Ruimte voor jongeren Maximale participatie in een kunsteducatief project
Hogeschool voor de Kunsten Utrecht Studentennummer 2070597 Master Kunsteducatie Begeleider: Thera Jonker Tekst en illustraties: Ankie Dikker
Voorwoord “Overleven” was het voor mij toen ik als dwarse dame in de jaren 60 /70 op school zat. Op de kleuterschool begon het al.... Op een dag verkoos ik liever om stiekem bij mijn grote broer in de andere klas achter zijn rug verscholen te zitten dan bij de strenge juf waar er van alles moest. Nog een basisschool en 2 middelbare scholen verder, had ik het gehad met al dat moeten... en mijn gevoel van aangedaan onrecht. Na twee jaar gebukt te zijn gegaan onder de visie van de school kregen we een nieuwe jonge geschiedenisleraar. Wie weet...verheugde ik me nog........ Hij had het voor mij met al zijn moeten in de eerste vijf minuten al verknald. Mijn derde middelbare school was een Ivo Mavo (P.F. van Overbeeke school Utrecht). Het vernieuwende onderwijs van toen gericht op het individu bleek mijn redding. Ikzelf en mijn talenten werden gezien. En ik kreeg de tijd en aandacht om mezelf te leren zien en te ontplooien. Of mijn schoolcarrière bijgedragen heeft aan de behoefte om steeds maar weer voor kinderen en jongeren op te komen weet ik niet. Waarschijnlijk is die ervaring een motor verworden die altijd op de achtergrond zijn functie heeft. Mijn affiniteit met kunst was er in mijn leven al snel, buiten al die regels op school om moest er iets uitdagender, iets leukers te vinden zijn. Iets waar ik mezelf in kon uiten....waar ik mijn hart en ziel ten volle aan kon verpanden. Is het daarom dat ik niet voor maar met de jongeren iets wil neerzetten? Uit respect voor hun belevingswereld? Om hun de kans te geven iets te vertellen wat hun werkelijk beweegt? Grip krijgen op jezelf, op je leefomgeving, met als doel daarvan te genieten en je kompas bij te stellen. Hoe belangrijk is dat nu in deze snelveranderende wereld vol internet, hyves, msn voor jongeren? Maar hoe kom je bij de belevingswereld van jongeren als kunstenaar, docent, begeleider en wat zijn de succesfactoren binnen kunsteducatieve projecten voor jongeren in de snelveranderende samenleving van nu? Door deze nieuwe opleiding (2008) heb ik mijn kans gepakt en mijn horizon binnen het werkveld verbreed en mijn kennis over creatieve maakprocessen verdiept. De opleiding heeft mij meer inzicht op kunsteducatie gegeven vanuit het beleidsmatig, pedagogische en artistieke perspectief. De interdisciplinaire focus van de opleiding heb ik als zeer inspirerend ervaren. Bedankt Thera, voor het geduld en vertrouwen in hoe je me door dit oerwoud van gedachten, kennis en inzichten begeleid hebt. Bedankt Flip voor het inzicht geven van de principes van het ordenen. Bedankt Dees voor het redigeren. Deze onderzoeksrapportage draag ik op aan Lidwine, Sanny, Simone en Rob en de deelnemers van de ontwerpfase van het project Jouw cultuur mijn cultuur. Bedankt experts en geïnterviewden voor de essentiële informatie die nodig was om dit subjectief gedachtegoed zo objectief mogelijk te maken. Bedankt Judith voor je inspiratie. Bedankt Anna dat je het überhaupt mogelijk gemaakt hebt deze studie te kunnen doen. Harold en mijn kinderen, dank voor jullie geduld, liefde en inzichten. Sorry de computer was meestal van mij, en ja ik was er even....... niet.
Ankie Dikker 2009
2
1. Inleiding “Je leert iedereen heel vlug kennen in de brainstorm!!!!!!....” antwoordde een jongere op de vraag wat ze in de ontwerpfase van het kunsteducatieve ontmoetingsproject het leukst vond. Ze is een van de jongeren die vanaf 1 het begin af aan meegedaan heeft in dit project ‘Jouw cultuur mijn cultuur‘ (JMC.) Ruimte creëren en faciliteren, “de jongeren centraal” was het motto van het project. Dat was met drieëndertig betrokken jongeren een heel avontuur. platform Wijk is een platform dat bestaat uit vier ideële stichtingen in Wijk bij Duurstede. Zij had de vraag om in Wijk bij Duurstede een ontmoetingsproject voor jongeren op te zetten neergelegd bij het plaatselijk Vluchtelingenwerk. Er werd een projectteam samengesteld met professionals uit verschillende vakgebieden. Er is een jaar lang voluit geïnvesteerd om stap voor stap met jongeren uit te vinden wat de juiste weg zou kunnen zijn om hen centraal te stellen en serieus te nemen binnen een kunsteducatief project. De projectgroep hechtte daarbij ook belang aan het creëren van draagvlak in organisaties binnen de gemeente. Dit met het oog op het bouwen van een duurzame relatie met verschillende organisaties die met kunstzinnige activiteiten of jongeren te maken hebben binnen de gemeente. Het onderwerp van dit onderzoek is: effectieve kunsteducatie in projecten voor jongeren in de huidige samenleving zowel binnen als buiten schoolse situaties. Het doel van dit onderzoek is grip te krijgen op succesfactoren van kunsteducatieve projecten voor jongeren in de huidige samenleving, in samenhang met de docentencompetenties in het landelijk opleidingsprofiel Docent Drama (Bachelor)2. De manier waarop ik de vraagstelling heb uitgevoerd is participeren in een recent concreet kunsteducatief project voor jongeren. Door middel van verslagen, mail, beeldmateriaal en geluidsbestanden heb ik de succesfactoren geanalyseerd. De resultaten uit de analyse van de casus JMC toets ik vanuit beleidsmatig, pedagogisch en artistiek perspectief aan de literatuur. Vervolgens bevraag ik experts op het gebied van innovatie, onderzoek, en overdracht op succesfactoren in relatie met kunsteducatie. De gevonden competenties; een specificering van de resultaten vergelijk ik vervolgens met de competenties van het landelijk opleidingsprofiel. De hoofdvraag van het onderzoek is: Wat zijn de succesfactoren binnen een kunsteducatief project voor jongeren in de huidige samenleving? Deze rapportage bestaat uit 2 delen: 1. Het onderzoek, een theoretische onderbouwing ter verantwoording 2. Het product, een opiniërend artikel Ruimte voor jongeren, maximale participatie in een kunsteducatief proces
1
http://www.nuansa.nl/documentatie/uitvoering/jouw-cultuur-mijn-cultuur
2
Werkgroep Opleidingsprofiel Docent Drama Netwerk KVDO, augustus 2003
Ankie Dikker 2009
3
2. Inhoudsopgave Voorwoord
2
1.
Inleiding
2.
Inhoudsopgave
3.
De opzet van het onderzoek
4.
6.
4 6
3.1
De grote lijn
6
3.2
Subvragen
7
3.3
De methode van onderzoek
8
Project JMC beschrijving van het verloop van het project
9
4.1
Het doel van en de doelgroep van het project JMC
10
4.2
Het beoogd verloop van het project JMC 4.2.1
5.
3
11
Het model voor het beoogde project JMC
4.3
Het interdisciplinair projectteam
4.4
Het proces en de feiten
13
15
4.4.1
Periode januari tot mei 2008
15
4.4.2
Periode mei tot september 2008
16
4.4.3
September 2008
4.4.4
Periode september tot november 2008
4.4.5
November 2008
4.4.6
Periode september2008 tot januari 2009
4.4.7
April 2009
16 17
18 18
18
Project JMC De analyse van het project
19
5.1
Analyse
19
5.2
Methode
20
5.3
Zorg voor kwaliteit (projectmatige activiteiten)
21
De actuele ontwikkelingen theoretische onderbouwing I 6.1
11
22
Actuele aandachtsgebieden in de huidige samenleving 6.1.1
Kunst en cultuur voor iedereen
6.1.2
Creatief klimaat
23
23
24 Ankie Dikker 2009
4
6.2
7.
8.
Actuele ontwikkelingen in de (kunst)educatie 6.2.1
Docent van deze tijd
25
6.2.2
Uitval VMBO jongeren
25
6.2.3
Omgevingsgericht leren
26
6.2.4
Herkenningspunten in de wijk
6.2.5
Kracht van kunst in de verticale en horizontale cultuur
6.2.6
Verschillen in omgang met de doelgroep
26
Jongeren van nu theoretische onderbouwing II
29
Generatieprobleem
7.2
Gebruik maken van elkaars talenten
7.3
Informeel ontwikkelende competenties bij jongeren van nu
30 31
De mening van de experts theoretische onderbouwing III
32
33
8.1
De deelnemers van het project JMC
8.2
Samenvatting van de interviews met de deelnemers
8.3
Samenvatting van de interviews met de deskundige in het team
8.4
Experts uit het kunsteducatieve werkveld
Conclusie
39
10.
Nawoord
41
11.
Bibliografie
42
11.1
Gebruikte literatuur
42
11.2
Internet
43
Bijlagen
34 34 35
36
44
Bijlage 1. Keuze van de jongeren
44
Bijlage 2. Fragmenten open gesprek
45
Bijlage 3. Interviews deelnemers JMC
47
Bijlage 4. Financiën
27
28
7.1
9.
12
24
49
Bijlage 5. Uitgebreid antwoord op de subvragen
51
Bijlage 6. Suggestie aanvulling Landelijk opleidingsprofiel Docent Drama
60
Ankie Dikker 2009
5
3. De opzet van het onderzoek 3.1 De Grote lijn
In hoofdstuk 4, beschrijf ik feitelijk een concreet bestaand project waarin ik als medeontwerper en als artistiek leider medeverantwoordelijk voor de inhoud ben.
In hoofdstuk 5, analyseer ik de ontwerpfase van het project op basis van literatuurstudie.
In hoofdstuk 6, theoretische verantwoording 1, zet ik dit project door middel van literatuurstudie in het licht van de actuele maatschappelijke ontwikkelingen vanuit een beleidsmatig, pedagogisch en artistiek perspectief.
In hoofdstuk 7, theoretische verantwoording 2, ga ik in op de jongeren in de huidige samenleving door middel van literatuurstudie.
In hoofdstuk 8, theoretische verantwoording 3, interview ik experts op het gebied van innovatie, onderzoek, en overdracht in relatie met kunsteducatie.
In hoofdstuk 9, geef ik mijn conclusies.
In hoofdstuk 12, bijlage 5 geef ik specifieker antwoord op de subvragen.
In hoofdstuk 12, bijlage 6 geef ik een mogelijke aanvulling wat betreft docentencompetenties voor het opleidingsprofiel Docent Drama (Bachelor)3
3
Werkgroep Opleidingsprofiel Docent Drama Netwerk KVDO, augustus 2003
Ankie Dikker 2009
6
3.2 Subvragen De centrale vraagstelling voor het onderzoek heb ik vertaald naar de volgende subvragen. In onderstaande tabel geef ik aan welke bronnen ik gebruikt heb om een antwoord te vinden op de subvragen. bronnen
casus JMC
literatuurstudie
interviews
subvragen 1.
Wat zijn de succesfactoren binnen de ontwerpfase van het kunsteducatief ontmoetingsproject voor jongeren (JMC)
2.
Hoe ziet de werkwijze van een dergelijk collectief interdisciplinair kunsteducatief proces (JMC) er in theorie uit?
3.
Wat was de rol van de jongeren en projectgroepleden binnen de ontwerpfases van het project JMC?
4.
Welke literatuur onderbouwd het project JMC vanuit het beleidsmatige pedagogisch en artistiek perspectief .
5.
Welke succesfactoren zien de experts binnen kunsteducatieve projecten voor de jongeren in de huidige samenleving ?
6.
Vervolgvraag: Welke competenties laat de analyse zien die aanvullend kunnen zijn in de kunstvakopleiding theater (HKU) ?
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
subvragen en bronnen
Ankie Dikker 2009
7
3.3 De methode van onderzoek Dit is kwalitatief artistiek onderzoek. Voor het beantwoorden van deelvragen 1 en 3 maak ik gebruik van de gegevens uit de analyse van het project JMC en de half open en open interviews met vier jongeren, de procesbegeleider en de coördinator uit de casestudie JMC. Vraag 2 en 4 beantwoord ik vanuit literatuurstudie. Vraag 5 beantwoord ik aan de hand van halfopen en open interviews met experts op het gebied van kunsteducatie. De vervolgvraag 6 beantwoord ik na een analyse van de competenties van docenten in de interviews van de experts, casus JMC en literatuurstudie.
Ankie Dikker 2009
8
4. Project JMC Beschrijving van het verloop van het project
“Aangezien het nieuw ontsloten stukje wereld nog onontgonnen is, kan er spannend pionierswerk verricht worden.” Willem Frankenhuizen4
4
http://www.ziedaar.nl/article.php?id=186
Ankie Dikker 2009
9
In het project JMC heb ik als kunstenaar/docent in de ontwerpfase van het project met jongeren gewerkt. Vanaf 15 januari 2008 tot april 2009 heeft de ontwikkeling van het project, ofwel de ontwerpfase plaatsgevonden. In februari 2009 ben ik gestart met mijn op de praktijk gebaseerde onderzoek. Ik heb het project JMC mee ontwikkeld en de ontwerpfase mee uitgevoerd. In onderstaand hoofdstuk beschrijf ik het doel en de aanleiding van dit project en geef ik kort een plan van aanpak, en beschrijf ik de feiten van het project. Het experimentele project JMC is voor mijn onderzoek van belang om zicht te kunnen krijgen op de werkwijze die ontwikkeld is en die gericht is op het centraal stellen binnen de ontwerpfase van het project van de jongeren. Dit doel is als zodanig geformuleerd in het projectplan 5. Ook laat dit project zien welke competenties hun begeleiders beheersten of gaandeweg hebben ontwikkeld. Het project JMC in Wijk bij Duurstede is vrijwillig opgestart. Met behulp van de documentatie van het projectteam, verslagen, foto’s, film en mailcontact, en interviews met deelnemers zet ik hieronder de feiten op een rij.
4.1 Het doel en de doelgroep van het project JMC
Uit: het projectplan JMC. “Een stap naar het ontwikkelen van een nieuw type activiteit voor een nieuwe doelgroep met als doel de samenwerking en het begrip tussen de verschillende culturen en de maatschappelijke participatie van jongeren van buitenlandse afkomst of van met allochtone ouders in de Wijkse samenleving te bevorderen. Het Platform kiest voor een laagdrempelige activiteit waarbij kunst- en cultuurdisciplines het startpunt voor ontmoeting en samenwerking zijn. Deze laagdrempelige ontmoetingen bieden een uniek aanknopingspunt om contact te maken. De jongeren werken in groepjes (per gekozen kunst- en/of cultuurdiscipline), onder leiding van een professionele kunstenaar/docent, gezamenlijk toe naar een soort parade-achtig, meerdaags festival waar de kunst- en cultuuruitingen gepresenteerd en/of ondernomen kunnen worden. Op weg naar het parade-achtig, meerdaags festival worden, waar nodig, diverse (jongeren)organisaties en (jongeren)voorzieningen ingeschakeld en wordt het eigen netwerk van de jongeren (vrienden, familie, kennissen) aangesproken voor diverse hand- en spandiensten (vervoer, decor bouwen, etcetera).”
