&RPPLVVLH $OJHPHHQ %HVWXXU
&RPPLVVLH :HO]LMQ
&RPPLVVLH
*HGHSXWHHUGH
YHUJDGHULQJ 36
EHODVW PHW EHKDQGHOLQJ
G.L.C.M. de Kok
QU
:
:
DJHQGD QU
:
0LGGHOEXUJ
2QGHUZHUS
Ontwikkeling zorgboerderijen
QU
995213/8
17 december 1999 WEB-149 9 november 1999
922567(/ $DQ GH 3URYLQFLDOH 6WDWHQ YDQ =HHODQG
6DPHQYDWWLQJ
In het separaat door uw Staten te behandelen Plan van aanpak beleidskader sociale zorg worden de inhoudelijke hoofdlijnen en de beoogde structuur en financiering voor het beleidskader sociale zorg neergelegd. Daarbij is aangegeven dat afhankelijk van het ontwikkelingsstadium van projecten en/of thema’s reeds besluitvorming over individuele subsidies zou kunnen plaatshebben. In die context wordt u thans een voorstel voorgelegd om de komende periode de ontwikkeling van zorgboerderijen in Zeeland te stimuleren.
Inleiding In de afgelopen periode is meermalen gebleken dat zorgboerderijen een waardevolle aanvulling kunnen zijn op het zorgaanbod in Zeeland, en de vitaliteit en bedrijvigheid op het platteland kunnen bevorderen. De provincie heeft via incidentele subsidiëring ook aan de totstandkoming van zorgboerderijen bijgedragen. Landbouwzorg blijkt voor verscheidene doelgroepen binnen de geestelijke gezondheidszorg, verstandelijk-gehandicaptenzorg, ouderenzorg en jeugdzorg een gewenst en maatschappij-georiënteerde zorgmogelijkheid te kunnen zijn. Bovendien kan het de stap naar reguliere arbeid vergemakkelijken. Voor de landbouwer kan ontwikkeling van de zorgfunctie een bijdrage leveren aan de verbreding, levensvatbaarheid en continuïteit van het bedrijf. Daarmee kan de totstandkoming van zorgboerderijen zowel een bijdrage leveren aan de vitalisering van het platteland als aan de vermaatschappelijking van de zorg. Het zal daarenboven duidelijk zijn dat zorgboerderijen ook een bijdrage kunnen leveren aan de arbeidsmarkttoeleiding van kwetsbare groepen. Om deze redenen heeft de ontwikkeling van zorgboerderijen zowel een plaats in het ROP (ruraal ontwikkelingsplan) als in het beleidskader sociale zorg. Hoewel in den lande en in Zeeland inmiddels positieve ervaringen zijn opgedaan met zorgboerderijen, ontbreekt op dit moment een precies beeld van de stand van zaken in Zeeland, een eindbeeld over de precieze kansen voor zorgboerderijen, en een definitief beeld over de voorwaarden waaronder zorgboerderijen kunnen functioneren. Onder de noemer zorgboerderijen gaat een variëteit aan projecten schuil.
