rrTeUniversiteitamsterdam Faculteit der Economische Wetenschappen en Bedrijfskunde Afdeling Algemene Econom ie
Tentamen
Macro-Economie
Opleiding
Bacheloropleid ing Economie blok 2.4
Vakcode
60231040
Datum
wo. 30 maart 2005
Tttd
??:?? uur
Tijdsduur
2 uur
Onderdelen
5 open vragen met in totaal 16 deelvragen.
Waardering
Het aantal te behalen punten per vraag is tussen haakjes weergegeven. Voor het tentamenkun je maximaal100 punten behalen.Als bonus voor AWV komt daar 0, 5, of í0 punten bovenop. Een totaal van 55 punten of meer betekent"geslaagd".
Uitslag
De uitslag van het tentamen wordt op woensdag 13 april 2005 bekend gemaakt (deze datum staat ook op Blackboard).Bij de toekenningvan het cijfer wordt direct rekeninggehoudenmet de bonusregelingop basis van de activerendewerkvorm.
Opmerking
Dit tentamenformulieris tevens het antwoordformulier. Vul hieronder dus je naam en studentnummer in. Voor het beantwoordenvan elke deelvraagis beperkteruimtebeschikbaar.Gebruikin de antwoordblokken niet meer dan 1 regel tekst per voorgedrukteregel. Als het echt moet, kun je extra ruimte op de achterzijdevan het blad gebruiken,mits vraag en onderdeelduidelijk zijn weergegeven.Denk goed na voordatje een antwoordinvult.
Inzage
vrijdag15 april2005 van 10.00-11.00uur, kamer4A-15.
Naam Studentnummer
k"
vrryeUniversiteit
msterdam
TentamenMacro-Economie 2.4 - 30 maart 2005
1. Nationale Rekeningen (20 punten). Hoe beïnvloedende volgende gebeurtenissenhet BBP op korte termijn? Geeft de eventueleveranderingin BBP een soortgelijke veranderingin economischwelzijn? waag 1. Nationale rekeningen (Mankiw, Hoofdstuk 2,blz 16-2I) Het Bruto Binnenlands Product (BBP) is de som van de beloning van productie factoren (lonen & winsten) in een gegeven periode in een economie, en dit is equivalent aan de marktwaarde van alle finale goederen en diensten die in een gegeven periode geproduceerd zijn. Omdat boekhoudkundig de marktwaarde van alle geproduceerdefinale goederenen diensten altijd gelijk is aan het totaal aan bestedingen(middelen: bestedingen)geldt ook dat het BBP gelijk is aan de som van consumptie,investeringen,overheidsuitgavenen netto exporten in een gegevenperiode. Het economischwelzijn wordt vaak gemetenmet BBP, maar kan hiervan afivijken bijvoorbeeld vanwege mutaties in balanswaarden(bijvoorbeeld milieu of kennis).
a. De overheid verkoopt haar aandelenin alle beursgenoteerdebedrijven.
a.
verkoop overheidsaandelen:geen wijziging in bestedingscomponenten,geen wijziging in geproduceerde goederen en diensten, geen wijziging in beloning van productiefactoren en dus geen wijziging BBP. Netto contante waarde van toekomstige goederen en diensten zouden kunnen veranderen als geprivatiseerde bedrijven beter/slechterpresteren,waardoor'welzijn' zou kunnen veranderen.
b. Nederland wint het Eurovisie Songfestival,en het liedje wordt zelfs wereldwijd een mega-hit.
b.
Extra verkopen van CDs, optredens en rechten in het buitenland, meer net export, hogere productie van goederenen diensten,hoger BBP.
Het aantalmiddelbare scholierendat geendiploma haaIt,maar in de supermarktgaat werken neemt toe.
c.
Scholieren gaan in supermarkt werken: meer betalingen van lonen, hogere productie van goederenen diensten,hoger BBP. Mogelijk wel lagere (overheids)uitgavenaan onderwijs. Welzijn kan lager zijn, omdat we minder goed opgeleidebevolking hebben.
