Handleiding
CON 11 & CON 110 Handheld Conductivity/TDS/Temperature/RS232C Meter
NEDERLANDS Copyright © 2006 All rights reserved. Eutech Instruments Pte Ltd Oakton Instruments VERSION 1.1ML
1
INTRODUCTIE
2
SCHERM EN FUNCTIES VAN DE TOETSEN
3 3
2.1 2.2
Scherm Toetsen
3 3
3
VOORBEREIDING
4
3.1 3.2 3.3 3.4 3.5
Batterijen plaatsen Informatie over Geleidbaarheids elektrode Elektrode aansluiten op de meter Elektrode Houder bevestigen AC/DC Adapter aansluiten
4 4 4 4 4
4
KALIBRATIE
5
4.1 4.2 4.3 4.4 4.4.1 4.4.2 4.5 4.6 4.7 4.7.1 4.7.2 4.7.3
Belangrijke kalibratie informatie De meter gereedmaken voor kalibratie Temperatuur kalibratie Automatisch of handmatig, één of meer punts Kalibratie (P9.0) Selectie van Automatisch of handmatige Kalibratie (P9.1) Selectie van één of meer punts kalibratie (P9.2) Automatische Kalibratie (alleen geleidbaarheid kalibratie) Handmatige kalibratie (geleidbaarheid & TDS Kalibratie) TDS Kalibratie TDS kalibratie met geleidbaarheids standaard & aanpassing van de TDS factor Instellen van TDS omzettingsfactor TDS kalibratie m.b.v. TDS oplossingen
5 5 5 5 6 6 6 6 7 7 7 7
5
METINGEN
7
5.1 5.1.1 5.1.2 5.2 5.3 5.4 5.5 5.5.1
Temperatuur compensatie Selecteren Temperatuur compensatie stand Handmatig de temperatuur compensatie waarde instellen Metingen uitvoeren HOLD Functie Selectie READY en Auto HOLD functie (P1.1) Bereiksinstellingen en mogelijkheden Selecteren van handmatige of auto bereikskeuze
7 7 7 8 8 8 8 8
6
GEHEUGEN FUNCTIE
8
6.1 6.2 6.3
Opslaan in geheugen Geheugen opvragen Geheugen wissen (P6.0)
9 9 9
7
COMMUNICATIE / PRINT FUNCTIE (ALLEEN CON 110)
9
7.1 7.2 7.3 7.4 7.5 7.6
RS232C kabel aansluiten CON 110 gebruiken met printer of computer Gegevens handmatig printen Gegevens printen met een tijdsinterval Alle opgeslagen gegevens printen Geselecteerde data printen
9 9 9 9 10 10
8
ANDERE FUNCTIES
10
8.1 8.2 8.3 8.4 8.5 8.5.1 8.5.2 8.6 8.7 8.8
°C of °F selecteren (P1.2) (alleen CON 110) Kalibratie gegevens bekijken (P2.0) Bekijken van elektrode gegevens (P3.0) Automatisch uitschakelen (P4.0) Fabrieksinstellingen herstellen (P5.0) Kalibratie herstellen (P5.1) Alle fabrieksinstellingen herstellen (P5.2) Temperatuur coëfficiënt instellen (P7.1) Standaard temperatuur instellen (P7.2) Cell constante selecteren (P8.0)
10 10 10 10 11 11 11 11 11 11
9
FOUT MELDINGEN
12
10
FOUTOPSPORING
12
2
1
INTRODUCTIE
Deze handleiding legt de werking van deze meter uit. Het kan zijn dat er voor meer informatie over de meter of meettheorieen naar onze website (www.eutechinst.com) wordt verwezen, u ziet dan het volgende symbool: De website geeft aanvullende informatie over applicaties, theorieën en hints en tips. Op de laatste pagina van de handleiding treft u informatie aan over de specificaties en garantie van de meter en hoe te handelen bij eventuele problemen. 2
SCHERM EN FUNCTIES VAN DE TOETSEN
2.1
Scherm
De LCD heeft een primair en secundair scherm. • Het primaire scherm toont de gemeten Geleidbaarheids / TDS waardes. • Het secundaire scherm toont de temperatuur. Foutmeldingen, toetsen functies en programma functies worden met de volgende symbolen aangegeven: 1. SETUP - Setup stand 10. ATC–Automatische 2. MEAS – Meet stand Temperatuur 3. CAL – Kalibratie stand Compensatie 4. MEM – Geheugen functie 11. ERR - Foutmelding 5. ms - Milli siemens 12. Batterij vervangen 6. µs - Micro siemens 13. Elektrode status 7. ppt - Parts per thousand 14. Kalibratie vloeistof 8. ppm - Parts per million 15. ON – READY/Auto HOLD 9. °C°F - Temperatuur inschakelen. OFF – READY uitschakelen 2.2
16. K = - Cell Constant. 17. HOLD – vasthouden 18. READY – gereed
Toetsen
Sommige toetsen hebben, afhankelijk van de stand, meerdere functies. Toets Functie ON / ON/OFF – Voor het aan – en uitschakelen van de meter. De meter zal OFF herstarten in de stand waarop deze was uigeschakeld. • CAL – Activeert de geleidbaarheids of TDS kalibratie stand, indien met de MODE toets gebruikt wordt de temperatuur kalibratie CAL / ingeschakeld. MEAS • MEAS – Voor het teruggaan naar de meetstand indien een actie wordt geannuleerd of afgebroken. • HOLD - Activateren/deactivateren van het vasthouden van de gemeten waarde in de meetstand. HOLD / ENTER – Keuzebevestiging in kalibratie, SETUP – en Print stand. ENTER •