4. 2 Het beoogde verloop van het project JMC
Uit: projectplan JMC. Drie factoren spelen in dit project een cruciale rol: eigenaarschap, professionele begeleiding en netwerkvergroting/empowerment. Hierna worden ze kort toegelicht. Jongeren nemen zelf de beslissingen, waar kan, in het creatieve proces. Van meet af aan is het hun proces en worden de jongeren aangesproken op hun wensen, ideeën en talenten. Door volop gelegenheid te bieden samen te ‘scheppen’ en daar zelf een zichtbaar aandeel in te hebben. De begeleiding biedt zoveel mogelijk
5
http://www.nuansa.nl/documentatie/uitvoering/jouw-cultuur-mijn-cultuur
Ankie Dikker 2009
10
ruimte voor eigen wensen, binnen de haalbaarheidsgrenzen en de lokale mogelijkheden. Kunstenaars/docenten worden gezocht, die zich verwant voelen aan deze visie en in staat zijn te begeleiden in plaats van te leiden. Doordat er hulpvragen te verwachten zijn (kostuums maken, borduren, timmeren, schilderen van decors, bouwen van tenten, koken voor de groep), kunnen de jongeren een beroep doen op het eigen netwerk (vrienden, familie, kennissen) en het netwerk van (jongeren)voorzieningen in de gemeente. Zo wordt tevens bewerkstelligd dat het (eigen) netwerk groter wordt en de jongeren zich bewust worden van de (eigen) mogelijkheden in de directe leefomgeving. De werkzaamheden rond het project worden uitgevoerd door de projectgroep, de artistieke leiding, professionele kunstenaars/docenten en last but not least de zogenaamde ‘jongerenambassadeurs’ (een vijftiental jongeren dat in een vroeg stadium is geworven en een wervende rol heeft naar andere jongeren en een trekkersrol vervult in het creatieve proces). Daarnaast zal een beroep kunnen worden gedaan op het netwerk van vrijwilligers dat gaandeweg ontstaat.
4.2.1 Het model voor het beoogde project JMC Op volgende bladzijde staat een model dat gebruikt is om inzicht te krijgen wat het projectteam voor ogen had in het project. De gekleurde puntjes corresponderen met de betrokken partijen. De cirkels worden groter naarmate er meer mensen gemoeid zijn binnen het proces. Een uitgebreide analyse van de ontwerpfase is te lezen op bladzijde:
Ankie Dikker 2009
11
1.
2.
3.
4.
Ontwerp....................................
5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13.
14
15. 16. 17.18
Uitvoering......................................................Presentatiefase.......Evaluatie
proces jongeren ontwerpfase (projectteam, jongeren) proces projectgroep 1. initiatiefase proces ambassadeurs
2. planvormingfase 3. brainstormfase
proces begeleiders inzet ouders
4. realisatiefase uitvoeringfase (deelgroep)
proces extern
5. brainstormfase 6. realisatiefase 7. verzamelfase 8. frustratiefase 9. incubatiefase 10. intuïtiefase 11. illuminatiefase 12. evaluatiefase 13. acceleratiefase presentatiefase 14. presentatiefase evaluatiefase 15. terugblikfase 16. evaluatiefase
Model beoogde project
17. verankering 18. afhandeling
Ankie Dikker 2009
12
4. 3 Het interdisciplinair projectteam
Het interdisciplinair team is samengesteld uit de voorzitter en de coördinator van Vluchtelingenwerk, een van de vier ideële organisaties waaruit Platform Wijk bestaat. Bij dit project fungeerde deze organisatie als trekker. Alle betrokkenen hebben vanuit ervaring met vorige projecten een duidelijke visie omtrent actieve participatie met als doel mede-eigenaarschap in proces en product.
Het projectteam bestond uit de volgende personen:
Coördinator Coördinator Lidwine Elshof zette haar professie als opbouwwerker in en nam haar ervaringen uit Houten en Utrecht mee om een breed draagvlak voor het project in de gemeente Wijk bij Duurstede te creëren, jongeren te werven en het project te coördineren.
Penvoerder Penvoerder Sanny van Ginkel is werkzaam als voorzitter van Vluchtelingenwerk Wijk bij Duurstede en zet haar professie van fondsenwerving en het opzetten van interculturele projecten in.
Procesbegeleider Procesbegeleider Rob Willems is Drs. in de algemene wetenschappen en werkzaam als interventie methodoloog in de rampenbestrijding en crisisbeheersing voor defensie en onderwijs. Hij werkt aan de Radboud Universiteit Nijmegen.
Kunstprofessionals Simone Gijben is werkzaam als theaterdocent en cultuurcoördinator in Wijk bij Duurstede en volgt de opleiding Master kunsteducatie (Artez). Ankie Dikker is beeldend kunstenaar, geeft les in beeldende vorming en ontwikkelt projecten op kunst- en cultuurgebied en engagement en volgt de opleiding Master kunsteducatie (HKU).
Ankie Dikker 2009
13
Het organisatiemodel in schema
Ankie Dikker 2009
14
4.4 Het proces en de feiten Vanaf 15 januari 2008 tot 4 april 2009 is er maandelijks teamoverleg geweest waar de opzet, het doel en de voortgang werden besproken. Daarbij werd steeds de afgelopen maand geëvalueerd, de nieuwe vorderingen bewaakt en waar nodig aanpassingen doorgevoerd in het plan van aanpak. Drieëndertig jongeren zijn betrokken geweest in de ontwerpfase waarvan dertien jongeren actief participeerden. De leeftijd van deze jongeren was tussen de 12 en 18 jaar. Het waren jongeren met verschillende etnische achtergronden en autochtone jongeren uit de drie kernen van Wijk bij Duurstede. Het projectteam wilde zich met name ook richten op de jongeren die van thuis uit, om uiteenlopende redenen, niet in aanraking komen met kunst/cultuur. Dertien jongeren hebben zich als ambassadeurs opgegeven. Vijf ambassadeurs hadden een andere etnische afkomst; Anissa, Laila en Fatima zijn in Nederland geboren Marokkaanse meisjes, Angelin komt uit Sri Lanka, en Izabelle uit Armenië. Acht deelnemers van de drieëndertig jongeren waren van niet-Nederlandse etnische afkomst. De oudste deelnemer was 18 en de jongste 12 jaar.
4.4.1 Periode januari tot mei 2008 In deze fase werd het kader waarbinnen gewerkt zou gaan worden als opdracht aangereikt aan het projectteam door de initiatiefnemer Het platform Wijk. Onderwerpen die ter sprake kwamen: Het tijdsplan, de communicatie, de procedure en de artistiek inhoudelijk items. Daarnaast werd de werving van de jongeren opgezet en de samenwerkingsverbanden met de beoogde organisaties en de gemeente Wijk bij Duurstede uitgezet.
4.4.2 Periode mei tot september 2008 Het projectteam heeft in deze fase de jongeren als eerste via eigen netwerken geworven. Al gauw kwamen daar gaandeweg het proces belangstellenden bij. Dit werven voor het mede vormgeven van het ontwerp van het project gebeurde via de netwerken van de leden van het projectteam en later via de netwerken van de jongeren. De etnische afkomst, hun subcultuur en de sociale context (wie heeft de minste kansen)bleef daarbij de focus. Er zijn vraaggesprekken geweest met 12 jongeren. Hierbij legden we de jongeren een vragenlijst voor over het thema. We bespraken ook het feit dat we hun wensen en ideeën centraal wilden stellen. Er zijn twee huiskamergesprekken geweest met in totaal zestien jongeren. Van deze huiskamergesprekken zijn filmbeelden. We hebben gaandeweg de bijeenkomsten de jongeren gevraagd om ambassadeur te worden van dit project.
Ankie Dikker 2009
15
Model om aan de jongeren uit te leggen wat de bedoelingen van de projectgroep zijn
Er zijn in die bijeenkomsten vragen van de jongeren geweest over de werving en PR. Naar aanleiding van die vragen is er spontaan een PR groep ontstaan, bestaande uit vijf ambassadeurs. Deze jongeren zijn vijf maal twee uur bij elkaar geweest onder begeleiding van ondergetekende en hebben PR producten ontworpen, zoals T shirts, een logo met kreet en een ontwerp voor de flyer. Er zijn van deze activiteit filmbeelden. De jongeren hebben daarbij veel lol gehad en serieus onderzoek gedaan naar de verschillende culturen, met name de Marokkaanse. Zo zijn ze bijvoorbeeld op de thee geweest bij Anissa thuis (Marokkaanse cultuur).
4.4.3 September 2008 Onder leiding van het projectteam is op 16 september 2008 een brainstormsessie voor de deelnemers georganiseerd. Deze vond plaats in het plaatselijke jongerencentrum ‘Het Wijkhuis’. Hieraan hebben 18 jongeren meegedaan. Na een uitleg door de procesbegeleider over de werkwijze en aandachtspunten voor de brainstorm werd er een tekst voorgelezen door een van de leden van het projectteam. In die tekst kwam een buitenlocatie naar voren. Er is een zo breed mogelijk kader geschetst voor de jongeren. Het stukje onderzoek naar elkaars cultuur, dat als thema door de jongeren al eerder goedgekeurd was, werd als paraplu benadrukt. Er is qua disciplines een interdisciplinair kader aangeboden en Ankie Dikker 2009
16
er was gelegenheid om elkaars ideeën aan te vullen. De ideeën van de jongeren zijn geïnventariseerd door de procesbegeleider die ze zorgvuldig genoteerd heeft, en die gekeken heeft of het idee verwoordde wat degene die het idee vertelde aangaf. De ideeën zijn door de jongeren geclusterd door middel van het plakken van stickers. Vervolgens was het de taak van de twee artistiek leiders zes groepen samen te stellen en daarbij begeleiders te zoeken. De ambassadeurs hadden als taak later in het proces onder begeleiding jongeren te werven. We hebben voor de begeleiders een profiel opgesteld. Zie Bijlage 1: inventarisatie en de uiteindelijke keuze van de ideeën van de jongeren. Er zijn van deze activiteit filmbeelden.
4.4.4 Periode september tot november 2008 Dit is de periode waarin het projectteam het verloop van de verschillende deelgroepen geschetst heeft. Ook werd een tijdspad, een projectplan geschreven en opgestuurd naar diverse fondsen. De artistiek leiders hebben begeleiders/professionals benaderd voor een oriënterend gesprek. Ook de professionals die jongeren wilde begeleiden in bv. een website bouwen en een grafisch ontwerp maken zijn benaderd en er zijn gesprekken mee gevoerd. In oktober 2008 is in de raadszaal van het gemeentehuis een informatieavond georganiseerd voor geïnteresseerde, mogelijk deelnemende organisaties, docenten/begeleiders, lokale sponsors, College van B&W en gemeenteraad, Vrede van Utrecht en de aangeschreven fondsen. De deelnemers zijn persoonlijk benaderd. Op deze avond is het project toegelicht. De ambassadeurs waren aanwezig, vulden zelf een belangrijk deel van de avond in door:
een aantal PR producten te laten zien voor de werving;
vragen van de geïnteresseerden te beantwoorden;
de discussie aan te gaan met de onderwerpen respect en serieus genomen willen worden.
Op deze avond is de behoefte aan en de mate van samenwerking bij de betrokkenen gepeild en draagvlak gecreëerd. Er werd enig idee gegeven van hoe (de weg naar) het uiteindelijke parade-achtige, meerdaagse festival er uit zou kunnen komen te zien. Het projectteam heeft heel doelbewust scherp willen luisteren naar de deelnemers in deze vroege fase van het project om de deelnemers ook echt mede-eigenaar te maken van het vervolg van het proces. Er werd intensief geluisterd en meegedacht. Er waren geen kant-en-klare oplossingen, maar wel een heel grote bereidheid om verder mee te denken in hoe men als organisatie en gemeente constructief zou kunnen faciliteren. Zie Bijlage 2: fragmenten van dit open gesprek. Er zijn van deze activiteit geluidsopname.
4.4.5 November 2008 Het Ministerie van Binnenlandse en Koninkrijksrelaties (BZK) nomineerde het project voor de Gemeenteprijs Polarisatie en Radicalisering. Op 13 november hebben we in het Beurs World Trade Center Rotterdam (BeursWTC Rotterdam) op het jaarlijkse congres (burgermeester, twee projectgroepleden en drie jongeren) ons door middel van een hoorspel gepresenteerd en de tweede plaats behaald. Er zijn van deze dag filmbeelden.
Ankie Dikker 2009
17
4.4.6 De periode september 2008 tot januari 2009 Dit is de periode van het maken van een tijdspad, en het werven van begeleiders. hoewel we de financiën nog niet rond hadden, moesten we door het dringen van de tijd ons gaan oriënteren en begeleiders werven. Het besef dat er begeleiders gezocht moesten worden met specifieke competenties voelde als een grote verantwoordelijkheid voor de artistiek leiders. Docentenprofiel Het ervaren zijn in begeleiding van jongeren, uitgedaagd worden om met jongeren te werken, vanuit de beleving en interesse van de jongeren zelf kunnen werken, mee willen denken over het begeleidingen uitvoeringsprocesbereid zijn tot samenwerken met andere begeleiders.
4.4.7 April 2009 Na lang wikken en wegen heeft het projectteam in april de stekker uit het project getrokken. Er is geprobeerd om in samenwerking met de gemeente Wijk bij Duurstede en een ambtenaar van het BKZ het project nog via een fonds van het ministerie te redden. Inmiddels was de spanningsboog van het proces danig verslapt. Het contact met de meeste jongeren was weg met het bericht dat de fondsen niet bereid waren het project op deze manier te financieren. De ontwerpfase JMC was op de financiën na rond. Onderzoek door de projectgroepleden naar de reden waarom het project door de fondsen is afgewezen gaande. Op 10 september 2009 is er een gesprek gepland met het Oranjefonds en een medewerker van Vrede van Utrecht om de aanvraag en de vragen die de fondsen naar aanleiding van het projectplan te hebben gehad te analyseren. Tot zover
De financiering van het project
Het totale benodigde budget voor het project is door het projectteam begroot op € 96.700,Zie bijlage 4: Begroting Project JMC
Ankie Dikker 2009
18
5. Project JMC De analyse van het project 5.1 Analyse Om antwoord te vinden op deelvraag 2 ‘Hoe ziet de werkwijze van een dergelijk collectief interdisciplinair kunsteducatief proces (JMC) er in theorie uit?’ heb ik literatuur bestudeerd over de fases binnen het projectmanagement en de creativiteitstheorie. Omdat ik binnen de opleiding inspirerende colleges heb 6 gehad over de creativiteitstheorie ‘Het Dynamisch Creatief Maakmodel’ van Nirav Christophe (2006) en over 7 ‘theorie van het projectmanagement ‘van Burckers en Berg (2007) heb ik deze beide theorieën als uitgangspunt genomen.
