.4 Luchtkwaliteit 4.5 Externe veiligheid 4.6 Bodem 4.7 Archeologie 4.8 Natuur 4.9 Duurzaamheid
7 7 7 8 8 9 10 11 11 12
5
Financiële uitvoerbaarheid
13
6
Conclusie
14
Bijlage: Projectkaart
1
Inleiding
1.1
Aanleiding
Eind september 2014 is de Prinses Margriethaven op Maasvlakte 2 geopend. In deze haven vindt de ontwikkeling van een cluster van nautische dienstverleners plaats. In deze haven is een servicesteiger aangelegd die gebruikt gaat worden door diverse gebruikers, waaronder de roeiers, sleepdiensten, douane, en zeehavenpolitie. Het voornemen van de zeehavenpolitie is om aan de servicesteiger een drijvend boothuis te realiseren dat onderdak moet bieden aan zogeheten cabin rigid-hulled inflatable boats (RHIB). Daarnaast bevat het botenhuis ruimten voor bijvoorbeeld het drogen van overlevingspakken, een magazijnruimte voor het opslaan van (reserve) onderdelen, het opbergen van gereedschap en het uitvoeren van kleine onderhoudswerkzaamheden. Het boothuis zal worden afgemeerd aan de noordzijde van de door het Havenbedrijf Rotterdam gerealiseerde servicesteiger en door middel van afmeerpalen op zijn plek worden gehouden. Omdat deze voorzieningen niet mogelijk zijn op grond van het geldende bestemmingsplan ‘Maasvlakte 2’, is het doorlopen van een ruimtelijke procedure noodzakelijk. Het afwijken van de bepalingen in het bestemmingsplan is mogelijk via een omgevingsvergunning ex artikel 2.12, eerste lid sub a, onder 3 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). De aanvraag daartoe dient te zijn voorzien van een ruimtelijke onderbouwing met een toelichting op het voornemen en een toets aan de relevante wet‐ en regelgeving op milieutechnisch‐ en planologisch gebied. Het voorliggende document betreft deze ruimtelijke onderbouwing.
1.2
Ligging
Het botenhuis is voorzien in de Prinses Margriethaven aan de noordzijde van de bestaande servicesteiger. Als bijlage is een projectkaart opgenomen met daarop de locatie van het gebied waarbinnen het boothuis gerealiseerd wordt (het blauw gearceerde gebied op de projectkaart).
Locatie in de Prinses Margriethaven waar het botenhuis is voorzien (Bron: Google Maps).
1
1.3
Vigerend bestemmingsplan
De servicehaven en daarmee de locatie van het botenhuis is gelegen binnen het plangebied van het bestemmingsplan Maasvlakte 2. Dit bestemmingsplan is op 22 mei 2008 door de gemeenteraad van Rotterdam vastgesteld en op 16 december 2008 door Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland goedgekeurd. Het plan is onherroepelijk geworden met de uitspraak van de Raad van State op 4 november 2009. In het bestemmingsplan Maasvlakte 2 is aan de havenbekkens de bestemming “Water” toegekend. Deze gronden zijn onder andere bestemd voor: water en waterhuishoudkundige voorzieningen, scheepvaart en afmeervoorzieningen. Bebouwing is alleen toegestaan in de vorm van bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Het botenhuis past daarmee wat functie betreft binnen de bestemming. Omdat het botenhuis een gebouw is past het alleen op dit punt niet binnen de bouwvoorschriften van de bestemmingsplan. Het Besluit omgevingsrecht kent in artikel 4 van Bijlage II een lijst van gevallen waarbij voor onder andere planologische gebruiksactiviteiten geen omgevingsvergunning is vereist. De realisatie van het botenhuis met de gevraagde afmetingen valt niet binnen de genoemde gevallen. Daarmee is het niet mogelijk een omgevingsvergunning te verlenen met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, sub a, onder 2 van de Wabo. Dit betekent dat medewerking alleen kan worden verleend met toepassing van artikel 2.12, eerste lid sub a, onder 3 van de Wabo. Hiervoor geldt de uitgebreide procedure, zoals beschreven in paragraaf 3.3 van de Wabo. De bepalingen binnen de vigerende bestemming blijven onverminderd van kracht, ook na het verlenen van de aan te vragen omgevingsvergunning(en). De vergunning maakt slechts de oprichting van een gebouw mogelijk ter plaatse van het projectgebied zoals weergegeven op de projectkaart in de bijlage. De omgevingsvergunning is daarmee in verhouding tot de vigerende bestemming zeer beperkt van aard en omvang.