MR ▼/ MI ▲
SETUP
Kiezen van een geheugen locatie bij het opvragen van opgeslagen data. • MI (Memory Input) – Voor het opslaan van de gemeten geleidbaarheid, TDS en temperatuur waardes in het geheugen. • MR (Memory Recall) – Opvragen van de opgeslagen waardes. • ▼-▲ – Voor het instellen van de kalibratie waardes bij handmatige geleidbaarheid, TDS en temperatuur kalibratie. Scrollen door het SETUP en sub menu groepen. Scrollen door het Print functie menu en de bijbehorende parameters. SETUP- Activeert het setup menu waar de meter kan worden aangepast aan de specifieke instellingen van de gebruiker, bekijken van kalibratie punten en elektrode offset data, 3
MODE RANGE PRINT 3 3.1
kiezen van auto power off, reset meter, geheugen wissen, instellen temperatuur coëfficiënt en standaard temperatuur, selecteren van elektrode cell constante en instellen van auto & één punts kalibratie.. MODE – Voor het selecteren van geleidbaarheid of TDS stand en voor het activeren van de temperatuur kalibratie. RANGE – Voor het handmatig selecteren van het meetbereik. PRINT – Voor de overdracht van huidige of opslagen meetwaardes naar een printer of computer.
VOORBEREIDING Batterijen plaatsen
Bij deze meter zijn 4 “AAA” alkaline batterijen geleverd. U plaatst de batterijen als volgt in de meter: 1. Open het batterij compartiment door het lipje naar onder te duwen. 2. Plaats de batterijen, volgens de in het compartiment aangegeven polariteit. 3. Sluit het batterij compartiment af. De meter is nu gebruiksklaar. 3.2
Informatie over Geleidbaarheids elektrode
Bij de meter wordt een Ultem / Stainless Steel geleidbaarheids elektrode geleverd met een celconstante van K=1.0 (Art. No: ECCONSEN91W/ 35608-50). De elektrode heeft een ingebouwde temperatuur sensor voor automatische temperatuur compensatie. De volgende materialen zijn in de elektrode verwerkt: Immerse • Polyetherimide PEI (Ultem®) probe beyond upper steel • Polybutylene Terephthalate PBT (Valox®) band • Stainless Steel (SS 304) De plastic kap om de elektrode is verwijderbaar zodat de elektrode eenvoudig schoongemaakt kan worden, gedurende het meten en kalibreren moet deze altijd om de elektrode geplaatst zijn. De elektrode moet tot boven de bovenste stalen ring ondergedompeld worden. Opm.: De verwijderbare beschermkap MOET tijdens het meten of kalibreren ALTIJD op de elektrode aanwezig zijn. Opm.: Het wordt aanbevolen om de elektrode niet dieper dan de bovenzijde van de beschermkap in de vloeistof te plaatsen. De kabel kan voor korte periodes worden ondergedompeld, maar nooit continu. 3.3
Elektrode aansluiten op de meter
1. Plaats de 6 pin stekker in de 6 pin aansluiting van de meter. Draai de ring (met de klok mee) vast. 2. Verwijderen van de elektrode. Draai de ring los en trek de stekker uit de meter. LET OP: Trek niet aan de kabel om te voorkomen dat de kabel breekt. 3.4
Elektrode Houder bevestigen
Bij de meter wordt 1 elektrode houder geleverd. 1. Schuif de houder in de sleuf aan de rechterzijde van de meter. 2. Schuif deze helemaal naar beneden. 3.5
AC/DC Adapter aansluiten
De meter kan ook in combinatie met een adapter worden gebuikt. Deze adapter wordt niet meegeleverd. LET OP: Zet de meter en de adapter uit voordat deze wordt aangesloten. 4
1. Zet de meter en adapter uit. 2. Selecteer de correcte AC/DC Adapter met 120/220 VAC (output Voltage: 9 to 15V DC, Current: >=50mA). 3. Doe de adapter D.C. stekker in de meter. 4. Zet eerst de adapter aan en vervolgens de meter. 4 4.1
KALIBRATIE Belangrijke kalibratie informatie