Analysebord werkwijze JMC
Het proces en de feiten van het project JMC heb in de tijd heb gezet en daardoor kreeg ik zicht op de activiteiten en de instroom van de jongeren en kon ik het karakter van de activiteiten, en de rollen van de jongeren en projectteam vasttellen. De projectmatige fases zijn belangrijk om de activiteiten van het projectteam in te situeren. Deze fases zijn ook van belang om te weten in welke projectmatige fase we de deelnemers van JMC hebben laten participeren. In de projectmatige fase planvorming: zie model projectmatige fases (p. 5.1) waren de deelnemers aanwezig om als adviseurs van hun generatie over het ontwerp van het project mee te laten denken. Het creatieve proces was in onze visie het domein van de jongeren in de ontwerpfase en daarom moesten we de belangrijke creatieve fases (sensatie en realisatiefase) in de projectmatige fases (planvorming en concretisering) faciliteren. Deze projectmatige fases zijn in de meeste situaties ter voorbereiding van een kunsteducatief project zonder de mening van jongeren. De
6
Christophe, N. Het dynamisch creatief maakmodel (2006) Interne publicatie Lectoraat Theatrale Maakprocessen, Faculteit
Theater, Hogeschool voor de Kunsten Utrecht 7
Buckers en Berg Zorg voor kwaliteit: handreiking projectmatige activiteiten Utrecht, april 2007 Ankie Dikker 2009
19
brainstorm was de uitkomst, daarbinnen werden de ideeën ter invulling van het inmiddels vastgestelde thema en de locatie vorm gegeven door de deelnemers van de brainstorm. 8
De brainstormtechniek is een veelgebruikte techniek als het gaat om snel ideeën te genereren.
5.2 Methode Eerst heb ik de activiteiten van proces in het JMC-project langs het Dynamisch Creatief Model gelegd om inzicht te krijgen in de creatieve fases van de jongeren in dit project. Daarbij kon ik een aantal fases van organisatorische karakter niet vangen in dit model. Vervolgens heb ik de theorie van het projectmanagement van Buckers en Berg uit 2007, te weten de initiatieffase en de planvormingfase ingevoegd. Dat is in wezen een verfijning van de preparatiefase van het Dynamische Creatieve Maakmodel. Restte nog de brainstormfase die in wezen de sensatiefase vanuit de creativiteitstheorie mogelijk maakt. In het model vind u de fases zoals benoemd in het dynamisch creatief maakmodel en een klein vertaling naar jongeren toe geschreven. Binnen dit proces kunnen fases zich meerdere malen herhalen.
Creatieve fase
Auteur
Jaar
1
Pope
2005
Edwards
1986
Wallas
1926
Edwards
1986
Vanosmaelde & de Bruijn Wallas
1990
Policastro
1995
Wallas
1926
CzikszentMihalyi Wallas
1996
Christophe & Duijns
2006
Sensatie Ik ben geïnspireerd , heb een idee!
2
Realisatie Hoe maak ik dit idee concreet
3
Preparatie Hoe ga ik dit allemaal organiseren
4
Saturatie Materiaal, competenties, lange termijn geheugen, locatie etc. bij elkaar brengen
5
Frustratie Ik mis iets het lukt niet zo
6
Incubatie
1926
Afstand nemen om idee te laten rijpen
7
Intuïtie Ik voel iets aan mijn water
8
Illuminatie Yes ik heb een idee gekregen
9
Evaluatie Kan ik nu wel verder?
10
Verificatie
1926
Ik ga aan de slag
11
Acceleratie Opschieten het moet nu klaar
Het Dynamisch Creatief Maakmodel
Ankie Dikker 2009
20
Nirav Christophe bespreekt dit model in de interne publicatie, daarbij vier manieren om het creatieve maakproces te analyseren. Deze manier is nu te omvangrijk om in zijn geheel uit te voeren. Uit zijn publicatie gebruik ik alleen de voor het project JMC relevante fases om zo inzicht te geven in het verloop van een collectief interdisciplinair kunsteducatief maakproces en dan met name in de ontwerpfase.
5.3 Zorg voor kwaliteit (projectmatige activiteiten) De handreiking projectmatig werken van Buckers en Berg is geschreven in het kader van het project Kwaliteitszorg & certificering in opdracht van Kunstconnectie. Kunstconnectie is de branchevereniging voor kunsteducatie en kunstbeoefening te Utrecht9. De auteurs willen de helpende hand bieden bij het vormgeven van projectmatige activiteiten en daarmee het professionaliseren van de instellingen voor kunsteducatie en participatie. Deze projectmatige fases geven de projectleiding inzicht in de activiteiten die er ondernomen moeten worden en hoe en met wie je dat het beste kunt doen.
Fase 1
Project initiatie
2
Planvorming
3
Uitwerking/concretisering van het plan
4
Uitvoeringsfase
5
Evaluatiefase
Auteur
Jaar
Buckers & Berg
2007
Model projectmatige fases voor kunsteducatie en participatie
9
www.dekunstconnectie.nl/
Ankie Dikker 2009
21
6. De actuele ontwikkelingen theoretische onderbouwing I
Ik en de anderen allemaal hetzelfde ikkhu 3e eeuw
Ankie Dikker 2009
22
Dit hoofdstuk is ter onderbouwing van de onderwerpkeuze van het onderzoek. Hier ga ik in op het beleidsmatig, pedagogisch en artistiek perspectief van de huidige maatschappij. Binnen de opleiding hebben wij geleerd om met deze drie perspectieven te werken. Als eerste neem ik een citaat of stukje tekst uit het boek of tijdschrift daarna geef ik mijn reflectie daarop.
6.1 Actuele aandachtsgebieden in de huidige samenleving
Uit: INNOVEREN PARTICIPEREN
10
11
In navolging van het project Cultuur en School in 1997 bracht de Raad voor Cultuur een van zijn adviezen uit aan het ministerie van Onderwijs Cultuur en Wetenschappen (OCW) onder het motto “innoveren participeren!”. Het werkterrein van de Raad omvat de volgende aandachtsgebieden: media en informatie, cultureel erfgoed en kunst. (..) Burgerschap en maatschappelijke participatie zijn in een tijdperk van migratie, globalisering en heterogenisering van de samenleving sterk onder druk komen te staan, aldus het rapport. Reflectie: De raad hecht belang aan “innoveren” om tot nieuwe oplossingen te komen en “participeren” om mensen weer te laten meedoen met activiteiten. Dit in de context van culturele activiteiten met het doel elkaar binnen -en buitenschools in steeds meerdere mate te ontmoeten, te integreren, samen te leren werken en begrip voor elkaar te leren opbrengen en te kunnen begrijpen. Burgerschap, participatie en cultuur zijn om die reden een belangrijk speerpunt geworden vanuit OCW. Voor mijn onderzoeksvraag is dat van belang. Het geeft aan dat de context rijp is voor meer participatie en burgerschap voor jongeren in relatie met kunst en cultuur en hun leefomgeving.
6.1.1 Kunst en cultuur voor iedereen
uit: www.cultuurparticipatie.nl
12
Het Fonds voor Cultuurparticipatie stimuleert dat zoveel mogelijk mensen actief aan kunst en cultuur doen. Kunst en cultuur voor en door iedereen, dat is wat het Fonds voor Cultuurparticipatie nastreeft. Om dat te realiseren zijn er subsidies voor projecten die actieve kunst- en cultuur beoefening bevorderen. Het Fonds bestaat sinds januari 2009 en is nog volop in ontwikkeling.
Reflectie: Binnenschools wordt er hard gewerkt aan visies. Cultuurcoördinatoren worden ingezet om extra kennis en daadkracht in te zetten. Buitenschools wordt er steeds meer aandacht besteed aan projecten in relatie met kunst en cultuur die verschillende mate van participatie laten zien (Vrede van Utrecht 13). Het Fonds wil dat kunstenaars/creatieve centra meer actie ondernemen om de burgers te bereiken met kunst en
10
www.cultuur.nl/files/pdf/vooradvies0912/innoveren_participeren.pdf http://www.minocw.nl/cultuurparticipatie/772/Cultuur-en-school.html 12 www.cultuurparticipatie.nl 13 www.vredevanUtrecht.nl 11
Ankie Dikker 2009
23
cultuurinitiatieven. Het beleidsmatig perspectief is dan ook op dit moment rooskleurig voor ons cultuuroverdragers. Er worden cultuurmakelaars ingezet om verbindingen te maken en projecten in samenwerking met plaatselijke instellingen te faciliteren. Mensen weer aanzetten tot deelname in de samenleving met kunst en cultuur zien de bestuurders steeds meer als een breed inzetbaar middel om dat doel te bereiken. Ook hier zie je dat beleidsmakers meer en meer op zoek zijn naar projectontwikkelaars met innovatieve projecten met succesverhalen
6.1.2 Creatief klimaat
Uit: Zicht op Kunst en Maatschappij
14
Sandra Trienekens: “Bestuurders zijn bezorgd over het afkalvende verenigingsleven en over de cohesie en samenhang in de samenleving; ze pleiten voor kunst- of cultuurprojecten die daar een belangrijke stimulerende rol in kunnen vervullen. Die instrumentele benadering wordt nog versterkt doordat het beleid wordt gekoppeld aan de arbeidsmogelijkheden voor kunstenaars en het creatieve klimaat in de stad. Zo spreekt de Raad voor Cultuur sinds zijn vooradvies voor de beleidsperiode 2005-2008 expliciet over community arts als onderdeel van het amateurkunstbeleid”. Reflectie: Trienekens geeft in dit stukje iets weer over de bezorgdheid aan van bestuurders wat betreft de cohesie in de buurten, en het belang wat de bestuurders hechten in het kader van dat doel aan kunst en cultuurprojecten. Beleidsmakers scheppen ruimte voor community art en dit schept nieuwe kansen voor kunstenaars en vooral met de koppeling van het beleid voor de nieuwe arbeidsomstandigheden voor kunstenaars. Deze bezorgdheid onderbouwt het omgevingsgerichte denken van de docent/begeleider als succesfactor.
6.2 Actuele ontwikkelingen in de (kunst)educatie
Educatie is essentieel omdat niemand van ons effectief kan functioneren in deze altijd veranderende wereld zonder daarbij een continue persoonlijke en professionele vernieuwing aan te gaan. (Peter Renshaw)
6.2.1 Docent van deze tijd 15
Uit: Docent van deze tijd ‘Leren en laten leren’ .
Jan D.H.M.Vermunt is hoogleraar didactiek ‘van het doceren en van het opleiden van docenten' en verbonden 16 aan het IVLOS . Hij zegt over de docent van deze tijd: “Een gemeenschappelijk kenmerk van veel huidige onderwijsvernieuwingen is dat het de introductie van onderwijsvormen betreft die proberen actief, betekenisgericht, toepassingsgericht, zelfstandig en samenwerkend leren van de leerlingen te bevorderen.
14Trienekens, 15
16
S., (2006) Zicht op Kunst en Maatschappij Cultuurnetwerk Nederland, Utrecht Vermunt, D.H.M., (2006) Docent van deze tijd: leren en laten leren Rede, Koninklijke bibliotheek Den Haag Het IVLOS (Interfacultair Instituut voor Lerarenopleiding, Onderwijsontwikkeling en Studievaardigheden) www.ivlos.uu.nl
Ankie Dikker 2009
24
Enerzijds omdat wordt verondersteld dat de kennis die op die manier wordt verworven beter beklijft, beter wordt begrepen, en bruikbaarder is in de context waarin ze moet worden toegepast. Anderzijds omdat dergelijke manieren van leren beter voorbereiden op een leven waarin mensen nooit uitgeleerd mogen raken.... We constateren dat onderwijs flink in beweging is, dat op vele plaatsen nieuwe vormen van onderwijs en leren worden in gevoerd, we vragen ons af wat dat betekent voor de docenten die onderwijs in de praktijk moeten brengen.”
Reflectie: In dit stukje tekst uit de rede van Vermunt komt de vraag naar voren wat de veranderingen binnen het onderwijs betekenen. Vermunt heeft het over onderwijs in het algemeen. De laatste zin in dit citaat heeft direct betrekking op mijn onderzoeksvraag, Wat betekenen deze nieuwe veranderingen voor de competenties van de docenten van nu? Onderbouwd wordt dat de kennis die opgedaan wordt door deze nieuwe manier van leren beter beklijft , begrepen en bruikbaarder is in verschillende contexten. De docent zal met zijn tijd mee moeten gaan en zichzelf inzicht moeten verschaffen in de snelveranderende leefwereld van de jongeren. Door de informatiesamenleving zijn mensen genoodzaakt om mee te gaan in de ontwikkeling van de nieuwe media. Levenslang leren lijkt steeds meer een essentiële houding geworden in de huidige maatschappij.
6.2.2 Uitval VMBO jongeren
Uit: Vertrouwen in de school
17
De Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WWR) bracht in januari 2009 een brochure uit over schooluitval in het voortgezet onderwijs (vo) met de titel ‘Vertrouwen in school’ Daarin staat deze zin: “Cultureel burgerschap betekent dat burgerschap meer dimensies heeft dan
alleen politieke, juridische en sociale. Het betekent het recht op culturele participatie, uitwisseling en erkenning. Kernwaarden van cultureel burgerschap zijn het actief, symbolisch vormgeven van identiteit(en) en het streven naar culturele inclusie”.
Reflectie: Hier komt de zorg naar voren voor de leerlingen die uitvallen in het vo. Cultureel burgerschap blijkt nodig. Het symbolisch vormgeven van identiteit en het streven naar inclusie is voor mijn onderzoek van belang. De Raad geeft aan dat dat oplossingen kan bieden. Ze doelen dan op het door actieve participatie meer betrokken bij de school en de samenleving raken en op het zich gezien voelen. Ook het kenmerk vertrouwen komt terug in dit verslag.
17
WWR Vertrouwen in de school over de uitval van ‘overbelaste’ jongeren pdf regeringsbeleid vmbo uitval
Ankie Dikker 2009
25
6.2.3 Omgevingsgericht leren
Uit: Leerkracht in beeld18 In de methode Ontwikkelingsgericht Onderwijs (OGO) wordt meer nadruk gelegd op kinderen leren deel te nemen aan de leergemeenschap waarvan ze deel uit maken, met aandacht voor hun specifieke behoeften en talenten. Leren en ontwikkelen is een kwestie van een goed samenspel tussen sturing door de leerkracht en initiatieven van de leerling. De leerkracht creëert uitdagende situaties en problemen, boort betekenissen aan en brengt steeds nieuwe instrumenten voor denken en handelen in. In de vormen van het nieuwe leren is de leerkracht procesbegeleider, een coach.
Reflectie: Het concept van een leergemeenschap spreekt mij aan met name waar het gaat om aandacht voor het samenspel van leerling en docent. Doordat de docent een uitdagende leeromgeving aanbiedt, en actief ingaat op de initiatieven van de leerling ontstaat er een verbinding van de intrinsieke motivatie naar de leefomgeving van de leerling. Dat samenspel vind ik voor de kunsteducatie de meest effectieve. En in deze vorm van onderwijs zie je ook de veranderende rol terug voor docenten: van doceren naar coachen.
6.2.4 Herkenningspunten in de wijk
Uit: Boekman nr 77 Het belang van Kunst
19
Kunstcritica Anita van Twaalfhoven: “Ook vormen als community art of beeldende kunst in de sociale ruimte, waarin je een maatschappelijk doel terugziet, doen grenzen vervagen en zijn een bindende factor.”Zo kunnen beeldende kunstwerken een rol vervullen als herkenningspunten in een wijk. Ze kunnen eraan bijdragen dat bewoners zich thuis voelen in de wijk. Participeren, in de zin van bewoners die meedoen en meekiezen in het verfraaien van de omgeving, heeft een meerwaarde. Als in de opdrachtverlening voor beeldend kunstwerk de stem van de bewoner doorklinkt, kunnen zij zich hiermee verbinden. Het geeft het gevoel erbij te mogen horen en erbij te mogen zijn. Maar het kan ook wringen tussen het artistiek proces en datgene wat de bewoners willen. Bewoners zoeken herkenbaarheid, een herkenbare emotie. Voor kunstenaars is het dan de uitdaging om die emotie te pakken en artistiek te vertalen in een beeld dat mensen raakt. Dat is niet gemakkelijk, maar juist in die dialoog zit de uitdaging van dergelijke vormen van kunst.”
