Rotterdamse Risicogroepen 2014
Een monitor van de maatschappelijke positie van Rotterdamse risicogroepen
J. de Boom A. Weltevrede P. van Wensveen Y. Seidler M. van San P. Hermus
Rotterdamse Risicogroepen 2014 Een monitor van de maatschappelijke positie van Rotterdamse risicogroepen J. de Boom, A. Weltevrede, P. van Wensveen, Y. Seidler, M. van San, P. Hermus. Rotterdam: Risbo / Erasmus Universiteit. Oktober 2014
Erasmus Universiteit Rotterdam Postbus 1738 3000 DR Rotterdam tel.: 010-4082124 fax: 010-4081141 © Copyright RISBO Contractresearch BV. Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke wijze dan ook zonder voorafgaande toestemming van de Directie van het Instituut.
Inhoudsopgave
Hoofdstuk 1
Inleiding .................................................................. 1
Hoofdstuk 2
Demografie .............................................................. 3
Hoofdstuk 3
Onderwijs .............................................................. 17
Hoofdstuk 4
Arbeid en uitkeringen ............................................ 31
Hoofdstuk 5
Criminaliteit ........................................................... 47
Bijlagen
.............................................................................. 71
Begrippenlijst
............................................................................ 113
iii
Hoofdstuk 1
Inleiding
De monitor Risicogroepen brengt jaarlijks de ‘maatschappelijke positie’ van Rotterdamse jongeren tot en met 23 jaar met verschillende achtergrond in een samenhangend geheel in kaart. Dit gebeurt op basis van bestaande registraties. Het rapport wordt gemaakt in opdracht van de Directie Veiligheid van de gemeente. In de voorgaande jaren lag de nadruk vanuit het beleid op de positie van Rotterdamse jongeren met een Antilliaanse of Marokkaanse achtergrond. Met de beëindiging van dit beleid is de aandacht verlegd en verbreed. In de rapportage van dit jaar worden meerdere groepen in de vergelijking meegenomen. De bevolking van Rotterdam is zeer divers als het gaat om hun culturele achtergrond. De keuze voor de groepen waarover in deze monitor wordt gerapporteerd is gebaseerd op enerzijds de omvang van de bevolkingsgroepen en anderzijds hun maatschappelijke positie. In de tabellen en figuren zijn gegevens te vinden over Rotterdammers met een Surinaamse, Turkse, Marokkaanse, Antilliaanse1 en Kaapverdische achtergrond, alsmede autochtonen. Naast deze zes grootste groepen Rotterdammers wordt er een aantal in omvang kleinere groepen onderscheiden: Rotterdammers met een Poolse, Bulgaarse en Roemeense achtergrond en met een Dominicaanse, Somalische en Iraakse achtergrond. In dit rapport spreken we van Rotterdammers met een specifieke achtergrond zoals een Surinaamse achtergrond. Dit is een ander woordgebruik dan die door het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) wordt gehanteerd. De definitie sluit echter naadloos aan bij de door het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) gehanteerde herkomstdefinitie voor Surinamer. Een Rotterdammer met een Surinaamse achtergrond is een in Suriname geboren persoon van wie ten minste één ouder in het buitenland geboren is (eerste generatie) of een in Nederland geboren persoon van wie de moeder in Suriname is geboren of, in het geval de moeder in Nederland is geboren, de vader in Suriname is geboren (de tweede generatie).2 In de tabellen en figuren worden Rotterdammers met een Surinaamse achtergrond
1
2
1
Onder Rotterdammers van Antilliaanse afkomst worden personen verstaan die zelf, of waarvan één van de ouders is geboren op één van de eilanden die tot het grondgebied van de Nederlandse Antillen en Aruba van vóór 10 oktober 2010 behoorden. Het gaat om de eilanden Bonaire, Curaçao, Saba, Sint-Eustatius, Sint-Maarten en Aruba. Voor arbeidsmigranten uit de “nieuwe” Midden en Oost-Europese EU-landen wordt soms ook een andere definitie gehanteerd zoals uitsluitend het eigen geboorteland of de nationaliteit. De omvang van de groep kan al naar gelang de gekozen definitie substantieel variëren. In bijlage 2 is een tabel opgenomen waarin de arbeidsmigranten uit de “nieuwe” Midden en Oost-Europese
Hoofdstuk 1
om praktische reden met de kortere term ‘Suriname’ aangeduid. Dit geldt eveneens voor de overige onderscheiden groepen. Cijfers over al deze afzonderlijke groepen worden in de grafieken en tabellen in de hoofdstukken en bijlagen gepresenteerd en in de tekst kort beschreven en toegelicht. Wat betreft opbouw en onderwerpen is de monitor vergelijkbaar met die van voorgaande jaren. Er wordt informatie gepresenteerd over migratie en demografische kenmerken (hoofdstuk 2), onderwijspositie, schoolverzuim en voortijdig schoolverlaten (hoofdstuk 3), arbeid en uitkeringen (hoofdstuk 4) en criminaliteit (hoofdstuk 5). In hoofdstuk 5 wordt ook ingegaan op de vraag of en in welke mate factoren, zoals bijvoorbeeld schoolverzuim en uitkeringsafhankelijkheid, samenhangen met criminaliteit. Deze monitor gaat in op de situatie in 2013. Daar waar mogelijk zal worden teruggeblikt op de situatie in 2005-2013.
EU-landen in Rotterdam zowel volgens het nationaliteitscriterium als volgens de CBS herkomstdefinitie zijn geïdentificeerd (zie tabel b2.3).
2
Hoofdstuk 2
Demografie
Inleiding Om inzicht te krijgen in de omvang en samenstelling van de diverse groepen Rotterdammers zetten we in dit hoofdstuk eerst hun demografische kenmerken uiteen. Achtereenvolgens gaan we in op de stand en de ontwikkeling van de onderscheiden bevolkingsgroepen. Vervolgens kijken we naar de ruimtelijke spreiding, de buitenlandse en binnenlandse migratie, de generatie- en leeftijdsopbouw, de huishoudensamenstelling en het aandeel jonge moeders onder de Rotterdamse bevolkingsgroepen.
Demografie Bijna de helft van de Rotterdammers behoort tot een etnische minderheid. De grootste groep heeft een Surinaamse achtergrond. Zij vormen 8,5 procent van de totale Rotterdamse bevolking en zijn daarmee de grootste etnische minderheid in Rotterdam (zie figuur 2.1) (52.686 personen per 31 december 2013). Turkse Rotterdammers vormen met 47.921 personen de tweede grote groep. Zij maken 7,8 procent uit van de totale Rotterdamse bevolking. Per 31 december 2013 wonen er in Rotterdam 41.673 personen met Marokkaanse achtergrond (6,7 procent van de totale Rotterdamse bevolking). De groep Rotterdammers met een Antilliaanse achtergrond maakt 3,8 procent uit van de Rotterdamse bevolking, Rotterdammers met een Kaapverdiaanse achtergrond 2,5 procent. Onder jongeren is het aandeel etnische minderheden in de Rotterdamse bevolking groter en het aandeel autochtonen kleiner (zie figuur 2.1b). Onder jongeren tot en met 23 jaar vormen de Rotterdammers met een Marokkaanse achtergrond met 11,0 procent de grootste etnische minderheid, gevolgd door de jongeren met een Turkse (10,2 procent), Surinaamse (8,6 procent) of Antilliaanse achtergrond (5,6 procent). De omvang van de nieuwere migrantengroepen zoals Rotterdammers met een Dominicaanse, Somalische, maar ook Midden- en Oost-Europese achtergrond is geringer. Dit geldt zowel voor de totale Rotterdamse bevolking als voor jongeren tot en met 23 jaar. Voor het exacte aantal personen en de percentages verwijzen we naar bijlagen (zie tabel b2.1a en b2.1b in bijlage 2).
3
Hoofdstuk 2
Suriname 8,5% Turkije 7,8%
Marokko 6,7% Antillen 3,8%
autochtoon 51,1%
overig niet westers 6,9%
Kaapverdië 2,5% Dominicaanse Republiek 0,4% Somalië 0,4%
Irak 0,3% Polen 1,1% Bulgarije 0,4%
overig westers 9,5%
Roemenië 0,2% ov. EU-AM 0,5%
Figuur 2.1a: Rotterdammers naar achtergrond, 31-12-2013 (bron: RSO-OBI/GBA)
Suriname 8,6% Turkije 10,2%
autochtoon 41,7%
Marokko 11,0%
Kaapverdië 2,6% Dominicaanse Republiek 0,5%
Antillen 5,6%
overig westers 7,9% ov. EU-AM 0,5%
Irak 0,4%
overig niet westers 8,6%
Roemenië 0,2%
Somalië 0,6%
Polen 1,1% Bulgarije 0,6%
Figuur 2.1b: Rotterdammers (0 t/m 23 jaar) naar achtergrond, 31-12-2013 (bron: RSO-OBI/GBA)
Ontwikkeling van de bevolking In figuur 2.2a en 2.2b is de ontwikkeling van de Rotterdamse bevolking vanaf 2004 weergegeven. De lijnen geven de relatieve omvang van de onderscheiden bevolkingsgroepen als aandeel van de totale bevolking. Als we naar de grote Rotterdamse minderheden kijken (zie figuur 2.2a), zien we een lichte afname van het aandeel Rotterdammers met een Surinaamse achtergrond en een lichte toename van Rotterdammers met een Marokkaanse of Antilliaanse achtergrond.
4
Demografie
Van de in dit rapport onderscheiden kleine minderheden neemt in deze periode met name het aandeel Rotterdammers met een Poolse achtergrond toe, van 0,3 procent in 2005 naar 1,1 procent van de Rotterdamse bevolking per 31 december 2013. 10,0 9,0
8,0 7,0 6,0 5,0 4,0
3,0 2,0 1,0 0,0 2004
2005
2006
Suriname
2007
2008
Turkije
2009
2010
Marokko
2011
Antillen
2012
2013
Kaapverdië
Figuur 2.2a: Ontwikkeling van het aandeel Rotterdammers 2004-2013 (per 31 december) (bron: RSO-OBI/GBA)
2,0
1,6
1,2
0,8
0,4
0,0 2004
2005
2006
Dominicaanse Republiek
2007 Somalië
2008
2009 Irak
2010 Polen
2011 Bulgarije
2012
2013 Roemenië
Figuur 2.2b: Ontwikkeling van het aandeel Rotterdammers 2004-2013 (per 31 december) (bron: RSO-OBI/GBA)
5
Hoofdstuk 2
Ruimtelijke spreiding van de bevolking Bijna de helft van de Rotterdammers behoort tot een etnische minderheid. Hiervoor presenteerden we het aandeel van de onderscheiden minderheden in Rotterdam. Dit gegeven is ook per bestuurscommissiegebied en buurt bekend (zie tabel b2.2 en b2.3 in de bijlage). We zien aanzienlijke verschillen tussen bestuurscommissiegebieden en buurten. Zoals al eerder gezegd heeft 8,5 procent van de totale Rotterdamse bevolking een Surinaamse achtergrond. Bekijken we dit gegeven per bestuurscommissiegebied, dan zien we dat in Charlois, IJsselmonde en Feijenoord het aandeel Rotterdammers met een Surinaamse, Antilliaanse Dominicaanse, Somalische of Iraakse achtergrond bovengemiddeld is. In Charlois wonen ook relatief veel Rotterdammers met een Poolse of Bulgaarse achtergrond. In Hoogvliet wonen relatief veel Rotterdammers met een Surinaamse, Antilliaanse of Iraakse achtergrond. In Delfshaven wonen relatief veel Rotterdammers met een Surinaamse of Kaapverdiaanse achtergrond. In Delfshaven en Feijenoord wonen ook relatief veel Rotterdammers met een Turkse en Marokkaanse achtergrond.
6
Demografie
Buitenlandse migratie In 2013 komen totaal 10.401 migranten vanuit het buitenland naar Rotterdam. Kijken we naar de ontwikkeling in de periode 2006-2013 dan zien we dat met name het aantal migranten uit de Europese Unie (waaronder personen met een Poolse, Bulgaarse of Roemeense achtergrond) sterk is toegenomen (zie figuur 2.3). 6.000
Surinamers Antillianen
5.000
Kaapverdianen Turken Marokkanen
4.000
Autochtonen Europese Unie (excl. autochtonen)
3.000
2.000
1.000
0 2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
2013
Figuur 2.3: Immigratie van Rotterdammers 2006-2013 (bron: RSO-OBI)
In figuur 2.4 is het vertrek van Rotterdammers naar het buitenland geschetst. Het beeld in figuur 2.4 lijkt op dat in figuur 2.3. De emigratie van de grote etnische minderheden is net zoals de immigratie in de afgelopen jaren redelijk stabiel. Ook zien we een sterke toename van de emigratie van Rotterdammers die afkomstig zijn uit de EU-landen. Het aantal emigranten met een achtergrond van één van de landen van de Europese Unie is echter wel aanzienlijk kleiner dan het aantal immigranten uit de EU-landen. Voor de exacte cijfers verwijzen we naar tabel b2.4 in de bijlage bij dit hoofdstuk.
7
Hoofdstuk 2
2.500 Surinamers
Antillianen
Kaapverdianen
Turken
Marokkanen
Autochtonen
2.000 Europese Unie (excl. autochtonen)
1.500
1.000
500
0 2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
2013
Figuur 2.4: Emigratie van Rotterdammers 2006-2013 (bron: RSO-OBI)
Binnenlandse migratie De binnenlandse migratie, dat wil zeggen de personen die zich in Rotterdam vestigen vanuit een andere gemeente in Nederland of vanuit Rotterdam vertrekken naar een andere Nederlandse gemeente, fluctueert minder sterk dan de buitenlandse migratie. Dit geldt zowel voor de grotere Rotterdamse minderheden als voor de migranten uit de landen van de Europese Unie. We zien in figuur 2.5 (vestiging in Rotterdam vanuit een andere gemeente) en figuur 2.6 (vertrek vanuit Rotterdam naar een andere gemeente) dat vestiging en vertrekcijfers voor de onderscheiden groepen redelijk in balans zijn. In beide figuren zijn de vertrek- en vestigingsstromen van autochtonen buiten beschouwing gelaten. De vertrek- en vestigingsstromen van autochtonen zijn in absolute omvang veruit het grootst. In 2013 komen 12.208 autochtone Nederlanders vanuit elders in Nederland naar Rotterdam en vertrekken er 11.696 uit Rotterdam naar een andere Nederlandse gemeente. De vertrek- en vestigingsstromen van autochtonen zijn in de periode 2006-2013 nagenoeg stabiel.
8
Demografie
2.800
Surinamers Antillianen Kaapverdianen Turken Marokkanen Europese Unie (excl. autochtonen)
2.400
2.000
1.600
1.200
800
400
0 2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
2013
2011
2012
2013
Figuur 2.5: Vestiging van Rotterdammers 2006-2013 (bron: RSO-OBI)
3.500
Surinamers Antillianen Kaapverdianen Turken Marokkanen Europese Unie (excl. autochtonen)
3.000
2.500
2.000
1.500
1.000
500
0 2006
2007
2008
2009
2010
Figuur 2.6: Vertrek van Rotterdammers 2006-2013 (bron: RSO-OBI)
9
Hoofdstuk 2
Generatie Van de Rotterdammers met een niet-Nederlandse herkomst is iets meer dan de helft (55,3 procent) in Nederland geboren en behoort daarmee tot de eerste generatie (in Nederland geboren personen met één of twee in het herkomstland geboren ouders) (zie figuur 2.7a).
Figuur 2.7a: Rotterdammers naar generatie en achtergrond, 31-12-2013 (bron: RSO-OBI/GBA)
We zien dat van de traditionele migrantengroepen zoals Rotterdammers met een Surinaamse, Turkse of Marokkaanse achtergrond een groter deel van de tweede generatie is dan van nieuwere groepen zoals Rotterdammers met een Poolse, Bulgaarse of Roemeense achtergrond. De tweede generatie Rotterdammers met een Antilliaanse achtergrond is in relatieve zin veel kleiner dan de tweede generatie Rotterdammers met Marokkaanse achtergrond. Van de bevolking met een Marokkaanse achtergrond is meer dan de helft (55,1 procent) van de tweede generatie. De tweede generatie onder Rotterdammers met Marokkaanse achtergrond is daarmee in relatieve zin de grootste van alle onderscheiden bevolkingsgroepen. Van de bevolking met een Bulgaarse achtergrond is 12,1 procent van de tweede generatie en
10
Demografie
daarmee in relatieve zin de kleinste van alle onderscheiden bevolkingsgroepen.
Onder jongeren Van jongeren met een niet-Nederlandse achtergrond is een kleiner deel van de eerste generatie. Van de totale groep is 17,4 procent van de eerste generatie. Onder Rotterdammers met een Surinaamse, Turkse, Marokkaanse of Kaapverdische achtergrond is de eerste generatie het kleinst. Onder nieuwe EU-arbeidsmigranten is het percentage eerste generatie het grootst.
Figuur 2.7b: Rotterdamse jongeren (0 t/m 23 jaar) naar generatie en achtergrond, 3112-2013 (bron: RSO-OBI/GBA)
11
Hoofdstuk 2
Leeftijd In figuur 2.8 wordt de leeftijdsopbouw van de verschillende Rotterdamse bevolkingsgroepen vergeleken. Wat ten eerste opvalt is dat het aandeel 65plussers relatief klein is onder de verschillende onderscheiden herkomstgroepen ten opzichte van de autochtonen. Het aandeel 65-plussers is voor veel groepen (veel) kleiner dan 10 procent, voor autochtonen is dit 22,6 procent. Van de grote herkomstgroepen kent de bevolking met een Marokkaanse achtergrond met 35,9 procent het grootste aandeel minderjarigen (0-17 jaar). Verder valt op dat van de andere onderscheiden groepen het aandeel 25-44 jarigen relatief groot is onder de groepen met een EUarbeidsmigrantenachtergrond. Ongeveer de helft van deze groepen is tussen de 25 en de 44 jaar.
Figuur 2.8: Rotterdammers naar leeftijd en achtergrond, 31-12-2013 (bron: RSO-OBI/GBA)
12
Demografie
Personen in huishoudens Van de totale Rotterdamse bevolking is 35,8 procent alleenstaand, 14,3 procent is lid van een (echt)paar zonder kinderen en 18,3 procent is lid van een (echt)paar met kinderen. Van alle Rotterdammers is 5,8 procent een alleenstaande ouder. Het aandeel eenouderhuishoudens onder de Rotterdamse bevolking met een Dominicaanse (18,3 procent), Kaapverdiaanse (14,7 procent), Antilliaanse (13,9 procent) Surinaamse (13,1 procent) en Somalische (11,6 procent) achtergrond is veel groter dan gemiddeld.
Figuur 2.9: Personen naar gezinssituatie en achtergrond, 31-12-2013 (bron: RSO-OBI/GBA, bewerking Risbo)
13
Hoofdstuk 2
Jonge moeders Per 31 december 2013 wonen er in Rotterdam 33.232 vrouwen in de leeftijd van 16 t/m 23 jaar. Hiervan hebben er 1.972 één of meerdere kinderen. Daarmee is 5,9 procent van de Rotterdamse vrouwen in de leeftijd van 16 t/m 23 jaar moeder (zie ook tabel b2.6 in de bijlage bij dit hoofdstuk). Het aandeel jonge moeders van Rotterdammers met een Antilliaanse (15,4 procent), Kaapverdiaanse (10,7 procent) of Surinaamse (9,6 procent) achtergrond is aanzienlijk groter. Het aandeel moeders onder jonge vrouwen met Marokkaanse of Turkse achtergrond is met respectievelijk 4,9 en 3,6 procent kleiner dan gemiddeld. Kijken we naar de Rotterdamse kleine minderheden, dan zien we dat het aandeel moeders onder Rotterdammers met een Dominicaanse (22,1 procent), Somalische (23,9 procent), Poolse en Bulgaarse achtergrond aanzienlijk is en aandeel moeders onder Rotterdammers met een Iraakse of Roemeense achtergrond juist relatief beperkt is.
Figuur 2.10 geeft het percentage moeders weer onder de vrouwelijke bevolking van 16 t/m 23 jaar waarbij onderscheid is gemaakt in drie leeftijdsklassen. We zien dat 0,3 procent van de 16-17-jarige meisjes van de Rotterdamse meisjes moeder is. Van de 16-17-jarige meisjes met een Dominicaanse achtergrond is 6,5 procent moeder en van de 16-17-jarigen met Antilliaanse achtergrond 1,6 procent. Onder de jongvolwassen Rotterdamse vrouwen van 18 t/m 20 jaar en 21 t/m 23 jaar is het percentage moeders respectievelijk 3,0 procent en 10,8 procent. Ook binnen deze leeftijdscategorieën is het aandeel moeders relatief groot onder Rotterdammers met een Antilliaanse, Kaapverdiaanse, Surinaamse, Dominicaanse, Somalische, Poolse of Bulgaarse achtergrond en relatief klein onder Rotterdammers met een Marokkaanse, Turkse, Iraakse of Roemeense achtergrond. Van de jonge moeders met Turkse en of een Marokkaanse achtergrond heeft een relatief groot deel een partner (zie tabel b2.7). Van de jonge moeders met een Dominicaanse, Antilliaanse, Kaapverdiaanse of Surinaamse achtergrond heeft veruit het grootste deel geen partner.
14
Demografie
Suriname
4,7 18,5
Turkije
0,9 8,6
Marokko
1,7 11,4 1,6
Antillen
8,9 24,4
Kaapverdië
5,5 21,1
autochtoon
1,9 6,3
6,5
Dominicaanse Republiek
25,0 27,9
Somalië
9,4 42,1
Irak
11,9
Polen
12,2 27,7
Bulgarije
23,4 38,5
Roemenië
8,8
16-17 jaar 18-20 jaar
totaal
21-23 jaar
3,0 10,5
0,0
10,0
20,0
30,0
40,0
50,0
Figuur 2.10: Aandeel moeders naar leeftijd en achtergrond, 31-12-2013 (bron: RSO-OBI, bewerking Risbo)
Jonge moeders 2004-2013 Het aandeel jonge moeders is in vergelijking met de situatie eind 2004 gedaald. Eind 2004 was 9,5 procent van de Rotterdamse vrouwen in de leeftijd van 16 t/m 23 jaar moeder, per eind 2013 is dit gedaald naar 5,9 procent. We zien deze dalende trend bij alle grote Rotterdamse minderheden. Onder vrouwen met een Turkse of Marokkaanse achtergrond is de dalende trend echter aanzienlijk sterker dan onder vrouwen met Surinaamse, Antilliaanse of Kaapverdiaanse achtergrond. In de jongste leeftijdsgroep, van 16 t/m 17 jaar, zien we deze daling ook, van 0,8 procent eind 2004 naar 0,3 procent eind 2013 (zie tabel b2.8 in de bijlage).
15
Hoofdstuk 3
Onderwijs
Inleiding In dit hoofdstuk gaan we in op de onderwijssituatie van de diverse groepen Rotterdammers. Er wordt stilgestaan bij hun positie in het basisonderwijs, het voortgezet onderwijs en het mbo. Tevens wordt er gerapporteerd over (relatief) schoolverzuim en voortijdig schoolverlaten. In onderstaande figuur is het Nederlandse onderwijsstelsel schematisch weergegeven.3
e
Figuur 3.0: Het Nederlandse onderwijsstelsel (bron: CBS)
3
17
Onderwijs wordt door de overheid dermate belangrijk geacht dat in 2007 de leerplichtige leeftijd is uitgebreid van zestien naar achttien jaar. Het doel hiervan is schoolverzuim en schooluitval onder zestienjarige tot achttienjarige jongeren terug te dringen. Per 1 augustus 2007 geldt de kwalificatieplicht. Alle leerlingen blijven volledig leerplichtig tot het einde van het schooljaar waarin ze zestien jaar worden. Na het laatste schooljaar van de leerplicht begint de kwalificatieplicht. Met de kwalificatieplicht wordt de leerplicht verlengd tot de dag dat de leerling een startkwalificatie heeft gehaald, of tot de dag dat de leerling 18 jaar wordt. Een startkwalificatie is een havo-, vwo- of mbo-niveau 2-, 3-, of 4- diploma.
Hoofdstuk 3
Leerlingen in het basisonderwijs In Nederland is ieder kind vanaf vijf jaar verplicht om naar school te gaan. Leerlingen verlaten het basisonderwijs in elk geval aan het einde van het schooljaar waarin zij veertien jaar worden. Onderstaande analyse heeft betrekking op Rotterdamse kinderen in de leeftijd van vijf tot en met dertien jaar. Veruit het grootste deel van deze kinderen volgt het reguliere basisonderwijs. Daarnaast krijgt een deel les op een school voor speciaal basisonderwijs. Het speciaal basisonderwijs is bedoeld voor kinderen die meer hulp nodig hebben bij de opvoeding en het leren dan het reguliere basisonderwijs kan bieden. Vergeleken met scholen voor regulier basisonderwijs hebben scholen voor speciaal basisonderwijs kleinere groepen leerlingen en beschikken ze over meer afzonderlijke deskundigen om de leerlingen met leer- en gedragsproblemen te begeleiden (CBS 2008:31). Figuur 3.1 laat zien dat van alle Rotterdammers kinderen in het basisonderwijs 2,7 procent op een school voor speciaal basisonderwijs zit. Met name bij Rotterdamse kinderen met een Antilliaanse achtergrond is dit percentage hoger (6,5 procent). Ook bij Rotterdamse kinderen met een Dominicaanse (4,7 procent) of Kaapverdiaanse (4,4 procent) achtergrond is het aandeel dat speciaal basisonderwijs volgt hoger dan het gemiddelde in Rotterdam. Van de Rotterdammers met een Poolse of Roemeense achtergrond zit een relatief klein deel van de kinderen in het speciaal basisonderwijs, voor de Rotterdammers met een Bulgaarse achtergrond is dit niet zo, van deze kinderen zit 3,7 procent in het speciaal basisonderwijs. Naast het speciaal basisonderwijs bestaan er ook speciale scholen. Deze scholen zijn bedoeld voor basis- en voortgezet onderwijs aan leerlingen met een functiebeperking. Het gaat hier om kinderen met een visuele, auditieve of lichamelijke handicap. Daarnaast bieden deze scholen plaats aan zeer moeilijk lerende of moeilijk opvoedbare kinderen en langdurig zieken. Van alle Rotterdamse kinderen zit 2,7 procent op een speciale school, dit is vergelijkbaar met het percentage dat op een speciale basisschool zit. Het beeld van de deelname van de verschillende groepen aan het speciaal onderwijs is vergelijkbaar met de deelname aan het speciaal basisonderwijs. Een groter dan gemiddeld deel van de Rotterdamse kinderen met een Kaapverdiaanse, Antilliaanse en Dominicaanse achtergrond zit op zo’n speciale school. Van de Rotterdammers met Poolse of Roemeense achtergrond volgt een kleiner deel speciaal onderwijs. Bij de Rotterdammers
18
Onderwijs
met een Bulgaarse achtergrond is dit aandeel hoger dan bij de overige EUarbeidsmigranten.4
Uitsplitsing naar geslacht laat zien dat jongens (7,3 procent) relatief vaker speciaal (basis) onderwijs volgen dan meisjes (3,5 procent), Zie tabel b3.1 in de bijlage voor een uitsplitsing per herkomstgroep.
Suriname
3,5
Turkije
2,4
3,0
Marokko
2,8
2,7
2,2
Antillen
6,5
Kaapverdië
4,6
4,4
autochtoon
5,2
2,1
2,7
Dominicaanse Republiek
4,7
Somalië
2,0
Irak
1,1
Polen
1,2
4,1
1,4 3,7 1,6
Bulgarije
3,7
Roemenië
2,5
1,7
totaal
2,7 0,0
sbao
2,7 2,0
4,0
6,0
8,0
10,0
12,0
so 14,0
Figuur 3.1: Kinderen in het speciaal (basis)onderwijs naar achtergrond, schooljaar 2012/2013 (bron: Jeugd en Onderwijs gemeente Rotterdam, bewerking Risbo)
4
19
Opgemerkt wordt dat het percentage kinderen in het speciaal (basis)onderwijs onder de nieuwe migranten groepen is gebaseerd op relatief kleine aantallen. Van de 319 kinderen van Dominicaanse afkomst volgen er 28 speciaal (basis)onderwijs en van de 296 kinderen van Somalische afkomst volgen er 10 speciaal (basis)onderwijs en van de 188 kinderen met een Iraakse achtergrond volgen er 9 speciaal (basis)onderwijs. Ook het aantal kinderen met een Poolse, Bulgaarse of Roemeense achtergrond in het speciaal (basis)onderwijs is beperkt. De cijfers kunnen als hiervan gevolg sterk fluctueren.
Hoofdstuk 3
Leerlingen in het voortgezet onderwijs De analyse in deze paragraaf heeft betrekking op Rotterdamse schoolgaande jongeren in de leeftijd van 12 t/m 22 jaar in het voortgezet onderwijs. Het voortgezet onderwijs is onderverdeeld in het praktijkonderwijs, het vmbo, de havo en het vwo. Daarnaast is er het speciaal onderwijs voor leerlingen met een functiebeperking.