De meter heeft 5 meet bereiken. De meter kan op één punt voor alle bereiken worden gekalibreerd of, voor een hogere nauwkeurigheid, op één punt in ieder afzonderlijk bereik (tot 5 punten). De keuze van één punt of meer-punts kalibratie kan in het SETUP menu worden geselecteerd (Programma P9.2) Bij één punt kalibratie zal de vorige kalibratie waarde vervangen worden door de nieuwe waarde, zelfs wanneer er in een ander bereik wordt gekalibreerd. Voorbeeld: de vorige kalibratie was in 1413 µS in het 0 tot 2000 µS bereik, nu wordt er gekalibreerd met 12.88 mS in het 0 tot 20.00 mS bereik, de nieuwe kalibratie zal de vorige kalibratie in het 0 tot 2000 uS bereik overschrijven. Bij meer-punts kalibratie zal alleen de kalibratie in het betreffende bereik worden overschreven. Voorbeeld: de vorige kalibratie was in 1413 µS in het 0 tot 2000 µS bereik, nu wordt er gekalibreerd in 1500 µS in het 0 tot 2000 µS bereik. Alleen de vorige kalibratie van 1413µS zal in dit bereik worden overschreven, kalibraties in alle overige bereiken blijven behouden. Om de meter helemaal opnieuw te kalibreren of wanneer er een nieuwe elektrode is aangesloten is het aan te bevelen om eerst alle oude kalibratie data te wissen. 4.2
De meter gereedmaken voor kalibratie
Voor aanvang van de kalibratie dient de meter zich in de juiste meetstand te bevinden. Voor de beste resultaten dient een kalibratie vloeistof gekozen te worden die dicht bij de te meten waarde ligt. 4.3
Temperatuur kalibratie
De elektrode heeft een ingebouwde temperatuur sensor die in de fabriek gekalibreerd is. Kalibreer de temperatuur alleen indien er zich over een langere periode fouten hebben voorgedaan of wanneer er een nieuwe sensor is geplaatst. 1. Sluit de elektrode aan. 2. Zet de meter aan. ATC zal in de rechter onderzijde van de LCD verschijnen. 3. Druk op CAL/MEAS. De CAL indicator verschijnt. 4. Druk op MODE om de temperatuur kalibration stand te selecteren. 5. Doe de elektrode in een oplossing waarvan de temperatuur bekend is (bv een temperatuur bad). Wacht tot de temperatuur stabiel is. 6. Scroll met MI/ of MR/ naar de juiste temperatuur waarde (bv de temperatuur van het temperatuur bad). 7. Druk op HOLD/ENTER om te bevestigen. De meter zal de kalibratie uitvoeren en teruggaan naar de meetstand.
Opm.: Druk op CAL/MEAS om de temperatuur kalibratie te verlaten zonder op te slaan. Opm.: Zie SETUP menu P1.3 indien ATC niet verschijnt, hier zet men de ATC aan. Opm.: De temperatuur heeft invloed op de nauwkeurigheid van geleidbaarheid / TDS, na een temperatuur kalibratie moet een geleidbaarheid / TDS kalibratie worden gedaan. 4.4
Automatisch of handmatig, één of meer punts Kalibratie (P9.0)
Er kan gekozen worden voor een automatische geleidbaarheid kalibratie of handmatige geleidbaarheid / TDS kalibratie. Bij automatische kalibratie vindt en bevestigd de meter automatisch de betreffende bekende kalibratie oplossing. De bekende kalibratie oplossingen voor automatische kalibratie zijn: Bij 25.0°C : 84µS , 1413µS , 12.88mS , 111.8mS Bij 20.0°C : 76µS , 1278µS , 11.67mS , 102.1mS 5
Bij handmatige kalibratie, kunnen alle oplossingen worden gebruikt, deze waardes kunnen in ieder bereik handmatig worden aangegeven. 4.4.1
Selectie van Automatisch of handmatige Kalibratie (P9.1)
Automatische kalibratie kan alleen in de geleidbaarheid stand, handmatige kalibratie kan zowel in geleidbaarheid als TDS stand. Alleen voor geleidbaarheid metingen; 1. Druk op SETUP. 2. Druk op MI/▲ of MR/▼ totdat P9.0 (ASC) verschijnt. 3. Druk op HOLD/ENTER. Het bovenste scherm zal “ACA” tonen. 4. Druk op HOLD/ENTER 5. Druk op MI/▲ of MR/▼ voor een keuze. “YES” activateerd automatische kalibratie, “NO” activateerd handmatige kalibratie. 6. Druk op HOLD/ENTER om te bevestigen. 7. Druk twee keer op CAL/MEAS om terug te gaan naar de meetstand. Opm.: Menu P9.1 is alleen toegankelijk indien er vanuit de geleidbaarheid stand het Set Up is ingegaan. Vanuit de TDS meetstand wordt menu P9.1 niet getoond. 4.4.2
Selectie van één of meer punts kalibratie (P9.2)
Bij één punt kalibratie kan er op één punt in één beriek gekalibreerd worden, dit punt is het kalibratie punt voor alle bereiken. Meer punts kalibratie geeft een hogere nauwkeurigheid door ieder bereik afzonderlijk op één punt te kalibreren. Deze kalibratie is alleen van toepassing op het geselecteerde en gekalibreerde bereik. 1. Druk op SETUP. 2. Druk op MI/▲ of MR/▼ totdat P9.0 (ASC) verschijnt. 3. Druk op HOLD/ENTER. Het bovenste scherm zal “SPC” tonen. 4. Druk op HOLD/ENTER. 5. Druk op MI/▲ of MR/▼ voor een keuze. “YES” activateerd één punt kalibratie, “NO” activateerd meer punts kalibratie. 6. Druk op HOLD/ENTER om te bevestigen. 7. Druk op CAL/MEAS om terug te gaan naar de meetstand. 4.5