RQGHUZHUS 2QWZLNNHOLQJ ]RUJERHUGHULMHQ
Aan de ene kant van het spectrum zijn er projecten die geheel onder verantwoordelijkheid van de zorginstelling als een vorm van dagbesteding plaatsvinden (incl. alle begeleiding), maar op locatie van het platteland. De landbouwer stelt faciliteiten beschikbaar en ontvangt daarvoor een vergoeding uit het budget van de instelling. De andere kant van het spectrum is dat een landbouwbedrijf goeddeels de regie heeft over de begeleiding en verblijfsfunctie van een groep(je) (bijna) uitbehandelde (ggz-)cliënten, die de laatste stap maken naar zelfstandigheid. Het behoort tot de competentie van de instelling (zorginstelling, sociale werkvoorziening of bijv. arbeidsvoorziening) om te komen tot duidelijke afspraken over de verantwoordelijkheden en structurele financiering van dergelijke projecten; het gaat tenslotte om hún cliënten. Met inachtneming van deze verantwoordelijkheden van maatschappelijke organisaties en instellingen (waarvoor immers eigen systemen van kwaliteitsborging en toezicht gelden) kan de provincie via vooral het beschikbaar stellen van eenmalige subsidies de start van projecten landbouwzorg vergemakkelijken. De zorginstelling moet het dan met het landbouwbedrijf eens zijn over de projectopzet en waar nodig moet de opzet geaccordeerd zijn door toezichthouders. Startpremies voor ongedekte aanloopkosten, bouw of investeringskosten kunnen vervolgens obstakels voor een start immers wegnemen. Het provinciaal beleid heeft tot doel om gedurende een periode van enkele jaren te komen tot een groter aantal projecten landbouwzorg in Zeeland, met het bijkomend en beoogde effect van bekendheid en ervaring in de regio. Deze bekendheid en ervaring zullen er dan in beginsel borg voor moeten staan dat een eventuele verdere ontwikkeling zonder provinciale geldelijke steun kan plaatsvinden. De te subsidiëren projecten hebben derhalve het karakter van pilots. Het is derhalve ook van belang dat de te subsidiëren projecten opengesteld worden voor collega-instellingen en agrariërs. Om deze ontwikkeling in Zeeland te stimuleren is een gericht beleid nodig. Gericht, omdat in de praktijk boeren en zorginstellingen elkaar nog niet altijd weten te vinden en omdat zij in een aantal gevallen tegen financiële of andere problemen aanlopen. Maar ook omdat beleidsdoelen gesteld en verder te stellen zijn aangaande: 1. ruimtelijk beleid; 2. zorgbeleid; 3. kwaliteit; 4. doelgroepen. De provincie kan bijdragen aan oplossingen voor dergelijke problemen of in elk geval helderheid bieden over wat zij wél en wat zij níet nastreeft.
1. ruimtelijk beleid Op grond van het streekplan is het vestigen van zorgboerderijen incl. een verblijfsfunctie aan beperkingen onderhevig. Het bestaande beleid, neergelegd in het streekplan, staat niet ter discussie. Wij zijn van mening dat binnen staand ruimtelijk beleid de ontwikkeling van landbouwzorg onder nader te bepalen voorwaarden inpasbaar wordt geacht. In het kader van het project vitaal platteland beziet de werkgroep nieuwe economische dragers welke mogelijkheden het huidig ruimtelijk beleid biedt voor andere functies in bestaande gebouwen op het platteland. Daarbij krijgen ook zorgboerderijen aandacht. Uitgangspunt is, dat bij zorgboerderijen de landbouwfunctie hoofdzaak is en blijft en dat er daarnaast mogelijkheden zijn voor zorgfuncties, die zijn gekoppeld aan agrarische activiteiten op die zorgboerderijen. Dit wordt in de werkgroep nieuwe economische dragers verder uitgewerkt.