Suriname
4,3
5,9
Turkije
3,7
6,5
Marokko
4,1
5,5
Antillen
9,5
Kaapverdië
4,5
autochtoon
4,3
Dominicaanse Republiek
13,3 9,7
2,5
9,3
Somalië
14,8
10,2
Irak
4,7
Polen
3,0
Bulgarije
8,5
5,5 3,0
6,1
Roemenië
4,8
Total
4,5 0,0
21,4
speciaal onderwijs
4,8 5,0
10,0
15,0
20,0
praktijkonderwijs
25,0
30,0
Figuur 3.2: Jongeren (12 t/m 22 jaar) in het speciaal en praktijkonderwijs, schooljaar 2012/2013 (bron: Jeugd en Onderwijs gemeente Rotterdam, bewerking Risbo)
Uit figuur 3.2 wordt duidelijk dat bijna één op de tien Rotterdamse jongeren in het voortgezet onderwijs een opleiding in het speciaal onderwijs of praktijkonderwijs volgt (9,3 procent). Bij de traditionele migranten groepen is de deelname van Rotterdammers met een Marokkaanse, Turkse of Surinaamse achtergrond vergelijkbaar met het stedelijk gemiddelde. Van de Rotterdammers met een Dominicaanse en Antilliaanse achtergrond volgt een veel groter deel een opleiding in het speciaal of het praktijkonderwijs. Verder valt het grote aandeel van Rotterdamse jongeren met een Bulgaarse achtergrond dat in het praktijkonderwijs op. Het praktijkonderwijs is ontstaan
20
Onderwijs
uit het speciaal voortgezet onderwijs en herbergt jongeren met leer- en opvoedmoeilijkheden.5
Uitsplitsing naar geslacht laat zien dat ook hier jongens relatief vaker speciaal onderwijs of praktijkonderwijs volgen dan meisjes. Dit verschil tussen jongens en meisjes zien we bij nagenoeg alle onderscheiden bevolkingsgroepen (zie tabel b3.2 in de bijlage). Van de Rotterdamse jongens met een Dominicaanse en Bulgaarse achtergrond zit ruim 30 procent in het speciaal onderwijs of het praktijkonderwijs. Het aandeel Rotterdamse meisjes met een Dominicaanse, Antilliaanse of Bulgaarse achtergrond in het speciaal onderwijs en het praktijkonderwijs is ten opzichte van de meisjes en jongens van andere achtergrond overigens groot.
Figuur 3.3 gaat specifiek in op de bovenbouw van het voortgezet onderwijs. Leerlingen in het speciaal onderwijs, het praktijkonderwijs en de onderbouw (de eerste twee leerjaren van het voortgezet onderwijs) zijn in deze figuur buiten beschouwing gelaten. Van de totale groep leerlingen in de bovenbouw zit de helft op het vmbo (50,7 procent). Onder Rotterdamse jongeren met een Antilliaanse en Kaapverdiaanse achtergrond is dit aandeel met respectievelijk 75,0 en 72,3 procent veel hoger. Tevens zien we dat binnen het vmbo Rotterdamse jongeren met een Antilliaanse achtergrond veel vaker dan gemiddeld de lagere leerwegen (de basisberoepsgerichte en kaderberoepsgerichte leerweg) van het vmbo volgen en daarbij ook relatief vaak een indicatie hebben voor het leerwegondersteunend onderwijs (lwoo). Dit betekent dat zij meer ondersteuning en individuele begeleiding nodig hebben bij het volgen van het vmbo. Ook onder Rotterdamse jongeren met een Dominicaanse (82,7 procent) of een Somalische (74,5 procent) achtergrond is het aandeel vmbo-ers hoger dan het gemiddelde. Het beeld bij de Rotterdammers met een Bulgaarse achtergrond wijkt ook sterk af van het gemiddelde, maar hierbij moet aangetekend worden dat het hier om een groep van slechts 20 personen gaat.
Uitsplitsing naar geslacht laat zien dat er bij de totale Rotterdamse bevolking geen verschil is tussen jongens en meisjes in het aandeel dat havo of vwo
5
21
Het aantal Rotterdamse leerlingen met een Dominicaanse, Somalische, Iraakse, Bulgaarse, of Roemeense achtergrond in het voortgezet onderwijs is beperkt. De voor deze groepen gepresenteerde cijfers moeten met de nodige omzichtigheid worden geïnterpreteerd. De cijfers kunnen als gevolg van de beperkte aantallen sterk van jaar tot jaar fluctueren.
Hoofdstuk 3
volgt, zie tabel b3.3 in de bijlage bij dit hoofdstuk. Voor enkele groepen is het wel zo dat meisjes vaker op de havo of het vwo een opleiding volgen. Het gaat dan met name om Rotterdammers met een Kaapverdiaanse of een Iraakse achtergrond, Bij de groepen Rotterdammers met een Pools, Roemeense of Bulgaarse achtergrond zijn het vaker de jongens die een hogere opleiding volgen.
Suriname
13,4
17,0
Turkije
18,2
Marokko
17,4
Antillen
31,5 20,8
28,5
18,0
autochtoon
6,9
Dominicaanse Republiek
10,6
Somalië Irak
10,5
Polen
12,3
18,8
Bulgarije
26,0
23,2
20,0
totaal
11,8 0,0
10,0
vmbo bb/kb-lwoo (lj 3-4)
20,0
14,8 20,0
15,9
40,0
vmbo bb/kb (lj 3-4)
20,3 25,0
10,0
10,0
50,0
24,2 30,0
3,9
31,6
35,0 0,0
7,7
21,6
19,3
21,7 30,0
Roemenië
9,6
29,4 26,3
10,0
36,1
25,0
29,4
10,4
17,7
38,5
15,7
14,6
29,3
20,3
19,2
14,6
25,1
22,5
11,4
20,8
25,9
20,5
14,9
21,1
29,2
24,0
Kaapverdië
23,3
23,8 50,0
60,0
vmbo gtl (lj 3-4)
25,5 70,0
80,0
havo (lj 3-5)
90,0
vwo (lj 3-6)
Figuur 3.3: Jongeren (12 t/m 22 jaar) in bovenbouw van het voortgezet onderwijs schooljaar 2012/2013 (bron: Jeugd en Onderwijs gemeente Rotterdam, bewerking Risbo)
22
100,0
Onderwijs
Deelnemers in het mbo De analyse in deze paragraaf heeft betrekking op Rotterdamse schoolgaande jongeren in de leeftijd van 15 t/m 22 jaar in het mbo. Het mbo kent met name in de beroepsbegeleidende leerweg een aanzienlijk aantal deelnemers dat ouder is dan 22 jaar. Deze deelnemers blijven hier noodgedwongen buiten beschouwing omdat er geen gegevens over beschikbaar zijn. Figuur 3.4 laat zien dat van alle deelnemers het aandeel van het mbo niveau 4 het grootst is. Dit beeld is bij de meeste groepen terug te zien. Alleen bij Rotterdammers met een Antilliaanse, Dominicaanse of Somalische achtergrond is dit niet het geval. 6 In vergelijking met de jongens volgen meer meisjes een opleiding op het mbo 4 niveau, en minder meisjes een opleiding op niveau 1 (zie tabel b3.4 in de bijlage bij dit hoofdstuk).
Suriname
5,8
26,5
27,9
39,9
Turkije
6,5
25,9
26,5
41,1
Marokko
6,4
26,4
25,8
41,4
Antillen Kaapverdië
12,2 5,0
27,0
0,0
mbo, niveau 1
18,0
28,1
40,5
13,3
6,0
26,8 51,7
31,0
Roemenië
28,2
17,1
26,7
27,0
Bulgarije
22,3 30,5
16,7
Polen
49,6
34,0 25,6
5,0
33,4
26,5
15,5
Somalië
27,1
31,0
21,2
Dominicaanse Republiek
totaal
28,0
30,6
autochtoon 2,6
Irak
32,8
14,3
33,3
25,3 20,0
mbo, niveau 2
14,3
53,3
26,7 40,0
42,0 60,0
mbo, niveau 3
80,0
100,0
mbo, niveau 4
Figuur 3.4: Jongeren (15 t/m 22 jaar) in het mbo schooljaar 2012/2013
6
23
Het aantal Rotterdamse deelnemers met een Dominicaanse, Somalische, Iraakse, Poolse, Bulgaarse, of Roemeense achtergrond in het middelbaar beroeps onderwijs is (zeer) beperkt. De voor deze groepen gepresenteerde cijfers moeten met de nodige omzichtigheid worden geïnterpreteerd. De cijfers kunnen als gevolg van de beperkte aantallen sterk van jaar tot jaar fluctueren.
Hoofdstuk 3
(bron: Jeugd en Onderwijs gemeente Rotterdam, bewerking Risbo)
Absoluut schoolverzuim Als een leerplichtige leerling langer dan vier weken niet is ingeschreven op een school is er sprake van absoluut verzuim. Het totaal aantal gevallen van absoluut verzuim is beperkt. Uitsplitsing naar bevolkingsgroep laat zien dat in 2013/2014 0,4 procent van de jongeren in de leeftijd 5 t/m 17 jaar langer dan vier weken niet was ingeschreven op een school (zie tabel b3.5 in bijlage).7
Relatief schoolverzuim Als een leerling incidenteel of geregeld ongeoorloofd afwezig is, is er sprake van relatief verzuim. Relatief verzuim dat korter duurt dan drie dagen of dan een achtste van de lestijd binnen vier weken hoeft wettelijk niet te worden gemeld door de school. In de praktijk doen veel scholen dat echter wel, daarbij aangespoord door Leerplicht. Als het relatief verzuim langer duurt, is het volgens de Leerplichtwet 1969 zorgwekkend en is de school wel verplicht om het verzuim te melden (JOS 2007: 64).8 In figuur 3.5 is het aandeel leerlingen in de leeftijd van 5 t/m 17 jaar opgenomen dat in Rotterdam woont en van wie in schooljaar 2012/2013 minimaal één verzuimincident is gemeld.
Van alle leerlingen in deze leeftijdscategorie heeft in het schooljaar 2012/2013 5,7 procent minimaal één keer verzuimd. Van de Rotterdamse jongeren met een Antilliaanse achtergrond heeft een veel groter deel (12,2 procent) verzuimd. Ook bij de overige traditionele migrantengroepen is er een lichte oververtegenwoordiging. Met name bij de Rotterdamse jongeren met een Bulgaarse achtergrond is het relatieve verzuim hoog, 23,5 procent van de 405 jongeren hebben één keer of vaker verzuimd.
7
8
24
Van de in 2013/2014 geregistreerde gevallen van (vermoedelijk) absoluut verzuim kan slechts een deel worden gekoppeld aan de in de GBA ingeschreven bevolking per 31-12-2013. Mogelijk gaat het in de resterende absoluut verzuimgevallen deels om personen die zich na 31 december in de GBA hebben ingeschreven. Het gepresenteerde absoluut verzuimcijfer is dus per definitie een onderschatting. JOS (2007). Jaarverslag Leerplicht, schooljaar 2005-2006. Rotterdam: JOS
Onderwijs
Suriname
7,3
Turkije
7,5
Marokko
6,9
Antillen
12,2
Kaapverdië
7,9
autochtoon
2,9
Dominicaanse Republiek
8,9
Somalië
7,8
Irak
8,0
Polen
10,0
Bulgarije
23,5
Roemenië
8,6
totaal
5,7
0,0
5,0
10,0
15,0
20,0
25,0
Figuur 3.5: Relatief schoolverzuim in schooljaar 2012/2013 naar achtergrond (bron: Jeugd en Onderwijs gemeente Rotterdam, bewerking Risbo)
Uitsplitsing naar geslacht, generatie en leeftijd laat zien dat jongens vaker verzuimen dan meisjes. Het verzuim bij de eerste generatie jongeren (jongeren die geboren zijn in het afkomstland) is aanmerkelijk hoger dan in de tweede generatie (jongeren die in Nederland zijn geboren met een in het buitenland geboren vader en/of moeder). Dit beeld zien we bij de totale groep en bij nagenoeg alle onderscheiden herkomstgroepen (zie tabel b3.6 in de bijlage bij dit hoofdstuk). Vanaf de leeftijd van 13 jaar is er een sterke toename van het relatieve schoolverzuim. Na de overgang van het basisonderwijs naar het voortgezet onderwijs neemt het verzuim sterk toe. Het verzuim is het hoogst onder 15, 16 en 17-jarigen. Hiervan komt in het schooljaar 2012/2013 respectievelijk 10,7 procent, 13,9 procent en 17,2 procent in aanraking met leerplicht omdat zij één of meerdere keren ongeoorloofd van school afwezig waren.
25
Hoofdstuk 3
Relatief schoolverzuim 2004/2005 tot en met 2012/2013 In de figuren 3.6a en 3.6b staat het aandeel leerlingen in de leeftijd van 5 t/m 17 jaar dat in Rotterdam woont en van wie minimaal één verzuimincident is gemeld voor de periode 2004/2005 tot en met 2012/2013. Het verzuim onder alle Rotterdamse leerlingen neemt in deze periode toe van 3,0 procent in 2004/2005 naar 5,7 procent in 2012/2013. De stijging is vooral sinds 2008/2009 te zien. De scherpe stijging van de afgelopen jaren komt niet doordat er veel meer wordt verzuimd, maar wordt waarschijnlijk voornamelijk veroorzaakt doordat er meer en beter gemeld wordt.9 Bij alle groepen in figuur 3.6a is in de loop van de jaren een stijging te zien. Onder Rotterdamse leerlingen met een Antilliaanse achtergrond is het verzuim ten opzichte vanaf 2008/2009 gestegen van 6,8 procent naar 12,2 procent in 2012/2013.
14,0 Suriname Turkije
12,0
Marokko Antillen Kaapverdië
10,0
autochtoon totaal
8,0
6,0
4,0
2,0
0,0 2004/2005 2005/2006 2006/2007 2007/2008 2008/2009 2009/2010 2010/2011 2011/2012 2012/2013
Figuur 3.6a: Relatief schoolverzuim naar achtergrond 2004/2005 tot en met 2012/2013 (bron: Jeugd en Onderwijs gemeente Rotterdam, bewerking Risbo)
9
26
Met name in het voortgezet onderwijs en op het mbo is er sterk stijgend aantal verzuimmeldingen. Dat het mbo meer is gaan melden, komt niet doordat er meer verzuimd wordt, maar doordat deze scholen mede door het project verzuimaanpak op het Jongerenloket, er steeds meer op gewezen worden dat ongeoorloofd verzuim gemeld moet worden. De stijging van het aantal verzuimmeldingen op in het voortgezet onderwijs heeft te maken met de steeds betere samenwerking tussen Leerplicht en school. Leerplicht heeft veel voorlichting gegeven op de scholen en verzocht het verzuim eerder te melden. Hierdoor kan het verzuim preventiever worden aangepakt (Jaarverslag Leerplicht 2009-2010, p14-15, Rotterdam: JOS).
Onderwijs
Het beeld van de ontwikkeling van het relatieve schoolverzuim in de overige groepen is grillig, zie figuur 3.6. In elk van de onderscheiden groepen kleine minderheden is het percentage relatief verzuim in het schooljaar 2012/2013 hoger dan in gemiddeld in Rotterdam. Meest opvallend is de ontwikkeling bij de Rotterdammers met een Bulgaarse achtergrond, tot 2007/2008 lag het percentage relatief verzuim rond het gemiddelde van de stad (2,9 procent), daarna is er jaarlijks een sterk stijging zichtbaar. In 2012/13 ligt het relatief verzuim voor deze groep op 23,5 procent.
25,0 Dominicaanse Republiek Somalië Irak Polen
20,0
Bulgarije Roemenië totaal
15,0
10,0
5,0
0,0 2004/2005 2005/2006 2006/2007 2007/2008 2008/2009 2009/2010 2010/2011 2011/2012 2012/2013
Figuur 3.6b: Relatief schoolverzuim naar achtergrond 2004/2005 tot en met 2012/2013 (bron: Jeugd en Onderwijs gemeente Rotterdam, bewerking Risbo)
Nieuwe voortijdig schoolverlaters Een andere indicator voor de onderwijspositie is het aandeel nieuwe voortijdig schoolverlaters (vsv-ers). Onder de nieuwe vsv-ers worden alle leerlingen van 12 tot 23 jaar verstaan, die in een schooljaar zonder startkwalificatie (diploma van havo, vwo of mbo met minimaal niveau 2) het onderwijs verlaten. Voor de berekening van het percentage nieuwe vsv-ers is het aantal nieuwe vsv-ers in het schooljaar 2012/2013 gedeeld door het totaal aantal leerlingen in het voortgezet onderwijs en het middelbaar beroepsonderwijs in de leeftijd van 12 tot 23 jaar in Rotterdam en
27
Hoofdstuk 3
vermenigvuldigd met 100 procent.10 In figuur 3.8 is het aandeel nieuwe voortijdig schoolverlaters in schooljaar 2012/2013 gepresenteerd. Van alle Rotterdamse 12 tot 23-jarige onderwijsdeelnemers heeft in schooljaar 2012/2013 3,8 procent de school voortijdig verlaten. Het aandeel nieuwe voortijdig schoolverlaters onder Rotterdammers met een Antilliaanse achtergrond is met 6,6 procent hoger dan dit gemiddelde. Ook in de groep Rotterdammers met een Somalische, Dominicaans of Iraakse achtergrond is het aandeel nieuw voortijdig schoolverlaters hoger dan gemiddeld. Bij de groepen EU arbeidsmigranten valt het grote aandeel nieuwe voortijdig schoolverlaters onder Rotterdammers met een Bulgaarse achtergrond op.
Suriname
4,5
Turkije
4,7
Marokko
3,9
Antillen
6,6
Kaapverdië
4,9
autochtoon
2,6
Dominicaanse Republiek
6,0
Somalië
8,2
Irak
6,7
Polen
7,8
Bulgarije
10,6
Roemenië
6,1
totaal
3,8
0,0
2,0
4,0
6,0
8,0
10,0
12,0
Figuur 3.8: Aandeel nieuwe voortijdig schoolverlaters (12 tot 23 jaar) in schooljaar 2012/2013 naar achtergrond (bron: Jeugd en Onderwijs gemeente Rotterdam, bewerking Risbo)
10
28
De hier gehanteerde definitie van nieuwe voortijdig schoolverlaters sluit aan bij de definitie van het Ministerie van OCW. Het betreft voorlopige cijfers die in maart beschikbaar komen. De definitieve cijfers komen in oktober beschikbaar. In voorgaande rapportages werd een andere definitie van voortijdig schoolverlaten gehanteerd.
Onderwijs
Het aandeel nieuwe voortijdig schoolverlaters onder de eerste generatie is groter dan onder de tweede generatie. Dit beeld zien we terug bij het grootste deel van de onderscheiden herkomstgroepen (zie tabel b3.7 in de bijlage).11 Onder jongens is het aandeel nieuwe voortijdig schoolverlaters groter dan onder meisjes. Ook dit beeld zien we bij nagenoeg onderscheiden herkomstgroepen.
Voortijdig schoolverlaten 2008/2009-2012/2013 Het aandeel nieuwe vsv-ers onder Rotterdamse 12 tot 23-jarige onderwijsdeelnemers is gedaald van 6,0 procent in schooljaar 2010/2011 naar 3,8 procent in schooljaar 2012/2013.12 Onder jongeren van elk van de traditionele migrantengroepen daalt het aandeel nieuwe vsv-ers ook sinds 2010/2011, zie figuur 3.10a. Suriname
12,0
Turkije Marokko Antillen Kaapverdië
10,0
autochtoon totaal
8,0
6,0
4,0
2,0
0,0 2008/2009
2009/2010
2010/2011
2011/2012
2012/2013
Figuur 3.10a: Aandeel voortijdig schoolverlaters naar achtergrond, schooljaar 2008/2009 t/m schooljaar 2012/2013, voorlopige cijfers (bron: DUO, bewerking Risbo)
11
12
29
Het verschil tussen de eerste en tweede generatie is deels het gevolg van het verschil in de leeftijdsopbouw. Onder bijvoorbeeld de eerste generatie Marokkaanse Nederlanders is het aandeel 17-23-jarigen groter dan onder de tweede generatie en het aandeel vsv-ers onder 17tot 23-jarige jongeren is veel groter dan onder de 12 t/m 16-jarige jongeren. De gepresenteerde cijfers over nieuwe voortijdig schoolverlaters zijn vanwege de vergelijkbaarheid voor alle schooljaren steeds gebaseerd op voorlopige cijfers. De voorlopige cijfers kunnen afwijken van definitieve cijfers die steeds per oktober beschikbaar komen.
Hoofdstuk 3
Het beeld van de ontwikkeling van het aandeel nieuwe vsv-ers in de overige groepen is minder positief dan gemiddeld in Rotterdam. Bij Rotterdammers met een Dominicaanse achtergrond is er de laatste jaren ook sprake van een daling van 18,8 procent in het schooljaar 2010/2011 naar 6,0 procent in schooljaar 2012/2013. Voor elk van de overige groepen is het aandeel nieuwe vsv-ers in het afgelopen jaar (iets) toegenomen (zie figuur 3.10b).13
Dominicaanse Republiek
20,0
Somalië Irak
18,0
Polen Bulgarije
16,0
Roemenië totaal
14,0 12,0 10,0 8,0 6,0 4,0 2,0 0,0 2008/2009
2009/2010
2010/2011
2011/2012
2012/2013
Figuur 3.10b: Aandeel nieuwe voortijdig schoolverlaters naar achtergrond, schooljaar 2008/2009 t/m schooljaar 2012/2013, voorlopige cijfers (bron: DUO, bewerking Risbo)
13
30
Het aantal nieuwe voortijdig schoolverlaters onder Rotterdamse leerlingen met een Dominicaanse, Somalische, Iraakse, Poolse, Bulgaarse, of Roemeense achtergrond in het middelbaar beroeps onderwijs is (zeer) beperkt. De voor deze groepen gepresenteerde cijfers moeten met de nodige omzichtigheid worden geïnterpreteerd. De cijfers kunnen als gevolg van de beperkte aantallen sterk van jaar tot jaar fluctueren.
Hoofdstuk 4
Arbeid en uitkeringen
Inleiding In dit hoofdstuk gaan we in op de arbeids- en uitkeringssituatie van de Rotterdamse bevolking. Er wordt gerapporteerd over het aandeel en de achtergrondkenmerken van niet-werkende werkzoekenden en uitkeringsontvangers van Rotterdammers met een niet-Nederlandse achtergrond.14 Daarbij maken we onderscheid tussen de hele beroepsbevolking van 15 tot en met 64 jaar en zoomen we in op jongeren van 16 tot en met 23 jaar.
Werkzoekenden van 15 tot en met 64 jaar Eind 2013 is van de Rotterdammers van 15 tot en met 64 jaar 15,0 procent als niet-werkende werkzoekende bij het UWV WERKbedrijf ingeschreven (zie figuur 4.1). Onder alle onderscheiden groepen met een niet-westerse buitenlandse achtergrond zien we een (lichte) oververtegenwoordiging van het aandeel werkzoekenden onder 15 t/m 64-jarigen. Onder de traditionele grote migrantengroepen in Rotterdam zien we een oververtegenwoordiging van het aandeel werkzoekenden in vergelijking met het gemiddelde van Rotterdam.15 Het aandeel werkzoekenden onder Rotterdammers met een Surinaamse of Turkse achtergrond bedraagt 20,7 procent. Onder Rotterdammers met een Marokkaanse of Antilliaanse achtergrond is dit respectievelijk 26,9 procent en 26,3 procent. Van de Rotterdammers met een Kaapverdiaanse achtergrond is 18,2 procent werkzoekend. De groepen waarvan een groot aandeel als asielmigrant naar Nederland is gekomen (de Rotterdammers met een Somalische of Iraakse achtergrond) hebben nog meer moeite met het vinden van werk. Het aandeel werkzoekenden onder Rotterdammers met een Iraakse achtergrond is 42,2 procent. Van de Rotterdammers met een Somalische achtergrond is 60,4 procent werkzoekend. Ook onder Rotterdammers met een Dominicaanse achtergrond is het aandeel werkzoekenden met 45,2 procent bovengemiddeld hoog.
14
15
31
Het betreft uitkeringen in het kader van de Wet Werk en Bijstand (WWB), de Wet Investeren in Jongeren (WIJ) (tot en met 2011) of de Wet Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk Arbeidsongeschikte werkloze Werknemers, respectievelijk Zelfstandigen (IOAW en IOAZ). Traditionele migrantengroepen wordt in dit geval gedefinieerd als Rotterdammers met een Surinaamse, Turkse, Marokkaanse of Antilliaanse achtergrond.
Hoofdstuk 4
Het aandeel werkzoekenden onder de EU-arbeidsmigranten is (iets) kleiner dan gemiddeld in Rotterdam.16 Het aandeel 15 tot en met 64-jarige nietwerkende werkzoekenden onder Rotterdammers met een Bulgaarse of Roemeense achtergrond betreft respectievelijk 6,5 procent en 7,7 procent. Van de Rotterdammers met een Poolse achtergrond is 14,1 procent werkzoekend.
Suriname
20,7
Turkije
20,7
Marokko
26,9
Antillen
26,3
Kaapverdië
18,2
autochtoon
9,4
Dominicaanse Republiek
45,2
Somalië
60,4
Irak
42,2
Polen
14,1
Bulgarije
6,5
Roemenië
7,7
totaal
15,0
0,0
10,0
20,0
30,0
40,0
50,0
60,0
Figuur 4.1: Werkzoekenden (15-64 jaar) als % van de bevolking, 31-12-2013 (bron: UWV WERKbedrijf, bewerking Risbo)
16
32
EU-arbeidsmigranten worden in dit geval gedefinieerd als Rotterdammers met een Poolse, Bulgaarse of Roemeense achtergrond.
70,0
Arbeid en uitkeringen
Ontwikkeling werkzoekenden van 2004 tot en met 2013 In de jaren 2011-2013 zien we, waarschijnlijk als gevolg van de economische crisis, een (zeer) sterke stijging van het aandeel werkzoekenden onder alle onderscheiden groepen. Onder de totale Rotterdamse bevolking stijgt het aandeel werkzoekenden van 8,2 procent eind 2011 naar 15,0 procent eind 2013. Deze stijging van het aandeel werkzoekenden zien we ook terug onder de grote Rotterdamse minderheden. Onder Rotterdammers met een Surinaamse achtergrond stijgt het aandeel werkzoekenden van 11,1 procent eind 2011 naar 20,7 procent per 31 december 2013. Ook onder Rotterdammers met een Turkse, Marokkaanse, Antilliaanse of Kaapverdiaanse achtergrond stijgt het aandeel werkzoekenden in de periode 2011-2013 sterk. Onder 15 t/m 64-jarige Rotterdammers met een Somalische, Iraakse of Dominicaanse achtergrond is de toename van het aandeel werkzoekenden nog groter. Onder Rotterdammers met een Somalische achtergrond stijgt het aandeel werkzoekenden van 29,8 procent in 2011 naar 60,4 procent per 31 december 2013. Bij Rotterdammers met een Iraakse achtergrond van 22,3 procent naar 42,2 procent en bij Rotterdammers met een Dominicaanse achtergrond van 22,4 procent naar 45,2 procent. Ook onder EU-arbeidsmigranten in Rotterdam stijgt het aandeel werkzoekenden, maar het aandeel werkzoekenden in deze groep blijft aanzienlijk lager dan het Rotterdams gemiddelde. De sterke stijging in de afgelopen jaren volgt op een periode van ongeveer drie jaar (2008-2011) met een relatief stabiel aandeel niet-werkende werkzoekenden en een daaraan voorafgaande vierjarige periode (2004-2008) waarin het aandeel werkzoekenden onder nagenoeg alle Rotterdamse minderheden sterk afnam. Zo was per 31 december 2004 12,2 procent van de Rotterdammers werkzoekend. Per 31 december 2008 was dit met vijf procentpunten gedaald tot 7,2 procent. De daling onder Rotterdammers met een Antilliaanse achtergrond was het grootst in deze periode, van 23,2 procent werkzoekenden in 2004 naar 11,3 procent in 2008. Ook onder Rotterdammers met een Turkse achtergrond vond er een forse daling plaats in deze periode, van 22,7 procent werkzoekenden in 2004 naar 12,5 procent in 2008. Hetzelfde geldt voor Rotterdammers met een Roemeense achtergrond (van 13,1 procent in 2004 naar 3,1 procent per 31 december 2013).
33
Hoofdstuk 4
Suriname
30,0
Turkije Marokko Antillen
25,0
Kaapverdië autochtoon totaal
20,0
15,0
10,0
5,0
0,0 2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
2013
2012
2013
Figuur 4.2a: Aandeel werkzoekenden (15-64 jaar) ultimo 2004-2013 (bron: UWV WERKbedrijf /RSO-OBI, bewerking Risbo)
70,0
Dominicaanse Republiek Somalië Irak
60,0
Polen Bulgarije Roemenië
50,0
totaal
40,0
30,0
20,0
10,0
0,0 2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
Figuur 4.2b: Aandeel werkzoekenden (15-64 jaar) ultimo 2004-2013 (bron: UWV WERKbedrijf /RSO-OBI, bewerking Risbo)
34
Arbeid en uitkeringen
Werkzoekende jongeren 16 tot en met 23 jaar Het aandeel werkzoekenden onder Rotterdamse jongeren is duidelijk lager dan onder de totale Rotterdamse bevolking. Van de Rotterdammers in de leeftijd van 16 tot en met 23 jaar is per 31 december 2013 4,3 procent werkzoekend tegenover 15,0 procent onder de totale potentiële beroepsbevolking van Rotterdam. Onder de onderscheiden groepen zien we grote verschillen. Onder jongeren uit de traditionele migrantengroepen is het aandeel werkzoekenden het hoogst onder Rotterdammers met een Marokkaanse (7,4 procent) of Surinaamse (6,3 procent) achtergrond. Onder 16-23-jarige Rotterdammers met een Turkse of Kaapverdiaanse achtergrond is het aandeel werkzoekenden 5,1 procent en respectievelijk 6,4 procent. Het aandeel werkzoekenden onder Rotterdammers met een Somalische en Dominicaanse achtergrond is veel groter dan gemiddeld (19,9 procent respectievelijk 12,9 procent). Het aandeel werkzoekenden onder jonge EUarbeidsmigranten is, met uitzondering van de Rotterdammers met een Poolse achtergrond (5,4 procent), kleiner dan gemiddeld in Rotterdam.