TentamenMacro-Economie 2.4 - 30 maart 2005
2. Een Klassieke Economie (20 punten). Een klassiekeeconomie,zonder geld, wordt beschrevenmet de volgende vergelijkingen:
Y:C+I+G+X-M, G: 1500, X: 1500, C:200 + 0,8(Y-T),
Y:5000, T: 1500, M: 1500, I: 1000- 50r ,
Met: Y is inkomen/productie;G is overheidsuitgaven;T is belasting; C is consumptie; I is investeringen;X is export; M is import; en r is rente. [Geef in antwoordende berekeningenweer]. a. Berekenparticulier besparingen,overheidsbesparingen,en nationalebesparingen. S: S(particulier)+ 51eyet6"id): (Y-T-C-(X-M) + (T-G):Y-C-G-(X-M); : 3000 c : 200+0,8. (5000-1500) : Y-C-T: 5000-3000-1500: S(particulier) 500 : T-c :1500 - 1500: 0 S(overheid) : 500+ 0 : 500 S(nationaal)
b. Bereken de rente waarbij de goederenmarkt in evenwicht is (oftewel, de markÍ voor leningen/besparingen).
s : Y-c-G:5000-3000-1 500:500 evenwichtop de goederenmarkt, dus:I: S (+NX) 1000-501500:>r: l0
c. Berekenwat er gebeurtmet Y (inkomen)alsX (export)stijgt tot 2000,bij gelijkblijvenderente.
AX: 500 Y : C+I+G+X-M:Co+0,8.(Y-T)+I+GfX-M :> (1-0,8).Y: Co-0,8.T+I+GfX-M:> Y : l/(0,2).(co-0,8.T+I+G+X-M):> ^Y: 5. ^(Co-0,8.T+I+G+X-M) AY: 5.500:2500
d. Berekenvoor geval c. wat er gebeurtmet particuliere en overheidsbesparingen. aY : 2500,ac:O,8.aY: 2000:> : AY-AC-ÀT: 2500-2000-0:500 ÁS(particulier)
TentamenMacro-Economie 2.4 - 30 maart 2005
a
J
/
3. Economische Groei (20 punten). Geef de lange termijn effecten op inkomen per hooftl van de volgendevoorstellen: [tip: gebruik grafiek van Solow groeimodel,waar nodig; vergeetniet de assente benoemen]. Solow growth (Mankiw, Hoofdstuk 7,blz. 182-204) Solow growth model Y:f(K,L), constante schaalopbrengtsen 5Y/L:f(IíL):f(k) Besparingen vaste fractie van inkomen: S : s.f(k); Afschrijvingen en bevolkingsgroei vaste fractie van kapitaal inkomens quote d: (6+v) k. Steady stateals Ak:0 :> s.(k):
(6+v) k
a. De spaarquoteneemt af.
---l sC)R ,
s omlaag, s.f(k) omlaag, dus snijpunt s.f(k) : (6+v) k bii een lager y(steady state) Bij lagere k is y lager
\l (\K
cr P(
sF(h: tF u..)
)Lo
b. De bevolkingsgroei neemt toe.
v omhoog,(6+v).komhoog,dussnijpunt s.fft) : (6+v)k bii eenlagery(ss)
De overheid investeertveel meer in onderzoek.
'kennis', bijvoorbeeld door subsidiëring van
Vanwege betere technologie: f(k) omhoog, s.f(k) ook omhoog, dus snijpunt s.f(k) : (6+v) k bii een hoger k(ss) Beide zorgen voor hogere y(ss)
TentarnenMacro-Economie 2.4 - 30 maart 2005
4. Het IS-LM Model (20 punten). Gebruik het IS-LM model om de korte-termijn gevolgen te beschrijvenvoor inkomen, rente, consumptieen investeringenvoor ieder van de volgendeschokken.Geef ook aan wat de CentraleBank zou moeten doen om inkomen op het oorspronkelijkeniveau te handhaven.fGebruik IS-LM grafiek, waar nodig. Vergeet niet de assente benoernen]. (Mankiw,Hoofdstuk 10& 1l) a. Vanwege een nieuw elektronischbetaalsysteernis er minder behoefte aan contant geld voor transacties. a.
'
Geldwaag wordt geringer. Gegeven een vast geldaanbod, komt evenwicht op de geldmarkt komt tot stand bij een lagere rente. De geldmarkt vemrimt. In termen van het IS-LM model verschuift de LM curye naar rechts, er resulteert een lagere rente en een hoger inkomen. CB kanY terugbrengen op oude niveau door seldaanbod te verminderen.
, b. Wegens strengeremilieuwetgeving moeten alle auto's ouder dan vijfjaar vaÍr de weg, eÍrmogen alleen nieuwe energiezuinige,schonemodellen worden verkocht.
b.