Reflectie: Het belang van beeldende kunst gemaakt door bewoners die een plek krijgt in de sociale ruimte komt hier terug en de mogelijkheden van de verbindende factor van community arts. Het collectieve karakter is hier van essentieel belang om elkaar in al de diversiteiten te ontmoeten. Om die laagdrempeligheid in sfeer, activiteiten en educatie daarin uit te drukken is een aantal competenties nodig van de artistiek leider, de gastvrouw/heer en begeleiders. Beleidsmakers scheppen ruimte door middel van ondersteuning voor de
18
Haan, D. de & Kuiper, E. (2008) Leerkracht in beeld, ontwikkelingsgericht onderwijs: Theorie, onderzoek en praktijk. van Gorcum. 19 Boekman nr 77 (2009) Het belang van Kunst: Kunst als levend organisme door: Anita van Twaalfhoven.
Ankie Dikker 2009
26
beroepspraktijk voor kunstenaars. Voor community arts schept dit nieuwe kansen voor kunstenaars en kunstvakdocenten.
6.2.5 Kracht van kunst in de verticale en horizontale cultuur Uit: Verslag Conferentie kunsteducatie, paragraaf: De Brit en de olifant 20
Renshaw onderscheidt de verticale en horizontale cultuurontwikkeling. Verticaal is de richting omhoog; individueel excellentie bereiken. De horizontale cultuur is gericht op zoveel mogelijk bereik, denk aan McDonald’s en Coca Cola. Die verticale lijn is eigenlijk een afvalrace, met veel verliezers en een enkele winnaar: degene die doorstroomt naar het conservatorium, die de prijs wint, die het podium bestijgt. Wat doet dat met de persoonlijkheid van al die mislukkelingen? (...) Veel jongeren zijn mixers, zij opereren uit zichzelf op het kruispunt van horizontale en verticale cultuur. En daar valt veel van te leren, in plaats van te denken dat alles topdown aangeleerd zou moeten worden. (...)Dan grijpt cultuur in op het leven, zorgt het voor contact. Authenticiteit en identiteit zijn belangrijke waarden voor kunst: Volgens Renshaw moet die ontwikkeling, ook op kunsteducatie-instellingen, de ruimte krijgen.
Reflectie: De meerwaarde van kunst en cultuur zit ook in de breedte. Alleen al geconfronteerd worden met je eigen voorstellingsvermogen is een grote waarde van kunst. Het opsporen van fascinaties en passie naast het opsporen van ‘talent’ is een van de belangrijke functies van kunsteducatie. Dit vind ik een mooi voorbeeld van Renshaw om niet alleen talentontwikkeling de kans te geven, maar ook de kunst op straat te zien als een waardevolle ontwikkeling die aandacht verdient. Voor dit onderzoek belangrijk voor het inzicht van de begeleiders die zich niet alleen voor het talent in gaan zetten maar aan alle drie de componenten van kunsteducatie in een breder perspectief aandacht geven: actief, receptief en reflectief in verschillende lagen van de samenleving. Renshaw pleit voor de opwaardering van de straatcultuur: de beleving. Met het doel meer aandacht te geven aan de horizontale cultuur aan toegevoegd worden.
6.2.6 Verschillen in omgang met de doelgroep Uit: Uitdagingen voor community arts 21
Eugène van Erven doet sinds 1980 onderzoek naar theater en sociale ontwikkeling. Hij is hoofddocent theaterwetenschap aan de Universiteit Utrecht.“De vraag van Ruud van der Veen of community arts kunsteducatie of gemeenschapseducatie is legt de vinger precies op de gevoelige plek, want hij geeft daarmee aan hoe moeilijk community art in feite te duiden is. Is het kunst? Educatie? Maatschappelijke interventie? Social engineering? Het hangt er maar net van af met wie je praat – of op welke plek - om een bevestigend of ontkennend antwoord te krijgen. Die vragen geven ook aan dat er alleen al in Nederland nogal wat spelers in dit uitgestrekte veld actief zijn: gemeentes welzijnsorganisaties, cultuurmakelaars, grootstedelijke centra voor de kunsten, kunstvakopleidingen en al dan niet gespecialiseerde kunstenaars”. Van Erven stelt: “community art is gericht op bevolkingsgroepen die niet vertrouwd zijn met kunst, voor wie sowieso geen regulier kunstaanbod is waarmee ze zich kunnen identificeren en die op plekken wonen waar
20
Verslag ledencongres De Kunstconnectie/VKV 10-11 mei 2006, Den Haag Eigenwijs!beheer.kunstconnectie.nl/I_API/downloadAttachment.aspx?intAttachmentSetId=1785 21
www.beraadsgroepvorming.nl/uitdagingen.pdf
Ankie Dikker 2009
27
weinig of geen kunstvoorzieningen zijn”. De participatieve relatie die daarbij tussen professionele kunstenaar en al die verschillende soorten deelnemers ontstaat wordt ook veel te gemakkelijk als ‘gelijkwaardig’ aangeduid, terwijl die dat in de dagelijkse praktijk zelden is. Er wordt, kortom, nogal losjes over verschillen in intensiteit, participativiteit, gelijkwaardigheid, in te zetten methodieken en legio andere contextuele variabelen heen gefietst”.
Reflectie: Ik herken de veelheid van vormen in community arts en de noodzaak om de verschillende manieren van community arts te classificeren. Om een goede aansluiting te maken tussen educatieve praktijk en een kunstproject moet iedereen weten met welke vorm van community art hij te maken heeft; wat het doel is, voor wie en waarom. De teamsamenstelling, begeleidercompetenties en werkwijze binnen kunsteducatieve projecten met een maatschappelijk doel is cruciaal voor het succes van een project op proces en productniveau. Je maakt het mogelijk als organisatie om alle lagen van de bevolking in contact te brengen met elkaar in dit collectief creatief proces. De deelnemers kunnen veel uitlopende redenen hebben om aan community-art mee te doen. Er zijn er die door hun achtergrond niet veel kansen hebben gehad om hun affiniteit met kunst en cultuur aan te boren, er zijn legio redenen waarom mensen aan deze processen deelnemen. Dat vergt een diversiteit aan kennis van deze diverse doelgroep. Binnenschools is er een organisatie die onderwijs faciliteert, daar zou een vorm van kunsteducatie in projectvorm met het oog op engagement in thuis kunnen gaan horen. Wat dat betreft kunnen beide werkvelden van elkaar leren. Je haalt als school in wezen een stukje community-art binnen de school, en omgekeerd een goedopgeleide docent met kennis van collectieve creatieve maakprocessen in het werkveld buiten school.
Ankie Dikker 2009
28
7. Jongeren van nu theoretische onderbouwing II
Ankie Dikker 2009
29
In dit hoofdstuk zoek ik een onderbouwing van de noodzaak voor het herinrichten van kunsteducatieve projecten voor jongeren in de huidige samenleving.
7.1 Generatieprobleem Uit: Homo Zappiens Growing up in a digital age22
Wim Veen, professor in de technologie en educatie, legt in zijn boek uit hoe moderne jongeren, die opgroeien in een digitale wereld, op een andere manier kennis tot zich nemen dan generaties daarvoor. “Het virtuele bestaan is een existentie van het fysieke bestaan geworden. Juist jongeren kunnen adequater met informatie omspringen, in tegenstelling tot wat we denken. Ze ontwikkelen strategieën waarmee ze kunnen schakelen tussen verschillende kennisniveaus. Dat is heel wat anders dan de tijd van weleer waar we alleen maar woordjes of formules op school leerden zonder dat je zelf kon bepalen of het nuttig is”. 23 Op de vraag in een interview in het Onafhankelijk vaktijdschrift voor onderwijs en Itc. (COS) met Wim Veen : “Dat moet haast wel tot een zichtbaar generatieconflict leiden in de klas?”. “Zeker, dat hoor je ook terug van leerlingen die school ‘saai’ vinden, of zeggen dat ze er niets leren. De school lijkt irrelevant te zijn voor ze. Als de leerkracht zijn taak de leerling iets bij te brengen serieus neemt, zal hij dus tegemoet moeten komen aan die andere leerstijl. Dat is ook een kwestie van beroepseer: je wilt toch iets bereiken? De leerkracht van nu moet daarvoor vooral durven loslaten. Jaarklassensysteem, urenrooster, vakkenscheiding, curriculum... het zijn allemaal overblijfselen van het oude leren. Ze sluiten niet aan bij de leerstrategieën van het moderne kind. Dat wil bijvoorbeeld de directe toepasbaarheid zien van het geleerde. (..)Denk aan ouders die hun kinderen voortdurend horen zeggen dat ze er ‘niks aan’ vinden op school of aan leerkrachten die hun eigen kinderen vooral zien leren buiten schooltijd: surfend op de computer, handig organiserend met een PDA (personel digital assistent). In het HAVO en VWO willen de leerlingen zich nog wel gedwee opstellen ten opzichte van het traditionele onderwijssysteem, maar in het VMBO zie je dat dat systeem echt niet meer werkt. Hier zie je dan ook de eerste initiatieven om tot totaal andere vormen van leren te komen: projectmatig, in open omgevingen, adaptief”.
Reflectie: De dynamiek, het saaie in de klas, geen aansluiting meer kunnen vinden met je leerlingen! Als docent/kunstenaar moet je je bewust zijn, waar dit mogelijk door komt. In wezen moet je zelf kennis en inzicht over de mogelijke extra competenties hebben. Je moet je als begeleider gaan informeren bij vakbladen en literatuur. Bij de jongeren zelf informeren en mee participeren in hun informatie wereld. Hier komen ook de competenties van docenten/kunstenaars naar boven waar ik voor mijn onderzoek naar op zoek ben namelijk de competenties: een open houding, vertrouwen, loslaten en denken en doen buiten de gevestigde kaders worden hier onderbouwd!
22 23
Veen,W., en Vrakking, B., (2006) Homo Zappiens: Growing up in a digital age. Netwerk Continium www.computersopschool.nl/LNTT/images/C1803ARTp10-11.pdf -COS JAARGANG 18 NUMMER 3 – 2006
Ankie Dikker 2009
30
7.2 Gebruik maken van elkaars talenten Uit: Generatie Einstein 24
“Groepsdenken en collectieve wijsheid is jongeren via het internet met de paplepel ingegoten en reflecteert tevens hoe ze tegenover kennisuitwisseling leren staan. Het eerder beschreven netwerkleren is gebaseerd op wisselende persoonlijke expertises. Deze expertises worden gekoppeld aan de wijsheid van het collectief. Een wijsheid die ook weer is gebaseerd op individuele kennis en expertise. Al die individuen maken met elkaar dat het collectief meer weet. Jongeren weten als geen ander dat er altijd meer kennis is dan zij zelf kunnen verwerken, dus vertrouwen ze op dat collectief om te beoordelen wat waar en minder waar is. Aangezien zij ook weten dat iedereen goed is in of met het een of ander, maken zij gebruik van elkaars talenten en zijn dan ook niet behept met het denken dat je altijd alles zelf moet kunnen”.
Reflectie: Uit deze bron wordt de noodzaak duidelijk om inzicht te krijgen in de competenties die jongeren gaandeweg opdoen vanuit de gemedialiseerde wereld. Het belang om aansluiting te houden met de jongeren spreekt daar uit. Met nieuwe geletterdheid (andere strategieën voor leren en kennis delen als gevolg van gebruik nieuwe media). Er wordt in dit citaat een onderbouwing geschetst om tot collectieve processen over te gaan binnen kunsteducatie projecten. de jongeren bouwen op elkaars kunnen en dat doen ze met veel vertrouwen op het collectief brein. Ook het besef van de jongeren dat je elkaars talenten kunt gebruiken zou essentieel voor de nieuwe docent die interdisciplinair werkt kunnen zijn. Deze factoren zijn mijns inziens essentieel om rekening mee te houden voor de onderwijsinnovatie in het algemeen, en kunsteducatieve projecten voor de jongeren in de samenleving van nu in het bijzonder.
7.3 Informeel ontwikkelende competenties bij jongeren van nu Uit: Didactiek voor digitale natives en beeldenkers
25
De Amerikaanse onderzoeker Henry Jenkins 26 omschrijft de huidige samenleving als een participatiesamenleving. Meer dan vroeger zijn burgers actief betrokken bij ontwikkelingen en processen in de samenleving. De focus is veranderd van de individuele ontwikkeling en expressie naar betrokkenheid bij de samenleving. Waar eerder een terughoudende passieve houding gewenst was, staan nu initiatief en innovatie hoog in het vaandel. Hij constateert drie gaten, ‘gaps’, in de huidige samenleving die wanneer ze niet worden overbrugd voor ingrijpende problemen kunnen gaan zorgen. Om ervoor te zorgen dat kinderen en jongeren deze gaten overbruggen heeft hij elf vaardigheden beschreven: spelen, presenteren, simuleren, aanpassing, multi tasking, doorgeven van kennis, collectieve intelligentie, beoordeling, transmedia navigeren, netwerken en overleggen. Dit zijn vaardigheden waar met boeken als lesmateriaal een beperkt appel op wordt gedaan. Deze vaardigheden drukken zich uit in nieuwe vormen van leren die sterk afwijken van traditionele tekstgebaseerde vormen. Ook zal het oefenen van deze vaardigheden niet slechts in scholen kunnen plaatsvinden, maar overal.
24
Boschma, J.& Groen.I. (2007) Generatie Einstein 2eeditie Prentice Hall
25
Wijbenga, J. (2009) Didactiek voor digitale natives en beeldenkers Scriptie Hoge school voor de kunsten Utrecht. Jenkins, H ... (2006) [et al.]Confronting the challenges of participatory culture : media education for the 21 st century : an occasional paper on digital media and learning / Chicago : MacArthur Foundation. 26
Ankie Dikker 2009
31
Reflectie: Deze Amerikaanse onderzoeker beschrijft de huidige samenleving als participatiesamenleving. De competenties die hij aangeeft zijn voor mijn onderzoek belangrijk omdat ze veel meer op kennis delen en vertrouwen in het collectief zijn gericht. Deze competenties duiden op andere jongeren als de generatie waartoe ik bijvoorbeeld behoor. En wij als overdragers zijn verantwoordelijk voor de aansluiting met deze jongeren in de huidige samenleving.
Ankie Dikker 2009
32
8.
De mening van de experts theoretische onderbouwing III
“We willen dat ze co-eigenaar worden, en wij willen dat ze door dit project op een positieve manier over zichzelf gaan denken” Nelly van de Geest
Ankie Dikker 2009
33
Binnen het project JMC heb ik de deelnemers en deskundigen bevraagd in een open en halfopen interview. Dit betrof een viertal ambassadeurs van het project. Daarnaast laat ik twee deskundigen aan het woord uit het projectteam. Uit het werkveld van de kunsteducatie heb ik een tweetal docenten, een teamcoach, een hoofd kunstvakopleider, bestuurslid en onderwijsvernieuwer en een onderzoeker op het gebied van innovatieve kunsteducatie geïnterviewd. De interviews heb ik uitgewerkt en allen bewaard op geluidsband.
8.1 De deelnemers aan het project JMC Berend (15) HAVO, Anissa (17) HBO (Marokkaanse van Nederlandse afkomst), Eva (18) MBO, Boris (14) VMBO.