Automatische Kalibratie (alleen geleidbaarheid kalibratie)
De procedure beschrijft een kalibratie met een 1413 µs kalibratie oplossing. Opm.: kies automatische of handmatige kalibratie volgens p 4.4.1 Opm.: kies één -of meer punts kalibratie volgens p 4.4.2 Opm.: Druk op CAL/MEAS om terug te gaan zonder op te slaan. 1. Druk, indien nodig, op MODE om de geleidbaarheid stand te selecteren. 2. Spoel de elektrode met demi water of speciale oplossing, daarna afspoelen met een beetje kalibratie vloeistof. 3. Doe de elektrode in de kalibratie vloeistof. De bovenste stalen ring moet ondergedompeld zijn. Roer de elektrode zodat een homogeen monster ontstaat. Wacht tot de meting stabiel is. 4. Druk op CAL/MEAS voor de kalibratie stand. CAL verschijnt boven in de hoek van het scherm. Het primaire scherm toont de gemeten waarde, het secundaire scherm toont de waarde van de kalibratie vloeistof. 5. Druk op HOLD/ENTER om te bevestigen en terug te gaan naar de meetstand. Meer punts kalibratie: herhaal stap 1 tot 5 met de bekende kalibratie oplossing voor ieder kalibratie punt in ieder bereik totdat alle bereiken zijn gekalibreerd. 4.6
Handmatige kalibratie (geleidbaarheid & TDS Kalibratie)
De procedure beschrijft een kalibratie met een 12.00 mS kalibratie oplossing. Opm.: kies automatische of handmatige kalibratie volgens p 4.4.1 Opm.: kies één -of meer punts kalibratie volgens p 4.4.2 Opm.: Druk op CAL/MEAS om terug te gaan naar de meetstand zonder de wijzigingen op te slaan. Herhaal stap 1 tot 4 van p 4.5 1. Wacht tot de waarde stabiel is en druk op MI/▲ or MR/▼, pas de waarde in het bovenste scherm aan, aan de gebruikte kalibratie vloeistof. 6
2. Druk op HOLD/ENTER om te bevestigen en terug te gaan naar de meetstand. Meer punts kalibratie: herhaal stap 1 tot 6 voor ieder kalibratie punt in ieder bereik totdat alle bereiken zijn gekalibreerd. 4.7
TDS Kalibratie
4.7.1
TDS kalibratie met geleidbaarheids standaard & aanpassing van de TDS factor
In plaats van de TDS te kalibreren met een TDS oplossing kan ook met een geleidbaarheid oplossing worden gekalibreerd, hierbij moet een TDS omzettingsfactor in de meter worden aangegeven. Meer informatie over het bepalen van de TDS factor vindt u op onze website: www.eutechinst.com 4.7.2
Instellen van TDS omzettingsfactor
De fabrieksinstelling van de TDS omzettingsfactor is 0.5. Indien uw oplossing een andere TDS factor heeft kunt u deze voorafgaand aan de kalibratie aanpassen, hiermee verbeterd u de nauwkeurigheid. 1. Druk op MODE om de TDS stand te selecteren. 2. Druk op Setup. 3. Druk 5 keer op HOLD/ENTER tot P1.4 (tdS) verschijnt. 4. Druk op HOLD/ENTER. Het bovenste scherm toont een waarde, het onderste “tdS”. 5. Druk op MI/▲ or MR/▼ om de berekende TDS conversie factor in te stellen. 6. Druk op HOLD/ENTER om te bevestigen. 7. Druk op CAL/MEAS om terug te gaan naar de meetstand. 4.7.3
TDS kalibratie m.b.v. TDS oplossingen
Na het instellen van de juiste TDS Factor, kunt u in de TDS stand kalibreren. 1. Druk op MODE om de TDS stand te selecteren. 2. Volg de instructies bij p 3.6 voor de rest van het kalibratie proces, nu met de TDS kalibratie oplossingen. Opm.: De TDS waarde kan tot ± 40% van de standaard waarde worden aangepast. Indien de waarde meer dan 40% afwijkt dient de elektrode te worden gereinigd of te worden vervangen. 5
METINGEN
5.1
Temperatuur compensatie
De meter kan meten met automatische (ATC) of handmatige (MTC) temperatuur compensatie. In de fabrieksinstelling staat de ATC aan. Indien de elektrode is aangesloten zal het scherm ATC aangeven. Wanneer de geleidbaarheids/TDS elektrode juist is aangesloten of wanneer de elektrode defect is, zal ATC knipperen en het temperatuur scherm zal “Ur” aangeven. Indien ATC niet verschijnt maar de temperatuur wordt wel getoond, dan kan de meter in de MTC stand staan. 5.1.1 1. 2. 3. 4. 5. 6.