2
2
Beleidskader
In dit hoofdstuk zijn de belangrijkste beleidsstukken aangehaald die betrekking hebben op het voornemen om een boothuis voor de zeehavenpolitie te realiseren. Vooropgesteld wordt dat het Rijks- en provinciaal beleid, gelet op het abstractieniveau van deze stukken, geen concrete relevantie heeft op dit voornemen. De vigerende bestemming is beleidsmatig in lijn met eerdere afspraken. Onderstaand wordt dan ook alleen aandacht besteed aan in dit kader relevant gemeentelijk beleid. Stadsvisie Rotterdam 2030 De Stadsvisie Rotterdam 2030 is op 29 november 2007 door de Rotterdamse gemeenteraad vastgesteld en vormt daarmee het ruimtelijk kader voor alle investeringen, projecten en plannen die in de stad worden gerealiseerd. De Stadsvisie heeft als missie een sterke economie en een aantrekkelijke woonstad te realiseren. Bij de gebiedsuitwerkingen wordt onder de titel Internationale stad aan het water de realisatie van Maasvlakte 2 benoemd als een van de belangrijkste gebiedsontwikkelingen van de stad. De realisatie van een cluster nautische dienstverleners in de Prinses Margriethaven past binnen deze gebiedsuitwerking. Havenvisie 2030 De Havenvisie verwoordt de ambitie en visie op de toekomst van het Rotterdamse haven- en industriecomplex. De visie richt zich op het versterken van de arbeidsmarkt, de bereikbaarheid en de kwaliteit van de leefomgeving. In de visie geven de gemeente Rotterdam en het Havenbedrijf Rotterdam het kader voor toekomstig gewenste ruimtelijke en economische ontwikkelingen op hoofdlijnen. Doelstellingen daarbij zijn versterking van de internationale concurrentiepositie van het haven- en industriecomplex, bijdragen aan de versterking van de economische structuur van stad en regio en bijdragen aan een beter woon- en leefmilieu in de regio. Belangrijke onderdelen zijn onder andere de bereikbaarheid van de haven via water, spoor, weg en pijpleidingen. Een veilige haven, onder andere in de vorm van nautische veiligheid en externe veiligheid, is een belangrijk aandachtspunt in de visie. De voorgenomen realisatie van een botenhuis voor de zeehavenpolitie past hierbinnen.
3
3
Beschrijving van het project
In dit hoofdstuk wordt een beschrijving gegeven van de bestaande situatie, het huidig gebruik van de omgeving en de beoogde nieuwe situatie.
3.1
Omgeving en huidig gebruik
Met de aanleg van de eerste Maasvlakte is in de jaren zestig van de 20e eeuw gestart. In 1973 meerden de eerste schepen af, waarna in de jaren tachtig nog enkele delen zijn toegevoegd, waaronder het ten zuiden van de Prinses Margriethaven gelegen distripark Maasvlakte. Bij de aanleg van de eerste Maasvlakte is Slag Dobbelsteen ontstaan, gelegen tussen de koelwateruitlaat van de E.on centrale en distripark Maasvlakte. Bij de aanleg van Maasvlakte 2 is de zeewering van Slag Dobbelsteen afgevlakt en in westelijke richting vergroot. In 2014 is in de naastgelegen Prinses Margriethaven de servicesteiger gerealiseerd als onderdeel van de ontwikkeling van een cluster van nautische dienstverleners. Aan deze steiger krijgen diverse gebruikers een plek, waaronder de roeiers, sleepdiensten, douane, en zeehavenpolitie.