8.2 Samenvatting van de interviews met de deelnemers Wat als leukste ervaringen werd er beschreven waren de brainstorm en de nominatie. Het samen een idee uitdenken dat werkelijk uitgevoerd zou gaan worden bleek een groot succes. De jongeren hebben genoten van het feit dat je elkaar snel leerde kennen, hun idee serieus genomen werd en dat je samen een collectief idee kunt vormen. Ook het idee dat je werkelijk bij kunt dragen aan een belangrijke gebeurtenis in de gemeente werd spannend en uitdagend gevonden. De deelnemers vonden het leuk en uitdagend om ambassadeur te zijn. De afspraak om op de hoogte te worden gehouden en daadwerkelijk deelgenoot en mede-eigenaar te zijn van het proces werd als een eer beschouwd. Hieronder een kenschetsende quote: Wat vond je van het project? Eva “met Rob brainstormen, Laten horen wat jij graag wilt en daar een beetje over dromen... Dat je elkaar leerde kennen... met zijn allen iets voor ogen had.. Ja je leerde elkaar kennen op een andere manier dan normaal.... Elkaar een idee geven: ja, we kunnen dat erbij doen en dat er uiteindelijk een goed plan uitkwam!!”
Zie verder bijlage 3 voor het letterlijke verslag van de interviews van de deelnemers
8.3 Samenvatting van de interviews met de deskundigen in het team Rob Willems Voor dit onderzoek is zijn expertise belangrijk geweest met het oog op ervaring van de complexe procesmatige kant van dit project en voor de werkwijze die het projectteam uitgedacht en uitgevoerd heeft in de ontwerpfase van dit project JMC. Willems: “De succesfactor positieve bejegening is essentieel geweest. Daarin zie ik in de toekomst ook een mogelijke beperking. De positieve bejegening die wij lieten zien moet wel door de hele organisatie getrokken worden, en of je daar de juiste begeleiders met de juiste competenties voor vindt, is maar de vraag. Niet iedere begeleider heeft die overtuiging paraat”. “Eerst divigeren en out off the box denken, waarom doe je dat? om vernieuwing, mogelijkheden en kansen te creëren. Dan komen er vanzelf oplossingen naar boven, een breed vergezicht waarin alles zou kunnen, dan terug naar de concrete realiteit. Vrij en intuïtief, het wordt wat het wordt, aan het eind denk je logisch dat het er is. Het had ook niet iets anders kunnen worden”. Op de vraag hoe essentieel het is als je het project interdisciplinair maakt: “Dan heb je als deelnemer meer keuzemogelijkheden. Je schept een breed kader om
Ankie Dikker 2009
34
het collectief aan te pakken, en je maakt het kader nog breder door het interdisciplinair te maken. Hoe meer je als begeleider interdisciplinair kunt denken hoe meer je je in anderne in kunt leven. Je hebt iemand nodig die overstijgend kan denken en binnen een collectief proces bind je naar binnen en bouw je een brug naar de anderen. Als dat niet gebeurt dan valt de hele doelstelling van project op de grond. Verbindingen moeten gemaakt worden. Absoluut een essentiële competentie”. Dit gesprek is op een geluidsband te beluisteren.
Lidwine Elshof Werkt dagelijks in de wijken, initieert of begeleidt projecten met een kunstenaarsvisie buitenschools en faciliteert initiatieven van bewoners uit de wijk. Zij was belangrijk in dit onderzoek omdat zij vanuit haar professionaliteit de impact van de werkwijze op de samenleving goed kon analyseren met betrekking tot haar eigen werkveld. Ze heeft met name ervaring met de competenties van kunstenaars die in ontmoetingsprojecten met hun visie nogal eens in botsing zijn met de werkwijze en competenties van de kunstenaarbegeleiders.
Via de mail de vraag: wat zie jij als de impact van vergaande participatie in kunsteducatieve projecten in de wijken? “Je ziet een verschil want de mensen worden verantwoordelijk... het wordt van hun en mensen willen er dan voor gaan. Zo kan er een spin-off naar andere mensen ontstaan die zich aansluiten. Wil het iets duurzaams zijn dan is dat de weg..... mensen bij elkaar brengen, betrokkenheid rond een thema organiseren en mensen in dat proces begeleiden. Als mensen er voor gaan dan heeft het een ziel. Dat is wat we willen; bezieling en betrokkenheid. Dan kun je het bereiken... anders niet dan is het vluchtig. Niet in aantallen denken, een organisch proces durven laten ontstaan. Je neemt ze serieus, je neemt hun ideeën als vertrekpunt en daar nemen ze anderen in mee en als je dat proces begeleidt en faciliteert dat zou eigenlijk het enige moeten zijn, een organisch proces. Een kunstenaar/begeleider zou met haar kennis en kunde het creatief proces moeten faciliteren en het artistiek proces naar boven kunnen halen. Ik vind dat een professionaliteit. Een achtergrond die je inzet om mensen in hun artistieke proces te begeleiden. Het gaat er altijd om meerdere mensen bij elkaar te brengen; middelen, voorwaarden scheppen, begeleiden, faciliteren. Je als organisatie aansluiten bij de andere partner en dan vanuit iets handelen wat er speelt in de wijk. Mensen triggeren met een thema. Een universeel thema, omdat je dan iedereen betrekken, jong, oud, verschillende opleidingniveaus en culturele achtergronden”.
Ankie Dikker 2009
35
8.4 Experts uit het kunsteducatieve werkveld Willem Jan Renger Een van de twee bestuurleden van Faculteit Kunst Media en Technologie (Hogeschool voor de Kunsten) te Hilversum. Onderwijsvernieuwer binnen deze opleiding. Onderstaande tekst komt uit: interview dat gepubliceerd is in een interne publicatie OFF: Educating the Educators. kmtweb.hku.nl/clk/servlet/nl.gx.siteworks.client.http.GetFile?id=490550 “Onze core business is educatie” Dus als je je wilt verhouden tot didactische antwoorden op nieuwe generaties moet je zorgen dat je zelf up to date blijft. Kennis die studenten opdoen is vaak direct bruikbaar in onze eigen didactiek: de student heeft de positie van regie. Zo ijk je voortdurend je eigen systeem en voorkom je dat je in een vervreemdings scenario terecht komt”. De beleidsmakers ijken voortdurend bij de jongeren de ontwikkeling van het onderwijs. Het zijn collectieve projecten, met een multi/interdisciplinair karakter waarbinnen iedere student zijn eigen leervragen kan formuleren. Deze faculteit is HBO niveau, maar kan een goed voorbeeld zijn voor een collectieve multi/interdisciplinaire werkwijze in middelbare scholen. De competentie, ‘binden naar binnen en bruggen slaan naar buiten’ zijn hier belangrijk. Renger noemt het van buiten naar binnen denken en van binnen naar buiten denken; het oplossingsgerichte en innovatieve onderwijs waarin de koppeling van idee naar het bedrijfsleven een grote succesfactor is.
Thera Jonker Hoofd docentenopleiding Theater. Leidt aan de HKU docenten theater op. Zij heeft daarbij een uitgesproken visie op het vlak van studentsturing, interdisciplinariteit en interculturaliteit. Speciaal in deze is dat Thera als hoofd opleider sets met landelijke competenties aangeleverd krijgt en die zelf (met haar team) kan specificeren. “Ik laat de student het andere ontmoeten; een andere cultuur, discipline of werkwijze. Onderwijs is ontmoeting van wat anders is. In deze tijd kunnen studenten eerder hun eigen signatuur op het spoor komen, eerder dan in het traditionele onderwijs. Leerlinggestuurd leren in aansluiting op de maatschappij”. In dit interview was ik nieuwsgierig naar de visie van een hoofd kunstvakopleiding, omdat zij ook de lessen binnen de Master kunsteducatie interdisciplinaire maakprocessen mede inhoud gaf. Het was een brede visie. Binnen de ontwikkelingen van de actuele samenleving zag Thera zelf een verschuiving naar de ondernemende houding van de docent, maar ook de verschuiving van aandacht naar het engagement. Confronterend leren, wisselen van rollen: maker, docent en speler, breed inzetbaar in de maatschappij van nu…engagement, interdisciplinair, internationaal…..innovatief en ondernemend. Als kunstvakdocent breed georiënteerd en geconfronteerd met verschillende ontwikkelingen binnen de samenleving kan gaan werken. Zij heeft gekozen voor breed inzetbaar in plaats van excelleren in een bepaald gebied. Thera: ”In het onderwijsprogramma ligt een grotere nadruk op coaching, intervisie krijgt meer aandacht dan vroeger”. “Coachen van studenten om hun eigen signatuur op het spoor te komen. Ze kunnen minder goed spelen, maken en lesgeven, maar ze zijn breder inzetbaar. In een onverwachte situatie zijn ze eigen met hun persoon, zelfstandig, doordat ze nog nooit een recept hebben gehad. Vette basis, life long learning”. Vanessa Hudig Barlaeusgymnasium in Amsterdam. Zij geeft les in de bovenbouw HAVO/VWO. Deze veelzijdige opgeleide kunstvakdocent heeft alle vertrouwen van de schoolleiding. Doordat de leerlingen een rijke achtergrond hebben aan cultuur en kunstontwikkeling (opgegroeid in Amsterdam) is er veel ruimte voor het experiment. Ze werkt met haar leerlingen regelmatig buiten de school in samenwerking met andere scholen en
Ankie Dikker 2009
36
organisaties in de openbare ruimte van Amsterdam. Ze zit dicht op de huid van de leerling, vindt het belangrijk haar passie te tonen aan de leerlingen en stelt zichzelf kwetsbaar op. ”Ze mochten het gekste bedenken wat er is, leerlingen leren werken met de beperkingen van de realiteit. De realiteit check in de openbare ruimte is groot. Elke leerling heeft een taak/rol gekozen in het project Lijst 27 liefde . Een leerling was bij voorbeeld contactpersoon met de organisatie. Een andere leerling beheerde het budget en een ander presenteerde het project op de dag van de uitvoering. De leerlingen waren erg geïnspireerd, ze werden geconfronteerd met andere culturen en lagen van de samenleving. Op die manier kun je kunst dicht bij de belevingswereld van de leerlingen brengen. Hudig: “In deze school heb ik het erg naar mijn zin. Ik word hier intellectueel uitgedaagd en werk veel samen met andere collega’s”. Vanessa is gewend om vanuit probleem of vraagstellingen te werken. Ze werkt graag met win win situaties. Hudig: “Hoe kan kunst in de maatschappij zitten, mijn persoonlijke missie is om leerlingen te confronteren met andere culturen en lagen van de samenleving”. Daarmee zoekt ze de complexiteit op en wil ze leerlingen leren door de confrontatie. Dat vind ik een mooi gegeven. Je creëert als begeleider een uitdagende leeromgeving voor de leerlingen midden in de openbare ruimte. Hudig: ”De realiteit check wil ik ze laten ervaren de koppeling tussen idee en realiteit (vb. materiaal) en daarvan uit verder creëren”.
Mike van Werkhoven 28 Beeldend kunstvakdocent bij de Kees Boeke school in De Bilt . In de laatste klassen van de HAVO,en het VWO richt hij zich in zijn lessen op het klaarstomen voor het kunstvakonderwijs, en legt hij de nadruk op de ambachtelijke vaardigheden van de leerlingen. In dit interview was ik nieuwsgierig naar de bijzondere visie van de school waarin de ambitie om samen te werken een van de hoofdpeilers is. Blijkt uit het gesprek dat hij kunst vaklessen geeft om o.a. de leerlingen klaar te stomen voor het kunstvakonderwijs. Liefst bereidt hij ze voor tot aan de helft van de propedeuse van een kunstvakopleiding. Dus niet wat betreft samenwerking in creatieve of vakoverstijgende processen. Binnen dit interview werd duidelijk dat een docent zijn eigen weg buiten de visie van de school kan gaan . Verrassend voor mij was dat hij op een positieve empathische manier dicht op de huid van de leerlingen zat om hun inzichten te geven over de werking van de beeldcultuur van nu. Van Werkhoven: “ik loop rond en werkers (zo worden leerlingen genoemd in de school) kunnen naar mij toe komen. Als het niveau niet gehaald wordt of ze haken af dan grijp ik wel in. Dan probeer ik ze weer enthousiast te krijgen en nieuwe ruimte te geven in hun denken waar ze dan over de nieuwe input te kunnen denken, actualiseren”. In de ontwerpfase van het project geeft hij geen ruimte om actief te participeren. Gezien de docentgestuurde aanpak en individuele benadering was er geen samenwerking van de docenten onderling.
Niels de Koe Amadeuscollege in Leidse Rijn. Muziekdocent /Teamcoach in opleiding. Hij is actief bezig aan het experimenteren in de klas met wat werkt en niet, en heeft regelmatig lesinhoudelijk overleg met de andere docenten, over didactiek en methodiek in relatie met de visie van de school. Hij is alert op wat werkt binnen de klas en niet en stelt zich open voor vernieuwingen en vakoverstijgende projecten. De school is net verhuisd maar de ambitie is buiten de school copartners te zoeken om met de school samen te werken. De Koe werkt als teamcoach op het Amadeuslyceum.
27 28
http://www.lijstliefde.nl http://www.wpkeesboeke.nl/index.php?option=com_content&task=view&id=69&Itemid=160
Ankie Dikker 2009
37
29
“Keuze. Dat is de gouden sleutel! De grote succesfactor.....keuzes mogen maken! In de huidige werkwijze kunnen ze hun eigen leerdoel kiezen. Dertig leerlingen komen binnen en krijgen een gekaderde opdracht. Ze krijgen op schrift twee nummers om te gaan zingen en begeleiden die ik uitgezocht heb. Ze mogen dan zelf met een voorstel komen, maar moeten ook hun eigen leerdoelen behalen. Uiteindelijk is hun eigen keuze meestal moeilijker, maar ze doen het dan toch! Nu zitten ze te drummen en te zingen zonder dat ze het in de gaten hebben”. In het Amadeuslyceum dat een cultuur profielschool is werken ze vanuit een duidelijke breedgedragen visie. De Koe: “contact maken, kunnen luisteren. Je moet met vier docenten in een domein samenwerken. Honderdtwintig leerlingen en vier collega’s waarborgt dat het onderwijskundig systeem goed is. Je moet samenwerken vanuit een bepaalde visie. Bij deze school werken stelt aan de docenten hoge eisen, Welke eisen? “Contact maken met de leerling, kunnen luisteren. Niet iedereen heeft de tools”. Die kun je leren? kun je alle tools leren? Nee, we hebben een aantal nieuwe docenten en daar gaan we niet mee verder. Het is hier pedagogisch veel moeilijker. Eisen zijn veel hoger, denken over dit onderwijs vraagt veel hogere eisen aan docenten en je werkt uit een visie. Je bent op zoek naar contact maken, en kunnen luisteren. Er zijn leerlingen die zich totaal niet gehoord voelen. Docenten werken vakoverstijgend (interdisciplinair) met elkaar en de ambitie is om copartners te zoeken buiten de nieuwe school. Om zo de leerlingen meer uitdagingen te geven in het onderwijs.