Strengere milieuwetgeving, auto's ouder dan 5 jaar weg: Consumptieve bestedingen nemen toe doordat oude auto's vervangenworden door nieuwe. In termen van het IS-LM model verschuift de IS curye naaÍ rechts, er resulteert een hogere rente en een hoger inkomen. CB kan Y terugbrengen op oude niveau door geldaanbod te verminderen.
c. Beantwoord de waag voor de hierna gegevenschok voor een open economiemet zwevendewisselkoers.De Chineseeconomiestagneert,waardoor de wereldhandel sterk terugvalt. [Gebruik Mundell-Flerning modei] .
c.
(Mankiw, Hoofdstuk l2,blz3l3-317) daling wereldhandel veroorzaakt daling export. In termen van het Mundell Fleming model verschuift de IS curve naar links, er resulteert een lagere wisselkoers (tov Qhina; andere landen ziltpnin zelfde schuit) - de vraag naar export producten neemt vanwege depreciatie weer toe: inkomenblijft gelijk!.
TentamenMacro-Economie 2.4 - 30 maart 2005
5 . AS-AD en Phillips Curve (20 punten). Beantwoord de volgende wagen over langetermijn geaggregeerdewaag en aanbod(AS-AD) en de Phillips-Curve. a. Beschrijf de theoretischeachtergrondvan het positieve verband tussenhet prijsniveau en geaggregeerdaanbod.
positief verband AS curve en prijsniveau: (Mankiw, Hoofdstuk l3,blz 348-358) op korte termijn geldt Y:Yx+a (P-P") met u)0, en kan verklaard worden met l. "sticky nominal wages": bij strjging van het prijsniveau dalen reële lonen als nominale niet terstond €urnpassenaan het nieuwe prijsniveau. Door de lagere (reële) lonen kunnen bedrijven meer arbeid inzsffslv, waardoor een hogere output mogelijk is; 2 "imperfect information": bedrijven zien da| de nominale prijs van hun product toeneemt en verwÍrÍren dit met een stijging in de reële prijs van hun product (of maken een te lage schatting van de wijzigingen in het prijsniveau). Hierdoor gaïn ze meer produceren. 3."sticky prices": omdat een deel van de bedrijven hun prijzen / kosten contractueel vaststellen op basis van verwachtingen over prijsontwikkelingen. Er is geen directe Íumpassenaan het prijsniveau. Een (onverwachte ) stijging van het prijsniveau zal de reele kosten doen dalen en bedrijven aanzettet tot hogere productie.
b. Onder welke omstandighedenzou het mogelijkzijn om inflatie terug te dringen zonderdat het gepaardgaat met een recessie(of oplopendewerkloosheid)?
(Mankiw, Hoofclstuk l3,blz358-362) Phillips curve geeft verband tusseninflatie en werkloosheidi n: ÍE'- F (u - u") + v (n : inflatie; r" : verwachte inÍlatie; u : werkloosheidsvoet;ua : natuurlijke werkloosheidsvoeten v : aanbodschok). Lagere inflatie zonder recessieof toenamewerkloosheid door verwachte inflatie (n") naar benedenofaanbodschok (v) naar beneden.Het eersteis het geval als de monetaire autoriteit er in slaagt een geloofivaardig beleid te introduceren gericht op een lager inflatie niveau, het tweede is het geval bij een beleid gericht beheersing van kosten, met als doel om kosten inflatie (cost push inflation) te beperkenen (prijs)schokken te vermijden of te voorkomen.
c. Leg uit wat het probleem van tijdsinconsistentiebetekentvoor monetair beleid en inflatie. Hoe kan het probleem verminderd worden?
(Mankiw, Hoofdstuk 14,blz39l-394) monetaire autoriteit moet inflatieverwachting laag houden, en doet dit door een lage inflatie als doelstelling uit te dragen om zo de juiste prikkels te scheppenbij bedrijven en overheid. In de loop van de tijd , als de werkloosheid toeneemt zou de monetaire autoriteit echter minder strak vasthouden aan het eerder verkondigde beleid. Bedrijven en overheid houden bij voorbaat rekening met dit gedrag en passenhun inflatie verwachting aan, waardoor er geen lage inflatie zal zijn.Inflatie wordt bernvloed door verwachting dat CB op later tijdstip er belang bij heeft om inflatie te laten oplopen. Regels in plaats van discretionair beleid kan het probleem van tijdsinconsistentie verminderen.
TentamenMacro-Economie 2.4 - 30 maart 2005