3.2
Projectbeschrijving
Om een bijdrage te kunnen leveren aan de veiligheidsdoelstellingen van de Maasvlakte is behoefte aan een botenhuis met ponton waar boten (RHIB) en materialen opgeslagen kunnen worden. Hiervoor is in de eindsituatie een modulair gebouw voorzien met lengte van 30, een breedte van 20 meter en een hoogte van maximaal 9 meter. De eerste fase van de ontwikkeling bestaat uit een botenhuis van 15 bij 20 meter. Deze aanvraag omvat het totale gebied voor beide fasen.
Impressies van de mogelijke uitvoering van het botenhuis (eerste fase) Het botenhuis biedt onderdak aan enkele boten en bevat daarnaast enkele ruimten voor bijvoorbeeld het drogen van overlevingspakken, het opslaan van een kleine hoeveelheid olieproducten en een gereedschap-/ magazijnruimte voor het opslaan van (reserve) onderdelen, het opbergen van gereedschap en het uitvoeren van kleine werkzaamheden. Het botenhuis wordt afgemeerd aan de noordzijde van de steiger. De opslag van olieproducten wordt voorzien van een
4
vloeistofdichte vloer. Voor de gebruikers van de servicesteiger zijn gemeenschappelijke voorzieningen aanwezig, waaronder parkeerplaatsen (op de wal) en faciliteiten als een elektriciteitsaansluiting.
Zicht op de servicesteiger vanaf de wal. Het drijvende botenhuis zal geplaatst worden tussen de voorste twee aanmeerpalen. Deze locatie is indicatief weergegeven met een rode lijn. Locatiekeuze De locatie van het botenhuis in de servicehaven past binnen de ontwikkeling van de Prinses Margriethaven voor nautische dienstverleners. Het botenhuis is daarmee centraal gelegen binnen Maasvlakte 2. De ligging aan de servicesteiger is dusdanig dat er geen hinder ontstaat voor de andere gebruikers van de servicesteiger en gebruikers van de overige terreinen op Maasvlakte 2.
De servicesteiger met indeling van de toekomstige gebruikers. Het botenhuis van de zeehavenpolitie wordt gerealiseerd binnen het blauw gearceerde gebied in de rode cirkel.
5
Parkeren Voor de gebruikers van de servicesteiger zijn door het Havenbedrijf Rotterdam parkeervoorzieningen aangelegd op de wal. Daarmee is voldoende parkeergelegenheid aanwezig en wordt geen beslag gelegd op omliggende parkeervoorzieningen. De bestaande ontsluiting van het projectgebied via de Europaweg en Slag Dobbelsteen wordt gehandhaafd.
6
4
Toetsing aan omgevingsaspecten
In dit hoofdstuk worden de omgevingsaspecten behandeld die binnen de ruimtelijke ordening, en daarmee dus ook voor deze ruimtelijke onderbouwing, van belang zijn. Veel aandacht gaat daarbij uit naar de milieuaspecten. Het milieubeleid stelt randvoorwaarden aan ruimtelijke ontwikkelingen en is primair bedoeld om een zo optimaal mogelijke leefomgeving te realiseren.
4.1
Water
De watertoets is het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het uitvoeren van een watertoets betrekt de waterbeheerders actief bij ruimtelijke besluitvormingsprocessen en geeft water een duidelijke plek binnen de ruimtelijke ordening. Binnen het onderhavige projectgebied zijn drie waterbeheerders te onderscheiden. Zo is de gemeente zelf beheerder van het toekomstig water- en rioleringssysteem op Maasvlakte 2 en vanwege een eventuele rol ten aanzien van de inzameling en het transport van hemelwater. Het afvalwater wordt via dit rioleringssysteem afgevoerd naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie Oostvoorne, dat onder het beheer van het waterschap Hollandse Delta valt. De laatste beheerder is Rijkswaterstaat. Zij is verantwoordelijk voor het oppervlaktewater in de havenbekkens en de zachte zeewering. Uitgangspunt bij ruimtelijke ontwikkelingen is dat deze voldoen aan het waterbeleid. Dit is vastgelegd in diverse beleidsdocumenten van Europees (Europese Kaderrichtlijn Water (2000/60/EG) tot gemeentelijk niveau (Waterplan 2 Rotterdam). Het belangrijkste uitgangspunt dat uit deze beleidsstukken is dat de waterhuishouding zo is geregeld, dat de voorgenomen ontwikkeling geen negatieve effecten heeft op de waterhuishouding. Met andere woorden: de geplande ontwikkeling dient "hydrologisch neutraal" te zijn. Het botenhuis bevindt zich buitendijks. De locatie ligt in de Prinses Margriethaven waar de waterstand gelijk is aan niveau van het water in de havenbekkens. Door de realisatie van het botenhuis neemt de oppervlakte aan verharding toe, maar aangezien sprake is van een drijvende voorziening heeft dit geen gevolgen voor de opvangcapaciteit van (hemel)water. Het hemelwater dat op het botenhuis valt vloeit af naar het havenbekken. In het botenhuis komt geen wateraansluiting of sanitaire voorziening. Daarmee zal de realisatie van het botenhuis geen merkbare invloed hebben op het watersysteem en de waterkwaliteit op en rondom Maasvlakte 2.