Suriname
6,3
Turkije
5,1
Marokko
7,4
Antillen
6,0
Kaapverdië
6,4
autochtoon
2,7
Dominicaanse Republiek
12,9
Somalië
19,9
Irak
8,1
Polen
5,4
Bulgarije
1,4
Roemenië
0,0
totaal
4,3
0,0
5,0
10,0
15,0
20,0
25,0
Figuur 4.3: Werkzoekende jongeren (16-23 jaar) als % van de bevolking, 31-12-2013 (bron: UWV WERKbedrijf, bewerking Risbo)
35
Hoofdstuk 4
Ontwikkeling werkzoekende jongeren van 2004 tot en met 2013 In de periode 2008-2013 zien we onder de 16 tot en met 23-jarige Rotterdamse bevolking een geleidelijke toename van het aandeel werkzoekenden, van 1,6 procent naar 4,3 procent. Dezelfde trend zien we bij nagenoeg alle onderscheiden groepen. Van 2008 tot 2011 zien we een geleidelijke stijging van het aandeel jonge werkzoekenden gevolgd door een daling in 2012 en opnieuw een stijging in 2013. Onder jongeren uit de traditionele migrantengroepen lag het aandeel werkzoekenden in 2008 tussen de 1,9 procent en 3,4 procent. In 2013 is dit gestegen naar een aandeel tussen de 5,1 procent en 7,4 procent. Onder jonge Rotterdammers met een Somalische achtergrond zien we een sterke stijging van het aandeel werkzoekenden, van 7,0 procent in 2008 naar 19,9 procent per 31 december 2013. Onder de EU-arbeidsmigranten zien we dat het aandeel Rotterdammers met een Roemeense of Bulgaarse achtergrond dat werkzoekend is in bijna de gehele periode onder het Rotterdams gemiddelde ligt. Bij jonge Rotterdammers met een Poolse achtergrond zien we juist een stijging van het aandeel werkzoekenden (van 0,3 procent in 2008 naar 5,4 procent in 2013). Onder Rotterdammers met een Dominicaanse achtergrond zien we een grillig verloop van het aandeel jonge werkzoekenden, dit kan waarschijnlijk verklaard worden door het kleine aantal jonge Rotterdammers met een Dominicaanse achtergrond. Voorafgaand aan de stijging van het aandeel werkzoekenden in de periode 2008-2013 vindt er in de jaren 2004-2008 een daling van het aandeel werkzoekenden onder jongeren plaats. Dit beeld zien we onder nagenoeg alle onderscheiden groepen. Het aandeel werkzoekende Rotterdammers onder jongeren met een Antilliaanse achtergrond daalt in deze periode van 13,9 procent in 2004 naar 3,4 procent in 2008. Ook het aandeel werkzoekenden onder jonge Rotterdammers met een Marokkaanse of Turkse achtergrond daalt sterk in deze periode, respectievelijk van 10,3 procent naar 2,5 procent en van 10,5 procent naar 1,9 procent. Dezelfde daling zien we onder andere onderscheiden herkomstgroepen. Onder jonge Rotterdammers met een Somalische en Dominicaanse achtergrond daalt het aandeel werkzoekenden, respectievelijk van 20,1 procent naar 6,7 procent en van 22,2 procent naar 5,7 procent. Het aandeel werkzoekenden onder nieuwe migrantengroepen in Rotterdam ligt in de periode 2004-2008 lager dan bij andere onderscheiden herkomstgroepen. Het aandeel werkzoekenden onder jonge Rotterdammers met een Poolse en Bulgaarse achtergrond ligt gedurende deze periode onder het gemiddelde van Rotterdam. Onder jonge Rotterdammers met een
36
Arbeid en uitkeringen
Roemeense achtergrond zien we vanaf 2005 een sterke daling van het aandeel werkzoekenden.
Suriname
16,0
Turkije Marokko
14,0
Antillen
Kaapverdië autochtoon
12,0
totaal
10,0
8,0
6,0
4,0
2,0
0,0 2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
2013
Figuur 4.4a: Aandeel werkzoekenden jongeren (16-23 jaar) ultimo 2004-2013 (bron: UWV WERKbedrijf /RSO-OBI, bewerking Risbo)
25,0 Dominicaanse Republiek Somalië Irak Polen
20,0
Bulgarije Roemenië totaal
15,0
10,0
5,0
0,0 2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
Figuur 4.4b: Aandeel werkzoekenden jongeren (16-23 jaar) ultimo 2004-2013 (bron: UWV WERKbedrijf /RSO-OBI, bewerking Risbo)
37
2013
Hoofdstuk 4
Werkzoekende Rotterdammers met een niet-Nederlandse achtergrond naar achtergrondkenmerken In deze alinea kijken naar de achtergrondkenmerken Rotterdamse werkzoekenden met een niet-Nederlandse achtergrond (zie tabel b4.2 in de bijlage). Het aandeel werkzoekenden onder Rotterdammers met een nietNederlandse achtergrond van de eerste generatie (23,8 procent) is veel groter dan onder de tweede generatie (12,8 procent). Dit zou deels verklaard kunnen worden door het verschil in leeftijdsopbouw tussen de eerste en tweede generatie. Eerder zagen we al dat het aandeel werkzoekenden onder jongeren veel lager is dan onder de totale potentiële beroepsbevolking. De tweede generatie is gemiddeld genomen veel jonger dan de eerste generatie (zie hoofdstuk 2). Om te voorkomen dat het verschil in het aandeel werkzoekenden tussen generaties onterecht wordt toegeschreven aan een generatie-effect, terwijl er eigenlijk sprake is van een leeftijdseffect corrigeren we voor verschillen in leeftijdsopbouw van de generaties. In tabel b4.2 is dit gedaan door de generaties te vergelijken binnen de onderscheiden leeftijdsgroepen. Ook na deze correctie is het percentage werkzoekenden onder de eerste generatie Rotterdammers met een niet-Nederlandse achtergrond aanzienlijk hoger dan onder de tweede generatie. Het aandeel werkzoekenden onder Rotterdamse vrouwen met een nietNederlandse achtergrond (15,5 procent) is iets hoger dan het aandeel werkzoekenden onder Rotterdamse mannen met een niet-Nederlandse achtergrond (14,4 procent). Onder een aantal van de onderscheiden herkomstgroepen zien we echter grote verschillen. Zo is 37,3 procent van de mannelijke Rotterdammers met een Dominicaanse achtergrond werkzoekend tegenover 49,6 procent van de vrouwelijke Rotterdammers met een Dominicaanse achtergrond. Ook onder Rotterdammers met Somalische achtergrond is het aandeel werkzoekenden hoger onder vrouwen dan onder mannen (63,5 procent tegenover 57,6 procent). Daarnaast zien we dat ook onder EU-arbeidsmigranten het aandeel werkzoekenden lager is onder mannen dan onder vrouwen.
38
Arbeid en uitkeringen
Uitkeringen van 15 tot en met 64 jaar Per 31 december 2013 ontvangt 9,5 procent van de 15 t/m 64-jarige Rotterdammers een uitkering in het kader van de Wet Werk en Bijstand (WWB), of de Wet Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk Arbeidsongeschikte werkloze Werknemers, respectievelijk Zelfstandigen (IOAW en IOAZ). Het aandeel uitkeringsontvangers onder Rotterdammers met een niet-Nederlandse achtergrond is groter dan gemiddeld. Binnen de traditionele migrantengroepen ligt het percentage uitkeringsontvangers tussen de 13,2 en 21,5 procent. Het aandeel uitkeringsontvangers onder de EU-arbeidsmigranten (variërend tussen de 2,6 procent en 5,2 procent) in Rotterdam ligt lager dan het gemiddelde. Onder een aantal onderscheiden herkomstgroepen is het aandeel uitkeringsontvangers zeer hoog. Van de Rotterdammers met een Dominicaanse (39,2 procent), Somalische (56,0 procent) of Iraakse (38,0 procent) achtergrond is het aandeel personen dat per 31 december 2013 afhankelijk is van een uitkering in het kader van de WWB of IOA veel groter dan het gemiddelde in Rotterdam.
Suriname
13,2
Turkije
13,3
Marokko
21,5
Antillen
18,9
Kaapverdië
10,1
autochtoon
5,1
Dominicaanse Republiek
39,2
Somalië
56,0
Irak
38,0
Polen
2,6
Bulgarije
3,6
Roemenië
5,2
totaal
9,5
0,0
10,0
20,0
30,0
40,0
50,0
60,0
Figuur 4.5: Aandeel personen (15-64 jaar) met een WWB of IOA uitkering, 31-12-2013 (bron: RSO-OBI; SoZaWe, bewerking Risbo)
39
Hoofdstuk 4
Ontwikkeling uitkeringen van 2004 tot en met 2013 Er is een trendanalyse gemaakt waarin het aandeel personen met een uitkering naar herkomstgroep is bekeken voor de afgelopen tien jaar. In de periode 2008-2013 zien we voor nagenoeg alle onderscheiden groepen een (geleidelijke) toename van het aandeel uitkeringsontvangers. Onder de traditionele migrantengroepen zien we een sterke stijging van het aandeel uitkeringsafhankelijke Rotterdammers met een Marokkaanse achtergrond (van 14,3 procent in 2008 naar 21,5 procent in 2013). De stijging wordt (groten)deels veroorzaakt doordat er vanaf ultimo 2009 door SoZaWe andere gegevens aan COS worden geleverd.17 Binnen alle onderscheiden traditionele migrantengroepen is het aandeel uitkeringsontvangers groter dan gemiddeld in Rotterdam. De figuur laat zien dat voorafgaand aan de stijging in de periode 2008-2013, een afname plaatsvond in de periode 2004-2008. Zo ontving bijvoorbeeld eind 2004 25,3 procent van de Rotterdammers met een Antilliaanse achtergrond een uitkering. Eind 2008 was dat 15,9 procent (zie figuur 4.6a/b). Voor de gehele periode 2004-2013 geldt dat de uitkeringsafhankelijkheid onder Rotterdammers met een Somalische, Iraakse en Dominicaanse achtergrond relatief hoog is in vergelijking met het Rotterdams gemiddelde (en andere onderscheiden groepen). De uitkeringsafhankelijkheid van Rotterdammers met een Somalische en Iraakse achtergrond is in de periode 2004-2008 geleidelijk toegenomen. Het aandeel uitkeringsontvangers onder EU-arbeidsmigranten ligt de gehele periode (2004-2013) onder het Rotterdams gemiddelde.
17
40
Tot en met 2008 werd in het algemeen alleen het gezinshoofd als uitkeringsontvanger geteld en werden gegevens geleverd van gezinshoofden die een uitkering ontvingen. Daarna zijn ook eventuele uitkeringsafhanklijke partners als uitkeringsontvanger geteld. Dit is mede ingegeven door het beleid van SoZaWe waarbij uitkeringen worden verdeeld over beide partners, met als achterliggende gedachte de emancipatie en activering positief te beïnvloeden. Een en ander geldt voor alle onderscheiden bevolkingsgroepen, maar is in de statistiek voor Rotterdammers van Antilliaanse (en Surinaamse) afkomst minder zichtbaar omdat het bij de uitkeringsontvangers in deze groepen vaak gaat om alleenstaanden of alleenstaande moeders.
Arbeid en uitkeringen
Suriname
40,0
Turkije
Marokko
35,0
Antillen Kaapverdië
30,0
autochtoon totaal
25,0
20,0
15,0
10,0
5,0
0,0 2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
2013
Figuur 4.6a: Aandeel personen (15-64 jaar) met een uitkering, ultimo 2004-2013 (bron: RSO-OBI, SoZaWe, bewerking Risbo)
70,0
Dominicaanse Republiek Somalië Irak
60,0
Polen Bulgarije Roemenië
50,0
totaal
40,0
30,0
20,0
10,0
0,0 2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
Figuur 4.6b: Aandeel personen (15-64 jaar) met een uitkering, ultimo 2004-2013 (bron: RSO-OBI, SoZaWe, bewerking Risbo)
41
2013
Hoofdstuk 4
Uitkeringen onder jongeren 16 tot en met 23 jaar Net als hiervoor bij het aandeel werkzoekenden is ook het aandeel uitkeringsontvangers onder jongeren veel lager dan onder de hele beroepsbevolking. Van alle Rotterdammers in de leeftijd van 16 tot en met 23 jaar ontvangt 1,7 procent een uitkering (zie figuur 4.7). Onder de traditionele migrantengroepen zien we een wisselend beeld. Het aandeel uitkeringsafhankelijken onder Rotterdamse jongeren met een Turkse achtergrond is met 1,4 procent lager dan het gemiddelde in Rotterdam. De uitkeringsafhankelijkheid van jonge Rotterdammers met een Marokkaanse achtergrond is daarentegen relatief hoog (3,3 procent). Ook het aandeel uitkeringsontvangers onder jonge Rotterdammers met een Surinaamse (2,6 procent), Antilliaanse (2,8 procent) of Kaapverdiaanse (2,3 procent) achtergrond is relatief groot in vergelijking met het Rotterdams gemiddelde. Het aandeel uitkeringsafhankelijken onder Rotterdamse jongeren met een Dominicaanse of Somalische achtergrond is aanzienlijk groter dan het gemiddelde in Rotterdam. Ook de uitkeringsafhankelijkheid van jonge Rotterdammers met een Iraakse achtergrond is relatief groot (4,4 procent). Onder de EU-arbeidsmigranten zijn er nagenoeg geen jongeren in de leeftijd van 16 tot en met 23 jaar die afhankelijk zijn van een uitkering.
42
Arbeid en uitkeringen
Suriname
2,6
Turkije
1,4
Marokko
3,3
Antillen
2,8
Kaapverdië
2,3
autochtoon
0,9
Dominicaanse Republiek
7,7
Somalië
14,8
Irak
4,4
Polen
0,2
Bulgarije
0,5
Roemenië
0,0
totaal
1,7
0,0
2,0
4,0
6,0
8,0
10,0
12,0
14,0
16,0
Figuur 4.7: Aandeel jongeren (16-23 jaar) met een WWB of IOA uitkering, 31-12-2013 (bron: SoZaWe, bewerking Risbo)
43
Hoofdstuk 4
Ontwikkeling uitkeringen onder jongeren van 2004 tot en met 2013 In figuur 4.8a/b is een trendanalyse gemaakt waarin de mate van uitkeringsafhankelijkheid van Rotterdamse jongeren wordt weergegeven. Met uitzondering van Rotterdammers met een Turkse achtergrond zijn jongeren uit de traditionele migrantengroepen vaker afhankelijk van een uitkering dan de gemiddelde Rotterdammer tussen de 16 en 23 jaar, dit geldt voor de gehele periode 2004-2013. We zien een daling van het aandeel uitkeringsafhankelijke jongeren in de periode 2004-2008. We zien vooral een grote daling onder jonge Rotterdammers met een Antilliaanse (van 11,4 procent naar 3,3 procent), Somalische (van 19,0 procent naar 6,1 procent) en Dominicaanse (van 16,8 procent naar 4,9 procent) achtergrond. Tijdens de jaren 2008-2010 zien we onder nagenoeg alle onderscheiden herkomst groepen een (forse) stijging van het aandeel uitkeringsafhankelijken. Met name de stijging van het aandeel uitkeringsafhankelijke Rotterdammers met een Somalische achtergrond valt op (van 6,1 procent in 2008 naar 28,0 procent in 2010). Ook onder Rotterdamse jongeren met een Antilliaanse en Dominicaanse achtergrond zien we een relatief grote stijging van het percentage uitkeringsontvangers. Vanaf 2011 vindt er onder alle onderscheiden groepen jongeren een daling van het percentage uitkeringsafhankelijken plaats. Jongeren met een Poolse, Bulgaarse of Roemeense achtergrond zijn minder vaak afhankelijk van een uitkering dan de gemiddelde Rotterdamse jongere. Dit geldt voor de gehele periode (met uitzondering van jonge Rotterdammers met een Roemeense achtergrond in 2006).
44
Arbeid en uitkeringen
Suriname
14,0
Turkije Marokko Antillen
12,0
Kaapverdië autochtoon
10,0
totaal
8,0
6,0
4,0
2,0
0,0 2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
2013
Figuur 4.8a: Aandeel jongeren (16-23 jaar) met een uitkering, ultimo 2004-2013 (bron: SoZaWe, bewerking Risbo)
30,0
Dominicaanse Republiek Somalië
Irak Polen
25,0
Bulgarije Roemenië totaal
20,0
15,0
10,0
5,0
0,0 2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
Figuur 4.8b: Aandeel jongeren (16-23 jaar) met een uitkering, ultimo 2004-2013 (bron: SoZaWe, bewerking Risbo)
45
2013
Hoofdstuk 4
Uitkeringsontvangers met een niet-Nederlandse achtergrond naar achtergrondkenmerken In de tabel b4.5 in de bijlage is een analyse opgenomen van Rotterdamse uitkeringsontvangers met een niet-Nederlandse achtergrond. Rotterdamse vrouwen met een niet-Nederlandse achtergrond zijn vaker afhankelijk van een uitkering (10,6 procent) dan Rotterdamse mannen met een nietNederlandse achtergrond (8,5 procent) en de uitkeringsafhankelijkheid van ouderen is veel groter dan die van jongeren. We zien grote verschillen tussen de onderscheiden herkomstgroepen. Zo ontvangt 28,5 procent van de mannelijke Rotterdammers met een Dominicaanse achtergrond een uitkering tegenover 45,1 procent van de vrouwelijke Rotterdammers met een Dominicaanse achtergrond. Onder Rotterdammers met een Marokkaanse achtergrond is het aandeel uitkeringsontvangers onder mannen en vrouwen nagenoeg gelijk (21,1 procent tegenover 22,0 procent). Verder blijkt dat de tweede generatie veel minder vaak afhankelijk is van een uitkering dan de eerste generatie (7,0 procent tegenover 17,2 procent). Deels is dit het gevolg van het verschil in leeftijdsopbouw tussen de eerste en tweede generatie. De tweede generatie is gemiddeld genomen veel jonger en het aandeel uitkeringsontvangers onder jongeren is veel kleiner dan onder ouderen. Voor een valide vergelijking van het aandeel uitkeringsontvangers tussen generaties, is er gecorrigeerd voor verschillen in leeftijdsopbouw van de generaties. Dit is gedaan door het aandeel uitkeringsontvangers in de eerste en tweede generatie te vergelijken binnen de onderscheiden leeftijdsgroepen (zie tabel b4.5 in de bijlage). Ook na deze correctie is het percentage uitkeringsontvangers onder de eerste generatie Rotterdammers met een niet-Nederlandse achtergrond aanzienlijk hoger dan onder de tweede generatie.
46
Hoofdstuk 5
Criminaliteit
In dit hoofdstuk wordt stilgestaan bij de omvang en aard van criminaliteit onder Rotterdammers. We kijken daarbij naar de het aandeel verdachten in 2013 en de ontwikkeling in de afgelopen jaren. Ook maken we onderscheid naar geslacht en geven een overzicht van het aandeel verdachten naar leeftijd. Jongeren worden vaker verdacht dan ouderen, daarom zoomen we vervolgens in op de jongeren van 12 tot en met 23 jaar. Hierbij kijken we ook naar de criminaliteit onder schoolverzuimers en voortijdig schoolverlaters. Daarna kijken we naar het aandeel recidivisten in de periode 2005-2013. Tot slot besteden we aandacht aan de aard van de misdrijven en wordt er kort stilgestaan bij cijfers over de vervolging van jonge verdachten door het Openbaar Ministerie.
47
Hoofdstuk 5
Verdachten 2013 Uit registraties van verdachten door de politie blijkt dat in 2013 2,1 procent van de Rotterdammers van twaalf jaar en ouder geregistreerd staat als verdachte van een misdrijf.18 Onder de traditionele migrantengroepen is dit aandeel groter. Van de Rotterdammers met een Antilliaanse achtergrond is 7,1 procent verdacht van een misdrijf. Van de Rotterdammers met een Marokkaanse achtergrond wordt 5,4 procent verdacht van een misdrijf. Onder Rotterdammers met een Surinaamse of Turkse achtergrond, respectievelijk 3,8 procent en 2,8 procent, is het aandeel weliswaar kleiner maar nog steeds groter dan onder het gemiddelde in Rotterdam. Ook onder de Rotterdammers met een Dominicaanse (6,4 procent), Somalische (6,1 procent) of Iraakse achtergrond (3,5 procent) is het aandeel verdachten groter dan onder Rotterdammers gemiddeld. Het aandeel verdachten onder EU-arbeidsmigranten is met uitzondering van Rotterdammers met een Bulgaarse achtergrond (4,1 procent), kleiner dan gemiddeld (tussen de 1,5 procent en 1,8 procent).
Suriname
3,8
Turkije
2,8
Marokko
5,4
Antillen
7,1
Kaapverdië
3,7
autochtoon
1,1
Dominicaanse Republiek
6,4
Somalië
6,1
Irak
3,5
Polen
1,8
Bulgarije
4,1
Roemenië
1,5
totaal
2,1
0,0
1,0
2,0
3,0
4,0
5,0
6,0
7,0
8,0
Figuur 5.1: Percentage verdachten naar achtergrond (2013) (bron: HKS, bewerking Risbo voorlopige cijfers)
18
48
De in dit hoofdstuk gepresenteerde cijfers zijn gebaseerd op registraties van verdachten van een misdrijf in het Herkenningsdienstsysteem (HKS) door de Politie Rotterdam-Rijnmond. Er is gebruik gemaakt van de door de Dienst IPOL, KLPD verrijkte versie van HKS. Het cijfer voor 2012 is een voorlopig cijfer. Voor een verdere methodologische toelichting verwijzen we naar de bijlage bij dit hoofdstuk.
Criminaliteit
Ook indien we de cijfers corrigeren voor demografische kenmerken waarvan bekend is dat zij sterk samenhangen met criminaliteit zoals leeftijd en geslacht, blijft het beeld overeind. Met andere woorden, ook wanneer Rotterdammers met een niet-Nederlandse achtergrond qua leeftijd en geslacht zo verdeeld zouden zijn als de totale populatie Rotterdammers, komen zij vaker in aanraking met de politie op verdenking van een misdrijf (zie tabel b5.1 in de bijlage bij dit hoofdstuk).
Verdachten 2005-2013 De trendanalyse in figuren 5.2a en 5.2b brengen het percentage verdachten naar herkomstgroep voor de afgelopen negen jaar in beeld. We kijken allereerst naar de totale Rotterdamse bevolking. We zien een lichte toename van het percentage verdachten in de periode 2005-2007 gevolgd door een lichte afname van het verdachtenpercentage in jaren daarna. Vanaf 2010 neemt het aandeel verdachten onder de Rotterdamse bevolking verder af. De afgelopen jaren ligt het percentage verdachten iets boven de twee procent (figuur 5.2). Onder de traditionele migrantengroepen valt allereerst het grote aandeel verdachten onder Rotterdammers met een Antilliaanse achtergrond op. Vanaf 2005 zien we echter een dalende trend onder Rotterdammers uit deze groep. In 2007 is er nog wel een kleine toename, maar daarna zet de daling zich voort tot 8,8 procent in 2008. Vervolgens zien we een scherpe daling in 2009 naar 8,0 procent. Het percentage verdachten is de afgelopen jaren nog verder gedaald. In 2013 ligt het percentage verdachten op 7,2 procent. Onder Rotterdammers van Surinaamse, Turkse of Kaapverdiaanse achtergrond zien we ongeveer dezelfde trends. In de periode 2005-2008 is het aandeel verdachten redelijk stabiel. In 2009 vindt er een daling plaats van het aandeel verdachten gevolgd door een lichte stijging in 2010. Na 2010 zien we onder deze groepen, met uitzondering van Rotterdammers met een Marokkaanse achtergrond, een geleidelijke daling van het percentage verdachten. Van de traditionele migrantengroepen is het aandeel verdachten onder Rotterdammers met een Turkse achtergrond het kleinst. Onder Rotterdammers met een Dominicaanse en Somalische achtergrond zien we dat het percentage verdachten in de periode 2005-2013 fluctueert. Voor Rotterdammers met een Dominicaanse achtergrond ligt het percentage verdachten gedurende deze periode tussen de 5,1 en 8,0 procent. Voor Rotterdammers met een Somalische achtergrond is dat tussen de 4,8 procent en 7,0 procent. Het aandeel verdachten onder Rotterdammers met
49
Hoofdstuk 5
een Iraakse achtergrond is daarmee vergeleken lager en stabieler (tussen de 3,5 en 4,8 procent).
Figuur 5.2a: Percentage verdachten naar achtergrond (2005-2013) (bron: HKS, bewerking Risbo)
Figuur 5.2b: Percentage verdachten naar achtergrond (2005-2013) (bron: HKS, bewerking Risbo)
50
Criminaliteit
Verdachten naar geslacht Mannen worden veel vaker verdacht dan vrouwen. Dit geldt voor elk van de onderscheiden herkomstgroepen (zie figuur 5.3). Van alle Rotterdamse vrouwen van 12 jaar en ouder wordt in 2013 0,8 procent verdacht van een misdrijf en van de Rotterdamse mannen 3,5 procent. We zien grote verschillen tussen het aandeel verdachte vrouwen van de verschillende onderscheiden groepen in vergelijking met het gemiddelde onder alle vrouwen in Rotterdam. Rotterdamse vrouwen met een Antilliaanse (3,2 procent), Dominicaanse (3,7 procent) of Somalische (2,4 procent) achtergrond worden relatief vaak verdacht van misdrijven in vergelijking met het gemiddelde. Het aandeel verdachte Rotterdamse vrouwen met een Turkse (0,7 procent) of Iraakse (0,6 procent) achtergrond is daarentegen kleiner dan het gemiddelde in Rotterdam.
6,5
Suriname
1,4 4,7
Turkije
0,7 9,1
Marokko
1,5 11,3
Antillen
3,2 6,5
Kaapverdië
1,1 1,8
autochtoon
0,5
11,3
Dominicaanse Republiek
3,7 9,3
Somalië
2,4 5,5
Irak
0,6 2,8
Polen
0,9 5,9
Bulgarije
2,3 2,1
Roemenië
1,1
Mannen
3,5
totaal
Vrouwen
0,8
0,0
2,0
4,0
6,0
8,0
Figuur 5.3: Percentage verdachten naar achtergrond en geslacht (2013) (bron: HKS, bewerking Risbo voorlopige cijfers)
51
10,0
12,0
Hoofdstuk 5
Van alle Rotterdamse mannen van 12 jaar en ouder is in 2013 3,5 procent verdacht van een misdrijf. Onder nagenoeg alle onderscheiden groepen Rotterdamse mannen met een niet-Nederlandse achtergrond, met uitzondering van Rotterdamse mannen met een Poolse achtergrond, is het percentage verdachten hoger dan gemiddeld in Rotterdam. Met name het aandeel verdachten onder mannen met een Antilliaanse (11,3 procent), Dominicaanse (11,3 procent), Somalische (9,3 procent) of Marokkaanse (9,1 procent) achtergrond is relatief groot.
Verdachten naar leeftijd Het algemene criminaliteitspatroon laat zien dat de criminaliteit sterk afneemt naarmate de leeftijd toeneemt (figuur 5.4). Dit patroon zien we ook bij Rotterdammers met een niet-Nederlandse achtergrond. Van de minderjarige Rotterdammers wordt 3,8 procent verdacht, van de jongvolwassenen 4,4 procent. Het percentage verdachten onder 25 t/m 44jarigen is met 2,6 procent iets lager. Onder de 45 t/m 64-jarigen ligt dit percentage nog op 1,3 procent. Onder Rotterdammers van 65 jaar en ouder zijn nog maar weinig verdachten van een misdrijf (0,3 procent). Onder de onderscheiden Rotterdammers met een niet-Nederlandse achtergrond zien we veelal hetzelfde beeld. Opvallend is echter het grote aandeel verdachte Rotterdammers in de leeftijd van 25-44 jaar (4,7 procent) en 45-64 jaar (4,2 procent) met een Bulgaarse achtergrond. Deze percentages zijn hoger dan binnen andere leeftijdsgroepen onder dezelfde groep.
52
Criminaliteit
3,8 6,5
Suriname
4,6 2,5 0,4 3,6 4,7
Turkije
2,8 1,4 0,2 8,1 11,7
Marokko
4,6 1,3 0,5 8,8 9,3
Antillen
7,5 4,5 0,6 4,2 7,9
Kaapverdië
4,2 1,9 0,4 1,9 2,4
autochtoon
1,5 0,9 0,2
4,3 11,4
Dominicaanse Republiek
7,7 2,7 1,3 7,0 7,7
Somalië
5,9 5,9 4,4 6,4
Irak
3,7 1,3 1,3 3,1 2,1
Polen
1,8 1,1 2,3 3,1
Bulgarije
4,7 4,2 3,8 0,6
Roemenië
12-17 jaar
1,8 1,6
18-24 jaar 25-44 jaar 45-64 jaar 3,8 4,4
totaal
65 e.o.