Nelly van der Geest Pedagogiek van empowerment. Nelly is nu werkzaam aan de HKU als directeur van het Centrum voor Interculturele Studies. Daarnaast doceert zij aan de Master Kunsteducatie. Zij doet onderzoek aan de HKU en werkt nu 2 jaar op VMBO scholen in de stad Utrecht, van najaar 2007 tot voorjaar 2009. Accent van het onderzoek ligt op de basisberoepsgerichte en kaderberoepsgerichte leerweg in het VMBO. In een team met onderzoekers ontwikkelen ze gaandeweg via de praktijk de Pedagogiek van empowerment waarin er vier bouwstenen belangrijk zijn binnen de projecten: Creatief partnerschap, Co - eigenaarschap, dynamiek in de klas, team en actieve werkvormen. Er is in 2009 een congres georganiseerd, en een website geopend met informatie, tips en voorbeelden. Zie www.VMBOKUNSTENAARS.nl. Zij is met name belangrijk voor het onderzoek omdat ze binnen een team praktijkgerichte projecten initieert en onderzoekt. Vraag: Wat vraagt artistiek empowerment van docenten, welke houding en mindset? “Ik denk een ding en dat zegt een van de betrokken docenten: het belangrijkste kan je niet leren, je moet als docent van ze houden je moet van de energie en dynamiek en omgaan en daar moet je van houden. Dat is het allerbelangrijkste”. Daarna geeft ze een aantal competenties aan, die belangrijk zijn voor deze werkwijze in dit specifieke onderwijs waar je als begeleider tevens bereid moet zijn om aan sociale competenties van de leerlingen te willen werken. Een van de belangrijkste succesfactoren is tussen de verschillende betrokken partijen interdisciplinair te werken. Dat doet de onderzoeksgroep vanaf het eerste moment met het doel iedere betrokkene co-eigenaar te laten worden. Daarbij horen ook de copartners, kunstenaars, begeleiders en jongeren. Op de vraag welke elementen van de werkwijze niet mogen missen. Van Der Geest: ”Inbreng van leerlingen in alle fases van het proces. De meest cruciale fase is de ontwerpfase een aantal jongeren hebben het project mee ontworpen en konden het goed vertalen naar de jongeren. Ze hadden tevens de rol om de jongeren in de feedback te stimuleren”. Ze legt uit dat het geen vaste methodiek is, het onderzoeksteam kijkt ernaar. “We willen dat ze co-eigenaar worden, en we willen dat ze door dit project op een positieve manier over zichzelf gaan denken”.
29
http//www.durvendelendoel.nl
Ankie Dikker 2009
38
9. Conclusie
Ankie Dikker 2009
39
Mijn bevindingen uit de analyse van het project JMC , het literatuuronderzoek en de gesprekken met experts zijn dat jongeren graag actief willen participeren. Dit omdat meedenken, meebeslissen en meebeleven bij hun behoeftes, hun leefwereld en bij de verworven competenties ‘bouwen op elkaars kunnen’ en ‘delen van kennis’ passen. Om bij jongeren aan te sluiten vergt dat een nieuwe maatschappelijke houding van alle betrokkenen; positieve bejegening en benaderen vanuit onvoorwaardelijk vertrouwen. Hierbij is het belangrijk dat een schoolleiding of organisatie tijd en ruimte faciliteert om een interdisciplinair team samen te stellen dat door haar expertise een brug kan slaan naar de leefomgeving van de jongeren. Daarnaast is maximale jongerenparticipatie nodig omdat jongeren bekend zijn met competenties als ‘eigenaarschap’, ‘kennis delen’, ‘netwerken’ en ‘vertrouwen op het collectief’. Dit zijn competenties waar oudere generaties minder bekwaam in zijn. Maximale participatie is ook nodig in kunsteducatieve projecten omdat de jongeren de adviseurs zijn van hun eigen generatie. Een andere succesfactor heeft betrekking op de competenties van de betrokkenen in het projectteam, waaronder de docent/kunstenaar/begeleider. Zij moeten een open houding hebben naar jongeren toe, en zich dienstbaar opstellen aan het grotere geheel. Verder moeten zij het creatief proces kunnen faciliteren. De competenties ‘binden naar binnen’ en ‘bruggen bouwen naar buiten’ zijn essentiële competenties die maken dat je als begeleider in het creatieve proces de jongeren bindt binnen het project. Daarbij is het van belang dat je in teamverband een brug kunt bouwen naar de leefomgeving van de jongeren buiten de school en buiten de organisatie. De succesfactor om middels een brainstorm ruimte te creëren om bij de intrinsieke motivatie, en dus bij de leefwereld van de jongeren te komen is essentieel voor het creatief proces van de jongeren. Vanuit die brainstorm samen het plan concreet te maken en vervolgens ruimte om een eigen leervraag te formuleren, een eigen taak en rol te kiezen is cruciaal. Dat vraagt een werkwijze die de jongeren tot uitspraken lokt en op een nieuwe manier laat kijken; naar zichzelf, de ander en hun leefomgeving. Dat zijn ingrediënten en daardoor krachten die het fundament voor een effectief kunsteducatieproject kunnen bouwen.
Tot slot: De belangrijkste succesfactor binnen een kunsteducatief project voor jongeren in de huidige samenleving in mijn ogen? Maximale participatie proberen te bereiken door jongeren in de planvormingfase van een project te betrekken, collectief ideeën te laten vormen door middel van een zorgvuldig opgezette brainstorm. Samen met de jongeren de plannen concreet maken, en dit alles binnen een interdisciplinaire setting. De manier om jongeren in al hun diversiteit binnen een kunsteducatief project uit te dagen hun wensen, dromen en ideeën kenbaar te maken en hun affiniteit met kunst te leren kennen.
Ankie Dikker 2009
40
10. Nawoord Na het afronden van de ontwerpfase heeft Anissa een speech geschreven en voorgedragen 4 mei in de grote kerk te Wijk bij Duurstede. Het thema van dit jaar was ‘Identiteit en Vrijheid’. Ze is uitgenodigd door het comité, omdat ze graag jongeren aan het woord wilde in de jaarlijkse bijeenkomst. Anissa heeft daarbij hulp gevraagd aan projectgroepleden. De burgemeester was meer dan gecharmeerd van het project, heeft ons project opgegeven voor de prijs en is een aantal keren komen kijken en heeft zijn uiterste best gedaan om het project toch levensvatbaar te maken. De burgermeester is in mei 2009 bij een omstreden hanggroep op locatie op de koffie geweest en heeft sindsdien regelmatig open gesprekken met jongeren in de raadzaal. De eerste bijeenkomst werd bezocht door 80 jongeren uit verschillende wijken met verschillende achtergronden. 30
Tijdens het jaarlijkse event: Jazz bij Duurstede is een groep jongeren die eerder ophef in een wijk veroorzaakten, gevraagd of ze mee wilde helpen met de opbouw van podia en het afbreken ervan. Dit hebben ze met veel plezier gedaan. Er is een flyer gemaakt voor de culturele ontmoeting die in november gehouden wordt. Deze met de titel: ‘alle geloven op een kussen’. Deze culturele ontmoeting is om laagdrempelig te kunnen zijn alleen voor vrouwen. Anissa vraagt hulp voor haar ideeën voor artistieke invulling van de ontmoeting aan jongeren die ze heeft leren kennen in het project JMC en leden van het projectteam voor de organisatie. Tot zover.
30
www.jazzbyduurstede.nl
Ankie Dikker 2009
41
11. Bibliografie 11.1 Gebruikte literatuur Bergman, V. (2006). Zicht op…Het nieuwe leren en cultuureducatie .. Cultuurnetwerk Nederland, Utrecht Boschma, J.& Groen.I. (2007). Generatie Einstein 2eeditie Prentice Hall Boekman nr 77 (2009) Het belang van Kunst: Kunst als levend organisme door: Anita van Twaalfhoven. Christophe, N. Het dynamisch creatief maakmodel (2006) Interne publicatie lectoraat theatrale maakprocessen, Faculteit theater, Hogeschool van de kunsten Utrecht Cultuurnetwerk Nederland, Utrecht 2006. Zicht op... kunst en ..... Trienekens, S. Dijksterhuis, Ab., (2007) Het slimme onderbewuste, denken met gevoel. uitgeverij Bert Bakker. Haan, D. de & Kuiper, E. (2008) Leerkracht in beeld, ontwikkelingsgericht onderwijs: Theorie, onderzoek en praktijk. van Gorcum. Haanstra, F., van Strien, E. van & Wagenaar,H. (2006) Docenten en leerlingen over de lespraktijk van beeldende kunst en cultuur. Amsterdam: Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten. Hart, R. (1992) Childrens partisipation: From tokenism to Citizinship, UNICEF/international Child Development Centre, Florence, Italie. Jenkins, H ... (2006) [et al.]Confronting the challenges of participatory culture : media education for the 21 st century : an occasional paper on digital media and learning / Chicago : MacArthur Foundation, Nelis, H. en Sark.Y. (2009) Puberbrein binnenstebuiten, Wat beweegt jongeren van 10 tot 25 jaar Kosmos uitgevers Pieper. I., & Rutjes. L., (2007) Participatie vergroot onderwijskwaliteit; Leerling wil wel degelijk participeren. In: Q5 Magazine. Tijdschrift over kwaliteitszorg in het voortgezet onderwijs. Nr. 3. Schonau, D. (2007) Leren van Kunst Lectorale rede ArtEZ Zwolle Smit, F., Vrieze, G., Van Kuijk, ...Q5, (2007) Rector we hebben een idee....Praktische handleiding voor het creëren van een participatiecultuur in het voortgezet onderwijs. Karakter Uitgevers B.V.. Veen,W., en Vrakking, B., (2006) Homo Zappiens: Growing up in a digital age. Netwerk Continium Vermunt. D.H.M., (2006) Docent van deze tijd: leren en laten leren Rede, Koninklijke bibliotheek Den Haag Waal.V., de (2008) Uitdagend leren culturele en maatschappelijke activiteiten als leeromgeving uitgeverij Couthinho b.v. Weisberg, R. W. Creativity Beyond the Myth of Genius , Freeman, New York, 1992. Winter, M de. Kinderen als medeburgers, kinder en jeugdparticipatie als maatschappelijk opvoedingsperspectief. 1995 uitgeverij tijdstroom Conferentie Onderzoek in Cultuureducatie (2008) een keuze uit gepresenteerde papers Ouwerkerk, M., (2007). Het Wijkse sieraad een intercultureel ontmoetingsproject door en voor vrouwen Publicatie in het kader van het project, Platvorm Wijk Samen
Ankie Dikker 2009
42
11.2 Internet www.beraadsgroepvorming.nl/uitdagingen.pdf www.cultuurparticipatie.nl www.cultuur.nl/files/pdf/vooradvies0912/innoveren_participeren.pdf www.computersopschool.nl/LNTT/images/C1803ARTp10-11.pdf -COS JAARGANG 18 NUMMER 3 – 2006 www.dekunstconnectie.nl Eigenwijs!beheer.kunstconnectie.nl/I_API/downloadAttachment.aspx?intAttachmentSetId=1785 – Verslag ledencongres De Kunstconnectie/VKV 10-11 mei 2006, Den Haag Eigenwijs! Verslag ledencongres De Kunstconnectie (2006) /VKV 10-11 beheer.kunstconnectie.nl/I_API/downloadAttachment.aspx?... www.durvendelendoel.nl www.ivlos.uu.nl Het IVLOS (Interfacultair Instituut voor Lerarenopleiding, Onderwijsontwikkeling en Studievaardigheden) www.lijstliefde.nl/ www.nuansa.nl/documentatie/uitvoering/jouw-cultuur-mijn-cultuur www.minocw.nl/cultuurparticipatie/772/Cultuur-en-school.html www.minbzk.nl/115778/genomineerden-beken www.syntens.nl/Artikelen/Artikel/Gouden-regels-voor-een-brainstorm.aspx www.vredevanUtrecht.nl www.wpkeesboeke.nl/index.php?option=com_content&task=view&id=69&Itemid=160 inside2.artez.nl/.../>Opleidingsprofielen/theater%2009%2009%202003%20%20docentoplprofiel.doc www.wrr.nl/>WWR Vertrouwen in de school over de uitval van ‘overbelaste’ jongeren pdf regeringsbeleid vmbo uitval mei 2006, Den Haag www.ziedaar.nl/article.php?id=186
Ankie Dikker 2009
43
12. Bijlagen Bijlage 1: keuze van de jongeren Deze bijlage heeft betrekking op paragraaf: .... Overal door Wijk bij Duurstede foto’s van jongeren van allerlei culturen hangen die als wegbewijzering naar het festival leiden. Film van/voor/door jongeren: hoe gastvrij ben jij? (vrij naar BNN programma ‘hoe gastvrij is de gemeente…’) Band maken met trommels en zingen, zodat alle mensen mee kunnen doen: zwaan kleef aan effect Verschillende dansen multicultureel Modeshow met kleding uit verschillende culturen en/of zelf ontwerpen Groot theater met dans en muziek door heel Wijk bij Duurstede (verschillende culturen) Tenten op locatie, aankleding tenten aanpassen aan culturen/geloven Aparte voorstellingen (theater/dans/foto/gedichten) Kooktoko (koken/eten exotisch), zelf eten maken met mensen uit ander land Wijk bij Duurstede als culturele landkaart (Decor, muur ander object) bouwen met graffiti Website ontwikkelen en beheren (voortgang proces) Eind van het project dvd/boekje met foto’s, beelden en verhalen
Ankie Dikker 2009
44
Bijlage 2: Fragmenten open gesprek Deze bijlage heeft betrekking op paragraaf ....in hoofdstuk.....
Jongeren Voordat je het weet ben je weer een groepje waar je mee bezig bent, en dat willen we voorkomen. Serieus genomen door je eigen leeftijdsgenoten is ook belangrijk”. Generaliseren gebeurt heel vaak, en dat proberen we in dit project los te laten. Jongeren Daardoor zijn we het pr-groepje gestart om met flyers en t-shirts duidelijk onze bedoeling te laten zien. Als jongeren serieus genomen willen worden en niet dat er voor ze gedacht worden. Er werd een vooroordeel gevoeld dat in de weg staat. Projectteam Sturen als volwassenen is het gevaar. Je moet de ideeën bron bij de jongeren laten en dat is heel moeilijk” Interdisciplinair kader geven om het doel te bereiken om buiten of tussen de hokjes van de disciplines om ideeën te denken. Jongeren We willen ons duidelijk onderscheiden van de andere activiteiten op het gebied van kunst en cultuur in Wijk bij Duurstede. Toehoorder Jullie hebben als doel het bereiken van mensen die niet vanzelfsprekend met kunst en cultuur bezig zijn. Hoe bereik je elkaar? subculturen, sport, hangjongeren hoe ga je daar verbindingen aan? Hoe word je als ambassadeur serieus genomen door jongeren. Hoe worden tussen de verschillende jongerenculturen verbindingen gelegd? Toehoorder Jouw cultuur/mijn cultuur hoeft niet alleen kunst en cultuur te zijn maar er is ook sport die de jongeren bindt. Jongeren Het verbinden van sport met kunst en cultuur is niet logisch. Jongeren Er kan ook sport vanuit verschillende culturen beoefend worden. Toehoorder Hangjongeren kun je verbinden met kunst en cultuur door auto’s met spuitbussen te beschilderen. Geen eigen groepje met activiteiten laten worden, maar verbinden. Jongeren Je kunt ook een tent met een beamer neerzetten en ze dan de hele avond voetbal laten kijken. Toehoorders Hoeveel jongeren gaan het hele project dragen? Jongeren Wij als ambassadeurs bedenken de ideeën en aan de hand van die ideeën gaan andere jongeren de ideeën samen met ons verder bedenken.