4.2
Milieuzonering
De Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) heeft in haar uitgave “Bedrijven en Milieuzonering” (maart 2009) een handreiking geboden voor het toepassen van milieuzonering in de ruimtelijke planvorming. De milieuzonering zorgt ervoor dat nieuwe milieubelastende activiteiten (bijv. bedrijven) een passende locatie in de nabijheid van milieugevoelige functies (bijv. woningen) krijgen en dat milieugevoelige functies op een verantwoorde afstand van milieubelastende activiteiten plaatsvinden. Bekeken worden de milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. Functies die plaatsvinden in het te realiseren botenhuis zijn binnen het geldende bestemmingsplan
7
reeds mogelijk. Deze aanvraag betreft slechts het toestaan van reeds toegestane functies binnen een gebouw ter plaatse van de projectlocatie. Binnen het botenhuis worden geen activiteiten uitgevoerd die gevolgen kunnen hebben op de milieuzonering. De projectlocatie is gelegen op een grootschalig industriegebied met een geluidzone en veiligheidszone. Milieugevoelige functies zijn op grote afstand gelegen. Dichtstbijzijnde niet industriële functie is informatiecentrum FutureLand op meer dan 100 meter afstand van de projectlocatie. Een nadere beschouwing van dit aspect is dan ook niet aan de orde.
4.3
Geluid
Geluidhinder kan ontstaan door verschillende activiteiten. In de Wet geluidhinder en de Wet milieubeheer zijn geluidsnormen opgenomen voor wegverkeerslawaai, railverkeerslawaai en industrielawaai. Deze normen geven de hoogst acceptabele geluidsbelasting bij geluidsgevoelige functies zoals woningen. Bij het bepalen van de maximaal toegestane geluidsbelasting maakt de Wet onderscheid tussen bestaande situaties en nieuwe situaties. Nieuwe situaties zijn nieuw te bouwen geluidsgevoelige functies of nieuwe geluidhinder veroorzakende functies. Een botenhuis betreft geen geluidsgevoelig object, waardoor toetsing aan de Wet geluidhinder niet van toepassing is. Omdat de voorgenomen ontwikkeling ook geen (significante) effecten heeft op het weg‐ en spoorverkeer op Maasvlakte 2 en/of de achterlandverbindingen, is ook geen sprake van gevolgen voor het verkeerslawaai. De gronden waarop het botenhuis wordt gerealiseerd, maken onderdeel uit van het gezoneerde industrieterrein “Maasvlakte 2”. De beschikbare geluidsruimte zal worden verdeeld over de afzonderlijke kavels op Maasvlakte 2, zodat per bedrijf een deelbudget beschikbaar is. Bij een vergunningaanvraag op grond van de Wet milieubeheer moet vervolgens aangetoond worden, dat voldaan kan worden aan dit deelbudget. Aangezien het botenhuis niet wordt aangemerkt als ‘grote lawaaimaker’, heeft het geen invloed op het geluidsruimtebeheer. Binnen het botenhuis worden geen activiteiten uitgevoerd die gevolgen kunnen hebben op de milieuzonering. De totaal beschikbare geluidsruimte voor Maasvlakte 2 wordt door de realisatie van het botenhuis dan ook niet overschreden en heeft geen negatieve gevolgen heeft voor het geluidbudget voor Maasvlakte 2.