2,6 1,3 0,3
0,0
2,0
4,0
6,0
8,0
Figuur 5.4: Percentage verdachten naar achtergrond en leeftijd (2013) (bron: HKS, bewerking Risbo voorlopige cijfers)
53
10,0
12,0
Hoofdstuk 5
Jongeren Jonge verdachten In het vervolg van dit hoofdstuk gaan we nader in op de jonge verdachten, waarbij we kijken naar jongeren 12 tot en met 23 jaar. In 2013 staat 4,3 procent van de Rotterdammers van 12 tot en met 23 jaar geregistreerd als verdachte van een misdrijf. Onder de traditionele migrantengroepen zien we dat het percentage jonge verdachten hoger ligt dan gemiddeld in Rotterdam. Dit geldt met name voor jonge Rotterdammers met een Marokkaanse (9,9 procent) en Antilliaanse (9,3 procent). Het aandeel jonge verdachte Rotterdammers met een Turkse achtergrond is gelijk aan het gemiddelde in Rotterdam. Ook onder Rotterdammers met een Dominicaanse (8,5 procent), Somalische (7,3 procent) of Iraakse achtergrond (5,8 procent) is het aandeel jonge verdachten groter dan gemiddeld in Rotterdam. Jonge Rotterdamse EUarbeidsmigranten worden relatief weinig verdacht van misdrijven. Hierbij dient opgemerkt te worden dat het aandeel jongeren in de leeftijd van 12-23 jaar binnen deze groep zeer beperkt is. Onder jonge Rotterdammers met een Roemeense achtergrond is slechts 0,6 procent verdacht van een misdrijf.
Suriname
5,4
Turkije
4,3
Marokko
9,9
Antillen
9,3
Kaapverdië
6,3
autochtoon
2,3
Dominicaanse Republiek
8,5
Somalië
7,3
Irak
5,8
Polen
2,7
Bulgarije
3,4
Roemenië
0,6
totaal
4,3
0,0
2,0
4,0
6,0
8,0
10,0
Figuur 5.5: Percentage jonge verdachten (12-23 jaar) naar achtergrond (2013) (bron: HKS, bewerking Risbo voorlopige cijfers)
54
12,0
Criminaliteit
Jonge verdachten 2005-2013 De trendanalyse in figuur 5.6 brengt het percentage jonge verdachten naar herkomstgroep voor de afgelopen negen jaar in beeld. Als we kijken naar de totale Rotterdamse bevolking zien we een toename van het percentage verdachten in de periode 2005-2007 gevolgd door een afname van het verdachtenpercentage in de jaren daarna. In 2007 is 6,4 procent van de jongeren in Rotterdam verdacht van een misdrijf, in 2013 is dit gedaald naar 4,3 procent (figuur 5.6). De ontwikkelingen onder jonge Rotterdammers uit de verschillende traditionele migrantengroepen lijken op elkaar. Opvallend is de tijdelijke sterke daling van het percentage verdachten in 2009. Ook zien we dat het percentage verdachten onder jonge Rotterdammers met een Marokkaanse en Antilliaanse achtergrond gedurende de periode 2005-2013 aanzienlijk hoger ligt dan onder de andere traditionele groepen. Onder deze twee groepen is het laatste jaar bovendien een stijging optreden van het verdachtencijfer. Onder jonge Rotterdammers met een Antilliaanse achtergrond is het percentage gestegen van 8,4 procent in 2012 naar 9,3 procent in 2013, onder jongeren met een Marokkaanse achtergrond van 9,5 procent in 2012 naar 9,9 procent in 2013. De ontwikkeling van de verdachtenpercentages onder de andere onderscheiden groepen kent een ander patroon. Onder de jonge Rotterdammers met een Dominicaanse en Iraakse achtergrond zien we dat het percentage verdachten in de periode 2005-2013 fluctueert. Het percentage verdachten onder jonge Rotterdammers met een Somalische achtergrond kende in 2007 een piek, te weten 11,8 procent. De afgelopen vier jaar ligt dit percentage rond de 7,3 procent. Het percentage verdachten onder jonge EU-arbeidsmigranten ligt gedurende de periode 2005-2013 onder het Rotterdams gemiddelde.
55
Hoofdstuk 5
Suriname
16,0
Turkije Marokko Antillen Kaapverdië autochtoon
12,0
totaal
8,0
4,0
0,0 2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
2013
Figuur 5.6a: Percentage jonge verdachten (12-23 jaar) naar achtergrond (2005-2013) (bron: HKS, bewerking Risbo)
16,0
Dominicaanse Republiek Somalië Irak Polen Bulgarije
12,0
Roemenië totaal
8,0
4,0
0,0 2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
2013
Figuur 5.6b: Percentage jonge verdachten (12-23 jaar) naar achtergrond (2005-2013) (bron: HKS, bewerking Risbo)
56
Criminaliteit
Jonge verdachten naar geslacht Net als in de hele bevolking worden ook bij de jongeren mannen veel vaker verdacht dan vrouwen. Dit geldt voor elk van de onderscheiden herkomstgroepen (zie figuur 5.7). Van alle jonge Rotterdamse vrouwen van 12 tot en met 23 jaar wordt in 2013 1,5 procent verdacht van een misdrijf. We zien dat jonge vrouwen met een Dominicaanse en Antilliaanse achtergrond relatief vaak worden verdacht (respectievelijk 5,9 procent en 4,1 procent). Van alle Rotterdamse mannen van 12 tot en met 24 jaar is in 2013 7,0 procent verdacht van een misdrijf. De verdachtenpercentages liggen relatief hoog onder de jonge mannen met een Antilliaanse achtergrond (17,2 procent) en van Marokkaanse afkomst (14,8 procent). Onder de jonge mannen met een EU-achtergrond liggen deze percentages lager. Onder jonge mannen met een Poolse achtergrond betreft het verdachtenpercentage 4,6 procent, met een Bulgaarse achtergrond 5,4 procent en met een Roemeense achtergrond 1,3 procent.
57
Hoofdstuk 5
8,9
Suriname
1,8 7,3
Turkije
1,1 17,2
Marokko
2,7 14,8
Antillen
4,1 10,9
Kaapverdië
1,7 3,5
autochtoon
1,0
11,1
Dominicaanse Republiek
5,9 11,2
Somalië
2,4 9,8
Irak
0,6 4,6
Polen
1,2 5,4
Bulgarije
1,2 1,3
Roemenië
Mannen 7,0
totaal
Vrouwen
1,5
0,0
5,0
10,0
15,0
20,0
Figuur 5.7: Percentage verdachten onder jongeren (12-23 jaar) naar achtergrond en geslacht (2013) (bron: HKS, bewerking Risbo voorlopige cijfers)
Jonge verdachten naar generatie Uit figuur 5.8 blijkt dat het verdachtenpercentage onder Rotterdamse jongeren van de tweede generatie iets hoger ligt dan onder Rotterdamse jongeren van de eerste generatie. Onder jongeren met een Antilliaanse en Marokkaanse achtergrond is het percentage verdachten onder de eerste generatie iets hoger dan onder de tweede generatie. Dit zien we ook voor de jongeren met een Kaapverdische of Iraakse achtergrond. Het omgekeerde geldt voor de jongeren met Surinaamse, Turkse, Somalische en Poolse achtergrond. Onder deze groepen liggen de verdachtenpercentages onder de tweede generatie iets hoger dan onder de eerste generatie. (zie ook tabel b5.2 in de bijlage bij dit hoofdstuk).
58
Criminaliteit
4,7
Suriname
5,5 3,3
Turkije
4,3 12,2
Marokko
9,7 10,1
Antillen
8,3 7,3
Kaapverdië
6,2
7,6
Dominicaanse Republiek
8,9 6,5
Somalië
8,5 6,4
Irak
4,4 2,4
Polen
4,2 3,6
Bulgarije
0,7
Roemenië
1e generatie 5,1
totaal
2e generatie
5,8
0,0
2,0
4,0
6,0
8,0
10,0
12,0
14,0
Figuur 5.8: Percentage verdachten onder jongeren (12-23 jaar) naar achtergrond en generatie (2013) (bron: HKS, bewerking Risbo voorlopige cijfers)
59
Hoofdstuk 5
Jonge verdachten naar schoolverzuim en voortijdig schoolverlaten Van de Rotterdamse minderjarigen (12 t/m 17 jaar) wordt 3,8 procent verdacht van een misdrijf (zie figuur 5.4). Figuur 5.9 laat het percentage verdachten onder schoolverzuimers zien. Over het algemeen zien we grote verschillen in de verdachtenpercentages van schoolverzuimers en niet verzuimers. Van de Rotterdamse jongeren die niet verzuimd hebben, wordt 2,7 procent verdacht. Onder Rotterdamse schoolverzuimers ligt dit percentage op 13,6 procent. Bij een aantal groepen is het aandeel verdachten onder schoolverzuimers relatief groot. Rotterdamse jongeren met een Iraakse (22,2 procent), Marokkaanse (19,9 procent), Somalische (18,8 procent) of Antilliaanse (17,0 procent) achtergrond die één of meer keer van school hebben verzuimd worden relatief vaak verdacht van een misdrijf. Het aandeel verdachten onder Rotterdamse schoolverzuimers met een Surinaamse (11,2 procent) of Kaapverdiaanse (11,6 procent) achtergrond is daarentegen kleiner dan gemiddeld in Rotterdam. Ook onder EU-migranten in Rotterdam die wel eens van school hebben verzuimd is het aandeel verdachten relatief beperkt. Onder schoolverzuimers met een Roemeense achtergrond zijn er geen verdachten in Rotterdam. Hierbij wordt opgemerkt te worden dat het aantal Rotterdammers met een Roemeense achtergrond dat in het schooljaar 2012/2013 van school heeft verzuimd zeer beperkt is.
60
Criminaliteit
2,8
Suriname
11,2 2,4
Turkije
12,3 6,4
Marokko
19,9 6,7
Antillen
17,0 3,0
Kaapverdië
11,6 1,4
autochtoon
11,8
2,0
Dominicaanse Republiek
15,2 4,6
Somalië
18,8 1,7
Irak
22,2 1,9
Polen
7,8 1,6
Bulgarije
4,3 4,5
Roemenië
geen verzuim 2,7
totaal
13,6
0,0
5,0
10,0
15,0
1 keer of meer verzuimd
20,0
25,0
Figuur 5.9: Percentage verdachten (12-17 jaar) naar achtergrond en schoolverzuim (2013) (bron: HKS, bewerking Risbo voorlopige cijfers)
Naast de registraties van schoolverzuim zijn er ook gegevens beschikbaar over nieuwe voortijdig schoolverlaters. Dit zijn 12 t/m 23-jarige jongeren die in schooljaar 2012/2013 de school zonder startkwalificatie hebben verlaten (zie ook hoofdstuk 3). Ook hier is de conclusie helder, nieuwe voortijdig schoolverlaters worden vaker verdacht dan niet voortijdig schoolverlaters. Deze samenhang tussen voortijdig schoolverlaten en criminaliteit zien we onder alle Rotterdammers, met uitzondering van het Rotterdammers met een Roemeense achtergrond. Hierbij dient opgemerkt te worden dat het aantal Rotterdammers met een Roemeense achtergrond dat voortijdig de school heeft verlaten zeer beperkt is. Onder een aantal groepen is het aandeel verdachten onder voortijdig schoolverlaters relatief groot. Onder Rotterdammers met een Marokkaanse, Antilliaanse, Dominicaanse of Iraakse
61
Hoofdstuk 5
achtergrond is het aandeel verdachten onder voortijdig schoolverlaters ongeveer 25 procent.
5,0
Suriname
12,8 4,2
Turkije
9,4 9,6
Marokko
24,8 8,6
Antillen
24,1 6,1
Kaapverdië
14,1 2,2
Autochtoon
9,6
7,5
Dominicaanse Republiek
25,0 7,6
Somalië
6,7 5,6
Irak
25,0 2,7
Polen
5,3 3,3
Bulgarije
7,7 0,8
Roemenië
geen nieuw vsv 4,1
totaal
nieuw vsv
13,9
0,0
5,0
10,0
15,0
20,0
25,0
30,0
Figuur 5.10: Percentage verdachten (12 tot 23 jaar) naar achtergrond en nieuw vsv (2013) (bron: HKS, bewerking Risbo voorlopige cijfers)
Jonge verdachten en recidive 2006-2013 Voorts is onderzocht in welke mate verdachten, na een eerste keer te zijn geregistreerd op verdenking van een misdrijf, in de jaren daarna opnieuw worden aangehouden en dus recidiveren. We spreken hier van recidive als iemand in 2005 wordt verdacht en op enig moment in de periode 2006-2013 opnieuw met de politie in aanraking komt op verdenking van een misdrijf. 19 We selecteren daarvoor jongeren die in 2005 12 t/m 23 jaar waren en dat
19
62
Deze methodiek komt overeen met de door het CBS gehanteerde werkwijze in het jaarrapport integratie 2008 (CBS 2008).
Criminaliteit
jaar werden verdacht van een misdrijf.20 We volgen deze groep jongeren in de tijd en bekijken welk deel gedurende de periode 2006-2013 nogmaals werd aangehouden.21 In figuur 5.11a en 5.11b wordt een beeld gegeven van het percentage recidivisten onder verdachten van 12 t/m 23 jaar, uitgesplitst naar herkomstgroep. Het betreft cumulatieve percentages, dat wil zeggen dat voor ieder jaar het percentage recidivisten in de periode van 2006 tot en met het desbetreffende jaar wordt gegeven. Van alle 12 t/m 23-jarige verdachten in 2005 recidiveerde in de periode 2006–2012 70,6 procent. Onder de traditionele migrantengroepen ligt het percentage recidivisten tussen de 70 en 80 procent. Het percentage recidivisten is het hoogst onder Rotterdamse jongeren met een Dominicaanse (85,0 procent) of Marokkaanse (79,7 procent) achtergrond. Het percentage recidivisten onder Rotterdammers met een Iraakse achtergrond is relatief laag (60,6 procent).22
90,0
80,0
70,0
60,0
50,0 totaal
Suriname
40,0
Turkije
Marokko Antillen
30,0
Kaapverdië autochtoon 20,0 2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
2013
Figuur 5.11a: Cumulatief percentage recidivisten onder degenen die in 2005 als verdachte geregistreerd werden (12 t/m 23 jaar) (bron: HKS, bewerking Risbo)
20 21 22
63
In 2013 bevinden deze personen zich dus in de leeftijdscategorie van 19 t/m 30 jaar. Alleen degenen die zowel in 2005 als in 2013 in Rotterdam woonden worden in de analyses betrokken. Vanwege het zeer beperkte aantal verdachte jongeren met een Poolse, Bulgaarse, of Roemeense achtergrond in 2005 kan deze analyse voor die groepen niet op een valide wijze worden uitgevoerd.
Hoofdstuk 5
90,0
80,0
70,0
60,0
50,0
40,0
totaal Dominicaanse Republiek
Somalië
30,0
Irak 20,0 2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
2013
Figuur 5.11b: Cumulatief percentage recidivisten onder degenen die in 2005 als verdachte geregistreerd werden (12 t/m 23 jaar) (bron: HKS, bewerking Risbo)
Aard van de criminaliteit Tot op heden is ingegaan op de vraag of en in welke mate personen worden verdacht van criminaliteit. In deze paragraaf komt aan de orde van welk soort misdrijven deze personen verdacht worden. Allereerst gaan we kort in op de gebruikte begrippen. We maken onderscheid tussen verdachten, antecedenten en misdrijven. In het voorgaande is gerapporteerd over (het percentage) verdachten. Een persoon staat als verdachte geregistreerd indien tegen hem proces-verbaal is opgemaakt ter zake van één of meer misdrijven/delicten. Zo’n proces-verbaal wordt een antecedent genoemd. In een proces-verbaal of antecedent kunnen meerdere misdrijven worden geregistreerd. Men kan hierbij denken aan een winkeldiefstal waarbij ook mishandeling heeft plaatsgevonden. Indien van deze gebeurtenis procesverbaal wordt opgemaakt zullen hierin meerdere wetsartikelen worden vermeld. Uiteraard komt het ook voor dat in een bepaald jaar een persoon meer dan één keer met de politie in aanraking komt op verdenking van een misdrijf. Van een persoon die in een bepaald jaar drie keer is opgepakt door de politie voor een misdrijf en waartegen evenzoveel keer proces-verbaal is opgemaakt staan dan drie antecedenten geregistreerd.23 Het totaal aantal geregistreerde antecedenten en misdrijven in een bepaalde periode is dus bijna per definitie groter dan het totaal aantal geregistreerde verdachten.
23
64
Deze personen worden maar 1 keer als verdachte geteld.
Criminaliteit
Het gegeven dat van één verdachte meerdere misdrijven kunnen worden geregistreerd maakt de analyse en de interpretatie van de aard van de criminaliteit aanzienlijk complexer dan analyse van de omvang van de criminaliteit. Er zijn verschillende mogelijkheden om de aard van de criminaliteit in kaart te brengen. Vaak wordt dit gedaan op het niveau van het delict. Daarbij wordt per subgroep de omvang van een bepaald type delict gerelateerd aan het totaal aantal door deze subgroep verdachten gepleegde delicten. Tabel 5.1 geeft een overzicht van het aantal verdachten van 12 tot en met 23 jaar en de delicten waarvan zij verdacht zijn. In 2013 zijn 3.950 jonge Rotterdammers in aanraking gekomen met de politie op verdenking van een misdrijf. Zij worden verdacht van in totaal 6.448 misdrijven. Dit komt neer op 1,6 misdrijven per verdachte. Deze misdrijven zijn ingedeeld in categorieën (zie tabel b5.4 voor nadere typering van de categorieën). Van alle misdrijven die door Rotterdamse jongeren worden gepleegd, is ruim een derde een vermogensdelict zonder geweld (36,6 procent). Bij jonge Rotterdammers met een Marokkaanse of Antilliaanse achtergrond is dit percentage hoger (respectievelijk 40,6 procent en 44,4 procent). Bij vermogensdelicten zonder geweld gaat het in het overgrote deel om diefstal al dan niet met verbreking en in minder mate om heling. 20,6 procent van de door Rotterdammers met een Somalische achtergrond gepleegde misdrijven betreft geweld tegen personen. Daarbij gaat het in het overgrote deel om bedreiging en mishandeling en voor een (zeer) klein deel om (poging tot) doodslag en moord. Ook het aandeel Rotterdammers met een Somalische achtergrond dat verdacht wordt van vermogensmisdrijven met geweld is (veel) groter dan gemiddeld in Rotterdam, 16,2 procent tegenover 7,6 procent gemiddeld. Het aandeel gepleegde geweldsmisdrijven tegen personen door jongeren met een Marokkaanse achtergrond is met 6,4 procent iets lager dan het gemiddelde van 7,6 procent.
65
Hoofdstuk 5
Tabel 5.1: Criminaliteit naar delicttype en achtergrond 2013 (voor jongeren van 12 tot en met 23 jaar)
totaal
Suriname
Turkije
Marokko
Antillen
Kaapverdië
autochtoon
verdachten
501
449
902
510
188
845
3.950
Misdrijven/delicten
809
705
1.652
835
296
1.266
6.448
Misdrijven per verdachte
1,6
1,6
1,8
1,6
1,6
1,5
1,6
Geweld 1,6
0,4
0,6
1,0
2,4
1,0
0,9
18,8
16,9
12,9
12,7
15,5
17,9
15,4
7,7
10,1
6,4
10,2
6,1
4,2
7,6
35,4
33,2
40,6
44,4
35,1
30,0
36,6
13,2
10,4
14,6
11,4
15,5
20,7
14,7
0,4
0,4
0,4
0,7
1,0
0,9
0,6
12,5
14,5
7,5
5,6
11,5
12,9
10,2
Drugs
3,0
5,5
10,0
5,4
5,1
4,0
6,1
Overig
7,5
8,7
7,0
8,6
7,8
8,5
7,9
gewelddadige seksuele misdrijven geweld tegen personen vermogen met geweld Vermogen vermogen zonder geweld Openbare orde vernieling openbare orde en gezag overige seksuele misdrijven Verkeer
Tabel 5.1: Criminaliteit naar delicttype en achtergrond 2013 (voor jongeren van 12 tot en met 23 jaar) (vervolg) Dominicaanse Republiek
Somalië
Irak
Polen
Bulgarije
Roemenië*
verdachten
36
27
22
20
18
-
3.950
Misdrijven/delicten
70
68
36
24
22
-
6.448
1,9
2,5
1,6
1,2
1,2
-
1,6
Misdrijven per verdachte
totaal
Geweld gewelddadige seksuele misdrijven geweld tegen personen vermogen met geweld
1,4
0,0
0,0
0,0
4,5
-
0,9
15,7
20,6
16,7
12,5
13,6
-
15,4
2,9
16,2
5,6
8,3
0,0
-
7,6
30,0
35,3
27,8
45,8
54,5
-
36,6 14,7
Vermogen vermogen zonder geweld Openbare orde 21,4
8,8
16,7
16,7
0,0
-
overige seksuele misdrijven
1,4
0,0
0,0
0,0
0,0
-
0,6
Verkeer
7,1
1,5
5,6
8,3
13,6
-
10,2
Drugs
7,1
8,8
11,1
0,0
4,5
-
6,1
Overig
12,9
8,8
16,7
8,3
9,1
-
7,9
vernieling openbare orde en gezag
* Het aantal 12 t/m 23-jarige verdachte Rotterdammers met een Roemeense achtergrond is te klein om in deze tabel op te nemen
De analyse op delictniveau gaat vooral in op de door verdachten gepleegde delicten. Daarmee verdwijnt de relatie met de relatieve omvang van de criminaliteit (de criminaliteitsgraad) uit beeld. Zo wordt bij de analyse van de aard van de criminaliteit op delictniveau bijvoorbeeld geconcludeerd dat 36,6 procent van de door jonge verdachte Rotterdammers gepleegde delicten vermogensdelicten zonder geweld betreft. Hiermee is nog niet duidelijk welk deel van de Rotterdammers hiervan verdacht wordt. In figuur 5.12 is per delictvorm aangegeven welk deel van de 12 t/m 23-jarige bevolking verdacht is (zie ook tabel b5.5). We zien dat met uitzondering van Rotterdammers met een Turkse achtergrond, Rotterdammers uit de traditionele migrantengroepen oververtegenwoordigd zijn op nagenoeg alle delictsvormen. Zo is bijvoorbeeld te zien dat 4,8 procent van de jonge Rotterdammers met een Antilliaanse achtergrond in 2013 betrokken is bij een vermogensdelict en 2,8 procent bij 66
Criminaliteit
een geweldsdelict. Bij Rotterdammers met een Marokkaanse achtergrond is 2,7 procent verdacht van een geweldsdelict en 5,0 procent van een vermogensdelict. Onder Rotterdammers met een Somalische achtergrond zien we met name een oververtegenwoordiging bij geweldsdelicten (4,6 procent) en vermogensdelicten (4,3 procent). Daarnaast vallen de relatief lage percentages verdachten onder EU-arbeidsmigranten op.
Suriname
Turkije
Marokko
Antillen
Kaapverdië
autochtoon
Dominicaanse Republiek
Somalië
Irak
Polen
geweld vermogen
Bulgarije
openbare orde verkeer Drugs Overig
totaal 0,0
1,0
2,0
3,0
4,0
5,0
6,0
Figuur 5.12: Jonge verdachten (12 tot en met 23 jaar) als percentage van de bevolking naar achtergrond en delicttype (2013) (bron: HKS, bewerking Risbo voorlopige cijfers) Vanwege het kleine aantal 12 t/m 23-jarige verdachte Rotterdammers met een Roemeense achtergrond zijn deze niet in de figuur opgenomen.
67
Hoofdstuk 5
Vervolging Voorgaande analyses hebben betrekking op verdachten van delicten. Deze paragraaf gaat in op de fase van vervolging. Hierbij gaat het om verdachten die worden vervolgd door het Openbaar Ministerie (OM). De gegevens over vervolgingen zijn alleen beschikbaar voor verdachten in de leeftijd van 12 t/m 22 jaar. De gehanteerde onderzoeksmethodiek sluit aan bij die van de analyse van verdachten.24
Figuur 5.13: Vervolgde jongeren (12 t/m 22 jaar) als percentage van de bevolking naar afkomst (2013) (bron: OM, bewerking Risbo voorlopige cijfers)
In 2013 zijn 1.625 Rotterdammers in de leeftijd van 12 t/m 22 jaar vervolgd (zie tabel b5.8). Gerelateerd aan alle 12 t/m 22-jarige Rotterdamse jongeren betekent dit cijfer dat 2,0 procent in 2013 is vervolgd (zie figuur 5.13). Uitgesplitst naar afkomst zien we grote verschillen. Van de 12 t/m 22-jarige Rotterdamse jongeren met een Marokkaanse achtergrond is in 2013 4,4 procent vervolgd, van de autochtone jongeren in dezelfde leeftijd 1,0 procent. Uitsplitsing naar geslacht laat zien dat het in het overgrote deel van de vervolgde verdachten gaat om mannen (zie tabel b5.8 in de bijlage). 24
68
Personen die in 2013 zijn vervolgd en wiens zaak in 2013 is afgedaan worden op basis van een geanonimiseerd nummers gekoppeld aan het bevolkingsregister. Vervolgens wordt berekend welk deel van de 12 t/m 22-jarigen in het onderzoeksjaar is vervolgd. Doordat de gegevens over vervolgingen zijn gekoppeld aan het bevolkingsregister is het tevens mogelijk uit te splitsen naar achtergrondkenmerken zoals geslacht, leeftijd en etnische afkomst.
Criminaliteit
Vervolging 2007-2013 De trendanalyse in figuur 5.14 brengt het percentage verdachten naar herkomstgroep voor de afgelopen zeven jaar in beeld. We kijken allereerst naar de totale Rotterdamse bevolking. We zien een min of meer stabiel percentage vervolgde jongeren in de periode 2007-2009 gevolgd door een sterke afname van het percentage vervolgde jongeren in 2010, een lichte stijging in 2011 en weer een lichte daling in 2012 en 2013. Bij de Rotterdamse jongeren met een Surinaamse, Turkse, Antilliaanse en Kaapverdiaanse achtergrond zien we een soortgelijke trend. Bij 12 t/m 22jarige Rotterdammers met een Marokkaanse achtergrond verloopt de trend iets anders. In 2007 werd 9,1 procent vervolgd, in 2010 is dit gedaald naar 6,9 procent. Deze daling zet na 2010 door tot 6,7 procent in 2011 naar 4,4 procent in 2013.
