Rotterdamse Renaissance Gerard Marlet verschenen in: Building Business, januari 2003 In het voorjaar van 2001 maakte de Amerikaanse sociaal-geograaf Joel Kotkin een wandeling door Rotterdam. Hij schrok zich kapot. Rotterdam was smerig, onveilig en er hing een lamlendige sfeer. Kotkin waande zich in de New Yorkse getto’s uit de jaren zeventig. In de eerste maanden van 2002 schreef Rotterdam politieke geschiedenis met de plotselinge opkomst van Pim Fortuyn. De maatschappelijke onvrede in ons land die voor toekomstige geschiedschrijver exemplarisch zal zijn voor het jaar 2002, uitte zich het eerst en het hevigst in de havenstad. Rotterdammers waren volgens politiek analisten de vuiligheid en onveiligheid in hun stad zat. Tot zover de negatieve beeldvorming rond Rotterdam. Nu de feiten. Volgens het CBS lag het totaal aantal misdrijven per 1000 inwoners in Rotterdam in 2001 op 136. In Den Haag werden per 1000 inwoners 123 misdrijven geregistreerd, in Amsterdam 182 en in Utrecht 230. Wat betreft het aantal geweldsmisdrijven – de belangrijkste categorie als het gaat om het gevoel van veiligheid bij de burgers – neemt Rotterdam met 13 geweldplegingen per 1000 inwoners de tweede plaats in onder de vier grote steden. In Utrecht en Den Haag werden in 2001 11 geweldsmisdrijven per 1000 inwoners geregistreerd en in Amsterdam 17. Uit de politiemonitor blijkt dat Rotterdam van de G4 de meeste moorden, straatroven en diefstallen kende. Maar het aantal bedreigingen en overvallen ligt in Amsterdam weer hoger. Onderzoek in de VS van bijvoorbeeld Harvard-econoom Edward Gleaser toont aan dat misdaadcijfers hoger liggen naarmate steden groter zijn en meer mensen met een laag inkomen herbergen, geconcentreerd in enkele wijken (segregatie). Vergelijkbaar onderzoek voor Nederland door NYFER laat een zelfde beeld zien: verschillen in misdaadcijfers zijn voor een belangrijk deel te verklaren door de omvang van de stad, het aandeel lager opgeleiden, het gemiddelde inkomensniveau (zie figuur 1) en het percentage allochtonen onder de bevolking.
Figuur 1 Arme gemeenten zijn minder veilig 20
aantal geweldsmisdrijven per1000 inwoners
18 16 14 12 10 8 6 4 2 0 15
17
19
21
23
25
27
29
gemiddeld huishoudensinkomen (x ƒ 1000)
Rotterdam heeft in vergelijking met Amsterdam, Den Haag en Utrecht de armste en laagstgeschoolde bevolking. Het aandeel allochtonen onder de bevolking is ongeveer gelijk aan dat van Amsterdam, maar veel groter dan in Utrecht en Den Haag. Als de samenstelling van de bevolking in ogenschouw wordt genomen zijn de misdaadcijfers in Rotterdam dus niet alarmerend. Het is dan ook de vraag of de politieke reactie op de electorale aardverschuiving in maart wel de juiste is. Bewezen is dat meer blauw op straat het onveiligheidsprobleem niet structureel oplost. Bovendien kost veel geld. Dat geld kan dan niet meer aan andere zaken worden uitgegeven, zoals de economische structuurversterking van Rotterdam. Juist in die economie ligt de kiem van de Rotterdamse problemen. Rotterdam slaagt er maar moeizaam in de transitie te maken van havengerelateerde industriestad naar moderne dienstenstad. Bijna 10% van het aantal banen in Rotterdam zijn industriële banen. In Amsterdam is dat nog maar 6% en in Den Haag minder dan 4%. Het landelijke beeld laat al sinds de jaren zestig zien dat het belang van de industrie in de totale economie afneemt. Ondanks het feit dat Rotterdam een haven van wereldfaam heeft, ontkomt het niet aan die neergaande trend: ook in de havenstad neemt de industriële werkgelegenheid af. De groeisectoren van nu en naar verwachting ook van de toekomst zijn de zakelijke en financiële dienstverlening. In Rotterdam zijn die sectoren ondervertegenwoordigd: 25% van de werkgelegenheid, tegen respectievelijk 31 en 32% in Utrecht en Amsterdam. Niet verwonderlijk dat in Rotterdam meer mensen in de WW en de bijstand zitten dan in Amsterdam, Utrecht en Den Haag. Rotterdam voert de verkeerde lijstjes aan, zoals burgemeester Opstelten het treffend verwoorde. Die economische achterstandspositie uit zich in een laag gemiddeld inkomensniveau, wat zoals gezegd correleert met hogere misdaadcijfers (zie ook figuur 1). De vraag is wat er aan die economische situatie te doen is. Adviesbureaus produceren rapporten die steevast concluderen dat Rotterdam er goed aan zou doen meer ruimte te reserveren voor bedrijventerreinen en de bouw van moderne nieuwe kantoren op een goed bereikbare plek met openbaar vervoer en parkeervoorzieningen. Maar bedrijven laten zich niet altijd verleiden met mooie, gesubsidieerde en dus goedkope locaties. Veel belangrijker voor de werkgelegenheid en dus de economie is de aanwezigheid van een hoogopgeleide, creatieve bevolking.