4.4
Luchtkwaliteit
De achtergrond concentraties NO2 en fijn stof (PM10 en PM2,5) ter hoogte van het plangebied zijn herleid uit de Grootschalige Concentratiekaarten Nederland (GCN, versie 2013). Daaruit blijkt dat grenswaarden niet worden overschreden. De jaargemiddelde concentratie NO2 bedraagt in 2013 namelijk 18,2 μg/m3 ; voor PM10 en PM2,5 zijn deze waarden 18,7 μg/m3 respectievelijk 12,0 μg/m3. in het jaarrapport van DCMR over 20131 wordt geconstateerd dat in 2013 op geen van de meetstations de grenswaarden voor PM10 zijn overschreden. Op basis daarvan wordt geconstateerd dat ook voldaan wordt aan de grenswaarde voor het aantal overschrijdingen van de daggemiddelde grenswaarde voor PM10. De overschrijding van deze grenswaarde is maximaal 35 keer toegestaan. 1
DCMR milieudienst, ‘Lucht in cijfers 2013; Luchtkwaliteit in Rijnmond’, 1 juli 2014 (rapport 21785858)
8
De realisatie van het botenhuis leidt niet tot een ander gebruik van de Prinses Margriethaven dan voorzien in het vigerende bestemmingsplan Maasvlakte 2. De gevraagde omgevingsvergunning omvat alleen het toestaan van een gebouw op een specifieke locatie binnen het huidige toegestane gebruik in het bestemmingsplan. De realisatie van het botenhuis heeft geen tot verwaarloosbare toename van het verkeer tot gevolg. Op basis van de NIBM-rekentool2 gesteld kan worden dat de ontwikkeling niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit.
4.5
Externe veiligheid
Rond het industriegebied Maasvlakte 1 en 2 is op 4 februari 2014 een veiligheidscontour vastgesteld. De essentie van de veiligheidscontour is dat binnen de contour ruimte wordt gereserveerd voor risicovolle activiteiten. Buiten de veiligheidscontour is dan ruimte voor bestaande, geplande en nieuwe (kwetsbare) ontwikkelingen. Op deze manier wordt voorkomen dat ruimtelijke initiatieven onbedoeld doorkruist worden door bedrijfsuitbreidingen en/of vestiging van risicovolle activiteiten en vice versa. De veiligheidscontour is zo vastgesteld dat binnen deze veiligheidscontour naast Bevi-inrichtingen uitsluitend kwetsbare objecten aanwezig of geprojecteerd zijn, voor zover deze een functionele binding hebben met een risicovolle inrichting, of met het gebied waarvoor de veiligheidscontour wordt vastgesteld.
2
NIBM-tool versie 30-03-2015 van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat en Infomil op basis van Rekenmethode 1 (Rbl 2007).
9
Kaart behorende bij het vaststellingsbesluit van de veiligheidscontour rondom het industrieterrein Maasvlakte 1 en 2. De grijze lijn geeft de ligging van de veiligheidscontour aan. Het botenhuis ligt binnen de rode cirkel. Ten aanzien van een botenhuis voor de zeehavenpolitie kan gesteld worden dat deze functioneel geboden is aan het gebied. Bovendien is een dergelijke functie gezien aard en omvang van de activiteiten niet kwetsbaar. Daarnaast bedraagt het oppervlak van het botenhuis (ook na de toekomstige uitbreiding) veel minder dan 1500 m2 en is het botenhuis niet bedoeld voor het verblijf van meer dan 50 personen. Daarmee bestaat er vanuit het aspect externe veiligheid bezien geen belemmering voor de realisatie van het botenhuis.
4.6
Bodem
De bodemsamenstelling van de landaanwinning voor Maasvlakte 2 bestaat voornamelijk uit fijn tot middelmatig fijn zand met een variabel slibgehalte (2 tot 5%). De kwaliteit van het bodemmateriaal is geclassificeerd als zijnde klasse AW (achtergrondwaarde) en is te omschrijven als schone grond. De ondergrond van Maasvlakte 2 bevat verder nog enige oude geulen uit de laatste ijstijd, toen het gebied een brakwaterlagune was. De waterbodem ter plaatse van het projectgebied bestaat uit de oorspronkelijke zeebodem, die tijdens de aanleg van Maasvlakte 2 verdiept is naar het huidig niveau. Het botenhuis betreft geen gebouw waarin niet voortdurend of nagenoeg voortdurend mensen verblijven. De kwaliteit van de waterbodem vormt daarmee geen belemmering voor de realisatie van het botenhuis.