Selecteren Temperatuur compensatie stand
Druk op SETUP Druk 3 keer op HOLD/ENTER totdat P1.3 (AtC) verschijnt. Druk op HOLD/ENTER. Het bovenste scherm toont “ATC”, het onderste “YES”. Druk op MI/▲ of MR/▼ voor de keuzes: “YES”, ATC is aan of “NO”, ATC is uit. Druk op HOLD/ENTER om te bevestigen. Druk op CAL/MEAS om terug te gaan naar de meetstand.
5.1.2
Handmatig de temperatuur compensatie waarde instellen
Met MTC kan de temperatuur van het monster in de meter worden ingesteld. De gemeten waardes zullen met deze temperatuur worden gecompenseerd. 1. Zet de temperatuur stand in MTC (p 5.1.1) en voer stap 1 tot 6 van p 5.1.1 uit. 2. Druk op CAL/MEAS. CAL verschijnt boven in de hoek van het scherm. 3. Druk op MODE. 4. Druk op MI/▲ of MR/▼ om de temperatuur naar wens aan te passen. 5. Druk op HOLD/ENTER om te bevestigen. Opm.: Druk op CAL/MEAS om het menu te verlaten zonder de wijzigingen op te slaan.
7
5.2
Metingen uitvoeren
1. Spoel de elektrode af met demi water. Schud de elektrode droog. Spoel de elektorde af met wat monster vloeistof om vervuiling of verdunning van het monster te voorkomen. 2. Druk op ON om de meter aan te zetten. 3. Doe de elektrode in het monster. De bovenste stalen ring moet ondergedompeld zijn. Roer de elektrode zodat een homogeen monster ontstaat. 4. Wacht tot de meting stabiel is. 5. Druk op MODE om geleidbaarheid of TDS te selecteren (indien nodig). 5.3
HOLD Functie
Voor het “bevriezen” en vasthouden van gemeten waardes. 1. Druk op HOLD/ENTER om een meting vast te houden. Het scherm toont “HOLD”. 2. Druk nogmaals op HOLD/ENTER om door te gaan met de metingen. Opm.: Indien de meter wordt uitgezet gaat de vastgehouden waarde verloren. Indien u de waarde wilt behouden kunt u deze opslaan in het geheugen. 5.4
Selectie READY en Auto HOLD functie (P1.1)
Met “READY” wordt de meet stabiliteit gedurende een meet proces aangegeven. De Auto HOLD functie (alleen CON 110) houdt de gemeten waarde vast wanneer deze voor meer dan 5 seconden stabiel is. Druk op HOLD om het vasthouden op te heffen. Selectie vanuit meetstand: 1. Druk op SETUP. 2. Druk op HOLD/ENTER 3. Druk op MI/▲ of MR/▼ om de gewenste instelling te selecteren (links in het scherm). a. “ON” activeert de READY functie. b. “OFF” deactiveert de READY functie. c. “ON” en “HOLD” activeren de Auto HOLD functie. 4. Druk op HOLD/ENTER om te bevestigen. 5. Druk 2 keer op CAL/MEAS om terug te gaan naar de meetstand. 5.5
Bereiksinstellingen en mogelijkheden
De meter selecteert automatisch het meetbereik. Met de handmatige bereiksinstelling kunt u zelf het gewenste bereik kiezen, de breiken zijn: symbool op de meter Geleidbaarheids bereik TDS bereik r1 0 – 19.99 µS/cm 0.00 – 9.99 ppm r2 20.0 – 199.9 µS/cm 10.0 – 99.9 ppm r3 200 – 1999 µS/cm 100 – 999 ppm r4 2.00 – 19.99 mS/cm 1.00 – 9.99 ppt r5 20.0 – 199.9 mS/cm 10.0 – 99.9 ppt 5.5.1
Selecteren van handmatige of auto bereikskeuze
1. Druk vanuit de meetstand op RANGE. Het scherm toon “r1”, “r2”, “r3”, “r4” of “r5”, afhankelijk van het huidige bereik. Het scherm toont het geselecteerde bereik en “MEAS” knippert om aan te geven dat de meter in handmatige bereik stand is. 2. Druk nogmaals op RANGE totdat het gewenste bereik geselecteerd is. 3. Druk een aantal keren op RANGE om de auto-bereik functie weer in te schakelen, doe dit totdat “MEAS” niet meer knippert. Opm.: Indien de gemeten waarde hoger is dan het geselecteerde bereik zal het scherm “Or” aangeven. Druk op RANGE totdat het juiste bereik is geselecteerd. Opm.: De meter schakeld naar Auto-bereik nadat de meter wordt uitgeschakeld. Handmatig bereik dient iedere keer dat de meter wordt aangezet te worden ingeschakeld. 6
GEHEUGEN FUNCTIE
De CON 11/110 meters kunnen respectievelijk tot 50 of 100 gegeven sets opslaan. De gegeven sets bevatten geleidbaarheid, TDS en temperatuur waardes.