Figuur 5.14: Vervolgde jongeren (12 t/m 22 jaar) als percentage van de bevolking naar afkomst (2007-2013) (bron: OM, bewerking Risbo voorlopige cijfers)
69
Bijlagen
71
Bijlage hoofdstuk 2
73
Tabel b2.1a: Demografische kerncijfers van de Rotterdamse bevolking, per 31 december 2004-2013 en uitgesplitst per 31 december 2013 Suriname
Turkije
Marokko
Antillen
Kaapverdië
Dominicaanse Republiek
Somalië
Irak
overig niet westers
Polen
Bulgarije
Roemenië
ov. EU-AM
overig westers
autochtoon
totaal
ultimo 2004 (N)
52.521
45.029
36.145
20.026
15.123
1.833
1.674
1.776
35.392
1.731
263
441
1.232
55.650
327.761
596.597
ultimo 2005 (N)
52.100
45.175
36.686
19.406
15.080
1.812
1.400
1.706
35.208
1.973
266
445
1.279
54.548
321.634
588.718
ultimo 2006 (N)
51.956
45.459
37.141
19.290
15.023
1.799
1.252
1.730
34.915
2.216
285
441
1.337
53.776
317.426
584.046
ultimo 2007 (N)
51.885
45.699
37.476
19.562
14.971
1.830
1.262
1.751
35.414
2.522
774
566
1.398
54.074
313.765
582.949
ultimo 2008 (N)
52.206
46.203
38.158
20.261
15.103
1.892
1.303
1.808
37.112
3.208
1.168
662
1.519
54.780
311.778
587.161
ultimo 2009 (N)
52.632
46.868
38.982
21.066
15.299
2.025
1.537
1.941
38.577
3.933
1.558
752
1.784
55.822
310.163
592.939
ultimo 2010 (N)
52.942
47.519
39.708
22.073
15.302
2.132
1.766
2.028
40.271
4.752
1.980
880
2.199
57.580
319.280
610.412
ultimo 2011 (N)
53.168
47.842
40.641
22.805
15.404
2.210
1.974
2.062
41.741
5.494
2.640
968
2.547
58.488
318.472
616.456
ultimo 2012 (N)
52.726
47.900
41.124
22.973
15.312
2.223
2.065
2.041
42.195
6.106
2.620
993
2.840
58.569
316.632
616.319
ultimo 2013 (N)
52.686
47.921
41.673
23.207
15.323
2.270
2.181
2.013
42.868
6.708
2.484
999
2.980
58.988
315.808
618.109
8,5
7,8
6,7
3,8
2,5
0,4
0,4
0,3
6,9
1,1
0,4
0,2
0,5
9,5
51,1
100,0
1e generatie
55,5
48,2
44,9
63,3
56,8
65,4
68,1
76,5
63,6
82,3
87,9
81,2
80,6
50,9
55,3
2e generatie
44,5
51,8
55,1
36,7
43,2
34,6
31,9
23,5
36,4
17,7
12,1
18,8
19,4
49,1
44,7
mannen
46,8
50,8
50,8
48,5
48,1
38,8
52,1
58,5
49,2
46,6
48,8
42,0
45,4
49,1
49,4
49,2
vrouwen
53,2
49,2
49,2
51,5
51,9
61,2
47,9
41,5
50,8
53,4
51,2
58,0
54,6
50,9
50,6
50,8
0-11 jaar
11,2
15,8
24,1
18,6
10,9
21,2
29,1
17,3
17,3
17,2
19,3
13,3
13,2
10,9
11,4
13,4
12-17 jaar
7,8
10,5
11,8
9,0
8,0
9,1
10,0
7,3
7,0
4,5
7,2
2,4
5,0
4,5
4,4
6,2
18-24 jaar
11,3
12,8
11,9
17,4
12,6
11,4
10,3
13,8
13,0
9,5
15,7
15,0
13,4
9,8
8,8
10,4
25-44 jaar
33,8
36,0
31,8
33,6
30,7
33,4
36,8
36,7
39,5
52,8
45,9
52,2
50,1
35,5
25,6
30,5
45-64 jaar
28,6
19,3
15,8
17,8
29,2
21,2
11,4
21,0
19,5
13,9
11,0
13,5
13,0
25,2
27,2
24,5
7,3
5,4
4,6
3,6
8,6
3,6
2,4
4,0
3,7
2,2
1,0
3,6
5,4
14,2
22,6
14,9
Bevolkingsomvang
Aandeel in de bevolking
65 e.o. Bron: RSO-OBI/GBA, bewerking Risbo
74
Bijlagen
Tabel b2.1b: Demografische kerncijfers van de Rotterdamse jeugd 0 t/m 23 jaar, per 31 december 2004-2013 en uitgesplitst per 31 december 2013 Suriname
Turkije
Marokko
Antillen
Kaapverdië
Dominicaanse Republiek
Somalië
Irak
overig niet westers
Polen
Bulgarije
Roemenië
ov. EU-AM
overig westers
autochtoon
totaal
ultimo 2004 (N)
20.066
20.325
18.629
9.461
6.143
822
843
720
15.166
473
84
113
283
12.680
68.807
174.615
ultimo 2005 (N)
19.435
20.014
18.738
9.060
5.978
815
709
691
14.698
533
88
107
315
12.262
67.639
171.082
ultimo 2006 (N)
18.952
19.837
18.778
8.866
5.789
801
608
701
14.051
610
103
107
333
12.039
67.436
169.011
ultimo 2007 (N)
18.363
19.485
18.663
8.867
5.624
821
603
709
13.739
669
256
154
344
12.023
67.334
167.654
ultimo 2008 (N)
17.857
19.341
18.847
9.074
5.495
818
608
707
13.975
870
401
170
383
12.230
67.769
168.545
ultimo 2009 (N)
17.396
19.204
19.086
9.275
5.365
863
699
740
14.218
1.106
550
205
469
12.629
68.142
169.947
ultimo 2010 (N)
16.874
19.124
19.173
9.636
5.162
886
815
776
14.613
1.347
721
250
625
13.118
71.334
174.454
ultimo 2011 (N)
16.262
18.883
19.358
9.809
4.956
915
914
777
14.917
1.553
965
273
715
13.478
71.849
175.624
ultimo 2012 (N)
15.561
18.422
19.334
9.826
4.723
906
949
757
15.034
1.717
1.004
296
803
13.605
72.259
175.196
ultimo 2013 (N)
15.039
17.828
19.260
9.817
4.547
903
1.053
724
15.050
1.909
975
273
850
13.820
73.119
175.167
8,6
10,2
11,0
5,6
2,6
0,5
0,6
0,4
8,6
1,1
0,6
0,2
0,5
7,9
41,7
100,0
Bevolkingsomvang
Aandeel in de bevolking
1e generatie
8,8
4,7
5,5
32,4
9,0
18,7
34,3
35,5
22,9
52,9
71,0
48,4
62,7
31,8
17,4
2e generatie
91,2
95,3
94,5
67,6
91,0
81,3
65,7
64,5
77,1
47,1
29,0
51,6
37,3
68,2
82,6
mannen
50,3
51,3
50,5
49,5
51,4
50,5
52,4
54,3
49,5
47,9
52,6
54,6
49,2
51,1
51,3
50,8
vrouwen
49,7
48,7
49,5
50,5
48,6
49,5
47,6
45,7
50,5
52,1
47,4
45,4
50,8
48,9
48,7
49,2
0-15 jaar
57,0
61,0
69,8
58,0
54,3
69,9
75,7
62,7
62,6
71,6
62,3
56,0
58,2
59,3
62,1
62,0
16-17 jaar
9,6
9,8
7,9
7,2
9,3
6,3
5,4
5,5
6,7
4,7
5,2
1,5
5,5
6,2
6,3
7,2
33,4
29,2
22,3
34,8
36,4
23,8
18,9
31,8
30,7
23,7
32,5
42,5
36,2
34,4
31,6
30,8
18-23 jaar Bron: RSO-OBI/GBA, bewerking Risbo
75
Tabel b2.1c: Omvang EU-arbeidsmigranten volgens verschillende definities, per 31 december 2013 zowel Herkomst/ achtergrond
Nationaliteit
Herkomst
Herkomst,
Nationaliteit,
als Nationaliteitit
niet Nationaliteit
niet Herkomst
Polen
6.707
6.202
6.127
580
75
Bulgarije
2.484
2.473
2.412
72
61
Roemenië
999
932
864
135
68
Hongarije
1.204
1.165
1.045
159
120
Tsjechie en Slowakije
682
527
54
628
473
Letland
426
427
392
34
35
Slovenië
19
131
19
0
112
Estland
91
92
72
19
20
558
560
503
55
57
13.170
12.509
11.488
1.682
1.021
24
1023
14
10
1009
Litouwen Totaal EU Arbeidsmigrant
Kroatië
In de tabellen b2.2 en b2.3 is de totale bevolking en de bevolking van de onderscheiden groepen per deelgemeente en buurt weergegeven. Per deelgemeente en buurt is het aandeel personen naar achtergrond (herkomstgroep) berekend. Voorbeeld: per 31 december 2013 wonen in totaal 618.109 personen daarvan hebben er 23.207 een Antilliaanse achtergrond. Dit komt overeen met 3,8 procent. In bepaalde deelgemeenten is het aandeel personen met een Antilliaanse achtergrond aanzienlijk hoger (b.v. Charlois 6,9 procent). Als het percentage hoger is dan het Rotterdamse gemiddelde is het rood gekleurd. Als het percentage lager is dan het Rotterdamse gemiddelde is het groen gekleurd.
77
Tabel b2.2: Ruimtelijk concentratie van personen van Rotterdammers naar achtergrond en bestuurscommissiegebied, per 31 december 2013 Suriname
Turkije
Marokko
Antillen
Kaapverdië
Dominicaanse Republiek
Somalië
Irak
overig niet westers
Polen
Bulgarije
Roemenië
ov. EU-AM
overig westers
autochtoon
totaal
Rotterdam totaal (N)
52.686
47.921
41.673
23.207
15.323
2.270
2.181
2.013
42.868
6.708
2.484
999
2.980
58.988
315.808
618.109
Rotterdam totaal (%)
8,5
7,8
6,7
3,8
2,5
0,4
0,4
0,3
6,9
1,1
0,4
0,2
0,5
9,5
51,1
100,0
Bevolking ultimo 2013
Stadscentrum
7,7
5,3
6,1
2,9
2,8
0,2
0,3
0,3
11,3
0,6
0,4
0,3
0,5
15,0
46,4
31.195
Delfshaven
11,0
13,9
13,3
3,7
7,8
0,3
0,3
0,3
7,7
1,3
1,1
0,2
0,6
9,5
29,1
74.537
Overschie
6,4
4,9
6,2
2,1
2,2
0,2
0,2
0,2
3,7
0,8
0,2
0,2
0,3
8,0
64,3
16.572
Noord
7,5
8,7
9,8
2,6
2,6
0,2
0,4
0,2
6,7
0,7
0,3
0,2
0,5
11,2
48,4
50.762
Hillegersberg-Schiebroek
3,5
2,0
3,4
1,7
0,7
0,1
0,2
0,2
4,4
0,5
0,1
0,1
0,3
10,7
72,1
43.246
Kralingen-Crooswijk
7,1
6,3
9,8
2,1
2,2
0,1
0,3
0,3
8,5
0,6
0,3
0,2
0,5
13,1
48,7
51.125
Prins Alexander
8,5
2,3
2,2
2,1
1,2
0,1
0,2
0,3
5,9
0,5
0,1
0,1
0,3
8,9
67,3
93.908
Feijenoord
10,4
19,0
10,8
5,0
2,2
0,8
0,5
0,3
8,6
1,2
0,5
0,2
0,5
7,7
32,4
72.174
IJsselmonde
10,5
6,0
4,1
6,2
1,5
0,4
0,6
0,5
6,9
0,9
0,1
0,2
0,3
7,8
53,9
58.495
Charlois
11,0
9,2
7,0
6,9
2,2
1,1
0,7
0,4
8,4
3,4
1,1
0,2
1,2
8,7
38,6
64.488
Pernis
2,6
0,6
0,6
2,2
0,4
0,1
0,0
0,1
2,2
0,7
0,1
0,2
0,3
6,6
83,3
4.797
Hoogvliet
8,8
2,9
1,6
5,8
1,2
0,3
0,2
0,5
4,4
0,7
0,0
0,1
0,3
8,1
65,2
34.177
Hoek van Holland
1,0
0,5
0,5
0,7
0,2
0,1
0,0
0,0
1,5
1,3
0,0
0,0
0,2
6,3
87,5
10.066
Rozenburg
1,3
2,2
0,5
1,8
0,2
0,2
0,2
0,2
2,8
0,8
0,1
0,1
0,4
8,7
80,8
12.375
Overig Gebied
3,6
0,0
0,0
0,5
0,0
0,0
0,0
0,0
2,6
0,0
1,0
0,5
0,0
8,9
82,8
192
Bron: RSO-OBI/GBA, bewerking Risbo
79
Bijlagen
Tabel b2.3: Ruimtelijk concentratie van personen van Rotterdammers naar achtergrond en buurt, per 31 december 2013
Suriname
Turkije
Marokko
Antillen
Kaapverdië
Dominicaanse Republiek
Somalië
Irak
overig niet westers
Polen
Bulgarije
Roemenië
ov. EU-AM
overig westers
autochtoon
totaal
Rotterdam totaal (N)
52.686
47.921
41.673
23.207
15.323
2.270
2.181
2.013
42.868
6.708
2.484
999
2.980
58.988
315.808
618.109
Rotterdam totaal (%)
8,5
7,8
6,7
3,8
2,5
0,4
0,4
0,3
6,9
1,1
0,4
0,2
0,5
9,5
51,1
100,0
Cool/Nieuwe Werk/Dijkzigt
6,2
3,4
4,1
4,0
1,7
0,2
0,1
0,2
10,9
0,6
0,4
0,4
0,5
16,3
51,2
6.972
Stadsdriehoek/C.S. Kwartier
4,8
2,5
2,1
2,5
0,9
0,1
0,0
0,3
11,8
0,6
0,3
0,4
0,7
17,4
55,5
14.870
Bevolking ultimo 2013
Oude Westen
13,5
11,0
14,0
2,6
6,6
0,3
0,7
0,5
10,7
0,5
0,5
0,1
0,2
10,2
28,5
9.353
Delfshaven
9,4
7,2
7,9
9,3
5,2
0,3
0,6
0,4
8,2
0,8
0,7
0,2
0,7
11,7
37,4
6.672
Bospolder
11,8
21,4
17,9
2,8
9,5
0,2
0,3
0,3
6,1
1,0
1,1
0,0
0,6
7,4
19,7
7.186
Tussendijken
11,4
18,5
17,5
3,2
8,0
0,4
0,3
0,4
7,7
1,0
2,9
0,2
0,5
7,8
20,1
7.049
Spangen
12,4
20,5
19,6
3,1
9,9
0,3
0,3
0,2
7,4
0,9
0,6
0,1
0,3
7,5
16,9
10.358
Nieuwe Westen
10,6
14,0
15,1
2,8
7,7
0,2
0,3
0,2
7,4
0,8
0,7
0,1
0,6
9,7
29,8
19.136
Middelland
10,0
9,2
6,7
3,3
6,5
0,2
0,4
0,2
9,1
0,7
0,6
0,3
0,5
12,9
39,3
11.550
Oud-Mathenesse/Witte Dorp
11,0
8,8
5,9
3,0
7,2
0,3
0,2
0,3
8,5
5,4
2,8
0,5
1,3
9,4
35,5
7.553
Schiemond
11,9
10,2
13,8
4,1
8,7
0,3
0,1
0,3
7,1
0,8
0,1
0,1
0,4
8,7
33,4
5.033
9,2
9,0
10,9
2,7
3,8
0,4
0,4
0,4
5,0
0,5
0,3
0,2
0,2
8,9
48,0
7.459
Kleinpolder Overschie/NoordKethel/Schieveen/Zestienhoven /Landzicht
4,1
1,6
2,3
1,7
0,8
0,1
0,1
0,0
2,7
1,0
0,2
0,1
0,4
7,3
77,6
9.113
Agniesebuurt
11,5
13,1
14,1
4,5
3,4
0,0
0,6
0,1
8,7
0,3
0,2
0,2
0,8
9,6
32,9
4.020
Provenierswijk
8,0
11,0
7,3
5,2
2,9
0,2
0,2
0,2
8,0
0,6
0,2
0,1
0,4
12,7
42,9
4.563
Bergpolder
5,7
4,5
5,0
2,4
2,0
0,2
0,3
0,1
7,7
1,0
0,2
0,2
0,6
12,7
57,4
7.848
Blijdorp/Blijdorpse Polder
3,0
1,2
1,1
1,2
0,8
0,1
0,0
0,0
5,9
0,6
0,1
0,2
0,5
13,1
72,3
10.038
Liskwartier
7,6
8,1
10,2
2,2
2,7
0,1
0,3
0,1
5,0
0,7
0,2
0,2
0,5
9,5
52,5
7.480
Oude Noorden
9,8
13,9
16,7
2,6
3,7
0,2
0,8
0,4
6,8
0,7
0,5
0,2
0,4
10,0
33,4
16.813
Schiebroek
5,0
3,6
6,8
3,0
1,1
0,2
0,4
0,5
6,0
0,6
0,1
0,1
0,2
8,6
63,6
16.157
Hillegersberg-Zuid
2,5
1,1
0,7
0,9
0,4
0,1
0,0
0,1
3,8
0,9
0,2
0,2
0,4
11,3
77,5
7.898
Hillegersberg-Noord
3,2
1,3
2,6
1,2
0,6
0,1
0,1
0,1
3,3
0,3
0,1
0,1
0,4
12,0
74,4
7.791
Terbregge
5,4
1,7
1,8
1,0
0,8
0,0
0,0
0,1
3,5
0,5
0,0
0,1
0,2
10,3
74,6
3.548
Molenlaankwartier
0,9
0,3
0,3
0,7
0,1
0,0
0,0
0,0
3,2
0,2
0,1
0,2
0,4
13,1
80,5
7.852
Rubroek
8,0
6,3
10,9
2,5
2,4
0,1
0,4
0,4
9,5
0,5
0,3
0,2
0,4
10,6
47,6
8.204
Nieuw-Crooswijk
6,9
6,8
15,8
2,3
3,7
0,4
0,5
0,3
5,4
1,8
0,2
0,1
0,2
9,5
46,2
2.743
Oud-Crooswijk
9,5
13,2
19,7
2,8
3,6
0,1
0,8
0,3
6,6
0,5
0,1
0,1
0,1
9,1
33,3
8.126
Kralingen-West
8,6
7,4
11,4
2,0
2,3
0,2
0,2
0,3
8,6
0,3
0,2
0,1
0,5
11,8
46,1
15.150
Kralingen-Oost/Kralingse-Bos
1,9
0,5
0,9
1,0
0,2
0,0
0,0
0,1
6,4
0,7
0,2
0,3
0,7
18,8
68,2
7.699
De Esch
9,8
4,6
3,7
3,5
2,8
0,2
0,1
0,5
11,0
0,3
0,2
0,2
0,3
11,6
51,2
4.348
Struisenburg
2,8
1,4
2,7
1,5
0,3
0,1
0,0
0,2
12,6
0,6
0,5
0,6
1,2
22,4
53,0
4.855
s-Gravenland
5,8
2,3
1,2
1,7
0,9
0,0
0,0
0,1
6,1
0,3
0,2
0,1
0,3
11,8
69,1
8.310
Kralingseveer
3,6
1,5
0,4
1,8
0,8
0,2
0,0
0,0
2,0
0,8
0,0
0,1
0,1
6,7
82,1
1.714
Bron: RSO-OBI/GBA, bewerking Risbo
80
Bijlagen
Tabel b2.3: Ruimtelijk concentratie van personen van Rotterdammers naar achtergrond en buurt, per 31 december 2013 (vervolg) Dominicaanse Republiek
Somalië
Irak
overig niet westers
Polen
Bulgarije
Roemenië
ov. EU-AM
Suriname
Turkije
Marokko
Antillen
Kaapverdië
overig westers
autochtoon
totaal
Rotterdam totaal (N)
52.686
47.921
41.673
23.207
15.323
2.270
2.181
2.013
42.868
6.708
2.484
999
2.980
58.988
315.808
618.109
Rotterdam totaal (%)
8,5
7,8
6,7
3,8
2,5
0,4
0,4
0,3
6,9
1,1
0,4
0,2
0,5
9,5
51,1
100,0
Prinsenland
8,5
3,0
2,4
1,9
1,3
0,1
0,4
0,3
5,4
0,5
0,0
0,1
0,4
8,7
67,1
9.710
Het Lage Land
7,0
2,8
2,2
2,6
0,9
0,1
0,1
0,3
7,5
0,6
0,1
0,2
0,3
9,7
65,7
10.413
Bevolking ultimo 2013
Ommoord
5,3
1,6
2,1
1,8
1,0
0,1
0,2
0,5
5,2
0,4
0,1
0,1
0,3
8,6
72,7
24.932
Zevenkamp
13,5
2,4
2,8
3,2
1,9
0,1
0,2
0,4
6,0
0,6
0,1
0,1
0,3
8,4
60,1
16.198
Oosterflank
12,7
3,1
3,2
2,3
2,1
0,1
0,2
0,5
7,5
0,6
0,0
0,1
0,1
9,6
57,8
10.488
Nesselande
8,9
1,9
1,5
1,3
0,8
0,1
0,0
0,1
4,9
0,5
0,0
0,1
0,2
7,3
72,5
12.143
Kop van Zuid/(KvZ-Entrepot)
9,8
9,3
10,0
4,9
2,4
1,0
0,2
0,3
10,7
0,6
0,1
0,2
0,3
12,7
37,5
10.179
Vreewijk
8,2
5,0
5,3
4,7
0,9
0,5
0,4
0,6
5,2
0,8
0,1
0,1
0,3
7,9
60,0
13.568
Bloemhof
10,9
25,7
10,9
5,3
1,7
0,9
0,8
0,2
8,4
2,0
1,0
0,2
1,1
6,4
24,4
13.754
Hillesluis
11,5
31,3
13,5
4,8
2,8
0,8
0,3
0,2
8,6
2,3
1,0
0,2
0,6
5,6
16,4
11.460
Katendrecht
10,0
4,0
8,3
6,7
2,2
1,0
0,2
0,2
14,6
0,8
0,2
0,2
0,2
8,2
43,3
4.530
Afrikaanderwijk
12,7
32,2
15,0
4,9
2,6
0,9
0,8
0,3
10,2
0,5
0,7
0,1
0,2
5,2
13,7
8.216
Feijenoord
12,2
26,2
16,7
5,7
4,4
1,0
1,0
0,5
8,0
0,4
0,1
0,1
0,2
5,9
17,6
7.168
Noordereiland
5,5
6,6
5,5
2,2
2,0
0,5
0,2
0,4
6,4
0,5
0,1
0,2
0,3
13,1
56,7
3.299
Oud-IJsselmonde
8,9
3,7
1,8
3,1
0,9
0,3
0,4
0,3
6,6
0,8
0,1
0,2
0,3
8,1
64,6
5.961
Lombardijen
8,4
9,6
6,6
5,8
2,0
0,4
0,6
0,6
7,5
1,2
0,1
0,1
0,3
7,9
48,7
13.444
Groot-IJsselmonde
8,0
5,6
3,8
5,8
1,1
0,3
0,5
0,6
6,3
0,9
0,1
0,1
0,2
7,9
58,6
27.495
Beverwaard
19,6
3,8
3,1
9,3
2,5
0,7
0,7
0,3
7,9
0,8
0,1
0,2
0,3
7,4
43,3
11.595
Tarwewijk
13,5
12,8
8,3
8,8
3,1
1,9
0,7
0,3
10,9
5,3
2,7
0,2
1,8
8,0
22,0
12.072
Carnisse
10,0
7,6
5,1
5,3
2,4
0,8
0,4
0,1
8,8
7,0
2,1
0,2
2,3
9,6
38,3
10.914
Zuidwijk
9,6
7,4
7,2
7,0
1,5
1,2
0,5
0,7
6,6
0,7
0,2
0,0
0,4
8,7
48,2
11.925
10,1
9,7
7,2
5,7
2,5
0,7
0,5
0,4
8,3
3,8
0,7
0,2
1,2
8,4
40,5
13.094
Wielewaal
5,2
0,8
1,8
3,4
0,5
0,1
0,8
0,0
3,8
0,6
0,0
0,0
0,5
7,3
75,1
928
Zuidplein/Zuiderpark/Zuidrand
6,1
3,5
2,4
2,6
1,0
0,2
0,1
0,2
6,3
0,9
0,2
0,2
0,8
9,0
66,5
2.544
Oud-Charlois
Pendrecht
14,1
10,9
8,9
8,6
1,9
1,4
1,6
0,8
8,9
1,3
0,3
0,2
0,4
9,0
31,7
11.660
Heijplaat
3,5
4,1
2,3
7,2
0,6
0,6
0,1
0,1
3,4
1,3
0,0
0,0
0,3
9,2
67,4
1.351
Pernis
2,6
0,6
0,6
2,2
0,4
0,1
0,0
0,1
2,2
0,7
0,1
0,2
0,3
6,6
83,3
4.797
13,1
5,2
2,5
7,4
1,8
0,4
0,2
0,4
5,5
1,1
0,0
0,1
0,3
7,7
54,4
12.533
Hoogvliet-Zuid
6,3
1,6
1,1
5,0
0,8
0,2
0,2
0,5
3,7
0,5
0,0
0,1
0,3
8,2
71,5
21.644
Hoek van Holland
1,0
0,5
0,5
0,7
0,2
0,1
0,0
0,0
1,5
1,3
0,0
0,0
0,2
6,3
87,5
10.066
Rozenburg
1,3
2,2
0,5
1,8
0,2
0,2
0,2
0,2
2,8
0,8
0,1
0,1
0,4
8,7
80,8
12.375
Overig(industriegebied)
3,6
0,0
0,0
0,5
0,0
0,0
0,0
0,0
2,6
0,0
1,0
0,5
0,0
8,9
82,8
192
Hoogvliet-Noord
Bron: RSO-OBI/GBA, bewerking Risbo
81
Bijlagen
Tabel b2.4a: Vestiging in Rotterdam vanuit buitenland (immigratie) of andere gemeente in Nederland naar achtergrond 2006-2013 Suriname
Turkije
Marokko
Antillen
Kaapverdië
2006
357
406
297
481
2007
382
434
258
633
2008
446
485
329
2009
403
570
2010
404
2011 2012 2013
Dominicaanse Republiek
overig niet westers
Europese Unie
overig westers
autochtoon
totaal
144
1669
1691
646
489
6180
165
1780
2608
750
560
7570
802
232
2368
3414
905
654
9635
297
812
217
2226
3682
821
666
9694
543
312
919
174
2354
4352
902
613
10573
397
526
408
1042
188
2509
4991
1051
638
11750
314
439
326
746
173
2255
4912
1052
569
10786
331
446
349
724
157
2287
4557
964
585
10401
2006
1752
827
667
1062
206
2069
1037
1156
12408
21184
2007
1574
849
710
1021
181
1969
1102
1174
12507
21087
2008
1713
937
769
1103
195
2272
1219
1120
12834
22162
2009
1675
926
806
1251
224
2526
1375
1094
11707
21584
2010
1619
1014
864
1323
234
2606
1413
1064
12252
22389
2011
1592
1034
921
1369
196
2739
1500
1084
12090
22525
2012
1495
941
821
1393
216
2512
1685
1059
11828
21950
2013
1542
856
797
1342
209
2533
1673
1047
12208
22210
2006
756
342
442
612
197
575
268
186
1413
4791
2007
828
366
424
594
195
646
266
210
1442
4971
2008
854
413
427
612
233
955
355
248
1554
5651
2009
834
378
468
659
233
683
393
217
1458
5323
2010
828
384
428
759
233
630
441
179
1376
5258
2011
780
370
458
636
228
597
466
178
1222
4935
2012
743
362
458
648
210
507
377
157
1164
4626
800
404
463
689
290
622
454
177
1265
5164
Somalië
Irak
Vanuit Buitenland
Vanuit andere gemeente in Nederland
Herkomst onbekend
2013 Bron: RSO-OBI/GBA, bewerking Risbo
82
Bijlagen
Tabel b2.4b: Vertrek uit Rotterdam naar buitenland (emigratie) of andere gemeente in Nederland naar achtergrond 2006-2013 Suriname
Turkije
Marokko
Antillen
Kaapverdië
2006
303
389
386
747
2007
262
389
394
591
2008
269
359
330
2009
244
301
2010
260
2011
Dominicaanse Republiek
overig niet westers
Europese Unie
overig westers
autochtoon
totaal
98
1197
741
482
1018
5361
64
1125
809
456
992
5082
565
75
1050
986
498
1095
5227
215
551
72
1195
1086
523
850
5037
427
225
590
85
1060
1433
581
908
5569
307
489
289
743
75
1336
1727
586
1060
6612
2012
371
544
244
788
83
1341
1927
698
905
6901
2013
368
550
292
813
72
1527
2043
723
1010
7398
2006
1986
930
821
985
279
1954
1206
1160
13879
23200
2007
1862
1004
861
1002
323
1947
1225
1066
13471
22761
2008
1778
942
807
934
273
1992
1341
1190
12980
22237
2009
1757
977
811
1080
273
1969
1413
1041
12406
21727
2010
1818
1082
905
1123
359
2176
1515
1103
12155
22236
2011