10
4.7
Archeologie
Ter plaatse van de servicehaven komen beneden de waterbodem op meerdere diepten in de zeebodem archeologische waarden uit verschillende tijdperken voor. De mogelijk aanwezige waarden variëren van sporen van jacht en visvangst die hier heeft plaatsgevonden toen het gebied een brakwaterlagune was (van 8.000 tot 6.500 voor Christus), tot de aanwezigheid van scheepswrakken uit latere tijden. Het bureauonderzoek en het zeebodemonderzoek dat aan de landwinning van Maasvlakte 2 vooraf is gegaan, deelt de mogelijke aanwezige waarden als volgt in: - Categorie I betreft de sporen van jacht en visvangst in de Maasmonding uit de periode 8.000 ‐ 6.500 v. Chr. De Laag van Velsen en de top van het Pleistoceen waarin deze sporen zich kunnen bevinden, ligt op ca. 20 - 23 m beneden NAP in het plangebied (Hesseling e.a., 2005); Van de latere perioden kunnen vooral scheepsresten in de ondergrond aanwezig zijn. - Categorie II betreft de eventuele houten scheepsresten tot en met de negentiende eeuw, die zich vooral in de sub‐Atlantische geulen en afdeklaag kunnen bevinden. In deze categorie zijn geen vondsten bekend in het terrein nabij het plangebied; - Categorie III bevat scheepsresten in de actieve laag of het Bligh Bank laagpakket. De realisatie van het drijvende botenhuis heeft geen effect op de mogelijk aanwezige archeologische waardevolle objecten.
4.8
Natuur
De Nederlandse natuurbescherming kent twee aspecten, te weten gebieds- en soortbescherming. Gebiedsbescherming Een van de belangrijkste kaders voor gebiedsbescherming wordt gevormd door de Natuurbeschermingswet. Deze wet regelt de bescherming van gebieden die als staats‐ of beschermend natuurmonument zijn aangewezen. Wanneer in of in de directe nabijheid van een aangewezen gebied een activiteit plaatsvindt die leidt tot nadelige gevolgen voor het natuurgebied, dan dient hiervoor een vergunning te worden aangevraagd. De gebieden die door de Natuurbeschermingswet beschermd worden zijn de speciale beschermingszones volgens de Vogel‐ en Habitatrichtlijn en de beschermde natuur- en staatsnatuurmonumenten. Daarnaast bestaan gebieden die deel uitmaken van de Ecologische Hoofdstructuur, welke op een andere wijze beschermd worden. In de omgeving van Maasvlakte 2 bevinden zich een aantal beschermde natuurgebieden, zoals de Kapitelduinen, de duinen van Voorne en Goeree, alsmede de Voordelta. Daarnaast maakt de Noordzee onderdeel uit van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Gezien de omvang van de voorgenomen ontwikkeling, wordt gesteld dat de realisatie hiervan geen nadelige effecten heeft op deze gebieden. Soortbescherming Soortbescherming vindt zijn wettelijk kader in de Flora‐ en faunawet. Daarnaast richten ook de Vogel- en Habitatrichtlijn zich op het beschermen van bepaalde dier- en plantensoorten. Om de instandhouding van de beschermde soorten te waarborgen moeten negatieve effecten hierop worden voorkomen. Het onderhavige projectgebied is een bestaand havenbekken waar geen
11
beschermde soorten verwacht worden. De beoogde realisatie van het botenhuis heeft een beperkte ruimtelijke impact en leidt niet tot een significante aantasting van het leef‐ en/of foerageergebied van eventueel aanwezige beschermde dier‐ en plantensoorten, anders dan reeds beschreven in het vigerende bestemmingsplan Maasvlakte 2.