8
6.1
Opslaan in geheugen
Druk op MI/▲ tijdens een meting om gegevens in het geheugen op te slaan. MEM, “StO” en geheugen nummer zullen kortstondig verschijnen. Druk op MI/▲ voor het opslaan van een nieuwe meting. Opm.: Indien het geheugen vol is verschijnt “FUL” tijdelijk in het scherm. De eerst opgeslagen waarde zal overschreven worden. 6.2
Geheugen opvragen
1. 2. 3. 4.
Druk op MR/▼ om de laatst opgeslagen meting te selecteren. Druk op HOLD/ENTER om de opgeslagen waarde te tonen Druk op HOLD/ENTER om terug te gaan, nu wordt de volgende geheugenplaats getoond. Druk op MI/▲ of MR/▼ om naar een specifieke geheugen plaats te gaan, druk op HOLD/ENTER om te selecteren. 5. Druk op CAL/MEAS om het geheugen te verlaten. Opm.: Opgeslagen waardes blijven ook na uitschakeling van de meter in het geheugen. 6.3
Geheugen wissen (P6.0)
1. 2. 3. 4.
Druk op SETUP. Druk op MI/▲ (5x) of MR/▼ (4x) totdat P6.0 (CLr) verschijnt. Druk op HOLD/ENTER. Druk op MI/▲ of MR/▼ om tussen NO en YES te kiezen. “NO” annuleert de aktie, “YES” wist het gehele geheugen. 5. Druk op HOLD/ENTER om te bevestigen 6. Druk op CAL/MEAS om terug te gaan naar de meetstand.
7 7.1
COMMUNICATIE / PRINT FUNCTIE (ALLEEN CON 110) RS232C kabel aansluiten
De meter heeft een RS232C aansluiting voor het versturen van data naar een printer of computer via een kabel. De data is in ASCII format. Met dit format kan de data met verschillende programma’s worden bewerkt (bv. Microsoft Excel, Lotus, Quattro-pro etc.). Met de meter wordt Data Acquisition Software (DAS) geleverd. 1. Verwijder het klepje aan de onderzijde van de meter. 2. Plaats de RS232C stekker in de RS232C port van de meter. 3. Draai de schroeven vast. Om de meter direct op een printer aan te sluiten moet de printer beschikken oven een 9 pin of 25 pin RS 232C seriële port. 7.2
CON 110 gebruiken met printer of computer
1. Plaats de CD-ROM met de Data Acquisition Software (DAS) in de CD-ROM drive van de computer en volg de instructies op uw scherm. 2. Sluit de meter met de RS232C kabel aan op de computer. 3. Open het programma op de computer, ga naar “File” en open “Communication settings” . De instellingen MOETEN als volgt zijn ingesteld: a. Baud Rate: 9600 / b. Parity Bit: None / c. Stop Bit: 1 / d. Data Bit: 8 / e. Flow Control: None 7.3
Gegevens handmatig printen
1. Druk vanuit de meetstand op HOLD/ENTER om de meting vast te houden. 2. Druk op PRINT. Het scherm toont kortstondig “Prn – CUr”. De gegevens worden naar de printer of computer verzonden daarna gaat de meter terug in de meetstand. 3. Herhaal stap 1 en 2 voor de volgende meting. 7.4
Gegevens printen met een tijdsinterval
1. Druk vanuit de meetstand op PRINT. Het scherm toont “dAt/Cur”. 2. Druk op HOLD/ENTER. “SEC 5” verschijnt. Het tijdsinterval kan worden ingesteld van 5 tot 30 seconden.