1695
1088
867
1163
293
2217
1659
1034
11930
21946
2012
1645
924
903
1180
307
2355
1726
1090
12263
22393
2013
1624
957
888
1207
311
2286
1819
1032
11696
21820
2006
1062
574
634
847
331
2231
1267
720
1846
9512
2007
1073
557
630
701
300
1443
943
453
1840
7940
2008
967
563
542
705
304
1396
1078
458
1633
7646
2009
824
468
481
663
250
1094
1029
380
1371
6560
2010
914
602
571
836
293
1431
1418
456
1512
8033
2011
866
554
540
817
270
1345
1524
396
1253
7565
2012
1219
714
698
1032
373
1854
2444
636
1658
10628
914
598
553
907
347
1552
1995
537
1436
8839
Somalië
Irak
Naar Buitenland
Naar andere gemeente in Nederland
Bestemming onbekend
2013 Bron: RSO-OBI/GBA, bewerking Risbo
83
Bijlagen
Tabel b2.5: Personen in huishoudens, 31 december 2013 Suriname
Turkije
Marokko
Antillen
Kaapverdië
Dominicaanse Republiek
Somalië
Irak
overig niet westers
Polen
Bulgarije
Roemenië
ov. EU-AM
overig westers
autochtoon
totaal
35,0
17,0
17,8
40,9
29,6
35,8
35,0
36,8
35,5
42,9
46,3
54,5
56,8
42,8
39,3
35,8
6,3
11,2
6,1
2,9
6,4
3,1
1,4
4,8
8,1
7,4
3,9
9,2
7,8
14,2
19,8
14,3
lid paar met kind
15,9
30,3
26,9
8,8
17,7
8,9
11,4
20,5
18,8
20,5
18,9
14,4
12,9
18,3
16,6
18,3
alleenstaande ouder
13,1
5,4
5,0
13,9
14,7
18,3
11,6
6,6
6,7
5,6
6,5
3,9
4,5
5,0
3,6
5,8
kind in 2 ouder gezin
13,1
27,8
34,7
9,1
14,0
9,4
16,2
19,8
19,3
16,5
16,0
13,6
11,3
13,5
14,6
16,9
kind in 1 ouder gezin
16,6
8,3
9,5
24,4
17,7
24,5
24,3
11,5
11,6
7,1
8,4
4,4
6,6
6,1
6,0
8,9
alleenstaand lid paar zonder kind
Bron: RSO-OBI/GBA, bewerking Risbo
Tabel b2.6: Jonge moeders als aandeel (%) van de vrouwelijke bevolking van 16 t/m 23 jaar, 31 december 2013 Suriname
Turkije
Marokko
Antillen
Kaapverdië
Dominicaanse Republiek
Somalië
Irak
overig niet westers
Polen
Bulgarije
Roemenië
ov. EU-AM
overig westers
autochtoon
totaal
vrouwen 16-23 jaar (N)
3.238
3.409
2.925
2.166
1.009
140
113
111
2.963
309
193
60
183
2.773
13.640
33.232
moeders 16-23 jaar (N)
312
124
144
333
108
31
27
7
139
62
55
3
12
102
513
1.972
moeders 16-23 jaar (%)
9,6
3,6
4,9
15,4
10,7
22,1
23,9
6,3
4,7
20,1
28,5
5,0
6,6
3,7
3,8
5,9
16-17 jaar
0,3
0,0
0,1
1,6
0,0
6,5
0,0
0,0
0,2
0,0
0,0
0,0
0,0
0,2
0,3
0,3
18-20 jaar
4,7
0,9
1,7
8,9
5,5
25,0
9,4
0,0
2,7
12,2
23,4
0,0
0,0
2,0
1,9
3,0
21-23 jaar
18,5
8,6
11,4
24,4
21,1
27,9
42,1
11,9
7,9
27,7
38,5
8,8
11,4
5,9
6,3
10,5
1e generatie
11,6
7,2
10,2
15,9
11,5
14,5
29,3
8,0
6,2
22,5
29,6
5,9
6,6
4,0
10,4
9,3
3,3
4,2
14,7
10,6
27,1
0,0
0,0
3,5
2,6
0,0
0,0
6,3
3,4
6,1
Bevolkingsomvang
2e generatie Bron: RSO-OBI/GBA, bewerking Risbo
84
Bijlagen
Tabel b2.7: Jonge moeders naar gezinsverhouding, 31 december 2013 Suriname
Turkije
Marokko
Antillen
Kaapverdië
Dominicaanse Republiek
Somalië
Irak
overig niet westers
Polen
Bulgarije
Roemenië
ov. EU-AM
overig westers
autochtoon
totaal
16-23 jaar (N)
312
124
144
333
108
31
27
7
139
62
55
3
12
102
513
1972
partner (%)
14,1
74,2
63,2
14,7
12,0
6,5
44,4
28,6
34,5
67,7
56,4
33,3
75,0
41,2
44,2
35,8
alleenstaand (%)
85,9
25,8
36,8
85,3
88,0
93,5
55,6
71,4
65,5
32,3
43,6
66,7
25,0
58,8
55,8
64,2
2
0
1
5
0
2
0
0
1
0
0
0
0
1
7
19
0,0
0,0
0,0
0,0
0,0
100,0
100,0
100,0
20
94
357
35,0
22,3
22,7
16-17 jaar (N) partner (%) alleenstaand (%)
0,0
0,0
100,0
100,0
55
11
19
70
21
12
3
partner (%)
10,9
45,5
52,6
7,1
4,8
16,7
66,7
alleenstaand (%)
89,1
54,5
47,4
92,9
95,2
83,3
33,3
21-23 jaar (N)
255
113
124
258
87
17
24
7
partner (%)
14,9
77,0
65,3
17,1
13,8
0,0
41,7
alleenstaand (%)
85,1
23,0
34,7
82,9
86,2
100,0
58,3
Somalië
18-20 jaar (N)
100,0
0,0 100,0
100,0 0
28
9
15
0
0
32,1
66,7
46,7
67,9
33,3
53,3
65,0
77,7
77,3
110
53
40
3
12
81
412
1596
28,6
35,5
67,9
60,0
33,3
75,0
43,2
50,0
39,1
71,4
64,5
32,1
40,0
66,7
25,0
56,8
50,0
60,9
Irak
overig niet westers
Polen
Bulgarije
Roemenië
ov. EU-AM (overig) westers
autochtoon
totaal
Bron: RSO-OBI/GBA, bewerking Risbo
Tabel b2.8a: Jonge moeders als aandeel (%) van de vrouwelijke bevolking van 16 t/m 23 jaar, 31 december 2004-2013 Suriname
Turkije
Marokko
Antillen
Kaapverdië
Dominicaanse Republiek
2004
11,6
16,0
11,5
21,6
10,9
16,5
7,1
3,9
9,5
2005
10,8
12,7
10,2
20,2
11,6
15,3
6,6
4,0
8,8
2006
10,7
10,5
9,2
18,7
11,0
14,4
6,0
4,1
8,1
2007
10,3
7,9
6,7
18,4
10,9
12,0
6,2
3,9
7,3
2008
10,6
5,6
5,2
18,5
11,9
9,7
5,6
4,1
6,9
2009
10,8
4,0
5,0
17,3
12,0
8,5
6,4
4,1
6,6
2010
11,1
3,7
4,8
17,3
12,0
7,3
6,8
4,1
6,5
2011
10,5
4,1
4,7
16,0
11,3
7,0
6,9
4,1
6,4
2012
10,2
3,7
5,1
15,4
10,9
6,8
6,6
4,1
6,2
2013
9,6
3,6
4,9
15,4
10,7
22,1
3,8
5,9
16-23 jaar
Bron: RSO-OBI/GBA, bewerking Risbo
85
23,9
6,3
4,7
20,1
28,5
5,0
6,6
3,7
Bijlagen
Tabel b2.8b: Jonge moeders als aandeel (%) van de vrouwelijke bevolking van 16 t/m 23 jaar uitgesplitst naar leeftijdsgroep, 31 december 2004-2013 Suriname
Turkije
Marokko
Antillen
Kaapverdië
2004
0,8
0,1
0,1
4,4
0,3
2005
0,7
0,1
0,3
4,6
0,3
2006
1,3
0,1
0,1
2,9
2007
0,9
0,0
0,1
2008
1,0
0,0
2009
1,3
2010
Dominicaanse Republiek
Somalië
Irak
overig niet westers
Polen
Bulgarije
Roemenië
ov. EU-AM
overig westers
autochtoon
totaal
2,8
1,0
0,5
0,8
1,6
0,4
0,4
0,7
0,3
1,3
0,7
0,5
0,7
1,4
0,7
0,7
0,7
0,5
0,5
0,0
3,7
0,4
0,8
1,1
0,4
0,6
0,0
0,1
3,0
0,4
1,5
0,4
0,4
0,7
0,8
0,0
0,0
3,1
0,4
1,1
0,6
0,3
0,6
2011
1,0
0,1
0,0
0,8
0,8
0,4
0,9
0,2
0,4
2012
0,7
0,1
0,0
1,1
0,4
0,5
0,2
0,3
0,4
2013
0,3
0,0
0,1
1,6
0,0
0,2
0,3
0,3
2004
8,6
5,9
4,2
16,0
9,0
16,4
4,6
2,8
6,5
2005
7,2
4,4
3,7
15,4
8,0
12,2
4,3
3,0
5,6
2006
6,9
2,1
2,4
12,2
6,9
9,4
3,4
2,4
4,3
2007
6,7
1,3
1,6
15,1
6,4
5,6
3,8
2,5
4,0
2008
7,2
1,4
1,8
13,5
6,9
4,5
3,0
2,7
4,0
2009
7,1
1,0
1,6
12,4
8,4
4,7
3,7
2,6
4,0
2010
8,5
1,3
1,7
14,0
8,8
4,6
4,0
2,7
4,3
2011
7,3
0,9
2,4
15,6
6,8
5,0
4,2
2,4
4,2
2012
5,5
1,3
2,1
10,8
5,4
4,3
4,4
2,3
3,6
2013
4,7
0,9
1,7
8,9
5,5
2,0
1,9
3,0
2004
20,8
33,6
25,3
33,3
20,7
21,3
10,6
6,2
15,9
2005
20,3
27,9
22,2
30,1
23,4
21,9
10,2
6,5
15,3
2006
19,6
24,6
21,8
30,5
22,9
22,5
9,5
7,1
14,9
2007
18,8
20,5
17,1
28,7
22,4
21,2
9,6
6,5
13,3
2008
18,8
14,4
12,8
28,5
22,9
17,0
8,7
6,6
12,1
2009
18,5
10,0
11,8
28,0
21,1
14,0
9,7
6,6
11,3
2010
18,3
8,5
11,5
26,0
21,0
11,5
10,2
6,6
10,8
2011
17,8
9,4
10,5
22,1
21,5
10,6
10,1
6,8
10,5
2012
18,9
8,1
11,8
24,1
21,4
10,7
9,7
6,7
10,6
18,5
8,6
11,4
24,4
21,1
5,9
6,3
10,5
16-17 jaar
6,5
0,0
0,0
0,2
0,0
0,0
0,0
0,0
18-20 jaar
25,0
9,4
0,0
2,7
12,2
23,4
0,0
0,0
21-23 jaar
2013 Bron: RSO-OBI/GBA, bewerking Risbo
86
27,9
42,1
11,9
7,9
27,7
38,5
8,8
11,4
Bijlage hoofdstuk 3
87
Tabel b3.1: Rotterdammers in het basisonderwijs naar geslacht en achtergrond, schooljaar 2012-2013 Suriname
Turkije
Marokko
Antillen
Kaapverdië
Dominicaanse Republiek
Somalië
Irak
overig niet westers
Polen
Bulgarije
Roemenië
ov. EU-AM
overig westers
autochtoon
totaal
bao
94,1
94,2
95,2
88,8
90,4
91,2
96,6
95,2
94,4
97,1
93,8
98,3
97,5
96,1
95,2
94,5
sbao
3,5
3,0
2,7
6,5
4,4
4,7
2,0
1,1
2,5
1,2
3,7
1,7
0,5
2,0
2,1
2,7
so
2,4
2,8
2,2
4,6
5,2
4,1
1,4
3,7
3,1
1,6
2,5
0,0
2,0
1,9
2,7
2,7
bao
92,0
92,6
94,2
85,4
85,4
87,5
94,5
93,3
91,9
96,2
91,9
97,6
97,1
95,0
93,5
92,7
sbao
4,6
3,7
3,0
7,8
5,8
5,7
3,4
1,0
3,6
0,8
4,1
2,4
0,0
2,4
2,5
3,3
so
3,4
3,7
2,8
6,8
8,7
6,8
2,1
5,8
4,5
3,0
4,1
0,0
2,9
2,6
4,0
4,0
bao
96,3
95,8
96,2
92,3
95,7
95,8
98,7
97,6
97,0
98,0
95,8
100,0
97,9
97,1
97,1
96,5
sbao
2,4
2,3
2,3
5,3
3,0
3,5
0,7
1,2
1,4
1,6
3,4
0,0
1,0
1,6
1,7
2,1
1,8
1,5
2,5
1,3
0,7
0,7
1,2
1,6
0,4
0,8
0,0
1,0
1,3
1,3
1,4
Dominicaanse Republiek
Somalië
Irak
overig niet westers
Polen
Bulgarije
Roemenië
ov. EU-AM
overig westers
autochtoon
totaal
Totaal
Mannen
Vrouwen
so 1,3 Bron: gemeente Rotterdam MO, GBA, bewerking Risbo
Tabel b3.2: Rotterdammers in het speciaal voortgezet en praktijkonderwijs naar geslacht en achtergrond, schooljaar 2012-2013 Suriname
Turkije
Marokko
Antillen
Kaapverdië
speciaal onderwijs
4,3
3,7
praktijkonderwijs
5,9
6,5
4,1
9,5
4,5
9,3
10,2
4,7
4,6
3,0
6,1
4,8
0,7
3,6
4,3
4,5
5,5
13,3
9,7
14,8
8,5
5,5
4,0
3,0
21,4
0,0
3,0
2,2
2,5
4,8
speciaal onderwijs
6,3
praktijk onderwijs
6,4
4,7
5,7
13,6
6,6
13,3
13,6
7,4
5,9
5,6
9,0
8,3
1,7
5,5
6,0
6,2
7,2
6,1
14,2
11,7
17,3
6,8
7,4
4,7
4,8
21,8
0,0
6,9
2,6
2,9
5,4
2,3
2,6
2,4
5,4
2,5
5,7
6,8
1,7
3,3
0,0
1,9
0,0
0,0
1,5
2,6
2,6
5,8
4,9
12,2
7,9
12,6
10,2
3,4
3,3
0,9
20,8
0,0
0,0
1,7
2,1
4,2
Totaal
Mannen
Vrouwen speciaal onderwijs
praktijk onderwijs 5,3 Bron: gemeente Rotterdam MO, GBA, bewerking Risbo
89
Bijlagen Tabel b3.3: Rotterdammers in de bovenbouw van het voortgezet onderwijs naar geslacht en achtergrond, schooljaar 2012-2013 Suriname
Turkije
Marokko
Antillen
Kaapverdië
Dominicaanse Republiek
Somalië
Irak
overig niet westers
Polen
Bulgarije
Roemenië
vmbo bb/kb-lwoo (lj 3-4)
13,4
18,2
17,4
24,0
20,5
19,2
15,7
vmbo bb/kb (lj 3-4)
17,0
20,8
18,0
25,9
22,5
38,5
29,4
vmbo gtl (lj 3-4)
31,5
28,5
29,2
25,1
29,3
25,0
havo (lj 3-5)
23,3
21,1
20,8
14,6
17,7
vwo (lj 3-6)
14,9
11,4
14,6
10,4
vmbo bb/kb-lwoo (lj 3-4)
14,3
18,2
15,2
vmbo bb/kb (lj 3-4)
19,9
21,1
19,0
vmbo gtl (lj 3-4)
29,5
28,2
havo (lj 3-5)
23,1
vwo (lj 3-6)
ov. EU-AM
10,5
9,7
18,8
30,0
20,0
3,5
12,3
10,6
21,7
35,0
0,0
14,0
29,4
26,3
21,7
23,2
25,0
20,0
31,6
9,6
21,6
19,3
28,4
15,9
10,0
10,0
10,0
7,7
3,9
31,6
29,6
20,3
0,0
50,0
24,2
20,2
18,5
17,2
13,8
10,7
17,1
8,3
14,3
3,6
31,1
27,8
48,1
31,0
17,2
10,2
20,0
50,0
0,0
21,4
29,7
21,2
31,3
18,5
24,1
27,6
22,2
20,0
25,0
14,3
28,6
21,0
21,0
12,6
11,6
11,1
20,7
17,2
26,9
25,7
16,7
14,3
13,2
11,5
15,1
10,9
9,1
3,7
6,9
24,1
30,0
17,1
0,0
vmbo bb/kb-lwoo (lj 3-4)
12,5
18,3
19,5
23,8
20,8
20,0
13,6
7,1
8,9
20,6
vmbo bb/kb (lj 3-4)
14,3
20,5
17,1
21,4
18,5
28,0
27,3
7,1
11,0
23,5
vmbo gtl (lj 3-4)
33,3
28,7
28,8
28,6
27,7
32,0
36,4
25,0
21,2
havo (lj 3-5)
23,5
21,2
20,6
16,3
22,3
8,0
22,7
21,4
11,4
14,1
9,9
10,8
12,0
0,0
Kaap- Domini-caanse verdië Republiek
Somalië
overig westers
autochtoon
totaal
7,0
6,9
11,8
11,7
10,6
14,8
18,7
20,3
24,2
19,3
26,0
26,0
23,8
31,6
36,6
36,1
25,5
7,7
7,0
11,6
12,3
11,2
15,8
18,0
20,0
23,6
17,9
24,9
26,3
23,5
57,1
28,6
37,0
35,6
25,4
62,5
33,3
3,4
6,2
6,8
11,9
12,5
0,0
6,9
10,9
10,0
13,7
26,5
25,0
33,3
34,5
19,5
20,7
24,8
29,8
5,9
0,0
0,0
20,7
27,3
25,7
24,0
39,3
29,2
23,5
0,0
33,3
34,5
36,2
36,7
25,6
Irak
overig niet westers
Polen
Bulgarije
Roemenië
ov. EU-AM
overig westers
autochtoon
totaal
Totaal
Mannen
Vrouwen
vwo (lj 3-6) 16,5 Bron: gemeente Rotterdam MO, GBA, bewerking Risbo
Tabel b3.4: Rotterdammers in de het mbo naar geslacht en achtergrond, schooljaar 2012-2013 Suriname
Turkije
Marokko
Antillen
Totaal mbo, niveau 1
5,8
6,5
6,4
12,2
5,0
15,5
25,6
5,0
7,1
27,0
31,0
0,0
17,2
6,1
2,6
6,0
mbo, niveau 2
26,5
25,9
26,4
32,8
30,6
34,0
30,5
16,7
23,8
27,0
40,5
13,3
27,6
24,0
21,2
25,3
mbo, niveau 3
27,9
26,5
25,8
28,0
31,0
22,3
17,1
26,7
27,0
18,0
14,3
33,3
13,8
23,8
26,5
26,7
mbo, niveau 4
39,9
41,1
41,4
27,1
33,4
28,2
26,8
51,7
42,1
28,1
14,3
53,3
41,4
46,2
49,6
42,0
Mannen mbo, niveau 1
7,6
9,1
8,7
16,9
5,6
19,0
33,3
5,4
8,9
27,5
25,0
0,0
9,1
6,9
2,9
7,7
mbo, niveau 2
30,4
28,1
29,7
37,4
35,8
28,6
33,3
18,9
27,5
21,6
50,0
14,3
27,3
26,5
25,2
28,7
mbo, niveau 3
25,0
25,9
22,7
22,5
29,4
21,4
16,7
24,3
24,8
25,5
20,0
42,9
27,3
23,0
24,7
24,5
mbo, niveau 4
37,0
36,8
39,0
23,3
29,1
31,0
16,7
51,4
38,8
25,5
5,0
42,9
36,4
43,7
47,2
39,1
Vrouwen mbo, niveau 1
3,9
4,0
4,4
8,2
4,3
13,1
10,7
4,3
5,4
26,3
36,4
0,0
22,2
5,2
2,4
4,4
mbo, niveau 2
22,6
23,9
23,4
28,9
25,7
37,7
25,0
13,0
20,3
34,2
31,8
12,5
27,8
21,2
17,2
22,0
mbo, niveau 3
30,7
27,1
28,6
32,7
32,6
23,0
17,9
30,4
29,1
7,9
9,1
25,0
5,6
24,6
28,4
28,8
45,1
43,6
30,3
37,4
26,2
46,4
52,2
45,3
31,6
22,7
62,5
44,4
49,0
52,0
44,8
mbo, niveau 4 42,8 Bron: gemeente Rotterdam MO, GBA, bewerking Risbo
90
Bijlagen Tabel b3.5: Absoluut schoolverzuim (5-17 jaar) naar geslacht, leeftijd en achtergrond, schooljaar, 2004/2005-2013/2014 en uitgesplitst voor school jaar 2013-2014 Kaap- Domini-caanse verdië Republiek
Somalië
Irak
overig niet westers
Polen
Bulgarije
Roemenië
ov. EU-AM
overig westers
autochtoon
totaal
0,8
3,2
1,1
0,7
1,0
3,8
0,0
1,0
0,9
0,2
0,4
0,3
1,5
1,3
0,3
0,8
2,3
0,0
0,0
0,7
0,4
0,2
0,4
0,6
1,6
0,0
1,1
0,9
0,9
0,0
0,0
1,5
0,8
0,3
0,5
0,5
0,3
1,0
0,7
0,6
0,7
0,8
8,6
3,7
2,7
0,6
0,3
0,4
0,3
0,8
0,3
1,4
1,2
1,8
0,4
1,2
6,7
0,0
1,9
0,7
0,2
0,4
0,3
0,3
0,9
0,3
1,4
0,3
0,9
0,5
0,2
6,4
0,0
1,2
0,6
0,3
0,4
0,4
0,4
0,4
0,9
0,6
0,7
1,5
0,9
0,8
1,5
5,5
1,4
3,3
0,6
0,3
0,5
0,4
0,4
0,5
0,9
0,6
1,9
3,1
0,6
0,5
2,5
5,5
6,4
4,2
0,9
0,2
0,5
2013
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
2014
0,3
0,3
0,2
0,9
0,2
0,6
1,6
0,6
0,7
2,0
1,7
0,0
1,5
0,9
0,1
0,4
Suriname
Turkije
Marokko
Antillen
2005
0,5
0,4
0,4
0,7
0,2
2006
0,4
0,4
0,3
0,7
2007
0,5
0,5
0,5
0,4
2008
0,4
0,4
0,3
2009
0,5
0,4
2010
0,3
2011 2012
Bevolking 5-17 jaar (N)
7.807
9.693
10.985
4.460
2.262
501
505
322
7.007
761
405
80
340
6.122
32.245
83.495
Schoolverzuim (N)
27
27
22
39
4
3
8
2
49
15
7
0
5
56
31
295
% schoolverzuim
0,3
0,3
0,2
0,9
0,2
0,6
1,6
0,6
0,7
2,0
1,7
0,0
1,5
0,9
0,1
0,4
1e generatie
1,2
1,7
0,4
1,5
0,7
0,0
3,6
2,0
3,0
2,8
2,2
0,0
2,4
3,3
2,2
2e generatie
0,3
0,2
0,2
0,7
0,1
0,7
0,3
0,4
0,3
0,0
0,0
0,0
0,0
0,2
0,3
Mannen
0,4
0,3
0,3
1,2
0,2
1,2
1,9
0,6
0,7
1,8
1,4
0,0
2,5
1,2
0,1
0,4
Vrouwen
0,3
0,3
0,1
0,6
0,2
0,0
1,2
0,7
0,7
2,1
2,2
0,0
0,6
0,6
0,1
0,3
4-8 jaar
0,6
0,5
0,1
1,0
0,2
0,6
1,4
0,9
1,1
1,4
1,4
0,0
1,7
1,3
0,1
0,4
9-12 jaar
0,2
0,1
0,1
0,7
0,0
0,0
1,6
0,0
0,6
2,3
1,8
0,0
3,3
0,6
0,1
0,3
13-14 jaar
0,1
0,1
0,1
0,6
0,2
0,0
1,4
0,0
0,3
0,0
0,0
0,0
0,0
0,3
0,1
0,2
15 jaar
0,5
0,5
0,1
1,1
0,0
2,8
2,2
0,0
0,2
2,0
0,0
0,0
0,0
0,2
0,0
0,3
16 jaar
0,3
0,1
0,7
0,9
0,0
0,0
3,8
5,9
0,4
4,5
13,6
0,0
0,0
0,5
0,1
0,4
0,6
0,7
1,3
1,0
3,8
0,0
0,0
1,0
6,7
0,0
-
0,0
2,7
0,4
0,8
17 jaar 0,4 Bron: gemeente Rotterdam MO, GBA, bewerking Risbo
91
Bijlagen Tabel b3.6: Relatief schoolverzuim (5-17 jaar) naar geslacht, leeftijd, generatie en achtergrond, schooljaar, 2004/2005-2012/2013 en uitgesplitst voor school jaar 2012-2013 Suriname
Turkije
Marokko
Antillen
Kaapverdië
Dominicaanse Republiek
Somalië
Irak
overig niet westers
Polen
Bulgarije
Roemenië
ov. EU-AM
overig westers
autochtoon
totaal
2004/2005
3,8
3,0
3,2
6,2
2,7
6,9
8,8
4,1
4,5
2,0
7,7
0,0
5,0
3,0
1,8
3,0
2005/2006
3,2
2,8
2,8
5,8
2,7
6,0
7,5
7,0
3,2
4,1
4,8
0,0
5,2
3,1
1,6
2,7
2006/2007
4,0
3,9
4,0
6,9
3,5
8,6
6,5
9,2
4,1
4,3
4,2
2,4
10,2
3,3
2,0
3,4
2007/2008
4,6
3,8
4,0
7,3
4,0
9,8
6,1
4,8
3,9
3,5
2,9
0,0
6,7
3,3
1,9
3,4
2008/2009
4,3
4,0
3,9
6,8
4,0
7,2
3,7
5,0
3,3
4,1
9,2
2,0
7,0
2,7
1,9
3,3
2009/2010
5,6
5,1
4,9
9,8
4,7
9,5
4,0
4,0
3,7
9,4
11,2
6,5
5,2
3,4
2,2
4,1
2010/2011
6,3
6,1
6,2
11,4
7,6
11,6
6,3
5,1
4,9
10,9
15,3
8,3
12,1
4,4
2,6
5,1
2011/2012
7,1
6,8
6,4
10,8
6,7
11,1
6,2
8,0
5,1
8,5
19,5
7,7
9,1
4,7
2,8
5,3
2012/2013
7,3
7,5
6,9
12,2
7,9
8,9
7,8
8,0
5,4
10,0
23,5
8,6
7,9
5,3
2,9
5,7
Bevolking 5-17 jaar (N)
8.083
10.015
10.902
4.457
2.378
481
462
338
6.971
651
405
81
317
5.972
31.623
83.136
Schoolverzuim (N)
590
752
757
545
187
43
36
27
376
65
95
7
25
318
931
4.754
% schoolverzuim
7,3
7,5
6,9
12,2
7,9
8,9
7,8
8,0
5,4
10,0
23,5
8,6
7,9
5,3
2,9
5,7
1e generatie
11,2
12,4
12,2
17,1
9,8
9,9
9,7
18,0
9,6
13,0
25,8
14,7
10,7
7,9
12,3
2e generatie
7,0
7,3
6,7
10,6
7,7
8,8
7,0
5,8
4,6
3,4
10,9
4,3
3,3
4,6
6,7
Mannen
8,1
8,0
7,3
12,8
8,7
7,9
9,3
9,7
6,0
11,7
24,7
11,3
10,8
5,7
3,1
6,1
Vrouwen
6,4
7,0
6,6
11,7
7,1
9,9
6,2
5,9
4,8
8,2
22,1
3,6
5,0
4,9
2,8
5,3
5-8 jaar
1,7
2,3
2,3
5,3
2,0
4,2
2,1
2,3
2,6
4,6
25,0
2,5
4,1
2,8
1,0
2,1
9-12 jaar
2,2
2,5
2,7
5,9
1,2
3,5
1,2
7,4
2,0
4,4
16,0
15,8
7,1
1,4
1,0
2,1
13-14 jaar
10,0
9,6
9,0
19,2
10,5
13,6
13,7
9,4
7,7
13,6
29,5
0,0
10,4
7,4
4,6
8,2
15 jaar
13,5
13,0
13,3
23,3
13,8
18,8
19,0
20,0
10,0
12,5
36,0
20,0
9,5
10,7
5,6
10,7
16 jaar
17,5
17,1
20,2
21,1
16,9
28,6
21,4
16,7
11,3
26,3
28,6
0,0
12,5
12,8
7,9
13,9
17 jaar
20,5
22,3
23,8
28,1
23,6
36,8
40,7
21,7
17,1
41,9
17,9
33,3
23,5
16,4
9,3
17,2
Bron: gemeente Rotterdam MO, GBA, bewerking Risbo
92
Bijlagen Tabel b3.6 (vervolg): Relatief schoolverzuim (5-17 jaar) naar geslacht, leeftijd, generatie en achtergrond, schooljaar, 2004/2005-2012/2013 en uitgesplitst voor school jaar 2012-2013 Antillen
Kaapverdië
Dominicaanse Republiek
Somalië
Irak
overig niet westers
Polen
Bulgarije
Roemenië
ov. EU-AM
overig westers
autochtoon
totaal
2,3
5,3
2,0
4,2
2,7
11,5
5,3
0,0
2,1
2,3
2,6
4,6
25,0
2,5
4,1
2,8
1,0
2,1
5,0
14,3
4,8
7,0
27,8
0,0
6,2
6,1
2,1
2,3
4,3
1,9
8,1
4,5
1,0
0,9
2,4
1,1
16,7
3,2
1,8
1,9
2,3
2,2
2,5
2,7
5,9
3,3
2,8
6,3
6,3
1,2
3,5
1,2
7,4
2,0
4,4
16,0
15,8
7,1
1,4
3,7
4,3
2,6
0,0
4,3
6,2
18,8
37,5
9,6
1,6
2,1
2,5
2,6
5,8
1,1
3,4
0,8
7,9
1,7
0,0
0,0
0,0
3,0
1,3
10,0
9,6
9,0
19,2
10,5
13,6
13,7
9,4
7,7
13,6
29,5
0,0
10,4
7,4
1e generatie
7,1
8,9
15,0
18,6
7,3
7,7
5,3
0,0
8,8
15,9
31,6
0,0
16,7
8,7
2e generatie
10,2
15 jaar
13,5
9,6
8,6
19,5
10,8
15,1
16,7
10,9
7,5
8,0
0,0
0,0
0,0
7,0
13,0
13,3
23,3
13,8
18,8
19,0
20,0
10,0
12,5
36,0
20,0
9,5
10,7
1e generatie
16,0
2e generatie
13,2
23,8
14,9
22,5
8,7
22,2
25,0
25,0
15,6
13,8
39,1
25,0
11,8
14,7
12,1
13,1
23,8
14,4
17,4
15,4
14,3
8,1
9,1
0,0
0,0
0,0
9,4
16 jaar
17,5
17,1
20,2
21,1
16,9
28,6
21,4
16,7
11,3
26,3
28,6
0,0
12,5
12,8
1e generatie
19,6
20,7
22,4
17,5
10,0
14,3
21,4
27,3
15,9
27,3
28,0
0,0
5,6
12,8
2e generatie
17,2
16,9
19,9
23,9
17,8
33,3
21,4
7,7
9,7
20,0
33,3
.