: 2
RQGHUZHUS 2QWZLNNHOLQJ ]RUJERHUGHULMHQ
2. zorgbeleid Het streven is gericht op het verlenen van ‘zorg op maat’, zo dicht mogelijk bij huis en kleinschalig. Met dus meer aandacht voor differentiatie. Veel cliënten wonen op dit moment nog in instituutachtige instellingen, waarvoor gelijktijdig veelal wachtlijsten bestaan. De verwachting is dat het realiseren van (bijv.) zorgboerderijen de instituutsgebonden zorg kan ontlasten en wachtlijsten direct of indirect kunnen afnemen. Dat geldt zeker als sprake is van realisatie van dergelijke projecten als uitbreiding van het aanbod (extra exploitatiemiddelen of extra capaciteit). Daarvoor gelden evenwel veelal lange procedures en door het streven naar kostenbeheersing is dit ook vaak niet mogelijk. Ook door verschuiving van reeds ingezette middelen is denkbaar dat met hetzelfde geld meer mensen geholpen kunnen worden. In het voorgestelde subsidiebeleid maken wij daarom géén onderscheid tussen projecten in de sfeer van uitbreiding en projecten in de sfeer van verschuiving van bestaand aanbod. Het is niet geheel bekend in welke mate zorgboerderijen voor de verschillende doelgroepen een geschikte vorm van zorg /dagbesteding kunnen bieden. Partijen zijn het er over eens dat het -vanuit de zorg- gaat om een kwantitatief beperkte behoefte. Wij richten ons daarom op een aantal nieuw te realiseren projecten van vooralsnog ca. 15. Spreiding over de provincie is daarbij een belangrijk uitgangspunt. Tevens wordt spreiding over de verschillende doelgroepen beoogd. We gaan ervan uit dat door voorlichting en de bestaande spreiding van zorginstellingen en boerenbedrijven een redelijke spreiding kan worden bereikt. 3. kwaliteit De kwaliteit van de zorg valt primair onder de verantwoordelijkheid van de instelling, die daartoe een contract afsluit met het boerenbedrijf. Kleinschaligheid vormt een belangrijk kwaliteitsaspect; vandaar dat wij bij ons subsidiebeleid uitgaan van een omvang van 3 tot maximaal 10 deelnemers. 4. doelgroepen Het is gewenst om enige variatie te bereiken tussen doelgroepen, zoals: - jeugdigen; - (licht) dementerende ouderen; - (ex)psychiatrische cliënten - verstandelijk gehandicapten; - (ex)verslaafden; - (andere) doelgroepen voor arbeidsintegratie. Provinciaal projectsubsidie wordt voorts verleend onder de voorwaarden dat: - de betrokken zorginstelling toegelaten is in het kader van de AWBZ c.q. valt onder toezicht van overheid of Zelfstandig Bestuursorgaan; - er een bedrijfsplan is waarin in elk geval wordt aangetoond dat het project niet afhankelijk is van structureel aanvullende subsidies van de provincie; - de betrokken zorginstelling verantwoordelijk is voor de zorg/begeleiding van de cliënten, ongeacht de mogelijkheid deze zorg/begeleiding deels te laten uitvoeren door derden. Omvang van de individuele projectsubsidies Subsidie wordt verstrekt in de volgende kosten:
: 3
RQGHUZHUS 2QWZLNNHOLQJ ]RUJERHUGHULMHQ
- scholing; - opstellen bedrijfsplan; - advieskosten; - kosten van aanpassing van ruimten t.b.v. de zorgfunctie; - overige startkosten. Het maximale subsidiebedrag per zorgboerderij bedraagt 50% van de kosten maar niet meer dan ƒ 25.000,--. Voorts wordt uiteraard geen subsidie verleend in de kosten die al gesubsidieerd worden door VWS, LNV of provincie. Job-training In toenemende mate is sprake van arbeidstoeleiding door jobtraining op landbouwbedrijven. Dit heeft veelal een individueel karakter; van de noodzaak van het daarvoor overgaan tot projectsubsidies is niet gebleken. Wel zal binnen de hieronder weergegeven activiteiten van het SBI, nader uitgewerkt in het werkplan, tijd worden ingeruimd voor advisering op dit terrein. Structuur Om de totstandkoming van zorgboerderijen te bevorderen is inmiddels een voorlopige stuurgroep ingesteld, die bestaat uit deskundigen uit het Zeeuwse veld van landbouw en zorg. Deze stuurgroep wordt voorgezeten door gedeputeerde de Kok. Na