Ankie Dikker 2009
45
Projectteam We moeten gaan kaderen. Misschien moeten we nu omdat de ideeën al genoteerd zijn strakker afkaderen. Toehoorder Jullie jongeren hebben potentie jullie hebben al kennis, kunnen we jullie vragen als adviseurs van het proces, en de kennis die jullie na een jaar gewerkt te hebben met elkaar opgedaan hebben? Heb je concreet een telefoonnummer, en een e-mailadres”? Projectteam Het zou wederkerig kunnen zijn, ook de ouderen kunnen zich openstellen om de jongeren kennis te geven. Dat ligt in de doelstellingen van het projet: inter-generationeel werken.
Ankie Dikker 2009
46
Bijlage 3: Interviews deelnemers JMC deze bijlage heeft betrekking op:
Berend:Leuk project, leuk om te horen hoe de andere erover dachten. Vooral je mening in kunnen brengen, kan af en toe ook op school maar anders. Bij jullie was alles open, jullie lieten iedereen uitspreken Boris: Om met elkaar iets proberen te maken en iets proberen te bereiken vond ik hartstikke leuk, het idee dat er binnen een jaar een project op de markt stond. kijken met zijn allen of het lukt..... en toch hou je ideeën in je achterhoofd, iets dat in die richting wel eens zou kunnen gaan gebeuren. Anissa : Elke beleving en stukjes van de weg naar het eindproduct (die er nu helaas niet kan zijn) waren bijzonder. Maar het hoogtepunt was voor mij de nominatie van JMC en de uitreiking ervan in het WTC gebouw R'dam. We werden tweede, maar het ging niet om het winnen. Het was al een hele eer dat we überhaupt genomineerd waren landelijk! Een onvergetelijke en ontzettend leuke dag was dat!
Wat vonden jullie van het thema en het bezoek bij Anissa: Eva: Het thema vond ik mooi niet zomaar leuk, met een doel elkaar te leren kennen. Je hebt van elkaar iets gezien maar alleen van een afstand, en dan valt het allemaal mee. Anissa is snel in het project ingeburgerd en heeft ons veel over hun cultuur bijgebracht Boris: Ik vond het thema leuk, voor de rest had ik er niets mee. Eva: We werden warm onthaald dat is de normale Marokkaanse cultuur, een open deur gevoel. Boris:Ze hadden lekkere soesjes, leuk om iets te zien van die cultuur. Berend: leuk om te kijken hoe dat gaat, maar het lijkt het meest op een Nederlands huis. De mensen waar je niet op let, leer je mee samenwerken. Je ziet alleen in de media slechte Marokkanen, je kent ook genoeg Nederlanders die slecht zijn. Boris: Je hoort niet als een Marokkaan iets goed heeft gedaan.
Wat vond je vervelend in het project? Anissa: Niets qua voorbereiding, wel jammer dat we geen geld hebben om het uit te breiden. Berend: Het ontwerpen hebben we voor niets gedaan.
Zou je weer mee willen doen? Anissa:
Ankie Dikker 2009
47
Ja absoluut! Er zit veel balans in en het is gemakkelijk te combineren met mijn studie. Overigens zijn er niet veel projecten waarin het zodanig om de jongeren zelf draait, dat je als jongere ook mee mag beslissen e.d. Dit houdt het in ieder geval erg persoonlijk en 'eigen'.
Ankie Dikker 2009
48
Bijlage 4: Financiën Deze bijlage heeft betrekking op:
Materialen
(Huur muziekinstrumenten, kleding, foto’s, posters, films, kookgerei, theaterattributen en andere parafernalia)
Werkruimtes
(Huur studio, keuken, atelier, oefenruimte, etcetera)
€ 2.000
€ 500
Totaal per kunst- cultuurdiscipline
€ 4.500
Totaal alle kunst- cultuurdisciplines (x 6)
€ 27.000
Locatie
Huur (festival)terrein
€ 2.500
Tenten
Opbouwen en afbreken 6 tenten voor 50 personen, 1 tent voor 500 personen
Materialen
Ter aankleding van het festivalterrein (posters, borden, vlaggen, etcetera)
€ 2.500
Licht&geluid
Belichting en geluid
€ 7.500
PR
Advertenties, flyers, website, promotie door jongerenambassadeurs etcetera
€ 4.000
€ 15.000
Totaal parade-achtig meerdaags festival
Algemene organisatiekosten
Telefoon, porto, vergaderingen, vergunningen, accountant, onkostenvergoeding vrijwilligers
Artistieke leiding
Voortraject, uitvoering en eindproduct:
€ 31.500
€ 3.200
€ 35.000
2 personen, 350 uur p.p à € 50 euro per uur Totaal projectkosten
€ 38.200
Voor het gehele project komen daarmee de kosten op € 96.700.
Ankie Dikker 2009
49
Het project werd gefinancierd uit diverse bronnen:
Begrote kosten
€ 96.700
Toegezegde middelen
€ 12.200
Te werven middelen
€ 84.500
Algemene organisatie-kosten
Gemeente Wijk bij Duurstede, aan Platform WijK Samen
€ 3.200
Toegekende vrijwilligers-prijs 2007
Rabobank Kromme Rijnstreek
€ 1.000
Vluchtelingen-werk WbD
Uit de post integratieactiviteiten 2008/2009
€ 5.000
Werkruimtes
De deelnemende maatschappelijke organisaties stellen ruimtes beschikbaar
€ 3.000
Totaal toegezegd
€12.200
Subsidie
Ministerie voor Wonen Wijken en Integratie ‘Ruimte voor contact’
€ 50.000
Sponsoring
Stichting Doen (BankGiro Loterij) Cultuur projecten
€ 30.000
Subsidie
Provincie Utrecht Cultuurnota ‘Cultuur is kracht’ (20092011)
€ 4.500
Totaal te werven
Ankie Dikker 2009
€ 84.500
50
Bijlage 5: uitgebreid antwoord op de subvragen 1. Wat zijn de succesfactoren binnen de ontwerpfase van het kunsteducatief ontmoetingsproject voor jongeren (JMC)
In de analyse kwamen een aantal essentiële succesfactoren aan het licht:
1. teamsamenstelling 2. begeleidercompetenties 3. werkwijze De casus JMC en de interviews geven de succesfactoren van dit kunsteducatieve ontmoetingsproject JMC aan en de succesfactoren bevinden zich voornamelijk in de teamsamenstelling, een aantal competenties van de begeleiders en de werkwijze.
Succesfactoren volgens de ambassadeurs Begeleidercompetenties : jullie lieten alles open, lieten iedereen uitspreken, een open deur gevoel, serieus genomen worden, kijken met elkaar of iets lukt Werkwijze : brainstorm, jongeren centraal
Succesfactoren volgens Elshof Begeleidercompetenties : betrokkenheid rond een thema organiseren, niet in aantallen denken, een organisch proces durven laten ontstaan, middelen en voorwaarden scheppend, faciliteren, aansluiten bij de partner en vanuit iets handelen vanuit de wijk, kunnen triggeren, het creatief proces faciliteren Werkwijze : maximale participatie, ideeën van de doelgroep als vertrekpunt nemen.
Succesfactoren volgens Willems Teamsamenstelling : interdisciplinair in relatie met het thema. Docentencompetenties : keuzemogelijkheden leren benutten, kracht van het onderbewuste laten ervaren, kinderen nemen over wie je bent en wat je doet, kijken wat er komt in de brainstormsessie, grip op intrinsieke motivatie, koppeling maken van idee naar de buitenwereld, binden naar binnen en bruggen bouwen naar buiten Werkwijze : maximale participatie collectief, interdisciplinair, kunsteducatief
Ankie Dikker 2009
51
Subvraag 2 Hoe ziet de werkwijze van een dergelijk collectief interdisciplinair kunsteducatief proces (JMC) er in theorie uit?
In de ontwerpfase van het collectief interdisciplinair kunsteducatief maakmodel combineer ik de drie onderzochte theorieën, de managementtheorie, de brainstormtheorie en de creativiteitstheorie.
Fase
Auteur
Jaar
1
Initiatiefase(Initiatief nemen)
Buckers & Berg
2007
2
Planvormingfase (Plan vormen)
Buckers & Berg
2007
3
Brainstormen (creëren van een idee)
Osborn
1956
4
Concreet maken(realisatiefase)
Edwards
1986
Model van de ontwerpfase van een collectief interdisciplinair kunsteducatief project
Ankie Dikker 2009
52
Subvraag 3. Wat betekenen de succesfactoren van de ontwerpfase van dit project JMC in de context van de beleidsmatige, pedagogische en artistieke perspectief van jongeren in de huidige samenleving ?
Beleidsadviseurs, beleidsmakers, en kunstcritici wijzen op de nieuwe rol van de kunsten in de samenleving en de diverse mogelijkheden binnen- en buitenschools van kunst en cultuurparticipatie. Kunst en cultuur is er voor iedereen! Dit alles heeft als doel om kinderen, jongeren, volwassenen, door middel van cultuur en kunsteducatie projecten binnen- en buitenschools, weer met elkaar op een evenwichtige wijze samen te laten leven.. Vanuit educatie en kunsteducatie zijn er verschuivingen van docent naar leerling-gestuurde onderwijs; meer luisteren naar de initiatieven van de leerling, meer activeren van zelfverantwoordelijkheid, leren samenwerken en meer grip op hun eigen kunnen (empowerment). In het kader van burgerschapsvorming: meer participatie in en vanuit de buurt, leren in dialoog met elkaar, levenslang leren om grip te houden op de snelveranderende wereld. De overheid stimuleert deze ontwikkelingen met verschillende bijdragen en maken de benodigde financiën toegankelijk met fondsen. Er worden cultuurcoördinatoren opgeleid om die pot met een duidelijke visie van de school verantwoord en naar de visie van de school te kunnen aanbreken. Daarbij zijn grotere kansen voor de initiatiefrijke kunstenaar om binnen- en buitenschools door de verbeterde arbeidsomstandigheden vanuit het ministerie. Deze verschuivingen zijn ingesteld om een eigen beroepspraktijk succesvol binnen het kunsteducatieveld te kunnen draaien............. De pedagogen willen dat de docent verandert van docent naar een meer coachende houding om meer in te kunnen spelen op de behoefte van de leerlingen. Waarbij rekening gehouden moet worden met de snelveranderende competenties van de jongeren van nu. Wil je aansluiting houden bij de wensen, dromen, ideeën, en wil je de competenties van de jongeren inzetten om tot betekenisvol, uitdagend en effectieve kunsten cultuur educatie te komen dan is de competentie loslaten een vereiste. Daarbij is een goedsamenspel tussen sturing door de leerkracht en initiatieven van de leerling belangrijk. De kunstpedagoog wil meer ruimte creëren voor de intrinsieke motivatie van de leerlingen. Dit om diverse doelen te behalen. Een ervan is meer en eerder zicht op de identiteit van de leerlingen te krijgen, om bij voorbeeld een betere schoolkeuze te kunnen maken, minder uitval op school, dus betrokken te houden. Elkaar op een andere manier te ontmoeten en daarbij meer zelfvertrouwen te kunnen geven. Daarbij is contact met de samenleving belangrijk om de sociale cohesie in de samenleving te bevorderen. Om weer meer respect en voor de culturele omgeving en je sociale netwerk aan te kunnen boren. Om mensen meer bij de omgeving te betrekken, meer zelfinitiatief te faciliteren en onderwijs gebaseerd op gemeenschappelijke structuren aan te bieden. Kunst in de school of het instituut om de passie te voelen van de kunstenaar. Met als doel de leerlingen te raken, te motiveren om hun zelf te durven zijn. De mate van participatie in relatie tussen de begeleiders en deelnemers moet nauwkeuriger bekeken. Verschillen in intensiteit, participatie, gelijkwaardigheid, in te zetten methodieken en andere contextuele maatregelen moeten nader
Ankie Dikker 2009
53
bekeken en onderzocht. Waarbij de kwaliteit en de functie van kunst zich uitbreidt van individuele excellentie naar een collectieve beleving met het streven naar culturele inclusie. Subvraag 4. Wat was de rol van de jongeren en projectgroepleden binnen de ontwerpfase van het project JMC ?
Initiatieffase Hiermee doel ik op de fase van het starten van project. De rol van de jongeren: geen – die waren op dat moment nog niet bij het initiatief betrokken, omdat deze eerste De rol van het projectteam: het samenstellen van het team, het vaststellen van de kaders (kwaliteit, organisatie, facilitair,tijd,inzet en geld)
Planvormingfase
De rol van de jongeren: - met het projectteam mee te denken ten bate van het projectplan vanuit de ambassadeursrol - jongeren te werven met div. achtergronden - intrinsieke of collectieve ideeën te genereren De rol van het projectteam: - ze op de hoogte te houden van de ontwikkelingen, bij relevante besluiten in overlegvormen de ambassadeurs te betrekken. - begeleiding geven in bepalen en ontwerpen van PR middelen - Act in overleg laten ontwerpen voor presentatie in verband met nominatie van de prijs.
Brainstormfase De rol van de jongeren was hier: - presenteren aan de nieuwe jongeren - ideeën kenbaar maken, benoemen en vertellen - ingaan op andermans ideeën en die aanvullen - aan de hand van stickers de keuze kenbaar maken en plakken op het bord De rol van het projectteam was: - zoveel mogelijk de jongeren uitleg laten geven aan elkaar - uitleg te geven over brainstormen - een visualisatie voorbereiden - het noteren van de ideeën op het bord - laten kiezen van ideeën door middel van stickers plakken
Realisatiefase De rol van de jongeren in de realisatiefase - met elkaar presenteren van ideeën en Pr activiteiten op de informatieavond Ankie Dikker 2009
54
- op eigen initiatief voorbereiden op de werving door middel van PR producten ontwerpen - meedenken met de voorbereiding van de presentatie met betrekking tot de nominatie.
De rol van het projectteam was: - concreet maken projectplan in grove lijnen - in overleg met jongeren blijven - tijdspad uitzetten en steeds aanpassen - in overleg besluit nemen om af te ronden - bedanken jongeren/betrokken - evalueren
Ankie Dikker 2009
55
Subvraag 5 Welke succesfactoren zien de experts binnen kunsteducatieve projecten voor de jongeren in de samenleving van nu?
Deze succesfactoren zijn naar aanleiding van de resultaten uit de verschillende interviews met experts uitgefilterd. De gevonden resultaten zijn uitgesplitst in teamsamenstelling, begeleidercompetenties en werkwijze. Een van de succesfactoren namelijk de begeleidercompetenties heb ik stelselmatig genoteerd. Daarna heb ik ze vergeleken met competenties die vanuit het project JMC cruciaal bleken te zijn. Toen heb ik ze naast het opleidingsprofiel Docent Drama (Bachelor)
31
vergeleken.
Dit opleidingsprofiel heb ik gekozen omdat binnen het theater in het algemeen al veel meer competenties worden aangesproken op het vlak van groepsprocessen, omgang met verschillende kwetsbare doelgroepen, communicatie, operationalisering,ondernemerschap en samenwerken.
Succesfactoren experts
Succesfactoren: Renger Teamsamenstelling: Inter/multi disciplinair/copartners uit het bedrijfsleven Belangrijkste docentencompetenties: Complexiteit zoeken, Als prosumer benaderen, In de richting van de energie van de studenten denken, juiste taal kunnen spreken, Je eigen systeem kunnen eiken(schoolleiding) Hoge mate van reflectie, Verhouden tot de context, Wederkerig kunnen zijn, Ontregelen, van binnen naar buiten denken, Van buiten naar binnen denken, kennis injecteren Just in time. Werkwijze: Begeleid projectmatig oefenen in teamverband met serieuze opdrachtgevers buiten de school
Succesfactoren Thera Teamsamenstelling: Interdisciplinair in relatie met de buitenwereld Belangrijkste docentencompetenties: Confronterend leren, Kennis van fases van verschillende disciplines, honoreren van verschillende disciplines en kennis, Duidelijk zijn in kwaliteit, samenwerking, In context kunnen denken, Studenten elkaar leren waarderen.