33,3
12,8
17 jaar
20,5
22,3
23,8
28,1
23,6
36,8
40,7
21,7
17,1
41,9
17,9
33,3
23,5
16,4
1e generatie
18,3
13,8
15,6
29,4
18,6
25,0
28,6
26,7
16,5
51,6
18,5
20,0
26,7
21,7
22,3
2e generatie
20,8
23,0
24,5
27,0
24,6
45,5
53,8
12,5
17,3
16,7
0,0
100,0
0,0
14,5
21,8
Suriname
Turkije
Marokko
5-8 jaar
1,7
2,3
1e generatie
3,8
7,7
2e generatie
1,6
9-12 jaar 1e generatie 2e generatie 13-14 jaar
Bron: gemeente Rotterdam MO, GBA, bewerking Risbo
93
1,0
2,1 5,3 2,4
4,6
8,2 12,7 9,8
5,6
10,7 18,2 12,6
7,9
13,9 17,9 17,0
9,3
17,2
Bijlagen
Tabel b3.7: Nieuwe voortijdig schoolverlaters (12 tot 23 jaar) naar geslacht, leeftijd en achtergrond, schooljaar 2008/2009-2012/2013 en uitgesplitst voor school jaar 2012-2013 Kaap- Domini-caanse verdië Republiek
Somalië
Irak
overig niet westers
Polen
9,5
9,7
4,3
5,0
12,6
4,4
3,8
4,7
18,8
12,6
4,1
7,5
10,0
7,6
6,6
4,9
6,0
Suriname
Turkije
Marokko
Antillen
2008/2009
6,9
5,7
6,4
9,1
7,8
2009/2010
6,0
5,3
6,1
9,2
8,0
2010/2011
6,8
6,6
6,7
10,5
8,0
2011/2012
5,8
5,5
5,6
8,9
2012/2013
4,5
4,7
3,9
Doelpop. nwvsv (N)
Bulgarije
Roemenië
ov. EU-AM
overig westers
autochtoon
totaal
10,2
6,1
0,0
10,5
4,7
4,7
5,8
3,9
10,8
3,6
9,7
5,4
4,2
5,4
5,9
5,5
6,8
3,7
10,6
5,2
4,2
6,0
5,0
5,7
4,1
7,6
3,4
4,8
4,3
4,0
5,2
8,2
6,7
3,5
7,8
10,6
6,1
4,0
2,9
2,6
3,8
4.991
5.841
5.332
2.566
1.591
200
183
178
3.301
245
123
33
126
2.743
15.599
43.052
Nieuw vsv (N)
226
276
210
170
78
12
15
12
116
19
13
2
5
80
408
1.642
Nieuw vsv (%)
4,5
4,7
3,9
6,6
4,9
6,0
8,2
6,7
3,5
7,8
10,6
6,1
4,0
2,9
2,6
3,8
1e generatie
5,8
5,9
4,7
8,5
5,6
10,4
15,8
11,1
6,1
7,5
11,6
5,0
5,6
5,5
6,9
2e generatie
4,4
4,7
3,9
5,2
4,8
4,6
2,8
2,3
2,6
8,3
0,0
7,7
0,0
2,1
4,0
Mannen
6,4
5,9
5,6
8,6
7,4
8,0
10,7
7,9
4,4
9,2
9,0
9,1
8,8
3,4
3,0
4,9
Vrouwen
2,7
3,6
2,4
4,8
2,7
4,5
5,0
5,2
2,7
6,1
12,5
0,0
0,0
2,4
2,2
2,8
12-16 jaar
0,6
0,7
0,8
1,0
0,4
0,0
1,0
1,1
0,7
0,0
5,0
0,0
0,0
0,6
0,4
0,6
17-19 jaar
9,2
10,6
8,7
10,6
9,3
12,3
16,4
10,5
7,3
24,4
22,5
14,3
10,3
7,0
6,2
8,3
20-22 jaar
11,1
12,1
11,0
14,1
9,9
11,4
17,9
17,9
8,4
0,0
0,0
0,0
28,6
7,1
7,4
10,0
12-16 jaar
0,6
0,7
0,8
1,0
0,4
0,0
1,0
1,1
0,7
0,0
5,0
0,0
0,0
0,6
0,4
0,6
1e generatie
0,4
0,5
0,9
1,2
0,0
0,0
4,5
5,0
1,3
0,0
5,6
0,0
0,0
1,3
2e generatie
0,6
0,7
0,7
0,9
0,4
0,0
0,0
0,0
0,6
0,0
0,0
0,0
0,0
0,4
17-19 jaar
9,2
10,6
8,7
10,6
9,3
12,3
16,4
10,5
7,3
24,4
22,5
14,3
10,3
7,0
12,1
12,5
7,3
9,9
6,8
15,8
20,7
9,3
10,0
24,5
23,7
14,3
12,0
10,9
1e generatie 2e generatie 20-22 jaar 1e generatie
1,1 0,6 6,2
8,3 11,2
8,8
10,5
8,8
11,3
9,7
10,5
11,5
14,3
6,1
24,0
0,0
14,3
0,0
5,7
11,1
12,1
11,0
14,1
9,9
11,4
17,9
17,9
8,4
0,0
0,0
0,0
28,6
7,1
7,8
11,9
11,6
16,9
12,5
16,7
20,0
18,5
9,6
0,0
0,0
0,0
33,3
12,2
13,1
12,1
10,9
10,3
9,4
9,4
0,0
0,0
7,3
0,0
.!
0,0
0,0
4,2
10,4
2e generatie 11,9 Bron: gemeente Rotterdam MO, GBA, bewerking Risbo
94
9,0 7,4
10,0
Bijlage hoofdstuk 4
95
Tabel b4.1: Werkzoekenden als percentage van de potentiële beroepsbevolking (15-64 jaar), 31 december 2004-2013
2004
Suriname 15,9
Turkije 22,7
Marokko 23,0
Antillen 23,2
Kaapverdië 12,0
Dominicaanse Republiek 34,7
Somalië 34,2
Irak 35,2
overig niet westers 17,5
Polen 9,9
Bulgarije 8,4
Roemenië 13,1
ov. EU-AM 9,1
overig westers 10,2
autochtoon 7,6
totaal 12,2
2005
15,0
21,8
23,6
22,2
11,5
39,9
36,3
35,0
16,7
8,4
9,8
11,3
7,7
9,4
7,1
11,7
2006
11,6
16,7
19,1
16,8
8,8
30,4
34,9
30,7
13,4
5,8
4,7
7,4
5,1
7,4
5,8
9,3
2007
10,4
15,4
19,0
15,4
8,1
30,6
33,7
31,7
12,7
5,4
2,0
5,2
5,8
6,6
5,1
8,6
2008
8,5
12,5
15,9
11,3
7,0
24,5
33,2
30,8
11,8
3,9
1,8
3,1
3,3
5,8
4,1
7,2
2009
10,2
12,6
15,9
12,9
8,2
22,3
29,2
25,4
11,7
5,4
2,2
4,8
5,6
6,9
4,8
7,9
2010
10,9
12,6
15,3
13,5
9,4
25,5
28,6
22,6
10,9
6,0
3,4
5,6
5,2
6,8
4,9
8,0
2011
11,1
12,6
15,8
14,1
10,0
22,4
29,8
22,3
11,5
7,2
2,2
4,0
7,2
6,9
5,0
8,2
2012
13,5
14,9
18,1
17,4
11,8
27,3
45,1
30,3
13,3
11,3
3,4
6,4
10,4
8,2
6,3
10,1
2013
20,7
20,7
26,9
26,3
18,2
45,2
60,4
42,2
19,4
14,1
6,5
7,7
13,1
11,6
9,4
15,0
Bron: gemeente Rotterdam OBI, bewerking Risbo
97
Bijlagen Tabel b4.2: Werkzoekenden als percentage van de potentiële beroepsbevolking (15-64 jaar), per 31 december 2013 Dominicaanse Republiek 1.593
Irak 1.504
overig niet westers 32.371
832
634
60,4
42,2
64,5 4,3
37,3 49,6
Suriname 40.898
Turkije 35.304
Marokko 27.167
Antillen 17.024
Kaapverdië 11.738
Werkzoekenden (N)
8.476
7.307
7.310
4.479
2.134
720
Werkzoekenden (%)
20,7
20,7
26,9
26,3
18,2
45,2
1e generatie
23,8
26,8
34,2
30,3
19,5
51,1
2e generatie
15,8
12,5
15,7
12,8
15,9
12,0
Mannen
20,1
20,1
27,6
25,1
17,7
Vrouwen
21,3
21,3
26,3
27,4
18,6
Bevolking, 15-64 jaar (N)
Somalië 1.378
ov. EU-AM 2.350
overig westers 42.879
autochtoon 201.408
totaal 423.553
63
309
4.990
19.004
63.396
7,7
13,1
11,6
9,4
15,0
8,2
13,0
12,4
23,8
3,0
14,7
10,8
12,8
3,1
5,2
11,4
11,2
9,1
14,4
9,5
9,4
14,6
12,1
9,8
15,5
Polen 5.247
Bulgarije 1.879
6.276
740
122
19,4
14,1
6,5
44,3
23,0
14,5
6,4
3,8
7,3
8,9
11,8
57,6
41,7
19,7
11,9
63,5
42,9
19,1
16,0
Roemenië 813
15-24 jaar
7,0
5,7
8,2
7,0
7,5
14,5
19,3
8,2
5,0
5,9
1,7
0,6
4,5
2,9
3,0
4,8
25-34 jaar
22,7
20,2
29,3
28,6
23,1
42,8
68,9
33,8
17,2
12,1
6,6
4,8
13,8
9,3
7,6
14,8
35-44 jaar
23,1
26,2
33,7
36,6
21,9
56,9
77,2
60,1
23,3
16,0
8,5
11,6
14,4
12,8
9,8
17,8
45-54 jaar
25,1
31,2
40,7
39,8
19,0
55,9
78,9
61,2
29,9
24,3
9,3
21,2
18,9
15,9
12,5
19,7
55-64 jaar
26,1
27,7
34,6
40,3
20,4
68,2
75,4
68,2
33,5
22,6
13,8
12,0
23,3
17,8
13,0
18,3
15-24 jaar
7,0
5,7
8,2
7,0
7,5
14,5
19,3
8,2
5,0
5,9
1,7
0,6
4,5
2,9
3,0
4,8
1e generatie
9,0
6,9
12,5
7,0
8,4
20,9
26,0
9,7
6,9
6,8
1,6
0,8
4,5
2,7
2e generatie
6,6
5,6
7,6
6,9
7,4
9,8
2,2
2,7
3,4
1,6
5,9
0,0
4,0
3,2
25-34 jaar
22,7
20,2
29,3
28,6
23,1
42,8
68,9
33,8
17,2
12,1
6,6
4,8
13,8
9,3
1e generatie
22,0
21,4
30,1
31,0
20,8
44,4
68,8
33,9
19,2
12,3
6,7
4,9
13,7
8,7
2e generatie
23,0
19,5
28,5
20,7
24,4
25,7
.
.
11,4
9,5
.
3,7
16,7
10,2
35-44 jaar
23,1
26,2
33,7
36,6
21,9
56,9
77,2
60,1
23,3
16,0
8,5
11,6
14,4
12,8
1e generatie
23,3
27,1
34,6
39,0
21,3
57,2
77,2
60,5
24,6
16,0
8,2
11,5
14,5
13,4
26,0
2e generatie
22,3
22,9
25,6
19,9
23,6
.
.
.
12,0
15,0
25,0
.
13,6
11,9
17,5
45-54 jaar
25,1
31,2
40,7
39,8
19,0
55,9
78,9
61,2
29,9
24,3
9,3
21,2
18,9
15,9
1e generatie
25,4
31,3
40,7
41,0
19,0
55,9
78,9
61,2
30,5
24,7
9,3
22,2
17,7
17,7
2e generatie
18,8
20,4
9,1
18,5
18,2
.
.
.
9,5
14,8
.
.
22,1
14,2
55-64 jaar
26,1
27,7
34,6
40,3
20,4
68,2
75,4
68,2
33,5
22,6
13,8
12,0
23,3
17,8
1e generatie
26,2
27,7
34,6
40,4
20,4
68,2
75,4
68,2
33,8
23,9
13,8
12,5
28,0
19,8
28,3
2e generatie
20,3
.
.
33,3
.
.
.
.
14,5
16,4
.
.
15,7
14,9
15,2
Bron: gemeente Rotterdam OBI, bewerking Risbo
98
6,7 5,9 7,6
14,8 20,3 19,5
9,8
12,5
17,8
19,7 29,6 14,7
13,0
18,3
Bijlagen
Tabel b4.3: Werkzoekenden jongeren als percentage van de potentiële beroepsbevolking (15-23 jaar), 31 december 2014-2013 en uitgesplitst per december 2013 Suriname
Turkije
Marokko
Antillen
Kaapverdië
Dominicaanse Republiek
Somalië
Irak
overig niet westers
Polen
Bulgarije
Roemenië
ov. EU-AM
overig westers
autochtoon
totaal
2004
8,2
10,5
10,3
13,9
7,2
22,2
20,1
13,8
9,1
4,7
2,3
4,0
2,7
4,8
3,9
7,0
2005
6,0
7,1
7,2
9,2
5,7
14,1
14,8
9,5
6,4
2,1
0,0
7,9
2,7
3,1
2,4
4,7
2006
3,2
3,1
3,7
4,9
1,8
6,0
9,3
6,2
3,4
1,1
1,7
5,7
0,0
1,9
1,4
2,5
2007
2,6
2,4
3,3
3,6
1,6
10,3
6,7
2,8
2,9
0,4
0,7
3,2
2,4
1,3
0,9
1,9
2008
2,5
1,9
2,5
3,4
2,4
5,7
6,7
2,8
2,1
0,3
0,4
0,0
0,7
1,2
0,8
1,6
2009
4,5
3,3
4,4
4,9
3,6
5,7
7,0
2,7
2,7
4,8
1,1
3,2
5,5
2,1
1,7
2,8
2010
4,9
4,6
5,1
4,7
5,0
7,3
8,6
4,7
2,6
4,6
1,2
1,7
2,5
2,8
1,8
3,2
2011
5,3
5,6
6,5
6,3
6,1
11,5
10,8
5,3
2,9
3,8
1,1
0,0
3,1
2,4
2,0
3,7
2012
4,7
4,8
5,1
4,9
4,5
6,6
12,5
6,8
3,1
4,7
1,5
1,4
3,7
2,2
2,4
3,4
2013
6,3
5,1
7,4
6,0
6,4
12,9
19,9
8,1
4,6
5,4
1,4
0,0
4,2
2,6
2,7
4,3
Werkzoekenden (%)
6,3
5,1
7,4
6,0
6,4
12,9
19,9
8,1
4,6
5,4
1,4
0,0
4,2
2,6
2,7
4,3
1e generatie
8,1
5,9
9,6
6,2
7,5
18,3
25,1
9,1
6,7
6,3
1,1
0,0
4,0
2,4
6,0
2e generatie
6,0
5,0
7,1
5,9
6,2
9,2
3,3
3,9
3,1
1,0
6,7
0,0
5,9
2,7
5,3
Mannen
6,5
5,9
9,0
5,9
7,1
15,9
21,7
6,9
5,6
4,7
1,1
0,0
2,3
1,9
2,2
4,4
Vrouwen
6,2
4,3
5,8
6,1
5,6
10,0
17,7
9,9
3,8
5,8
1,6
0,0
6,0
3,2
3,2
4,3
Jongeren 15 t/m 23
Bron: gemeente Rotterdam OBI, bewerking Risbo
99
Bijlagen Tabel b4.4: Uitkeringsontvangers (WWB en IOA) als percentage van de potentiële beroepsbevolking (15-64 jaar), 31 december 2004-2013
2004
Suriname 13,9
Turkije 13,0
Marokko 16,9
Antillen 25,3
Kaapverdië 9,8
Dominicaanse Republiek 40,2
Somalië 39,2
Irak 29,9
overig niet westers 14,0
Polen 6,1
Bulgarije 4,7
Roemenië 4,7
ov. EU-AM 4,9
overig westers 7,1
autochtoon 5,9
totaal 9,5
2005
13,9
12,5
17,1
24,8
9,3
41,3
41,7
31,5
13,5
5,9
4,0
5,0
5,3
6,9
5,7
9,3
2006
12,3
10,8
15,9
20,7
8,4
39,0
43,0
30,2
12,3
4,9
5,6
7,1
4,4
6,3
5,2
8,4
2007
10,9
9,9
15,3
18,6
7,3
35,9
43,2
30,1
11,8
4,3
2,0
4,8
4,6
5,8
4,7
7,7
2008
9,8
9,1
14,3
15,9
6,4
33,5
44,6
30,8
11,3
3,0
1,1
3,4
3,7
5,5
4,4
7,2
2009
10,9
12,3
20,2
16,9
7,3
36,0
45,5
36,8
12,4
3,0
1,6
4,2
3,4
6,0
4,8
8,4
2010
11,8
13,0
21,0
17,6
8,5
38,2
52,8
37,3
13,0
3,1
2,5
4,7
3,8
6,2
4,8
8,8
2011
12,0
12,5
20,6
17,5
8,6
38,7
53,9
36,6
13,9
2,9
2,0
4,6
3,8
6,1
4,7
8,8
2012
12,4
12,6
21,0
18,0
9,1
37,2
57,8
37,5
14,2
2,5
2,0
5,1
3,2
6,4
4,8
9,1
2013
13,2
13,3
21,5
18,9
10,1
39,2
56,0
38,0
14,7
2,6
3,6
5,2
4,0
6,6
5,1
9,5
Bron: gemeente Rotterdam OBI, bewerking Risbo
100
Bijlagen Tabel b4.5: Uitkeringsontvangers (WWB en IOA) als percentage van de potentiële beroepsbevolking (15-64 jaar), per 31 december 2013 Dominicaanse Republiek 1.593
Irak 1.504
overig niet westers 32.371
Polen 5.247
772
571
4.747
138
67
56,0
38,0
14,7
2,6
3,6
59,9
40,0
18,1
2,5
3,6
3,2
1,3
3,3
4,4
2,9
28,5
51,6
36,9
14,0
1,1
45,1
61,0
39,7
15,3
4,0
Bevolking, 15-64 jaar (N)
Suriname 40.898
Turkije 35.304
Marokko 27.167
Antillen 17.024
Kaapverdië 11.738
Uitkeringsontvangers (N)
5.413
4.678
5.845
3.221
1.183
624
Uitkeringsontvangers (%)
13,2
13,3
21,5
18,9
10,1
39,2
1e generatie
15,9
18,6
29,0
22,6
11,0
44,7
2e generatie
9,0
6,1
10,0
6,4
8,6
8,3
Mannen
12,3
10,8
21,1
16,7
7,8
Vrouwen
14,0
15,7
22,0
21,0
12,1
Somalië 1.378
ov. EU-AM 2.350
overig westers 42.879
autochtoon 201.408
totaal 423.553
42
93
2.839
10.204
40.437
5,2
4,0
6,6
5,1
9,5
5,4
3,5
7,3
17,2
3,0
7,5
5,8
7,0
1,1
3,1
2,4
5,7
4,6
8,5
5,7
6,5
5,3
7,5
5,6
10,6
2,1
Bulgarije 1.879
Roemenië 813
15-24 jaar
2,9
1,9
4,1
3,3
3,0
9,4
16,2
5,0
2,6
0,3
0,6
0,6
1,1
1,3
1,1
25-34 jaar
13,1
10,9
21,4
17,9
13,4
31,9
62,4
28,4
11,7
1,3
3,2
3,6
2,7
4,4
3,1
8,4
35-44 jaar
14,8
17,1
27,6
28,2
13,1
48,6
70,9
56,0
17,7
2,7
5,6
7,4
5,1
6,8
4,7
11,4
45-54 jaar
16,7
22,3
35,5
32,3
10,3
52,1
80,0
58,4
24,0
5,7
4,2
9,4
8,7
9,6
7,2
13,4
55-64 jaar
19,7
23,3
34,3
32,9
11,4
71,4
75,4
62,1
29,6
11,9
8,6
14,0
9,8
12,0
8,3
13,3
15-24 jaar
2,9
1,9
4,1
3,3
3,0
9,4
16,2
5,0
2,6
0,3
0,6
0,6
1,1
1,3
1,1
2,1
1e generatie
3,2
2,8
6,5
3,4
3,4
12,2
22,1
6,3
4,2
0,3
0,7
0,8
1,0
1,2
2e generatie
2,9
1,8
3,8
3,1
2,9
7,4
1,1
0,0
1,4
0,0
0,0
0,0
2,0
1,4
25-34 jaar
13,1
10,9
21,4
17,9
13,4
31,9
62,4
28,4
11,7
1,3
3,2
3,6
2,7
4,4
1e generatie
12,2
12,5
23,0
20,2
12,6
33,6
62,2
28,4
14,0
1,2
3,2
3,6
2,6
4,2
2e generatie
13,5
9,9
19,8
10,4
13,8
14,3
.
.
4,9
1,9
.
3,7
4,2
4,6
35-44 jaar
14,8
17,1
27,6
28,2
13,1
48,6
70,9
56,0
17,7
2,7
5,6
7,4
5,1
6,8
1e generatie
15,0
17,8
28,6
30,7
12,8
48,9
70,9
56,3
19,0
2,3
5,6
7,7
5,5
7,7
18,6
2e generatie
14,0
14,1
18,6
11,3
14,1
.
.
.
6,4
12,5
8,3
.
1,7
5,7
10,1
45-54 jaar
16,7
22,3
35,5
32,3
10,3
52,1
80,0
58,4
24,0
5,7
4,2
9,4
8,7
9,6
1e generatie
16,8
22,4
35,6
33,5
10,2
52,1
80,0
58,4
24,5
5,1
4,2
9,9
6,5
10,5
2e generatie
13,8
12,2
9,1
8,9
18,2
.
.
.
6,1
18,5
.
.
14,7
8,8
55-64 jaar
19,7
23,3
34,3
32,9
11,4
71,4
75,4
62,1
29,6
11,9
8,6
14,0
9,8
12,0
1e generatie
19,7
23,3
34,3
33,1
11,4
71,4
75,4
62,1
30,1
13,0
8,6
12,5
8,5
13,8
22,8
2e generatie
16,9
.
.
22,2
.
.
.
.
8,1
6,6
.
.
11,8
9,4
9,6
Bron: gemeente Rotterdam OBI, bewerking Risbo
101
3,3 2,5 3,1
8,4 13,0 11,0
4,7
7,2
11,4
13,4 21,9 9,3
8,3
13,3
Bijlagen
Tabel b4.6: Uitkeringsontvangende (WWB en IOA) jongeren als percentage van de potentiële beroepsbevolking (15-23 jaar), 31 december 2014-2013 en uitgesplitst per december 2013 Suriname
Turkije
Marokko
Antillen
Kaapverdië
Dominicaanse Republiek
Somalië
Irak
overig niet westers
Polen
Bulgarije
Roemenië
ov. EU-AM
overig westers
autochtoon
totaal
2004
5,8
4,5
6,2
11,4
4,6
16,8
19,0
8,6
8,3
1,9
0,0
2,0
0,9
2,6
1,9
4,4
2005
5,5
3,7
5,9
10,3
4,3
13,0
17,2
5,4
6,9
1,3
0,0
0,0
1,8
2,8
1,8
4,0
2006
3,6
1,7
3,3
5,8
2,4
10,6
12,6
4,0
4,3
0,4
1,7
2,9
0,8
1,6
1,1
2,4
2007
2,7
1,5
3,0
4,7
1,6
10,7
9,0
3,3
3,5
0,0
1,3
1,6
1,6
1,4
0,9
1,9
2008
1,9
0,8
2,0
3,3
1,6
4,9
6,1
4,3
1,9
0,0
0,0
0,0
0,7
1,0
0,5
1,2
2009
3,1
1,8
3,7
4,9
2,5
9,1
18,5
5,8
2,2
0,2
0,4
1,1
1,0
1,3
0,9
2,0
2010
4,5
3,0
4,5
5,6
4,2
10,0
28,0
6,6
2,9
1,2
0,6
0,9
1,8
1,9
1,2
2,7
2011
3,8
2,1
4,3
4,6
4,2
12,5
24,3
5,9
2,9
1,1
0,7
1,5
1,2
1,5
1,2
2,4
2012
2,8
1,7
3,6
3,0
3,2
8,4
18,3
5,5
2,5
0,2
0,2
0,7
0,3
1,1
1,0
1,9
2013
2,6
1,4
3,3
2,8
2,3
7,7
14,8
4,4
2,4
0,2
0,5
0,0
1,1
1,0
0,9
1,7
Uitkeringsontvangers (%)
2,6
1,4
3,3
2,8
2,3
7,7
14,8
4,4
2,4
0,2
0,5
0,0
1,1
1,0
0,9
1,7
1e generatie
2,5
1,8
4,5
3,0
3,6
10,1
19,0
5,5
3,9
0,2
0,6
0,0
0,9
0,9
2,8
2e generatie
2,6
1,4
3,2
2,4
2,1
6,1
1,6
0,0
1,2
0,0
0,0
0,0
2,9
1,1
2,1
Mannen
2,6
1,6
4,3
2,8
2,8
9,8
16,8
4,4
3,0
0,0
0,6
0,0
1,2
0,8
0,6
1,7
Vrouwen
2,5
1,3
2,4
2,7
1,8
5,7
12,4
4,5
1,8
0,3
0,5
0,0
1,1
1,2
1,3
1,7
Jongeren 16 t/m 23
Bron: gemeente Rotterdam MO, GBA, bewerking Risbo
102
Bijlage hoofdstuk 5 Onderzoeksmethode Een belangrijk doel van de monitor is het kunnen leggen van kruisverbanden tussen de mate waarin bepaalde groepen worden verdacht van criminaliteit en de opleidings- en sociaal-economische positie van deze groepen. Om dit mogelijk te maken is een koppeling gemaakt van gegevens over verdachten van de politie aan gegevens van de bevolking van de gemeente. De databestanden kunnen worden gekoppeld doordat in beide bestanden een unieke persoonlijke code is opgenomen. De in dit hoofdstuk gepresenteerde resultaten zijn gebaseerd op dit gekoppelde databestand. Dit heeft tot gevolg dat de resultaten uitsluitend betrekking hebben op geregistreerde verdachten die per 11-2013 stonden ingeschreven in de Basis Administratie van de gemeente Rotterdam. De gegevens over verdachten zijn gebaseerd op registraties in het zogenaamde Herkenningsdienst Systeem (HKS) van de KLPD.
Berekening van de omvang van de criminaliteit In het rapport worden verdachtenpercentages gepresenteerd. Het verdachtenpercentage is berekend door het aantal verdachten in een bepaalde (bevolkings)groep uit te drukken als een percentage van het totaal aantal personen vanaf twaalf jaar in de desbetreffende bevolkingsgroep. Zo wordt de criminaliteitsgraad voor personen van Antilliaanse afkomst in 2013 bijvoorbeeld berekend door de verdachten van Antilliaanse afkomst te delen door alle Rotterdammers van Antilliaanse afkomst van twaalf jaar en ouder en de uitkomst vervolgens te percenteren.
We kunnen criminaliteit ook over een langere periode bekijken. In de monitor is bijvoorbeeld onderzocht welk deel van de Rotterdammers op enig moment in de afgelopen 5 jaar periode 2009-2013 in aanraking is gekomen met de politie op verdenking van een delict. Iemand die in 2013 in aanraking is gekomen met de politie op verdenking van een delict telt daarbij als een verdachte. Iemand die niet in 2013 maar bijvoorbeeld wel in 2009 werd verdacht telt in deze cijfers ook mee als verdachte. Deze gegevens geven dus een beeld 103
Bijlagen
van het aandeel Rotterdammer dat ooit (in de periode 2009-2013) in aanraking is gekomen met de politie op verdenking van een delict. Ook deze cijfers kunnen voor allerlei subgroepen (zoals mannen van Antilliaanse afkomst in de leeftijdscategorie 18-24 jaar) worden berekend en gepresenteerd. Evenals bij de jaarcijfers gaat het ook hier om unieke personen. Een Rotterdammer die in bijvoorbeeld 2009, 2010, 2011, 2012 en 2013 werd verdacht telt slechts 1 keer mee als verdachte. Een Rotterdammer die alleen in 2009 werd verdacht telt ook 1 keer mee. Er wordt geen onderscheid gemaakt naar de zwaarte van een delict. Iemand die in 2009 werd verdacht van winkeldiefstal telt als 1 verdachte en iemand die bijvoorbeeld in 2000 werd verdacht van diefstal met geweld, in 2013 van heling, en in 2011 van moord telt ook als 1 verdachte.
Toelichting bij het cijfer van 2013 Het cijfer voor 2013 is een voorlopig cijfer. Het cijfer is gebaseerd op registratie van verdachten van een misdrijf in het Herkenningsdienstsysteem (HKS) Rijnmond. Er is gebruik gemaakt van de door de Dienst IPOL, KLPD verrijkte versie van HKS.
104
Tabel b5.1: Verdachten (12 jaar en ouder) in procenten van de betreffende deelpopulatie 2005-2013 en uitgesplitst in 2013
2005
Suriname 5,3
Turkije 3,4
Marokko 6,2
Antillen 9,3
Kaapverdië 4,6
Dominicaanse Republiek 7,5
Somalië 5,7
Irak 4,0
overig niet westers 3,2
Polen 1,4
Bulgarije 1,3
Roemenië 1,5
ov. EU-AM 1,5
overig westers 2,1
autochtoon 1,6
totaal 2,7
2006
5,1
3,8
6,3
8,7
5,0
6,4
5,4
3,8
3,1
2,4
1,7
1,3
1,8
2,0
1,5
2,7
2007
5,3
3,9
6,2
9,0
5,2
8,0
7,0
4,0
3,2
2,4
2,4
1,3
2,4
2,1
1,7
2,9
2008
5,1
3,8
6,4
8,8
5,2
6,3
6,2
4,8
2,9
2,4
2,3
1,2
1,8
2,1
1,6
2,8
2009
4,3
3,3
5,4
8,0
3,8
5,6
5,5
3,7
2,2
1,8
2,5
1,7
1,7
1,6
1,3
2,3
2010
4,6
3,5
6,0
7,9
4,3
7,7
6,4
4,0
2,6
2,5
2,5
2,4
2,3
1,8
1,3
2,5
2011
4,2
3,1
5,3
7,4
4,2
6,9
6,3
4,2
2,5
1,7
2,6
1,6
2,2
1,6
1,2
2,3
2012
4,1
3,4
5,2
7,3
4,0
5,1
4,8
3,7
2,4
2,1
3,3
1,8
1,8
1,5
1,2
2,3
2013
3,8
2,8
5,4
7,1
3,7
6,4
6,1
3,5
2,0
1,8
4,1
1,5
1,3
1,5
1,1
2,1
46.494
40.029
30.867
18.654
13.550
1.743
1.486
1.665
34.754
5.117
2.141
861
2.455
52.222
281.541
533.579
Bevolking, 12 jr eo (N) Verdachten, 12 jr eo (N)
1.754
1.101
1.663
1.322
495
111
91
59
696
90
87
13
33
774
3.115
11.404
% verdachten 2012
3,8
2,8
5,4
7,1
3,7
6,4
6,1
3,5
2,0
1,8
4,1
1,5
1,3
1,5
1,1
2,1
1e generatie
3,0
1,8
3,2
7,1
2,4
5,7
5,8
3,5
1,8
1,7
4,1
1,5
1,3
1,4
2,7
2e generatie
5,2
4,1
8,7
7,0
5,8
9,5
9,0
4,1
2,8
2,4
2,4
1,4
1,5
1,6
4,4
Mannen
6,5
4,7
9,1
11,3
6,5
11,3
9,3
5,5
3,3
2,8
5,9
2,1
2,0
2,3
1,8
3,5
Vrouwen
1,4
0,7
1,5
3,2
1,1
3,7
2,4
0,6
0,8
0,9
2,3
1,1
0,8
0,7
0,5
0,8
12-17 jaar
3,8
3,6
8,1
8,8
4,2
4,3
7,0
4,4
3,3
3,1
2,3
3,8
2,2
2,5
1,9
3,8
18-24 jaar
6,5
4,7
11,7
9,3
7,9
11,4
7,7
6,4
3,0
2,1
3,1
0,6
2,2
2,4
2,4
4,4
25-44 jaar
4,6
2,8
4,6
7,5
4,2
7,7
5,9
3,7
2,0
1,8
4,7
1,8
1,3
1,8
1,5
2,6
45-64 jaar
2,5
1,4
1,3
4,5
1,9
2,7
5,9
1,3
1,2
1,1
4,2
1,6
0,8
1,1
0,9
1,3
65 e.o.