9
3. Druk op MI/▲ of MR/▼ om de gewenst waarde in te stellen. 4. Druk op HOLD/ENTER. De meter gaat terug naar de meetstand en MEM knippert. Op de ingestelde tijden knippert in het scherm kortstondig “Prn/CUr” (data printen), de meter gaat terug naar de meetstand en MEM knippert. 5. Druk op PRINT om het printen te stoppen. MEM verdwijnt uit het scherm en de meter gaat in naar de meetstand. 7.5
Alle opgeslagen gegevens printen
1. Druk vanuit de meetstand op PRINT. 2. Druk op MI/▲ of MR/▼ totdat “dAt – StO” verschijnt, druk op HOLD/ENTER om te selecteren. 3. Gebruik bij “SEC – 0” MI/▲ of MR/▼ om het aantal seconden in te stellen waarop er geprint moet worden. 4. Druk op HOLD/ENTER. In het scherm knippert “Prn” totdat all gegevens geprint zijn.. 5. Druk op PRINT om te stoppen met printen, en terug te gaan naar de meetstand. Opm.: Na het printen blijven alle opgeslagen gegevens blijven in de meter behouden. 7.6
Geselecteerde data printen
1. Druk op MR/▼. “MEM” zal verschijnen en de laatste geheugenplaats wordt getoond. 2. Druk op MI/▲ of MR/▼ om een specifieke geheugenplaats te selectern, druk op HOLD/ENTER. 3. Druk op PRINT. In het scherm knippert kortstondig “Prn/CUr” en de data van deze geheugenplaats wordt getoond. 4. Druk op HOLD/ENTER. De meter is nu gereed om de volgende geheugenplaats te tonen. 5. Druk op CAL/MEAS om terug te gaan naar de meetstand. 8
ANDERE FUNCTIES
8.1
°C of °F selecteren (P1.2) (alleen CON 110)
1. 2. 3. 4. 5.
Druk op SETUP. Druk op HOLD/ENTER (2x) totdat P1.2 (C) verschijnt. Druk op MI/▲ of MR/▼ om te kiezen tussen °C en °F. Druk op HOLD/ENTER om te bevestigen. Druk op CAL/MEAS om terug te gaan.
8.2
Kalibratie gegevens bekijken (P2.0)
1. Druk opSETUP. 2. Druk op MI/▲ (1x) of MR/▼(8x) totdat P2.0 (CAL) verschijnt. 3. Druk herhaaldelijk op HOLD/ENTER om de gegevens van de voorgaande kalibraties in de vijf bereiken te bekijken. 4. Nadat alle informatie is bekeken gaat de meter automatisch terug naar het sub-menu. 5. Druk op CAL/MEAS om terug te gaan naar de meetstand. Opm.: Indien er geen kalibratie gegevens zijn op een specifiek punt toont het scherm “----“. 8.3 1. 2. 3. 4. 5. 8.4
Bekijken van elektrode gegevens (P3.0) Druk op SETUP. Druk op MI/▲ (2x) of MR/▼(7x) totdat P3.0 (ELE) verschijnt. Druk herhaaldelijk op HOLD/ENTER om de werkelijke cell constante voor ieder bereik te bekijken. Nadat alle informatie is bekeken gaat de meter automatisch terug naar het sub-menu. Druk op CAL/MEAS om terug te gaan naar de meetstand. Automatisch uitschakelen (P4.0)
De Auto Off functie kan worden ingeschakeld zodat de meter 20 minuten nadat er voor het laatst een toets is ingedrukt wordt uitgeschakeld. 1. Druk op SETUP. 2. Druk op MI/▲ (3x) of MR/▼(6x) totdat P4.0 (AtO) verschijnt. 3. Druk op HOLD/ENTER. 4. Druk op MI/▲ of MR/▼ om te kiezen tussen: YES – activeren van de Auto Off functie of NO – deactiveren van de Auto Off functie 10
5. Druk op HOLD/ENTER om te bevestigen en terug te gaan naar het sub-menu. 6. Druk op CAL/MEAS om terug te gaan naar de meetstand. 8.5
Fabrieksinstellingen herstellen (P5.0)
Er is de mogelijkheid om alleen de kalibratie gegevens te herstellen (P5.1 CAL) of om alles te herstellen naar de fabrieksinstellingen (P5.2 Usr). 8.5.1
Kalibratie herstellen (P5.1)
1. 2. 3. 4. 5.
Druk op SETUP. Druk op MI/▲ (4x) of MR/▼(5x) totdat P5.0 (rSt) verschijnt. Druk op HOLD/ENTER. Druk op HOLD/ENTER. Druk op MI/▲ of MR/▼ om te kiezen tussen: NO annuleert de actie of YES verwijderd alle kalibraties en kalibratiegegevens. 6. Druk op HOLD/ENTER om te bevestigen en terug te gaan naar het submenu. 7. Druk op CAL/MEAS to return to measurement mode. 8.5.2
Alle fabrieksinstellingen herstellen (P5.2)
1. 2. 3. 4.