31
Werkgroep Opleidingsprofiel Docent Drama
Netwerk KVDO, augustus 2003
Ankie Dikker 2009
56
werkwijze: zelf lessen ontwerpen naar gelang de omgevingsfactoren
Succesfactoren Hudig Teamsamenstelling: interdisciplinair of alleen, met groot vertrouwen van de leiding. Door haar brede interesse en haar pro actieve kunstenaarschap heeft ze een groot netwerk waar ze contacten heeft die ze ivoor haar klas inzet. Belangrijkste docentencompetentie:mee met de studenten door de realisatiefase, Experiment faciliteren, rollen wisselen, confronteren met andere culturen en lagen van de samenleving, samen laten werken met jongeren buiten de klas, veel positieve aandacht kunnen geven, dicht bij de leerlingen hun proces staan, leerling taak en rol laten kiezen, coachen op authenticiteit, zelf regels laten opstellen, laat zelf de leerlingen de acties bedenken binnen een bep. kader. Werkwijze: Projectmatig in de openbare ruimte en wat zich aandient
Succesfactoren de Koe Teamsamenstelling: Leiding en docenten vanaf de initiatiefase betrokken Belangrijkste docentencompetentie: Coachen op contact, balans houden organisatie/empathie eigen keuzes laten maken waar kan(vrije keuze opdracht), Kader helder blijven zien en puur naar gedrag kijken. werkwijze: projecten ontwerpen naar aanleiding van bronnen
Succesfactoren van Werkhoven Teamsamenstelling: Geen Belangrijkste docentencompetenties: empathie, inzicht geven door kunsteducatie in beeldcultuur, actualiseren, functionaliteit en zingeving aspecten aanraken om ze gelukkig te maken en begrepen te laten zijn. De leerling weten te openen. werkwijze: Docent gestuurd
Succesfactoren van der Geest Teamsamenstelling: Interdisciplinair (projectleiding, docent, leerling) Belangrijkste docentencompetenties: Je moet van ze houden, mede-eigenaar laten worden, balanceren en verbinden, in denkstappen van leerlingen kunnen denken, gelijkwaardig opstellen, dienstbaar zijn aan het grote geheel, durven sturen op proces en werkvorm. allerlei momenten herkennen waar je vertrouwen kunt geven. committent aangaan, samenwerken collega,s,willen werken aan sociale vaardigheden, creatief op de vierkante centimeter.
Ankie Dikker 2009
57
werkwijze: interdisciplinair projecten ontwerpen met copartners
Vervolgvraag: Welke competenties laat de analyse zien die aanvullend kunnen zijn in de landelijke kunstvakopleidingen theater ?
Zie voor het volledige profiel bijlage 5
bij didactisch vermogen: de docent bezit het vermogen (kunst)onderwijs te initiëren, ontwerpen, verzorgen en evalueren vanuit een (kunst)pedagogische visie Toevoeging: een specificatie met het oog op participatie: accent op beleving, diepere laag aanboren, ruimte geven bruggen naar buiten bouwen en deelnemers binden naar binnen
bij ambachtelijk vermogen: de docent bezit het vermogen een breed scala aan kennis en vaardigheden efficiënt en effectief toe te passen bij de totstandkoming van theatrale producten Toevoeging: interdisciplinair kunnen werken (thuis zijn in meerdere kunstdisciplines)
bij operationaliserend vermogen: de docent bezit het vermogen voor zichzelf en anderen een inspirerende en functionele onderwijssituatie op te zetten en in stand te houden Toevoeging: altijd de koppeling houden met didactisch vermogen (mensen mee kunnen nemen in de voortgang) en altijd de communicatie en samenwerking levend kunnen houden
Ankie Dikker 2009
58
bij omgevingsgerichtheid de docent bezit het vermogen relevante omgevingsfactoren in de samenleving te signaleren en deze gebruiken bij zijn werkzaamheden als docent Toevoeging: koppelen aan didactisch vermogen: bruggen naar buiten binden naar binnen
Ankie Dikker 2009
59
Bijlage 6 : Landelijk opleidingsprofiel drama faculteit theater Opsomming van de competenties(2003) 1 CREËREND VERMOGEN de docent maakt theater en theatrale producten die voortkomen uit het volgen van een eigen artistieke visie en stelt het creatieve proces in dienst van het docentschap de docent a) draagt bij aan de totstandkoming van theatrale producten en aan de daaraan ten grondslag liggende artistieke keuzen b) gaat scheppend en associatief om met intuïties, waarnemingen en indrukken, transformeert deze in artistieke ideeën en kan deze volgens een eigen artistieke visie als theatrale producten vormgeven c)
toont in staat te zijn een verhaal in handelingen en/of beelden te creëren en demonstreert inzicht in de manier waarop deze ervaringen veroorzaken en betekenissen overdragen
Ankie Dikker 2009
60
2 AMBACHTELIJK VERMOGEN de docent bezit het vermogen een breed scala aan kennis en vaardigheden efficiënt en effectief toe te passen bij de totstandkoming van theatrale producten de docent a)
toont inzicht in de verschillende fasen van het scheppingsproces
b)
beheerst relevante fasen van het scheppingsproces, vormt concepten, produceert en componeert materiaal, biedt het aan en levert een bijdrage aan repetities en uitvoeringen
c)
toont inzicht in principes van theatrale communicatie en hanteert deze vanuit een eigen expertise
d)
communiceert met alle betrokkenen op een artistiek niveau, kan coachen en begeleiden
e)
past geëigende instrumenten en vaktechnieken binnen de verschillende fasen van het scheppingsproces adequaat toe: 1) hanteert de theatrale elementen tijd, ruimte en handeling 2) kiest repertoire of theatermateriaal en beargumenteert deze keuze 3) beheerst het spelen van fictionele situaties 4) maakt op gecontroleerde, artistiek-expressieve wijze gebruik van lichaam en stem 5) zoekt en creëert adequate theatrale vormen bij een bepaalde inhoud 6) verkent de grenzen en mogelijkheden van andere genres en theaterstijlen of combinaties daarvan 7) formuleert de eisen die gesteld moeten worden aan theaterruimtes, voor verschillende artistieke ambities en voor verschillende delen van de theatertraditie 8) kan willekeurige ruimtes omvormen tot een theatrale omgeving 9) draagt in technische en organisatorische zin bij aan een optimaal verloop van het repetitieproces en de voorstelling
f)
analyseert en synthetiseert theatrale ingrediënten en verwerkt de uitkomsten in het productieproces 1) analyseert en synthetiseert beweging, taal, muziek en beeld 2) analyseert en synthetiseert toneelteksten, scripts, plots, rollen, karakters, theaterbeelden 3) analyseert keuzes in het theatrale productieproces 4) gebruikt kennis van het klassieke en hedendaagse repertoire bij de analyse en de keuze van theatermateriaal 5) kan effecten van eigen theatraal handelen (onder meer vanuit de receptietheorie) voorspellen en daar beargumenteerde keuzes in maken
g)
maakt gebruik van brede kennis van het theater, van kunst en van cultuur
h)
is op de hoogte van de belangrijkste historische en hedendaagse ontwikkelingen in theater, kunst en cultuur
Ankie Dikker 2009
61
3 (KUNST)PEDAGOGISCH VERMOGEN de docent bezit het vermogen een veilige en stimulerende leeromgeving te scheppen voor leerlingen/cursisten de docent a)
houdt rekening met de persoonlijke kenmerken van leerlingen/cursisten
b)
houdt rekening met eventuele leer- en gedragsproblemen bij leerlingen/cursisten en weet wanneer het nodig is om externe deskundigheid in te roepen
c)
stelt een actieve, zelfstandig lerende leerling/cursist centraal
d)
gebruikt kennis van groepsdynamische processen bij de omgang met de leerlingen/cursisten en bij de inrichting van zijn of haar werk als docent
e)
draagt bij aan realisatie en ontwikkeling van een (kunst)pedagogisch klimaat in het team/de organisatie
f)
draagt bij aan realisatie en versterking van de (kunst)pedagogische relatie school-leraar-omgeving
Ankie Dikker 2009
62
4 DIDACTISCH VERMOGEN de docent bezit het vermogen (kunst)onderwijs te initiëren, ontwerpen, verzorgen en evalueren vanuit een (kunst)pedagogische visie de docent a)
formuleert doelen voor curricula en lessen, uitgaande van de eindtermen c.q. doelen gehanteerd door de betreffende school of instelling
b)
hanteert bewust en doelgericht diverse methoden en werkwijzen, bij het ontwikkelen van verschillende vaardigheden van de leerlingen/cursisten op het gebied van spel en theater 1) de presentatie van eigen werk 2) de keuze en het gebruik van theatrale (vormgevings)middelen 3) reflectie op eigen theaterwerk en dat van anderen, 4) de ontwikkeling van de waarnemings- en analysevaardigheden 5) de analyse van teksten/tekstbehandeling 6) gebruik van een eigen instrumentarium
c)
draagt bij aan realisering en ontwikkeling van (vak)didactiek binnen team/organisatie
d)
adviseert en begeleidt bij culturele activiteiten, het samenstellen van een kunstdossier (kunstmentoraat) en draagt bij tot inzicht in de diverse kunstdisciplines en de samenhang daartussen
e)
stimuleert een (inter)culturele belangstelling
f)
beoordeelt het werk van leerlingen/cursisten, toetst de studievoortgang en neemt examens af
g)
maakt keuzen m.b.t. lesmethodes, mede op grond van een eigen (kunst)pedagogische visie
h)
hanteert verschillende werkvormen, biedt leersituaties aan waarin leerlingen/cursisten zich creërend en reflecterend kunnen ontwikkelen en bekwamen in artistieke en algemene zin
i)
betrekt vakoverstijgende vaardigheden en algemene opleidingsdoelen bij eigen beoordelingen
j)
stelt leerplannen en lesprogramma’s op en stemt deze af met collegae
k) positioneert theater binnen het geheel van leeractiviteiten
Ankie Dikker 2009
63
5 OPERATIONALISEREND VERMOGEN de docent bezit het vermogen voor zichzelf en anderen een inspirerende en functionele onderwijssituatie op te zetten en in stand te houden de docent a) organiseert het productieproces zodanig dat ieder individu (ook in een multidisciplinair proces binnen een andere discipline) de ruimte krijgt om zich te ontwikkelen b) toont in staat te zijn de materiële en immateriële leeromgeving zo in te richten dat interesse in het theatermaken wordt gewekt en levend gehouden c)
organiseert en neemt deel aan verschillende vormen van overleg, zowel binnenschools als buitenschools, onder andere met collega’s, ouders, leidinggevenden en functionarissen van relevante instellingen
d) participeert op constructieve wijze in de uitvoering van algemene (vakoverschrijdende) taken en in de ontwikkeling van de (onderwijs)instelling e) toont zich bewust van de noodzaak zakelijke voorzieningen te treffen om ook op de lange termijn beroepsmatig zelfstandig als docent werkzaam te kunnen zijn
f)
toont een vraaggerichte houding en kan leervragen vertalen naar educatieve activiteiten en kan deze activiteiten in alle aspecten organiseren
6 vermogen tot samenwerking de docent bezit het vermogen vanuit de eigen expertise een bijdrage te leveren aan een gezamenlijk product of proces de docent a) gaat effectief om met de verschillende rollen, verantwoordelijkheden en belangen in het productieproces van theatermaken b) stelt zich flexibel op bij het maken van een theaterproduct c)
zet de eigen expertise in binnen het gezamenlijke artistieke proces van het theatermaken
d) werkt productief samen in een interdisciplinair team e) legt contacten buiten de (onderwijs)instelling, onderhoudt deze en zet ze in voor uitvoering van vak(overstijgende) zaken f)
overlegt constructief met collegae en verzorgt in teamverband vak- en disciplineoverstijgend werk in kunsteducatie en amateur-theater
Ankie Dikker 2009
64
7 COMMUNICATIEF VERMOGEN de docent bezit het vermogen effectief en efficiënt zijn of haar artistieke, pedagogische en didactische visies in onderling verband te hanteren, presenteren en toelichten de docent a) communiceert met collegae, deelnemende spelers en leerlingen/cursisten op inspirerende en overtuigende wijze over invallen, (tekst)interpretaties, ideeën en wensen voor het theaterproduct, en over de resultaten van verkenningen, experimenten en trainingen b) communiceert respectvol, informatief en overtuigend met ouders/verzorgers van de leerlingen over de inhoud van het werk en over de voortgang van het leerproces
c) presenteert effectief en efficiënt, zowel schriftelijk als mondeling, het theatergezelschap, de productieplannen dan wel (de uitgangspunten van) het theaterproduct aan relevante doelgroepen
8 REFLECTIEF VERMOGEN de docent bezit het vermogen het eigen (kunst)pedagogisch en artistieke handelen te beschouwen, te analyseren, te duiden en te beoordelen de docent a) gaat professioneel om met het geven en ontvangen van kritiek, gebruikt kritiek van anderen om zichzelf verder te ontwikkelen b) laat zien inzicht te hebben in de eigen sterke en minder sterk ontwikkelde talenten en mogelijkheden in relatie met theater en het werk als docent c)
toont over brede kennis te beschikken van de kernconcepten, structuren, werkwijzen en theorieën van het theatermaken en van de historische en sociaalmaatschappelijke bedding daarvan
d) plaatst culturele ontwikkelingen (met name op het gebied van jeugdcultuur en inter-culturaliteit) in een maatschappelijke context en relateert deze aan het eigen (kunst)pedagogische vakgebieddocent
Ankie Dikker 2009
65
9 VERMOGEN TOT GROEI EN VERNIEUWING de docent bezit het vermogen zijn of haar docentschap verder te ontwikkelen en te vernieuwen de docent a) toont een oriënterende en onderzoekende grondhouding b) laat in het werk zien constant bezig te zijn met de eigen artistieke ontwikkeling en de eigen ontwikkeling als docent c)
is in staat de persoonlijke (kunst)pedagogische visie steeds verder te ontwikkelen
d) staat open voor nieuwe inzichten en vaardigheden wat betreft methoden, technieken, materialen en de beroepsmatige invulling e) herkent nascholingsvragen, formuleert deze en is bereid tot deelname aan nascholing f)
draagt individueel of met collegae bij aan adoptie en implementatie van onderwijsvernieuwingen
10 OMGEVINGSGERICHTHEID de docent bezit het vermogen relevante omgevingsfactoren in de samenleving te signaleren en deze gebruiken bij zijn werkzaamheden als docent de docent a) legt verbanden tussen culturele en maatschappelijke uitingen en ontwikkelingen b) toont inzicht in de functie en plaats van de kunsten in verschillende sectoren van de samenleving en verwerkt die in zijn professioneel handelen als docent c)
stelt zich op de hoogte van het werk en ideeën van vakgenoten en van kunstenaars uit andere disciplines en andere culturen en laat zich daardoor inspireren
d) toont inzicht in de relaties tussen onderwijs, vorming en opvoeding binnen een sociaal-culturele context e) maakt gebruik van kennis van culturele instellingen en het culturele aanbod in stad en regio f)
toont kennis van de Nederlandse binnen- en buitenschoolse educatieve structuur
g) stimuleert een interculturele belangstelling bij leerlingen/cursisten en publieksgroepen
Ankie Dikker 2009
66