0,4
0,2
0,5
0,6
0,4
1,3
0,0
1,3
0,3
0,0
0,0
0,0
0,0
0,4
0,2
0,3
Bron: HKS, bewerking Risbo
105
Bijlagen Tabel b5.1 (vervolg): Verdachten (12 jaar en ouder) in procenten van de betreffende deelpopulatie 2005-2013 en uitgesplitst in 2013 Suriname
Turkije
Marokko
Antillen
Kaapverdië
Dominicaanse Republiek
Somalië
Irak
overig niet westers
Polen
Bulgarije
Roemenië
ov. EU-AM
overig westers
12-17 jaar
4,2
4,2
11,2
10,0
6,5
2,5
4,8
7,0
2,8
2,5
2,5
5,0
1,1
2,8
5,4
18-24 jaar
5,3
2,3
12,3
9,8
7,3
7,2
7,4
6,2
2,5
1,8
3,2
0,6
1,8
2,2
4,8
25-44 jaar
4,3
2,3
3,9
8,1
3,4
7,9
5,9
3,7
2,0
1,8
4,7
1,7
1,3
1,8
3,3
45-64 jaar
2,4
1,4
1,3
4,5
1,9
2,7
5,5
1,3
1,2
1,2
4,2
1,7
1,2
1,1
1,9
65 e.o.
0,4
0,2
0,5
0,6
0,4
1,3
0,0
1,3
0,3
0,0
0,0
0,0
0,0
0,4
0,4
12-17 jaar
3,8
3,6
7,8
8,0
3,9
4,8
8,2
3,3
3,4
4,8
0,0
0,0
5,0
2,5
4,8
18-24 jaar
6,8
5,0
11,6
8,6
8,1
15,2
9,7
9,1
3,6
4,2
0,0
0,0
8,7
2,6
6,6
25-44 jaar
4,9
3,8
6,5
4,3
5,2
0,0
0,0
0,0
1,8
1,4
6,3
3,1
1,1
1,9
3,7
45-64 jaar
3,4
3,3
0,0
5,3
0,0
.
100,0
.
1,0
1,1
0,0
0,0
0,0
1,1
1,3
65 e.o.
0,0
0,0
.
0,0
.
.
.
.
0,0
0,0
0,0
0,0
0,0
0,3
0,3
12-17 jaar
6,4
6,2
13,8
14,2
7,2
5,6
10,5
8,3
5,0
5,1
3,0
5,6
3,1
4,0
2,9
6,2
18-24 jaar
10,9
8,0
20,6
14,8
13,3
14,8
12,2
10,6
5,3
3,6
5,4
1,3
4,3
3,7
3,7
7,3
25-44 jaar
7,9
4,9
8,3
11,5
7,9
12,3
8,3
5,4
3,3
2,8
6,5
2,3
1,7
2,9
2,2
4,1
45-64 jaar
4,1
2,4
2,0
7,7
3,4
7,2
10,4
1,7
1,8
1,6
6,3
1,9
1,1
1,6
1,4
2,0
65 e.o.
0,7
0,3
0,8
1,0
0,4
0,0
0,0
2,4
0,4
0,0
0,0
0,0
0,0
0,7
0,5
0,5
12-17 jaar
1,1
0,9
2,1
3,3
1,3
3,1
2,5
0,0
1,5
0,8
1,4
0,0
1,4
0,9
0,9
1,3
18-24 jaar
2,3
1,2
3,3
4,5
2,1
8,2
2,7
0,8
1,0
1,1
0,9
0,0
0,4
1,1
1,0
1,6
25-44 jaar
1,7
0,7
1,3
3,7
1,2
4,4
3,0
0,7
0,8
0,9
3,0
1,5
1,0
0,8
0,6
1,0
45-64 jaar
1,1
0,4
0,6
1,6
0,6
1,8
0,9
0,6
0,5
0,8
2,1
1,4
0,5
0,6
0,4
0,6
65 e.o.
0,2
0,2
0,0
0,4
0,4
1,4
0,0
0,0
0,1
0,0
0,0
0,0
0,0
0,1
0,1
0,1
geen uitkering (% verdacht)
3,6
2,9
5,6
6,5
3,8
6,5
6,8
4,7
1,8
1,7
4,2
1,6
1,4
1,4
1,2
2,2
Uitkering (% verdacht)
7,9
3,4
6,3
11,8
7,2
7,2
6,2
1,8
3,4
4,1
2,4
2,4
0,0
5,3
4,9
5,8
niet werkzoekend (% verdacht)
3,8
2,9
5,9
7,0
3,9
6,3
6,8
4,4
1,9
1,6
3,9
1,4
1,4
1,5
1,3
2,3
Werkzoekend (% verdacht)
6,4
3,3
5,1
9,9
5,5
8,2
6,0
2,0
3,0
3,1
10,1
3,8
1,3
3,9
3,3
4,5
autochtoon
totaal
1e generatie
2e generatie
Mannen
Vrouwen
Uitkeringsafhankelijk(15-64)
Werkzoekend (15-64)
Bron: HKS, bewerking Risbo
106
Bijlagen
Tabel b5.2: Verdachten (12-23 jaar) in procenten van de betreffende deelpopulatie 2005-2013 en uitgesplitst in 2013 Somalië 9,0
Irak 9,2
overig niet westers 4,9
Polen 1,8
Bulgarije 0,0
Roemenië 1,6
ov. EU-AM 1,5
overig westers 4,1
autochtoon 3,5
totaal 5,5
7,8
6,1
7,9
4,6
5,3
3,4
2,0
4,9
4,0
3,7
5,8
12,6
11,8
7,5
5,0
3,7
3,1
2,1
3,1
4,3
4,2
6,4
7,6
8,2
9,2
4,0
1,5
2,1
1,5
4,5
4,4
3,9
6,1
6,7
8,6
7,3
6,1
3,3
3,2
3,0
1,1
4,1
3,6
3,0
4,9
10,6
7,7
10,5
7,3
8,0
4,0
3,4
2,0
2,7
4,3
3,8
3,0
5,4
10,1
9,5
7,1
9,4
6,9
9,0
3,6
3,3
2,1
1,5
3,7
3,1
2,8
4,8
9,5
8,4
6,8
8,0
7,5
5,9
4,0
3,2
3,1
1,3
1,5
2,9
2,5
4,5
9,9
9,3
6,3
8,5
7,3
5,8
3,2
2,7
3,4
0,6
2,2
2,4
2,3
4,3
2005
Suriname 7,1
Turkije 5,0
Marokko 10,4
Antillen 12,0
Kaapverdië 7,5
2006
7,9
5,6
11,3
11,2
7,9
2007
8,7
6,0
11,6
11,8
9,0
2008
8,5
5,9
11,8
12,0
8,8
2009
6,5
5,3
9,8
9,8
2010
7,1
5,9
10,8
2011
6,4
5,0
2012
5,9
5,1
2013
5,4
4,3
Bron: HKS, bewerking Risbo
107
Dominicaanse Republiek 9,7
Bijlagen
Tabel b5.2 (vervolg): Verdachten (12-23 jaar) in procenten van de betreffende deelpopulatie 2005-2013 en uitgesplitst in 2013 Suriname 9329
Turkije 10551
Marokko 9077
Antillen 5507
Kaapverdië 2961
Dominicaanse Republiek 426
Somalië 370
Irak 381
overig niet westers 7596
Polen 728
Bulgarije 525
Roemenië 164
ov. EU-AM 418
overig westers 7258
autochtoon 37168
totaal 92459
Verdachten, 12 t/m 23 jr (N)
501
449
902
510
188
36
27
22
245
20
18
1
9
177
845
3.950
Verdachten, 12 t/m 23 jr (%)
5,4
4,3
9,9
9,3
6,3
8,5
7,3
5,8
3,2
2,7
3,4
0,6
2,2
2,4
2,3
4,3
1e generatie
4,7
3,3
12,2
10,1
7,3
7,6
6,5
6,4
2,6
2,4
3,6
0,7
1,4
2,2
5,1
2e generatie
5,5
4,3
9,7
8,3
6,2
8,9
8,5
4,4
3,6
4,2
0,0
0,0
6,7
2,6
5,8
Mannen
8,9
7,3
17,2
14,8
10,9
11,1
11,2
9,8
5,4
4,6
5,4
1,3
4,1
3,8
3,5
7,0
Vrouwen
1,8
1,1
2,7
4,1
1,7
5,9
2,4
0,6
1,2
1,2
1,2
0,0
0,5
1,0
1,0
1,5
12-15 jaar
3,1
2,9
6,3
7,4
3,4
4,3
3,8
4,5
2,6
2,8
2,6
0,0
2,1
1,8
1,4
3,0
16-23 jaar
6,3
4,9
12,1
9,9
7,5
10,5
9,2
6,1
3,5
2,7
3,7
0,7
2,2
2,6
2,5
4,8
Bevolking, 12 tm 23 jr (N)
geen verzuim 1 keer of meer verzuimd
geen nieuw vsv nieuw vsv
niet werkzoekend werkzoekend
geen uitkering uitkering
2,8
2,4
6,4
6,7
3,0
2,0
4,6
1,7
2,3
1,9
1,6
4,5
1,7
1,7
1,4
2,7
11,2
12,3
19,9
17,0
11,6
15,2
18,8
22,2
12,5
7,8
4,3
0,0
6,7
10,6
11,8
13,6
5,0
4,2
9,6
8,6
6,1
7,5
7,6
5,6
3,3
2,7
3,3
0,8
2,4
2,5
2,2
4,1
12,8
9,4
24,8
24,1
14,1
25,0
6,7
25,0
8,6
5,3
7,7
0,0
0,0
13,8
9,6
13,9
5,2
4,1
9,8
9,0
6,0
7,6
7,4
5,3
3,2
2,4
3,5
0,6
2,2
2,4
2,2
4,1
11,3
9,8
13,7
14,8
17,0
26,3
6,7
15,0
5,7
11,5
0,0
0,0
0,0
7,6
8,3
10,4
5,2
4,2
9,7
8,9
5,9
8,8
7,7
5,8
3,1
2,8
3,4
0,6
2,2
2,4
2,2
4,1
11,5
9,3
18,5
22,0
23,5
3,6
4,3
6,3
11,3
0,0
0,0
0,0
0,0
4,8
10,1
13,0
Bron: HKS, bewerking Risbo
108
Bijlagen
Tabel b5.3: Percentage van bevolking van 12 jaar en ouder dat in de periode 2009-2013 minimaal een keer in aanraking is gekomen met de politie op verdenking van een delict en per 1 januari 2013 in Rotterdam woont Suriname Bevolking, 12 jr eo (N)
Turkije
Marokko
Antillen
Kaapverdië
Dominicaanse Republiek
Somalië
overig niet westers
Irak
Polen
Bulgarije
Roemenië
ov. EU-AM
overig westers
autochtoon
totaal
46.494
40.029
30.867
18.654
13.550
1.743
1.486
1.665
34.754
5.117
2.141
861
2.455
52.222
281.541
533.579
6.157
4.197
4.732
3.868
1.677
326
213
218
2.704
294
207
49
114
2.894
13.330
40.980
% verdachten
13,2
10,5
15,3
20,7
12,4
18,7
14,3
13,1
7,8
5,7
9,7
5,7
4,6
5,5
4,7
7,7
1e generatie
11,3
7,6
10,8
21,2
8,8
18,7
14,0
13,4
7,4
5,6
9,7
5,9
4,3
5,0
9,5
2e generatie
16,6
14,5
22,1
19,1
18,8
18,9
17,3
9,1
8,9
7,8
7,1
2,9
6,8
6,2
13,6
Mannen
21,6
17,6
24,4
30,4
20,4
32,8
22,1
17,8
12,2
9,1
13,8
8,1
7,2
8,6
7,4
12,1
Vrouwen
6,0
3,2
6,0
11,9
5,1
11,1
5,5
5,9
3,5
2,8
5,6
4,2
2,6
2,6
2,1
3,4
Verdachten, 12 jr eo (N)
12-17 jaar
9,1
8,9
15,3
16,2
9,4
11,3
10,8
9,6
7,4
7,3
5,2
11,5
5,2
6,4
4,7
8,3
18-24 jaar
20,9
17,4
29,9
25,8
23,4
27,3
18,5
24,2
10,7
6,3
6,9
1,7
4,4
8,9
10,2
14,7
25-44 jaar
16,2
11,7
16,0
23,8
15,3
23,5
15,1
13,7
8,2
5,6
11,2
7,0
5,0
6,7
6,5
9,8
45-64 jaar
10,2
6,7
6,5
15,3
7,9
10,4
12,3
7,0
6,1
5,9
10,5
6,5
4,3
4,5
4,3
5,7
2,7
1,2
1,8
4,0
2,7
6,6
4,3
1,3
1,6
1,6
4,3
0,0
2,0
1,7
1,2
1,4
65 e.o. 1e generatie 12-17 jaar
10,4
7,8
18,8
18,6
8,6
15,0
6,3
14,0
8,3
6,1
5,1
15,0
4,2
7,4
11,2
18-24 jaar
18,0
11,7
28,5
25,7
15,5
24,6
16,3
24,6
8,6
5,0
6,8
1,3
3,6
7,2
13,8
25-44 jaar
15,1
9,5
13,7
25,4
12,2
24,1
15,2
13,8
8,5
5,6
11,3
7,3
4,5
6,2
11,6
2e generatie 12-17 jaar
9,0
8,9
15,0
14,8
9,5
10,3
13,1
7,6
7,2
11,1
6,7
0,0
7,5
6,0
10,2
18-24 jaar
21,5
18,1
30,1
26,0
25,0
29,8
32,3
18,2
12,9
13,7
11,1
4,8
17,4
10,8
20,6
25-44 jaar
17,5
15,5
21,6
16,3
19,1
0,0
0,0
0,0
7,1
6,5
6,3
3,1
12,4
7,4
13,9
12-17 jaar
14,2
14,5
24,9
24,0
14,8
14,6
17,1
18,1
11,2
12,3
7,9
16,7
9,4
9,3
6,6
12,8
18-24 jaar
32,5
29,0
49,7
37,8
35,7
38,7
28,5
34,1
16,8
10,8
11,7
2,5
8,1
13,5
15,4
22,9
25-44 jaar
26,4
20,1
26,5
33,7
26,5
36,4
22,6
18,2
13,2
8,8
15,8
9,8
6,9
10,2
9,6
15,0
45-64 jaar
16,8
11,0
9,7
24,2
13,6
29,0
20,8
7,9
9,3
8,7
14,1
9,4
7,0
7,2
6,5
8,7
5,2
1,7
2,6
6,9
4,1
25,0
5,3
2,4
2,9
2,7
0,0
0,0
5,4
2,9
2,2
2,5
12-17 jaar
3,8
2,8
5,3
8,3
4,3
8,2
2,5
0,0
3,5
1,6
1,4
0,0
1,4
3,0
2,7
3,6
18-24 jaar
9,8
5,5
11,1
15,2
10,0
16,3
7,3
10,9
5,2
2,9
2,2
1,0
1,3
4,3
4,9
6,7
25-44 jaar
7,4
3,4
6,2
14,7
6,2
14,3
6,6
5,8
3,4
2,7
7,0
5,5
3,6
3,4
3,0
4,5
45-64 jaar
4,9
2,0
2,6
7,2
3,0
7,1
2,7
5,7
2,9
3,8
7,0
4,3
1,6
2,0
2,0
2,6
65 e.o.
1,0
0,6
0,3
2,1
1,1
5,6
3,7
0,0
0,1
1,1
6,7
0,0
0,0
0,7
0,4
0,5
Mannen
65 e.o. Vrouwen
Bron: HKS, bewerking Risbo
109
Bijlagen
Tabel b5.4: Indeling delicten gewelddadige seksuele delicten
Verkrachting (SR242) Aanranding (SR246)
overige seksuele delicten
Schennis eerbaarheid (SR239) Overige seksuele misdrijven (SR243-245, SR247-249)
gewelddadige delicten overig
Bedreiging (SR285) Moord en doodslag (poging) (SR287-SR292) Moord en doodslag (voltooid) (SR287-SR292) Mishandeling (SR300-SR306)
vermogensdelicten met geweld
Diefstal met geweld (SR312) Afpersing (SR317)
vermogensdelicten overig
Muntmisdrijven (SR208-SR211, SR213-SR214) Overige valsheid (SR216-SR232, SR234) Eenvoudige diefstal (SR310) Diefstal verbreking (SR311.) Overige gekwalificeerde diefstal (ov. SR311.) Verduistering (SR321-SR323) Bedrog (SR326-SR337, SR339) Heling (SR416, SR417)
vernieling en openbare orde
Tegen openbare orde (SR131-SR136, SR138-SR151A) Gemeengevaarlijke. misdrijven (SR157, SR158) Tegen openbaar gezag (SR177-SR206) Overige vernieling (SR350-SR354)
verkeer misdrijven
rijden onder invloed (WVW26,WV8) Verlaten plaats ongeval (WVW30, WV7) Rijden na ontzegging (WVW32, WV9) Weigeren bloedproef (WV163, WVW) Dood/letsel door schuld (WVW36, WV6, WV175) Joyriding (WVW37, WV176.2, WV11) Overig misdrijven WVW
Drugsdelicten
Middelenlijst I (harddrugs) Middelenlijst II (softdrugs) Overige opiumwet
overige delicten
Overige misdrijven SR Wet Wapens & munitie Misdrijven andere wetten
110
Bijlagen
Tabel b5.5: Kerncijfers aard criminaliteit, percentage verdachte naar type misdrijf en naar afkomst (12-23 jaar), 2013 Suriname Populatie
Turkije
Marokko
Antillen
Kaapverdië
Dominicaanse Republiek
Somalië
overig niet westers
Irak
Polen
Bulgarije
ov. EU-AM
Roemenië
overig westers
autochtoon
totaal
9.329
10.551
9.077
5.507
2.961
426
370
381
7.596
728
525
164
418
7.258
37.168
92.459
verdachten
501
449
902
510
188
36
27
22
245
20
18
1
9
177
845
3.950
Misdrijven/delicten
809
705
1.652
835
296
70
68
36
382
24
22
2
15
266
1.266
6.448
Misdrijven per verdachte
1,6
1,6
1,8
1,6
1,6
1,9
2,5
1,6
1,6
1,2
1,2
2,0
1,7
1,5
1,5
1,6
Geweld
1,9
1,4
2,7
2,8
2,0
2,3
4,6
1,8
1,2
0,7
0,8
0,0
0,2
0,7
0,6
1,3
Vermogen
2,2
1,5
5,0
4,8
2,8
4,5
4,3
2,1
1,3
1,4
1,7
0,6
1,2
1,0
0,7
1,8
Openbare orde
1,0
0,6
2,2
1,6
1,4
1,4
1,6
1,6
0,6
0,5
0,0
0,0
0,5
0,4
0,6
0,9
Verkeer
0,8
0,7
1,1
0,7
1,0
0,7
0,3
0,5
0,4
0,3
0,6
0,0
0,2
0,4
0,4
0,6
Drugs
0,2
0,3
1,3
0,7
0,3
1,2
1,1
1,0
0,3
0,0
0,2
0,0
0,0
0,1
0,1
0,3
Overig
0,6
0,5
1,1
1,2
0,6
1,2
1,1
1,0
0,2
0,3
0,2
0,0
0,7
0,3
0,3
0,5
Bron: HKS, bewerking Risbo Tabel b5.6: Kerncijfers aard criminaliteit, percentage verdachte naar type misdrijf en naar afkomst (12 jaar en ouder), 2013* Suriname Populatie
Turkije
Marokko
Antillen
Kaapverdië
Dominicaanse Republiek
Somalië
overig niet westers
Irak
Polen
Bulgarije
Roemenië
ov. EU-AM
overig westers
autochtoon
totaal
46.494
40.029
30.867
18.654
13.550
1.743
1.486
1.665
34.754
5.117
2.141
861
2.455
52.222
281.541
533.579
verdachten
1.754
1.101
1.663
1.322
495
111
91
59
696
90
87
13
33
774
3.115
11.404
Misdrijven/delicten
2.751
1.630
2.884
2.126
742
189
199
85
1.012
107
116
18
45
1.130
4.476
17.510
Misdrijven per verdachte
1,6
1,5
1,7
1,6
1,5
1,7
2,2
1,4
1,5
1,2
1,3
1,4
1,4
1,5
1,4
1,5
Geweld
1,2
0,8
1,6
2,2
1,1
2,0
2,7
0,8
0,7
0,3
0,4
0,2
0,2
0,4
0,3
0,6
Vermogen
1,2
0,7
2,2
3,1
1,2
2,0
2,5
1,4
0,6
0,6
2,2
1,0
0,4
0,5
0,3
0,7
Openbare orde
0,5
0,3
0,9
0,9
0,5
0,9
1,3
0,8
0,3
0,2
0,3
0,1
0,2
0,2
0,2
0,3
Verkeer
0,9
0,7
0,8
1,0
1,1
1,0
0,3
0,6
0,4
0,6
0,7
0,1
0,3
0,4
0,3
0,5
Drugs
0,4
0,3
0,9
0,9
0,2
1,1
1,4
0,4
0,2
0,1
0,6
0,0
0,2
0,1
0,1
0,2
Overig
0,4
0,4
0,7
0,9
0,3
0,5
0,7
0,5
0,2
0,2
0,3
0,0
0,1
0,2
0,1
0,2
Bron: HKS, bewerking Risbo
111
Bijlagen
Tabel b5.7: Criminaliteit naar delicttype en afkomst 2013 (voor verdachten van 12 jaar en ouder) Suriname
verdachten Misdrijven/delicten Misdrijven per verdachte
Turkije
Marokko
Antillen
Kaapverdië
Dominicaanse Republiek
Somalië
overig niet westers
Irak
Polen
Bulgarije
ov. EU-AM
Roemenië
overig westers
autochtoon
totaal
1.754 2.751 1,6
1.101 1.630 1,5
1.663 2.884 1,7
1.322 2.126 1,6
495 742 1,5
111 189 1,7
91 199 2,2
59 85 1,4
696 1.012 1,5
90 107 1,2
87 116 1,3
13 18 1,4
33 45 1,4
774 1.130 1,5
3.115 4.476 1,4
11.404 17.510 1,5
0,9 22,4 3,5
0,7 20,6 5,0
0,5 17,4 4,5
0,6 18,1 6,1
1,8 19,9 3,6
1,1 24,9 2,6
0,0 20,6 7,0
2,4 16,5 2,4
0,8 21,3 6,8
0,0 15,0 1,9
0,9 6,9 0,0
0,0 11,1 0,0
0,0 8,9 4,4
0,4 20,4 2,7
0,4 20,5 1,8
0,6 19,9 3,8
29,5
25,4
35,8
38,1
26,4
26,5
32,2
30,6
27,4
29,9
48,3
77,8
42,2
29,0
30,0
31,3
9,2 0,4 19,8 6,7 7,6
8,4 0,6 20,8 8,3 10,4
11,7 0,4 10,4 11,4 8,0
8,7 0,6 10,9 8,8 8,2
12,4 0,5 23,2 5,1 7,0
13,2 1,1 12,7 11,1 6,9
14,6 1,0 2,5 14,6 7,5
15,3 1,2 11,8 7,1 12,9
11,1 0,3 17,1 7,8 7,4
9,3 0,0 32,7 2,8 8,4
9,5 0,0 14,7 12,1 7,8
5,6 0,0 5,6 0,0 0,0
11,1 0,0 17,8 8,9 6,7
10,4 0,4 20,2 8,5 8,1
13,0 1,0 19,7 6,0 7,6
10,9 0,6 16,9 7,9 8,0
Geweld gewelddadige seksuele misdrijven geweld tegen personen vermogen met geweld Vermogen vermogen zonder geweld Openbare orde vernieling openbare orde en gezag overige seksuele misdrijven Verkeer Drugs Overig Bron: HKS, bewerking Risbo
Tabel b5.8: Kerncijfers vervolgde jongeren (12 t/m 22 jaar) naar afkomst) Suriname
Turkije
Marokko
Antillen
Kaapverdië
Dominicaanse Republiek
Somalië
Irak
overig niet westers
Polen
Bulgarije
Roemenië
ov. EU-AM
overig westers
autochtoon
totaal
Bevolking, 12-22 jaar
8.389
9.600
8.410
4.884
2.687
384
346
334
6.650
583
441
131
338
6.271
32.637
82.085
vervolgden 12-22 jaar
219
187
373
201
68
17
12
5
118
11
4
1
5
72
332
1.625
% vervolgden 2013
2,6
1,9
4,4
4,1
2,5
4,4
3,5
1,5
1,8
1,9
0,9
0,8
1,5
1,1
1,0
2,0
1e generatie
2,1
1,8
5,5
4,4
2,0
3,4
2,0
2,3
1,7
2,0
1,0
0,9
1,1
1,0
2,4
2e generatie
2,7
2,0
4,3
3,8
2,6
4,9
5,3
0,0
1,8
1,6
0,0
0,0
3,6
1,2
2,7
Mannen
4,3
3,1
7,6
6,5
4,3
4,3
4,7
2,6
2,9
3,7
1,3
1,5
2,5
1,6
1,4
3,1
Vrouwen
0,9
0,7
1,3
2,0
0,8
4,5
1,9
0,0
0,7
0,3
0,5
0,0
0,6
0,7
0,6
0,8
12-17 jaar
2,4
2,1
4,0
4,5
2,8
4,3
3,8
0,7
2,2
3,4
1,7
3,8
3,0
1,5
1,2
2,2
18-22 jaar
2,8
1,8
5,0
3,8
2,3
4,5
3,1
2,0
1,4
0,6
0,4
0,0
0,5
0,9
0,9
1,8
Bron: OM, bewerking Risbo voorlopige cijfers
112
Begrippenlijst
Autochtoon Persoon van wie de beide ouders in Nederland zijn geboren.
Allochtoon Een allochtoon is daarbij gedefinieerd als een persoon van wie tenminste één van de ouders in het buitenland geboren is.
Overig westers In de tabellen en grafieken wordt de groep ‘overig westers’ onderscheiden. Hiermee wordt verwezen naar personen van wie tenminste één van de ouders geboren is in één van de landen in Europa (exclusief Turkije en de MOE-landen), Noord-Amerika, Oceanië, Indonesië of Japan.
Overig niet-westers In de tabellen en grafieken wordt de groep ‘overig niet-westers’ onderscheiden. Tot deze categorie worden personen gerekend van wie tenminste één ouder is geboren in een land in Azië (m.u.v. Japan en Indonesië), Afrika of Latijns Amerika. De apart onderscheiden groepen; Rotterdammers van Antilliaanse, Surinaamse, Turkse, Marokkaanse, Kaapverdiaanse, Dominicaanse en Somalische afkomst behoren niet tot de categorie ‘overige niet-westerse allochtonen’. Gegevens over deze zeven grote niet westerse allochtone groepen in Rotterdam worden namelijk al apart gepresenteerd in deze rapportage.
113
Begrippenlijst
Eerste generatie allochtoon Allochtonen die in het buitenland zijn geboren, worden gerekend tot de eerste generatie.
Tweede generatie allochtoon Allochtonen die in Nederland zijn geboren, worden gerekend tot de tweede generatie.
Misdrijf Strafbaar feit van de zware soort, als zodanig aangeduid in de strafwetten. Indeling van strafbare feiten is van belang bij het procesrecht (absolute competentie en rechtsmiddelen) en de strafbaarstelling. Berechting in eerste aanleg gebeurt in de meeste gevallen door de rechtbank.
Nieuwe voortijdig schoolverlaters (vsv-ers) Onder de nieuwe vsv-ers worden alle leerlingen van 12 t/m 22 jaar verstaan, die in een schooljaar zonder startkwalificatie (diploma van havo, vwo of mbo met minimaal niveau 2) het onderwijs verlaten.
Absoluut schoolverzuim Als een leerplichtige leerling langer dan vier weken niet is ingeschreven op een school is er sprake van absoluut verzuim
Relatief schoolverzuim Als een leerling incidenteel of geregeld ongeoorloofd afwezig is, is er sprake van relatief verzuim.
Voortijdig schoolverlaters Voortijdig schoolverlaters zijn hier gedefinieerd als leerlingen die het (bekostigd) onderwijs hebben verlaten zonder dat zij een startkwalificatie hebben behaald.
114