Mensen gaan niet meer automatisch ‘om de fabriek wonen’, maar kiezen in toenemende mate een aantrekkelijke plek om te wonen, onafhankelijk van de werkplek. En in plaatsen waar veel mensen graag willen wonen, groeit vervolgens de werkgelegenheid: bedrijven ontstaan en zijn steeds meer genoodzaakt zich daar te vestigen waar een hoogopgeleid, creatief arbeidspotentieel voorhanden is. Verschillende empirische studies uit de VS tonen aan dat werken steeds meer wonen volgt in plaats van omgekeerd. Ook in Nederland kiezen jonge huishoudens vaak eerst een fijne plaats om te wonen, alvorens zich om de werkplek te bekommeren. Een koopkrachtige hoogopgeleide bevolking stimuleert de werkgelegenheid in de verzorgende sectoren. Daarvan profiteert de totale stedelijke economie en naar verwachting ook de lagere inkomens, omdat de werkgelegenheid voor lager opgeleiden in de horeca en detailhandel toeneemt. De beschikbaarheid van een hoogopgeleid arbeidspotentieel is tevens een belangrijke voorwaarde voor de groei en vestiging van bedrijven in de zakelijke dienstverlening, ict en high-tech. Glaeser toont aan dat zogenaamde consumer cities met een relatief hoog opgeleide bevolking inderdaad een hogere economische groei én meer bevolkingsgroei kennen dan steden met een lager opgeleide bevolking. Net als Gleaser ziet ook Kotkin steden met veel hoogopgeleide jonge tweeverdieners als dé succesvolle steden van de toekomst. Hij noemt die steden boutique cities. Daarnaast onderscheidt Kotkin nog een tweede categorie succesvolle steden: nerdistans. Dat zijn steden waar zogenaamde nerds zich vestigen in appartementen met veel moderne voorzieningen en waar ict- en hightech werkgelegenheid zich concentreert. Hier zijn het niet per se hoogopgeleiden, maar ict’ers en technici die de economie van een moderne stad aanjagen. Niet de samenstelling van de werkgelegenheid, maar de samenstelling van de bevolking lijkt dus (in toenemende mate) bepalend voor het succes van de stad. Als een hoogopgeleide bevolking het prettig vindt om in Rotterdam te wonen, komt vanzelf de bijbehorende werkgelegenheid in de groeisectoren op gang, wat weer een extra reden voor hoger opgeleiden is om zich in Rotterdam te vestigen, et cetera. Dat leidt tot de vraag welke factoren een stad een aantrekkelijke woonstad maken voor een hoger opgeleide, creatieve bevolking. Onderzoek van NYFER toont aan dat dat in Nederland met name een goede bereikbaarheid, een kwalitatieve woningvoorraad, een groot en divers cultureel aanbod en een mooie historische binnenstad zijn. Rotterdam heeft wat dat laatste betreft dus een onherstelbare achterstand op Amsterdam en Utrecht. Ook de kwaliteit van de woningvoorraad liet lange tijd te wensen over. De inspanningen waren met name in de jaren zeventig vooral gericht op sociale woningbouw, zodat in het centrum van de stad nauwelijks kwalitatieve woningen te vinden waren voor de jonge hoogopgeleide urban professionals. Misschien is dat een van de redenen dat de stad er lange tijd zo slecht in slaagde de afgestudeerden van de Erasmusuniversiteit blijvend aan zich te binden. De bestuurders van Rotterdam begrijpen dat de laatste jaren steeds beter. In de binnenstad en aan de Gouden Randen van Rotterdam langs de Maas verrijzen eindelijk complexen met luxere koopappartementen. Het percentage koopwoningen is in de stad dan ook van minder dan 10% in de jaren zeventig gestegen tot 18% in 1997 en nu zelfs al 28%. Het beleid in Rotterdam is wat dat betreft dus voortvarender dan dat in Amsterdam of Den Haag (zie figuur 2).