Herhaal stap 1 tot 4 van paragraaf 7.5.1 Druk op HOLD/ENTER totdat P5.2 (Usr) verschijnt. Druk op HOLD/ENTER Druk op MI/▲ of MR/▼ om te kiezen tussen: NO annuleert de actie of YES herstellen van de fabrieksinstellingen. 5. Druk op HOLD/ENTER om te bevestigen en terug te gaan naar het sub-menu. 6. Druk op CAL/MEAS om terug te gaan naar de meetstand. 8.6
Temperatuur coëfficiënt instellen (P7.1)
De temperatuur coëfficiënt is de verandering in geleidbaarheid per graad (temperatuur), het wordt uitgedrukt in % per °C. Het precies instellen van de temperatuur coëfficiënt van de oplossing geeft een nauwkeurig temperatuur compensatie bij vrijwel alle oplossingen. De aanpassing is 0.0 tot 10.0 % per °C. De standaard instelling van de meter is 2.1% per °C. Door de temperatuur coëfficiënt op 0.0% te zetten zal de meter de temperatuur niet compenseren maar de werkelijke temperatuur weergeven. 1. Druk op SETUP 2. Druk op MI/▲ (6x) of MR/▼(3x) totdat P7.0 (tPr) verschijnt. 3. Druk op HOLD/ENTER. 4. Druk op HOLD/ENTER. 5. Druk op MI/▲ of MR/▼ om de temperatuur coëfficiënt van de oplossing te selecteren. 6. Druk op HOLD/ENTER om te bevestigen en terug te gaan naar het sub-menu. 7. Druk 2 keer op CAL/MEAS om terug te gaan naar de meetstand. 8.7
Standaard temperatuur instellen (P7.2)
De meter kan de geleidbaarheid meting aanpassen aan een geselecteerde standaard temperatuur. De standaard temperatuur kan worden ingesteld op 20.0°C of 25.0°C. Meter standaardinstelling is 25.0°C. 1. Herhaal stap 1 tot 4 van paragraaf 7.6 2. Druk op HOLD/ENTER. 3. Druk op HOLD/ENTER. 4. Druk op MI/▲ of MR/▼ om te kiezen tussen 20.0°C of 25.0°C 5. Druk op HOLD/ENTER om te bevestigen en terug te gaan naar het sub-menu. 6. Druk op CAL/MEAS om terug te gaan naar de meetstand. 8.8
Cell constante selecteren (P8.0)
Er kan een cell constante van K = 1.0, 10, or 0.1 gekozen worden. De bijgeleverde elektrode heeft een cell constante van K=1.0. 1. Druk op SETUP. 2. Druk op MI/▲ (7x) of MR/▼(2x) totdat P8.0 (CEL) verschijnt. 3. Druk op HOLD/ENTER. 4. Druk op MI/▲ of MR/▼ om te kiezen tussen K = 1.0, 0.1, of 10. 11
5. Druk op HOLD/ENTER om te bevestigen en terug te gaan naar het sub-menu. 6. Druk op CAL/MEAS om terug te gaan naar de meetstand. 9
FOUT MELDINGEN Fout melding ERR.
Betekenis Foute toets keuze
Mogelijke oorzaak Foutieve ingave in selectie stand
Secondaire scherm springt tussen kalibratie waarde en standaard waarde Batterij icoon
Kalibratie fout
Foutieve of vuile kalibratie oplossing gebruikt in automatische kalibratie stand Slechte batterij
10
Slechte batterij
Oplossing Laat de toets los. Selecteer een andere optie. Controleer de kalibratie oplossing Batterijen vervangen
FOUTOPSPORING
Probleem Geen beeld wanneer ‘ON’ is ingedrukt
Onstabiele waardes
Trage reactie Meter reageert niet op toetsen. ATC knippert en temperatuur toont “Ur” Printen niet mogelijk
Mogelijke oorzaak a) geen batterijen b) Batterijen niet correct geplaatst (+ en – positie) c) Slechte batterijen d) Adapter werkt niet (indien gebruikt) a) luchtbellen in de elektrode. b) Vuile elektrode c) Elektrode niet diep genoeg in monster d) Externe ruis als gevolg van een in de buurt gebruikte elektrische motor e) Beschermkap afwezig a) Vuile / vette elektrode
a) Tip tegen de elektrode om de bellen te verwijderen b) Reinig elektrode, opnieuw kalibreren c) zorg ervoor dat de electrode diep genoeg zit d) Verplaats of verwijder de motor e) Beschermkap plaatsen a) elektrode reinigen
a) HOLD stand staat aan
a) Druk op HOLD/ENTER
a) elektrode foutief aangesloten b) kabel breuk van de temperatuur draad
a) controleer de aansluiting van de elektrode b) vervang elektrode
Zie hoofdstuk 7
Zie hoofstuk 7
Oakton Instruments P.O Box 5136, Vernon Hills, IL 60061, USA Tel: (1) 888-462-5866 Fax: (1) 847-247-2984
[email protected] www.4oakton.com www.oaktoninstruments.com
Eutech Instruments Pte Ltd. Blk 55, Ayer Rajah Crescent, #04-16/24 Singapore 139949 Singapore Tel: (65) 6778 6876 Fax: (65) 6773 0836
[email protected] www.eutechinst.com
12
Oplossing a) Controleer batterijen b) Plaats de batterijen correct c) Vervang batterijen d) Controleer adapter
Eutech Instruments Europe bv Wallerstraat 125k 3862 CN Nijkerk The Netherlands Tel: (31) 33 2463887 Fax: (31) 33 2460832
[email protected] www.eutech.nl