4.9
Duurzaamheid
Duurzaamheid is onder andere zodanig bouwen, renoveren en beheren dat, gedurende de hele kringloop van het bouwwerk en de gebouwde omgeving, het milieu en de menselijke gezondheid zo min mogelijk negatieve effecten ondervinden. Het begrip duurzaamheid speelt op verschillende schaalniveaus een rol, zowel op het niveau van de stad, de wijk als het gebouw. Rotterdam heeft een ambitieus klimaatprogramma vastgesteld. Om een bijdrage te kunnen leveren aan het klimaatprogramma van Rotterdam moet bij het ontwerp van gebouwen rekening worden gehouden met duurzaam bouwen‐ principes en de energieprestatie eisen. Rotterdam streeft naar een goede balans tussen sociale (people), ecologische (planet) en economische (prosperity) belangen bij het nemen van beslissingen en het uitvoeren van activiteiten. Deze ambities zijn vastgelegd in het zogenaamde Programma Duurzaam. Hierin wordt ingegaan op opgaven zoals het verminderen van de CO2 uitstoot, het bevorderen van de energie‐efficiëntie en het groener maken van de stad. In dit Programma worden tien opgaven genoemd voor de periode 2010‐2014. Deze punten hebben betrekking op aspecten die voor het botenhuis niet aan de orde zijn. Het gaat dan bijvoorbeeld om dynamisch verkeersmanagement, het verbeteren van het binnenklimaat van scholen of de toepassing van schonen brandstoffen bij vrachtverkeer. Ten aanzien van duurzaamheid spelen bij de planvorming voor de realisatie van het botenhuis diverse aspecten een rol. Door de ligging binnen de servicehaven kan efficiënt omgegaan worden met de beschikbare ruimte door het gebruik van gemeenschappelijke faciliteiten zoals parkeervoorzieningen op de wal en de servicesteiger zelf. De uitvoering en kleurstelling van het botenhuis zal aansluiten bij de beeldkwaliteit die voor het gebied is voorzien. Omdat sprake is van een drijvend botenhuis uitvoering is het mogelijk de voorziening in de toekomst te hergebruiken of naar een andere locatie te verplaatsen, waarmee sprake is van duurzaam hergebruik van materialen. Gezien de verwachte omvang van water- en energieverbruik staan de kosten van besparende maatregelen niet in verhouding tot de mogelijke besparing.
12
5
Financiële uitvoerbaarheid
In artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is vastgelegd dat inzicht gegeven moet worden in de (economische) uitvoerbaarheid van een project. De kosten voor de realisatie van het botenhuis worden gedragen door (zeehaven)politie. In artikel 6.12 lid 1 Wro staat de hoofdregel dat voor aangewezen bouwplannen (artikel 6.2.1 Bro) een exploitatieplan moet worden vastgesteld. In artikel 6.12 lid 2 Wro wordt hierop een aantal uitzonderingen gemaakt, onder andere wanneer hierin bij AMvB is voorzien. Dit is uitgewerkt in artikel 6.2.1a van het Bro, waarin drie situaties zijn omschreven. Omdat voor de bouw van het botenhuis sprake is van een van deze situaties (het totaal der exploitatiebijdragen bedraagt minder dan €10.000,-), is het niet noodzakelijk om een exploitatieplan vast te stellen. Voor de gemeente zijn voorts geen financiële consequenties aan deze ontwikkeling verbonden.
13
6
Conclusie
Het verlenen van medewerking aan het oprichten van een botenhuis in de Prinses Margriethaven is mogelijk met toepassing van artikel 2.12, eerste lid sub a, onder 3 van de Wabo. Hiervoor geldt de uitgebreide procedure, zoals beschreven in § 3.3 van de Wabo en is een ruimtelijke onderbouwing noodzakelijk. Toetsing aan de relevante ruimtelijke en planologische aspecten geeft aan dat de realisatie van het botenhuis, gezien de situatie ter plaatse, goed is te motiveren. Het project is derhalve aanvaardbaar.
14
BIJLAGE
X: 60542.6385 Y: 442221.2673
X: 60562.2607 Y: 442217.3985
X: 60536.8354 Y: 442191.8339
X: 60556.4576 Y: 442187.9652
Projectgebied botenhuis zeehavenpolitie met coördinaten hoekpunten
Atoomweg 50 3542 AB Utrecht