besluitvorming door uw Staten zal de definitieve stuurgroep ingesteld worden. De stuurgroep heeft samengevat- twee taken ten behoeve van het provinciale beleid: - coördinatie van de algemene activiteiten rond het thema landbouwzorg en het verwerven van draagvlak daarvoor; - adviseren aan de provincie rond beleidsontwikkeling en individuele te subsidiëren projecten. Uitvoerende activiteiten worden geheel of gedeeltelijk verricht door het SBI Centrum Platteland Zeeland, dat in Zeeland de deskundigheid rond genoemd thema in huis heeft. SBI Centrum Platteland Zeeland heeft een functie in het begeleiden van vernieuwingsprocessen op het platteland. Per definitie is een vernieuwingsproces tijdelijk. In de projectperiode zal SBI zorg dragen dat bestaande maatschappelijke organisaties trekker worden van deze vernieuwing. De activiteiten van SBI worden ingekaderd door de genoemde stuurgroep. Het middel daarbij is de advisering aan ons college over het werkplan voor de jaren 2000 en 2001, op grond waarvan wij vervolgens subsidie verlenen. Daarnaast kan de stuurgroep de provincie adviseren tot subsidiëring van bepaalde activiteiten, die niet in genoemd werkplan zijn vermeld. Deze structuur heeft een looptijd van twee jaar. Voor het einde van de looptijd wordt geëvalueerd en bezien of en zo ja op welke wijze verdere stimulering van zorgboerderijen geïndiceerd is. Kosten De met de ontwikkeling van landbouwzorg, zoals hierboven beschreven, samenhangende kosten kunnen als volgt worden geraamd: subsidie 15 zorgboerderijen á ƒ 25.000,-ƒ 375.000,-kosten SBI ƒ 140.000,-overige reserveringen ƒ 25.000,-------------------------------totaal ƒ 540.000,-In het jaar 2000 zal niet meer dan de helft van het subsidiebedrag ad ƒ 375.000,-- worden besteed, zodat instellingen/bedrijven die nog geheel moeten starten en voorbereidingstijd nodig hebben, in elk geval kans maken op het verkrijgen van subsidie.
: 4
RQGHUZHUS 2QWZLNNHOLQJ ]RUJERHUGHULMHQ
Ten laste van ‘overige reserveringen’ kunnen kosten worden gebracht, te maken door niet in het werkplan van het SBI bedoelde activiteiten, die volgens de stuurgroep resp. ons college bijdragen aan de ontwikkeling van zorgboerderijen te stimuleren (bijv. voorlichting aan achterbannen door koepelorganisaties, voorzover dat niet in hun reguliere taak wordt begrepen). Naar verwachting zal dit bedrag voor 25% gecofinancierd worden in het kader van het Ruraal Ontwikkelingsplan, zodat de provinciale begroting thans voor een bedrag ad ƒ 405.000,-- wordt belast. Indien onverhoopt binnen het ROP geen cofinanciering wordt gevonden, zal bedoelde 25% (ofwel maximaal ƒ 135.000,--) ten laste worden gebracht van het project Vitaal Platteland. In genoemd subsidiebedrag voor het SBI is tevens een subsidie af ƒ 40.000,-- begrepen voor kosten die door het SBI reeds in 1999 zijn gemaakt, vooruitlopend op een besluit door ons college resp. uw Staten. Wij stellen u voor te besluiten overeenkomstig bijgevoegd ontwerpbesluit. GEDEPUTEERDE STATEN VAN ZEELAND, DRS. W.T. VAN GELDER, voorzitter, MR. J.A. LANDER, griffier, Ontwerp-besluit
De staten der provincie Zeeland, gelezen het voorstel van Gedeputeerde Staten van 9 november 1999, nr. 995213/8;
b e s l u i t e n : I.
ten laste van het beleidskader sociale zorg ƒ 405.000,-- beschikbaar te stellen ten behoeve van de ontwikkeling van landbouwzorg in Zeeland in de periode 2000-2001, waarvan ƒ 202.500,-- ten laste van het jaar 2000 en ƒ 202.500,-- ten laste van het jaar 2001;
II.
een bedrag ad ƒ 135.000,-- te reserveren ten laste van het project vitaal platteland, waarvan ƒ 67.500,-- voor het jaar 2000 en ƒ 67.500,-- voor het jaar 2001;
III. gedeputeerde staten te machtigen om in overleg met de door het college in te stellen stuurgroep nadere criteria op te stellen waaraan projecten landbouwzorg moeten voldoen, een en ander met inachtneming van de beleidslijnen zoals geschetst in dit voorstel.
: 5