Figuur 2 Aandeel koopwoningen neemt in Rotterdam snel toe 50
Utrecht
45
40
Den Haag
Percentage koopwoningen
35
30
Rotterdam 25
20
Amsterdam
15
10
5
0 1996
1997
1998
1999
2000
2001
Het spreidingsbeleid lijkt ook succesvol. Anders dan in de andere grote steden neemt de concentratie van mensen met een uitkering in Rotterdam niet toe, zelfs af (zie figuur 3). Minder segregatie zal op den duur mogelijk leiden tot toenemende veiligheid in de stad. Tot slot slaagt de stad er de laatste jaren in zich te profileren met gedurfd cultuurbeleid en zorgt de opleving van Feyenoord op nationale schaal en in Europees verband mogelijk voor een positieve impuls. Figuur 3 Afnemende segregatie in Rotterdam 0.27
Utrecht 0.25
segregatie-index inactieven
Den Haag 0.23
0.21 Rotterdam 0.19 Amsterdam
0.17
0.15 1995
1997
1999
De meest recente cijfers laten zien dat de achterstand van Rotterdam op Amsterdam en Utrecht in ieder geval niet groter wordt. De prijsontwikkeling op de huizenmarkt wekt zelfs de indruk dat de relatieve populariteit van Rotterdam als woonstad toeneemt. Tot halverwege het jaar 2000 stegen de huizenprijzen in Amsterdam en Utrecht elk jaar fors meer dan in Rotterdam, een prima indicatie voor de voorkeuren van de woonconsument. Op het hoogtepunt kostte een gemiddeld huis in Amsterdam 2500 euro per vierkante meter en in Rotterdam 1500 euro. In de maanden na juni 2001 bleef dat verschil constant. Het laatste jaar vertonen de prijzen in Amsterdam echter een lichte daling, terwijl Rotterdam nog een stijging laat zien van 9%. Dat duidt erop dat de vraag naar woningen in Rotterdam aantrekt. Natuurlijk is er een negatieve verklaring te geven voor de eerste tekenen van een Rotterdamse opleving. Concurrerende steden vallen ongetwijfeld ten prooi gevallen aan de Wet van de remmende voorsprong. De hoge prijzen in Amsterdam en Utrecht en de wachtrijen op wegen, voor de theaters, de kinderopvang en de school zorgt ervoor dat mensen naar een alternatieve woonlocatie gaan kijken. Maar het is ook goed denkbaar dat een ander deel van de verklaring ligt in het slagvaardige woningbouw - en cultuurbeleid dat de gemeente Rotterdam de laatste jaren tentoonspreidde. Als de voortekenen niet bedriegen en Rotterdam werkelijk aan de vooravond van een Renaissance staat moet dat uiteindelijk ook zijn weerslag krijgen op de sociale omstandigheden en dus de veiligheid. Het is voor onze havenstad alleen wel te hopen dat de roep om meer blauw op straat het succesvolle Rotterdamse woningbouw- en cultuurbeleid niet gaat overstemmen.